Vastgesteld 10 maart 2016
De vaste commissie voor Economische Zaken en de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu hebben op 20 januari 2016 overleg gevoerd met Staatssecretaris Van Dam van Economische Zaken en Staatssecretaris Dijksma van Infrastructuur en Milieu over gewasbeschermingsmiddelen.
(De volledige agenda is opgenomen aan het einde van het verslag).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Vermeij
De voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu, Van Dekken
De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, Franke
Voorzitter: Graus
Griffier: Konings
Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Dijkgraaf, Van Gerven, Geurts, Grashoff, Graus, Koşer Kaya, Leenders en Lodders,
en Staatssecretaris Van Dam van Economische Zaken en Staatssecretaris Dijksma van Infrastructuur en Milieu.
Aanvang 10.02 uur.
De voorzitter: Ik open hierbij dit algemeen overleg over gewasbeschermingsmiddelen dat zal duren van 10.00 uur tot 13.00 uur. Daarna moeten we de zaal verlaten.
Ik heet allereerst de mensen op de publieke tribune en de mensen die via de digitale kanalen meeluisteren, van harte welkom. Verder heet ik Staatssecretaris Van Dam van Economische Zaken, Staatssecretaris Dijksma van Infrastructuur en Milieu alsmede hun ambtenaren en alle Kamerleden van harte welkom.
Ik heb een paar mededelingen van huishoudelijke aard. De heer Grashoff van GroenLinks heeft om uitstel gevraagd van dit overleg. Dat is hem niet gelukt en een gevolg daarvan is dat hij ons eerder moet verlaten. Dat geldt ook voor mevrouw Lodders, maar in haar geval omdat zij aansluitend op dit debat naar een ander debat moet. Voorts is de heer Wassenberg verhinderd als gevolg van andere debatverplichtingen.
Ik stel de leden een spreektijd van zes minuten per fractie voor en twee onderlinge interrupties.
De heer Grashoff (GroenLinks): Voorzitter. U zei al dat ik zo dadelijk moet vertrekken. Daardoor kan ik maar een klein stukje van de eerste termijn meemaken. Er wordt wel op het niveau van medewerkers goed meegeluisterd. Het was ondoenlijk voor mij om dit overleg te verplaatsen en het gevolg daarvan is dat ik tegelijkertijd op twee plekken zaken moet behandelen die prioriteit hebben. Dat is heel lastig.
In eerste termijn zal ik mij beperken tot het vraagstuk van imidacloprid in het oppervlaktewater en de lange geschiedenis die wij daarmee hebben. Als ik het goed heb, zijn er al op voorstel van mijn gewaardeerde collega Ouwehand van de Partij voor de Dieren in 2012 en 2013 vrij vergaande moties door de Kamer aangenomen om het gebruik van imidacloprid en neonicotinoïden in het algemeen ver terug te dringen. Daar lijkt nog maar weinig van terecht te zijn gekomen. De resultaten tot nu toe zijn vrij bedroevend en vooral in de glastuinbouw zijn resultaten geheel afwezig. Dat is op z'n zachtst gezegd verwonderlijk, omdat er ten langen leste enige scherpere maatregelen zijn genomen. Er waren al jarenlang discussies met de glastuinbouw over de gesloten kas en het beperken van de uitstoot. Dat kwam er allemaal niet van. Het werd uitgesteld en uitgesteld en uiteindelijk is in mei 2014 een gebod ingevoerd: als je imidacloprid wilt gebruiken, moet je het water vrij volledig zuiveren. Krap een jaar daarna meten we geen verschil!
Ons aller Ctgb (College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden), voorzichtig als altijd, constateert met fluwelen handschoentjes: hierbij speelt een beperkte naleving van de gestelde zuiveringseisen mogelijk een belangrijke rol. Dat lijkt me klontjes. Ik zou zeggen: het heeft er alle schijn van dat de glastuinbouwsector dit gebod volledig en compleet aan zijn laars heeft gelapt. Ik zou ook graag van de Staatssecretaris horen of hij het met mij eens is dat de glastuinbouwsector het gebod in hoge mate aan zijn laars heeft gelapt. Als dat zo is, is het tijd dat we er een keer mee stoppen en dat er een duidelijke grens wordt gesteld. Wat mij betreft is die grens allang overschreden en zou er per direct besloten moeten worden tot een verbod op het gebruik van imidacloprid in de glastuinbouw. Dat verbod zou ook de vergelijkbare stoffen in de groep van de neonicotinoïden moeten betreffen. Is de Staatssecretaris bereid om nu zonder verder uitstel maatregelen te nemen die ervoor zorgen dat ons oppervlaktewater straks op sommige plekken geen overschrijdingen met honderden procenten meer kent?
De heer Dijkgraaf (SGP): De heer Grashoff beroept zich op het Ctgb. Het college zegt ook dat er onvoldoende wetenschappelijk bewijs is voor het ter discussie stellen van de toelating. De data zouden daarvoor tekortschieten en de meetperiode zou te beperkt zijn. Zouden we daarom niet veel meer moeten inzetten op handhaving van de regels? Volgens mij vinden we elkaar op het punt dat de regels die we stellen, natuurlijk wel gehandhaafd moeten worden.
De heer Grashoff (GroenLinks): Het is niet gebruikelijk om een wedervraag te stellen, maar sinds wanneer is de fractie van de SGP van mening dat een gebod pas een echt gebod is als we daar zodanig op handhaven dat het onmogelijk is geworden om het te overtreden? Er is, potdorie, gewoon een verbod om dat spul te gebruiken als je niet zuivert. En dat gebeurt niet! Dat is de reden om in te grijpen. Het feit dat het Ctgb met fluwelen handschoentjes aan zegt «we moeten misschien nog iets meer coulance hebben met deze sector», laat onverlet dat ik helemaal klaar ben met de glastuinbouwsector. Ik ben er echt klaar mee, want deze sector ziet elke keer weer kans om de aan hem gestelde regels uit of af te stellen. En als dat niet lukt, voert men de regels gewoon niet uit. Dat kunnen we niet langer tolereren en daarmee sluit ik mijn eerste termijn af. Ik kondig alvast aan dat ik een VAO zal aanvragen op dit punt, want voor onze biodiversiteit moet er op korte termijn een einde komen aan het gebruik van dit slechte spul.
De heer Dijkgraaf (SGP): Als wij de maximumsnelheid op de snelweg bepalen op 100 km/u en als iedereen 130 km/u rijdt, is het volgens mij verstandiger om tegen de regering te zeggen: laat de politie nu eens goed handhaven en wat meer meetapparatuur neerzetten, zodat iedereen weer 100 km/u gaat rijden. Het is dan niet zo handig om te zeggen: we verbieden het rijden op de snelweg.
De heer Grashoff (GroenLinks): Als iemand op de snelweg in de tegenovergestelde richting rijdt en een enorm ongeluk dreigt te maken, wordt hij van de weg geplukt. Vervolgens wordt zijn rijbewijs ingenomen en wordt hij nooit meer op de weg toegelaten. Dat is de goede vergelijking.
De heer Geurts (CDA): We beginnen deze woensdagmorgen met vrij heftige woorden van GroenLinks, want dat «heeft het gehad» met de glastuinbouw. Ik vind het een zeer ernstige zaak dat de heer Grashoff dat zegt, omdat de politiek de glastuinbouw gedwongen heeft om grote investeringen te doen, bijvoorbeeld in zuiveringsinstallaties. De politiek heeft verder vorig jaar november de etiketten aangepast, ook al had de sector graag gezien dat dit eerder was gebeurd. Wat GroenLinks hier bevordert, is de onbetrouwbaarheid van de politiek. Dat bevordert de heer Grashoff en ik zou daarop graag een reactie van hem krijgen. Heeft hij wel oog voor de gezinnen die in de glastuinbouw werkzaam zijn? Die horen zijn woorden nu en denken: zijn wij de eerste sector na de nertsensector die uit Nederland wordt weggestuurd?
De heer Grashoff (GroenLinks): Een bizardere omkering van zaken heb ik nog niet eerder in de Kamer gehoord. We hebben het over een sector die een gebod volledig aan de laars lapt en dat zou een gevolg zijn van de onbetrouwbaarheid van de overheid? Hoe durf je zaken zo om te draaien?
De heer Geurts (CDA): Die wedervraag laat wel zien dat GroenLinks de eigen woorden niet inhoudelijk kan onderbouwen. GroenLinks weet gewoon niet wat de eigen woorden betekenen voor de sector en voor de bv Nederland. We kunnen een heel leuke discussie gaan voeren, maar ik vind dat GroenLinks de onbetrouwbaarheid van de politiek en de onbetrouwbaarheid van de overheid zo heel duidelijk maakt.
De heer Grashoff (GroenLinks): In tegenstelling tot het CDA houd ik een sector die geboden en verboden aan de laars lapt, niet de hand boven het hoofd. Ik wil gewoon dat de bv Nederland niet wordt vervuild en nog een beetje toekomst heeft. Dat ik dat wil, heeft onder meer te maken met het respect dat ik heb voor de biodiversiteit en de bescherming daarvan. En ik jaag helemaal geen glastuinbouwers het land uit! Als dat al gebeurt, moet men dat zichzelf verwijten, want dat is dan een gevolg van het feit dat de sector niet de normen in acht neemt die logischerwijs aan de sector moeten worden gesteld. Het is niet de overheid die de glastuinbouw de nek omdraait; dat doet de glastuinbouw zelf door te vertikken op een fatsoenlijke en verantwoorde manier dit vakgebied in te vullen. Mijn oproep aan de glastuinbouworganisaties zou dan ook zijn: zet nu eens eindelijk een keer een stap vooruit en zorg dat je van je slechte imago afkomt. Ik ben helemaal niet tegen glastuinbouw, maar ik ben wel tegen de cultuur om gewoon je eigen goddelijke gang te gaan totdat het een keer keihard wordt tegengehouden door de overheid. Als het aan de glastuinbouw had gelegen, werden er echt nergens regels aan gesteld. Als de sector zijn zin had gekregen, hadden we een flink stuk van Nederland, vooral in Zuid-Holland, compleet en volledig vervuild. Alleen de overheid kan ervoor zorgen dat het anders wordt door erbovenop te gaan zitten. Dat betekent niet dat er geen glastuinbouw meer in Nederland mogelijk zou zijn. Dat kan uitstekend. Er kan zelfs heel veel glastuinbouw zonder gif. In de foodsector is dat bijvoorbeeld al zeer gebruikelijk.
De voorzitter: Mijnheer Grashoff, u moet kort en puntig zijn. Ook de vragen van de Kamerleden moeten kort en puntig zijn.
De heer Grashoff (GroenLinks): Prima, maar ik word op een zeer wonderlijke wijze geïnterrumpeerd. Dat vraagt om een iets uitgebreider antwoord. Het gaat mij er niet om de glastuinbouw uit ons land te jagen, maar om vast te houden aan de normen. We weten dat het ook in de glastuinbouw anders kan.
De voorzitter: We moeten ervoor zorgen dat vragen en antwoorden geen betogen worden.
Mevrouw Lodders (VVD): Ik denk niet dat de heer Grashoff op een bijzondere wijze wordt geïnterrumpeerd. Hij wordt gewoon bevraagd op de feiten. Ik hoop dat de heer Grashoff het rapport goed heeft gelezen, want als hij dat heeft gedaan, heeft hij ook gezien dat een aantal tuinders fors heeft geïnvesteerd. Er zijn grote regionale verschillen. Er zijn tuinders die op verzoek van de overheid vorstelijk hebben geïnvesteerd in waterzuivering. De heer Grashoff scheert in zijn betoog alle tuinbouwers over één kam. Hij jaagt hen het land uit en maakt de consument afhankelijk van producten uit het buitenland. Is dat wat de heer Grashoff voorstaat? Zo ja, dan zou ik hem vragen om ook eens nadrukkelijk naar de achtergronden en de belangen van zijn eigen partij te kijken. Ik vind het werkelijk schokkend wat de heer Grashoff naar voren brengt.
De heer Grashoff (GroenLinks): Ik ben buitengewoon geroerd door de zorgen van mevrouw Lodders over de partijbelangen en de achtergronden van GroenLinks. Ik kan haar één ding zeggen: als we het binnen GroenLinks ergens over eens zijn, dan is het wel dat er een eind moet komen aan vervuiling door landbouwgif. Dat is een heel duidelijke stellingname. Er is één feit heel duidelijk: er is een verbod ingevoerd per mei 2014. Dat is meer dan een jaar geleden gebeurd na een heel uitvoerige discussie en allerlei rapporten over het gevaar van deze stoffen. Een jaar nadien meten we geen verschil. Dat zijn de feiten. Dat is zeer zorgelijk en dat noopt tot ingrijpen!
Mevrouw Lodders (VVD): De heer Grashoff verdraait de feiten. We hebben het niet over een verbod, maar over een zuiveringsplicht. Er zijn ondernemers die in een ontzettend lastige en moeilijke tijd fors hebben geïnvesteerd. Ik geef de heer Geurts er verder gelijk in dat de overheid al om een heel aantal maatregelen had gevraagd. Daarop heeft een meerderheid van de Kamer ja gezegd. Nu staan de ondernemers voor deze zuiveringsplicht. Er zijn grote verschillen tussen de grote regio's. Wat doet de heer Grashoff? Hij doet eigenlijk de oproep om maar naar het buitenland te gaan, want hier zou geen plaats meer zijn voor tuinbouwers. Ik neem daar afstand van.
De heer Grashoff (GroenLinks): Er is één helder feit: een jaar na de invoering van de overheidsmaatregel om de concentratie van deze stof terug te dringen wordt er geen verschil gemeten. Dan kan de conclusie niet anders luiden dan dat dit gebod of verbod aan de laars is gelapt.
De voorzitter: U kunt verdergaan met uw betoog. U hebt 2 minuten en 20 seconden gesproken.
De heer Grashoff (GroenLinks): Ik was klaar, voorzitter.
De voorzitter: Dat is netjes.
De heer Leenders (PvdA): Voorzitter. Ik weet niet of het toeval is dat ik tussen deze twee heren in zit, want uit mijn bijdrage zal blijken dat mijn mening ergens tussen hen beiden in zit. Ik zeg dat, ook al ken ik natuurlijk de bijdrage van de heer Geurts nog niet.
Ook ik zal het grootste deel van mijn bijdrage wijden aan de neonicotinoïden en specifiek aan imidacloprid. Er zijn maatregelen om het gebruik terug te dringen, respectievelijk om de normen voor waterverontreiniging niet te overschrijden. Eigenlijk hoef ik het verhaal van GroenLinks niet te herhalen: het blijkt niet goed te werken. Zo worden de normen voor het oppervlaktewater nog steeds overschreden. Het Centrum voor Milieuwetenschappen (CML) heeft de meetgegevens van de waterschappen geanalyseerd en komt tot de conclusie dat de verplichte zuiveringsmaatregel niet het beoogde effect heeft gehad, aangezien de concentraties in het oppervlaktewater niet zijn gedaald ten opzichte van de periode voor de maatregel. Dat betekent mijns inziens dat imidacloprid niet meer voldoet aan het toelatingscriterium voor oppervlaktewater.
We hebben hierover al vaker gesproken. In die debatten heeft de Kamer gevraagd om maatregelen te treffen, onder meer in 2014 naar aanleiding van het medische artikel van de Radboud Universiteit over de relatie tussen imidacloprid en vogelsterfte. De Staatssecretaris wilde toen het ingrijpen uitstellen, omdat ze eerst wilde weten wat het effect is van de verplichte zuivering van afvalwater. Inmiddels weten we hoe het daarmee staat en vandaag kunnen we daar dan ook wellicht conclusies uit trekken. De nieuwe Staatssecretaris heeft dat inmiddels gedaan in zijn brief van 13 januari, want daarin geeft hij aan dat de normoverschrijdingen onacceptabel zijn. Hij kondigt daarom maatregelen aan als de overschrijding door de al genomen maatregelen niet op zéér korte termijn vermindert. Daarbij gaat het om ingrijpen op de toelating en op het gebruiksverbod. Hij geeft aan een algemene maatregel van bestuur alvast voor te bereiden. Dat ondersteunen wij van harte.
Wij vinden het ook wel een beetje gek. In kassen mag imidacloprid al niet meer gebruikt worden als er geen zuiveringsinstallatie is. Het probleem lijkt te zijn dat er onvoldoende wordt gehandhaafd door gemeenten en waterschappen. De goedwillenden – mijn collega's ter linkerzijde hebben dat gezegd en ik voel daarin mee – worden daardoor gestraft voor het gedrag van de kwaadwillenden. Hoeveel dat er zijn, weten we natuurlijk niet, maar ik ga ervan uit dat het een minderheid is.
Ik heb een aantal vragen voor de Staatssecretaris. Kan hij aangeven welke concrete maatregelen hij zou kunnen nemen om de handhaving door gemeenten en waterschappen te versterken, zodat we erachter komen wie de boosdoeners zijn? Ben je eigenlijk in overtreding als je als glastuinbouwer geen zuiveringsinstallatie hebt en toch imidacloprid in je middelenkast hebt staan? Als dat niet zo is, zou dat op zich gek zijn, want dat is natuurlijk de kat op het spek binden. Als uit de analyse over enkele maanden blijkt dat de situatie niet is verbeterd, komt de Staatssecretaris met maatregelen. Wanneer treden die dan in werking en hoe gaan die maatregelen worden gehandhaafd?
In het verband van deze discussie komt steeds weer de vraag aan de orde of de toelating van groene gewasbeschermingsmiddelen kan worden versneld. Laat duidelijk zijn: de Partij van de Arbeid wil van het spul af. Maar dan moeten er wel serieuze alternatieven zijn. Dat zouden die groene gewasbeschermingsmiddelen kunnen zijn. In juni is daar een green deal over gesloten. Wat zijn de resultaten daarvan tot nu toe?
De waterzuivering in de glastuinbouw is met twee jaar uitgesteld en ik heb uit de brief van de Staatssecretaris begrepen dat onder andere de betaalbaarheid voor de sector een van de redenen daarvoor is. Is dat nog wel nodig, gelet op de goede resultaten van de glastuinbouw in 2015? Er zijn grote winsten gemaakt. Dan zou je denken dat het om die reden eigenlijk niet meer nodig zou zijn.
Deze zomer heb ik een bezoek gebracht aan een aantal imkers die de Nederlandse imkers vertegenwoordigen. Zij zijn met ons ongerust over de bijensterfte en de relatie tussen die sterfte en het gebruik van pesticiden. Zij hebben mij een petitie aangeboden waarin ze mij vragen om mij in te zetten voor adequate maatregelen. Een van die maatregelen is de wettelijke verplichting om braakliggende terreinen in te zaaien. Ik heb hun aangegeven dat ik die vraag sympathiek vind en serieus zal inbrengen. De petitie is niet aan de Staatssecretaris maar aan mij aangeboden en ik vraag daarom de bode om de petitie aan de Staatssecretaris te overhandigen. Ik heb overigens ook een exemplaar voor ieder van mijn collega's.
