Kamerstuk 28140-109

Verslag van een algemeen overleg

Evaluatie orgaandonatie

Gepubliceerd: 7 april 2020
Indiener(s): Helma Lodders (VVD)
Onderwerpen: ziekten en behandelingen zorg en gezondheid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-28140-109.html
ID: 28140-109

Nr. 109 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 7 april 2020

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft op 5 februari 2020 overleg gevoerd met de heer Bruins, Minister voor Medische Zorg en Sport, over:

  • de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 17 december 2018 inzake advies Gezondheidsraad over vaststellen van de dood bij orgaandonatie na euthanasie (Kamerstuk 28 140, nr. 106);

  • de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 21 december 2018 inzake nieuwe versie Communicatieplan nieuwe Donorwet (Kamerstuk 33 506, nr. 33);

  • de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 21 december 2018 inzake kosten en stand van zaken bouw Donorregister (Kamerstuk 33 506, nr. 34);

  • de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 26 april 2019 inzake reactie op verzoek commissie inzake inhoudelijke reactie op campagne Orgaandonatie (Kamerstuk 33 506, nr. 35);

  • de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 26 april 2019 inzake voortgangsverslag implementatie nieuwe Donorwet (herdruk) (Kamerstuk 33 506, nr. 36);

  • de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 27 juni 2019 inzake huis-aan-huisverspreiding van de brochure over het nieuwe Donorregister (Kamerstuk 33 506, nr. 37);

  • de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 7 oktober 2019 inzake richtlijn Orgaandonatie na Euthanasie (Kamerstuk 28 140, nr. 107);

  • de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 17 oktober 2019 inzake reactie op verzoek commissie om een stand van zakenbrief over de voortgang bij de brieven die in het algemeen overleg Orgaandonatie geagendeerd staan (Kamerstuk 33 506, nr. 38);

  • de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 26 november 2019 inzake kwaliteitsstandaard postmortale donatiezorg (Kamerstuk 33 506, nr. 39).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de commissie, Lodders

De griffier van de commissie, Post

Voorzitter: Lodders

Griffier: Krijger

Aanwezig zijn vijf leden der Kamer, te weten: Van den Berg, Pia Dijkstra, Jansen, Lodders en Tellegen,

en de heer Bruins, Minister voor Medische Zorg en Sport.

Aanvang 14.01 uur.

De voorzitter:

Hartelijk welkom bij de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Een hartelijk welkom aan de Minister voor Medische Zorg en Sport. Een hartelijk welkom aan de Kamerleden. Een hartelijk welkom aan de ondersteuning van de Minister. Een hartelijk welkom aan de mensen op de publieke tribune en de mensen die dit debat op een andere manier volgen.

Wij gaan het vanmiddag hebben over orgaandonatie. Mevrouw Van den Berg heeft aangegeven dat zij maar een uur aanwezig kan zijn vanwege andere verplichtingen in dit huis. Tot zover de huishoudelijke mededelingen. Ik stel voor om te beginnen en ik geef als eerste het woord aan mevrouw Tellegen, die spreekt namens de fractie van de VVD. We hebben met elkaar afgesproken om vier minuten spreektijd te hanteren. Het woord is aan mevrouw Tellegen.

Mevrouw Tellegen (VVD):

Dank, voorzitter. Het is goed dat we vandaag weer spreken over orgaandonatie. Als het aan de VVD ligt, doen we dat vaker. Het onderwerp is er belangrijk genoeg voor, want volgens de laatste cijfers van de Nederlandse Transplantatie Stichting staan er maar liefst 1.271 mensen op de wachtlijst. 1.271 mensen wachten op een orgaan. Iedereen zal het hier met mij eens zijn: dat zijn er 1.271 te veel. Het doel is en blijft dan ook het inkorten van de wachtlijst: zorgen dat deze mensen een hart, een long, een nier krijgen. De vraag is welke maatregelen we het beste kunnen nemen om dat doel te verwezenlijken.

De nieuwe donorwet, die op 1 juli dit jaar in werking treedt, heeft dit precies voor ogen: meer orgaandonoren. Of dat daadwerkelijk het effect van deze wet zal zijn, moeten we afwachten. Ik constateer op dit moment één ding: ruim de helft van de Nederlanders heeft nog steeds geen keuze gemaakt. Meer dan de helft, dat zijn meer dan 7,5 miljoen mensen die, als ze binnen nu en vijf maanden geen actieve keuze maken, met een «geen bezwaar» als donor door de overheid zullen worden geregistreerd. De VVD vindt dat aantal schrikbarend groot. Waarom? Omdat het hier gaat om zelfbeschikking, om iemands eigen organen. Daar ga je alleen zelf over, niet de overheid.

De VVD was geen voorstander van de wet – ook dat is geen geheim – maar nu de wet er is, vindt mijn partij dat de overheid er alles aan moet doen om mensen ook daadwerkelijk te laten kiezen. Ik wil dus vandaag van de Minister horen hoe hij deze 7,5 miljoen mensen in de komende vijf maanden alsnog gaat bereiken. Welke eindsprint gaat dit kabinet inzetten om ervoor te zorgen dat zo min mogelijk mensen door de overheid als donor worden geregistreerd?

Gelukkig zijn er nu ook al een heleboel mensen die wel hebben geregistreerd, en velen van hen met een «ja». Maar uit cijfers van de NTS blijkt nu dat de nabestaanden bij maar liefst 19% alsnog niet instemmen met de donorwens van hun dierbare. Hier gaan vele organen verloren. De NTS noemt dit percentage verontrustend. Dat vind ik wel wat mild uitgedrukt, allereerst omdat mijn partij vindt dat iedere donorwens door de nabestaanden zou moeten worden gerespecteerd. Dat die wens nu in een op de vijf gevallen sneuvelt, is frustrerend. Maar tegelijkertijd zit er een verklaring achter die 19%. Mensen stemmen niet zomaar niet in. Mijn inbox is de afgelopen dagen volgelopen met hele aangrijpende verhalen van nabestaanden die mij hebben verteld hoe zij in het ziekenhuis werden geconfronteerd met de procedure rondom orgaandonatie en wat dit concreet voor hen bleek te betekenen. Wat veel nabestaanden aan mij hebben beschreven, is de worsteling die zij voelden als het ging om een dierbare die weliswaar volgens het protocol hersendood was, maar van wie het hart nog klopte. Ik begrijp dat. En hoezeer ik als liberaal ook vind dat een donorwens in principe gerespecteerd zou moeten worden, begrijp ik deze verhalen. Wat gaan we hier nu aan doen, vraag ik de Minister. Hoe zorgen we ervoor dat a, een orgaandonor zijn wens met zijn nabestaanden of zijn dierbaren bespreekt, en b, dat nabestaanden veel beter weten wat hen bij een orgaandonatieprocedure te wachten staat?

Voorzitter. De VVD wil de maatregelen stimuleren die echt effect hebben. Ik wil de Minister dan ook danken voor zijn bereidheid om op verzoek van de VVD de huis-aan-huisnierteams in het hele land te gaan laten werken. Hoe staat het hiermee? En wanneer wordt de Kamer geïnformeerd?

Een ander bewezen effectief traject, maar tegelijkertijd ook een heel complex traject, is het traject van orgaandonatie na euthanasie. Ik maak mij er al tijden hard voor dat we hier veel meer werk van moeten maken. Er ligt nu een richtlijn die orgaandonatie na euthanasie mogelijk maakt, maar dat is papier. De praktijk blijkt weerbarstiger. De VVD wil dat de Minister veel meer werk gaat maken van deze mogelijkheid, door heel concreet twee zaken te doen. Een. Ga de betreffende patiëntenverenigingen, zoals die van ALS, proactief informeren over deze mogelijkheid. Maak een folder. Zorg dat mensen weten dat dit een mogelijkheid is. Twee. Ga in gesprek met de ziekenhuizen, de universitair medische centra, over de praktische problemen die zij verwachten, zien of ervaren. Ook hier missen we kansen, en dat kunnen we ons, met ruim 1.200 mensen op de wachtlijst, niet permitteren.

Dank u wel.

De voorzitter:

Hartelijk dank. Dan geef ik nu graag het woord aan de heer Jansen. Hij spreekt namens de fractie van de PVV. Gaat uw gang.

De heer Jansen (PVV):

Dank u wel, voorzitter. De PVV-fractie maakte zich ernstig zorgen over de publiekscampagne en de communicatie over de nieuwe donorwet omdat het gevolg van niet kiezen onvoldoende duidelijk werd gemaakt, totdat wij een Haagse tram zagen voorbijkomen met de slogan: niets invullen is orgaandonor worden? De slogan is goed, maar waarom staat dat vraagteken aan het einde? Dat had natuurlijk een uitroepteken moeten zijn. Het was en is immers bedoeld als waarschuwing en niet als vraag. Wij blijven ons dus zorgen maken. Indien de slogan nog gebruikt wordt, maak dan van het vraagteken een uitroepteken, zou ik de Minister willen meegeven.

Voorts was het noodzakelijk om de folder over de nieuwe donorwet opnieuw huis-aan-huis te verspreiden wegens onvoldoende dekking. Er was ook onvoldoende inzicht in de opvattingen van bepaalde doelgroepen, waardoor ik mij afvraag of die wel allemaal voldoende bereikt worden. Het is overigens opmerkelijk dat bepaalde etnische groepen massaal nee zeggen tegen orgaandonatie.

Intussen komt de datum van 1 juli snel dichterbij. Loopt het allemaal wel op schema? Graag een reactie. De PVV vindt de datum van 1 juli op z'n zachtst gezegd ongelukkig gekozen. Het is precies wanneer de vakantieperiode aanbreekt. Dat is niet echt de tijd om na te denken over je overlijden. Het is ook niet de tijd om een cruciale boodschap per post te laten bezorgen, omdat die bij terugkomst van de vakantie makkelijk ondersneeuwt of zoekraakt. De boodschap wordt weliswaar nog twee keer herhaald, maar toch lijkt dit een vreemd gekozen moment. Ook de periode tussen 1 juli en 1 oktober vinden wij krap. Waarom niet 1 januari 2021? Er staan nog steeds miljoenen mensen niet geregistreerd.

Daarnaast stoort het de PVV-fractie dat nog steeds gecommuniceerd wordt dat je organen ná je overlijden naar een andere patiënt kunnen gaan. Het is niet na je overlijden; integendeel. Je overlijdt namelijk door de donatie. De organen worden uit je lichaam gehaald, terwijl je hart nog klopt. Kortom, er blijven zorgen bestaan bij de PVV-fractie over de invoering van deze donorwet.

De voorzitter:

Voor u verdergaat, is er een vraag van mevrouw Pia Dijkstra.

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):

Ik zou graag aan de PVV willen vragen of ze zich verdiept hebben in de vraag wat het begrip «hersendood» is en in wat het Hersendoodprotocol inhoudt.

De heer Jansen (PVV):

Daar hebben we ons in verdiept.

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):

Dan vraag ik u hoe het mogelijk is dat u zegt: je overlijdt door de orgaandonatie. Tegen dit beeld wil ik mij met zó veel klem verzetten! Ik denk dat de Minister daar straks ook nog wel op zal ingaan, maar iedereen die op de hoogte is van het Hersendoodprotocol weet dat iemand is overleden als hij of zij hersendood is, hoewel de machines zo iemand in leven lijken te houden. Maar door dit soort beelden nemen die nee-registraties zo toe. Ik zou de heer Jansen willen vragen om dat te voorkomen, omdat het gewoon niet klopt.

De heer Jansen (PVV):

Dat is de mening van D66. Wij hebben een andere mening: zolang het hart klopt, zijn mensen nog in leven.

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):

Ik kan dit niet voorbij laten gaan. Dit is niet een mening van D66; dit is een wetenschappelijk feit. Ik weet dat de PVV niet veel gevoel heeft voor wetenschappelijke feiten, maar ik zou toch in dit geval wel heel erg willen benadrukken dat u hier onzin spreekt.

De voorzitter:

Ik stel voor dat de heer Jansen zijn betoog vervolgt.

De heer Jansen (PVV):

Ik zal doorgaan met mijn betoog, gebaseerd op wetenschappelijke feiten.

De nieuwste cijfers over orgaantransplantatie tonen bovendien aan dat vorig jaar minder mensen hun organen hebben gedoneerd. Is al bekend waarom? Is dat een reactie op de nieuwe wet? Wij denken namelijk dat de nieuwe donorwet nabestaanden nog onzekerder zal maken. Hun dierbaren kunnen wel in het register staan met «geen bezwaar», maar wie zegt dat dat werkelijk zo is? Hebben ze daartoe zelf besloten of heeft de overheid dat gedaan? Deze twijfel kan doorslaan in meer weigeringen. Hoe ziet de Minister dit?

Nu we het toch over nabestaanden hebben: het blijkt dat in een op de vijf gevallen nabestaanden tegen orgaandonaties zijn terwijl de overledene zelf had aangegeven wél donor te willen zijn. Hoe denkt de Minister dat dit zich gaat ontwikkelen als straks iedereen die niet heeft gereageerd automatisch donor is? Gaat dit dan naar de helft van alle gevallen? Slaan we daarmee dan niet volkomen de plank mis? Zo veel vragen, die bewijzen dat het aangenomen voorstel van D66 vrijwel alleen maar negatieve gevolgen heeft. Zeker het dwingende karakter ervan, waardoor we dus niet meer baas zijn over de eigen organen, is te triest voor woorden.

