Kamerstuk 27926-217

Verslag van een algemeen overleg

Huurbeleid

Gepubliceerd: 31 maart 2014
Indiener(s): Sander de Rouwe (CDA)
Onderwerpen: huisvesting huren en verhuren
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-27926-217.html
ID: 27926-217

Nr. 217 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 31 maart 2014

De algemene commissie voor Wonen en Rijksdienst heeft op 13 februari 2014 overleg gevoerd met Minister Blok voor Wonen en Rijksdienst over:

  • de brief van de Minister voor Wonen en Rijksdienst d.d. 22 januari 2014 over de inkomensafhankelijke huurverhoging 2014 (Kamerstuk 27 926, nr. 213);

  • de brief van de Minister voor Wonen en Rijksdienst d.d. 12 februari 2014 met de reactie op de CBP-bevindingen over de uitvoering van de inkomensafhankelijke huurverhoging door de Belastingdienst (Kamerstuk 27 926, nr. 214);

  • de brief van de Minister voor Wonen en Rijksdienst d.d. 6 februari 2014 met de reactie op het rapport «Vaste grond onder de voeten; over de rechtspositie van waterbewoners ten aanzien van de ligplaats» (Kamerstuk 32 730, nr. 17).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de algemene commissie voor Wonen en Rijksdienst,De Rouwe

De griffier van de algemene commissie voor Wonen en Rijksdienst,Van der Leeden

Voorzitter: De Rouwe

Griffier: Van der Leeden

Aanwezig zijn vijf leden der Kamer, te weten: Monasch, Van der Linde, Baay-Timmerman, Paulus Jansen, De Rouwe,

en Minister Blok voor Wonen en Rijksdienst, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

Aanvang 13.00 uur.

De voorzitter: Dames en heren. Welkom bij dit algemeen overleg van de algemene commissie voor Wonen en Rijksdienst. Dit overleg heeft als onderwerp de uitvoering van inkomensafhankelijke huurverhogingen. Het staat gepland tot uiterlijk 15.00 uur. Ik stel de leden voor om geen spreektijd te hanteren. Ik heet de Minister en zijn ondersteuning welkom. Zo heet ik verder iedereen welkom.

De heer Van der Linde (VVD): Voorzitter. Eerst heb ik een puntje van orde. Met «geen spreektijd» bedoelde u vast dat er geen beperking aan de spreektijd is.

De voorzitter: Ja.

De heer Van der Linde (VVD): Oké. Gezien het onderwerp was ik sowieso al van plan om het kort te houden. In de basis praten wij over een aantasting van de privacy van huurders die verder niets te maken hebben met de huurverhoging. Hun privacygevoelige gegevens kwamen onterecht bij de verhuurders. Dat is een belangrijk punt. In de brief van de Minister lees ik dat hij in ieder geval maatregelen genomen heeft om dit voor het komende jaar te regelen. Hij heeft daarbij een afweging gemaakt tussen privacy en uitvoerbaarheid. Dit gebeurde onder enige tijdsdruk omdat het loket weer open moest. Ik vind de getroffen maatregelen redelijk. Ook vind ik het goed dat huurders geïnformeerd worden over het feit dat hun gegevens zijn verstrekt. Eigenlijk houd ik alleen de volgende vraag over. Wat zijn de ervaringen tot nu toe? Het loket is nu immers open. Kan de Minister toezeggen dat hij ons na afloop laat weten hoe dit verlopen is en of er verdere maatregelen nodig zijn?

Op het laatste moment is een brief over woonboten aan de agenda toegevoegd. Die brief heb ik met enige snelheid moeten doorlezen. Ik ben blij dat de Minister geen vluggertje maakt van het leerstuk ten aanzien van de tweewegenleer. Dat is mijn eerste observatie. Ik zie de Minister nu kijken. Dat is het gebruik door de overheid van het publiekrecht versus het privaatrecht. Voor de rest heb ik daar op dit moment geen vragen over.

De voorzitter: Ik meld nog dat de heren Verhoeven van D66 en Knops van het CDA zich hebben moeten afmelden vanwege andere Kamerwerkzaamheden.

De heer Paulus Jansen (SP): Voorzitter. Afgelopen dinsdag nam de Kamer namens 700 huurdersorganisaties de petitie «Stop de huurexplosie» in ontvangst van het Initiatief voor Betaalbaar Wonen – Amsterdam Noord. Deze huurdersorganisaties vertellen ons dat het zogenaamde doorstroombeleid tegen de scheefwoners – die doorstroming is het doel van de inkomensafhankelijke huurverhoging – een sprookje en propaganda is. Vrijkomende woningen in Amsterdam gaan helemaal niet naar de lagere inkomens. Ze worden te koop aangeboden of gaan voor de hoofdprijs de vrijesectorhuurmarkt op.

Ondertussen is het aanbod van betaalbare huur voor de doelgroep met lage inkomens schaarser geworden dan oases in de Sahara. Aan het eind van deze kabinetsperiode zal volgens RIGO het aantal huurders onder de armoedegrens gegroeid zijn tot 35%. Ik blijf roepen dat het ongelofelijk is dat de Partij van de Arbeid voor dit beleid getekend heeft, ongelofelijk dat de sociaaldemocraten toestaan dat een liberale Minister spijker op spijker in de doodskist van de sociale huursector slaat. D66, de ChristenUnie en de SGP hebben hierbij ook kilo's boter op hun hoofd.

De SP-fractie daagt de Minister uit om te onderbouwen dat zijn scheefwoonbeleid in de vorm van deze wet werkt. Het aantal huishoudens met een hoger inkomen dan anderhalf keer modaal in een sociale huurwoning loopt al jaren terug. Is dat sinds juli 2013 opeens versneld of is er helemaal niets veranderd? Minister, laat het maar eens nagaan door het CBS, in een mini-WoON 2014. In Engeland reduceerde Margaret Thatcher toen ze aan de macht kwam direct het budget voor het Engelse CBS, zodat Labour niet meer de cijfers had om aan te tonen hoe destructief haar beleid uitpakte. Volgt de Minister dezelfde strategie?

De heer Van der Linde (VVD): Kan de heer Jansen uitleggen hoe dit gerelateerd is aan de agenda van vandaag? Wij praten nu over de uitvoering van vastgelegd beleid. Volgens mij doen wij nu een wedstrijd over die wij de afgelopen anderhalf jaar hebben gevoerd.

De heer Paulus Jansen (SP): Ik kan mij heel goed voorstellen dat de VVD tevreden achteroverleunt, want haar beleid wordt hier uitgevoerd. De SP-fractie rekent het tot haar kerntaak om op te komen voor de mensen die door dit beleid in de problemen komen. En dat zijn dan maar 2,4 miljoen huishoudens in Nederland, maar het lijkt mij de moeite waard om daar enige aandacht aan te besteden. Die mensen zeggen dat deze wet niet werkt. Het beoogde doel van deze wet, namelijk het aanpakken van scheefwonen, wordt niet bereikt. Integendeel, en de schaarse woningen die er waren voor mensen met lage inkomens, worden nog schaarser. Kortom, mij lijkt dit de kerntaak van alle woordvoerders voor Wonen in dit huis. Ik verbaas me er een beetje over dat de VVD dit laat lopen.