Ik vraag niet om het via een wettelijke maatregel te regelen, maar ik onderschrijf wel het doel om te komen tot wat ik «een inzaaistimulans» zou willen noemen om terreinen in te zaaien die gedurende enige tijd braak liggen. Het gaat daarbij overigens niet alleen om agrarische terreinen maar ook om terreinen van projectontwikkelaars et cetera. Ik breng dit punt nu ook in vanwege de motie van de leden Ouwehand en Schouw over het beschikbaar maken en behouden van voldoende gevarieerd voedsel voor bijen en ander bestuivers (27 858, nr. 242), een motie die vandaag ook op de agenda staat. Het voorstel van de imkers ligt in de lijn van die motie maar gaat een stap verder. Hoe beoordeelt de Staatssecretaris dit voorstel? Zijn er mogelijkheden om dit te stimuleren en om dus verder te gaan dan de motie van Ouwehand en Schouw? Ik denk dan bijvoorbeeld aan vergroening van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en het Plattelandsontwikkelingsprogramma, ook wel POP3 genoemd. Mogelijk dien ik hierover een motie in in het door de heer Grashoff al aangekondigde VAO.
De voorzitter: U hebt nog 30 seconden.
De heer Leenders (PvdA): O, dan zal ik opschieten. Ik heb namelijk nog een vraag voor de andere Staatssecretaris over het Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden, dat binnenkort ingaat. We hebben in een VAO onze zorgen geuit over de beschikbaarheid van alternatieven, vooral thermische en mechanische, en over de kennis bij de consument. We hebben een motie (27 858, nr. 338) ingediend met een driedelige opdracht: ontwikkelingen in de sector stimuleren, alternatieven verspreiden en voorlichting. Hoe gaat de Staatssecretaris deze motie uitvoeren? Ik heb de Staatssecretaris overigens al gevraagd om hierop in een brief voor 1 februari te reageren, maar wellicht kunnen we het vandaag afmaken.
De voorzitter: De heer Van Gerven wil interrumperen. Voordat ik hem het woord geef, meld ik voor de mensen thuis – die begrijpen er anders niets meer van – dat de heer Leenders van de PvdA zojuist een petitie heeft aangeboden met de titel Inzaaiplicht braakliggende terreinen voor bijen en insecten. De petitie is inmiddels aan de Staatssecretaris overhandigd.
De heer Van Gerven (SP): Imidacloprid is een neonicotinoïde, maar wat zeggen die termen? Laten we maar zeggen dat het een bestrijdingsmiddel is waarvan aannemelijk is dat het schadelijk is voor bijen en uiteindelijk tot grote schade zal leiden aan het milieu en de hele samenleving. Is de Partij van de Arbeid voor een totaalverbod?
De heer Leenders (PvdA): Ja, maar we hebben deze discussie hier vaker gehad. Om tot een verbod te komen, moeten we eerst bekijken wat de serieuze alternatieven zijn voor de land- en tuinbouw. Daarom heb ik een vraag gesteld over de toelating van groene gewasbeschermingsmiddelen. Verder gaat het ook om de wetenschappelijke onderbouwing van de negatieve effecten, want die zijn niet altijd even sterk. Ik heb liever dat het middel op de lange termijn wordt teruggedrongen dan een verbod op de korte termijn dat het juridisch niet haalt.
De heer Van Gerven (SP): Er zal altijd wetenschappelijke discussie zijn over neonicotinoïden en imidacloprid, maar moeten we hier niet het voorzorgsprincipe hanteren? Recent is er nog een onderzoek gepubliceerd dat erop duidt dat het zenuwstelsel van bijen wordt aangetast door imidacloprid. Moeten we dan niet gewoon zeggen «we stoppen ermee» en alternatieven opleggen? Het langs een andere weg doen heeft namelijk de toekomst. Laat ik het zo formuleren: de weg van de bestrijdingsmiddelen moet niet de weg van de toekomst zijn. Kan de heer Leenders mij zeggen hoe het alternatief waar we naartoe moeten, vorm kan worden gegeven voor de glastuinbouwsector?
De heer Leenders (PvdA): Eigenlijk vraagt de heer Van Gerven om een uitwerking van het antwoord dat ik net al heb gegeven. Ik wil versnelde toelating van de groene gewasbeschermingsmiddelen, want die zijn een serieus alternatief voor de stoffen die we liever niet willen. We geven de land- en tuinbouw en dus ook al die gezinnen waarover de heer Geurts van het CDA het heeft, dan ook een kans om te produceren. Verder moeten we rekening houden met de juridische houdbaarheid. Nogmaals: ik denk dat de wetenschappelijke onderbouwing op dit moment niet sterk genoeg is. Als de Staatssecretaris daar anders over denkt, ga ik zo met hem mee.
De heer Grashoff (GroenLinks): Ik heb de heer Leenders horen zeggen dat hij ervan uitgaat dat een minderheid van de glastuinbouwers niet goed is omgegaan met het verbod; laat ik het correct zeggen: het gebod. Waarop baseert hij dat? De cijfers laten geen teruggang in concentraties zien en dat doet toch vermoeden dat het geen minderheid maar een grote meerderheid is die tot de niet-nalevers gerekend moet worden.
De heer Leenders (PvdA): Ik baseer dat nergens op. Dat moet ik eerlijk toegeven. Het is ook niet onderzocht, maar het kan ook niet worden onderzocht zolang er niet goed wordt gehandhaafd. Ik heb verder misschien toch net nog iets meer vertrouwen in de mensheid dan de heer Grashoff, maar ik deel wel met hem dat de gemeten concentraties zeer zorgelijk zijn. Ik ben er wel van overtuigd dat in ieder geval een aantal goedwillenden een zuiveringsinstallatie hebben en keurig volgens de regels werken. Vandaar dat ik ook blij ben dat de Staatssecretaris in zijn brief toch nog enige ruimte geeft, zij het niet veel. Ik ben er erg blij mee dat het een heel beperkte ruimte is. Ik heb vorige week een aantal mensen van de belangenorganisatie gesproken en die zeggen: wij zijn het als belangenorganisatie eens met het beleid, maar wij hebben niet iedereen in de hand. Het zit ’m dus ook heel erg in de sfeer van de handhaving.
De heer Geurts (CDA): Voorzitter. Voor het CDA is het van belang dat er een gelijk Europees speelveld is bij het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Het zou goed zijn als Nederland terughoudend is met tussentijdse nationale herbeoordelingen en toelatingsbesluiten. We zien nu dat de Staatssecretaris met imidacloprid totaal de andere kant op schiet. Nederland heeft al veel maatregelen genomen en loopt al vooruit op het Europese traject, maar wat doet de Staatssecretaris? Hij lijkt voorbij te gaan aan alle maatregelen die net genomen zijn voor zuivering en de goede toepassing van imidacloprid en aan de investeringen die daarvoor zijn gedaan.
Hij plant op zeer korte termijn, in maart, een volgende rapportage. Daarin zullen nog niet alle resultaten van deze maatregelen naar voren komen, maar hij kondigt desondanks nu al een verbod aan. Is het bespreekbaar om meer tijd te geven, zodat de maatregelen die overeengekomen zijn, ook effect kunnen hebben op de waterkwaliteit? Is de Staatssecretaris kortom bereid om de monitoring van de waterkwaliteit mee te nemen tot en met de zomer van dit jaar? Daarnaast is het van belang om te weten wie of wat de bron is van de verhoogde waarden voor imidacloprid. Loopt er een opsporingsonderzoek hiernaar door de NVWA?
Samen met de voorgangster van de huidige Staatssecretaris, Staatssecretaris Dijksma, heb ik me ingespannen om de vlassector voor Nederland te behouden. Voor 2015 is dat door de inzet van Staatssecretaris Dijksma gelukt. Voor 2016 moet nog iets ondernomen worden. In de kinderverhalen van Annie M.G. Schmidt konden Jip en Janneke niet zonder elkaar. Dat geldt ook voor de middelen Beret en Apron XL. Recent is voor Beret een vrijstelling gepubliceerd, maar voor Apron XL nog niet. Mijn indringende verzoek is om Jip en Janneke, Beret en Apron XL bij elkaar te brengen. Is de Staatssecretaris bereid om zich extra in te spannen en om zo als beschermheer van het vlas in de verslagen verder te gaan?
Ook voor het gebruik van Thyram bestaat er geen wederzijdse erkenning. Kan de Staatssecretaris toezeggen dat wederzijdse erkenningen van toelatings- en vrijstellingsbesluiten daadwerkelijk vlotter tot stand gaan komen? Voor een gelijk speelveld is het ook van belang dat er een Europese lijst komt van kleine teelten. De vraag is of de Staatssecretaris bereid is om zich daarvoor in te spannen.
Ik ga verder met innovatie. Allereerst wil ik een lans breken voor een systeembenadering in het toelatingsbeleid in plaats van een middelbenadering. Dat zou een Europees uitgangspunt moeten worden. De sector spant zich in voor geïntegreerde gewasbescherming, ook wel IPM (Integrated Pest Management) genoemd, omdat die veel kan bijdragen aan de verduurzaming van het middelengebruik. We moeten hier volgens mij dan ook mee verder. Is de Staatssecretaris bereid om hierop in te zetten? Hij zou dat onder andere kunnen doen met een green deal tussen bedrijfsleven, overheid en het Ctgb. Dat zou bijdragen aan de nadere uitwerking van deze systematiek en dat kan weer munitie opleveren voor een Europese inzet op geïntegreerde gewasbescherming die nodig is voor de aanstaande herziening van het beleid.
In de Kamer heb ik veel vaker gesproken over laagrisicomiddelen. Wat het CDA betreft zouden laagrisicomiddelen sneller en gemakkelijk toegelaten moeten kunnen worden. Door de huidige eisen en onderzoeks- en toelatingskosten komen betere groenere middelen niet op de markt. Europees moet ingezet worden op een eenvoudige en goedkope toelating van laagrisicomiddelen. Ook zou een systeem dat inhoudt dat een groenmiddel na een ruwe toetsing wordt toegelaten, grote kansen kunnen bieden. Het dossier kan daarna worden ingevuld. Hoe denkt de Staatssecretaris hierover en is hij bereid om een dergelijk systeem voor laagrisicomiddelen Europees te bepleiten? Nationaal zou het ook goed zijn als het Ctgb de kosten voor de toelating van groene gewasbeschermingsmiddelen met het oog hierop verlaagt. De Staatssecretaris heeft hier invloed op en daarom hoor ik graag zijn visie.
Er wordt in de Kamer niet zo heel vaak gesproken over de sierteelt. Ik heb het al wel een aantal keer gedaan, want voor die teelt is het van groot belang dat er een grofmazige toelating komt. Het belangrijkste voor de sierteelt is dat de eisen aan de werkzaamheid en met name aan gewasveiligheid voor middelen worden verlaagd. Dit leidt niet tot risico's voor mens en milieu, maar maakt de toelating wel goedkoper. Ziet de Staatssecretaris hier mogelijkheden voor en is hij hiertoe bereid?
De European and Mediterranean Plant Protection Organization stelt minder vergaande eisen dan het Ctgb. Zou de Staatssecretaris ook daar eens naar willen kijken? Waarom stellen wij in Nederland hogere eisen dan elders in Europa? Waarom gebeurt dat? Het gaat ons toch zeker om een gelijk speelveld? Het kabinet neemt die term in ieder geval wel heel vaak in de mond.
Ik sluit af met een kleine vraag. Is de Staatssecretaris bereid om de areaalgrens voor bedekte teelt gelijk te trekken aan die voor onbedekte teelt, namelijk 5.000 hectare? Zo zou een uitzondering voor kleine teelten meer mogelijkheden kunnen gaan bieden.
De heer Leenders (PvdA): Ik ben toch wel een beetje verbaasd over het betoog van de heer Geurts over imidacloprid. Wat is volgens hem dan de reden waarom er een jaar nadat de maatregel verplicht is gesteld, geen enkel effect kan worden geconstateerd?
De heer Geurts (CDA): Ik heb dat niet wetenschappelijk onderzocht, laat ik daarmee beginnen. De maatregelen zijn relatief laat ingegaan en daarom was er maar een relatief korte periode voor het bedrijfsleven om te laten zien dat de genomen maatregelen effect hebben. Wat ik wel weet, is dat de zuiveringsplicht is ingevoerd, iets wat met ongelooflijk hoge kosten gepaard gaat. We moeten als politici dan ook niet heel makkelijk zeggen: bedrijfsleven, u laat in drie of vier maanden niet zien dat u de doelen kunt halen en daarom gaan we u nog strengere eisen opleggen. Dat wil GroenLinks, maar ik denk niet dat dat de weg is. De politiek laat dan zeker niet zien dat ze betrouwbaar is.
De heer Leenders (PvdA): Dat kan wel zo zijn, maar we zijn hierover al jaren in gesprek. Hoeveel tijd heeft de sector volgens de heer Geurts nog wel nodig om aan de eisen te voldoen?
De heer Geurts (CDA): Het is natuurlijk niet zo dat imidacloprid overal rondgestrooid wordt; strooien gaat natuurlijk ook niet, want het wordt gespoten. Het wordt gebruikt in afgesloten kassen en het risico is daardoor een stukje lager. U moet er niet meteen bovenop gaan zitten en het snel willen verbieden, want het is een middel dat niet zomaar wordt gebruikt. Je ziet dat in heel veel kassen biologische bestrijding wordt toegepast. Ik zie heel veel mooie dingen in de glastuinbouw. Laten we die mooie en goede dingen ook vandaag meer naar voren halen en ons niet focussen op één ding dat nog niet is georganiseerd.
De heer Grashoff (GroenLinks): Telt er voor het CDA nog iets anders dan de economische kortetermijnbelangen van een deel van de sector? Er is enorme milieuschade en onze biodiversiteit loopt risico. De normen voor gevaarlijke stoffen in ons oppervlaktewater worden enorm overschreden, maar blijkbaar maakt dat allemaal niet uit, want de heer Geurts komt gewoon met een verhaal over een gelijk speelveld, het toelaten van nieuwe bestrijdingsmiddelen en de belangen van de sector. Telt er voor het CDA nog iets anders dan economisch gewin op korte termijn?
De heer Geurts (CDA): Dat is vragen naar de bekende weg. De heer Grashoff heeft blijkbaar ook niet goed geluisterd naar mijn inbreng. Het CDA heeft wel vaker betoogd dat de volksgezondheid bovenaan moet staan. Het milieu is absoluut hartstikke belangrijk, maar als hij een eenzijdig beeld schetst van wat er op dit moment allemaal gebeurt in de sector, mag hij van mij verwachten dat ik als volksvertegenwoordiger ook de andere kant laat zien. Ik heb begrepen dat de heer Grashoff de vergadering straks moet verlaten, maar ik hoop dat we elkaar in de loop van deze discussie toch kunnen vinden. Doordat we elkaar in het verleden op dit soort thema's wisten te vinden, is Nederland groot geworden. De verschillen worden nu wat groter gemaakt dan ze in werkelijkheid zijn.
De heer Grashoff (GroenLinks): De verschillen worden door mij niet groter gemaakt dan zij zijn. Ik wijs op een misstand en wat het CDA doet, is die misstand goedpraten. Ik vraag mij af hoe het CDA dat kan rijmen met zijn algemene politieke principes.
De heer Geurts (CDA): Dan probeert u het toch weer groter te maken dan het is. Ik heb net al aangegeven dat ik wil weten of er een opsporingsonderzoek loopt door de NVWA dat kan leiden tot eventuele bronnen. We hebben als politiek allerlei regels opgelegd en we moeten de betrokkenen de tijd gunnen om daarop te reageren. Ik hoop ook dat de heer Grashoff het één keer uit zijn mond kan krijgen dat de glastuinbouw in Nederland het vele malen beter doet dan de glastuinbouw in de rest van de wereld. De Nederlandse glastuinbouw staat in de top van goede voedselproductie. Mevrouw Lodders gaf het ook al aan: het lijkt erop – ik hoop dat het niet zo is – dat GroenLinks gewoon alle voedselproductie in Nederland wil verbieden en afhankelijk wil worden van andere landen in Europa of daarbuiten.
De heer Van Gerven (SP): Is het CDA voor een zuiveringsplicht voor imidacloprid?
De heer Geurts (CDA): Dat is een heel leuke vraag. We hebben daar veel over gediscussieerd en wij hebben ook ingestemd met zuivering, maar wij hebben wel elke keer betoogd dat we heel goed moeten bekijken of er voor kleine telers andere mogelijkheden zijn, bijvoorbeeld afvalwater verzamelen en gezamenlijk zuiveren. Als de heer Van Gerven daarop doelt, moet ik toegeven dat wij niet alleen naar het individuele niveau kijken maar als dat nodig is ook naar het collectieve niveau. Als dat de discussie is, hebt u nu mijn antwoord daarop.
De heer Van Gerven (SP): We kunnen dus concluderen dat ook het CDA voor een zuiveringsplicht is voor imidacloprid. Daarmee erkent het CDA dat het een schadelijk of potentieel schadelijk middel is en dat het beter is om het niet te gebruiken. Het wordt gebruikt en daarom gaan we zuiveren. Is het dan niet beter voor onze toekomst om dat middel uit te faseren en over te gaan op bijvoorbeeld biologische teelt? U zei daarover ook zelf iets in uw betoog. Als we dat doen, kunnen we komen tot een fatsoenlijke productie, zonder schade voor mens en milieu.
De heer Geurts (CDA): Ik vind dat een bijzondere vergelijking. Wij zijn namelijk ook voor zuivering van wat er uit de wc of de douche komt, maar zijn die lozingen ook direct slecht voor het milieu? Ik zal die vergelijking in het geval van imidacloprid niet maken; we zullen het er snel over eens zijn dat dat niet zo handig zou zijn. Het gaat erom dat de glastuinbouw het ook allemaal moet kunnen behappen en daarom hoop ik dat ook de SP uit haar mond kan krijgen dat de glastuinbouw in Nederland het al heel goed doet en dat Nederland behoort tot de toplanden. Laten we dat positieve verhaal in dit algemeen overleg ook eens laten horen en laten we ons niet beperken tot dat eenzijdige verhaal. We lopen voorop en we werken aan nieuwe technieken. Dan is het niet eerlijk om te zeggen: de sector heeft al een paar maanden de tijd gehad en heeft niet alles laten zien; laten we het daarom maar onmiddellijk verbieden.
De voorzitter: We gaan luisteren naar de inbreng van professor Dijkgraaf van de SGP.
De heer Dijkgraaf (SGP): Voorzitter. Het zal u verbazen maar ik begin met imidacloprid! Vele collega's hebben het er al over gehad en ook wij zijn bezorgd over de effecten van die stof. Wij zijn bezorgd over het onderzoek dat heeft laten zien dat de concentraties in het water nog niet echt dalen. Terecht is de vraag gesteld hoe dat kan. Het Ctgb constateert over het onderzoek dat de meetperiode beperkt is en dat de gebruikte dataset uit wetenschappelijk oogpunt onvoldoende is voor het ter discussie stellen van de toelating en al helemaal voor een noodprocedure. Dat is niet niks. Het Ctgb is een belangrijk orgaan, waar we als het goed is naar luisteren. Het Ctgb zegt verder dat er een breed vervolgonderzoek moet worden gedaan.