Tot slot. Collega Agema heeft in oktober 2018 aandacht gevraagd voor de financiële kant van donatie bij leven. Zo krijgen deze donoren een jaarlijkse controle die ten laste komt van het eigen risico. Wij vonden en vinden dit onwenselijk. De Minister deed hier toen een toezegging over. Nu lezen wij dat de medische kosten als gevolg van donatie bij leven naar verwachting per 1 januari 2021 niet voor rekening van het eigen risico zullen komen. Ten eerste krijgen wij graag verduidelijking over het begrip «naar verwachting». Daar hangt een deel van af. Ten tweede begrijp ik niet waarom dit niet direct geregeld kan worden. We vroegen hier ruim een jaar geleden al om, maar nu moet de uitvoering nog een jaar duren. Kan de Minister dit toelichten? Is er misschien een mogelijkheid om dit toch nog dit jaar met terugwerkende kracht te laten ingaan?

Dank u wel.

De voorzitter:

Hartelijk dank. Dan geef ik nu graag het woord aan mevrouw Dijkstra. Zij spreekt namens de fractie van D66. Gaat uw gang.

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):

Dank u wel, voorzitter. Over nog geen 150 dagen – het is al opgemerkt – is het zover. Dan wordt de gewijzigde donorwet van kracht. Er wordt achter de schermen, zo lezen we in de laatste brief van de Minister, hard gewerkt door alle partijen. Tegelijkertijd zien we dat de wachtlijsten toenemen. Het is heel belangrijk dat hier goed naar wordt gekeken. Aan de toegenomen bekendheid en het toegenomen aantal registraties te zien, lijkt de campagne in elk geval zijn vruchten af te werpen. Mijn vraag aan de Minister is wel of de bouw van het register volgens plan verloopt. In principe gaan we de goede kant op, maar er zijn nog wel de nodige vragen te stellen. Ook ik ben met die korte tijdspanne voor ogen benieuwd of er nog een schepje bovenop gedaan wordt als het gaat om de informatiecampagne. Graag een reactie.

Voorzitter. We hebben in deze Kamer recent een schriftelijk overleg gevoerd over de nieuwe Kwaliteitsstandaard Donatiezorg. Die is nu klaar. De implementatie daarvan is de volgende stap. Een belangrijk onderdeel daarvan is het scholingstraject van de donatiefunctionaris. In de brief van 17 oktober 2019 klonk het alsof dit scholingstraject nog in een ontwikkelstadium zit. Ik zou graag van de Minister willen weten hoe het daarmee staat. Het goede gesprek met de nabestaanden is namelijk letterlijk van levensbelang.

Voorzitter. We moeten helaas ook constateren dat niet alle gesprekken met betrokkenen goed verlopen als het gaat om het hele donatietraject, bijvoorbeeld door miscommunicatie of verkeerde verwachtingen bij nabestaanden. Ik heb zojuist al een interruptiedebatje gevoerd met iemand die die heel erg de wereld in helpt.

Als het gaat om donatie op hoge leeftijd en de vraag of iemand nog donor kan zijn en welke organen of weefsels... Zal ik even wachten voor ik met dit nieuwe punt verderga, voorzitter?

De voorzitter:

Ja, voordat u verdergaat, is er een vraag van de heer Jansen.

De heer Jansen (PVV):

Is D66 het met de PVV eens dat niet wij die onzin de wereld in helpen, maar dat het gewoon reacties zijn van nabestaanden op de ontstane situatie? Dat is namelijk wat er gebeurt. Het is niet iets wat wij de wereld in helpen. Het is gewoon een gevolg van de aangenomen wet.

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):

Waar ik op doelde, was het verhaal dat hersendood niet dood is. Dat maakt natuurlijk dat nabestaanden denken dat ze op zo'n moment geen ja kunnen zeggen. Overigens gaat dat veranderen na de wetswijziging omdat dan de nabestaanden niet meer om toestemming gevraagd wordt. Het is natuurlijk altijd belangrijk dat mensen heel goed op de hoogte zijn van wat de wetswijziging inhoudt.

Maar ook tijdens het donatietraject zelf zijn er soms misverstanden, bijvoorbeeld als het gaat om donatie op hoge leeftijd en de vraag of iemand nog donor kan zijn en welke organen en welk weefsel dan kunnen worden gedoneerd. Door goede informatie en het tijdige gesprek kunnen verkeerde verwachtingen voorkomen worden, maar als dat niet goed gaat, moeten we daar echt van leren. De vraag aan de Minister is hoe dat op dit moment gebeurt en of het ook onderdeel is van het eerdergenoemde scholingstraject.

Voorzitter. Een belangrijk punt is dat mensen die een donororgaan hebben ontvangen en daarmee voor hun gevoel echt hun leven terug hebben gekregen, soms enig ongemak ervaren bij de vraag of ze de familie van de donor een bedankbrief moeten sturen. Dat vinden ze best lastig. Moeten ze zo'n familie daar nu mee lastig vallen? Over het algemeen hoor ik van nabestaanden dat ze het heel erg prettig vinden als ze iets van de getransplanteerde horen, ook al gaat dat allemaal anoniem. Dat loopt via de NTS, de Nederlandse Transplantatie Stichting. De Minister zou terugkomen op de verdere facilitering en stimulering hiervan, omdat ik hier in het vorige overleg ook bij stil heb gestaan. Maar ik heb nog geen reactie kunnen vinden. Graag alsnog een reactie van de Minister. Zou hij met de NTS kunnen kijken of het mogelijk is dat nabestaanden dat kunnen aangeven, waardoor de schroom bij de ontvanger weggenomen kan worden?

Voorzitter. De Minister is druk bezig met de communicatiecampagne. Dat is goed, maar ook na de inwerkingtreding zal communicatie over de gewijzigde donorwet zeer nodig blijven. Daarvoor kunnen we veel leren van Wales, waar in 2015 een soortgelijk systeem is ingevoerd. Daar wordt nog steeds continu campagne gevoerd. Met name wordt er nadruk gelegd op het bespreken van je wens over donorschap in je familie of met je naasten. Iedereen heeft al gezegd dat we nu richting 1 juli werken, maar mijn vraag aan de Minister is wat zijn plannen zijn voor de communicatie daarná. Hoe gaat hij kijken naar succesvolle campagnes in andere landen? Hoe ziet hij dat voor zich?

Voorzitter, ik zal me vanaf nu beperken tot mijn vragen en die niet meer inleiden, want ik zie u kijken. Als je donor bij leven bent, maak je zorgkosten. Als je na dertien weken nog zorg nodig hebt, dan wordt er eigenlijk van uitgegaan dat er ook vergoed moet worden, maar dan moet je bewijzen dat het te maken heeft met je donorschap. Mijn vraag is: ligt de bewijslast dan bij de levende donor of bij de arts?

Dank u wel, voorzitter, ook voor uw clementie.

De voorzitter:

Hartelijk dank. Mevrouw Tellegen heeft een vraag.

Mevrouw Tellegen (VVD):

Ik heb een vraag aan collega Dijkstra. Ik heb net in mijn betoog aangegeven dat de VVD zich grote zorgen maakt over de actuele stand van zaken rond de registratie voor de nieuwe donorwet per 1 juli 2020. Meer dan de helft heeft zich nog niet geregistreerd. Ik zou mevrouw Dijkstra willen vragen wat zij hiervan vindt. We lopen dus de kans dat een heleboel mensen geen eigen, bewuste keuze gaan maken. Dan krijgen we – oneerbiedig gezegd – een enorm grote bak met mensen die geen bezwaar hebben gemaakt, maar dat niet zelf actief zo hebben geregistreerd.

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):

Voor D66 is het bij de wijziging van de donorwet juist belangrijk geweest om te benadrukken dat het gaat om je eigen keuze. Ook wilden we benadrukken: registreer jezelf nou. We willen graag die registraties, het liefst door mensen zelf gedaan. Ik maak me in zoverre zorgen dat ik eigenlijk had verwacht dat dit zou gebeuren. Ik denk namelijk dat met name mensen die er nog niet zo veel over nagedacht hadden, dachten: als ik niks zeg ben ik geen orgaandonor. Dat was ook altijd een misverstand overigens, omdat de nabestaanden tot nu toe beslisten. Maar nu moeten mensen dus gaan registreren. Ik zie nog heel veel kansen voor die hele grote groep mensen om te zien dat de registratie wel van groot belang is. Ik heb ook altijd aangegeven dat het best eens zo zou kunnen zijn dan, dat het aantal nee-registraties flink toeneemt. Maar er zijn ook mensen die altijd hebben aangeven dat ze best donor willen zijn, maar dat het er niet van kwam om zich te registreren. Dat schrijft de Minister ook in een van zijn verslagen over de communicatie op dit moment. Die mensen doen dat dus ook nu niet. Ik zou hen vooral willen oproepen om, als ze zich niet registreren, wel aan hun omgeving te laten weten dat ze geen bezwaar hebben en dat dat klopt. Dat is heel belangrijk.

De voorzitter:

Mevrouw Tellegen, afrondend.

Mevrouw Tellegen (VVD):

De VVD vindt dat de groep die geen keuze maakt, zo klein mogelijk moet zijn. Gelukkig onderschrijft collega Dijkstra dat ook. Dat vind ik vooral in relatie tot de rol van de nabestaanden. Collega Dijkstra geeft aan dat dat straks geen probleem meer is – misschien zeg ik het niet helemaal zoals zij het zei – omdat we de nabestaanden niet meer vragen om toestemming. Maar de praktijk zal toch een heel stuk weerbarstiger zijn. De nabestaanden zullen altijd een fundamentele rol blijven spelen in dat ziekenhuis. Dat is precies wat mij zo'n zorgen baart. Als er straks een situatie is van iemand die geen bezwaar, maar ook geen bewuste keuze heeft gemaakt, dan zal een nabestaande altijd geneigd zijn om te zeggen: mijn dierbare had geen keuze gemaakt, dus ik zeg alsnog nee. Hoe ziet mevrouw Dijkstra dat?

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):

Dat hebben we natuurlijk zeer uitvoerig behandeld bij de bespreking van de donorwet. Dat was een van de kritiekpunten, ook vanuit de VVD. Mevrouw Tellegen zei dat de VVD tegen was, maar toch heeft een substantieel aantal leden van de VVD dit voorstel gesteund in zowel de Tweede Kamer als de Eerste Kamer, maar dat terzijde. Artsen hebben altijd aangegeven dat het gesprek makkelijker te voeren is als zij geen toestemming hoeven te vragen, maar het gesprek kunnen beginnen met de registratie die bekend is. Dan ervaren ze minder die hobbel van «u moet toestemming geven», die vaak zo'n probleem is voor de nabestaanden. Uiteindelijk zijn er ook afspraken gemaakt over wat te doen als er bij de nabestaanden sprake is van psychische nood of als nabestaanden zeker weten dat iemand wel degelijk bezwaar had, maar niet in staat was om zichzelf te registreren. Dat zijn ook zaken waaraan in de Kwaliteitsstandaard aandacht wordt besteed. Ik ga er nog steeds van uit dat daarmee het gesprek voor de arts minder lastig wordt en dat er voor de nabestaanden een veel duidelijkere richting is dan er tot nu toe was. We zullen het zien. Ik kan me heel goed voorstellen dat het aantal nee-registraties nog gaat toenemen. Daar maak ik me in zoverre zorgen over dat ik dat jammer vind, omdat mijn uitgangspunt solidariteit is geweest. Als iemand nee zegt, is dat zijn goed recht en dat respecteren we ook, maar ik vind het wel jammer. Maar ik ga er ook van uit dat we voordat de wijziging echt in werking treedt nog een flink aantal andere registraties zullen zien.

De voorzitter:

Dan is er nog een vraag van de heer Jansen.

De heer Jansen (PVV):

Ik zou toch aan D66 willen vragen om een keer in de spiegel te kijken. Zonet werd de PVV ervan beticht onzin te verkopen, maar ik hoor D66 net toch heel duidelijke zeggen dat het voordeel van de wet is dat je een vrije keuze hebt. Maar die heb je niet. Als je niet reageert, wordt je onder tijdsdruk automatisch donor. Die onzin hoor ik van D66. Laten we dat even rechtzetten. Wij baseren ons daadwerkelijk op het wetenschappelijke deel en op de signalen uit de samenleving. D66 loopt onzin te verkopen. Zijn ze dat met me eens?

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):

Ik merk aan u dat u het hele debat hierover, toen het hierover ging, niet hebt meegemaakt. Wat betreft zelfbeschikking en keuzevrijheid word je juist gestimuleerd om een keuze te maken. Als je op dit moment – maar ik denk dat u dat niet eens doorhebt – niet geregistreerd bent, ga je helemaal niet zelf over de vraag of je orgaandonor wordt. Als je nee of ja hebt gezegd wel, maar als je niks hebt laten weten, dan zijn het de nabestaanden die erover gaan beslissen. Dat doe je dus helemaal niet zelf. Die zelfbeschikking is op dit moment helemaal niet gegarandeerd. De wetswijziging doet echt een beroep op mensen: beslis zelf. Dat stel ik ook voorop. Beslis zelf en laat het weten, dus registreer je.