De heer Van der Linde (VVD): Ja, maar nu doen we toch de wedstrijd over. Wij willen scheefwonen aanpakken. Wij hebben er een inkomensafhankelijke huurverhoging tegenaan gezet. Daarvoor hebben wij wat liberale principes opzijgezet. Dat hebben wij de afgelopen jaren al besloten. Wat wil de heer Jansen hier op dit moment mee bereiken?

De heer Paulus Jansen (SP): Om maar eens iets te noemen, wil ik daar bijvoorbeeld mee bereiken dat illegale praktijken worden gestopt. Daar zal ik dadelijk op terugkomen. Deze wet is volgens mij strijdig met de wet voor de privacy, namelijk de Wet bescherming persoonsgegevens. Dat heb ik niet verzonnen; het College bescherming persoonsgegevens zegt dit ook. Als je uitgaat van zorgvuldige wetgeving en het respecteren van de wetten die wij hier hebben vastgesteld, lijkt mij dat dit punt ook de heer Van der Linde aan het hart zou moeten gaan.

Als de inkomensafhankelijke huurverhogingen geen merkbaar effect hebben op scheefwonen – hierbij hanteer ik als advocaat van de duivel maar even de definitie voor scheefwonen van de VVD; dat is niet mijn definitie – dan is dat een extra bewijs voor mijn stelling dat de Minister de Wet bescherming persoonsgegevens aan zijn laars lapt. In die wet staat namelijk dat het beschikbaar stellen van privacygevoelige gegevens alleen mag als het proportioneel is ten opzichte van het publieke belang dat ermee wordt beoogd. Welnu, als dat publieke belang niet wordt bereikt, is er per definitie geen sprake van proportionaliteit.

Er speelt echter meer. Het CBP heeft aangegeven dat de verbeteringen die de Minister bij de huurverhoging van juli 2014 wil doorvoeren, onvoldoende zijn. De Minister moet daar nadere opheldering over geven aan het CBP. Kan de Minister hier de garantie geven dat zijn nadere invulling ertoe leidt dat alle kritiekpunten van het CBP worden opgelost? Zo nee, kan hij hier bevestigen dat de inkomensafhankelijke huurverhogingen per 1 juli afgeblazen worden als rond 1 april blijkt dat hij nog steeds niet aan de wet voldoet?

Ik heb ook een vraag over de administratieve lasten van het inkomensafhankelijke circus. Ook dat onderwerp zou de VVD aan het hart moeten gaan. Kan de Minister een update laten maken van zijn kosteninschatting aan de zijde van de Belastingdienst, gemeenten, verhuurders en Huurcommissie? Het lijkt de SP-fractie evident dat de werkelijke kosten een veelvoud zijn van de voorspelde kosten. Kan de Minister toezeggen dat hij de zwartepiet straks niet bij de Belastingdienst zal leggen als ook dit jaar de verstrekking van de inkomensgegevens weer een zootje wordt?

Ik rond af met een verzoek naar aanleiding van de recente brief over de rechtsbescherming van woonbootbewoners, waarvoor dank overigens. De Minister vindt het niet nodig om de huurprijzen van ligplaatsen op enigerlei wijze te reguleren met als argument dat de meeste woonboten qua prijs in de vrije sector thuishoren. Dat roept bij ons de vraag op waarom er geen huurprijsbescherming zou moeten komen voor woonboten die qua eigenschappen, bijvoorbeeld gemeten met het woningwaarderingssysteem, wel vergelijkbaar zijn met het socialehuursegment. Is de Minister bereid om op dit punt met een nader voorstel te komen?

De heer Monasch (PvdA): Voorzitter. We praten vandaag over de uitvoering van maatregelen waarover wij eerder uitvoerig met elkaar hebben gediscussieerd. Ik vermoed dat wij daar ook nog wel in een ander verband op terug zullen komen. De discussie daarover laat ik dus even voor wat die is. Het gaat nu om de belangrijke vraag hoe deze huurverhoging verder wordt uitgevoerd. Wij zijn meer dan tevreden over het feit dat het kabinet op basis van de adviezen heeft ingezien dat het beter kan. Het eerste jaar brengt natuurlijk problemen met zich mee. Het is een gevoelige discussie. De fractie van de Partij van de Arbeid vindt dat het kabinet goed heeft geluisterd naar de kritiek op de uitvoering en daar adequate maatregelen voor heeft genomen.

Vanuit die invalshoek van steun voor de maatregelen heb ik twee vragen over de twee brieven die ons toegezonden zijn. In de brief staat dat eerst duidelijk moet zijn om hoeveel verhuurders het gaat en dat dat niet achteraf bekeken moet worden. Er staat dat je je eerst moet aanmelden voordat je überhaupt mee mag doen met deze inkomensafhankelijke huurverhoging. In de brief staat ook dat er wordt verwacht dat de omvang daardoor zal teruglopen. Kan de Minister aanduiden hoeveel minder verhuurders hij verwacht doordat er selectie aan de poort zal plaatsvinden?

De heer Paulus Jansen (SP): Ik heb een vraag over de aantallen. Dat interesseert de SP-fractie ook. Wat is de hoogte van de meetlat voor de PvdA-fractie? Wat is bij het ten onrechte verstrekken van inkomensgegevens het aantal gemaakte fouten dat voor de PvdA nog acceptabel is? Het waren er de afgelopen jaren schandalig veel. Hoeveel moet het van de PvdA-fractie minder worden om te kunnen zeggen dat er naar eer en geweten met de Wet bescherming persoonsgegevens wordt omgegaan?

De heer Monasch (PvdA): De heer Jansen mag ook antwoord geven op zijn eigen vraag. Aangezien de vraag aan mij gericht was, zal ik hem beantwoorden. Ik denk dat er sowieso naar eer en geweten wordt gewerkt aan de uitvoering van de wet. Daarvan ga ik uit totdat het tegenovergestelde wordt aangetoond. Dat moet bij iedereen de insteek zijn. Het streven zal zijn om het aantal fouten te minimaliseren. Ik denk dat het aantal elke keer dat hiermee gewerkt wordt, kleiner wordt. Ik leg mij niet vast op 1% of op één geval meer of minder, want dan is het vervolgdebat dat ik er 1% of één geval naast zit. De intentie moet zijn om het aantal fouten te minimaliseren. We praten echter over een grote operatie. Wij weten dat de uitvoering bij de Belastingdienst weleens vaker onderwerp van discussie is. Ik denk dat men er in samenspraak met het Ministerie voor Wonen en Rijksdienst voor zal zorgdragen dat het aantal fouten zo laag mogelijk zal zijn.