Hoe kan het toch dat de gemeten daling onvoldoende is? Wat ik te horen krijg, is dat veel telers helemaal niet weten waar ze aan toe zijn, omdat de wettelijke borging van de eisen nog niet rond is. Daar wordt ambtelijk nog over gesproken en dat is logisch, want we hebben die testgegevens nodig om eisen te kunnen stellen. Je kunt onder drie voorwaarden imidacloprid gebruiken. De eerste is dat je geen restwater loost. Dat is vrij simpel. Over de volgende twee voorwaarden vragen de telers zich af wat ze precies moeten doen. Die twee andere voorwaarden zijn dat je over zuiveringsapparatuur beschikt die 99,5% zuivert en dat je aangesloten bent bij een collectief zuiveringsproject. Als er nog zo veel discussie is over wat je precies moet doen, is het toch zeker niet zo gek dat je op deze termijn nog geen effecten meet? Moeten we ons niet de tijd gunnen om wat langer af te wachten of de daling daadwerkelijk tot stand komt?
Ik ben de eerste om toe te geven dat we een zuiveringsplicht hebben afgesproken, want wij stonden daar ook achter. Die plicht moeten wij handhaven en de Staatssecretaris moet er dan ook strak bovenop gaan zitten om ervoor te zorgen dat het snel gebeurt. Maar is het tegelijkertijd ook niet een klap in het gezicht van de ondernemers die dure zuiveringsapparatuur hebben aangeschaft en gebruiken, om nu al te zeggen dat we richting een verbod gaan? Als de overheid dat doet, ontmoedigt zij juist de mensen die vooroplopen, die geld investeren en die vooruit willen. Dat moeten we met elkaar echt niet willen.
Ik ga verder met de geïntegreerde gewasbescherming. Het terugdringen van het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen is van groot belang voor mens, dier en milieu. Inzet van chemische middelen moet het sluitstuk zijn van een aanpak waarbij eerst natuurlijke vijanden en biologische gewasbeschermingsmiddelen worden ingezet. Als chemische middelen toch nodig zijn, dan zo min mogelijk. Het probleem bij deze aanpak is dat de regelgeving soms dwarsligt en dat moeten we niet willen. Ik noem enkele knelpunten.
In de eerste plaats zijn dat de regels en voorschriften voor de beperking van het aantal keren spuiten en de aanscherping van de driftreductie. Dat kan er namelijk toe leiden dat de lagedoseringssystemen niet meer werken. Het eind van het liedje is dan dat er meer in plaats van minder middelen moeten worden ingezet. Ook wachten verschillende nieuwe spuittechnieken met driftreductie nog op aanpassing van de regels.
In de tweede plaats kijkt de Staatssecretaris bij de toelating van biologische gewasbeschermingsmiddelen vooral naar Brussel. Kunnen we dat niet veel beter ook nationaal oppakken? Is de keuze van de Staatssecretaris met andere woorden niet eenzijdig? Waarom biedt hij niet meer ruimte voor een voorlopige toelating en versoepeling van de nationale toelatingseisen, bijvoorbeeld als het de vraag is hoe effectief een middel is?
In de derde plaats zijn de toelatingseisen toegesneden op standaard proactief gebruik van chemische middelen en niet op geïntegreerde gewasbescherming waarbij chemische middelen het sluitstuk vormen. Bij geïntegreerde gewasbescherming worden als het goed is veel minder liters van een bepaald middel gebruikt, maar voor fabrikanten is het dan veel lastiger om de hoge toelatingsinvesteringen terug te verdienen. Dat brengt het risico met zich mee dat effectieve middelen van de markt verdwijnen of niet op de markt komen, waardoor de geïntegreerde aanpak wordt ondermijnd.
Eerlijk gezegd heb ik zelf ook geen klip-en-klaar antwoord en ik kan dus niet zeggen: die kant moet het op. Maar als je minder liters gaat gebruiken en als de toelatingskosten even hoog blijven, kun je zien aankomen dat de innovatie geremd wordt. Ziet de Staatssecretaris dat knelpunt en neemt hij die handschoen op? Gaat hij met andere woorden met de sector en de Ctgb bekijken hoe het toelatingsbeleid geïntegreerde gewasbescherming kan ondersteunen in plaats van ondermijnen?
Kortom: het goede mag niet de vijand van het betere worden. De huidige green deal groene gewasbeschermingsmiddelen is vooral gefocust op de toelating van groene gewasbeschermingsmiddelen. Wil de Staatssecretaris deze verbreden en de genoemde knelpunten daarin meenemen?
De telers van graszaad zitten met de handen in het haar. De toelating van een belangrijk onkruidbestrijdingsmiddel, Verigal D, is het afgelopen jaar ingetrokken. Een nieuw middel, Fox, is in de running voor toelating. Inmiddels is voor dit middel alvast een vrijstelling voor 2016 aangevraagd, maar het groeiseizoen begint al in maart. Ik vraag de Staatssecretaris in ieder geval te zorgen voor tijdige vrijstelling. Nederland onderscheidt zich internationaal met kwalitatief goed graszaad en onze exportpositie moet niet onnodig in de waagschaal worden gesteld, net zo min als het milieu natuurlijk. Zonder vrijstelling of toelating zullen boeren andere veel minder effectieve middelen gaan gebruiken met veel hogere doseringen.
Nederland heeft bij de sierteelt een strenger toelatingsbeleid dan menig ander Europees land. Andere Europese landen rekenen alle sierteelten tot de kleine teelten. Ik sluit me daarom aan bij de vraag van de heer Geurts of we niet toe moeten naar het niveau van 5.000 hectare om dat probleem op te lossen.
Mevrouw Lodders (VVD): Voorzitter. Ik begin met het Europese speelveld. In de brief van 12 mei 2015 beschrijft toenmalig Staatssecretaris van Economische Zaken, mevrouw Dijksma, de inzet van het kabinet op het punt van de harmonisatie van beleid en het creëren van een gelijk speelveld. Zij streefde naar een versnelling van het proces. Ik vraag beide bewindspersonen welke resultaten in het afgelopen halfjaar zijn geboekt bij het creëren van een gelijk speelveld. Zijn zij tevreden met die voortgang?
Maandagavond was ik bij een bijeenkomst van boeren en tuinders en daar bleek mij dat er nog veel werk aan de winkel is. Zo sprak ik een chrysantenteler die streeft naar gewasbescherming zonder gebruik van chemische producten. Nu is er een middel beschikbaar dat op eetbare gewassen als komkommers en tomaten mag worden gebruikt voor de bestrijding van onder andere trips, maar juist in de chrysantenteelt mag het niet worden gebruikt, althans in Nederland. De kans is groot dat bloemen uit Kenia wel met het middel worden behandeld. Dit past niet in de duurzaamheidsagenda van de Staatssecretaris en het is onwenselijk met het oog op ons streven naar een gelijk speelveld.
Maar ik krijg meer voorbeelden. Zo mag een teler voor de effectieve bestrijding van de perenbladvlo een goed werkend middel niet meer gebruiken. Tegelijkertijd is er te weinig ruimte om te zoeken naar een alternatief. Het middel Captan is ook zo'n middel dat in Nederland de nodige beperkingen kent, ook al worden de Granny Smith en de Pink Lady gewoon met dit middel behandeld. Dat zijn appels die gewoon in de schappen van de supermarkt liggen.
Ik vraag nogmaals naar de ambitie van de regering. Laten we onze ondernemers op achterstand staan of gaan we echt voor harmonisatie en een gelijk speelveld? Is het kabinet bereid om het komende halfjaar te werken aan een Europese lijst van kleine teelten, waarbij harmonisatie en wederzijdse erkenning van de vereisten voor toelating het uitgangspunt zijn? Zo nee, waarom dan niet?
Vorige week heeft de Kamer een brief ontvangen over imidacloprid. De Staatssecretaris schrijft eigenlijk kort en bondig dat hij een gebruiksverbod zal opleggen als de normoverschrijding niet heel snel wordt teruggedrongen. Hoe past dit mogelijke verbod in het zojuist gesloten zuiveringsakkoord? Ik vraag dat met name met het oog op de zeer korte termijn die is gesteld. Het CLM schrijft in zijn rapport dat er grote verschillen zijn tussen de regio's. Waarom wordt er dan gesproken over een totaalverbod? Waarom wordt er niet ingezet op maatregelen die neerslaan in de gebieden waar de concentraties het hoogst zijn?
Veel bedrijven hebben geïnvesteerd in een waterzuiveringsinstallatie om ervan verzekerd te zijn dat ze deze middelen mogen blijven gebruiken. Is het verbod met het oog daarop niet disproportioneel en worden deze ondernemers niet onnodig in financiële problemen gebracht? Op welke wijze is de sector bij deze stap betrokken? Ik sluit me kortheidshalve aan bij de vragen die hierover al zijn gesteld.
Afgelopen jaar zijn wederom een aantal maatregelen afgekondigd die in allerlei sectoren tot extra lasten leiden: het verbod op het gebruik van glyfosaat op verharding, het verbod op buitenbestrijding van plaagdieren en de beperkingen op het gebruik van middelen om grond te ontsmetten. Gelukkig is de door links gewenste kassacheque voor gewasbeschermingsmiddelen van tafel, maar je zou maar recreatieondernemer zijn! Je mag dan plaagdieren niet meer bestrijden, tenzij je aan knaagdiermanagement doet. Er zijn negen voorschriften ter bevordering van Integrated Pest Management. Het gaat daarbij voor allerlei bedrijven om opleidingen en certificeringen. Dat loopt van de leverancier tot de recreatieondernemer en alles ertussenin en van het opstellen van criteria door de overheid voor de inkoop en aanbesteding van knaagdierbeheersing tot de faciliteit van de Wageningen Universiteit om genetische resistentie in een paar uur te laten toetsen. Het is nogal wat! Hoe staat het met de uitvoering van mijn motie van 18 december 2014 (27 858, nr. 282), waarin de regering wordt verzocht te voorkomen dat de implementatie van het IPM-protocol voor buitengebruik van rodenticiden tot een toename van de administratieve lasten en nalevingskosten voor agrarische ondernemers leidt. Ik krijg signalen dat er een jaar na dato nog steeds geen duidelijkheid is over de invulling van deze motie.
De stapeling van verboden en eisen leidt tot forse kosten. Het kabinet heeft tot doel om de administratieve lasten en de uitvoeringskosten voor ondernemers naar beneden te brengen, maar deze ambitie lijkt nog niet neer te slaan in de agrarische en recreatieve sector. Hoe gaan de bewindspersonen ervoor zorgen dat ook deze ambitie ten uitvoer wordt gebracht?
Kent de Staatssecretaris het onderzoek van de tuinbranche, uitgevoerd door TNS NIPO, waaruit blijkt dat ruim een derde van de gebruikers van glyfosaathoudende onkruidbestrijdingsmiddelen na een verbod het middel toch probeert te kopen? Bijna de helft van de gebruikers – ik spreek nu over particulieren – geeft aan over te zullen stappen op azijn of zelfs op chloor. Ik heb het in een eerder debat al aangegeven: een verbod voor particulieren is het paard achter de wagen spannen. Wat gaat de Staatssecretaris met deze informatie doen?
In de commissie hebben we vaker gesproken over de laagrisicomiddelen; die zijn ook nu weer door mijn collega's naar voren gebracht. Wanneer komt er een duidelijk kader voor de toelating van deze middelen en waarom duurt het zo lang? Het gebruik sluit juist volledig aan bij de kabinetsvisie voor verduurzaming van de sector.
De heer Van Gerven (SP): Voorzitter. Er zijn al jarenlang astronomische overschrijdingen van de norm voor het gevaarlijke bestrijdingsmiddel imidacloprid in het oppervlaktewater, maar er werd niet ingegrepen. Imidacloprid is gevaarlijk voor bijen en vogels. Afgelopen jaar verscheen hierover een gezaghebbend artikel in Nature. Het gaat slecht met de bijen en de weidevogels in het Nederland. Uit het rapport van het Centrum voor Milieuwetenschappen van de Universiteit leiden, CML, blijkt dat de overschrijdingen onveranderd hoog zijn. Mijn eerste vraag is waarom dit rapport niet meteen in augustus naar de Kamer is gestuurd en waarom het via een milieuclub tot ons moest komen.
Ik moet toegeven dat Staatssecretaris Van Dam stoere woorden spreekt: als voor 1 maart de overschrijdingen niet zijn teruggedrongen, wil hij een verbod. Dat juicht de SP toe. De SP pleit al vele jaren voor een verbod. Dit is een hoopvol begin voor een nieuwe Staatssecretaris, máár er rest dan nog wel een belangrijke vraag: hij blaft maar bijt hij ook? Bij 90% van de meetpunten wordt de norm overschreden. Wanneer zijn die overschrijdingen genoeg teruggedrongen om niet tot maatregelen over te gaan? Is de Staatssecretaris blij met 89% of is hij het met ons eens dat er geen overschrijdingen mogen zijn? Zal hij als er weer een nieuw rapport is, dat ook meteen naar de Kamer sturen? Gaat het Europees voorzitterschap gebruikt worden om de voor bijen gevaarlijke neonicotinoïden te verbieden, zoals de Kamer bij motie heeft verzocht? Wordt dit een prioriteit? Ik krijg graag een stappenplan. Kan de preregistratietoets heringevoerd worden, zodat van tevoren beoordeeld kan worden of in de specifieke Nederlandse situatie, die heel bijzonder is, problemen zijn te verwachten? Ik denk dan aan de situatie rond imidacloprid. Ik heb hierover een motie in voorbereiding.
Roundup glyfosaat is door de Wereldgezondheidsorganisatie op de lijst van stoffen gezet die waarschijnlijk kankerverwekkend zijn. Er is nauwelijks een instituut denkbaar dat gezaghebbender is dan de WHO (World Health Organization), maar toch schuift de EFSA (European Food Safety Authority) deze lijst terzijde, omdat er niks aan de hand zou zijn; 96 wetenschappers stuurden een brief waarin ze waarschuwen dat het tegenonderzoek van de EFSA ongeloofwaardig is, omdat het niet gestaafd wordt met bewijzen. Ook zou het onderzoek niet op een open en transparante wijze hebben plaatsgevonden. Wij lezen dit allemaal, maar ik zou toch ook graag zien dat dit allemaal openbaar wordt. Wellicht kan het kabinet ons die gegevens en de documenten hierover verschaffen. Wij willen ook graag dat glyfosaat onmiddellijk wordt verboden.
De fabrikanten van sigaretten hebben jarenlang ontkend dat roken kankerverwekkend is. Ze hebben maatregelen zo veel mogelijk tegengehouden. Asbest is hetzelfde verhaal, maar inmiddels zijn de asbestbazen zelfs tot jarenlange straffen veroordeeld. In de Verenigde Staten brachten twee wetenschappers onlangs naar buiten dat Monsanto onderzoeksgegevens heeft verdoezeld waaruit bleek dat ratten kanker kregen van glyfosaat. De studies waarin ze inzage kregen, stamden uit de jaren tachtig en waren aangelengd met andere studies om het kankerverwekkende effect te verdoezelen. Volgens wetenschappers was dat middel van Monsanto dan ook nooit toegelaten als die uitkomsten bekend waren geweest. Ik vind het de morele plicht van de Staatssecretaris om die studies boven water te krijgen, onafhankelijk te laten toetsen en de Kamer hierover te informeren. Als Monsanto een rapport heeft achtergehouden of verdoezeld waaruit blijkt dat glyfosaat kankerverwekkend is, is de toekenning destijds immers op valse gronden verleend. Gaat de Staatssecretaris die rapporten opvragen en onafhankelijk laten onderzoeken en zal hij die rapporten ook aan de Kamer ter beschikking stellen? Is de Staatssecretaris verder bereid om te onderzoeken hoe de producenten van neonicotinoïden aansprakelijk kunnen worden gesteld voor milieu- en landbouwschade?
Een andere vraag: in welke situaties mag metam-natrium worden toegepast en hoe vaak gebeurt dit? Waarom is er geen algemeen verbod? Ik vraag dat, omdat de Gezondheidsraad heeft geconcludeerd dat het een gevaarlijke stof is.
Tot voor kort werden bestrijdingsmiddelen niet getest op risico's voor omwonenden. Maakt het Cgtb al enige voortgang in dezen?
Het stelt mij teleur dat de Landsadvocaat het onmogelijk acht een spuitvrije zone voor omwonenden in te stellen. Gezondheidsbedreigende middelen mogen vlak naast tuinen en kinderdagverblijven gespoten blijven worden. Dat is wederom toch zeker bewijs dat het in de wetgeving niet goed is geregeld? Zijn volksgezondheidsbelangen hier niet ondergeschikt aan economische belangen? Ze zouden niet alleen bovengeschikt moeten zijn; er zou ook vanuit het voorzorgsprincipe gehandeld moeten worden, maar telkenmale worden middelen toegelaten die voor ernstige problemen zorgen. Dat kan maar tot één conclusie leiden, namelijk dat het systeem faalt. Het systeem van wetten, regels en instanties beschermt de burger, boeren, bijen, vogels en het milieu niet of onvoldoende. Hoe gaat de Staatssecretaris borgen dat belangen van volksgezondheid en milieu naar behoren worden gewogen door de instanties, in de wetgeving en in de toelatingsprocedures? Hoe gaat hij borgen dat de EFSA en het Ctgb uit onafhankelijke deskundigen bestaan en niet uit verstrengelde belangen? Dat laatste is volgens het Corporate Europe Observatory bij de EFSA voor 60% het geval. Wat vindt de Staatssecretaris in dit kader van de kritische rapporten van het Europese Parlement, de Europese Ombudsman en het European Court of Auditors?
Het Ctgb en de EFSA baseren hun oordeel bijna louter en alleen op de informatie van het bedrijfsleven en doen geen eigen onderzoek.
De voorzitter: Mijnheer Van Gerven, u dient af te ronden. U hebt nog 20 seconden.
De heer Van Gerven (SP): Dat ga ik doen, voorzitter.
Kunnen wederhoor en tegenspraak worden georganiseerd vanuit de milieubeweging, gezondheidsorganisaties, omwonenden, vakbonden en waterbedrijven?
De sierplanten blijken niet adequaat beoordeeld te zijn doordat er geen rekening mee is gehouden dat ze in tuinen eindigen. Ze zijn namelijk beoordeeld op afgesloten kassen. Kan deze fout hersteld worden?
De heer Geurts (CDA): Ik heb een relatief korte vraag voor de heer Van Gerven. Heeft zijn fractie nog wel vertrouwen in de EFSA en de Ctgb?
De heer Van Gerven (SP): Wij hebben om twee redenen een gezond wantrouwen. Ten eerste is het een groot probleem dat er bij de EFSA sprake is van belangenverstrengeling. Dat dit een groot probleem is, wordt algemeen erkend maar het wordt niet voldoende getackeld. Nog niet zo lang geleden moesten mensen van de EFSA gedwongen terugtreden. Ten tweede is het een groot probleem dat de financiering van de Ctgb heel sterk leunt op het verwerven en beoordelen van registraties. Dat is de belangrijkste inkomstenbron van het Ctgb en dat maakt ook het Ctgb kwetsbaar. Vandaar dat we heel erg kritisch zijn en een gezond wantrouwen hebben. Dat is ook de reden waarom ik ervoor pleitte dat er voldoende tegenmacht wordt georganiseerd tegen die beoordelende instanties, die kwetsbaar zijn en waarbij in sommige gevallen gewoon belangenverstrengeling duidelijk is aangetoond.