De voorzitter:

Afrondend, de heer Jansen.

De heer Jansen (PVV):

De wetswijziging maakt het mogelijk om zelf te beslissen, maar nog steeds staat als een paal boven water dat als je dat niet doet, het door je strot gedouwd wordt. Dat is namelijk waar wij tegen ageren en waar D66 haar ogen voor sluit.

De voorzitter:

Afrondend, of laat u het hierbij?

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):

Ik kan er nog een keer op dezelfde manier op reageren, maar dat lijkt me niet nodig.

De voorzitter:

Dank u wel. U was aan het einde van uw betoog. Dat betekent dat ik graag mevrouw Van den Berg het woord geef. Zij spreekt namens de fractie van het CDA. Gaat uw gang.

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Orgaandonatie redt het leven van vele mensen. Om die reden vindt het CDA het belangrijk dat het beleid erop gericht is dat er meer orgaandonoren komen. Dit jaar zal het nieuwe Actief Donorregistratiesysteem ingevoerd worden. Wij vinden het belangrijk dat een dergelijk nieuw systeem wel op een verantwoorde wijze wordt ingevoerd. Het is dan ook goed dat we vorige week in de antwoorden op onze vragen konden lezen dat de herbouw van het vernieuwde IT-systeem van het Donorregister op schema ligt om in april opgeleverd te kunnen worden. Wel zouden wij graag weten of dit ook betekent dat alle aandachtspunten die de chief information officer van het ministerie heeft aangegeven bij de herbouw van het systeem en die de Minister in zijn brief van december 2018 kort heeft benoemd, opgepakt zijn en geïmplementeerd worden.

Voorzitter. In de antwoorden die de Minister vorige week stuurde, gaat hij kort in op onze vraag waarom een wettelijk vertegenwoordiger van een wilsonbekwame meerderjarige niet zijn eigen persoonsgegevens hoeft in te vullen als hij of zij het donorformulier voor die andere persoon invult. De Minister geeft aan dat de wilsonbekwame betrokkene in dat geval zelf de registratie kan controleren. Maar dat is hierbij toch juist vaak niet het geval? Die persoon kan dat vaak toch juist niet doen? Kan de Minister toelichten waarom hij niet wil dat de naam van de wettelijk vertegenwoordiger die het formulier heeft ingevuld, wordt bijgehouden?

Voorzitter. Burgers die op 1 juli aanstaande hun keuze ten aanzien van orgaandonatie nog niet hebben vastgelegd, moeten conform de wet persoonlijk worden aangeschreven. Het zal voor de uitvoerende partijen, het CIBG, de Belastingdienst en PostNL, een flinke klus worden om dit allemaal correct uit te voeren, zeker met de percentages die we nu nog horen. De Minister heeft duidelijk uiteengezet welke processtappen er doorlopen worden, waarvoor dank. Maar dit proces zal ook gemonitord worden, zo lezen we. Mijn vraag is echter in welke gevallen de Minister van plan is in te grijpen in dit proces. Is dat wanneer de respons te hoog is, waardoor het verwerken van de gegevens niet goed gaat? Of is dat als de respons te laag zal zijn? Zo ja, wanneer is de respons volgens de Minister te hoog of te laag? Kan de Minister nader toelichten waarom hij in overleg met Zorgverzekeraars Nederland tot de conclusie is gekomen dat het niet passend is om zorgverzekeraars te verplichten verzekerden te wijzen op de keuzemogelijkheden voor donorregistratie? En waarom kiezen sommige zorgverzekeraars er dan voor om dat toch te doen en die informatie te verstrekken?

Voorzitter. Ten slotte de concrete effecten van innovatie waarover de Minister in zijn brief van april vorig jaar schrijft. Het is goed te lezen dat met het gebruik van perfusietechnieken en druktechnieken meer nieren, longen en levers geschikt gemaakt kunnen worden voor donatie. Kan de Minister aangeven hoe hier nu verder mee omgegaan wordt? Klopt het dat deze technieken nog maar bij enkele umc's worden gebruikt? Moeten deze technieken niet verder opgeschaald worden? Zo ja, wat is daarvoor nodig? Graag ontvangen we daarop een reactie van de Minister.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Hartelijk dank. Dat betekent dat we aan het einde gekomen zijn van de eerste termijn van de zijde van de Kamer. Ik wil de vergadering ongeveer zesenhalve minuut schorsen tot 14.35 uur. Daarna geef ik de Minister de gelegenheid om de gestelde vragen te beantwoorden.

De vergadering wordt van 14.28 uur tot 14.35 uur geschorst.

De voorzitter:

We zijn aangekomen bij de beantwoording door de Minister van de vragen die in eerste termijn door de Kamer zijn gesteld. Ik ga het aantal interrupties niet beperken, maar u kent mijn voorkeur voor korte en bondige interrupties. Omdat we met weinig sprekers zijn, hebben we iets meer ruimte. Het woord is aan de Minister.

Minister Bruins:

Voorzitter. Zoals u het zegt, is het net alsof ik geen inleidende opmerkingen mag maken en alleen maar vragen van de leden van de Kamer mag beantwoorden. Het klinkt zo streng. Toch wil ik twee opmerkingen vooraf maken, als u het goed vindt. Daarna ga ik graag in op de gemaakte opmerkingen.

Wij monitoren de ontwikkeling van de nieuwe donorwet heel minutieus. Daarover bericht ik met enige regelmaat de Kamer op schrift, maar nu eindelijk ook weer eens in een algemeen overleg. Ik vind het prettig om te vertellen dat we op schema liggen. Ongeveer 7 miljoen Nederlanders van boven de 18 hebben zich geregistreerd met een ja, met een nee of met iets anders. Er zijn er dus ook nog 7 miljoen te gaan. Voor iedereen die dacht – ik behoor daar niet toe – dat op 1 juli iedereen al geregistreerd zou zijn, zeg ik: nee, daarvoor hadden we juist de wet bedacht. Vanaf het in werking treden van de wet gaan we met brieven op naam communiceren met de vraag of mensen donor willen worden met daarbij de vermelding dat ze, als ze geen keuze maken, de mededeling «geen bezwaar» afgeven. Als je na die eerste brief nog niks hebt gedaan, krijg je een tweede brief. En daarna krijg je nog een bevestiging van je keuze. Er is dus nog een hele hoop werk te doen.

Intern hebben we weleens gezegd dat we aardig op streek zouden zijn met 7 miljoen/7 miljoen. We hebben een begroting bij dit project gemaakt. We moeten die brieven gaan schrijven. Daarbij zijn we van die 7 miljoen uitgegaan. Kun je dan tevreden zijn? Dat weet ik niet. Ik ben superblij met iedereen die zich de komende maanden nog registreert. De opdracht in de nieuwe wet en in het Kamerdebat was dat ik moet zorgen dat de bekendheid over de wet groot is en dat er zo veel mogelijk mensen geregistreerd staan. Nou, daar zijn we dus hard mee bezig. Ik denk eigenlijk dat het wel goed loopt.

We hopen nog heel veel mensen te bereiken en we gaan zeker een eindsprint inzetten. We denken erover om ergens in mei of juni iets te doen als een soort extra boost voor de campagne, naast al het andere dat we al doen, van de tram tot de borden in de stadions, tot de pennen, de tasjes, honderdduizend dingen. Ik zeg het grappenderwijs, maar het is natuurlijk een heel serieus onderwerp. Door ook op gekke plekken te communiceren hopen we echt veel mensen te bereiken. Ik heb een poster op mijn kamer hangen, die ook in wc's van horecagelegenheden hangt. Dat is misschien niet de plek waarop je zoiets verwacht, maar het is wel een plek waar mensen eventjes een moment voor zichzelf hebben, als ik het zo mag zeggen. Dan kan er worden nagedacht. We zijn er bepaald nog niet mee klaar, maar die 7/7 is echt meer dan een beetje en daar ben ik wel tevreden over, hoewel ik dat een verkeerd woord vind. Er zit perspectief in.

Er is met name in de Eerste Kamer in februari 2018 nog lang nagepraat over de kwaliteitsstandaard en het bijbehorende scholingstraject. Die standaard is klaar, inclusief de bijbehorende richtlijn. Dat is gisteren in de Eerste Kamer afgekaart. Dat betekent dat ook het scholingstraject met de donatiefunctionaris – dat zal heel vaak een arts of een verpleegkundige zijn en soms ook een huisarts – in gang wordt gezet. Dat is dus heel concreet.

Dan hebben we de nieuwbouw van het register. Dat is een IT-opgave, altijd ingewikkeld als het van overheidswege wordt georganiseerd. Maar ook daarvan hebben we in een eerder debat weleens gezegd dat we voldoende fasering inbouwen. Loopt het qua kosten goed? Ja, het loopt qua kosten goed. We blijven beneden de zogeheten BIT-grens van 5 miljoen. Dat durf ik hier wel uit te spreken. Wij verwachten dat het systeem gereed is in april. Dat betekent dat we, naast de deeltesten die we nu al doen, in april, mei en juni ketentesten kunnen gaan doen. Ook daarover zou ik ten minste willen zeggen: so far so good.

Is dan het doel bereikt? Iedere politieke partij zal daar zijn eigen inkleuring aan moeten geven. Hier spreekt niet degene die moet zorgen voor een goed werkend register, maar ik hoop persoonlijk dat heel veel mensen nog ja gaan zeggen. Wij zien dat aantal gestaag groeien. We zien ook het aantal nees groeien. Dat heb je als de getallen groter worden. Het aantal ja-kiezers is echt veel en veel groter dan het aantal nee-kiezers.

Wij testen heel veel. Wij testen de campagne, wij testen de brieven. Bij een van die testgelegenheden hebben we gevraagd: bent u nog van plan om u voor 1 juli in het register in te schrijven? Ik meen dat ongeveer 30% van de mensen zei: nou nee, ik zie het wel, dat komt wel goed. Die mensen vinden het prima – zo druk ik het uit – dat zij door niks te doen als «geen bezwaar hebbend» worden ingeschreven. Een grote groep laat het er dus bewust op aankomen dat het 1 juli wordt. De nieuwe wet gaat dan in en de hele brievenschrijverij gaat dan beginnen.

Toen wij met dit traject startten, hebben we gekeken naar landen waar soortgelijke trajecten al eens waren doorlopen. We kwamen uit bij Wales. Daar heeft men met een heel intensieve langjarige communicatiecampagne een awareness over het onderwerp van 84% bereikt. Ik heb het in een vorig debat uitgesproken of ik heb het in het communicatieplan opgeschreven dat ik die Walesnorm wil halen. Waarop is dat gebaseerd? Op helemaal niets, want ik zou het liefst 100% willen halen, dus dat iedereen weet dat de donorwet er aankomt. We zitten nu hoger dan Wales, namelijk op 86% of 88%. Moet je dan tevreden zijn? Nee, natuurlijk niet. Ben je dan klaar? Nee, natuurlijk niet. Maar het is wel een teken dat in Nederland een hoop mensen zijn bereikt die weten dat er een donorwet in aantocht is. De vervolgstap is dan natuurlijk: weet je dan ook dat je wat moet doen? En de vervolgstap daarop is: doe je het dan ook? Zo zullen we dat communiceren, activeren en motiveren gestalte geven. We zullen het nog wel een paar keer moeten herhalen, ook na 1 juli.

Als het allemaal goed gaat, denk ik dat we vanaf 1 juli een paar keer week batches met brieven gaan sturen. In het begin zullen die batches wat kleiner zijn. We zullen ervoor moeten zorgen dat het allemaal goed en stevig werkt. Als het ritme er eenmaal in zit, dan verwacht ik dat we twee à drie keer per week een grote batch van 130.000, 140.000 brieven kunnen laten uitgaan. Als er ergens een hiccup in zal zitten, dan hebben we daar net iets meer tijd voor nodig, maar die tijd hebben we ook. Voor die uitrol heb je vier tot zes maanden nodig met al die brieven, maar als we meer tijd nodig hebben, dan nemen we die ook. Dat is in de planning ingebouwd. In de communicatietrajecten hebben wij het team van mensen in de uitvoering niet alleen klaarstaan voor de periode waarin de brieven uit moeten. Er is ook nog een soort vangnet, want er komen brieven terug en er zullen fouten worden gemaakt, bijvoorbeeld omdat de Gemeentelijke Basisadministratie fouten bevat.

Wij willen zo veel mogelijk bereiken, dus we zijn er niet klaar mee als we twee keer een brief plus een bevestiging hebben verstuurd. Dat is mijn boodschap. We zullen er ook nog in 2021 mee bezig zijn. Ik hoop wel dat we er een keer een punt aan kunnen draaien, maar dat zou wat mij betreft ongeveer over een jaar zijn, in het voorjaar van 2021. Ik hoop dat we het dan hebben afgerond.

Waar we dan nog wel mee doorgaan, is de communicatie. Ik wil u nog voordat de wet start van de aantallen een schriftelijke update geven, dus in mei, juni. In die brief zal ik ingaan op wat je in meer structurele zin kan gaan doen. Het leidt dan niet meer af van de invoering en de campagne die daarbij hoort. Mevrouw Dijkstra zei dat het misschien goed is om dan ook weer voor nuttige informatie naar een ander land te kijken. We kijken al vaker naar Wales, dus misschien wordt het opnieuw Wales, maar misschien ook een ander land. Tot zover mijn eerste inleidende opmerking.