De heer Paulus Jansen (SP): De heer Monasch zal ongetwijfeld ook weten dat het probleem niet alleen ontstaat door de Belastingdienst. Overigens is dat eigenlijk veroorzaakt door de Minister. Ik wil de ambtenaren daar uiteraard niet voor aankijken. Het is ook veroorzaakt door de gemeenten. De data worden gegenereerd door bestanden te matchen, namelijk gemeentelijke informatie over woningen met gegevens van de Belastingdienst. Daar zit een groot deel van het probleem. Vindt ook de heer Monasch niet dat het erg logisch is dat die bestanden gewoon niet perfect up-to-date kunnen zijn door het feit dat complexen worden uitgepompt? Wat vorig jaar nog een huurwoning was, is nu een koopwoning. Wat vorig jaar nog een sociale huurwoning was, is dit jaar een vrijesectorhuurwoning. Uniforme complexen bestaan niet meer. Dat is het probleem. Met dat probleem hebben gemeenten te worstelen. Dat leidt gewoon tot heel veel fouten. Onderschrijft de heer Monasch die analyse?

De heer Monasch (PvdA): Juist gemeenten zijn professionele organisaties die in het kader van tal van taken die hun zijn toebedeeld, als geen ander zullen weten wat voor woningen zij in de gemeente hebben en wat daarvan de eigenschappen zijn. Ook de gemeenten hebben geleerd van het afgelopen jaar. Zij hebben er sowieso behoefte aan en belang bij dat het zo goed mogelijk op orde is. Ik ga ervan uit en ik vertrouw erop dat het dit jaar een stuk beter gaat. Voor de lange termijn kan ik de zorgen weghalen bij de heer Jansen. Het jaar hierna gaan wij over naar een huursombenadering en gaan wij vervolgens naar een andere systematiek. Hopelijk hebben wij dan allerlei bestanden op orde gekregen.

We hebben het in dit huis vorig jaar gehad over de vraag of de huurder moet worden geïnformeerd over het feit dat er inkomensgegevens zijn verstrekt aan de verhuurder. Als ik het mij goed kan herinneren, is in dit huis uiteindelijk om meer pragmatische en praktische redenen besloten om niet te veel administratieve lasten op te leggen. Het kabinet kiest er nu toch voor om de aanbeveling van de Nationale ombudsman over te nemen om wel een brief te sturen aan de huurders zodat inkomensgegevens met het bedrag erbij hun worden toegestuurd. Dat lijkt ons een prima zaak. Wij kunnen die weging goed volgen. Is het dan niet verstandig om, als dat briefje toch verstuurd wordt, in een paar punten aan te geven wat de rechten zijn van de huurder zijn en waar hij meer informatie kan vinden over deze huurverhoging? Dat zeg ik mede gelet op het feit dat gegevens door verhuurders worden gebruikt op een manier waarop dat niet zou mogen en dat huurders, hiermee geconfronteerd, graag willen weten wat hun rechten zijn. Daarop wordt in de brief terecht gewezen. Als die punten worden meegenomen, wordt de huurder goed in positie gebracht ten aanzien van de vraag wat er nu gaat gebeuren, de reden waarom deze inkomensgegevens zijn verstrekt, de doelstelling van het beleid, de vraag waarop zijn rechten zijn gebaseerd en wat hij mag. Dan weet hij op een internetsite eenvoudig waar hij terechtkomt. Nu wij die brief toch gaan sturen, lijkt het mij goed de huurder goed in positie te brengen en niet alleen op zijn plichten maar ook op zijn rechten te wijzen. Het lijkt ons dus verstandig om dit aan die brief toe te voegen. Die postzegel wordt nu toch verstuurd! Het hoeft maar om een paar alinea's te gaan, als het blijft bij een velletje.

Aangaande de woonschepen hebben wij tijdens de procedurevergadering via mijn collega ruimte gegeven voor het verzoek. Ik zit er wel een beetje mee dat het heel kort dag is, niet alleen voor onszelf, maar ook voor organisaties die willen inspreken en ons brieven hadden willen sturen. Ik ben zeer benieuwd naar het antwoord op de vraag van de heer Jansen. Het zal ongetwijfeld een van onze vragen zijn geweest, want die kwam naar voren bij het lezen van deze stukken. Ik heb dus een punt van orde. Kan het wellicht op een ander moment? Ik kijk ook even naar de Minister om te zien wanneer dit tot wetgeving moet leiden. Wat mij betreft, mag het desnoods schriftelijk. Dat kan ook. Dan kunnen wij ons als fractie iets gedegener voorbereiden op dit stuk.

De voorzitter: Voor de goede orde zeg ik dat hedenochtend nog een brief inzake woonschepen is toegevoegd aan dit algemeen overleg. Het is inderdaad begrijpelijk dat niet iedereen daarvan volstrekt kennis heeft kunnen nemen. Op zichzelf is de commissie vrij om in het vervolg nog even te bekijken of de brief op enigerlei moment aan de orde moet komen. Dat zeg ik even ter informatie.

De heer Paulus Jansen (SP): Ik steun het verzoek van de heer Monasch. Ik vond het een betrekkelijk klein onderwerp. Ik weet niet of er steun is voor een algemeen overleg. Wat mij betreft is dat ook prima. Misschien is dat nog wel beter. Laten wij het vandaag in ieder geval alvast meenemen.

Mevrouw Baay-Timmerman (50PLUS): Voorzitter. De 50PLUS-fractie constateert dat naar aanleiding van de aanbevelingen van de Ombudsman en de rapportage van het College bescherming persoonsgegevens, het CBP, goede stappen zijn gezet voor de verbetering van de uitvoering van de inkomensafhankelijke huurverhoging. Maar is dat genoeg? Wij denken van niet. Persoonsgegevens lijken nu beter beschermd, maar de Woonbond wijst nog op tekortkomingen. Kan de Minister ingaan op de bevindingen van de Woonbond?

Wij vinden het ook jammer dat niet tegemoet wordt gekomen aan de bezwaren van Actal over de administratieve lasten van huurders. Als huurders bezwaar willen maken, moeten zij allerlei stukken overleggen betreffende de inkomstenposities van hun medebewoners. Ook daarop krijgen wij graag een reactie van de Minister.

Alles overziend is er nu een systeem opgezet dat potentieel nog steeds behoorlijk foutgevoelig lijkt, over vele schijven loopt en verschillende drempels kent. Het begint te lijken op een soort hordenloop. De kans op zand in de radertjes van dit fijnmazige systeem is verre van denkbeeldig. Een last voor huurders en verhuurders is het zeker, en dat vooral om een huurbelasting mogelijk te maken.