De heer Geurts (CDA): Blijkbaar stelde ik een goede vraag, want ik hoor in het antwoord dat de SP de financiering van het Ctgb uit de erkenningen wantrouwt. Ik denk dat we dat op een ander moment moeten uitdiepen, want het gaat mij er nu om dat de heer Van Gerven doet alsof hij alle kennis in huis heeft en dat hij eenzijdige rapporten gebruikt om zogenaamd aan te tonen dat het bij de EFSA en het Ctbg allemaal niet deugt. Op alle rapporten die hij noemt, zijn ook weer tegenrapporten geschreven door andere gerenommeerde organisaties en andere gerenommeerde wetenschappers. Zo komt de politiek er natuurlijk nooit uit, zeker niet in Nederland. Ik roep de SP er daarom toe op om wat meer vertrouwen te hebben in het Ctgb en in de EFSA. Anders gaat deze discussie echt de verkeerde kant op.
De heer Van Gerven (SP): Ik heb een gezond wantrouwen tegen beide instellingen. Ik kan me de discussie van een paar jaar geleden over de toenmalige voorzitter van de Ctbg nog herinneren. Hij zei: «Luister eens, ik heb een toko overeind te houden. Ik moet zorgen dat het personeel blijft. Ik moet in mijn beantwoording dus ook goed kijken naar de positie van mijn personeel.» Als dat het uitgangspunt is in plaats van de veiligheid ... Ik begrijp dat ook wel, maar dat maakt het Ctbg wel kwetsbaar. Bij de EFSA is belangenverstrengeling keihard aangetoond. De SP is heel erg kritisch. Het CDA kan wel zeggen dat die rapporten uit Nature en van Henk Tennekes niet kloppen, maar de aanwijzingen dat imidacloprid schadelijk is voor bijen, nemen toe. Glyfosaat is op een lijst van de WHO geplaatst van mogelijk kankerverwekkende stoffen en dan zegt de woordvoerder van het CDA: «Daar houd ik geen rekening mee. Dat zij maar zo. Ik hecht alleen waarde aan wat het Ctgb en de EFSA stellen.»
De heer Geurts (CDA): Ik heb een punt van orde, want mij worden woorden in de mond gelegd. De heer Van Gerven doet het voorkomen dat ik alle rapporten die hij heeft opgenoemd, niet zou geloven. Dat is niet het geval. Ik heb betoogd dat er tegenrapporten zijn over alles wat er is geroepen. Die rapporten laten wat anders zien en dan heb je dus heel hard mensen nodig die objectief zijn. Voor het CDA zijn de EFSA en het Ctgb wel organisaties die objectief naar zaken kijken. Wij hebben hier geen van allen die kennis en kunde. Dat is wat ik wilde betogen.
De voorzitter: Dat is genoteerd. Mijnheer Van Gerven, volgens mij hoeft u hier niet meer op te reageren.
De heer Van Gerven (SP): Hij heeft zo wel een derde termijn.
De voorzitter: Hij maakte een punt van orde en dat is een heel ander verhaal. U hoeft hier echt niet meer op te reageren.
De heer Van Gerven (SP): Als u mij toestaat, zou ik graag toch nog een heel korte opmerking maken.
De voorzitter: Heel kort, alstublieft.
De heer Van Gerven (SP): Er is zeker wetenschappelijke discussie, maar moeten we niet het voorzorgsprincipe hanteren? Conform hetgeen de heer Geurts zelf bepleit heeft, is het natuurlijk beter om op een biologische manier te werk te gaan dan met bestrijdingsmiddelen.
De voorzitter: Mijnheer Van Gerven, nu stelt u weer een vraag. Ik laat de heer Geurts daar niet meer op reageren. Hij moet dat dadelijk maar onder het genot van een gevulde koek doen. We gaan nu luisteren naar mevrouw Koşer Kaya van D66. Voordat ik haar het woord geef, merk ik voor de mensen thuis op dat Ctgb staat voor College toelating van gewasbeschermingsmiddelen.
Mevrouw Koşer Kaya (D66): Voorzitter. Ik heb met belangstelling naar mijn collega's geluisterd. Wat mij heel erg opvalt, is er dat een tegenstelling wordt gecreëerd tussen enerzijds ondernemers in onze landbouwsector en anderzijds de duurzaamheids-, milieu- en gezondheidsaspecten anderzijds. Die tegenstelling is eigenlijk totaal niet aan de orde. Ik ben er namelijk van overtuigd dat onze ondernemers in de landbouwsector ontzettend hun best doen. Als er een goed middel is, gaan ze liever op dat middel over, want ook zij willen geen rotzooi als imidacloprid en neonicotinoïden. Dat zegt ook het CML.
Het punt is dat we ontzettend aan het rommelen zijn en allerlei dingen aan het uitproberen zijn. Daarmee is noch het een noch het ander gediend. Ik hoor als betrekkelijk nieuwe woordvoerder met verbazing dit debat aan, want we moeten veel effectiever met elkaar tot een oplossing kunnen komen. Ik ben ervan overtuigd dat ook onze ondernemers de toekomst van hun kinderen en hun erfenis belangrijk vinden, net zoals wij het heel belangrijk vinden dat de milieuaspecten niet met voeten worden getreden. Daar ben ik echt heel helder over.
De waterzuiveringsinstallaties kunnen ervoor zorgen dat het water wordt schoongemaakt. Waarom zorgen wij er dan niet voor dat wij onze subsidies aan dit soort mooie innovaties koppelen? En waarom zeggen wij niet met name tegen de kleine ondernemers die moeite hebben om die installaties te kopen, dat we het als een innovatieve oplossing zien en dat ze daarvoor eventuele subsidies moeten gebruiken? In plaats van jaren door te rommelen kun je zo direct oplossingen realiseren.
Het CML is heel duidelijk: het is rotzooi. Ik ben overigens blij dat de Staatssecretaris dat ook zegt. Het waarom van de hele discussie hier ontgaat mij dan ook. De Staatssecretaris heeft immers al aangekondigd dat hij het met een AMvB zal oplossen. Ik zal hem daaraan houden, maar ik zeg tegelijkertijd wel: zorg ervoor dat innovaties kunnen worden betaald als ze er zijn, want dan kunnen we veel sneller stappen zetten. Gebruik de subsidies toch daarvoor! Ik zal hierover een motie indienen, want ik word er een beetje iebelig van als we met dit soort dingen niet praktisch kunnen omgaan en er niet voor kunnen zorgen dat we wat achterlaten voor toekomstige generaties.
De drinkwaternorm is 0,1 microgram per liter, maar er worden metingen gedaan met een detectiegrens van 5 milligram per liter. Die grens ligt dus veel te hoog om overschrijdingen van de drinkwaternorm vast te kunnen stellen. Dat is heel zorgwekkend. Ik maak me daar oprecht zorgen over, want maleïnehydrazide komt tot een maximale uitspoeling van 42,7 microgram per liter. Dat is minder dan de detectiegrens, maar vele malen hoger dan de drinkwaternorm. We weten dus eigenlijk niet hoe het zit. Wat gaat de Staatssecretaris hieraan doen? Dit kan immers echt niet.
Op het verbod op chemische bestrijdingsmiddelen voor de buitenlandbouw is een uitzondering gemaakt, maar juist de plekken waar de kans op blootstelling vrij groot is, bevinden zich daar. Onze kinderen spelen dagelijks op sportvelden. En toch laten we het gewoon gaan. Er is een afspraak gemaakt met NOC*NSF, de Nederlandse golfsport en de Vereniging Sport en Gemeenten, maar niet met Vewin en de Milieufederaties. Waarom is dat eigenlijk niet gedaan? Vinden zij daar helemaal niets van of hebben ze daar niets over te zeggen? Hoe kan er nu een green deal worden afgesloten zonder die belangrijke organisaties? Is het dan eigenlijk wel een green deal?
In de green deal zie ik geen concrete doelstellingen terug en ook geen concrete acties. Daar krijg ik een slecht gevoel van. Net als bij de neonicotinoïden gaan we hier dus ook maar wat aanrommelen. Ik wil niet dat we straks spreken over zachte heelmeesters en stinkende wonden. Ik wil dat we er nu werk van maken. Dat betekent dat de green deal een echte green deal moet worden met alle betrokken organisaties en met concrete doelstellingen en concrete acties. Kan de Staatssecretaris dat toezeggen?
De collega naast mij zei het al: de ene kant zegt in verband met glyfosaat dat de EFSA geweldig is en de andere kant zet er op z'n minst vraagtekens bij. Dat is begrijpelijk, want organisaties als de World Health Organization trekken een conclusie die precies tegenovergesteld is aan die van de EFSA. Het kan niet beide waar zijn. Op z'n minst moeten we durven zeggen dat er iets mis is. Dat moeten we dan ook durven onderzoeken. We moeten niet de EFSA volgen als die ons op een bepaald moment goed uitkomt en op een ander moment de World Health Organization. Wat is dat voor debiliteit? Laten we nu eens concreet bekijken wat er mis is en dat vervolgens oppakken.
De voorzitter: Ik heb van de Staatssecretaris van Economische Zaken begrepen dat hij een schorsing nodig heeft van ongeveer tien minuten om de vragen te ordenen. Ik schors de vergadering tot ongeveer 11.20 uur. Ik doe dat ook voor diegenen die nu even sanitair willen relaxen.
De vergadering wordt van 11.08 uur tot 11.23 uur geschorst.
De voorzitter: De schorsing heet iets langer geduurd. Daaraan ben ik ook een beetje zelf schuld. Ik sprak van «sanitair relaxen». Sommigen hebben dat te letterlijk opgevat. Ik zal voortaan van «een sanitaire stop» spreken.
De heer Leenders heeft de Staatssecretaris een petitie aangeboden met de titel Inzaaiplicht braakliggend terrein voor bijen en insecten. Daar hoeft de Staatssecretaris niet op te reageren, maar hij mag dat uiteraard wel. Dit stuk maakt namelijk geen deel uit van de agenda. Ik zie de heer Leenders knikken; hij is het hier dus mee eens.
Ik geef het woord aan de Staatssecretaris van Economische Zaken. Wellicht kan hij beginnen met de blokjes te noemen waarin hij de vragen zal beantwoorden. Ik stel voor dat de Kamerleden aan het einde van een blokje maximaal twee keer interrumperen. Ik zie iedereen instemmend knikken; dat is dus akkoord.
Staatssecretaris Van Dam: Voorzitter. Ik ga eerst kort wat zeggen en daarna ga ik uitgebreid in op imidacloprid, de vergroening van het middelenpakket, laagrisicomiddelen en vrijstellingen. Ten slotte beantwoord ik de vragen die niet in een van deze drie blokjes passen.
In het begrotingsdebat hebben we met elkaar gesproken over mijn ambities voor deze portefeuille. Een van die ambities is om de landbouw natuurlijker te maken en om de balans tussen landbouw en natuur te bewaken en te versterken. Ik doe dat in de overtuiging dat natuur en landbouw elkaar nodig hebben. Je kunt geen goed landbouwbedrijf runnen als die balans verstoord raakt, zeker gezien de wereldwijde ambitie om de groeiende wereldbevolking te voeden en het feit dat Nederland een zeer dichtbevolkt land is met een zeer intensief gebruik van de ruimte en de schaarse en kwetsbare natuur. Wij bebouwen en benutten ons land op een zeer intensieve manier. We zullen dat altijd zo moeten doen dat we de kwetsbaarheid van de natuur respecteren en de balans zo goed mogelijk houden. We spreken vandaag over gewasbeschermingsmiddelen; «gewasbeschermingsmiddelen» is de positieve term voor die middelen. Er wordt natuurlijk niet voor niets ook gesproken van «bestrijdingsmiddelen», want het zijn middelen om met name insecten en andere risico's voor gewassen te bestrijden. Als bestrijdingsmiddelen in de natuur terechtkomen hebben ze daar ook effect op de voedselketen.
Er wordt veel gesproken over met name de schadelijkheid van neonicotinoïden voor bijen. Ik denk dat we elkaar niet hoeven te vertellen hoe riskant het zou zijn voor onze voedselvoorziening als de schade aan de bijenpopulatie wereldwijd te groot zou worden. We hebben dus de verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat die schade beperkt blijft. Daarom zet ik de lijn van mijn voorgangster door. Ik kan in deze setting natuurlijk ook niets anders zeggen; dat zal iedereen begrijpen. Ik streef dus naar verdere verduurzaming van de gewasbescherming met meer natuurlijke vormen van bestrijding. Ik doe dat bijvoorbeeld via de green deal groene gewasbeschermingsmiddelen. Dat betekent dat er gewerkt wordt aan uitbreiding van het pakket laagrisicomiddelen.
Ik voeg daar voor de mensen die hiernaar gevraagd hebben, meteen aan toe dat het niet zo hard gaat als we graag zouden zien. De reden daarvoor is dat we afhankelijk zijn van wat er wordt aangeleverd en van de verzoeken om toelating die worden gedaan. We werken dus wel degelijk hard aan uitbreiding van het pakket laagrisicomiddelen. Dat geldt ook voor de alternatieve maatregelen voor de bescherming van gewassen: de preventie van ziekten en plagen, de inzet op weerbare teeltsystemen, geïntegreerde gewasbescherming en de inzet op slimme technologie. Wat er echter ook bij hoort, is het terugdringen van risicovolle gewasbeschermingsmiddelen. Op 3 februari hebben we een dialoog over duurzame gewasbescherming met alle relevante stakeholders, die gericht is op het versneld bevorderen van de geïntegreerde gewasbescherming en de verduurzaming van het middelenpakket in Nederland.
De ambitie is positief, maar het gaat niet altijd zoals we graag zouden zien. Daarom is vandaag, ook gelet op de inbreng van de commissie, het hoofdonderwerp imidacloprid. Ik zou de sector soms weleens willen vragen om zijn producten namen te geven die iets makkelijker uit te spreken zijn! Ik kreeg bij mijn aanbreken een lijstje met een paar tongbrekers; imidacloprid stond bovenaan. Ik heb goed geoefend, zal ik maar zeggen.
Imidacloprid is langere tijd op de markt, maar we zien dat het middel in verschillende sectoren uitspoelt naar de natuur. Daardoor komt het terecht in het oppervlaktewater en omdat het zo'n effectief middel is, is het daar ook effectief. Gevolg daarvan is de aantasting van organismen in en om het water. Het heeft op die manier effect op de hele voedselketen op en in het water. Sommige natuurorganisaties geven dan ook het signaal af dat ze de vogelstand zien teruglopen als gevolg van een gebrek aan kleine insecten. Door dit gebrek aan voedsel zouden vogels elders hun heil zoeken.
De uitspoeling naar het oppervlaktewater blijkt al jaren de normen ernstig te overschrijden. We spreken nu met name over glastuinbouwgebieden. Daar zien we normoverschrijdingen van meer dan 20 keer – volgens mij zitten we nu op 22 keer – de toegestane concentratie. Dat heeft zeer ernstige effecten en daarom is twee jaar geleden de maatregel getroffen dat in de glastuinbouw het afvoerwater verplicht moet worden gezuiverd. Dat had onvoldoende effect en daarom heeft mijn voorgangster het Ctgb vorig jaar gevraagd om een extra maatregel te nemen, namelijk gecontroleerde distributie. Het middel is alleen nog maar verkrijgbaar voor glastuinbouwers als ze kunnen aantonen dat ze hun afvalwater zuiveren. We wachten nu af of dat een verbetering oplevert. In de voorgaande jaren hebben we echter gezien dat de norm consequent wordt overschreden. Zo is er op 90% van de meetpunten sprake van ernstige normoverschrijding. Dat was voor mij aanleiding om te zeggen dat het zo niet langer kan.
De schade die door imidacloprid aan de natuur wordt toegebracht, is op dit moment dermate ernstig dat het onacceptabel is om op de oude voet door te gaan. Ik heb overlegd met het Ctgb. De commissieleden kennen de procedure: in principe gaat het Ctgb over de toelating van de middelen. Het Ctgb verbindt daaraan gebruiksvoorschriften en kan verder ook beslissen om een toelating weer in te trekken. Dat is de geëigende weg. Het Ctgb heeft aangegeven dat het de toelating van imidacloprid zal heroverwegen als ook de gecontroleerde distributie niet leidt tot een substantiële verbetering. De leden zullen het in mijn brief hebben gelezen. Voor deze opstelling van het Ctgb is alle reden en ik ga ervan uit dat de toelating voor de glastuinbouw zal worden ingetrokken door het Ctgb als de normoverschrijding vergelijkbaar is met die van vorig jaar. Het gebruiksvoorschrift leidt dan immers niet tot een verantwoord gebruik.
Als het Ctgb in dat geval niet kan of wil overgaan tot intrekking, zal ik ingrijpen. Daarvoor bereid ik nu een AMvB voor. De metingen lopen tot maart. De gegevens die dat oplevert, moeten worden verwerkt en geanalyseerd. Waarschijnlijk komen ze vervolgens eind mei beschikbaar en op dat moment wil ik geprepareerd zijn voor de mogelijkheid dat er geen substantiële verbetering is opgetreden. Ik wil dan zo snel mogelijk over kunnen gaan op een gebruiksverbod voor de glastuinbouw. Ik zeg tegen mevrouw Lodders dat het dus geen totaalverbod betreft, maar alleen een gebruiksverbod voor de glastuinbouw. De normoverschrijdingen zijn daar namelijk echt vele malen ernstiger dan in andere sectoren.
Het voorbereiden van een AMvB in deze situatie is geen gebruikelijke stap. De gebruikelijke procedure loopt immers via het Ctgb omdat het Ctgb over de toelating gaat en in principe ook over de intrekking van die toelating. Ik vind de situatie echter zo ernstig dat de door mij gezette stap gelegitimeerd is. Ik denk ten slotte dat er ook juridisch voldoende aanleiding is en dat het dus ook juridisch houdbaar zal blijken.
De heer Grashoff is niet meer aanwezig, maar hij heeft gezegd dat hij iemand zal laten meeluisteren. Hij zei dat de situatie zo ernstig is dat ik per direct een verbod moet instellen. Ik volg nu de geëigende procedure door een heel teeltseizoen, maart vorig jaar tot maart dit jaar, af te wachten om te zien of er een substantiële verbetering optreedt. Ik vind dat we dat moeten afwachten, omdat we dan kunnen zien of de gecontroleerde distributie voldoende oplevert. Wachten op die gegevens betekent dat we tot mei moeten wachten. Dat is de zorgvuldigste manier om het te doen. Zeker als ik de in de brief aangekondigde stap zet om per AMvB een verbod in te stellen, moet ik deze ongebruikelijk stap juridisch deugdelijk kunnen onderbouwen. En dat kan alleen als je op basis van de laatste gegevens kunt laten zien dat de eerder genomen maatregelen onvoldoende soelaas bieden. Je kunt dan daadwerkelijk aantonen dat de gebruiksvoorschriften onvoldoende worden nageleefd. Dat is de reden waarom ik niet overga op een onmiddellijk verbod en wacht op de meetgegevens over het lopende jaar.