De voorzitter:

Kijk eens. Nog één te gaan dan! Mevrouw Dijkstra?

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):

Eigenlijk vroeg ik inderdaad naar die communicatie. Kijk naar Wales. Daar is in 2015 die wet ingegaan. We zijn nu vijf jaar later. Ik volg ze een beetje, en dan zie je dat men op communicatiegebied nog steeds wordt opgeroepen om het gesprek te voeren met nabestaanden. Het blijft volgens mij dus nodig, nog los natuurlijk van het aanschrijven van de 18-jarigen, om die communicatie levendig te houden. Dat is eigenlijk de vraag.

Minister Bruins:

Ik ben het daarmee eens. Ik zie dit dus ook. Met zo veel woorden wil ik hetzelfde zeggen. Het is belangrijk om die communicatie nog een aantal jaren op een wat hoger niveau te houden. Dat is dan misschien wat meer gestructureerd en dus niet meer gericht op invoering van de wet. Het is namelijk nog niet gemeengoed. Het grote verschil met Wales is natuurlijk dat ze daar geen brieven hebben gestuurd. Dat doen wij wel. Dat helpt dus een klein beetje, maar daarmee zijn we er nog niet af.

De voorzitter:

Mevrouw Tellegen had ook een vraag op dit punt.

Mevrouw Tellegen (VVD):

Even een verduidelijkende vraag. De Minister zegt: we liggen op stoom, we liggen op schema, het gaat goed. Maar 7 miljoen mensen hebben zich nog steeds niet geregistreerd. Omdat ik het nu niet helemaal begrijp, heb ik een vraag. Op 1 juli 2020 gaat de nieuwe donorwet in. Betekent dit nu concreet dat de X miljoen mensen die zich dan niet hebben geregistreerd, allemaal een brief gaan krijgen met de boodschap: u heeft zich niet geregistreerd, wilt u dat alsnog doen? Of gaan alle mensen uit het register een brief krijgen? Ik wil even heel goed begrijpen hoe het werkt.

Minister Bruins:

Nee, we gaan niet 14 miljoen brieven schrijven. We gaan 7 miljoen brieven sturen aan de mensen die zich nog niet geregistreerd hebben. Dus alle mensen die in het register staan, hoeven zich geen zorgen te maken. Dat is gedaan en dat is goed gedaan; dank u daarvoor; echt waar; oprecht. We concentreren ons dus op de mensen die niet zijn geregistreerd. Dat zijn er met de stand van zaken van 4 februari dus bijna 7 miljoen.

Mevrouw Tellegen (VVD):

Helder. Maar dan heb ik wel één vraag, want dan ben ik heel benieuwd wat er in die brief staat. Staat er in die brief: «Hé hoi, je hebt je niet geregistreerd. Wij registreren nu geen bezwaar»? Of staat er: «Hé hoi, wilt u alsnog een keuze maken?» Ik vind dat een wezenlijk verschil.

Minister Bruins:

«Hé hoi». Ik heb er niet aan gedacht om te beginnen met «hé hoi», hoewel de vraag nog altijd is, en dat testen we ook, of je mensen moet aanschrijven met «je» of met «u». Maar het is de laatste variant: wilt u de keuze maken? Mevrouw Tellegen noemde twee opties. Daarvan is het de laatste keuze: wilt u nog de keuze maken? Daar krijg je ook nog een herhaling van. En de brief is niet alleen een brief. Daar zitten een informatiebrochure en een formulier bij, zodat je het ook kunt aangeven. Als mensen het dus op papier willen doen, bestaat die mogelijkheid ook.

De voorzitter:

Kort, afrondend.

Mevrouw Tellegen (VVD):

In het vorige debat is, onder anderen door collega Ellemeet, maar ook door mevrouw Agema, uitgebreid stilgestaan bij de vraag hoe je dan die kwetsbare groepen kunt bereiken, want onder die 7 miljoen zijn een heleboel mensen die moeilijker schrijven of lezen, die oud zijn, die in een studentenhuis met 38 mensen wonen – ik noem maar wat voorbeelden. Wat verwacht u daarvan?

Minister Bruins:

Dat is natuurlijk het leuke van het maken van twee inleidende opmerkingen. Dan loopt alles een beetje door elkaar. Maar ik wil het graag vooraf vertellen, want het is superinteressant. Dat is ook uitvoerig het debat geweest in Tweede en Eerste Kamer: hoe bereik je de kwetsbare groepen? Zo zei mevrouw Tellegen dat. Daar zijn we enorm intensief mee bezig. Er zijn allerlei vormen van kwetsbare groepen te benoemen. Maar er worden bijvoorbeeld 300 lezingen voor ouderen gehouden, specifiek gericht op ouderen. Er worden afspraken gemaakt met 800 bibliotheken om straks te helpen met invullen, zodat mensen die de taal niet machtig zijn of die anderszins moeite hebben met het invullen van formulieren, straks assistentie hebben. Er zijn voor de multiculturele groepen brochures in de eigen taal beschikbaar. Het gaat dan om heel veel verschillende talen. Dat is dus informatie op schrift.

Maar dat is te weinig. Je zult ook moeten werken met gesprekken. Daarvoor zijn er «donordialogen» opgezet, zoals wij dat noemen. Daarvan worden er meer dan 100 gehouden. Voor mensen met een zekere geestelijke beperking is er Steffie. Dat is een internethulp. Er is een filmpje gemaakt. Steffie wordt voor heel veel zaken gebruikt, als dingen moeilijk uitlegbaar zijn. De ene keer is dat de chipkaart. De andere keer gaat het om hoe het werkt bij de bank. De derde keer is het: hoe werkt het met de donorwet? Daarvoor hebben we Steffie. Alhoewel, «we»? Steffie is een stichting. Die doen dat supergoed. Daar hebben al heel veel mensen naar gekeken. Gemiddeld kijkt een mens daar ook behoorlijk lang naar.

Dan zijn er nog specifieke sleutelfiguren die we soms wat vragen. Je kunt denken aan bepaalde studentenverenigingen met een multiculturele achtergrond. Ik ben zelf bij een bijeenkomst van het vadercentrum in Den Haag geweest met allerlei verschillende mensen. Het is net of je een vlammetje aanblaast. Het gesprek wordt vanzelf gevoerd. Mensen vinden het een superbelangrijk onderwerp. En als daar een maaltijd bij wordt geserveerd – zo was dat in het vadercentrum – dan is het nog lang onrustig.

De voorzitter:

Eerst een vraag van mevrouw Van den Berg, en dan kom ik bij de heer Jansen.

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Naar aanleiding van de reactie van de Minister ben ik heel benieuwd of de Minister het volgende nog eens even kan toelichten. De mensen die misschien ergens in de jaren negentig ofzo al een keer geregistreerd zijn, hebben dat toen vaak onder een andere indicatie gedaan. Mag ik concluderen dat zij, als ze zich niet opnieuw registreren, dan nu bij de groep horen die nog aangeschreven gaat worden?

Minister Bruins:

Nee, als iemand zich in 1990 in het register heeft geregistreerd dat hij donor of geen donor wil worden, dan blijft die informatie zo. Dan krijg je dus niet meer een brief.

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Ik had de indruk dat er steeds meer uit je lichaam gehaald kan worden. Dat komt natuurlijk ook door de stand en de ontwikkeling van de techniek. In de jaren negentig was het beperkt tot organen en nu is het veel meer gericht op weefsels en zelfs botten. Dus het kan zijn dat mensen daar toch een andere emotie bij hebben. Dus ik wilde graag even weten of die mensen geen enkele reminder krijgen.

Minister Bruins:

Het register is van 1998. Dus de informatie van die tijd is aldoor gebruikt. Willen mensen nu meer specifiek iets toevoegen, bijvoorbeeld als ze wel hun hoornvlies maar geen lever willen doneren, dan kan dat. Dat was in 1998 nog niet zo. Ik geef maar een fictief voorbeeld. Dan moet je dat dus wel nog precies registreren.

De voorzitter:

Kort, afrondend, mevrouw Van den Berg.

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Ik ben zo weg, dus dan heeft u ook geen last meer van mij.

Dit betekent dat datgene blijft staan wat mensen in de jaren negentig hebben aangekruist en dat de nieuwe technologische mogelijkheden niet automatisch worden meegenomen omdat ze niet opnieuw een melding hebben gedaan. Dan kan er wel worden gezegd: ze hebben niks gezegd, dus ze hebben geen bezwaar.

Minister Bruins:

Wat er in het register van 1998 staat, wordt nog steeds gebruikt, zo van: dit is wat meneer of mevrouw wil. Wil je iets specifieks wat in de jaren negentig nog niet kon, dan moet je naar de website gaan en dan moet je dat aanpassen. Je krijgt in dat geval dus geen brief. Dan heb ik het heel precies gezegd. Misschien is het zo wel duidelijk, dus dank voor de vraag.

De voorzitter:

Voordat u verdergaat, is er ook nog een vraag van de heer Jansen.

De heer Jansen (PVV):

Heel kort, voorzitter. Heeft de Minister ook erover nagedacht om mensen met een grote exposure in te schakelen in de campagne? Of gebeurt dat misschien zelfs wel op grote schaal? Denk aan bekende Nederlanders. We hebben het vorige week gezien met de radioverkiezing van het programma van Veronica. Dan zie je op een gegeven moment ook dat bekende Nederlanders een enorm bereik hebben en dat ze in korte tijd veel voor elkaar kunnen krijgen. Kunt u daar misschien een antwoord op geven?

Minister Bruins:

Ja. Wij hebben dat een beetje door elkaar heen gedaan. Het zou leuk zijn om alle spotjes nog eens te bekijken. Soms zitten er niet-bekende Nederlanders in en soms zitten er wel bekende Nederlanders in. Een van de bekende Nederlanders die zijn medewerking had gegeven, was André van Duin. Misschien herinnert u zich dat. Het zijn niet altijd rolmodellen, maar het zijn natuurlijk wel mensen die grote groepen mensen aanspreken. Ik vind dat Van Duin dat op een prachtige manier heeft gedaan, net als heel veel andere mensen.

Voorzitter. Dat was mijn ene inleidende opmerking. Ik heb er nog eentje.

De voorzitter:

Ik zie dat de heer Jansen nog even iets wil zeggen. Kort, afrondend.

De heer Jansen (PVV):

Deze vraag borduurt voort op de vraag die we net hadden over bepaalde doelgroepen. André van Duin spreekt een bepaalde groep mensen aan, maar jongeren worden misschien meer door andere personen aangesproken als die deze boodschap brengen. Misschien dat daar ook een mogelijkheid ligt.

Minister Bruins:

Nou ja, we kunnen natuurlijk eindeloos suggesties doen. Naast niet-bekende Nederlanders hebben we ook Mien Dobbelsteen. Ja, die kent u ook. Maar nu gaan we het nog even proberen. Akwasi hebben we ook gevraagd. Er zijn dus verschillende voorbeelden. Naast die manier van informeren is het soms ook belangrijk om sleutelfiguren uit de samenleving in te zetten. Daarom zijn voor de gesprekken die ik zojuist heb genoemd, sleutelfiguren heel bruikbaar. Dus het gebeurt echt langs heel veel verschillende manieren. Je kunt niet zeggen dat het alleen maar via social media gaat of dat het alleen maar via een foldercampagne of een brief gaat. Er zijn ongelofelijk veel elementen naast elkaar. Wij proberen dat als een soort schuifpaneel in te zetten. Als we zien dat de ene maatregel wel werkt en de andere niet, dan schroeven we de ene wat meer op en dan laten we de andere weer wat meer terugzakken. Ik ga daar vast nog een keer verslag van doen. Maar de suggestie van de heer Jansen is om ook gebruik te maken van bekende mensen. Met mate wordt dat ook gedaan. Dat was mijn ene opmerking.

De andere opmerking is niet specifiek voor mevrouw Van den Berg bedoeld, maar voor u allemaal. Ik zou het leuk vinden om Yvette aan te roepen. Yvette heeft namelijk 27 jaar geleden een levertransplantatie ondergaan. Je zou het niet zeggen, maar deze vrouw is vorig jaar 54 geworden. Toen heeft ze kunnen vieren dat ze inmiddels langer rondloopt met een donorlever dan dat zij ooit met haar eigen lever heeft gedaan. Dat vind ik een supermooi voorbeeld. Yvette is ook echt een ambassadeur voor orgaandonatie. Wij zoeken elkaar ook weleens op. Dat doen wij natuurlijk veel te weinig. Dat ligt niet aan Yvette maar dat ligt aan uw Minister. Ik vind dit wel hele mooie verhalen. Dat wil ik graag benoemd hebben.