50PLUS vindt de termijn van vier weken voor verhuurders om de accounts aan te vragen, erg kort. Kan die termijn niet worden verlengd, bijvoorbeeld tot zes of acht weken? Wij zien vooral knelpunten bij particuliere verhuurders. Wij vragen ook om een betere communicatie over de volgende stappen voor de verhuurders en huurders. Daarnet kwam dit al aan de orde. Kom met duidelijke informatie. Vooral kleinere verhuurders zullen dit jaar pas inzien hoe zwaar de verhuurderheffing aantikt en zich realiseren wat er allemaal moet gebeuren om inkomensafhankelijke huurverhogingen door te voeren. De heffing is onverbiddelijk, ook als huurverhogingen niet gerealiseerd kunnen worden.

Tot slot vraagt de 50PLUS-fractie wederom aandacht voor de betaalbaarheid van huren. Wij krijgen veel signalen van mensen die hun huur niet of nauwelijks kunnen opbrengen. De betaalbaarheid van de sociale huursector is in gevaar. Wij staan aan de vooravond van weer een nieuwe ronde huurverhogingen. Wat doet de Minister om huren betaalbaar te houden en heeft hij oog voor de mensen die de huurbelasting moeten opbrengen?

De vergadering wordt van 13.25 uur tot 13.35 uur geschorst.

Minister Blok: Voorzitter. Ik zal in drie blokken antwoorden. Het eerste gaat over de inkomensafhankelijke huurverhoging, het tweede over de woonboten en het derde over de andere aan mij gestelde vragen.

Ik ga eerst in op de uitvoering van de inkomensafhankelijke huurverhoging. Het feit dat wij als overheid de grondwettelijke taak hebben te zorgen voor goede huisvesting van iedere Nederlander ongeacht zijn inkomen, brengt met zich mee dat wij voor mensen met een kleine portemonnee een pakket bijzondere maatregelen hebben. Dankzij woningcorporaties, de achtervang van het Rijk in de vorm van een garantie en de begeleidende wetgeving hebben wij er in Nederland gelukkig voor kunnen zorgen dat mensen misschien niet altijd precies zo gehuisvest zijn als zij willen, maar wel goed zijn gehuisvest, zeker als je het internationaal vergelijkt. Gelukkig zijn zij ook vaak betaalbaar gehuisvest. Daarmee wil ik niet ontkennen dat er problemen mee zijn. Wel vind ik dat wij er in grote trekken trots op kunnen zijn.

Het feit dat je juist voor mensen met een kleine portemonnee beschermende maatregelen hebt en ervoor wilt zorgen dat er voor hen een specifieke woningvoorraad beschikbaar is, brengt met zich mee dat je in het traject van het vinden en behouden van een woning, de informatie over het inkomen moet hebben. Wij accepteren allemaal dat je in ieder geval bij de eerste woningtoewijzing die inkomensgegevens verstrekt. De betaalbare woningen zijn een schaars en aantrekkelijk goed. Wij merken dat mensen het op grote schaal, ook als zij een hoger inkomen hebben, aantrekkelijk blijven vinden om in een sociale huurwoning te blijven wonen. Dat roept natuurlijk de vraag op hoe we ervoor zorgen dat er voldoende woningen beschikbaar blijven voor mensen met een laag inkomen. Een systeem van huurbescherming en sociale verhuur brengt met zich mee dat er inkomensgegevens nodig zijn op een aantal momenten. Dat moeten wij natuurlijk zo doen dat de privacy gerespecteerd wordt en dat er zo min mogelijk lasten zijn voor de huurders, de verhuurders en de Belastingdienst.

Mij bereiken ook regelmatig andere voorstellen uit de samenleving. Ik heb vanochtend een overleg gehad met wethouders van de grote steden. Zij willen graag experimenten met huur op maat. Ook bij dit soort voorstellen speelt de vraag hoe je het inkomen tussentijds meet. Je ontkomt niet aan de vraag hoe je ervoor zorgt dat de schaarse voorraad betrouwbare woningen echt op de doelgroep wordt gericht.

Bij de invulling van de inkomensafhankelijke huurverhoging is er eigenlijk al door mijn ambtsvoorgangers – ik heb de wet met volle overtuiging van hen overgenomen en natuurlijk ben ik ook verantwoordelijk voor de uitvoering ervan – voor gekozen om de Belastingdienst, die inkomensgegevens heeft, die in een zo abstract mogelijke vorm aan verhuurders beschikbaar te laten stellen. Dat was de manier die naar mijn overtuiging het minst belastend is voor de huurders. Een alternatief is dat je alle huurders met inkomensgegevens naar de verhuurders laat gaan om aan te tonen dat zij in aanmerking komen voor een lagere huurverhoging. Dat zou voor miljoenen mensen betekenen dat zij die gang moeten maken. Wij verstrekken ook geen gedetailleerde inkomensgegevens, alleen de inkomensklasse. Naar mijn stellige overtuiging is de proportionaliteit dus gewaarborgd. Hoewel de heer Jansen tot een andere conclusie komt, wees hij er terecht op dat in de wet voor de privacy het begrip proportionaliteit wordt gehanteerd. Omdat er relatief beperkte tijd beschikbaar was, hebben wij vorig jaar een groot bestand klaargezet. Nu we een jaar ervaring hebben en er ook meer tijd beschikbaar is, is het gelukkig mogelijk om dat bestand nog specifieker te maken op de manier waarop wij dit nu doen.

De heer Paulus Jansen (SP): Volgens mij klopt de analyse van de Minister niet dat je er niet onderuit komt om inkomensgegevens te verstrekken aan de verhuurders als je kiest voor deze lijn. Verhuurders en ook huurdersorganisaties hebben voorgesteld om de kortingsregeling te fiscaliseren en de tegemoetkoming te laten vaststellen door de Belastingdienst. Dat zou een soort opvolger van de huurtoeslag zijn, maar dan voor een iets grotere bandbreedte. Dat zou een oplossingsrichting kunnen zijn. Een tweede oplossingsrichting kan zijn dat de huurder zelf het initiatief neemt om aan zijn huisbaas aan te geven dat hij binnen een bepaalde inkomensklasse valt en dat hij korting wil hebben. Dan kiest de huurder er zelf voor om dat te melden. Dat systeem past ook binnen de spelregels die wij binnen de Wet bescherming persoonsgegevens hebben vastgesteld.

Minister Blok: Mijn algemene stelling was dat je, als je een beperkte voorraad sociale huurwoningen wilt toewijzen, op een bepaald moment inkomenstoetsen moet laten plaatsvinden om ervoor te zorgen dat die woningen inderdaad worden toegewezen aan de mensen met de lage inkomens. De heer Jansen noemt twee routes die je ook kunt volgen. Dat doet niet af aan het feit dat je ook in die gevallen een plaats hebt waar een inkomensgegeven gekoppeld wordt aan iemand die huurt of gaat huren.