De heer Van Gerven vroeg wanneer de overschrijdingen voldoende zijn teruggedrongen om af te zien van dat rapport. Ik spreek natuurlijk bewust van «een substantiële verlaging», want ik wil het ook kunnen beoordelen. Er horen natuurlijk eigenlijk geen normoverschrijdingen te zijn. Overigens zien we op dit moment in alle sectoren normoverschrijdingen. In de glastuinbouw is die het forst. Daarom vind ik dat de ontwikkeling daar zeker moet tenderen naar de gewenste situatie, namelijk geen normoverschrijding. Ik wil dus een heel duidelijke beweging in die richting zien. Ik pin me niet van tevoren vast op een bepaald percentage normoverschrijdingen voor mijn beslissing om wel of niet op een verbod over te gaan. De beweging moet gewoon overduidelijk zijn. Als die niet overduidelijk is, kom ik met een verbod. Maar nogmaals: dan is nog steeds als eerste het Ctgb aan zet. Gelet op de stellingname van het Ctgb ga ik ervan uit dat het Ctgb zal overgaan tot intrekking van de toelating als de normoverschrijdingen niet substantieel teruglopen.
Mevrouw Lodders vroeg hoe zo'n verbod past binnen de afspraken over de zuiveringsplicht: is het niet disproportioneel? In het akkoord over de zuiveringsplicht heeft men tot 2018 uitstel gekregen om te voldoen aan de zuiveringsplicht, maar daarbij is expliciet afgesproken dat dit niet geldt indien men het middel imidacloprid gebruikt. Daarvoor geldt immers al een zuiveringsplicht en daar moet men gewoon aan voldoen. De sector is betrokken geweest bij de besprekingen over dat akkoord.
De heer Leenders vroeg of ik concrete maatregelen kan nemen om de handhaving door gemeenten en waterschappen te versterken. Op dat punt zijn de NVWA en de waterschappen het bevoegde gezag. Dat betekent dat zij toezicht kunnen uitoefenen op het naleven van de zuiveringsplicht die door het Ctgb is voorgeschreven, niet alleen voor deze maar ook voor andere gewasbeschermingsmiddelen. Er zijn immers ook andere gewasbeschermingsmiddelen waarbij dit is voorgeschreven. De Staatssecretaris van I en M heeft deze organisaties medio 2015 schriftelijk verzocht om hier strikt op toe te zien. De NVWA, de waterschappen en de gemeenten zijn het bevoegde gezag in het kader van de Wet milieubeheer. Dat betekent dat zij toezicht kunnen uitoefenen op het naleven van de zuiveringsplicht wanneer die in werking is getreden.
De heer Leenders vroeg of men in overtreding is als men als glastuinbouwer geen zuiveringsinstallatie heeft en toch imidacloprid in de middelenkast heeft staan. Het bezit van imidacloprid is niet strafbaar voor de tuinder, maar het gebruik daarvan zonder zuiveringsinstallatie wel. Daaruit blijkt dat de mogelijkheden voor opsporing ingewikkeld zijn, want je moet dus echt kunnen aantonen dat het middel gebruikt is zonder dat er gezuiverd is. Het bezit ervan is op zich dus niet strafbaar. Als een tuinder het middel in bezit heeft maar geen zuiveringsinstallatie heeft, is dat voor de handhavende instanties natuurlijk wel een sterke aanwijzing dat er mogelijk sprake is van strafbaar gebruik.
De heer Leenders vroeg ook wanneer de door mij aangekondigde maatregelen in werking treden als uit de analyse blijkt dat er geen verbetering is. Als we dit via een AMvB gaan doen, streven we ernaar om die op 1 juli in werking te laten treden. Dan gaat het dus redelijk snel. De intrekkingsprocedure bij het Ctgb vergt iets meer tijd; die kan ongeveer een halfjaar duren. Het is dus afhankelijk van de vraag of het Ctgb die procedure doet. Het is ook mogelijk dat we beide instrumenten inzetten, juist om zo snel mogelijk over te gaan tot een verbod als de cijfers daar aanleiding toe geven.
De heer Van Gerven vroeg waarom het rapport van het CML niet eerder, al in augustus, naar de Kamer is gestuurd. Ik spreek natuurlijk mede namens mijn voorganger. Het rapport is eerst voorgelegd aan het Ctgb, met de vraag om dat te beoordelen. Het ging om meetgegevens, die ook geanalyseerd moesten worden. Er is aan het Ctgb gevraagd om te beoordelen wat er lag en wat dat betekent voor de toelatingseisen. Ik denk dat ook die beoordeling door het Ctgb relevant is voor de Kamer. Ik heb zelf ook bekeken welke maatregelen ik op dit punt kan nemen. Ik heb ervoor gekozen om het hele pakket in één keer naar de Kamer te sturen, zodat de Kamer in één keer het overzicht heeft over de problemen maar ook over wat daaraan kan worden gedaan. Dat was het eerste blokje.
De voorzitter: Zijn er vragen over imidacloprid? We proberen het altijd begrijpelijk te maken voor de mensen thuis, maar als je moet zeggen dat imidacloprid valt onder de neonicotinoïden, ben je nog verder van huis. Daar ga ik mij dus niet aan wagen. De heer Geurts had het over jip-en-janneketaal; misschien heeft hij hier een jip-en-jannekewoord voor. Het zijn in ieder geval gewasbeschermingsmiddelen. Mevrouw Koşer Kaya heeft een vraag.
Mevrouw Koşer Kaya (D66): Al zou er nu direct een verbod zijn op neonicotinoïden, dan zou het nog een paar maanden duren voordat er een wet komt. Ik ben ontzettend blij dat de Staatssecretaris eigenlijk al met een AMvB bezig is. Het punt is echter dat alle seinen nu op rood staan. Welk nieuws verwacht de Staatssecretaris nog in dat rapport waardoor die AMvB mogelijk toch in de kast zou belanden?
Staatssecretaris Van Dam: Ik ga er natuurlijk van uit en ik ben ervan overtuigd – volgens mij zei u dat zelf ook in het begin – dat het overgrote deel van de tuinders zich realiseert dat landbouw alleen een langjarige, duurzame toekomst kan hebben als er een goede balans is met de natuur. Ik ga ervan uit dat de meeste tuinders ervan zullen schrikken als zij weten welke schade dit middel veroorzaakt in en om het water waarin het terechtkomt, want dat zal nooit hun bedoeling zijn. Zij zijn immers ook begaan met de natuur; zij leven uiteindelijk van de natuur. Nadat de tuinders keer op keer hebben gehoord over de problematiek en de strengere maatregelen, mag ik dus eigenlijk hopen en ook een beetje veronderstellen dat er nu daadwerkelijk sprake is van naleving door hen, dat het water dus gezuiverd wordt bij gebruik en dat de genomen maatregelen voldoende effect hebben. Als dat zo is, zullen we in de cijfers van het nu nog lopende jaar een forse afname zien. Als we die forse afname niet zien, wordt er onvoldoende nageleefd. Dan hebben de maatregelen onvoldoende effect en moet er ingegrepen worden. Als we wel een forse afname zien en als er echt sprake is van een substantiële reductie, blijkt dat de maatregelen toch hun doel hebben bereikt. Ik denk dat wij hier dan met z'n allen tevreden constateren dat het de goede kant uit gaat.
Mevrouw Koşer Kaya (D66): Dan kom ik direct bij het tweede punt dat ik heb gemaakt. Ik ben van mening dat bedrijven en ondernemers in de landbouw echt niet denken: laten we lekker vieze middelen gebruiken, want dan gaan we geld verdienen. Ik ben ervan overtuigd dat zij ook duurzaamheid heel belangrijk vinden, maar ik zie elke keer dat wij, doordat wij niet helder aangeven hoe wij hen kunnen helpen door die duurzaamheid sneller op gang te brengen en de milieuaspecten dus geen kwaad te doen, niet al aan de voorkant subsidies gericht gebruiken ten behoeve van innovaties die schade aan het milieu kunnen voorkomen. Is de Staatssecretaris dat met mij eens? Deze ondernemers zijn geen gewone ondernemers. Wij willen namelijk heel veel van hen. Wij willen dat zij gezond en duurzaam produceren en dat zij het evenwicht in het milieu in de gaten houden. Hoe gaan we met die bedrijven om en hoe kunnen we die wel een hand reiken, zodat zij vooruitkomen op het punt van duurzaamheid, zonder dat zij kopje onder gaan?
De voorzitter: We moeten echt kortere vragen stellen, want anders gaan we het niet redden voor 13.00 uur.
Staatssecretaris Van Dam: Ik weet niet of ik de vraag goed heb begrepen. Het beleid is natuurlijk op verschillende manieren gericht op verdere verduurzaming. Er wordt voor gezorgd dat er meer duurzame middelen worden toegelaten. Samen met de sector kijken we ook naar natuurlijke manieren van glasbestrijding. Velen van u waren afgelopen bij de Grüne Woche in Berlijn en hebben daar ongetwijfeld de stand in de Nederlandse hal bezocht. Daar werd ook aandacht besteed aan duurzame bestrijdingsmiddelen. Daarbij liet men zien dat men voor allerlei verschillende plagen ook natuurlijke bestrijdingsmiddelen heeft. Die worden ook uitgezet, bijvoorbeeld in de kassen. Daarbij gaat het om allerlei natuurlijke predatoren die mogelijk schadelijke insecten te lijf gaan. Dat is een vorm van innovatie waarmee de bestrijding een stuk natuurlijker wordt gemaakt. Dat wordt door ons natuurlijk ondersteund. We proberen dus aan alle kanten om samen met de sector te bekijken hoe we de verduurzaming verder kunnen brengen. Ik noemde al de dialoog die we op 3 februari zullen hebben. Daar hoort ook bij dat er streng wordt ingegrepen als er gebruik wordt gemaakt van minder duurzame middelen en als dat tot dergelijke overschrijdingen leidt.
De voorzitter: Mevrouw Koşer Kaya, u hebt al twee gelegenheden gehad. Bewaar uw vraag dus maar voor uw tweede termijn. Ook professor Dijkgraaf, die eveneens aanwezig was bij de Grüne Woche, heeft een vraag. Mij kan niemand overigens meer vertellen dat de mannenbroeders saaie grijze mannen zijn, want zodra Kleintje Pils losbarstte, liep hij vooraan.
De heer Dijkgraaf (SGP): Voorzitter, laten we die kant niet opgaan, want dan gaat u nog een zware pijp roken. De Staatssecretaris wil 1 juli die AMvB slaan, maar tegelijkertijd zegt hij dat pas in 2016 zichtbaar wordt of het gaat lukken. Dan lopen we in een tijdsfuik. Ik kreeg echt een beetje het gevoel dat voortaan in milieuwetgeving een toverstokjesartikel moet worden opgenomen, in de zin van: de wet is aangenomen en gaat per 1 juli in en per 2 juli heeft de sector de wet uitgevoerd. Als je bedenkt dat de voor dit doel bestemde zuiveringsapparatuur pas net op de markt is, dat er nog gesproken wordt over certificering, dat er nog ambtelijk overleg is over toepassing en dat we nu al in het begin van 2016 zitten, zie ik aankomen dat het op basis van de cijfers tot en met maart nog onvoldoende zal zijn. Als je je de tijd gunt om het over het hele jaar te bekijken, zie je echter wel degelijk een gigantische daling; tenminste, als de Staatssecretaris ook hard inzet op handhaving. Zouden we niet veel meer die kant op moeten gaan: onszelf iets meer tijd gunnen, maar wel de sector afrekenen op toepassing van de zuiveringsplicht?
Staatssecretaris Van Dam: De heer Dijkgraaf roept nu het beeld op dat het afvalwater nog helemaal niet hoeft te worden gezuiverd. In mei bestaat die plicht al twee jaar. Sindsdien mag je dit middel helemaal niet gebruiken zonder dat je je afvalwater zuivert. Als je nu nog geen zuiveringsinstallatie hebt, ben je dus al twee jaar in overtreding. De door de heer Dijkgraaf nu betoonde coulance met bedrijven die al twee jaar lang de wet overtreden, hoor ik hem zelden uitspreken ten aanzien van andere wetsovertreders. Je moet hier wel scherp in zijn. Er zijn bedrijven die dit keurig netjes doen en die zich keurig netjes aan de wet houden. Die bedrijven hebben kosten gemaakt en investeringen gedaan. Zij worden benadeeld doordat er wetsovertreders zijn met wie zij moeten concurreren. De heer Dijkgraaf zegt echter: ach, die bedrijven overtreden al twee jaar de wet en lozen hun water al twee jaar lang ongezuiverd; kunnen we daar misschien een beetje coulanter mee omgaan? Nee, daar kunnen we niet coulant mee omgaan. De schade die dat doet, is veel te groot. Ik vind ook dat we dat met z'n allen niet behoren te accepteren. Er zijn niet voor niets gebruiksvoorschriften ingesteld. Aan die gebruiksvoorschriften heb je je gewoon te houden. Als blijkt dat de sector dat vrij massaal niet doet, zal dat tot consequentie moeten hebben dat dat middel niet meer gebruikt kan worden.
De heer Dijkgraaf (SGP): De Staatssecretaris schuift mij allerlei dingen in de schoenen die daar helemaal niet in zitten. Dat laat ik voor zijn rekening. Volgens mij controleren wij de regering en niet andersom, maar hij moet maar de stijl kiezen die hij wil kiezen. Als wij gordels in auto's verplicht stellen en als die gordels er niet zijn – die moeten nog ontwikkeld worden en er vindt ambtelijk overleg plaats dat tijd vergt – kun je het de consument niet kwalijk nemen dat het lang duurt. Vanaf het eerste moment kon het dus niet. Wij krijgen signalen dat die apparatuur langzamerhand beschikbaar komt. Die apparatuur is nu op de markt en nu moet die slag inderdaad gemaakt worden. Het enige wat ik zeg, is dus dat die wet gehandhaafd moet worden – ik roep juist op tot strengere handhaving door het ministerie – maar gun de sector wel de tijd die de sector strikt nodig heeft. Boeven moet je pakken; dat is prima, maar goedwillende mensen moet je niet straffen. Dit beleid kan erop uitlopen dat ondernemers die fors geïnvesteerd hebben, alsnog de klos zijn. Dat moeten we met elkaar niet willen.
Staatssecretaris Van Dam: Nee, ondernemers die geïnvesteerd hebben, houden zich gewoon netjes aan de regels. Zij zijn dus niet de klos.
De heer Dijkgraaf (SGP): Als er een verbod komt, zijn zij wel de klos.
Staatssecretaris Van Dam: Ook dan zijn zij niet de klos. Wij hebben het zojuist gehad over het zuiveringsakkoord. De investeringen in zuiveringsinstallaties moeten sowieso worden gedaan, want in 2018 moet vrijwel elk bedrijf een zuiveringsinstallatie hebben. Die investeringen moeten sowieso worden gedaan en die ben je dus niet kwijt. Het gaat erom dat mensen die dit middel gebruiken, het water twee jaar geleden al hadden moeten zuiveren. Vanaf dat moment zijn zij, als zij dat niet doen, strafbaar. De heer Dijkgraaf suggereert hier dat men daar niet aan zou kunnen hebben voldaan. Dat is niet zo, want je zou niet beboet kunnen worden als je je niet aan de wet zou kunnen houden. In het door de heer Dijkgraaf gegeven voorbeeld: als de overheid zegt dat men voortaan een veiligheidsgordel om moet terwijl er nergens een veiligheidsgordel te krijgen is, is de regel niet handhaafbaar. Deze regel is wel degelijk handhaafbaar: er kan gezuiverd worden en dat kon ook twee jaar geleden al. Als je vandaag wordt betrapt op het gebruik van imidacloprid zonder dat je je water zuivert, ben je gewoon strafbaar. Daar krijg je gewoon een boete voor. Deze regels gelden wel degelijk al twee jaar. Ik zeg steeds dat, als dat nog steeds leidt tot onvoldoende naleving, de schade daarvan veel te groot is. We kunnen ook niet nog meer tijd geven, want we hebben al heel veel tijd gegeven, namelijk al twee jaar. Dat is echt ruim voldoende om de stappen te zetten waarmee je je aan de wet houdt.
De heer Geurts (CDA): Ik vind het antwoord van de Staatssecretaris over de zuiveringsplicht heel bijzonder, maar ik ga mijn interruptie niet gebruiken om nog een keer duidelijk te maken wat ook de heer Dijkgraaf probeerde te zeggen. Er zijn ook nog een paar andere argumenten. Ik heb al aangegeven dat de etiketten pas in november vorig jaar zijn aangepast. Ten eerste heeft de overheid de wettelijke gebruiksvoorschriften dus pas vorig jaar, in november 2015, aangepast. Ten tweede heeft de overheid de gecontroleerde distributie pas vanaf augustus 2015 in werking gesteld. Ik vroeg in mijn betoog of de Staatssecretaris bereid is om de monitoring van de waterkwaliteit mee te nemen tot en met de zomer. Ik dacht dat ik daarmee heel netjes was, maar als ik dit zo hoor, had ik gewoon moeten vragen om december van dit jaar en dan waren wij dat als Kamer gewoon gaan organiseren. Ik wil het niet hoger opspelen dan het is, maar de vraag is of de Staatssecretaris daartoe bereid is, zeker gelet op de argumenten die zojuist over de zuivering, de etiketten en de gecontroleerde distributie zijn gewisseld.
Staatssecretaris Van Dam: Die maatregel van een gecontroleerde distributie is genomen omdat er onvoldoende werd nageleefd. Als de sector gewoon had nageleefd, waren die enorme overschrijdingen al in het jaar 2014–2015 fors omlaaggegaan. Dat is niet zo. De normoverschrijdingen bleven gewoon op hetzelfde niveau; er was geen kentering te zien. Daarom heeft mijn voorgangster het Ctgb gevraagd om een extra maatregel, want die zuiveringsplicht bestond al. Je mocht het middel dus eigenlijk al niet kopen en gebruiken als je geen zuiveringsinstallatie had, maar met de gecontroleerde distributie is dat eigenlijk geëxpliciteerd en versterkt. In feite was dat een handhavingsmaatregel met betrekking tot een al bestaande verplichting. Er is in augustus vorig jaar geen nieuwe verplichting geïntroduceerd. Het is een bestaande verplichting die gewoon nageleefd moet worden. Ik had gewild dat het nemen van die maatregel niet nodig was geweest, want je mag er toch van uitgaan dat nette burgers van dit land zich gewoon houden aan de regels. De regel is: je mag dit middel niet gebruiken als je je water niet zuivert.
De heer Geurts vroeg of ik de gegevens tot en met de zomer hierbij wil betrekken. Het is op dit punt gebruikelijk om te kijken naar een heel oogstseizoen. De metingen lopen steeds van maart tot maart. Ik ben dus niet willekeurig uitgegaan van maart. Het Ctgb heeft ook aangegeven dat het dit lopende seizoen nog wil afwachten, dat het de cijfers dus tot en met maart wil hebben en dat het die cijfers wil kunnen beoordelen om te bezien of het overgaat tot een eventuele intrekking van de toelating. Het Ctgb geeft dat niet voor niets aan: het heeft die gebruiksvoorschriften ingesteld en geeft aan dat er echt verbetering moet plaatsvinden en dat het anders zal overwegen om de toelating in te trekken. Dat doet het Ctgb niet zomaar. Het enige wat ik daaraan toevoeg, noem ik maar even «de stok achter de deur»: als het Ctgb dat niet kan of niet wil, als de gegevens in mijn ogen nog steeds ernstig zijn en als er geen substantiële verbetering is, zal ik het zelf doen. Het heeft echter ook mijn voorkeur dat het Ctgb uiteindelijk de toelating intrekt als de cijfers daar aanleiding toe geven.