Het eerste punt ging over de campagne en het register. Het tweede punt is dat we prachtige voorbeelden hebben waaruit blijkt dat mensen heel lang toe kunnen met een donororgaan, in dit geval een donorlever. Het derde punt is dat ik ook blij ben dat er nog allerlei nieuwe technieken zijn. Het is in de eerste termijn niet zo uitgebreid ter sprake gekomen, maar we hebben bijvoorbeeld perfusietechnieken, het spoelen of – ik zeg het veel te plat – het moderniseren, het oppimpen van organen, zodat je er langer mee toe kunt. Ik beantwoord straks nog de specifieke vraag in welke ziekenhuizen dat kan. Daar ga ik wat preciezer op in. Dat dat soort ontwikkelingen ook nog allemaal aan bod komen, is natuurlijk heel bemoedigend. We hopen natuurlijk dat de wachtlijsten straks werkelijk minder lang zullen worden, maar de campagnes, de nieuwe wet, ambassadeurs en nieuwe technieken moeten allemaal toch helpen om te zorgen dat meer mensen in Nederland een donororgaan krijgen. Dat is de wens.

Voorzitter. Er zijn een aantal vragen gesteld. Ik wilde beginnen bij mevrouw Tellegen, maar ik aarzel nu even. Als mevrouw Van den Berg weg moet, kan ik ook met haar vragen beginnen.

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Ik kan nog een paar minuten blijven.

Minister Bruins:

Misschien is het toch aardig om het zo te doen. Is dat goed? Ja.

Voorzitter. De eerste vraag van mevrouw Van den Berg ging over het IT-systeem en de aandachtspunten die de CIO van VWS heeft meegegeven bij de herbouw. We hebben die ook benoemd in een brief van december 2018. Met de CIO hebben we maandelijks contact. De vorderingen zijn goed en stevig. Ik heb daarstraks gezegd dat de oplevering in april is gepland. Er worden nu al deeltesten gedaan. Vanaf de maand april, bij de oplevering, worden er ook meer ketentesten gedaan.

Dan het punt van de wettelijk vertegenwoordiger in de situatie van een wilsonbekwame. Het is heel lastig om dat in het donorregister te zetten, omdat je niet weet of die informatie nog juist is en wie die naam daarin heeft gezet. Hier is destijds dus al de keuze gemaakt: je neemt geen enkel risico; bij overlijden moet de arts nagaan of de betrokkene wilsbekwaam was ten tijde van de registratie. Bij het overlijden moet de arts dus nagaan of er sprake was van wilsbekwaamheid ten tijde van de registratie. Dat was de beste controle die er was. Daarom is daarvoor gekozen. Dat op dat punt.

De voorzitter:

Er is een vraag van mevrouw Van den Berg.

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Maar als er geen naam wordt genoteerd, wordt er dan wel ergens de kanttekening gemaakt «ingevuld door een derde persoon»? Stel dat je iemand hebt die verstandelijk beperkt is en dat iemand anders dat formulier invult en dat die naam niet genoteerd wordt. Als de persoon die verstandelijk beperkt is op een bepaald moment overlijdt, dan kijkt men in het register en zegt men «we mogen er alles uit halen», om het zo maar te zeggen, terwijl het niet duidelijk is wie de opdracht heeft gegeven. Dat geeft mij toch een onbevredigend gevoel. Staat er dan minimaal ergens een kruisje bij «dit is door derden ingevuld en er moet extra contact zijn met de familie, of de nabestaanden, of wie dan»?

Minister Bruins:

Of dat praktisch met een kruisje werkt, weet ik niet, maar er moet altijd een wettelijk vertegenwoordiger zijn en die wettelijk vertegenwoordiger moet altijd bekend zijn. Dat is de ene kant. Aan de andere kant moet de arts altijd nagaan of er sprake was van wilsbekwaamheid ten tijde van de registratie. Het is dus en-en.

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Ik worstel daar nog een beetje mee. Stel dat ik morgen overlijd, dan ziet u dat ik in dit geval keuze 3 heb gemaakt en dan is het duidelijk dat dat de keuze is. Stel dat er bij mij keuze 1 staat – dat wil zeggen: u kunt de organen gebruiken – dan moet een arts daarop kunnen vertrouwen. Als daar dan bij staat «dit is aangegeven door een derde», krijgt de arts op dat moment het signaal: wacht even, ik moet misschien even een extra check doen.

Minister Bruins:

Ik begrijp die stapjes. Ik heb net aangegeven dat er altijd een wettelijk vertegenwoordiger moet zijn. Ik heb ook aangegeven dat er altijd een arts moet zijn die bij overlijden nagaat of er sprake was van wilsbekwaamheid ten tijde van de registratie. Ik heb hier ook staan: bij registratie door een wettelijke vertegenwoordiger zal een vinkje staan in het donorregister. Ik denk dat daarmee een sluitende afspraak is gemaakt.

Voorzitter, ik keek nog even in mijn stapel vragen, maar ik ben klaar.

De voorzitter:

U zei dit in reactie op de vraag van mevrouw Van den Berg. Ik zie dat ook mevrouw Dijkstra een vraag heeft op dit punt.

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):

Ik wilde een beetje helpen, omdat ik nogal betrokken ben geweest bij de behandeling van de wet. Het idee is dat een arts sowieso de verantwoordelijkheid heeft om dat vast te stellen, wat er ook in het register staat. Heel vaak is dat heel makkelijk vast te stellen. Als mevrouw Van den Berg iets overkomt, komt haar man naar het ziekenhuis. Als dan blijkt dat zij Kamerlid is, zal niemand zeggen: maar is ze wel wilsbekwaam? Ik noem het maar even als voorbeeld. Ik hoor mensen nu lachen, maar we gaan daar geen grapjes over maken. Even heel serieus. Die vraag is dan dus helemaal niet ingewikkeld. Maar in het geval dat het niet helemaal duidelijk is, zal het voor de arts altijd een onderwerp zijn om na te gaan, in gesprek met de nabestaanden of eventueel door middel van een check bij de huisarts bij wie zo iemand bekend is. Het probleem bestaat dus eigenlijk niet, omdat daar sowieso in voorzien is in het wetsvoorstel.

De voorzitter:

Dank u wel. Er is geen vraag of aanvulling. Dan geef ik de Minister graag de gelegenheid om verder te gaan met de beantwoording.

Minister Bruins:

Voorzitter. Er was een vraag over de hoge of lage respons. Wat mij betreft kan de respons niet hoog genoeg zijn, in die zin dat het een hoop brieven sturen en kosten maken scheelt als iedereen zich door een opmerkelijk feit al voor 1 juli meldt. Dat is hoe wij erin zitten. Wat als de respons te laag is? Ik heb gezegd dat wij aan de ene kant vol door moeten met de campagne in aanloop naar 1 juli en dat we – eindsprint is het verkeerde woord – iets extra's gaan doen in mei, juni. Aan de andere kant gaan we vanaf 1 juni die brieven sturen. Dat over de respons.

Kunnen zorgverzekeraars ook een rol spelen bij de keuzemogelijkheden rond donorregistratie? Sommige verzekeraars willen daar wel iets mee doen, andere niet. Zij die wel iets willen doen, zien een rol in de informatieverstrekking aan hun clientèle. Dat vind ik prima, maar ik heb me laten uitleggen dat er ook zorgverzekeraars zijn die dat best ingewikkeld vinden, alsof door de verzekerden een soort relatie wordt gelegd in de zin van: mag ik wel verzekerd zijn als... of zijn er consequenties aan mijn verzekering verbonden gerelateerd aan donorregistratie? Quod non. Maar een dergelijke zorg leeft bij die zorgverzekeraars. Daar zijn verschillende opvattingen over in de kring van zorgverzekeraars.

Mevrouw Van den Berg sprak ook over perfusietechnieken voor nieren, longen en levers. Alle umc's die longen en levers transplanteren, zijn nu aangehaakt, dus niet alle umc's doen dat. En voor nieren geldt dat alle umc's dat doen, dat die transplantatie daar plaatsvindt. Klopt het dat deze technieken nog maar bij een enkel universitair medisch centrum wordt gebruikt? Nee, dat is eigenlijk al vrij breed georganiseerd in de kring van de umc's. Moeten die perfusietechnieken nog verder worden opgeschaald? In de capaciteit zitten we goed. Perfusietechnieken worden wel doorontwikkeld, dus er komen steeds nieuwe technieken aan. Ik zei het daarstraks een beetje plastisch, maar er zijn verschillende methoden voor het doorspoelen van organen. Dat is en blijft in ontwikkeling.

Is daar wat speciaals voor nodig? Nee, ik geloof het niet. Wij kijken daar wel goed naar. Bij die perfusietechnieken bij nieren is al sprake van verzekerde zorg. Als het gaat om longen en levers, is er een bekostigingsregel via een subsidie mogelijk gemaakt. Er zit schwung in dat proces, dus ik geloof niet dat er extra budget voor nodig is, want dat loopt eigenlijk wel goed.

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Even check, dubbelcheck. Ik begrijp dus dat de Minister het volgende zegt. Niet alle umc's doen aan long en lever, maar degene die het doen, zijn allemaal op dezelfde manier aangehaakt. En bij nieren zijn het alle umc's. Dus in die zin is er 100% dekking van de technieken.

Minister Bruins:

Ja, dat is inderdaad zo. Niet alle umc's doen het, maar een aantal doet het wel. En ze doen het allemaal voor long en lever. Dan hebben we het ook nog gehad over nieren. En perfusietechnieken voor het hart zijn onderweg. In Engeland wordt daar al onderzoek naar gedaan. In Nederland wordt dat voorbereid, dus dat is de volgende die eraan zit te komen. Er zijn hoopvolle berichten op dat punt. Dat in de richting van mevrouw Van den Berg.

Dan in de richting van mevrouw Tellegen. Ik denk dat ik ben ingegaan op het punt van die 7 of 8 miljoen mensen die nog niet zijn bereikt.

Dan het punt van de weigering van nabestaanden bij ja-registratie. Mevrouw Tellegen sprak over 19%. De heer Jansen herhaalde dat. Even om de aantallen te bepalen, het ging in het afgelopen jaar over 36 gevallen. Het jaar daarvoor was er sprake van 29 gevallen. Dit gaat dus niet over tienduizenden of honderdduizenden. Dit gaat echt over heel kleine aantallen. Dat doet niet af aan het punt, maar ik zeg dat even om het te preciseren. Ik heb net gezegd dat 4 miljoen mensen een ja-registratie en 2 miljoen mensen een nee-registratie hebben. Dus het is niet zo dat je 20% van die groep moet nemen.

Uitgangspunt van het gesprek met de nabestaanden is zowel nu als straks de wens van de patiënt. We hebben een discussie gevoerd over de kwaliteitsstandaard. Daarin staat een bepaling. Ik lees haar graag even voor: als de arts na het gesprek ervan overtuigd is dat de nabestaanden invoelbare, ernstige bezwaren hebben en houden door donatie, dan zal die donatie niet doorgaan. Zo is het omschreven. Die omschrijving is gekozen en sluit aan bij de bestaande praktijk. Dus wat we hier hebben gedaan is de bestaande praktijk in een regel van de kwaliteitsstandaard zetten, conform wat er in de Eerste Kamer is gewisseld aan de hand van de motie van mevrouw Nooren. Nu de motie-Nooren is afgedaan en de kwaliteitsstandaard is geaccepteerd, is de vervolgstap dat de intensivecareartsen, huisartsen en internisten worden geschoold in gesprekstechnieken opdat het goede gesprek met de nabestaanden kan worden gevoerd.

Dan zijn we nog niet af van die aantallen. Daar zijn we denk ik ook nog niet klaar mee. Ik wil graag nog het punt maken dat in de kwaliteitsstandaard is afgesproken dat we gaan monitoren hoe die weigering in de komende jaren verloopt. We praten nu over een situatie onder de bestaande wet. Vanaf 1 juli geldt de nieuwe wet. Ik denk dat het goed is om op basis van die kwaliteitsstandaard, die onder andere door het Radboud in samenwerking met de NTS wordt gemonitord, te kijken hoe zich dat gaat ontwikkelen. Dat is een deel van het antwoord in de richting van mevrouw Tellegen.

Daarnaast is gezegd dat de donorwet na een paar jaar in bredere zin wordt geëvalueerd. Ik geloof na drie jaar, maar dan moet ik mevrouw Dijkstra even aankijken. Dus ik plaats een nuance bij die aantallen. De individuele wens van een mens die aangeeft dat hij als donor wil optreden, blijft overeind. En als nabestaanden invoelbare, ernstige bezwaren hebben en houden, kan dat een belangrijke reden zijn voor die arts. Dat kan ik goed begrijpen. Ook zijn rol is in het geheel van groot belang. En we moeten bij dit onderwerp niet zeggen: nu hebben we die kwaliteitsstandaard; strik eromheen en wegzetten. Nee, we blijven monitoren wat de reden is dat er door nabestaanden anders wordt geoordeeld dan volgens de individuele wens van de burger.