De tweede door de heer Jansen beschreven route heb ik net «zeer belastend voor de huurder» genoemd. Die betekent dat alle huurders in Nederland inderdaad zelf die inkomensgegevens moeten verstrekken, ook de ongeveer 70% van de mensen die in de laagste huurverhogingscategorie zouden vallen. Dat zijn ongeveer 2 miljoen mensen. Ik vind dit dus nogal belastend. Dat voorkomen wij nu juist.

De andere route zou om een heel nieuw systeem bij de Belastingdienst vragen. Die optie is ook aan de orde geweest bij de behandeling van de wet, zowel in de Tweede Kamer als in de Eerste Kamer. Daarvan heb ik toen aangegeven dat dit, wetend hoeveel druk wij al zetten op de Belastingdienst, een veel te grote opgave zou zijn om daar op dit moment neer te leggen. Ik hoef hier niet toe te lichten dat die druk zo nu en dan ook leidt tot problemen. Die afwegingen zijn dus expliciet gemaakt. Op grond van die afwegingen en de noodzaak om die voorraad sociale huurwoningen goed toe te wijzen, ben ik ervan overtuigd dat wij hier een verstandige en in de zin van de wet proportionele maatregel hebben genomen.

De heer Paulus Jansen (SP): Het eerste alternatief dat ik genoemd heb, heeft als groot verschil met de huidige situatie dat er geen gegevens aan derden worden verstrekt. De gevoelige informatie blijft binnen de Belastingdienst. Dat lijkt mij toch een cruciaal verschil. Graag krijg ik daarop een reactie van de Minister.

Over de tweede variant waarvan de Minister zegt dat die belastend is voor de huurder, zeg ik het volgende. Huurders zijn in eerste instantie ook verantwoordelijk voor het aanvragen van huurtoeslag. Zij moeten op zich dus al het initiatief nemen. Je zou een automatische continueringsregeling kunnen maken, bijvoorbeeld met een meldplicht als je inkomenssituatie verandert. Kortom, dat lijken mij praktisch oplosbare problemen. De essentie van mijn vraag is of de Minister onderschrijft en onderkent dat deze twee alternatieven wat betreft het ongevraagd neerleggen van vitale informatie bij andere partijen, beter zijn dan zijn aanpak.

Minister Blok: Ik vind ze niet beter. Ik vind het alternatief waarbij iedere huurder jaarlijks inkomensgegevens moet verstrekken, zeer belastend voor de huurders zelf maar ook voor de uitvoering. Er komt dan een enorme hoeveelheid informatie bij woningcorporaties terecht en die moeten op grond van overhandigde documenten ongetwijfeld weer vragen stellen. Dat is zeer belastend. De route via de Belastingdienst betekent dat de Belastingdienst er een enorme taak bij krijgt. De Belastingdienst beschikt niet over bestanden van huurwoningen en kan dus niet zomaar zien of een huurder geconfronteerd moet worden met een inkomensafhankelijke huurverhoging, ook als die een fiscale vorm zou krijgen. Er zou dus een geheel nieuw bestand opgebouwd moeten worden omdat we dat nu niet hebben. Ook dat is zeer duur en zeer bewerkelijk. Het moet ook onderhouden worden. Nogmaals: al deze afwegingen zijn expliciet gemaakt bij de wetsbehandeling en ik trek daarover nu geen andere conclusie dan toen.

De voorzitter: Ik stel voor dat de Minister de beantwoording vervolgt.

Minister Blok: De heer Jansen vroeg of ik een update kan geven van de administratieve lasten die volgens onze huidige kennis gepaard gaan met de inkomensafhankelijke huurverhoging. Op een aantal terreinen weten we nu inderdaad wat meer. Er waren ongeveer 5.000 procedures bij de Huurcommissie, terwijl ik als schatting bij de behandeling van de wet 9.000 heb genoemd. Ik heb overigens veel waardering voor de inzet van de Huurcommissie, maar dit viel dus enigszins mee. Bij de Belastingdienst zal er door de nu door mij voorgestelde procedure een extra administratieve last komen ten opzichte van de berekeningen die de Kamer eerder van mij heeft gekregen, want er moet dan een brief worden gestuurd naar alle huurders van wie een inkomensindicatie wordt verstuurd. De heer Jansen zal zich herinneren dat ik om die reden toen negatief heb gereageerd op zijn amendement. Hij kan zich in die zin gelukkig prijzen dat het nu wordt uitgevoerd, maar er zijn inderdaad kosten mee gemoeid. Het gaat naar schatting om 2 miljoen brieven. De kosten daarvan zijn 1 miljoen euro; dat zijn dus extra kosten ten opzichte van de cijfers die ik de Kamer heb gegeven bij de behandeling van het wetsvoorstel.

De heer Van der Linde vroeg of ik de Kamer kan laten weten hoe de nieuwe procedure uitpakt. De heer Monasch sloot daar in feite bij aan met de vraag hoeveel minder verhuurders er volgens mij nu inkomensgegevens zullen krijgen. Ik zal daar graag over rapporteren. Het wordt eind april voordat ik die cijfers überhaupt heb. De huidige schatting is dat het zal gaan om 600.000 minder verstrekkingen, maar dat is echt een raming. Ook ik ben benieuwd naar de feitelijke uitkomst, maar het zal een substantiële verkleining van het bestand zijn.

De heer Monasch vroeg of wij, nu wij toch een brief gaan sturen naar alle huurders, daarin ook extra informatie kunnen verstrekken over hun rechten en over de mogelijkheid om zich daarover te informeren. Daar heeft de heer Monasch gelijk in. Dat zal beknopt zijn. Er zal ook worden verwezen naar de website waarop men die informatie kan krijgen, maar de heer Monasch heeft er gelijk in dat dit een mooie extra ingang is om die informatie te geven.

Mevrouw Baay vroeg of de termijn van vier weken die de verhuurders nu hebben om zich aan te melden, niet te kort is. Het feit dat die vierwekentermijn er is, is alweer een tijd geleden aangekondigd. We weten van de verhuurdersorganisaties dat dat bericht ook is aangekomen. De aanmelding is een eenvoudige internetprocedure en staat nog gedurende deze hele maand open. Ik heb inderdaad begrepen dat de organisaties van particuliere verhuurders zeggen dat het een korte termijn is. Van corporaties heb ik dat geluid niet gekregen. Ook voor particuliere verhuurders geldt echter dat zij, terwijl wij hier met elkaar spreken, nog twee weken hebben om een in feite vrij kleine administratieve handeling te verrichten. Een verlenging van de termijn, zoals mevrouw Baay vroeg, betekent natuurlijk een verkorting van de periode daarna voor het verstrekken van de inkomensverklaring en het informeren van de huurders, terwijl dat ook van groot belang is. Ik ben dus van mening dat de termijn lang genoeg is en dat een verlenging van de termijn een verkorting betekent van de resterende tijd en daardoor meer problemen oplevert dan oplost.