De heer Geurts (CDA): Om het in jip-en-janneketaal te zeggen: ik zie een PvdA-muur in woord en beeld en de Staatssecretaris wil de deur die daarin zit, niet iets openen. Dat is dan helder. Ik heb ook een vraag gesteld over het opsporingsonderzoek van de NVWA. Wat zijn nou de bronnen? Kijkt de NVWA daarnaar? Het antwoord daarop heb ik nog niet van de Staatssecretaris gehoord.
De voorzitter: De Staatssecretaris zit hier als Staatssecretaris en niet namens de PvdA; dat wil ik toch even gezegd hebben.
Staatssecretaris Van Dam: Zo is het, voorzitter. Loopt er opsporingsonderzoek van de NVWA? Zeker. De NVWA heeft ook een arrestatie laten doen vanwege illegale handel in middelen. Dat gaat niet over beboeting in het kader van overtreding van de zuiveringsplicht. Dit laat zien dat er ook opgetreden wordt tegen illegale handel de verstrekking buiten het systeem van gecontroleerde distributie om. Ik heb dus ook de NVWA gevraagd om een nalevingsrapportage. De NVWA zal nog scherper handhaven en zal rapporteren in welke mate er wordt nageleefd. Ik heb al gezegd dat je tuinders daadwerkelijk moet betrappen om hen te kunnen bestraffen. Dat is natuurlijk ingewikkeld, maar de NVWA zet nadrukkelijk capaciteit in om dit in beeld te brengen. Dat is ook nodig, want ook het Ctgb zegt dat het een goede nalevingsrapportage, een beeld van de handhavingsinzet en van de resultaten daarvan nodig heeft. Het antwoord is dus volmondig ja.
Mevrouw Lodders (VVD): Dit is een heel gekke discussie. Ik meen dat de hele sector over één kam wordt geschoren. Ik hoorde de Staatssecretaris zojuist zeggen dat we van nette mensen mogen verwachten dat zij zich aan de regels houden; lees: nette ondernemers moeten zich ook aan de regels houden. Op dat punt vinden wij elkaar zeer, maar diezelfde ondernemers mogen rekenen op een betrouwbare overheid. De twee vorige woordvoerders hebben een aantal voorbeelden gegeven waaruit af te leiden is dat de regelgeving stapsgewijs is gekomen. Wat mij betreft, wringt de schoen op het punt dat de hele sector wordt afgerekend op het verhaal dat hier voorligt. Dat kan wat mij betreft niet het geval zijn. Ondernemers die fors hebben geïnvesteerd, moeten die ruimte krijgen. Ik begrijp niet waarom we niet veel specifieker uitzoeken waar die rotte appels zitten. Ik denk dat de NVWA daarbij aan zet is, maar ik noem ook de rol van de waterschappen bij het uitvoeren van controles. Die rotte appels zul je moeten aanpakken en niets anders. Het kan niet zo zijn dat de hele sector over één kam wordt geschoren.
Staatssecretaris Van Dam: Ik heb al aangegeven dat de concentraties die in glastuinbouwgebied worden aangetroffen, ongeveer 22 keer hoger zijn dan de norm toestaat. Ik wil graag meegaan met uw opmerking dat het overgrote deel van de bedrijven zich aan de regels houdt en een enkel bedrijf niet, maar dat verklaart de mate van deze normoverschrijding niet. In andere sectoren zien we lagere normoverschrijdingen; het zijn nog steeds normoverschrijdingen, maar die zijn wel een stuk lager dan in de glastuinbouw. De overheid heeft ook de plicht om de natuur te beschermen. Ik heb al gezegd dat de effecten van dit middel op de natuur zeer ernstig zijn en leiden tot een sterke verstoring van het ecosysteem en van de natuurlijke voedselketen. Dat zien we eigenlijk al te lang. Dat komt door ondernemers die zich niet aan de regels houden; dit is niet de schuld van ondernemers die zich wel netjes aan de regels houden. Dat ben ik met u eens. Ik realiseer mij ook dat dit ook voor ondernemers die zich op dit moment wel netjes aan de regels houden, zou betekenen dat zij moeten omschakelen en dat dat lastig kan zijn in de bedrijfsvoering. Dit vergt immers toch weer een andere manier van bescherming van hun gewassen. Ik onderken dat, maar ik vind de problematiek dermate ernstig dat ik het gerechtvaardigd vind om dat van hen te vragen. Misschien zou het goed zijn als we de sector vragen om zelfreinigend vermogen te hebben en om elkaar erop aan te spreken dat het, als dit soort regels wordt ingevoerd, geen pas geeft dat je je daar na twee jaar nog steeds niet aan houdt. Als dit nou twee maanden geleden was ingevoerd ... Maar het is al bijna twee jaar geleden ingevoerd. Men had die waterzuivering dus al moeten installeren. Ik heb er niet veel coulance mee als ondernemers regels willens en wetens aan hun laars lappen. Dat heeft een effect voor de hele sector. Ja, dit betekent omschakelen. Juist voor de goedwillende bedrijven hoop ik dat dat niet nodig zal zijn, maar uiteindelijk staat het belang van de natuur hierbij voorop. De schade die de natuur wordt toegebracht, is immers zo groot dat het in elk geval op deze manier niet door kan gaan. Eigenlijk hebben we ook geen andere methoden. Anders waren die waarden al naar beneden gegaan. Als het zo makkelijk was om te handhaven, in te grijpen en op individueel bedrijfsniveau ervoor te zorgen dat het anders zou gaan, was dat natuurlijk al gebeurd. We moeten na twee jaar constateren dat de manier waarop we dit middel hebben toegelaten, de daarbij behorende gebruiksvoorschriften en de handhaving die mogelijk is, tot nu toe niet leiden tot een verlaging van de concentratie. Ik hoop dat dat dit seizoen anders is.
Mevrouw Lodders (VVD): Ik ben niet overtuigd. De rol van het waterschap kan op dit punt worden uitgebreid. Hoe moeilijk kan het zijn om bedrijven hierop te controleren? Het hoeft niet allemaal vanuit de overheid te komen; ik doel op de NVWA. Ook de rol van het waterschap is belangrijk. Ik ben echt van mening dat wij het ons als overheid niet kunnen permitteren om een onbetrouwbare overheid te zijn door alle ondernemers over één kam te scheren omdat er sprake is van een aantal rotte appels. Ik doe dus een vriendelijk doch dringende oproep aan de Staatssecretaris om die stappen te zetten in samenwerking met de waterschappen én de sector. Ik ben het er immers zeer mee eens dat dit ook een verantwoordelijkheid van de sector zelf is.
Staatssecretaris Van Dam: Ik snap dat, maar we hebben daar natuurlijk ook naar gekeken. Als de handhaving soelaas zou bieden, had ik de Kamer dit niet voorgelegd. Het probleem is natuurlijk dat er al twee jaar wordt gehandhaafd en wordt opgetreden, maar dat het buitengewoon ingewikkeld is om bedrijven te betrappen en om een gedragsverandering te veroorzaken. Mevrouw Lodders weet als geen ander dat de capaciteit bij de NVWA niet oneindig is.
Mevrouw Lodders (VVD): Daarom had ik het over het waterschap.
Staatssecretaris Van Dam: Ja, ook het waterschap heeft hier zeker een rol in.
Mevrouw Lodders (VVD): Een heel belangrijke rol.
Staatssecretaris Van Dam: Ja, maar het vergt nogal wat capaciteit als je elk bedrijf dat zich niet aan de regels houdt, wilt kunnen betrappen. Na twee jaar blijkt dat er een forse handhavingsinzet is, maar dat die tot nu toe niet tot betere naleving leidt. Misschien is dat dit jaar anders. Misschien zeggen we over een paar maanden tegen elkaar dat de naleving gelukkig aanzienlijk is verbeterd en dat het substantieel beter gaat met onze natuur en ons milieu. Als dat niet zo is, kunnen we het ons echter niet permitteren om niets te doen.
De heer Leenders (PvdA): Ik twijfel over het antwoord op mijn vraag of je in overtreding bent als je geen zuiveringsinstallatie hebt en het middel toch in de kast hebt staan. Uw antwoord was dat het om het gebruik gaat en niet om het bezit, maar nu begrijp ik dat je ook bij het niet hebben van een zuiveringsinstallatie al in overtreding bent en dus strafbaar bent. Nu begrijp ik het niet meer zo goed. Het is toch heel makkelijk aan te tonen of iemand een zuiveringsinstallatie heeft? Dat moet niet zo moeilijk zijn; dat brengt mij ook bij het aspect van de handhaving. Misschien wil de Staatssecretaris dit nog even verduidelijken.
Staatssecretaris Van Dam: Het is toch vrij overzichtelijk: je bent in overtreding op het moment dat je het middel gebruikt zonder dat je het afvalwater zuivert.
De heer Leenders (PvdA): Dat antwoord had ik verwacht. Als je hier als normaal mens naar zit te luisteren, zeg je: als het bezit, los van de zuiveringsinstallatie, niet strafbaar is, maak je dat toch strafbaar? Ik reken mijzelf tot de redelijk normale mensen. Die vraag wil ik dus stellen: wat zouden we moeten doen om dat wel strafbaar te maken, zodat we dit beter kunnen beheersen?
Staatssecretaris Van Dam: Het gaat erom dat aan de toelating van het middel gebruiksvoorschriften zijn verbonden. Als je die gebruiksvoorschriften overtreedt, ben je in overtreding en ben je dus strafbaar. Het gaat dus nadrukkelijk om gebruiksvoorschriften en niet om bezitsvoorschriften. Dat zijn voorschriften zoals het Ctgb die hanteert. Bij elke toelating van een middel geeft het Ctgb aan onder welke voorwaarden je dat middel mag gebruiken. Daar moet je je aan houden.
De voorzitter: De heer Van Gerven wil interrumperen, maar de heer Dijkgraaf heeft een punt van orde.
De heer Dijkgraaf (SGP): De heer Van Gerven mag eerst.
De voorzitter: Dan gaan we eerst luisteren naar de heer Van Gerven.
De heer Van Gerven (SP): Ik heb een vraag over de AMvB die in voorbereiding is. Zou de Staatssecretaris de rechtsgrondslag enigszins kunnen toelichten? Hoe valide en hoe haalbaar is dat instrument en is het ook Europaproof?
Staatssecretaris Van Dam: De rechtsgrond is de wet op basis waarvan de AMvB wordt gemaakt. Is het valide? Ik heb al gezegd dat dit uitzonderlijk is, want in de normale procedure gaat het Ctgb over toelating en dus ook over intrekking van de toelating. Nogmaals: het Ctgb heeft, zoals ik ook in mijn brief heb gemeld, aangegeven dat het op basis van de meetgegevens de toelating zal herbeoordelen. Het besluit van het Ctgb over de intrekking van de toelating is niet mijn competentie en ook niet de competentie van de Kamer; dat is alleen de competentie van het Ctgb. Het Ctgb kan die beslissing gewoon nemen. Ik verwacht ook dat het Ctgb die beslissing zal nemen als er geen substantiële verbetering optreedt. We hebben het nu over het geval waarin het Ctgb niet kan of niet wil optreden, maar waarin er nog steeds geen substantiële verbetering is. Dan zal ikzelf die maatregel via een AMvB nemen. Omdat dat juridisch uitzonderlijk is, moet je daarvoor natuurlijk goede argumentatie hebben, want het bedrijf dat het middel produceert, kan proberen om dat besluit aan te vechten. Gelet op de mate van normoverschrijding en het feit dat er tot nu toe geen verbetering zichtbaar is, ben ik ervan overtuigd dat die juridische basis voldoende is.
De heer Van Gerven (SP): Ik krijg ook graag een toelichting op het element «Europaproof». Misschien moet dit trouwens later in een brief nader toegelicht worden, want dit is een lastige kwestie. De Staatssecretaris zegt dat het Ctgb op goede gronden moet handhaven en eventueel een registratie moet intrekken. Dat kunnen we volgen, maar als het Ctgb dat om de een of andere reden niet kan, gaat de Staatssecretaris daaroverheen. Over het doel zijn we het eens, maar op basis van welke juridische grondslag kan dat dan en worden wij door Europa teruggefloten als de Staatssecretaris dat doet?
Staatssecretaris Van Dam: Nee, want de grondslag ligt juist in de EU-richtlijnen over duurzaam gebruik; om precies te zijn: in artikel 12. Daarin staat dat je kwetsbare gebieden mag beschermen door het instellen van een gebruiksverbod. Het gaat hier om kwetsbaar gebied, het gebied rond de glastuinbouw, met name in het Westland, waar de normoverschrijdingen veel hoger zijn dan in andere gebieden. Op basis van die EU-richtlijn is het instellen van een gebruiksverbod dus mogelijk.
De voorzitter: De heer Dijkgraaf heeft een punt van orde.
De heer Dijkgraaf (SGP): Hoe je hier inhoudelijk ook tegen aankijkt, het is in ieder geval bijzonder dat het op deze manier gaat. Ik zou de Staatssecretaris daarom willen vragen om die AMvB dan voor te leggen aan de Kamer.
Staatssecretaris Van Dam: Ik ben daar formeel niet aan gehouden, als u een voorhangprocedure bedoelt waarbij de Kamer de AMvB kan beoordelen en tegenhouden, zoals dat normaal bij een voorhangprocedure gaat. Dat is niet de wettelijke basis.
De heer Dijkgraaf (SGP): Nee, dat is niet de wettelijke basis, maar de Staatssecretaris kan dat wel altijd toezeggen. Laten we het zo doen: de Staatssecretaris zegt het toe of we vragen dit via een VAO-debat.
Staatssecretaris Van Dam: Als de vraag van de heer Dijkgraaf is of ik dit ter informatie naar de Kamer wil sturen: ik stuur de Kamer heel veel ter informatie toe en daar kan de Kamer altijd een debat over aanvragen.
De heer Dijkgraaf (SGP): Nee, het gaat om een voorhang.
Staatssecretaris Van Dam: Een voorhangprocedure is een formele procedure, die in de wet is vastgelegd. Het staat niet in de wet, maar ik ben bereid om de AMvB naar de Kamer te sturen. Dan kan de Kamer die altijd agenderen voor een debat.
De voorzitter: Daar zult u het mee moeten doen, mijnheer Dijkgraaf.
De heer Dijkgraaf (SGP): Ik zal een VAO-debat aanvragen.
De voorzitter: Daar bent u helemaal vrij in. Mijnheer Geurts, hebt u ook een punt van orde?
De heer Geurts (CDA): Nee, ik heb geen punt van orde, maar wij mogen per blok twee keer interrumperen en ik was nog bij mijn eerste interruptie.
De voorzitter: In totaal. Ik sta dat toe. Als u die interruptiemogelijkheid nu wilt gebruiken, doet u dat.
De heer Geurts (CDA): Nee, dan heb ik wel een punt van orde. Ik heb begrepen dat we twee interrupties per blok zouden hebben. We hebben twee Staatssecretarissen. Waarom zou ik dan over dit blok niet twee interrupties mogen plaatsen en over het volgende blik misschien nog één?
De voorzitter: Ik had het over twee interrupties aan het einde van het blok. Jullie mogen zelf kiezen waar jullie die interrupties neerleggen, maar dit is dan wel uw tweede interruptie.
De heer Geurts (CDA): Ik zou dus in totaal slechts twee keer mogen interrumperen?
De voorzitter: Jazeker, want we hebben daar de tijd niet voor. Dan moet u voortaan in de procedurevergadering vragen om een vergadering van vier uur en niet van drie uur. Ik ben gehouden aan de tijden, mijnheer Geurts.
De heer Geurts (CDA): Ik heb dat anders geïnterpreteerd. Ik heb «twee interrupties per blok» gehoord. Ik kijk mijn collega's even aan om te zien wat zij hiervan vinden.
De voorzitter: Nee, nee, nee. Ik heb echt gezegd: «twee interrupties per fractie aan het einde van ieder blok»; «per fractie» heb ik dus zelfs gezegd. Maar nogmaals: stelt u de vraag, want we kunnen de tijd niet verliezen, mijnheer Geurts.
De heer Geurts (CDA): Ik zout de vraag wel op.
De voorzitter: Prima. We gaan naar het tweede blok. Ik vraag nogmaals bereidwilligheid om sneller te zijn, want zo gaan we het niet redden. We gaan naar het blok «vergroening».
Staatssecretaris Van Dam: Ik wil zo goed mogelijk antwoord geven, maar ik zal proberen om dat in een redelijk tempo te doen. De heer Leenders vroeg wat de resultaten zijn van de green deal van afgelopen juni. In het kader van de green deal zijn vier leerpunten geïdentificeerd: het opstellen van duidelijke, realistische en geharmoniseerde eisen aan de werkzaamheid, het opstellen van duidelijke, realistische en geharmoniseerde criteria voor laagrisicomiddelen, het instellen van een specifiek team dat de beoordeling van de laagrisicomiddelen op nationaal niveau en de beoordeling van lagerisicostoffen op Europees niveau uitvoert en het verstrekken van adviezen om bestaande guidancedocumenten voor het beoordelen van de gewasbeschermingsmiddelen te actualiseren voor laagrisicomiddelen.
De heer Geurts vroeg om een vereenvoudigde toelating voor laagrisicomiddelen. Ook vroeg hij of ik bereid ben om mij daarvoor binnen de Europese Unie in te zetten. Daarmee zijn wij al begonnen. De Europese Commissie heeft een Expert Group Sustainable Plant Protection ingesteld. Deze expertgroep beziet ook de mogelijkheden voor geharmoniseerde en vereenvoudigde toelatingsprocedures, bijvoorbeeld voor het beoordelingsaspect «werkzaamheid». In de eerste helft van 2016 wordt een workshop georganiseerd voor de lidstaten. Ook in het kader van het voorzitterschap zullen wij dus stimuleren dat deze discussie wordt voortgezet. Wij willen ook graag de aanbevelingen van de expertgroep in de Raad gaan bespreken.
De heer Geurts vroeg of ik wil inzetten op verdere verduurzaming met de green deal. Nationaal werken we via de Green Deal Groene gewasbeschermingsmiddelen met de sector aan concrete toelatingen van groene en laagrisicomiddelen. Dat project loopt al langer. De eerste leerlessen heb ik zojuist genoemd. Om verschillende redenen loopt de uitvoering van de toelating bij pilots echter achter, bijvoorbeeld omdat het Ctgb voor een snelle toelating in Nederland afhankelijk is van een collega-autoriteit elders in de EU of omdat de aanvrager meer tijd nodig heeft voor het opstellen van het dossier. Op dit moment is daarom pas één groen middel met meerdere toepassingen toegelaten. Zoals gezegd zullen we de lessen daarvan ook inbrengen in de expertgroep.