Mevrouw Tellegen (VVD):

Ik ben blij dat de Minister aangeeft dat iedere weigering er een te veel is, juist omdat er zo weinig transplantaties plaatsvinden. Dus iedere weigering van een ja-registratie is uiteindelijk zoveel verloren organen en daarmee zoveel verloren mogelijkheden voor mensen op die wachtlijst om geholpen te worden. Zo'n weigering wil je liever voorkomen voor alle betrokkenen. Je wil het voorkomen omdat je de wens van de donor overeind wil houden. Je wil het voorkomen voor de nabestaanden, die vaak in heel emotionele situaties met een dilemma te maken krijgen. Je wil het voorkomen voor die arts, die in een moeilijk gesprek terechtkomt, wat hij eigenlijk wil vermijden. En je wil het voorkomen voor degene op de wachtlijst, want die wil gewoon geholpen worden. Dus ik vind dit echt een heel groot punt, juist omdat we mensen met ja registreren. Ik hoor wat de Minister zegt over kwaliteitsstandaarden en dat we het gaan monitoren. Maar is er niet iets meer nodig dan dat? Ik vond «Doneer 1 minuut» bijvoorbeeld een heel goed initiatief van de Nierstichting. Ik geloof zelfs dat collega Dijkstra daar ook nog een bijdrage aan heeft geleverd. Het begint toch met het gesprek met je naaste, namelijk: pap, mam, man, vrouw, ik wil dit en ik hoop dat jullie mijn wens eerbiedigen; het vergt wel wat van jullie straks daar in het ziekenhuis als het zover komt. Hoe gaan we dat gesprek beter verankeren? En hoe gaan we voorkomen dat op de ic's dit soort nare situaties voor alle betrokken partijen gaan plaatsvinden?

Minister Bruins:

Ik vind het een heel waar woord wat mevrouw Tellegen zegt. Daar is eigenlijk de hele campagne op gericht. We willen niet dat dat gesprek daar in de kamer van de arts wordt gevoerd. Dan is het dus te laat voor degene die ja of nee moet zeggen, die zijn orgaan wil doneren. Je wil dat het gesprek nu wordt gevoerd, bij leven, in alle rust en niet op een drafje, als ik dat zo mag uitdrukken. Eigenlijk mag ik dat niet op die manier. Want dan is er behoefte om dat orgaan snel te gebruiken. Dat is een heel verkeerd moment. Het goede moment is om het gesprek nu te voeren, met je vrienden, voor mijn part aan de tafel van het restaurant. Dat is ook een heel belangrijk deel van de campagne. Dat leest u ook in al die uitingen. Kun je dan in alle gevallen voorkomen dat het moeilijke gesprek tussen de nabestaanden en de arts wordt gevoerd? Nee, ik denk dat je dat niet altijd kan voorkomen. In sommige gevallen zal het gesprek daar wel nog plaatsvinden. Maar het hele doel van die wet is nou juist om mensen hier bewust over te laten nadenken op een geschikt moment, in alle rust en met elkaar aan de thuistafel.

De voorzitter:

Afrondend, mevrouw Tellegen.

Mevrouw Tellegen (VVD):

Eens dat dat gesprek bij leven moet worden gevoerd. Ik heb nog twee korte vragen hierover. Staat dan ook in die brief: heeft u dit met uw naasten besproken? Zorgt u ervoor dat u uw wens kenbaar maakt bij degenen die naast u staan om hen straks niet te overvallen? In het verlengde hiervan, is nou duidelijk wat de redenen van de nabestaanden zijn om alsnog nee te zeggen? Want die nabestaanden mailen mij: het is geen kwade wil; natuurlijk wil ik de wens van mijn dierbare overeind houden, maar toen eenmaal bleek dat de procedure in het ziekenhuis zo in elkaar steekt, had ik, overmand door verdriet en emoties, niet veel zin om in te stemmen. Dus er is ook heel veel onbekendheid met de procedure zelf. Ik zou hopen dat de Minister hier iets meer werk van gaat maken.

Minister Bruins:

Dat altijd. Ik heb net gesproken over die kwaliteitsstandaarden. Ik heb net gezegd dat de motie-Nooren gisteren is afgedaan, dat er scholing in gesprekstechnieken moet plaatsvinden voor artsen: ic-artsen, soms ook huisartsen, internisten. Soms kunnen daar ook culturele elementen bij spelen. Ik denk dat daar langs die weg aandacht voor moet zijn, dus via de weg van de scholing. Dat is heel dedicated en heel precies. Wij hebben in de campagne dus aandacht voor het op tijd voeren van dat goede gesprek. Ik zie geen knip tussen de campagne en de brief. Die liggen in elkaars verlengde. Met deze opmerking ga ik toch nog eens eventjes naar de brief kijken die wij vanaf 1 juli gaan verzenden. Want het is een individuele keuze, maar het lijkt me van heel groot belang dat je daaraan vooraf een gesprek voert met je omgeving. Wij benadrukken dat in de campagne, maar het kan allerminst kwaad om dat op die manier in de brief aan bod te laten komen.

De voorzitter:

De heer Jansen had een vraag. Gaat uw gang.

De heer Jansen (PVV):

De werkwijze die de Minister voor ogen heeft, is op zich logisch. Alleen is er een ongelofelijk grote groep mensen die op dit moment hebben gezegd: we laten het over aan de nabestaanden. Dan zou ik geneigd zijn om te zeggen, hoe wrang het ook klinkt: er zijn naar verhouding heel weinig gevallen waar we het over hoeven te hebben, maar op het moment dat wij in staat zijn om meer donaties voor elkaar te krijgen, komen wij misschien vaker in deze situatie terecht, juist vanwege de ontzettend grote aantallen. Hoe denkt de Minister dat zich dit gaat ontwikkelen? Hoe ziet hij de communicatie daarover?

Minister Bruins:

Communicatie is een van de key-onderwerpen bij de invoering van de nieuwe wet. Ik geloof dat veruit de meeste mensen een keuze maken die zich niet richt op: laat het maar over aan de nabestaanden. De over-, over-, overgrote groep kiest voor een duidelijk ja. En er is een groep die kiest voor nee. Dus die groep is niet zo heel groot, maar daarom niet minder belangrijk. Daarom denk ik enerzijds dat de scholing van artsen van groot belang is en zeg ik anderzijds: bespreek het onderwerp met elkaar, niet alleen in de bestaande campagne maar ook in de toekomst. Niet alleen voorafgaand aan de invoering op 1 juli, maar ook op een later moment moet daar aandacht voor zijn. Ik denk dat dat belangrijk is.

De voorzitter:

Meneer Jansen, afrondend.

De heer Jansen (PVV):

Ik vind dit antwoord niet geruststellend. Ik snap dat het lastig is. Ik snap dat het zoeken is naar de juiste wegen hiervoor, maar dan nog maak ik me zorgen vanwege de aantallen. Inderdaad zegt een groot deel van de mensen ja of nee, maar er zijn nog steeds ongelofelijk veel mensen die die keuze nog steeds bij de nabestaanden neerleggen. Dus ik vraag me af of wij het doel dat we voor ogen hebben, hiermee gaan bereiken.

Minister Bruins:

Daarover een paar opmerkingen. De vraag is wat je beoogt met de wet. Daarbij halen we twee dingen altijd prachtig door elkaar, maar de wettelijke opdracht die met de nieuwe donorwet is gegeven, is om Nederland te informeren over registratie. «Ja» is een vorm van registratie en «nee» is ook een vorm van registratie, dus beide kanten. Daar voeg ik dan persoonlijk aan toe dat ik hoop dat het netto-effect is van de invoering van de wet dat veel meer mensen ja zullen zeggen. Als er mensen zijn die zeggen «om mij moverende redenen kies ik niet zelf maar laat ik het over aan mijn nabestaanden», dan is dat een overwogen keuze. Dan verwacht ik ook dat mensen daarover met hun nabestaanden hebben gesproken, dat ze dat gesprek hebben gevoerd aan de keukentafel op een rustig moment. Als iemand de keuze maakt om niet zelf te beslissen maar het aan zijn nabestaanden over te laten, dan wil ik dat dat een afgewogen keuze is, dat daar een reden aan ten grondslag ligt, dat mensen daarover hebben gesproken met hun naasten. Ik denk dat dat de mainstream zal zijn van deze categorie. Dus ik ben niet zo benauwd als de heer Jansen op dit punt. Maar wij gaan beide bij de kwaliteitsstandaard en de nieuwe donorwet monitoren en evalueren, want hier gaat het niet om gelijk hebben, maar om het heel precies volgen van de ontwikkelingen, omdat wij een hele grote stap hebben genomen met de invoering van die wet. En daar zijn wij, ook op het punt van communicatie, niet gauw klaar mee. Wij moeten ongelofelijk precies zijn. Zowel naar de individuele mens als naar de nabestaanden en de beroepsgroepen; naar al die drie groepen, moeten we ongelofelijk precies zijn. Nogmaals, daar zijn we niet gauw klaar mee. Zeker niet voor 1-7-20.

De voorzitter:

Kort afrondend, de heer Jansen.

De heer Jansen (PVV):

Echt heel kort. Ik hoop dat we het hiermee gaan redden, zeg ik uit de grond van mijn hart. Want ook ik ben erbij gebaat dat mensen ja of nee zeggen, maar dan moet het wel duidelijk zijn. Ik weet zelf nog hoe ik dat gesprek met mijn naasten heb gevoerd. Dat gesprek voer je met elkaar, maar dat gesprek ebt ook weer weg. Jouw beweegredenen kunnen later ook uit de gedachten van jouw nabestaanden zijn verdwenen.

Minister Bruins:

Dat is zo. Maar het staat in de brief dat je aandacht moet hebben voor dat goede gesprek dat je moet aangaan met je gezinsleden, met je naasten. Dat zo'n gesprek kan wegebben, kan ik mij ook voorstellen. Tegelijkertijd zal de informatie die wij willen verstrekken rondom de nieuwe donorwet niet kort zijn. Ik vind dat die informatie ook na 1-7-20 langere tijd op een hoger niveau moet blijven. Op enig moment is die wet ingevoerd en hebben mensen zich hiervoor geregistreerd. Maar dan blijft het van belang mensen goed te informeren. Mevrouw Dijkstra heeft daarnaar gevraagd. Ik heb daarover gezegd: laat me dat meer expliciteren in de brief die ik in mei, juni aanbied over de vervolgstappen. Dan wil ik daar graag op ingaan.

Voorzitter. Mevrouw Tellegen heeft nog een paar andere vragen gesteld, waaronder een over orgaandonatie na euthanasie. Daar moeten we veel meer aandacht voor hebben. Misschien moeten we de umc's met pilots laten werken en actief informatie verspreiden in de richting van patiëntenverenigingen. Daar ben ik het eigenlijk allemaal mee eens, maar eventjes een beetje preciezer. We hebben de Richtlijn orgaandonatie na euthanasie. Daar is veel over gediscussieerd. Volgende week komt de patiëntinformatie over die richtlijn beschikbaar via de patiëntenverenigingen. Dat is een vervolgstap in de communicatie. Maastricht UMC+ doet onderzoek naar knelpunten bij patiënten die euthanasie willen vanwege psychisch lijden. Misschien geeft dat onderzoek ons nog extra informatie. Dat zou heel goed kunnen. Dat onderzoek is dit najaar gereed en kan dan weer de basis zijn voor een aanpassing van de Richtlijn orgaandonatie na euthanasie. Via de patiëntinformatie en de grotere bekendheid van die richtlijn orgaandonatie, die zich richt op de professionals, is er aandacht voor de patiënten én de professionals. Daarmee wordt tegemoetgekomen aan de vraag die mevrouw Tellegen heeft gesteld. Dat op dat punt.

Dan heb ik nog één vraag van mevrouw Tellegen liggen, namelijk: hoe staat het met de landelijke uitrol van de nierteams? Er zijn er nu vier actief vanuit de umc's. Daarnaast is een projectleider bezig met een opschalingsplan. Bij dat opschalingsplan hoort ook financiering. Wij verwachten dat, als wij dat plan hebben, wij dat kunnen lezen en in de loop van dat jaar de financiering daarvoor gaan zoeken. Dat is nog niet geregeld, maar het moet geregeld worden. Dat zijn de woorden die ik daar maar bij zoek. Daar maken wij dus vorderingen in. Dus het zijn nu vier umc's. Het worden er meer. De nierteams zijn van de umc's. Daar zit meestal een psycholoog en een nefroloog in. Het opschalingsplan hebben wij gefinancierd. Op basis van een plan kunnen we kijken wat er extra nodig is. Dat verwacht ik allemaal in de loop van dit jaar nog te fiksen.

De voorzitter:

Dat waren de vragen van mevrouw Tellegen?

Minister Bruins:

Ik denk het wel.

Mevrouw Tellegen (VVD):

Het gaat de VVD erom dat we die dingen doen die hun effect al hebben bewezen. Dit zijn twee maatregelen waarvan wij weten dat ze in potentie organen opleveren. Die Nierteams aan Huis zijn een mooi voorbeeld van hoe dat effect genereert, dus ik ben heel blij dat dat nu loopt. Ik hoop wel dat dat nu snel echt uitgewerkt gaat worden, dus ik blijf graag op de hoogte van de vorderingen daarop en hoop dat er een beetje druk op de ketel blijft staan.

Het andere punt is orgaandonatie na euthanasie. Dat is een heel complex onderwerp. Dat zijn twee heel ingewikkelde werelden die we in die richtlijn bij elkaar hebben gebracht. Waarom druk ik daar zo op? Nu moet ik het zorgvuldig zeggen. Dat is omdat we van deze mensen – dat zijn vaak mensen met spierziekten zoals MS en ALS – weten dat ze komen te overlijden, hoe afschuwelijk ook. Dat kan dus allemaal gepland worden. Die mensen krijgen op een gegeven moment euthanasie, omdat ze anders op een heel dramatische manier sterven. Veel van deze mensen blijken iets met hun eigen leven te willen doen nadat zij er niet meer zijn, namelijk hun organen doneren. Er is een enorm reservoir aan mensen die daar heel bewust mee bezig zijn. Daarom is het zo belangrijk voor mij dat we hier werk van maken.