Mevrouw Baay vroeg wat wij doen aan voorlichting en of wij daar nog meer aan kunnen doen. Ik heb de heer Monasch al aangegeven dat we daarvoor de brief gaan gebruiken. Wij hebben hierover een goed contact met de verhuurdersorganisaties en de Woonbond, die weliswaar niet allemaal even gelukkig zijn met de inkomensafhankelijke huurverhoging, maar in het belang van de huurders wel goed met ons samenwerken om ervoor te zorgen dat die informatie goed verstrekt wordt. Dat contact houden we zo, ook om te kunnen leren van de ervaringen in de praktijk met de inkomensafhankelijke huurverhoging van dit jaar, het tweede jaar.

Mevrouw Baay vroeg ook waarom het advies van Actal over het uittreksel uit de GBA niet is gevolgd. De reden is dat de Huurcommissie anders niet kan controleren hoeveel mensen er op het adres woonden op het moment van het aantekenen van het protest. Er is echt geen andere route om die informatie te krijgen.

Mevrouw Baay vroeg naar de bezwaren van de Woonbond. Los van het feit dat de Woonbond gewoon ongelukkig is met de inkomensafhankelijke huurverhoging en dat ik de Woonbond op dat punt niet tegemoet kan komen, heb ik ook aangegeven hoe ik omga met de privacybezwaren. Het vooraf informeren van huurders over inkomensinformatie doen we dus in feite met de brief die verstuurd zal worden.

Ik kom nu bij de vragen over de woonboten.

De voorzitter: Er is een verlate woordmelding, nog over het vorige blokje.

De heer Paulus Jansen (SP): De Minister is niet ingegaan op mijn vragen over het College bescherming persoonsgegevens, ook ten aanzien van de proportionaliteitsvraag. Als het beleid om scheefwonen tegen te gaan, niet werkt en dus geen effect heeft op het daadwerkelijk laten verschuiven van die huurders, wordt sowieso al niet voldaan aan het beginsel van de proportionaliteit. Kan de Minister daarop ingaan?

Minister Blok: De inkomensafhankelijke huurverhoging heeft twee doelen, zoals ik ook bij de behandeling van de wet steeds heb aangegeven. Het eerste doel is om mensen met een hoger inkomen een huur te laten betalen die overeenstemt met de kwaliteit van de woning. Het tweede doel is het bevorderen van de doorstroming, omdat een deel van de mensen op grond van de huurverhoging inderdaad zal concluderen dat het voor hen de moeite waard wordt om een vrijesectorhuurwoning of een koopwoning te gaan zoeken. Die twee doelstellingen zijn voor mij even belangrijk. De mate waarin de doorstroming de komende jaren toeneemt, zal blijken uit de cijfers die wij ter beschikking stellen over de woningmarkt. Naar aanleiding van het rapport van de commissie Huizenprijzen heb ik namelijk beloofd om jaarlijks, tegelijk met de begroting, een overzicht te geven van de ontwikkelingen op de huizenmarkt. Daar maken de cijfers over de huurmarkt deel van uit. Het lijkt mij een logische veronderstelling dat de inkomensafhankelijke huurverhoging een geleidelijk effect zal hebben, omdat het gaat om een jaar-op-jaareffect. Als je tot de mensen behoort die lang geleden op een zeer mooie locatie een huurwoning hebben betrokken en die dus een huur betalen die ver onder de marktwaarde ligt, zal het veel langer duren voordat je de prikkel voelt om te verhuizen of om een verhuizing te overwegen dan wanneer je al dicht tegen de marktwaarde aan zit.

De voorzitter: De heer Jansen, tot slot.

De heer Paulus Jansen (SP): Ik kan mij voorstellen dat de Minister de discussie graag naar achter schuift, maar mijn stelling is dat het scheefwonen in de afgelopen tien jaar autonoom is afgenomen. Het percentage huishoudens van anderhalf keer modaal en hoger in sociale huurwoningen is in die periode structureel afgenomen. Als ik de redenering van de Minister volg, zou dit wetsvoorstel tot een versnelling van die daling moeten leiden. Als die versnelling er niet is, wordt simpelweg niet voldaan aan dat uitgangspunt van de wet. De Minister kan wel zeggen dat hij twee doelen had, maar dit was een van zijn hoofdpijlers. Op dat punt zou ik dus graag de harde cijfers zien die bewijzen dat het beleid van de Minister ertoe leidt dat de afname van het scheefwonen versnelt.

Minister Blok: Ik heb de Kamer al eerder beloofd om jaarlijks een overzicht te sturen van de ontwikkelingen op de woonmarkt. Daar horen de ontwikkelingen op de huurmarkt bij. In die zin voldoe ik aan het verzoek van de heer Jansen.

Ik kom nu alsnog toe aan de woonboten. De heer Jansen heeft gevraagd waarom ik geen huurprijsbescherming voorstel in gevallen waarin daar volgens het puntensysteem wel een onderbouwing voor zou zijn. Ik stel wel een wettelijke huurcontractbescherming voor, maar geen huurprijsbescherming voor woonboten en ligplaatsen. Er is op dit moment geen specifiek waarderingssysteem voor woonboten of ligplaatsen. De complexiteit bij woonboten vloeit ook voort uit het feit dat zowel de ligplaats als de boot beoordeeld zou moeten worden. Het komt bijvoorbeeld heel vaak voor dat de boot eigendom is en dat de ligplaats gehuurd wordt. Dat maakt het op zich al heel ingewikkeld om tot een puntenstelsel te komen. Daar komt nog bij dat je tussentijdse wijzigingen bij zou moeten houden. Aan de ligplaats zelf zal niet veel wijzigen, maar iemand kan tussentijds een andere boot op die ligplaats neerleggen. We hebben geen systeem om dat bij te houden. Verder weten we dat in ieder geval het overgrote deel van de woonboten in Nederland op heel mooie locaties ligt, bijvoorbeeld in de Amsterdamse grachten maar ook in andere stedelijke omgevingen. Zelfs als je al een puntensysteem zou willen invoeren voor prijsbescherming, zou dat dus betrekking hebben op een zeer beperkt aantal woonboten. Als ik combineer dat dit heel complex zou worden en dat dit op een beperkt aantal boten betrekking zou hebben, vind ik dat dit echt een te zware en te belastende maatregel zou zijn. Daarnaast doe ik in deze brief, met de verdere juridische bescherming die ik wil bieden, al een belangrijke stap.

De heer Monasch en anderen wezen erop dat de brief pas kort geleden is ontvangen en aan de agenda toegevoegd. In de brief heb ik aangegeven dat ik met een wetswijziging wil komen. Dat zal in de loop van dit jaar gebeuren. Dat zal natuurlijk de gewone procedure kennen, met eerst de Raad van State en daarna een schriftelijke ronde voor de Kamer. Ik denk dus niet dat er reden is voor de vrees dat de Kamer daarop niet voldoende invloed kan uitoefenen.