De heer Dijkgraaf vroeg of het in dit kader mogelijk is om de toelatingskosten voor laagrisicomiddelen te verlagen, waarmee eigenlijk ook de drempels voor dergelijke middelen worden verlaagd. De kosten voor dergelijke middelen worden in rekening gebracht. De groene stoffen zijn in het algemeen eenvoudiger. Er is dan dus vaak sprake van lagere kosten, maar de verordening schrijft kostendekkende tarieven voor. Er is dus geen ruimte voor subsidie, maar ik ben wel bereid om te bekijken of we hier eventueel ruimte in kunnen vinden. Ik snap de opmerkingen van de heer Dijkgraaf over het helpen verlagen van drempels namelijk heel goed, want het verkrijgen en het onderhouden van de toelating zijn drempels voor de komst van meer groene middelen op de Nederlandse markt. Volgens mij vroeg de heer Geurts eigenlijk hetzelfde. Die vraag heb ik hiermee dus ook beantwoord.
De heer Geurts vroeg naar de areaalgrenzen voor kleine toepassingen. Ik heb de NVWA gevraagd om de beslismethodiek voor kleine toepassingen tegen het licht te houden en een advies op te stellen over mogelijkheden om deze methodiek aan te passen. Het doel is daarmee bredere sierteeltetiketten te realiseren. Ik ben bereid om de NVWA te vragen om hierbij de wens van de heer Geurts over het gelijktrekken van de areaalgrenzen mee te nemen.
Ik kom nu bij de vraag van de heer Van Gerven over de toelatingsprocedure voor werkzame stoffen. Aanvragen voor werkzame stoffen worden op EU-niveau in samenwerking tussen de EFSA en de lidstaten beoordeeld. Dit proces is conform de EU-verordening volledig geharmoniseerd. De beoordeling wordt dus uitgevoerd aan de hand van Europees overeengekomen toetsingskaders. Goedkeuring van een stof wordt door de Commissie afgegeven voor een periode van zeven tot vijftien jaar. De grootste groep stoffen wordt elke tien jaar herbeoordeeld. Als blijkt dat een goedgekeurde stof toch een onaanvaardbaar risico met zich meebrengt, zal de Commissie de goedkeuring aanpassen of intrekken. Ik moet daarbij zeggen dat wij dat proces ook als EU-voorzitter niet kunnen beïnvloeden.
De heer Van Gerven vroeg naar de kankerverwekkendheid van glyfosaat. Ik heb de Kamer op 18 december een brief gestuurd over het bericht dat Monsanto studies zou hebben vervalst. Daarin heb ik de Kamer ook gemeld dat ik geen uitspraken kan doen over de toelatingsprocedures die in de VS hebben plaatsgevonden. Dat is natuurlijk een competentie voor de autoriteiten in de VS. Wij kijken naar de beoordeling in de EU. De beoordeling van glyfosaat in de EU is nu gaande en moet voor de komende zomer zijn afgerond. De EFSA zal dan haar conclusies bekend maken.
De heer Van Gerven vroeg of volksgezondheidsbelangen belangrijker zijn dan economische belangen. Het Europese proces van toelating van stoffen en ook het nationale proces van toelating van middelen zijn uiterst zorgvuldig. Daarbij speelt het volksgezondheidsaspect natuurlijk zeer nadrukkelijk een rol. Dat is bijvoorbeeld te zien aan de gebruiksvoorschriften die het Ctgb stelt voor sommige middelen waarbij sprake kan zijn van toxiciteit voor mensen. Daar wordt in de gebruiksvoorschriften eigenlijk altijd rekening mee gehouden.
De heer Van Gerven vroeg naar kritische rapporten van het Europees Parlement over de EFSA. Hij suggereerde weer dat de EFSA niet onafhankelijk zou zijn. Dat punt is al eerder in de Kamer besproken, volgens mij meerdere keren. De EFSA is onafhankelijk en heeft een integriteitstoets en ook een integriteitsbeleid voor alle deskundigen die daar komen te werken. Daarmee moet die onafhankelijkheid worden geborgd. Tot zover de vergroening van gewasbeschermingsmiddelen.
Mevrouw Lodders (VVD): Ik heb geen interruptie, maar ik had gevraagd welke resultaten er zijn geboekt en ik had gevraagd om het creëren van een gelijk speelveld, onder andere op het gebied van duurzaamheid. Ik heb die vragen aan beide Staatssecretarissen gesteld. Ik weet niet of deze Staatssecretaris daar in zijn volgende blokje op ingaat; dat mag ook.
Staatssecretaris Van Dam: Laat ik dat dan doen; ik zoek het er even bij.
De voorzitter: Verder zijn er geen interrupties. Dan gaan we meteen door naar het blokje «vrijstelling».
Staatssecretaris Van Dam: Ja. De heer Geurts vroeg naar vlaszaad en het vrijstellen van de middelen Beret en Apron. Hij gaf terecht aan dat ik het middel Beret zeer recent, per deze week, heb vrijgesteld op basis van adviezen van de NVWA en het Ctgb. Dat geldt eigenlijk altijd bij vrijstellingen: dan vragen we beide organen om advies. De NVWA bekijkt of er een noodsituatie is en het Ctgb bekijkt of het risico van het gebruik van het middel acceptabel is. Voor Beret is dat door beide organen vastgesteld. Daarom heb ik dat vrijgesteld. Voor Apron ligt de situatie wat ingewikkelder. Er zijn extra gegevens aangeleverd. Het Ctgb heeft het risico nu nog niet kunnen beoordelen en heeft daarvoor die extra gegevens nodig. Het aanleveren van die extra gegevens en het beoordelen daarvan kosten nu eenmaal extra tijd. Op basis daarvan is met de aanvrager afgesproken dat een getrapte behandeling gewenst is.
De heer Dijkgraaf vroeg naar de vrijstelling van Fox of bifenox. Op dit moment loopt bij het Ctgb een aanvraag voor het middel met de stof bifenox. Het Ctgb heeft ook hiervoor aanvullende gegevens opgevraagd om te kunnen beoordelen of het middel onder Nederlandse omstandigheden toelaatbaar is. Een vergelijkbaar middel is in Denemarken drie jaar geleden teruggetrokken wegens risico voor het grondwater. Het Ctgb neemt dat besluit uiteraard mee in zijn beoordeling. Er zijn inmiddels vrijstellingen aangevraagd voor twee toepassingen van bifenox: in de teelt van graszaad en in graszoden. Die aanvragen zijn nog in behandeling.
De heer Van Gerven vroeg naar het gebruik van metam-natrium. Hij wil eigenlijk een verbod daarop. Onder scherpe toelatingsvoorwaarden mag metam-natrium worden gebruikt. Daar is gespecialiseerde apparatuur voor nodig. Het gaat namelijk om diepte-injecties. Na gebruik moet er onmiddellijk worden afgedekt. Ook de weersomstandigheden waarin het middel wel of niet mag worden gebruikt, zijn vastgelegd en er is een meldingsplicht voor het gebruik.
Mevrouw Lodders vroeg wat er het afgelopen halfjaar is gerealiseerd met betrekking tot het creëren van het gelijke speelveld. Ben ik tevreden over de voortgang? Wederzijdse erkenningen zijn uiteraard belangrijk bij het creëren van een gelijk speelveld. Het Ctgb heeft in 2015 een lijst opgesteld van specifieke omstandigheden in verband met milieu of landbouw, die als zodanig voor de Nederlandse situatie zullen worden beoordeeld. Dat betreft uitspoeling naar grondwater, windsnelheid en drinkwater uit oppervlaktewater. Daarmee probeert het Ctgb helder aan te geven op welke vlakken het vanwege de specifieke Nederlandse situatie anders kan oordelen dan bijvoorbeeld in omringende landen. Het Ctgb heeft in 2015 echter ook 29 aanvragen tot wederzijdse erkenningen afgehandeld. Daarvan zijn er 23 toegewezen; er zijn er 3 teruggetrokken door de aanvrager, 1 is volledig afgewezen en 2 zijn gedeeltelijk afgewezen. Er is voortgang. Hierover hebben het afgelopen halfjaar ook de nodige gesprekken plaatsgevonden, maar op het punt van het creëren van een gelijk speelveld kan het altijd beter.
De voorzitter: Dat was het blokje over vrijstellingen.
Mevrouw Koşer Kaya (D66): Er zijn een hoop vragen niet beantwoord, maar ik begin met de drinkwaternorm en maleïnehydrazide. Die vragen zijn niet beantwoord. O, ik begrijp nu dat Staatssecretaris Dijksma die vragen gaat beantwoorden. Gaat mevrouw Dijksma ook over de green deal? Ik heb op dat punt namelijk geen enkel antwoord gekregen op mijn vragen over de afspraken die wel zijn gemaakt met NOC*NSF, de Nederlandse golfsportvereniging en de Vereniging Sport en Gemeenten, maar niet met Vewin en de Milieufederaties. O, ook dat komt bij Staatssecretaris Dijksma aan de orde. Dan houd ik even op.
De voorzitter: Prima. We gaan vlug verder naar het blokje «Overig».
Staatssecretaris Dijksma: Voorzitter. Voor mijn doen zijn het miniblokjes, maar wel over grote onderwerpen. Het eerste deel betreft de vragen over het gebruik van bestrijdingsmiddelen buiten de landbouw; het tweede deel de vragen over de waterzuivering en het hoofdlijnenakkoord. Ik sluit af met een klein restblok over het belangrijke onderwerp van het omwonendenonderzoek en de moeilijke vraag van mevrouw Koşer Kaya hoe het fenomeen maleïnehydrazide zich verhoudt tot de normen voor drinkwater. Ik ga mijn best doen om daar iets verstandigs over te zeggen. Als dat niet lukt, gaan we het opschrijven.
Allereerst beantwoord ik de vraag van de heer Leenders over het gebruik van bestrijdingsmiddelen buiten de landbouw. Hij sprak terecht over zijn motie waarmee hij ervoor wil zorgen dat de alternatieven en de voorlichting aan de consument echt gestimuleerd worden. Mevrouw Lodders heeft de vraag over dat onderwerp bijna andersom gesteld, namelijk of het verbod er niet voor zorgt dat mensen zich gaan richten op middelen waarvan je niet wilt dat ze worden ingezet. Ter geruststelling van beiden: er is veel in gang gezet. Op dit moment worden in winkels alternatieven zoals branders en heteluchtapparaten aangeboden. Het innovatieve vermogen van de markt doet hier zijn werk. Ik denk dat de wijziging van de regelgeving dat ook verder stimuleert, want er is op een ander domein geld te verdienen aan consumenten. We hebben Milieu Centraal opdracht gegeven om te starten met intensieve voorlichting aan de consument zodra het tuinseizoen van start gaat. We zijn in gesprek met Tuinbranche Nederland, de Raad Nederlandse Detailhandel en Nefyto over een green deal, waarin we ook voorlichting op verkooppunten een belangrijke rol willen laten spelen. Een groot aantal retailorganisaties heeft mij voorgesteld om als alternatief voor de kassacheck iets te ontwikkelen wat zij «een communicatietoolkit» noemen. Er wordt nu aan de uitvoering gewerkt en Milieu Centraal zal hierin ook een rol spelen. Ik zeg de Kamer toe dat ik spoedig een brief zal sturen over hoe de uitvoering er nu voor staat en wat de vorderingen zijn. Daaruit zal blijken dat die voorlichtingscampagne ook bewustwording met zich mee moet brengen; dat je bijvoorbeeld niet zomaar naar de azijnfles, of sterker nog: de chloorfles, moet grijpen.
Mevrouw Koşer Kaya heeft steeds gezegd dat zo'n green deal over die sportvelden mooi is, maar waarom zonder Vewin en NMF? In het najaar hebben we daar met de Kamer over gedebatteerd. Toen is er een motie van de leden Grashoff en Leenders aangenomen. Dat betekent dat zowel Vewin als de Natuur en Milieufederatie betrokken blijft en ook de intentie heeft om later nog te tekenen; daar ben ik verheugd over. Voor een succesvolle green deal is het niet altijd zo dat partijen daadwerkelijk hun handtekening hoeven te zetten; het gaat erom dat ze een rol kunnen spelen in de uitvoering. De Natuur en Milieufederaties hebben bijvoorbeeld laten weten dat zij het belangrijk vinden dat ze, als ze meedoen, een heldere rol hebben. Dat kan het aanreiken van de beste voorbeelden zijn, waarmee ze ook zo veel mogelijk regio's kunnen helpen om het middelengebruik terug te dringen. Daar wordt nu in een goede sfeer hard aan gewerkt. Ik ben daar dus optimistisch over.
Mevrouw Lodders (VVD): Ik ben eigenlijk een beetje verbaasd. We hebben in het eerste deel van dit AO uitvoerig gesproken over heel snelle maatregelen voor ondernemers. Ik heb een aantal cijfers over het verbod voor particulieren gepresenteerd en die wijzen uit dat mensen uitwijken naar schadelijke alternatieven. Blijkbaar hebben we wel heel erg lang de tijd om daar maatregelen tegen te nemen. Daar begrijp ik echt helemaal niets van. Ik vraag de Staatssecretaris om daar een uitgebreidere reflectie op te geven. Bijna de helft van de gebruikers zegt over te willen stappen op azijn of chloor, wat nog schadelijker is voor het milieu, want de andere middelen zijn qua hoeveelheid keurig afgepast. In datzelfde onderzoek geeft een meerderheid aan niets te hebben vernomen over een mogelijk verbod op chemische en ecologische onkruidbestrijdingsmiddelen. Hoe moeten we dat zien ten opzichte van de ondernemers? Er moet immers wel met één maat worden gemeten.
Staatssecretaris Dijksma: Dat ben ik zeer met mevrouw Lodders eens. Het verbod gaat dit voorjaar in. Dan zullen we dus ook gaan handhaven. Om het zo goed mogelijk te doen, zorgen we ervoor dat iedereen erop voorbereid is en dat de ondernemers die bij particulieren betrokken zijn, maximaal meewerken aan een succesvolle uitvoering. Ik merk dat de toon wat omhooggaat, maar ik begrijp eigenlijk niet waarom. De Kamer heeft immers bij meerderheid dit besluit genomen. Ik weet dat mevrouw Lodders het er niet mee eens was, maar het besluit is wel genomen. We hebben daar helder over gecommuniceerd. We zijn nu in de uitvoeringsfase bezig om het daadwerkelijk te laten ingaan. Dat zal ook zijn beslag krijgen. Zo is het, en niet anders.
De voorzitter: Mevrouw Lodders, kort.
Mevrouw Lodders (VVD): Omwille van de tijd zal ik een korte vraag aan de Staatssecretaris stellen. Ik ben het met haar eens dat het besluit bij meerderheid is genomen. De Staatssecretaris trekt best een grote broek aan door te zeggen dat er nu wordt overgegaan tot handhaving. Ik wil een uitgebreide brief hebben over de vormgeving van de handhaving van dit verbod, ook uitgaande van de eerder genoemde cijfers, en over de wijze waarop dit betaald gaat worden. De NVWA heeft in haar huidige omvang immers geen capaciteit om extra dingen te gaan doen. Waar komt dus het geld vandaan, of welke andere prioriteiten laten we vallen?
Staatssecretaris Dijksma: Ik heb al toegezegd dat ik een brief zal sturen over de wijze waarop we de succesvolle uitvoering ter hand nemen. We zitten nu juist in een fase waarin er heel goed overleg is, ook met de verschillende branches. Zij zijn in de gelegenheid gesteld om met alternatieven te komen voor zaken waarmee ze het niet eens zijn. Ik noemde net de kassacheck; daar vond mevrouw Lodders volgens mij ook iets van. Die alternatieven gaan we nu uitrollen. We zijn dus erg gericht op zo veel mogelijk coöperatief met elkaar samenwerken. Wat dat vervolgens betekent voor de wijze waarop we handhaven, is een terechte vraag. We zullen dat in de brief meenemen. Dat zeg ik dus toe.
Mevrouw Lodders (VVD): Wanneer krijgen we die brief?
Staatssecretaris Dijksma: Daarover moet ik even ruggespraak houden met mijn medewerkers. Zij hebben veel te doen, zoals u weet. Het moet allemaal op een verstandig tijdstip gebeuren. De brief komt voor de zomer.
De heer Dijkgraaf (SGP): Van dit jaar?
Staatssecretaris Dijksma: Ja, van dit jaar; dat is dan weer winst! Het maatregelenpakket moet nog ingaan. Dat betekent dat we daar straks mee starten en daar vervolgens ervaringen mee opdoen. We laten voor de zomer de Kamer weten hoe we het aan de voorkant zo goed mogelijk gaan laten landen en hoe we het vervolgens oppakken aan de achterkant, namelijk door ervoor te zorgen dat iedereen zich aan de afspraken houdt.
De voorzitter: Wij noteren die toezegging. Voor de zomer zou dus betekenen: voor 21 juni?
Staatssecretaris Dijksma: Zeker!
De voorzitter: Mevrouw Lodders klinkt instemmend. Dan kunnen we verdergaan met het tweede blokje.
Mevrouw Koşer Kaya (D66): In de green deals mis ik totaal de concrete doelen en actie. Of let ik niet goed op? Komen die er ook in en worden ze nog uitgewerkt?
Staatssecretaris Dijksma: Die doelen staan in de green deals zelf. Er zijn dus concrete doelen en het gaat erom dat ze daadwerkelijk opgepakt worden. Daar hebben bijvoorbeeld de Natuur en Milieufederaties in de regio's heel veel invloed op. Zij zijn bereid te helpen bij het opzetten van de goede voorbeelden waarom gevraagd wordt. Daar ben ik heel blij mee, want ik denk dat wij hun steun daarbij hard nodig hebben.
Mevrouw Koşer Kaya (D66): Ik kan natuurlijk niet meten wat daar straks allemaal uit komt. Je kunt wel een doel formuleren, maar vervolgens moet je daar wel iets aan koppelen en dat zie ik gewoon niet.
Staatssecretaris Dijksma: In de openbare green deal staat dat men ernaartoe werkt om chemievrij te zijn in 2020. Dat lijkt mij op zich toch behoorlijk meetbaar.
De voorzitter: Er zijn geen interrupties meer. De Staatssecretaris kan volgens mij vervolgen met waterzuivering. Klopt dat?
Staatssecretaris Dijksma: Ja, dat klopt. De heer Leenders vroeg of we niet eerder dan in het hoofdlijnenakkoord is afgesproken, kunnen beginnen met de waterzuiveringsplicht voor alle middelen. Ik begin maar meteen met het antwoord: dat vind ik geen goed idee. Het akkoord wordt op dit moment namelijk door alle betrokkenen volop in uitvoering gebracht. We hebben bij de invulling van het akkoord gekeken naar de betaalbaarheid. De heer Leenders verwees ernaar dat de sector in 2015 een goed jaar heeft gehad. Met mijn vorige functie in het achterhoofd ben ik daar heel blij om. Het is heel mooi dat men een financieel goed jaar heeft gehad in een tijd die vaak lastig is geweest, maar het feit dat we een goed jaar achter de rug hebben, betekent nog niet dat het hele probleem van de betaalbaarheid en de beoordeling ervan in één klap is opgelost. Daarnaast vergt de implementatie tijd. De juridische procedure van de regelgeving moet nog vorm krijgen. Bovendien zijn er bedrijven die geen middelen gebruiken die al aan een zuiveringsplicht moeten voldoen. Die bedrijven zouden nu nog moeten beginnen en hebben gewoon tijd nodig om dat te kunnen organiseren. Dat is ook een onderdeel van het akkoord.