Ik ben heel blij met het antwoord van de Minister over betere patiëntinformatie. Mijn vraag is dan wel hoe die eruit komt te zien en hoe die verspreid gaat worden. Ik vind het heel goed dat Maastricht UMC+ nu in kaart brengt waar aan de kant van de specialisten de hiccups zitten. Die zijn er ongetwijfeld. Als we die in beeld hebben, dan kunnen we daar maatregelen tegen nemen.

Minister Bruins:

Ik denk dat het goed is om in de stand-van-zakenbrief in te gaan op de vordering van de nierteams en op dit punt. Als wij in mei, juni leven, is de patiëntinformatie over de richtlijn beschikbaar via patiëntenverenigingen. Dat is dan dus gefikst, maar dat zal dan ongetwijfeld weer vragen opleveren. Dat is helemaal niet erg. We proberen iedereen goed te informeren, zowel de patiënten via de patiëntenverenigingen als de professionals die zich allemaal moeten houden aan die richtlijn. Als daar nieuws over te melden is, dan meld ik dat in de stand-van-zakenbrief. Laat ik het op die manier aan u aanbieden, want ik kan me heel goed voorstellen dat dit een interessant onderwerp is om te blijven volgen. Het is een beetje procedureel misschien, maar ik onderschrijf het belang. De vorderingen schrijf ik op in de stand-van-zakenbrief.

Dan kom ik bij de vragen van de heer Jansen. Hij vroeg of we op schema liggen. Ik kijk de heer Jansen even aan: volgens mij ben ik daar genoeg en vrij uitgebreid op ingegaan. De heer Jansen toont nu een plaatje van een tram. Hij houdt «m scheef, maar ik kan nog steeds zien dat het een tram is. Op de tram staat aan het eind van de slogan een vraagteken en geen uitroepteken. Wij vinden natuurlijk dat daar een uitroepteken moet staan. Maar de gedachte was: als we daar nou een vraagteken van maken, dan zet dat de mensen aan het denken. Zo is het destijds bedoeld. We liggen wat ons betreft dus op schema.

Dan het moment van starten met de nieuwe donorwet. Ik ben al bijna weer vergeten waarom we voor 1 juli hebben gekozen. We hebben ook gedacht of het niet logischer zou zijn om het anders te doen. We moeten een ruime voorbereidingstijd kunnen hebben. Dat is primair wat is gewisseld in de behandeling in de Tweede Kamer en Eerste Kamer. Het idee was om daar twee jaar of een beetje meer dan twee jaar voor te nemen, zodat we ruim de voorbereidingstijd nemen om Nederland te kunnen vertellen dat er een wet komt die iets voor jou regelt als je het zelf niet regelt. Tegelijkertijd hebben we ook gezegd dat het wel een keer moet gaan gebeuren. We zijn toen dus uitgekomen op 1 juli 2020. Ik denk dat de behandeling in de Eerste Kamer plaatsvond in februari 2018 en de wet gaat dus in per 1 juli 2020. Er gebeurt een hele hoop voor die tijd. Ik heb ook omstandig betoogd dat er na 1 juli ook nog heel veel gebeurt.

Dan het punt van de brief in de vakantie. De brieven gaan in tranches, in batches uit. Ze worden altijd opgevolgd door een vervolgbrief. Daar zitten vele weken tussen. Behalve een enkele overwinteraar die nooit thuis is, krijgt iedereen twee brieven. De kans is heel groot dat mensen thuis zijn en ten minste één van die brieven hebben gekregen. Er komt ook nog een bevestiging. Als die je niet aanstaat, kun je het ook weer wijzigen. Misschien is het goed om dat ook te memoreren. Ik denk dat de planning weloverwogen gemaakt is. In ieder geval de Eerste Kamer was zich zeer bewust van het feit dat wij met deze planning werken. Eerlijk gezegd denk ik – dat hoort u ook in mijn woorden – dat de voorbereidingstijd goed is. Het is nooit te ruim, want we hebben de tijd hard nodig, maar ik zie er niet tegenop dat het 1 juli 2020 wordt.

De heer Jansen (PVV):

Heeft de Minister er nooit over nagedacht om die ingangsdatum afhankelijk te maken van het aantal mensen dat heeft gereageerd? We zitten nu op ongeveer 7 miljoen. We hadden ook kunnen zeggen dat we de wet laten ingaan als 11 of 12 miljoen mensen hebben gereageerd.

Minister Bruins:

Je moet een systeem bouwen. In de aanvang hebben wij ons afgevraagd wat dat systeem moet aankunnen. Een paar jaar geleden waren er minder mensen geregistreerd dan nu, maar een aantal miljoenen. We hebben in dat systeem rekening willen houden met het feit dat we ze ook allemaal een brief hadden moeten schrijven als het 8 miljoen mensen waren geweest. Daar hebben we rekening mee gehouden. Nu zijn het er ongeveer 7 miljoen. Ik hoop dat het nog een beetje minder brieven worden. Dat helpt allemaal. Maar er is wel een moment dat je moet zeggen: en nu starten we ermee. Ik vind het wel goed om dat ook in deze kabinetsperiode gewoon te doen en het niet weer in een volgende kabinetsperiode te laten gebeuren. Dat is misschien een beetje een gekke opmerking, maar het is gewoon een taaie klus. Het is uitvoeringswerk. Dat is altijd kwetsbaar, maar wij staan ervoor aan de lat. Ik zal u over de vorderingen informeren. Ik ga daar goedsmoeds mee aan de slag. Het is een belangrijk onderwerp. Ik wil heel graag dat we heel Nederland daar goed van op de hoogte kunnen stellen. Zo zit ik erin. Ik heb weleens vaker veel brieven verstuurd, en niet alleen met de kerst. Het is wel een grote klus; daar heeft de heer Jansen helemaal gelijk in.

Dan de vraag wie ik denk dat er bereikt wordt. Ik denk dat ik daar uitvoerig op in ben gegaan met allerlei voorbeelden van doelgroepen in de samenleving. Het is zoeken wie we in aanvulling daarop nog kunnen bereiken en wat daarvoor de beste methode is. Soms is dat internet, soms een folder, soms een bijeenkomst, soms een filmpje à la Steffie enzovoorts.

Dan heeft de heer Jansen gevraagd of ik twijfel dat registratie kan doorslaan naar een nee. Nee, daar twijfel ik eigenlijk niet aan. Ten eerste zien we dat er meer mensen ja dan nee antwoorden. De groep Nederlanders die orgaandonor wil zijn, groeit nog steeds. Ik geloof dat bij de peildatum 3,8 miljoen mensen gewoon ja hebben gezegd – als ik het allemaal goed omreken. Dat aantal stijgt dus. Het aantal nee-invullers stijgt ook. Dat is zo. Ik kan het me ook wel voorstellen. Als mensen hier bewust over gaan nadenken en het gesprek erover voeren aan de keukentafel, dan leidt dat ook tot meer expliciete keuzes. Het is wel goed dat we dat dan ook weten, zou ik willen zeggen. Ik denk dus niet dat het doorslaat en ik ben er ook niet somber over. In de kern vind ik het heel prettig om te zien dat het aantal geregistreerde burgers in het Donorregister stijgt. Ik denk en hoop eigenlijk dat het het komend halfjaar sneller stijgt dan in het afgelopen anderhalve jaar. Dat is mijn wens. We zullen het zien. Ik zal u daarover informeren.

Over de 19% heb ik het gehad. Over de nabestaanden heb ik het ook gehad. Ik denk dus dat ik de vragen van de heer Jansen allemaal beantwoord heb.

De heer Jansen (PVV):

Volgens mij staat er nog één vraag open, namelijk over de financiële kant van het verhaal, het eigen risico. Daar had ik een vraag over gesteld.

Minister Bruins:

De Minister gaat eventjes zoeken. Ik heb hier zo veel papier. Ik kom straks even op die vraag terug, want ik moet dat eventjes opzoeken.

De heer Jansen (PVV):

Als u het goed vindt, voorzitter, zal ik de vraag even in twee delen toelichten. Het ging eigenlijk om twee delen namelijk. We hadden een vraag over de zinsnede «naar verwachting». Het tweede was de vraag waarom het eventueel niet met terugwerkende kracht kan. Dat was eigenlijk de vraag, maar dan in tweeën gehakt.

Minister Bruins:

De vraag was: waarom duurt het vrijstellen van het eigen risico na dertien weken tot 2021; kan dat niet sneller? We hebben eerst bekeken hoe we dat het beste konden aanpakken. Dat kan via het Besluit zorgverzekeringen. Het kost tijd om dat te regelen omdat het een besluit is. Aan dat soort besluiten kun je geen terugwerkendekrachtbepaling toevoegen. Dat is de reden. Het kost gewoon tijd. Zal ik de vorderingen op dit vlak ook meenemen in de stand-van-zakenbrief van het voorjaar?

De voorzitter:

Heel kort nog, meneer Jansen.

De heer Jansen (PVV):

De zinsnede «naar verwachting» is dus omdat de Minister er niet helemaal zeker van is wanneer het wordt doorgevoerd.

Minister Bruins:

Ik wil het dit jaar gewoon afmaken, zodat het in 2021 gereed kan zijn. Toen ik de brief schreef – dat was in oktober – heb ik daar nog «naar verwachting» bij gezet. Nu zijn we weer een paar maanden verder. Nu verwacht ik wel dat het in 2021 te regelen is. Naarmate de tijd vordert, weet je altijd meer. Of juist minder. Maar nu wordt het een bijna holistisch debat. Dat bewaren we voor een andere keer.

Dan kom ik bij de vragen die gesteld zijn door de D66-fractie. Over het ICT-systeem heb ik het gehad. Dat loopt dus goed.

Over de donatiefunctionaris heb ik gezegd dat het vaak een arts is. Ik heb ook omschreven welke arts dat meestal zal zijn. De opleiding is verder dan het ontwikkelstadium, maar het opleiden van donatiefunctionarissen is wel werk in uitvoering. Inmiddels zijn er natuurlijk ook wel een aantal getrainde ic-artsen en gespecialiseerde verpleegkundigen die het donatieproces begeleiden. Er is misschien nog wel werk aan de winkel om het op landelijk niveau strakker te coördineren. Daar moeten we nog wel aandacht voor hebben.

Een schep erbovenop in de informatiecampagne? Dat doen we.

Hoe staat het met het scholingstraject? Dat wordt met veldpartijen ontwikkeld. De scholing gaat in de komende maanden van start, voorafgaand aan de inwerkingtreding van de wet. Dat is dus ook lopend werk.

Over het gesprek met de nabestaanden en het debat in de Eerste Kamer hebben we het gehad.

Dan het donatietraject op hogere leeftijd. Om welke weefsels gaat het? Kan het leiden tot verkeerde verwachtingen? Kunnen we de goede gesprekken voeren met oudere mensen? Daarover zou ik een paar dingen willen zeggen. Als eerste iets wat ik nog niet eerder heb genoemd. Ik heb op donorregister.nl vragen en antwoorden staan; de meest gestelde vragen. Die gaan ook over dit onderwerp. Wij updaten die vragen en antwoorden. Dat is een deel van het antwoord over de informatieverstrekking aan mensen op hoge leeftijd en op de vraag welke weefsels nog bruikbaar zijn en wanneer wel en niet kan worden gedoneerd. Het andere is dat we in aanloop naar de wet 300 lezingen en gesprekken voor ouderen organiseren door het hele land. Daar zijn ook ouderenbonden bij betrokken. Dat zijn dus manieren om de informatiepositie goed te maken.

Dan de bedankbrief. Dat punt hebben we al eens eerder besproken. We zijn over de bedankbrief in gesprek met de NTS. We weten dat sommige nabestaanden wél behoefte hebben aan een dergelijk bedankje, maar anderen juist weer niet. Maar goed, we zijn daarover in gesprek met de NTS. Daarnaast is er ook dit jaar de tweejaarlijkse TransplantERENdag, zoals die heet. Die wordt weer gehouden. Dat is ook een vorm van dank je wel zeggen.

Ik heb nog twee vragen te beantwoorden, voorzitter. Ik ben ingegaan op de communicatie na inwerkingtreding van de donorwet.

Dan was er nog de vraag over donatie bij leven en de vergoeding van de zorgkosten. Ligt de bewijslast bij de arts of bij de patiënt? Het is de arts die zal moeten verklaren dat de zorgkosten verband houden met de donatie. In de praktijk zal dat vaak de nefroloog zijn.

Ik hoop daarmee ook deze laatste vragen te hebben beantwoord, voorzitter.

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):

Ik wil nog even reageren op de communicatie over dankbaarheid van getransplanteerden richting familie van orgaandonoren. De NTS zou in mijn optiek, omdat ik me ook kan voorstellen dat sommige nabestaanden daar geen behoefte aan hebben, kunnen bekijken of ze per geval kunnen vragen of men er prijs op stelt, zodat het kan worden doorgegeven aan de familie of aan de getransplanteerde. Dat is gewoon heel praktisch. Het gaat helemaal niet over grote hoeveelheden. Maar het kan soms zo belangrijk zijn om even een teken van leven te krijgen. Dat kan voor sommige nabestaanden belangrijk zijn, terwijl anderen daar helemaal geen behoefte aan hebben en er niet mee geconfronteerd willen worden. Ik vraag de Minister dus of dat op die manier gecheckt kan worden.

Minister Bruins:

Ik zei al dat ik daar even met de NTS over zal spreken. Ik weet dat de NTS in sommige gevallen al contact heeft en dat het gesprek gevoerd kan worden als daar behoefte aan blijkt te zijn. Laat mij dat maar even precies uitzoeken, met name op het punt van dank je wel zeggen. Ik kom daar graag op terug in mijn stand-van-zakenbrief in het voorjaar.

Tot zover, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan zijn we daarmee gekomen aan het einde van de eerste termijn van de kant van de Minister. Ik kijk of er behoefte is aan een korte tweede termijn. Dat is het geval. Ik geef als eerste het woord aan mevrouw Tellegen.

Mevrouw Tellegen (VVD):

Hartelijk dank, voorzitter. Hartelijk dank ook aan de Minister voor zijn uitvoerige beantwoording. Waar te beginnen? Het gaat natuurlijk eigenlijk om de 1.271 mensen op de wachtlijst. Daar begon ik mijn eigen inbreng ook mee. Die willen we helpen. Die willen we een toekomst bieden met een donororgaan. De vraag bij dit debat is en blijft elke keer: hoe doen we dat op de meest effectieve manier? Wat levert het meeste op? Alle mogelijkheden zijn vandaag ook weer langsgekomen. Een van die mogelijkheden is de nieuwe donorwet. Ik hoop echt oprecht dat het effect gaat genereren. Nog 7 miljoen mensen moeten zich registreren. De Minister heeft aangegeven dat hij op schema ligt en dat hij hoopt dat nog een heleboel mensen zelf die keuze gaan maken. De zorg van de VVD is dat te weinig mensen zich bewust zijn van het feit dat geen keuze maken ook een grote consequentie heeft, namelijk dat ze als donor worden geregistreerd. Ik hoop de komende maanden en ook daarna een actieve overheid te zien die de mensen erop wijst dat ze zelf de keuze moeten maken. Dat is beter dan geen bezwaar.

Over de nabestaanden hebben we het uitgebreid gehad. Ik heb de Minister goed begrepen. Hij gaat daar werk van maken. Ik zou de Minister willen vragen of hij in de brief die hij heeft toegezegd voor dit voorjaar, terug kan komen op twee aspecten. Ten eerste: wat zijn de redenen van de nabestaanden om toch een streep door die wens te halen? Als we dat weten, kunnen we veel gerichter aan de slag met hoe we dat kunnen voorkomen. Ten tweede: maak werk van dat gesprek, want dat is heel belangrijk.

Tot slot, heel kort nog voorzitter, over orgaandonatie na euthanasie. Ik ben heel blij met de beide toezeggingen van de Minister op dit punt. Hier ligt een schat aan organen verborgen. Ik ben benieuwd naar de wijze waarop de patiëntenverenigingen geïnformeerd gaan worden. Ik ben ook heel benieuwd naar de knelpunten die de medische centra op dit moment ervaren bij dit complexe thema. Ik denk dat het driehonderd procent de moeite waard is om hier heel veel werk van te gaan maken.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Jansen.

De heer Jansen (PVV):

Dank, voorzitter. Het punt van de nabestaanden vinden wij op dit moment ook een groot vraagteken. Gaan we het doel bereiken dat we voor ogen hebben? We hopen van wel. Ik ben ook zeer geïnteresseerd in de informatie die we daar nog over gaan ontvangen van de Minister.

Een tweede opmerking gaat over communicatie in de eigen taal bij sommige multiculturele groeperingen. Eigenlijk is het natuurlijk te belachelijk voor woorden dat dit nodig is. De vraag is ook of het wel zinvol is, want als men weigert te integreren, moet je je afvragen of men openstaat voor de redenatie achter het donor zijn. Maar goed, dat is iets wat wij weleens vaker inbrengen hier. Nogmaals, het is belachelijk dat dit nodig is.

Mijn laatste opmerking gaat over het eigen risico. Dit is nou typisch weer een voorbeeld van waarom wij zeggen: waarom moet je versneld die wet invoeren en wacht je niet tot 1 januari volgend jaar? Dan heb je het allemaal op één moment volledig geregeld. Nu is dat niet het geval.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik tot slot het woord aan mevrouw Dijkstra. Gaat uw gang.

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):

Dank u wel, voorzitter. Het doel van de wetswijziging is geweest om van iedereen een registratie te krijgen, of dat nu nee of ja is, of de keuze om het aan de nabestaanden over te laten. Als ik kijk hoe de Minister daarmee aan de gang is, kan ik alleen maar zeggen dat ik daarmee kan instemmen en dat ik vind dat het er goed uitziet. Er zijn natuurlijk nog een aantal zaken die aandacht verdienen. De Minister heeft daarop gereageerd. Dat gaat ook komen, met name de campagne. Ik heb zelf ook altijd gezegd dat communicatie de ruggengraat is van de campagne. Ik heb het idee dat deze Minister het heel voortvarend oppakt. Ik dank de Minister ook voor zijn antwoorden op de vragen die ik heb gesteld. Ik ga ervan uit dat we goed op de hoogte gehouden blijven worden, zoals dat tot nu toe gebeurd is. Ik dank de Minister.

De voorzitter:

Hartelijk dank. Daarmee zijn we aan het einde van de tweede termijn aan de zijde van de Kamer. Ik geef de Minister de gelegenheid voor het beantwoorden van de gestelde vragen. Gaat uw gang.

Minister Bruins:

Dank voor de bemoedigende woorden. Ik denk dat communicatie inderdaad voor alle regelgeving die wij hebben een belangrijk aspect is, want het is niet zo dat 17 miljoen mensen altijd aan onze lippen hangen. Toch zou je dat voor dit onderwerp nou juist heel graag willen. Ik heb in de eerste termijn gezegd dat we op schema liggen, maar ik denk dat we voorzichtig moeten zijn om te zeggen dat we tevreden zijn met hoe het eruitziet, want het is niet af. Het is ook op 1 juli niet af. Dat is misschien wel de belangrijkste opmerking voor nu. We gaan de 1 juli ruimschoots voorbij, want we moeten daar nog veel aan doen.

Ik vind het inderdaad van belang dat we mensen opzoeken. In de situatie dat je de taal niet goed machtig bent, vanwege je geestelijke gesteldheid, is het heel fijn dat een stichting als Steffie je aan informatie helpt. Het is heel fijn als je het gesprek in eigen kring wil voeren, of die nou Syrisch, Eritrees, Marokkaans of Antilliaans is, of noem het maar op. Ik was bij een avond waarop een imam sprak. Hij had gehoord dat het verboden zou zijn om als donor op te treden. Als een speer schoot hij omhoog. Hij zei: ik ben imam en ik zie dat helemaal niet zo. Daarmee is het allemaal niet gefikst. Dat is niet in één gesprek gedaan, maar het gesprek op die avond helpt daar wel bij. Ik denk ook dat je het gesprek makkelijker op gang helpt als een brochure met informatie in meer talen wordt gemaakt. Dat zeg ik in de richting van de heer Jansen.

Voorzitter. Het gesprek met die...

Mevrouw Tellegen (VVD):

Wat de Minister hier aanraakt, is iets wat ik hem ook had willen vragen, maar wat ik eigenlijk straal vergeten ben. Dat was de oproep van een imam die zei: doneer uw organen vooral niet. Dat is natuurlijk zijn goed recht. Dat doet hij op basis van de geloofsovertuiging en vanuit het geloof dat de islamieten niet willen tornen aan het lichaam van een overledene. Mijn vraag is wel: als we de campagne echt op maat maken en mensen actief opzoeken om te laten zien hoe mensen zich kunnen laten registreren, gaat de Minister op dit punt dan bijvoorbeeld ook in gesprek met de islamitische gemeenschap, om te kijken hoe dat werkt?

Minister Bruins:

Absoluut. Ik weet niet precies of de vraag vanmiddag wordt gesteld naar aanleiding van het rapport van het Verwey-Jonker Instituut. Ik vond het interessant om in dat rapport te lezen dat er niet één heersende interpretatie van de islam is op grond waarvan je kunt zeggen dat moslims wel of niet donor mogen worden. Het is een opvatting van een imam. Daar doen we niks aan af, maar er zijn ook andere interpretaties. Ik ben ook weleens bij een gesprek geweest met twee imams die daar op een verschillende manier over denken. Wat ik daaraan overhoud, is dat het gesprek op gang moet worden gebracht. Ik denk dat dat de waarde is. Daar moeten we ook gewoon mee doorgaan. Soms kan het van de imam komen, soms kan het van de islamitische studentenvereniging komen, zoals in dit geval, en soms moet het weer op een heel andere manier. Dat is niet in één modelletje te vangen. Ik vind dat we dat precies moeten doen.

Het andere punt dat in tweede termijn is opgemerkt door eigenlijk alle sprekers, is het punt van de nabestaanden. Wat is nou de reden om een streep door de wens van een mens te halen? Een mens heeft zorgvuldig gewikt en gewogen. Wij hopen en verwachten dat hij dat heeft besproken met zijn nabestaanden. Dan wordt er toch een andere keuze gemaakt door de nabestaanden. De arts zal zich daardoor aangesproken voelen. Er zijn gesprekstechnieken en er wordt van alles gewisseld, maar de arts zal zich aangesproken voelen door wat de nabestaanden zeggen. Het is een heel interessante vraag, die ook uitgebreid in het debat in de Eerste Kamer aan bod is geweest. Ik denk dat we daar in ieder geval moeten monitoren... Maar dat klinkt weer zo beleidsmatig. Je wilt gewoon graag weten wat de redenen zijn. De vraag die u hier vanmiddag neerlegt, lijkt mij de moeite waard om in de komende periode te volgen. We zullen kijken hoe we daarop moeten inspelen. Of dat nu in de gesprekstechnieken of in de informatie aan patiëntenverenigingen een rol moet gaan spelen, vind ik een beetje op de zaken vooruitlopen, want ik ben nog in het hoofdstuk van de voorbereiding in aanloop naar 1 juli. Maar ik begrijp dat gesprek heel goed. Ik heb dat in de Eerste Kamer ook gezegd. Laten we zorgen dat we monitoren wat de effecten hiervan zijn, of meer dan dat: wat de redenen hiervan zijn. Dat lijkt me een goed punt om te doen. We hebben dat natuurlijk niet allemaal in dit jaar gefikst. Om deze middag te besluiten: kleine stapjes voorwaarts, dat is het beste.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan zijn we daarmee aan het einde gekomen van dit algemeen overleg. Ik zie dat de heer Jansen nog een vraag heeft.

De heer Jansen (PVV):

Ik heb een opmerking gemaakt over het eigen risico. Het zou een ideale situatie zijn geweest om alles per 1 januari te laten plaatsvinden. Het was nou juist een argument om alles tegelijkertijd in te voeren. Daar heb ik geen reactie op gehad.

Minister Bruins:

We kunnen pas brieven sturen als de wet van kracht is. De wet is van kracht op 1 juli. Dat vind ik ook het moment om de brieven te gaan sturen. Dat staat even los van de discussie over het eigen risico. Daarvoor moet ik een andere regel wijzigen, namelijk het Besluit zorgverzekeringen. Dat hebben we wel gefikst per 2021. Ik vind eigenlijk dat ik dat allebei moet doen. Met die ene ben ik bezig – dat heb ik u laten weten in de brief van oktober vorig jaar – en ook met de wet ben ik bezig. Ik wil eigenlijk niet wachten met de invoering van de wet, want zo hebben we het afgesproken in het parlement: per 1 juli starten en dan in batches de brieven eruit.

Tot zover, voorzitter.

De voorzitter:

Dan zijn wij daarmee gekomen aan het einde van de tweede termijn aan de zijde van het kabinet. De Minister heeft één toezegging gedaan van een brief waarin hij een aantal onderwerpen mee zal nemen.

  • De Minister stuurt in mei of juni 2020 een nieuwe stand-van-zakenbrief over de registraties. Dat is een toezegging in de richting van de commissie. Daarin neemt hij een aantal vragen van de Kamer mee. Deze staan uiteraard in het verslag. Een aantal staan hier genoteerd, maar de lijst is niet uitputtend. Het gaat onder andere om de nierteams, de donatie na euthanasie, het Besluit Zorgverzekeringswet, de bedankbrief aan de nabestaanden. Daar komt ook het laatste punt van mevrouw Tellegen bij als het gaat om de vraag waarom nabestaanden nee zeggen. Of laat ik het zo zeggen: waarom nabestaanden een andere keuze maken.

Dat is de toezegging. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit algemeen overleg. Ik wil de Minister graag bedanken voor zijn inbreng. Dat geldt uiteraard ook voor zijn ondersteuning. Ik dank de Kamerleden voor hun inbreng. Ik dank de mensen op de publieke tribune voor hun belangstelling. Dat geldt uiteraard ook voor de mensen die dit debat op een andere manier hebben gevolgd. Hartelijk dank, ook richting onze ondersteuning bij dit debat.

Sluiting 16.00 uur.