Mevrouw Baay vroeg wat ik doe om huren betaalbaar te houden. Een belangrijk antwoord schuilt al in het eerste onderwerp van dit debat, de inkomensafhankelijke huurverhoging, want daardoor worden de laagste inkomens ontzien. Een tweede punt is dat we niet alleen de maatregel van de inkomensafhankelijke huurverhoging nemen, maar in deze kabinetsperiode ook ruim 400 miljoen extra beschikbaar hebben gesteld voor huurtoeslagen. Op grond daarvan heb ik koopkrachteffecten laten doorrekenen en gedeeld met de Kamer. Dat was in de tijd waarin de heer Klein nog het woord voerde namens de partij van mevrouw Baay. Daarin heb ik laten zien dat juist voor de laagste inkomens de inkomenseffecten zeer beperkt zijn. Dat was ook de bedoeling van het hele pakket. Ik meen dus dat ik daarmee de laagste inkomens inderdaad goed kan beschermen tegen de gevolgen van de huurstijging.

Hiermee hoop ik de vragen in eerste termijn beantwoord te hebben.

De voorzitter: Dat hoop ik ook en ik dank u daarvoor. Wie nog behoefte heeft aan een tweede termijn, kan daarvan gebruikmaken.

De heer Paulus Jansen (SP): Voorzitter. Ik dank de Minister voor de antwoorden. Ik heb nog geen antwoord gekregen op mijn vraag of de Minister kan garanderen dat de nadere invulling van de uitvoering van het huurbeleid in 2014 ertoe leidt dat alle kritiekpunten van het CBP worden opgelost. Als hij die garantie niet geeft, erkent hij dan dat de consequentie kan zijn dat hij de inkomensafhankelijke huurverhogingen van 1 juli moet afblazen als het CBP rond 1 april zegt dat dit niet deugt?

Wat de administratieve lasten betreft: ik heb er in mijn termijn op gewezen dat ook gemeenten te maken hebben met grote lasten. De eisen die gesteld worden aan bestanden, worden immers aangescherpt. Is er gekeken naar die lasten? Zijn de gemeenten zeer gemotiveerd om die inspanning te leveren als daar, zoals het geval is, niets tegenover staat? Kortom: hoe zit het met dat kwaliteitsaspect? De hoofdoorzaak van de grote aantallen fouten die gemaakt worden, is namelijk gelegen in die data.

Tot slot het punt van de betaalbaarheid. De Minister zei tegen mevrouw Baay dat het totale bedrag voor de huurtoeslag met 400 miljoen wordt verhoogd. Kan de Minister nog eens uitleggen hoe het kan dat RIGO aan de hand van onderzoek onder huurders zelf concludeert dat aan het eind van deze kabinetsperiode 35% van de huurders straatarm is en dus onder de armoedenorm blijft? Hoe is dat te verklaren in een beschaafd land als Nederland, met dat geweldige systeem van de huurtoeslag? Kan de Minister dat uitleggen?

Mevrouw Baay-Timmerman (50PLUS): Voorzitter. Mijn vragen sluiten aan bij wat de heer Jansen zojuist naar voren heeft gebracht. Is de Minister op de hoogte van de fouten in de gemeentelijke RSIN-bestanden, waardoor de verstrekking van gegevens aan de verhuurders wordt verlaat? Is de Minister ook op de hoogte van het aantal uitzettingen wegens huurachterstanden met ingang van 1 januari van dit jaar?

Minister Blok: Voorzitter. De heer Jansen vroeg of ik een garantie kan geven ten aanzien van een CBP-uitspraak. In een rechtsstaat zijn gelukkig ook Ministers onderworpen aan toetsing door de rechter of een onafhankelijke instantie zoals het College bescherming persoonsgegevens. Ik zie zo'n procedure met heel veel vertrouwen tegemoet, omdat ik het logisch vind dat je bij toewijzing van sociale huurwoningen en ook bij het verdere beheer daarvan inkomenstoetsen toepast. De wet is in de loop van de behandeling natuurlijk ook getoetst, niet alleen door de Kamer maar bijvoorbeeld ook door de Raad van State. Ik ben er dus van overtuigd dat dit een goed onderbouwd en proportioneel pakket is.

De heer Paulus Jansen (SP): Een compliment voor het zelfvertrouwen van de Minister, maar dat zelfvertrouwen had hij volgens mij vorig jaar ook. Vervolgens kwam er in oktober een brief van het College bescherming persoonsgegevens, met als strekking dat het in 2013 een puinhoop was. Ik vraag de Minister of dat eens maar nooit meer was. Geeft hij een garantie in de zin van: «in 2014 garandeer ik dat wij ons leven zodanig gebeterd hebben dat de kwaliteit iedere twijfel te boven gaat en dat het CBP in oktober tevreden is»?

Minister Blok: De omschrijving dat het «een puinhoop» was, deel ik niet. Dat lees ik overigens ook niet in de brief van het College bescherming persoonsgegevens. Het college is van mening dat het vorig jaar bovenmatig was; dat is niet mijn mening. Omdat ik nu meer tijd heb dan vorig jaar en omdat ik het oprecht van belang vind dat een bestand niet groter is dan strikt noodzakelijk, gebruiken we de nu beschikbare tijd om dat bestand beter toegesneden te maken. Dat betekent echter niet dat ik het eens ben met de constateringen van het college; dat mag ook weer, in een vrij land.

De voorzitter: De heer Jansen, voor de tweede en laatste maal.

De heer Paulus Jansen (SP): De Minister heeft zojuist bevestigd en toegegeven dat in 2013 600.000 onterechte verstrekkingen hebben plaatsgevonden. Dat is ongeveer 20%. Als ik dat kwalificeer als «een puinhoop», is dat misschien onparlementair gezegd, maar dat lijkt mij niet het kwaliteitsniveau dat wij met z'n allen moeten nastreven in dit land. Mijn simpele vraag aan de Minister was of hij garandeert dat het CBP in oktober zal zeggen dat in 2014 alles keurig volgens de wet is gegaan, dat het tevreden is en dat het de Minister complimenteert. Of vindt hij het acceptabel dat het CBP in oktober toch weer een oranje of rode kaart gaat uitdelen?

Minister Blok: De heer Jansen kiest weer woorden die niet de mijne zijn. Ik heb niet gezegd dat ik vind dat de verstrekking bovenmatig was. Ik zei expliciet dat ik het niet eens ben met het college, maar ik vind het wel wenselijk om het bestand niet groter te maken dan strikt noodzakelijk is. Daar heb ik nu ook de tijd voor. In een rechtsstaat ga ik niet garanderen dat rechters of een College bescherming persoonsgegevens wel of niet uitspraken zullen doen, want dat past mij niet. Ik kan echter wel aangeven dat ik de procedure in het afgelopen jaar en ook dit jaar zeer verantwoord en proportioneel vind.

De heer Jansen vroeg naar de administratieve lasten bij gemeenten. Mevrouw Baay ging ook in op de fouten in de RSIN-bestanden. De verbetering van de gemeentelijke basisadministratie op het punt van onroerend goed vind ik een winst op zich, die ook had moeten plaatsvinden als deze wet er niet geweest was. Het functioneren van de Nederlandse samenleving is namelijk zeer afhankelijk van goede basisadministraties. Bijvoorbeeld bij de berekening van de onroerendezaakbelasting moet die administratie op orde zijn. Het is in zekere zin zelfs winst dat deze wet ertoe leidt dat die administraties nu verbeterd worden. Ook dit jaar hebben we via de Waarderingskamer en de Belastingdienst nog eens een informatieslag gedaan, zowel ten aanzien van huurders als ten aanzien van gemeenten: zij moeten controleren of de basisadministratie op orde is, want alleen op die manier kan deze wet goed uitgevoerd worden. Dat geldt overigens ook voor andere wetten die daarop gebaseerd zijn. Dat garandeert niet dat er nooit dingen fout zullen gaan, want waar gewerkt wordt, gaan dingen fout. Dit onderstreept echter wel dat het voor veel doelen heel belangrijk is dat die administratie goed op orde is.

De heer Jansen vroeg naar het RIGO-rapport en het aantal huurders dat onder de armoedegrens leeft. Huur is een belangrijke, maar niet de enige uitgave. Wij kunnen dus niet puur met het huurbeleid voorkomen dat mensen in Nederland onder de armoedegrens leven. Dat heeft natuurlijk allereerst te maken met het beschikbaar zijn van werk en, als dat er niet is, het beschikbaar zijn van uitkeringen. Het heeft ook te maken met de uitgavenkant. Daar is de huur een onderdeel van, maar er zijn ook andere grote componenten, zoals de zorg. Gelukkig hebben we op dat punt ondersteuning voor mensen met een kleine beurs, maar veel mensen met een laag inkomen hebben ook te maken met een schuldenproblematiek. Ik kan dus niet alleen via mijn beleidsterrein voorkomen dat mensen onder de armoedegrens terechtkomen. Ik kan er wel voor zorgen dat in ieder geval de eerste levensbehoefte waar ik over ga, zo toegankelijk mogelijk is. Dat doen we ook, met de huurtoeslag en de andere maatregelen.

Mevrouw Baay vroeg in dat kader naar het aantal woninguitzettingen. Een woninguitzetting is natuurlijk zeer ingrijpend. Dat is iets wat een verhuurder tot het uiterste zal willen voorkomen; dat geldt zeker voor een sociale verhuurder, zoals een woningcorporatie. Hier zijn ook afspraken over en er worden zorgvuldige procedures gevolgd. Tegelijkertijd kan ook van een sociale verhuurder niet verwacht worden dat er, als een zorgvuldige procedure is gevolgd en als problemen desondanks blijven bestaan, altijd wordt doorverhuurd. Dan is er in feite geen sprake meer van verhuren, want er wordt niet betaald. We houden de vinger op dit punt dus aan de pols, maar ik kan niet uitsluiten dat er, hoe vervelend dat ook is, nu en dan woninguitzettingen plaatsvinden.

Mevrouw Baay-Timmerman (50PLUS): Het gaat mij erom of er nu een structurele toename is te zien. Misschien is dat op dit moment nog iets te voorbarig, maar ik heb vanuit de markt begrepen dat er echt al sprake is van een toename van het aantal uitzettingen wegens huurachterstanden.

Minister Blok: Ik heb die cijfers niet paraat, maar ik meen net als mevrouw Baay gezien te hebben dat de cijfers over het afgelopen jaar een toename lieten zien. Ik neem aan dat dit ook een gevolg is van de economische crisis. Het is overigens logisch om dit cijfer mee te nemen in het jaarlijkse overzicht van de ontwikkelingen op de woningmarkt; we hebben dat ook in de afgelopen jaren besproken. Ik herhaal echter dat ik dit niet helemaal kan voorkomen.

De voorzitter: Ik heb een toezegging genoteerd. Wellicht heb ik hulp nodig om die toezegging scherp te krijgen. Ik heb de Minister horen zeggen dat hij eind april een overzicht zal krijgen van het aantal verstrekkingen en dat hij bereid is om die met de Kamer te delen. Ik constateer dat dat klopt. Dan is mijn vraag om welke verstrekkingen dit gaat en wanneer de Minister de Kamer daarover zal informeren.

Minister Blok: Dat gaat om het aantal verhuurders dat zich heeft gemeld voor de inkomensafhankelijke huurverhoging.

De voorzitter: Wanneer kan de Minister de Kamer daarover informeren? Is dat ook eind april?

Minister Blok: Nee, we hebben dat bestand eind april. Het zal dus in de maand daarna worden.

De voorzitter: Prima. Ik kijk nog even rond: zijn er nog andere toezeggingen gedaan?

De heer Monasch (PvdA): Het is niet expliciet gezegd, maar nu we toch aan het inventariseren zijn: in de brief van de Belastingdienst zal ook vermeld worden wat de rechten zijn, met een doorverwijzing naar een website waar meer informatie te krijgen is.

De voorzitter: Dat heb ik inderdaad ook gehoord, maar dat valt niet onder de toezeggingen aan de Kamer. Het gaat niet om een Kamerbrief. Daar wordt onderscheid in gemaakt.

De heer Monasch (PvdA): Oké, dan heb ik vandaag weer iets geleerd. Dank u wel.

Minister Blok: We gaan het toch doen, voorzitter.

De voorzitter: Ik probeer u ervan te overtuigen dat dit losstaat van de toezeggingen, maar het is heel goed dat u dat zegt en het is bij dezen nog een keer genoemd.

Ik heb niets gehoord over een eventueel VAO. Dat gaat volgens mij nu gebeuren.

De heer Paulus Jansen (SP): Ik wilde dat pas na de tweede termijn doen, want ik geef de Minister zo lang mogelijk de kans om zijn leven te beteren, maar de SP-fractie heeft toch behoefte aan een VAO, omdat wij graag willen pogen om een meerderheid te krijgen voor een Kameruitspraak over het vaststellen van een kwaliteitsnorm voor de onterechte verstrekkingen van de Belastingdienst in 2014: welk niveau vinden we op dat punt acceptabel? Daarover zou ik graag een motie aan de Kamer voorleggen.

De voorzitter: Dat is uw goed recht. We zullen dat melden bij de voorzitter.

Ik dank u allen voor uw aanwezigheid.

Sluiting 14.10 uur.