Op 22 september hebben we afspraken gemaakt over collectieve zuivering. Mevrouw Koşer Kaya zei hierover dat we met elkaar een praktische oplossing moeten kunnen vinden. Dat klopt. In het hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat de bedrijven die het collectief organiseren, meer tijd krijgen, namelijk uiterlijk tot 1 januari 2021. Er is afgesproken dat de locaties die daarvoor in aanmerking komen, al in 2016 – nu dus – in beeld worden gebracht door de sector. Dat is ook gebeurd. Begin 2017 zal het bevoegd gezag – dat zijn de waterschappen en de gemeenten – de lijst met die locaties definitief maken. Dan kunnen we dus zien waar mensen zich op dit punt collectief gaan organiseren.
Wat nog rest, is de discussie over wat we doen met de echt heel kleine bedrijven: moet je die wel of niet uitzonderen? Er is afgesproken dat we dit nog afwegen. Ik geef alvast een klein schot voor de boeg: het zal heel lastig zijn om een uitzondering te organiseren als je weet dat je ook collectief het een en ander met elkaar kunt doen. De prikkel om tot die collectiviteit over te gaan, is immers natuurlijk ook gebaat bij een eenduidige regelgeving. We zullen het gesprek daarover verder voeren, maar ik denk dat het eerlijk is om ook dit type argumenten te wegen.
Nu kom ik op de vragen van mevrouw Lodders over de plaagdierbestrijding. We moeten echt terughoudend omgaan met het gebruik van de zogenoemde rodenticide, want het eten van vergiftigde knaagdieren is een groot gevaar voor roofvogels en roofdieren. In veel gevallen kunnen ratten ook zonder rattengif bestreden worden, maar daar heb je wel kennis voor nodig over het gedrag, de weringsmaatregelen en de bestrijding zonder gif. Daarom heeft het Ctgb een opleiding integraal plaagdiermanagement geëist, niet alleen vanwege de kennis die nodig is om te voorkomen dat vergiftigde dieren worden gegeten door andere dieren, maar ook vanwege het fenomeen dat dieren in toenemende mate resistent worden tegen de middelen die in het spel zijn. Dat heeft ook met het type gebruik te maken. Uiteindelijk is dat voor bijvoorbeeld boeren een heel hard gelag. Net als bij antibiotica verliest het middel per saldo zijn werking als het te veel en ondoelmatig gebruikt wordt. Er is om die reden ook steeds gezegd dat zowel de professionele beheerders als de agrariërs de opleiding moeten volgen.
Er is gevraagd of er voor de agrariërs tot een verkorte, gemakkelijkere opleiding kan worden gekomen, waarbij de kern wel is dat men voldoet aan de IPM-eisen van het Ctgb. Ik vind het jammer om te zien dat er sinds 2013 wel wordt gewerkt aan dat nieuwe systeem, maar dat er nog steeds geen akkoord is over de specifieke opleiding voor agrariërs. Misschien komt dat door het idee dat ze er wellicht nog wel vanaf kunnen. Ik wil hier toch zeggen: we gaan er niet vanaf. Op 1 januari 2017 moeten alle betrokkenen die het middel zelf willen kunnen gebruiken, voldoen aan de voorschriften van het Ctgb. Die voorschriften gelden ook voor agrariërs. Als het hun niet lukt om daar tijdig aan te voldoen, moeten ze dus iemand inhuren. Ik weet niet of ze daarop zitten te wachten. Laten we er dus voor zorgen dat we ook een specifieke opleiding voor agrariërs krijgen. Die opleiding kan niet worden overgeslagen. Gelet op het grote belang voor de samenleving als geheel, moeten we verstandig omgaan met deze middelen. Er wordt soms wat lacherig over gedaan. Ik kan ook opmerkingen maken als «ja, een hele opleiding voor een paar van die diertjes...», maar er zit gewoon een wereld achter. Om maar even in de terminologie te blijven: uiteindelijk bijt je jezelf in je eigen staart als je die middelen verkeerd gebruikt. Daar moeten we op letten.
Mevrouw Lodders (VVD): Dit is een vrij uitgebreid antwoord, maar niet het antwoord ...
De voorzitter: Sorry mevrouw Lodders, maar u had het woord niet.
Staatssecretaris Dijksma: Ik ben klaar met mijn blokje; dat was dus een perfecte timing.
Mevrouw Lodders (VVD): Het is geen antwoord op mijn vraag, want er is een motie aangenomen waarin de regering verzocht wordt om te voorkomen dat de implementatie van het IPM-protocol tot een toename van de administratieve lasten en de nalevingskosten leidt. Hoe gaat daaraan uitvoering gegeven worden? Ik heb het gevoel dat het nu helemaal bij de sector wordt neergelegd, maar dit was wel een verzoek aan het kabinet.
Staatssecretaris Dijksma: Dat neem ik ook zeer serieus. Om die reden is er voor de sector de mogelijkheid om niet de algemene opleiding voor de professionals te volgen, maar om een eigen route te volgen. Mag ik terugzeggen dat die route er wel moet komen? Ik ga hem niet zelf verzinnen.
De voorzitter: Mevrouw Lodders, eigenlijk bent u al over het maximale aantal interrupties heen. U moet het dus echt voor de tweede termijn bewaren.
Mevrouw Lodders (VVD): Maar begrijpt u wel dat dit geen antwoord is op mijn vraag? Ik zal omwille van de tijd niet verdergaan. Ik kom daar op een later moment op terug.
De voorzitter: Er zijn verder geen interrupties meer. We gaan nu naar het blokje omwonenden.
Staatssecretaris Dijksma: Ik wil er wel even op terugkomen, want ik vind dat we niet de gedachte boven de markt moeten laten hangen dat er straks voor de agrariërs een uitzondering op de regel komt. Als de Kamer dat vindt, moet zij dat nu maar als signaal geven. Ik ben het daar niet mee eens. Dus ja: we moeten ervoor zorgen dat er een verkorte opleiding komt. Ik let op de punten die mevrouw Lodders terecht naar voren heeft gebracht. Ik kan het onbenoemd laten, maar ik wil toch maar even de pink elephant benoemen: er hangt in deze discussie een sfeer van «nou, en anders gaan we er toch gewoon vanaf?». Dat vind ik niet verstandig. Uiteindelijk zijn het de agrariërs die door het onverstandige gebruik straks de grootste problemen krijgen. Als die middelen echt voor resistentie zorgen, is Leiden in last, echt waar. We moeten dus nu een stap zetten en de uitgestoken hand is er. Mevrouw Lodders kent mij: het is top als het leaner and meaner kan, maar het moet wel gebeuren.
Mevrouw Lodders (VVD): Ik heb een punt van orde. Ik word eigenlijk uitgedaagd door de Staatssecretaris. Dat wil ik met alle begrip voor de tweede termijn bewaren.
De voorzitter: Houd u het alstublieft kort en puntig.
Mevrouw Lodders (VVD): We hebben nu te weinig tijd voor een tweede termijn. Als we met elkaar kunnen afspreken dat er een tweede termijn volgt, zal ik het hierbij houden, maar ik word wel uitgedaagd, want er worden mij woorden en vragen in de mond gelegd die ik niet heb uitgesproken.
De voorzitter: Er is een voorstel gedaan dat we nu meteen zullen bespreken. De VVD, het CDA en de SGP hebben voorgesteld om de tweede termijn uit te stellen. Zij willen duidelijkheid en meer informatie over de wettelijke basis van de algemene maatregel van bestuur. Dat is geen meerderheid; de Kamer moet zich er dus over uitspreken of ze uitstel van de tweede termijn wil. Als die vandaag gehouden wordt, is het echt maar één minuutje spreektijd per fractie, want we moeten erdoorheen. Dat gaat bijna niet meer.
Staatssecretaris Dijksma: Ik heb één praktisch punt. Er start vanmiddag binnen niet al te lange tijd een Aviation Summit, waar ik geacht word bij te zijn. Ik sta altijd tot uw dienst, alleen vanmiddag niet meer en ook morgen niet, want dan is die Aviation Summit nog gaande.
De voorzitter: Het moet wel duidelijk zijn. Er wordt een verzoek gedaan om uitstel van de tweede termijn. Als de twee bewindslieden daarbij moeten zijn, wordt het al een stuk moeilijker, want ze hebben drukke agenda's. De commissie moet zich dus gauw duidelijk uitspreken over wat zij wil. Het zal niet vanmiddag zijn. Op welke termijn wil de commissie uitstel en wil zij dan verder met één of twee bewindspersonen? De commissie moet duidelijker zijn, want we moeten doorpakken.
De heer Van Gerven (SP): Ik wil de tweede termijn gewoon door laten gaan. We hebben nog een kwartier. Als we het heel kort doen, kunnen we dat en dan kunnen we daarna bekijken hoe het verder kan via een VAO. Procedureel kan er ook een nieuw AO gepland worden. Alles kan, maar ik zou eraan hechten om de tijd tot 13.00 uur maximaal te benutten voor een korte tweede termijn.
Mevrouw Koşer Kaya (D66): Als we niet aan een tweede termijn toekomen, begrijp ik het verzoek. Ik zou het echter nog praktischer willen houden: misschien kan er een schriftelijke beantwoording komen? Er is al een VAO aangekondigd. Als we het niet eens zijn met de schriftelijke antwoorden, kan het een en ander altijd nog in het VAO aan de orde komen. Ik zou dat iets praktischer doen dan proberen om hier met z'n allen weer samen te komen, ook al is het op een later moment. Als we het dus nu kunnen doen: prima. Als we het niet halen, dan een schriftelijke reactie op de vragen van de collega's voor het VAO. We hoeven dan geen tweede termijn te houden.
De heer Leenders (PvdA): Heel snel doorgaan, want ik heb maar een halve minuut nodig voor de tweede termijn. Misschien kan dat dus gewoon.
De heer Geurts (CDA): Voorzitter, u bent voorzitter maar u vertegenwoordigt ook een partij. U moet zich volgens het Reglement van Orde nu ook uitspreken. Het is 3–3.
De voorzitter: De woordvoerder van de PVV kan zich vinden in een mogelijk uitstel, ook om praktische redenen.
Mevrouw Lodders (VVD): Om dan een praktische suggestie te doen: ik kan me voorstellen dat we de tweede termijn met één bewindspersoon doen. We moeten even bekijken wie we dan uitnodigen en als er expliciete vragen voor de andere bewindspersoon blijven liggen, handelen we die eventueel schriftelijk af. Daar heb ik geen enkel probleem mee, maar ik ben wel voor uitstel van de tweede termijn.
De voorzitter: Er moet nu beslist worden welke bewindspersoon we erbij willen hebben. We hebben nu niets. Ze moeten er dan dus allebei bij zijn.
Mevrouw Lodders (VVD): Dan heeft de Staatssecretaris van EZ mijn voorkeur.
De voorzitter: Ik ga toch even schorsen, want dit lijkt nergens op.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter: We gaan het als volgt doen: de Staatssecretaris maakt dadelijk haar eerste termijn af. Een meerderheid van de leden stelt voor...
Mevrouw Koşer Kaya (D66): Allemaal.
De voorzitter: De leden stellen unaniem voor dat er een schriftelijke ronde gaat komen en volgende week zal tijdens de procedurevergadering worden besloten wanneer de tweede termijn gaat plaatsvinden.
Mevrouw Koşer Kaya (D66): Óf er een tweede termijn gaat plaatsvinden.
De voorzitter: Daar is al een groot draagvlak voor, maar dat zien we wel in de procedurevergadering. Zo gaan we het doen. We laten de Staatssecretaris dus haar eerste termijn afmaken en dan sluiten we de vergadering. Er volgt een schriftelijke ronde en in de procedurevergadering wordt bepaald wanneer de tweede termijn gaat plaatsvinden. Daarbij laten we het. Staatssecretaris, u kunt verdergaan.
Staatssecretaris Dijksma: Ik heb nog drie vragen te beantwoorden. De heer Van Gerven vroeg hoe het staat met de beoordeling van de toelating op risico's voor omwonenden, die door het Ctgb zou worden uitgevoerd. We hebben het Ctgb verzocht om de huidige toelatingen aanvullend te beoordelen met een Duitse en een Britse methodiek voor omwonenden. Het Ctgb heeft deze beoordeling recentelijk afgerond en heeft daarbij ook het Europees geharmoniseerde EFSA-model voor omwonenden gebruikt. Uit de 850 toegelaten gewasbeschermingsmiddelen heeft de Ctgb een selectie gemaakt van 116 middelen die relevant kunnen zijn voor blootstelling van omwonenden. Bij de herbeoordeling op basis van het EFSA-model bleken alle toegelaten middelen veilig te zijn. Voor 109 middelen werd meteen duidelijk dat ze binnen de norm vielen en voor 7 middelen was aanvullende verfijning van de modelberekening nodig omdat de EFSA-risicobeoordeling een zogenoemd worstcasescenario is. Dit is de theorie. Vervolgens doet het Ctgb natuurlijk ook een beoordeling in de praktijk. Dat zal een langjarig onderzoek zijn bij omwonenden. Ik verwacht dat in het late voorjaar voor het eerst een tranche van de resultaten zichtbaar is. Wij sturen de Kamer voor de zomer zowel de theoretische berekeningen, waarin ik alvast een kleine voorinzage gaf, als een eerste praktijkervaring. Dan krijgt de Kamer daar een beeld van.
De laatste vraag was een specifieke uitdaging die mevrouw Koşer Kaya heeft opgeworpen. Zij vroeg of het meten van de zogenoemde maleïnehydrazidestof zo slecht in elkaar zit dat het feitelijk niet correspondeert met de drinkwaternorm. Inderdaad klopt het een en ander niet met betrekking tot het meten van deze stof; ik zeg het nu maar gewoon even in mijn woorden. Er moet een herbeoordeling komen, waarvan het bekijken van de analysemethode voor het meten van oppervlaktewater een onderdeel is. Dat gaat het Ctgb doen of daar is het al mee bezig. Dit wordt opgepakt, want mevrouw Koşer Kaya heeft er gelijk in dat het op dit moment niet op orde is en dat moet het wel zijn. Dat is een korte uitleg van een overigens buitengewoon technische kwestie.
Mevrouw Koşer Kaya (D66): Volgens mij heb ik het ook vrij simpel gevraagd. Ik zal er in de schriftelijke ronde even op terugkomen, want het heeft geen zin om nu nog even nadere vragen te stellen op dit punt.
Staatssecretaris Dijksma: Dan wacht ik die vragen af.
De voorzitter: Zijn er nog interrupties naar aanleiding van de termijn van de Staatssecretaris?
De heer Van Gerven (SP): Ik wil nog even stilstaan bij de risico's voor de omwonenden. De Staatssecretaris heeft gezegd dat er nog verder gekeken wordt naar zeven middelen. Is die informatie openbaar? Ik heb ook een aanvullende vraag: kan er ook een strook niet bespoten worden? Kan de Staatssecretaris aangeven of dat wel of niet geboden is? Of is door het onderzoek de discussie daarover geparkeerd?
Staatssecretaris Dijksma: Misschien moet dit in de schriftelijke ronde verder uitgediept worden, maar ik begrijp dat een en ander wel op de site van het Ctgb staat. Er is nu geen aanleiding voor een herbeoordeling. Dat deel is vooralsnog dus afgesloten. Het RIVM zal uiteindelijk het bevolkingsonderzoek in de praktijk uitvoeren. Dat is wat ik nu kan zeggen en anders moet het schriftelijk nog maar verder worden uitgewerkt.
De heer Van Gerven (SP): Kan de Staatssecretaris aangeven op welke termijn we de eerste resultaten van het RIVM-onderzoek mogen verwachten?
Staatssecretaris Dijksma: Het is een langjarig onderzoek. Dat zal dus letterlijk jaren gaan duren, maar de Kamer krijgt wel stappen in beeld. Over de eerste stap wordt de Kamer voor de zomer bericht. Als de heer van Gerven het op prijs stelt, neem ik ook het theoretische model mee in dat verhaal.
De voorzitter: Zijn er geen vragen meer? Dan gaan we het als volgt doen: verdere besluitvorming gaat plaatsvinden tijdens de procedurevergadering van de vaste commissie voor Economische Zaken op dinsdag 26 januari tussen 16.00 uur en 17.00 uur. Ik dank de mensen op de tribune en ook de mensen thuis. Ik dank ook de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, de Staatssecretaris van Economische Zaken, hun medewerkers, de Kamerleden, de bode en de griffier.
Sluiting 12.55 uur.
Volledige agenda
1. Uitstel toezending van een toelichting op het gelijke speelveld van Nederland met omringende EU lidstaten en wederzijdse erkenningen van gewasbeschermingsmiddelen
Kamerstuk 27 858, nr. 299 – Brief regering d.d. 13-03-2015
Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma
2. Gelijk speelveld van Nederland met omringende landen en wederzijdse erkenningen van gewasbeschermingsmiddelen
Kamerstuk 27 858, nr. 310 – Brief regering d.d. 12-05-2015
Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma
3. Moties en toezeggingen gewasbeschermingsmiddelen
Kamerstuk 27 858, nr. 309 – Brief regering d.d. 12-05-2015
Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma
4. Kassacheck voor bestrijdingsmiddelen
Kamerstuk 27 858, nr. 308 – Brief regering d.d. 12-05-2015
Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld
5. Stand van zaken toezeggingen omwonenden en het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen
Kamerstuk 27 858, nr. 311 – Brief regering d.d. 18-05-2015
Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld
6. Planning zuiveringsplicht glastuinbouw
Kamerstuk 32 627, nr. 19 – Brief regering d.d. 23-06-2015
Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld
7. Reactie op verzoek van het lid Smaling, gedaan tijdens de regeling van werkzaamheden van 16 juni 2015, over ontwikkelingen ten aanzien van onkruidbestrijdingsmiddelen op basis van de werkzame stof glyfosaat
Kamerstuk 27 858, nr. 319 – Brief regering d.d. 25-06-2015
Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld
8. Equivalent certificaat «Extensieve teelt op klei»
– Brief regering d.d. 29-06-2015
Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma
9. Invulling enkele moties en toezeggingen over gewasbeschermingsmiddelen
Kamerstuk 27 858, nr. 323 – Brief regering d.d. 10-07-2015
Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma
10. Reactie op de motie van het lid Jacobi (27 858, nr. 288) en op de motie van het lid Lodders c.s. (Kamerstuk 27 858, nr. 282) inzake planmatige aanpak knaagdierbestrijding
Kamerstuk 27 858, nr. 322 – Brief regering d.d. 02-07-2015
Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld
11. Relatie toelatingsbeleid gewasbeschermingsmiddelen/Nitraatrichtlijn en Kaderrichtlijn Water en uitvoering diverse moties gewasbeschermingsmiddelen
Kamerstuk 27 858, nr. 326 – Brief regering d.d. 15-10-2015
Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld
12. Reactie op het bericht «Monsanto vervalst studies Roundup» en op bericht EFSA over glyfosaat
Kamerstuk 27 858, nr. 343 – Brief regering d.d. 18-12-2015
Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam
13. Normoverschrijdingen imidacloprid in oppervlaktewater en het EASAC-rapport over neonicotinoïden
Kamerstuk 27 858, nr. 344 – Brief regering d.d. 14-01-2016
Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam
14. Reactie op het artikel «Gifmix op gensoja gevaar voor gezondheid»
Kamerstuk 27 858, nr. 345 – Brief regering d.d. 19-01-2016
Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam