Vastgesteld 4 februari 2009
De vaste commissie voor Economische Zaken1 heeft op 19 november 2008 overleg gevoerd met minister Van der Hoeven van Economische Zaken en staatssecretaris Heemskerk van Economische Zaken over:
– de Detailhandelsbrief van de minister en staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 1 oktober 2008 (27 838, nr. 6).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
Voorzitter: Blanksma-van der Heuvel Griffier: Franke
Vragen en opmerkingen uit de commissie
Mevrouw Smeets (PvdA): Voorzitter. In dit algemeen overleg staat de Detailhandelsbrief centraal. De Winkeltijdenwet heeft voor de detaillist ook impact, maar daaraan wordt binnenkort een apart debat gewijd en daar zal ik vast en zeker vooral de heer Aptroot nog tegenkomen.
De detailhandel is bij uitstek een sector waarmee iedere burger in dit land te maken heeft, hetzij als consument, hetzij als werknemer. Hoeveel scholieren starten niet met hun eerste baan juist in die detailhandel? Ik heb in ieder geval de nodige ervaring in de detailhandel als zaterdaghulp. De detailhandel is ook de spil van de wijk en de winkels voegen kleur en fleur aan buurt en binnenstad. Om al die redenen is het echt belangrijk om die sector serieus te nemen en te ondersteunen met beleid. Mijn fractie vraagt zich af in hoeverre de Detailhandelsbrief tot stand is gekomen in samenspraak met de sector. Ik trek een vergelijking met de Industriebrief die door de minister is ondertekend. Deze brief is tot stand gekomen na een uitgebreide consultatie van de sector. Bij deze Detailhandelsbrief heb ik sterk de indruk dat de sector haar stem hier niet heeft laten doorklinken.
De Detailhandelsbrief is een opsomming van maatregelen die het kabinet heeft genomen voor de sector. Daarnaast wordt een aantal punten gepresenteerd om de detailhandelssector te versterken. Op het eerste gezicht lijkt het kabinet er daarmee blijk van te geven, te weten wat er speelt in die sector en komen knelpunten naar voren. Dat zijn er nogal wat, zoals winkelcriminaliteit, personeelsaanbod, vestigingsproblematiek, bereikbaarheid, regeldruk et cetera. De mogelijkheden om deze knelpunten aan te pakken, liggen op diverse departementen. Voor de minister en de staatssecretaris is er dan ook een heel duidelijke en mooie rol weggelegd als regisseur. Ook hierop krijg ik graag een reactie van de minister. Kan en wil zij het aanspreekpunt zijn voor deze sector en kan en wil zij haar collega’s in de ministerraad aanspreken op beleidsvoornemens die de detailhandel nadelig beïnvloeden?
De heer Aptroot (VVD): Mevrouw Smeets vraagt of de minister haar collega’s kabinetsbreed kan en wil aanspreken op de belangen van de detailhandel, maar begrijp ik uit haar vraag – die overigens ook mijn vraag is – dat dit helemaal niet blijkt uit de brief? Dat hadden wij dan allang moeten weten en al anderhalf jaar moeten merken. Is het ook voor mevrouw Smeets volstrekt de vraag wat dit kabinet doet voor de detailhandel?
Mevrouw Smeets (PvdA): Dat dit helemaal niet blijkt, zijn niet mijn woorden. Wel ben ik van mening dat op heel veel punten gezegd wordt dat dit voor een ander departement is.
Een aantal punten is van groot belang voor de sector. In de eerste plaats ga ik in op de regeldruk. De commissie-Stevens heeft in 2006 het Actieplan detailhandel samengesteld, waaruit veertien aanbevelingen naar voren kwamen. Voor de detailhandel zijn die aanbevelingen uitgemond in een actieplan. Ik heb onlangs samen met het Platform Detailhandel een aantal winkelbezoeken gebracht. In de praktijk blijkt de voortgang niet naar tevredenheid te gaan, terwijl als je systematisch de lijst afvinkt versneld iets geregeld kan worden. Ik heb dan ook een brief aan de staatssecretaris geschreven met daarin de vraag wat nu echt snel geregeld kan worden. In antwoord op de vraag van de heer Aptroot merk ik op dat in de brief wordt gezegd dat de verantwoordelijkheid voor het oplossen van de regeldruk bij anderen ligt. Dat is opmerkelijk en dat is bij mijn fractie in het verkeerde keelgat geschoten.
Gelukkig heeft de staatssecretaris al goede maatregelen genomen door 24 mln. beschikbaar te stellen voor het aanpakken van de winkelcriminaliteit. Ook gisteren heeft het kabinet een convenant ondertekend en dat is heel positief. Mijn fractie probeert altijd weer naar wegen te zoeken om de detailhandelsector veiliger te maken. Nog de vorige week heeft mijn collega Heerts samen met de VVD een motie ingediend om een landelijk projectteam winkeldiefstal in het leven te roepen. Dat moet uitmonden in een aparte officier van justitie en een specifieke rechter, juist voor winkelcriminaliteit. Vandaag heb ik een vraag over de bewaartermijn van opnamen van beveiligingscamera’s. Beelden moeten na 24 uur gewist worden en de pakkans van daders wordt daardoor redelijk negatief beïnvloed. Hoe staan de bewindslieden tegenover een substantiële verlenging van die bewaartermijn, zodat de kans wordt geboden om de dieven in de kraag te grijpen?
Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik vind een verlenging van de bewaartermijn een goed punt. Dat is ook expliciet aangegeven door het Platform Detailhandel. Bij de behandeling van de begroting van Justitie hebben wij daar ook al het nodige over gezegd. Wat is voor mevrouw Smeets een substantiële termijn?
Mevrouw Smeets (PvdA): Een verlenging tot 48 uur is voor mij niet substantieel, maar of dat twee of vier maanden moet zijn, wil ik graag aan de deskundigen overlaten.
Ik ga verder met de vestigingsproblematiek. Mijn fractie mist in de Detailhandelsbrief de aandacht voor de leegstand. In januari lazen wij in het blad Forum dat in Nederland ongeveer twee miljoen vierkante meter winkeloppervlakte leeg staat. Dat is 7% van het totaal. Waarom besteden de minister en de staatssecretaris geen aandacht aan die leegstand? Leeg commercieel vastgoed is een doorn in het oog van gemeenten. Graag horen wij van de bewindslieden welke wettelijke kaders en instrumenten voorhanden zijn om die ongewenste vastgoedontwikkeling en de speculatie daarin slagvaardig aan te pakken. In dit kader is het ook van groot belang om nog eens te benadrukken hoe belangrijk het is dat wij in het straatbeeld grootwinkelbedrijven en winkeltjes gecombineerd hebben. Het kabinet moet daarbij nadenken over mogelijkheden die de kleine winkelier kansen bieden om juist in een dure binnenstad een winkel te openen. Een goed uitgangspunt daarbij is het denken in de alfabetformule, waarin bij elke letter van het alfabet een winkel moet horen. Winkels met een kleine omzet – bijvoorbeeld bij de K van knopenwinkel – moeten dan via speciale huurarrangementen met een deels omzetgerelateerde huur weer terugkeren in het straatbeeld. Daar zijn voorbeelden van te vinden.
De heer Aptroot (VVD): Dat mevrouw Smeets een knopenwinkeltje noemt, vind ik heel sympathiek! Dat doet mij deugd, want ik heb in het verleden mijn geld verdiend als groothandelaar in fournituren, waaronder knopen. Maar is dit nu wel realistisch? Mevrouw Smeets wil dus ingrijpen bij pandeigenaren en beleggingsmaatschappijen. Overigens zijn veel panden van winkeliers die met pensioen gaan en deze panden verhuren aan de volgende gebruiker. Die huuropbrengst is vaak hun oudedagsvoorziening. Mevrouw Smeets zegt hiermee, dat het pand niet voor € 3000 in de maand verhuurd mag worden, omdat het zo’n sympathiek knopenwinkeltje is dat maar € 1500 kan betalen. Hoe had zij dat gedacht? Gaat de overheid dat subsidiëren? Gaan wij dat even regelen als overheid?
Mevrouw Smeets (PvdA): De heer Aptroot heeft mij niet horen zeggen dat de overheid dit moet overnemen. Ik vraag de bewindslieden of er mogelijkheden zijn. Ik ben op winkelbezoek geweest waar onder andere de abc-formule werd gebruikt. Het was echt zeer interessant en indrukwekkend, want er waren grote en kleine winkels. Het is een vastgestelde huurprijs en daar bovenop komt een variabel deel naar gelang de omzet van de winkel. Daarbij heb ik niet gezegd dat de overheid dat door middel van subsidiëring zou moeten ondersteunen, maar er zijn wel andere mogelijkheden. Aangezien ik te weinig tijd heb, heb ik dit niet in mijn tekst opgenomen.
Een aantal branches in de versdetailhandel heeft een nieuw samenwerkingsverband opgericht, het Masterplan InVersNed, om gezamenlijk twee urgente problemen in de sector aan te pakken. Zij willen betere vestigingsposities en een professionaliseringsslag voor het ondernemerschap in de versdetailhandel. In het masterplan worden de plannen uitgewerkt. Wij willen de versdetailhandel graag ondersteunen. Wat ziet de minister als kans om dat ook te doen? Ik weet dat InVersNed de minister ook een brief heeft gestuurd met daarin dezelfde vraag.
Ik rond mijn eerste termijn af met een mooi voorbeeld, waaruit duidelijk wordt dat ook buurtbewoners zich vaak nauw betrokken voelen bij de winkels in de buurt. In de Vogelwijk in Den Haag hebben de afgelopen zomer enkele tientallen bewoners de buurtkruidenier overeind gehouden door aandelen in de winkel te kopen. Dat is een prachtig initiatief. Het kan dus ook komen van mensen buiten de overheid, zo zeg ik aan het adres van de VVD. Zoals ik in het begin van mijn betoog al schetste, is de detailhandel de spil van de wijk. Winkels geven kleur en fleur aan buurt en binnenstad.
Mevrouw Gesthuizen (SP): Voorzitter. De SP heeft de afgelopen tijd een fiks aantal voorstellen gedaan om kleine ondernemers te helpen, voorstellen die ook en met name van toepassing zijn op de detailhandel. Ondanks het feit dat je het weet, blijf je schrikken wanneer je de criminaliteitcijfers leest: jaarlijks bijna 1 mld. schade. Bijna de helft van de detaillisten krijgt er jaarlijks mee te maken en behalve de materiële is er ook nog de immateriële schade. Nederland heeft een fijnmazig detailnetwerk waar wij trots op kunnen zijn, maar dat wel eens zou kunnen verdwijnen als niet keihard wordt opgetreden tegen winkelcriminaliteit. Minister Hirsch Ballin kijkt momenteel naar de mogelijkheid om rooftassen en roofjassen te verbieden, maar daarmee zijn wij er nog niet. Winkeliers worden vaak het slachtoffer van een verschil van mening tussen verzekeraars en gemeenten. De verzekeraar eist dat de winkelier bijvoorbeeld rampalen neerzet, anders vergoedt hij een volgende keer de schade niet meer. De gemeente weigert hiervoor toestemming te geven. Laat ik vooropstellen dat wij alles moeten doen om te voorkomen dat er een tweede keer komt, maar in ieder geval mag de winkelier niet het slachtoffer worden van een impasse. Wat vindt het kabinet hiervan?
Voor burgers komt er nu een fonds, waaruit de Staat de schadevergoeding voor een slachtoffer van een dader voorschiet. Dat is logisch, want het is verschrikkelijk wanneer je slachtoffer wordt van een overval, de dader eindelijk een keer wordt gepakt en je dan jaren moet wachten voordat je eindelijk je hele schadevergoeding krijgt. De Staat keert ineens het hele bedrag uit en de dader betaalt aan de Staat. De Staat staat ook veel sterker tegenover een opgepakte overvaller dan een burger. Waarom niet ook zo’n systeem voor winkeliers? Dit voorkomt dat zij grote schade lijden en is een waarborg voor de continuïteit van de zaak. Ook hebben wij plannen ingediend voor een betere huurbescherming voor ondernemers. Ik hoop dat de minister voor Wonen, Wijken en Integratie een goede start maakt en onze ideeën overneemt. De Winkeltijdenwet wordt in de brief genoemd. De SP is van mening dat er in deze wet nog veel te weinig geregeld wordt, maar aangezien wij daarover nog komen te spreken, zal ik het voorlopig bij dit puntje hierover houden. Hoe kijken de bewindslieden aan tegen het feit dat het aantal vierkante meters winkeloppervlakte de afgelopen tijd flink is toegenomen, terwijl het aantal winkels niet met dezelfde factor is gegroeid?
Complimenten voor het inzicht van het kabinet dat de arbeidsproductiviteit niet alles zegt. Ik schrok toen ik zag dat diverse onderzoeksbureaus voor zich zagen dat de arbeidsproductiviteit omhoog zou kunnen. In vergelijking met andere landen scoren wij namelijk niet heel hoog qua arbeidsproductiviteit, maar wij mogen niet uit het oog verliezen dat het Nederlandse netwerk van detailhandelaren uitblinkt in verscheidenheid en kleinschaligheid. Dat is een ontwikkeling die overigens wel onder druk staat. Het kabinet zegt in zijn brief dat de Nederlandse detailhandel onvoldoende schaalvoordelen kent, maar stelt vervolgens dat de mogelijkheden voor een snelle groei van de arbeidsproductiviteit beperkt zijn wanneer wij niet af willen van ons fijnmazige detailhandelsnetwerk. Op welke twee zet het kabinet nu eigenlijk in?
Misschien heb ik er ergens overheen gelezen, maar de Detailshandelsbrief is volgens mij toch vooral een inventarisatie van reeds bekende plannen en problemen. Wederom kunnen wij niet om de actualiteit van de kredietcrisis heen. In hoeverre onderschrijft het kabinet nog de constateringen in de brief, zoals met betrekking tot de arbeidsmarkt? Voorziet het kabinet dat die krapte wel eens een stuk kleiner zou kunnen worden dan gedacht met de sterk afvlakkende groei van de economie en zelfs de mogelijkheid van krimp?
Het is goed dat de aansluiting tussen vooral vmbo en mbo en de detailhandel wordt verbeterd, maar nu horen wij vaak dat winkeliers niet de middelen hebben om stagiaires bijvoorbeeld een jaar lang vol in de zaak mee te laten draaien. Is het kabinet bereid om geld en expertise beschikbaar te stellen om deze kleine winkeliers zo goed mogelijk de mogelijkheid te bieden stagiaires aan te nemen?
Milieuzones, stickeren, beperkte toegangstijden, congestie, parkeerverboden, torenhoge parkeertarieven: het is voor een ondernemer niet gemakkelijk om zijn winkel te laten bevoorraden. De kilometerheffing, door mijn collega Roemer vrij poëtisch en toepasselijk«filebelasting» genoemd, wordt in deze brief als oplossing aangedragen. Nog los van het feit dat mijn partij nogal sceptisch staat tegenover het oplossende karakter van deze maatregel, vraag ik mij ook af of de detailhandel hiermee wel zo gebaat zal zijn. De detailhandel concentreert zich nu eenmaal in de oude stadscentra. Dat is de situatie die wij nu kennen. Deze centra zijn nooit gebouwd om de hoeveelheid verkeer te ontvangen die zij nu ontvangen. Volgens de filosofie van meer betalen voor drukke wegen – het stokpaardje van dit kabinet – zullen de binnensteden dus een fors tarief voor hun kiezen krijgen. Ik heb zo het idee dat de transporteurs van deze wereld niet zullen nalaten deze kosten door te rekenen. Ziet het kabinet dit als een klap in het gezicht van die ondernemers midden in het centrum, juist die ondernemers die het kabinet zegt te willen behouden? De minister zegt ook niet iedereen naar de giga winkelcentra aan de randen van de steden te willen jagen. Met dit plan zou het kunnen zijn dat het kabinet de ondernemers in het centrum juist onderuit haalt en de opkomst van winkels langs de randen van steden stimuleert.
Ik ben benieuwd naar de ervaringen met de proef met de goederentram in Amsterdam. Dit is namelijk in principe een schitterend voorbeeld van innovatieve binnenstedelijke distributie. Ik snap dat niet elke ondernemer bevoorraad kan worden door een tram – de gemiddelde banken- en beddenboer zal meer baat hebben bij een grote vrachtwagen – maar de wat kleinere winkels, het knopenwinkeltje, kunnen het prima af met een tram. Hoe verloopt deze proef en wat zijn de ervaringen tot nu toe? Het kabinet constateert terecht dat het in de binnensteden wemelt van de vrachtwagens die winkels bevoorraden. Eigenlijk zijn die vrachtwagens daar niet geschikt voor. Wij hebben het afgelopen jaar kunnen zien dat het aantal ongelukken met fietsers in de dode hoek van de vrachtwagens, terechtkomen op het niveau van voor de invoering van de dodehoekspiegel. De SP heeft hierover al eens eerder voorstellen gedaan, zoals een alarmeringssysteem aan de zijkant van de vrachtwagen, maar idealiter zouden die grote combinaties de binnenstad zoveel mogelijk moeten mijden. Daarom ook mijn vraag over de goederentram.
Het is te veel om op te noemen, maar ik heb het toch maar even gedaan, maar wat wil je ook met een brief over de detailhandel die maar liefst tien terreinen bestrijkt. Graag hoor ik wat de regering van onze suggesties op de gebieden van mobiliteit, veiligheid en al wat meer vindt. Wij zijn altijd bereid mee te denken over de manier waarop wij de detailhandel kunnen behouden en versterken.
Mevrouw Smeets (PvdA): Is mevrouw Gesthuizen het met de PvdA eens dat de bewindslieden van EZ het aanspreekpunt moeten zijn voor de detailhandelssector? Dan kan dit worden opgelost.
Mevrouw Gesthuizen (SP): U bedoelt dat deze bewindspersonen in principe de partner zouden moeten zijn in de dialoog tussen de belangenorganisaties en de ondernemers, maar dat zij dat niet zijn?
Mevrouw Smeets (PvdA): Ja, maar in uw laatste alinea uitte u dezelfde kritiek die ik in mijn bijdrage heb geuit, namelijk dat het versnipperd is en dat de detailhandel bij tal van departementen buiten EZ moet aankloppen.
Mevrouw Gesthuizen (SP): En mevrouw Smeets zou eigenlijk willen dat EZ daar een sturende rol in krijgt. Ik zou niet weten welk ander ministerie dat zou moeten doen.
Mevrouw Smeets (PvdA): Dan zijn wij het daarover eens!
De heer Aptroot (VVD): Voorzitter. Het leek zo’n mooie dag te worden. Eerst was ik behoorlijk complimenteus naar de staatssecretaris over zijn inzet voor overleg in Europa over telecom en daarna naar de minister die heel goed bezig is met ruimtevaart. Nu hebben wij nog de Detailhandelsbrief. Het is een keurige brief; als er taalfouten in zitten, heb ik er overheen gelezen. Die zitten er volgens mij niet in. Maar er staat ook helemaal niets in! Een boel letters op papier en een boel pagina’s en zij beschrijft op basis van tien hoofdthema’s wat er allemaal aan de hand is, maar de minister en de staatssecretaris komen niet met oplossingen. Het is een hartstikke lege brief. Zij is niet beleidsrijk en zij is niet beleidsarm, zij is beleidsloos. Het is echt verschrikkelijk. Ik zal er dan ook niet veel woorden aan vuil maken. Ik haal er maar vijf punten uit en kom met een aantal punten een beetje in de lijn van mevrouw Gesthuizen en mevrouw Smeets. Het zijn niet dezelfde oplossingen. Mevrouw Smeets pakte de aanbevelingen van de commissie-Stevens op, maar laten wij het aanpakken, want het moet van dit ministerie komen. Wat mij betreft, dramt de minister door de terreinen van haar collega’s heen. Nu is het breed versnipperd. De analyse is goed en mijn complimenten daarvoor, maar ik vind het beter als de minister met oplossingen komt in plaats van mooie beschrijvingen. Op vijf terreinen willen wij een paar voorzetten doen. Ik wil het hebben over veiligheid, bereikbaarheid, arbeidsproductiviteit en arbeidsmarkt, de regeldruk en het betalingsverkeer.
Allereerst de veiligheid. Als wij nu een paar dingen regelen waar ondernemers om vragen – het is helemaal niet zo veel – kunnen wij enorme stappen vooruit zetten. Door de collega’s is al gesproken over het bewaren van cameraopnamen. Wie doet daar nu moeilijk over als wij die een, twee of zelfs drie maanden willen bewaren? Dat moet toch gewoon kunnen? Je moet toch bij de inventarisatie kunnen zeggen dat je een bepaald figuur een maand tevoren ook hebt gezien en kunnen nagaan wat er toen gebeurde? Het heeft geen zin als je opnamen na 24 uur moet wissen. Laten wij nu eens aan die wens tegemoetkomen. Er is geen normale burger die dat erg vindt. Veiligheid is erg belangrijk en dan hebben wij ook meer kans dat wij de draaideurcriminelen kunnen pakken, degenen die elke keer weer terugkomen. Laat EZ nu eens naar Justitie gaan en zeggen dat de minister voortgang moet maken en dat mensen die in herhaling vallen harder moeten worden aangepakt. Laten wij nu eens het initiatief van de SGP toentertijd uitvoeren tot een financiële tegemoetkoming daarvan. Er is nu geld gereserveerd, maar waarom zouden wij niet simpelweg een vrije afschrijving doen van alle investeringen in beveiligingssystemen? Als men het in een jaar wil afschrijven, heeft men een klein liquiditeitsvoordeel. Gewoon doen.
Mijn tweede punt is de bereikbaarheid. Er is nu een beetje wildgroei in bijvoorbeeld venstertijden voor bevoorrading. Wij kunnen de wegen niet zomaar oprekken, maar elke gemeente heeft haar eigen beleid. Voor de leveranciers van de detailhandel of een winkelier met een paar winkels is het nauwelijks meer te doen. Van de ene gemeente mag je er ’s ochtends in, van de volgende dan weer net niet en van de derde weer wel. Daardoor lopen de kosten te hoog op en moeten onnodig veel kilometers worden gemaakt. Laat er nu eens een overleg komen, zodat gemeenten binnen een regio of binnen een provincie de venstertijden gewoon op elkaar afstemmen. Als dat goed gaat, kan de minister daar het initiatief nemen en als het niet lukt, moet wat mij betreft maar een beetje worden ingegrepen in de gemeentelijke autonomie. Het is het belang van de detailhandel, maar er is ook een belang van het beperken van het aantal verkeersbewegingen. Wat betreft geldtransport moeten de tijden gewoon worden vrijgegeven. Dat moet de mogelijkheid hebben om op de meest willekeurige momenten te gaan rijden. Dat zou de veiligheid enorm bevorderen.
Het derde punt is de arbeidsproductiviteit en de arbeidsmarkt. Zowel de OESO als McKinsey geeft aan dat de beperkende regelgeving in Nederland ervoor zorgt dat de productiviteit beperkt is. Ik ben het ermee eens dat wij niet moeten streven naar een oneindige grootschaligheid, maar ik ben ook van mening dat wij daar niet per definitie tegen moeten zijn, want het is toch iets wat in de markt gebeurt. Je ziet her en der een schaalvergroting, maar de echte goede en gespecialiseerde detaillist kan zich ook in deze tijd en zeker in de toekomst onderscheiden van het beetje duffe, massale grootbedrijf. De markt zal daar veel in regelen, maar ik zeg nog maar een keer dat het ontslagrecht heel essentieel is voor de detailhandel. In de Flexwet zitten foutjes. Als je ziek bent geweest, gaat de volgende periode in. Laten wij daar nu eens wat aan doen, want met name in de detailhandel speelt dat punt.
Het vierde punt is de regeldruk. Zoals mevrouw Smeets al zei, laten wij de uitgangspunten van de commissie-Stevens oppakken. Wij hoeven ze niet te bedenken. Laten wij bijvoorbeeld een einde maken aan het gedonder met het elke keer overschrijven van drankvergunningen als er een andere bedrijfsleider komt. Dat geldt voor de horeca, maar ook voor de drankwinkeliers. Overigens is aangekondigd dat het kabinet dat zou doen, maar het is volgens mij nog niet gerealiseerd. Laten wij nu echt eens schrappen in de vergunningen: uitstalvergunningen, reclamevergunningen, het zijn allemaal heel vervelende manieren van gemeenten om geld uit de zak van de ondernemer – in dit geval bijna altijd de detaillist – te kloppen.
Over de winkeltijden komen wij later nog te spreken, maar als de minister ruimte voor ondernemerschap wil geven, mag zij de mogelijkheden om te ondernemen daarmee niet beperken. Nogmaals, wij komen daarop terug.
Wij krijgen dat «mooie» Europese betalingsverkeer, maar voor zover ik weet bestaat nog steeds de kans dat de kosten oplopen. Dat willen wij niet. Het is doodeng dat wij straks van twee grote in het buitenland gevestigde organisaties voor betalingsverkeer afhankelijk zijn. Laten wij ervoor zorgen, dat wij in ieder geval voor onze winkeliers die heel betaalbare manier van pinnen en chippen behouden.
Mevrouw Smeets (PvdA): De heer Aptroot sprak over de Flexwet, maar het is mij onduidelijk wat hij nu veranderd wil hebben om de detailhandelssector tegemoet te kunnen komen.
De heer Aptroot (VVD): De Flexwet gaat uit van drie contractperiodes als het werk bijvoorbeeld via een uitzendbureau loopt. Als iemand zich ziek meldt en na een paar dagen weer begint, is de eerste periode afgerond en begint de tweede. Als iemand twee keer ziek is geweest, zit hij automatisch in de derde periode. Daarna moet je hem in dienst nemen. Ik hoor ook van detaillisten dat dit de mogelijkheid wegneemt om wat langer te kijken of iemand het goed doet. Als iemand twee keer ziek is geweest, is hij weg.
Mevrouw Blanksma-van den Heuvel (CDA): Voorzitter. Collega’s hebben al uitgesproken, dat de Nederlandse detailhandel een ontzettend belangrijke economische en maatschappelijke sector is met een omzet van maar liefst 80 mld., met zo’n 140 000 ondernemers en met 750 000 banen. Het is dus absoluut een sector die van belang is en die voor het CDA de nodige aandacht, ook politiek, mag hebben. Mede op verzoek van het CDA heeft het kabinet een Detailhandelsbrief opgesteld en wij gaan ervan uit, dat dit het begin is van een jaarlijkse Detailshandelsbrief. De sector is van dusdanige importantie dat een debat over de detailhandel een maal per jaar zeker op zijn plaats is. Ik krijg hierover graag een toezegging.
De detailhandel is bij uitstek een departementaal overschrijdende sector: Economische Zaken, VROM, VWS, Justitie en Financiën houden zich ermee bezig. Hoe komen deze visie en beleidsvorming interdepartementaal tot stand en hoe beoordelen de minister en de staatssecretaris hun instrumenten om doorzettingsmacht te tonen?
Hiermee kom ik dan ook direct op de voorliggende eerste Detailhandelsbrief. Mijn fractie vindt deze brief voornamelijk nog een opsomming van zaken die spelen of die op het punt staan te gaan spelen. Zij is vooral gericht op de thema’s innovatie en arbeidsmarkt, maar minder op de sector zelf. Het is dan ook de mening van mijn fractie dat het nog niet echt een visie, een beleidsdocument is. Voor een eerste opzet vinden wij dit absoluut prima. Het is een prima uitgangspunt om hier met elkaar van gedachten over te wisselen, maar de vraag is wel hoe de minister tot een meer integraal visiedocument komt en wat wij nu uiteindelijk willen met de sector. Hoe kunnen wij daar de sector zelf ook meer bij betrekken?De detailhandel is bij uitstek een sector waar veel starters te vinden zijn. Het opzetten of het overnemen van een detailhandelszaak is vaak de eerste kennismaking met het hebben van een eigen onderneming. Jaarlijks is er een doorstroom – een in- en een uitstroom – van zo’n 15 000 ondernemingen. Dit doet een groot beroep op de financieringsmogelijkheden van de overnemende ondernemers of de startende ondernemers. Het is vaak niet eenvoudig om een financiering te krijgen in de detailhandel, zeker niet met de werkelijkheid van vandaag. De kredietcrisis zal ook zijn effect hebben op de detailhandel. Wij maken ons dan ook zorgen over de financierbaarheid in de detailhandel. Het consumentenvertrouwen daalt licht en dit zal ook effecten hebben op de omzet van de detailhandel. Hoe kijkt de minister in het licht van deze ontwikkelingen aan tegen de toekomst van de detailhandel? Graag krijg ik een reactie op de financierbaarheid van de sector en hoor ik waar wij eventueel nog een extra handreiking kunnen doen.
Belangrijk voor de toekomst van de sector is innovatie. Dat wordt ook in de brief gemeld. Ook de sterk veranderende wensen van klanten en nieuwe concurrenten vragen voortdurend om nieuwe winkelconcepten. Ook wordt gesproken over het digitaliseren van de keten. Het zijn eigenlijk onderwerpen aan de orde van de dag en de sector moet daaraan meedoen. Het is ons bekend dat de sector nauwelijks een beroep doet op onder andere de innovatievouchers. Toch zou ook deze sector erbij gebaat zijn als de innovatiemiddelen die daarvoor beschikbaar zijn beter toegankelijk werden. Graag wil ik van de minister horen of zij in ieder geval een soort communicatieoffensief naar de sector wil regelen om ook innovatie in die sector een belangrijke rol te laten spelen.
Voorgaande sprekers zijn al ingegaan op de regeldruk. In 2006 heeft de commissie-Stevens een domeinrapport geschreven over de detailhandel. Daarin zijn veertien aanbevelingen gedaan, waarvan er vele nog om opvolging vragen. Wij zouden in ieder geval een analyse moeten hebben welke aanbevelingen nu zijn gerealiseerd, welke nog openstaan en welke extra versneld kunnen worden voor de detailhandel. Wij denken dan zelf aan de venstertijden, een kostenpost waar je u tegen zegt, de auteursrechten – er komt een nota, maar wanneer? – en de verlenging van de auteursrechten, die nu een termijn van 50 jaar beslaat, maar ineens is verlengd naar 95 jaar. Dat is onwenselijk en het is in ieder geval iets wat door de detailhandel zelf is aangeven. Wij hebben ook regelmatig gesproken over de administratieve rompslomp van de kleine baantjes. Ook de detailhandel heeft veel last van die kleine baantjes en de administratie eromheen. Wil de minister in een brief aangeven welke aanbevelingen er nog liggen en welke extra stimulans voor de vermindering van de regeldruk voor deze sector kan worden gegeven?
45% van de detaillisten is de afgelopen tijd op de een of andere manier slachtoffer geweest van criminaliteit in hun winkel. De directe materiële schade is jaarlijks 232 mln. Dat is ontzettend veel.
De heer Aptroot (VVD): Dat is veel en veel meer. U noemt waarschijnlijk het kwartaalbedrag.
Mevrouw Blanksma-van den Heuvel (CDA): Dank u wel! Er is in ieder geval ontzettend veel geld mee gemoeid, maar los van het geld is het natuurlijk vaak ook een persoonlijk drama als wij het hebben over criminaliteit. 24 mln. is vrijgemaakt voor een extra impuls. De minister start begin 2009 met een proef met veiligheidsadviezen. De proef moet aantonen op welke manier deze veiligheidsscans het best kunnen worden afgenomen. Wat het CDA betreft, moet de subsidie in verhouding staan tot de effecten die ermee kunnen worden bereikt. Ik weet niet of de minister daar enig inzicht in heeft, maar wat dat betreft zouden wij ook bij de inzet van deze middelen zo min mogelijke administratie rompslomp zien. De detailhandel schreeuwt om eenvoudige subsidies in plaats van zeer complexe zaken daaromheen. Hoe kijkt de minister aan tegen de concrete voorstellen van het Platform Detailhandel Nederland? Wij hebben het nog steeds over de veiligheid en de criminaliteit, de verhoging van de standaardbewaartermijn van de opname van de beveiligingscamera’s van 24 uur – dat is wel heel erg kort – naar minimaal drie maanden, geen landelijke belemmeringen meer voor het plaatsen van antirampalen en een landelijk verbod op de rooftassen. Ook door andere collega’s is dit aangekaart. Hoe kijkt de minister daar tegenaan? Hoe staat het met de pilot gezichtsherkenning bij binnenkomst in een winkel? Deze pilot loopt in Utrecht. Is hij succesvol en klaar om landelijk uitgerold te worden?
De detailhandel heeft een centrale maatschappelijke plaats voor de leefbaarheid in onze samenleving, juist in de wijken en dorpen. De leefbaarheid van wijken en dorpen en binnensteden is mede afhankelijk van een goed florerende detailhandel. Verloedering, bereikbaarheid, schaalvergroting et cetera vragen om een beleidsmatige aanpak. In de Nota Ruimte wordt ruimte geboden voor vernieuwende detailhandelsconcepten, bijvoorbeeld hoogwaardige regionale winkelcentra aan de rand van de stad. Mijn fractie is echter van mening dat deze vestigingslocaties niet ten koste mogen gaan van de bestaande detailhandelsstructuur in de wijk of in de binnensteden. In dit kader vraag ik een reactie van de minister op de initiatieven rondom de komst van eventuele megamalls, waar dan ook. Kan ik hierop een reactie van de minister krijgen?
De heer Aptroot (VVD): Mevrouw Blanksma vraagt een reactie van het kabinet, maar kan zij nu eens het standpunt van het CDA geven? Buiten de Kamer roepen de CDA-Kamerleden wel stevige standpunten en ik zou dat graag ook eens hier in de Kamer horen.
Mevrouw Blanksma-van den Heuvel (CDA): Ik denk dat dit wel duidelijk is. Megamalls kunnen een negatief effect hebben op binnensteden en op de leefbaarheid in wijken en de detailhandel daarin, en wij zijn niet op voorhand positief over dit soort concepten.
De heer Aptroot (VVD): Begrijp ik goed dat het CDA geen megamall in Tilburg wil en dat de megamall in Roermond weer dicht moet, evenals het Alexandrium in Capelle? Mevrouw Blanksma moet dan wel consequent zijn.
Mevrouw Blanksma-van den Heuvel (CDA): In eerste instantie is het provinciale besluitvorming, maar in de Nota Ruimte, die wij ook landelijk hebben besproken, staan heel duidelijke uitspraken. Wij zijn van mening dat de komst van dit soort detailhandelsconcepten niet ten koste mag gaan van de binnensteden. Dat is absoluut van belang.
De heer Aptroot (VVD): Het zal deels additioneel zijn en deels ten koste ervan gaan. Ik heb een aantal leden van de CDA-fractie – mevrouw Blanksma zelf ook – horen zeggen dat zij er absoluut tegen zijn. Ik zou hier willen horen of ik de geluiden die de leden van de CDA-fractie in de provincie laten horen ook in de Kamer mag horen. Zo ja, dan zijn zij consequent. Zo nee, dan heeft het CDA een geloofwaardigheidsprobleem.
Mevrouw Blanksma-van den Heuvel (CDA): Onze uitspraken moeten passen in de bevoegdheden die wij hebben. De uiteindelijke besluitvorming ligt bij de provincie c.q. de gemeente. Wij hebben wel afspraken gemaakt over de Nota Ruimte en het CDA heeft ook heel duidelijk zijn standpunt bepaald over deze Nota Ruimte. Wij zijn niet positief over heel grootschalige winkelconcepten die een wegtrekkende beweging hebben van de detailhandel in de binnensteden, waardoor verloedering en dergelijke ontstaan.
Veiligheid en een goed werkend efficiënt betalingsverkeer zijn voor de detailhandel van essentieel belang. Nederland heeft dat betalingsverkeer, maar er gaat op dit gebied heel veel veranderen. Er komt een Europese markt voor betalingsverkeer Ook in een andere setting hebben wij hierover gesproken, vooral over CEPA en de pinbetalingen. Nederland heeft met de pinbetalingen een fantastische betaalmethode. Voor ons is het nog niet zeker of de minister van Financiën voldoende pogingen doet om ervoor te zorgen dat de pinbetalingen zoveel mogelijk in stand worden gehouden, voordat er een goed en betaalbaar ander systeem is.
Mevrouw Gesthuizen (SP): Denkt mevrouw Blanksma daarbij aan het verplicht toepassen van de nieuwe technieken om ervoor te zorgen dat de pinbetalingen wel kunnen blijven meedraaien?
Mevrouw Blanksma-van den Heuvel (CDA): Ik denk het wel. Als nu wordt besloten dat er geen veiligheidschip op de pinpas komt, weet je gewoon dat er uitgefaseerd wordt en dat het einde oefening is voor de pinbetalingen. Ik roep de minister en de staatssecretaris dan ook op om alle veiligheidsaspecten die ook vandaag de dag belangrijk zijn in de pinbetalingen door te voeren. Anders worden zij automatisch uitgefaseerd voordat er een goed alternatief is.
Voorzitter: Blanksma-van den Heuvel
Minister Van der Hoeven: Voorzitter. Het is goed om te spreken over de detailhandel, los van de vraag of er nu wel een grensverleggende visie in de brief is opgenomen of niet. Dat neemt niet weg dat wij met elkaar stil moeten staan bij het belang van de detailhandel voor Nederland en bij de constatering dat de brief op draagvlak bij de detailhandelsorganisaties kan rekenen, zo zeg ik in de richting van mevrouw Smeets. Wel moet ik erop wijzen dat niet alle beslissingsbevoegdheid bij deze twee bewindslieden ligt. Wij mogen daar ook geen valse verwachtingen over wekken. Natuurlijk is Economische Zaken het loket, ook voor de detailhandel. Het overleg met de detailhandel wordt ook gevoerd, maar daarnaast zijn er andere departementen die wat betreft de regelgeving iets te zeggen hebben over de detailhandel en zijn het de gemeenten die iets te zeggen hebben over bijvoorbeeld lokale belastingen, venstertijden, bereikbaarheid en wat dies meer zij. Wat betreft je «macht» ben je dus beperkt. Dat wil echter niet zeggen dat je het daarbij moet laten. Het komt mij bijvoorbeeld verstandig voor om in de overleggen niet alleen met andere departementen, maar ook met organisaties als de VNG deze punten expliciet opnieuw aan de orde te stellen. Dat gebeurt regelmatig, maar het is goed om dat hier nog eens te bevestigen, omdat daarbij ook de oproep wordt gedaan om inderdaad een aantal zaken te regelen. Ik kom hierop dadelijk met een voorbeeld terug. Wat dat betreft is het van belang om de «macht» die wij hebben in het oog te houden. Inderdaad heeft de heer Ten Hoopen om deze brief gevraagd.
De detailhandel loopt tegen een aantal uitdagingen aan en uiteraard wordt ook hij geconfronteerd met de gevolgen van de financiële crisis, misschien de een in meerdere mate dan de andere. Op langere termijn is een aantal structurele veranderingen nodig en dat laatste staat natuurlijk centraal in deze brief.
Ik wil vooropstellen dat wij een structureel sterke detailhandel nodig hebben. Deze moet ruimte hebben om te ondernemen en moet op marktkansen kunnen inspelen. Deze twee zaken zijn een garantie voor een sterke detailhandel. Natuurlijk kunnen wij op een aantal punten deze detailhandel ondersteunen. Ook ik hoor verhalen over banken die geen oog meer hebben voor het mkb, de detailhandel. De detailhandel heeft vooral belang bij de uitbreiding van het borgstellingkrediet voor het midden- en kleinbedrijf, natuurlijk niet iedereen, maar een aantal wel. De uitbreiding behelst dat de bedrijven nu 250 werknemers kunnen hebben in plaats van 100, wij de garantstelling van 50% naar 80% verhogen, de maximale garantie van 1 mln. naar 1,5 mln. gaat en de maximale startersfaciliteit van € 100 000 naar € 200 000. Dat zijn toch maatregelen die ook voor de detailhandel relevant zijn. Ik heb gisteren in het debat begrepen dat er toch nog steeds problemen zijn bij het aanvragen van het borgstellingskrediet, maar wij staan voor 740 mln. garant, waarbij het uitgezette bedrag veel hoger is. Men weet dus wel degelijk hoe het moet, anders zou ik dat geld niet hebben kunnen vastzetten. Ik weet dat het niet overal hetzelfde is en dat ook wel eens «neen» wordt verkocht, maar daarbij gaat het er soms ook om dat het bedrijf in kwestie met andere problemen wordt geconfronteerd die niet met een borgstellingskrediet kunnen worden verholpen. Dat moeten wij wel in het oog houden. Ik ben het echter zeer met de Kamer eens dat daar waar wij procedures kunnen vereenvoudigen en/of versnellen, wij dat zeker moeten doen.
Mevrouw Gesthuizen (SP): Tijdens het debat gisteren ging het kort over de kredietverzekeraar. Het was er een, zo las ik in de krant, die 20 000 ondernemingen op de zwarte lijst ging zetten. Heeft de minister een idee of dit iets is wat met name de detailhandel zal treffen?
Minister Van der Hoeven: Ik ken het probleem, want gisteren heeft mevrouw Kant deze vraag gesteld. Laten wij maar man en paard noemen: het gaat over Atradius. Ik heb gisteren gezegd dat wij dit op dit moment uitvoerig bestuderen. Zodra wij daar een mening over hebben, kom ik daarmee naar de Kamer terug. Op dit moment kan ik daar niet in detail op ingaan.
Mevrouw Gesthuizen (SP): Dat snap ik, maar de minister begrijpt wel mijn druk erachter? Iedereen wil graag in kaart hebben wie dat nu gaat treffen, hoeveel bedrijven er inderdaad zo’n verzekering hebben en wat de directe consequenties zijn. Als ik het goed begrijp, is die informatie er op dit moment nog niet.
Minister Van der Hoeven: Nee, het gaat hier om het verzekeren van het leverancierskrediet, waarbij het eigenlijk gaat om het inschatten van het risico dat je loopt met bepaalde leveranciers of afnemers. Ik kan daar echt op dit moment niet verder op ingaan. Wij bekijken dat samen met het ministerie van Financiën.
De heer Aptroot (VVD): De VVD zou graag zien dat het kabinet en met name de minister van Economische Zaken kijkt naar de problemen van financiering van bedrijven, dus ook naar kredietverzekering. Wij hoeven daar geen dikke nota’s over te krijgen. Door er maar over te blijven praten, wordt het probleem ook groter gemaakt. Wellicht kan enige stille diplomatie tot resultaten leiden. Dat vertrouw ik de minister en de staatssecretaris zeer toe. Het gevaar is niet dat ergens eens een keer een kredietverzekering wordt ingetrokken. Dat is normaal en dat moet ook af en toe gebeuren. Als bedrijven echt niet kredietwaardig zijn, moet je ze ook geen krediet geven. Het gevaar is echter een beetje dat wij elkaar iets aanpraten. Dat moeten wij niet doen. Als de minister bereid zou zijn tot stille diplomatie en een paar ondernemersorganisaties en kredietverzekeraars om de tafel zou krijgen, kan wellicht een goed gesprek op gang worden gebracht. Ik zou dat geweldig vinden.
De voorzitter: Ik wil daar ook nog iets aan toevoegen. Het CDA heeft gisteren samen met D66 zowel aan de minister van Financiën en de minister van Economische Zaken als aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vijf indringende vragen over dit onderwerp gesteld. Daarbij hebben wij juist op het effect op het mkb en de detailhandel in het bijzonder gewezen van de zwarte lijst met 20 000 ondernemingen. Als deze schriftelijke vragen beantwoord zijn, zullen wij al een heel goed beeld hebben van de stand van zaken.
Minister Van der Hoeven: Daar komt een antwoord op. Wij hebben gisteren toegezegd dat het kabinet op heel korte termijn een brief zal schrijven over de wijze waarop het denkt om te gaan met de gevolgen van de financiële crisis, zoals het die op dit moment kan inschatten. Ik ben het wel met de Kamer eens; er zijn natuurlijk ook positieve punten. De afnemende groei van de consumptie is er, maar het is wel nog steeds groei. Het CBS meldde vrijdag dat wij van 2,3% in het tweede kwartaal naar 1,3% in het derde kwartaal zijn gegaan. Hoewel het afvlakt, is er nog steeds wel groei. ING heeft de omzet van de detailhandel onderzocht en daaruit is nog niet direct een sterke neergang te zien. Dat is heel simpel, want daarbij speelt de vrij gunstige koopkrachtontwikkeling in 2009 een rol. Ook het schrappen van de btw-verhoging draagt ertoe bij. Het CPB komt binnenkort met nieuwe ramingen voor 2009 en het is van belang dat wij bij de keuzes die wij maken in ieder geval die zaken doen die helpen op de korte termijn, maar die vooral ook positief doorwerken op de langere termijn. Uiteindelijk gaat het erom dat wij als een goede economie uit deze crisis komen. Dat moet altijd in het oog worden gehouden bij de maatregelen die worden genomen, maar dat gaat een beetje verder dan de detailhandel.
De heer Aptroot (VVD): Ik wil er helemaal geen extra debat over hebben, maar er zijn een paar ondernemersorganisaties die een geluid laten horen dat de gebeurtenissen rond de kredietverzekering misschien wel ongunstig is. Zou de minister niet eens met de partijen en met de kredietverzekeraars om de tafel kunnen zitten voor een goed gesprek? Dan kan de lucht misschien geklaard worden. De minister kan dat ook goed en positief brengen, als een mediator.
Minister Van der Hoeven: Laten wij afspreken dat ik in ieder geval niet alleen naar het papier wil kijken, maar ook wil luisteren naar de mensen die het betreft. Dat lijkt mij te kunnen helpen voor het verkrijgen van een totaalbeeld.
De detailhandel heeft te maken met structurele uitdagingen. Zij voelt zich af en toe ook een beetje een ondergeschoven kind, omdat niet altijd uitdrukkelijk aandacht wordt geschonken aan zijn positie. Alleen al daarom is het goed om hier over de detailhandel te spreken, omdat wij dan ook kunnen uitspreken waarop wij gaan inzetten.
De voorzitter: De detailhandel voelt zich een ondergeschoven kind. Ik heb mij door het Platform Detailhandel laten vertellen dat binnen het departement 0,5 fte als contactpunt is vrijgemaakt voor de detailhandel. Kan de minister dat bevestigen of heeft zij er een heel peloton ambtenaren op zitten?
Minister Van der Hoeven: Wat is een peloton ambtenaren? Wij hebben ondernemingen en innovatie. Een aantal mensen is heel gericht bezig met alles wat het ondernemen aangaat. Ondernemen is een breed begrip. Met alle respect voor de heer Aptroot, maar het zijn niet allemaal knopenwinkels. Het is meer, het is ondernemen. Daar hoort ondernemen in de detailhandel bij. Men moet weten dat de mensen er zijn, maar «de detailhandel» bestaat niet, gelet op de enorme variëteit bijvoorbeeld wat de omvang betreft. Of het nu heel grote en kleine bedrijven zijn, zij behoren alle tot «de detailhandel».
De detailhandel speelt goed in op dynamiek. Je ziet schaalvergroting, parallellisatie, specialisatie, ontwikkeling van franchising en andere vormen van samenwerking. Je ziet ook het internet als verkoopkanaal. Daar is ook niet iedereen even gelukkig mee, terwijl anderen er juist heel erg gelukkig mee zijn.
Een belangrijk steuntje in de rug is het spreken met de sector. Dat hebben wij in april van dit jaar gedaan en toen hebben wij afgesproken dat wij dit elk jaar zullen herhalen. Daarmee worden, behalve de jaarlijkse gesprekken met andere organisaties, ook voor de detailhandel de dingen jaarlijks op een rijtje gezet. Daaruit is ons gebleken dat bereikbaarheid en bedrijfsfinanciering extra aandacht verdienen. De staatssecretaris zal ingaan op de verschillen in lokale regels en veilig ondernemen.
Elk jaar zullen wij spreken over de problemen en de kansen van de sector. Als de Kamer elk jaar op een bepaald moment wil horen hoe het ervoor staat, zouden wij dat het best kunnen doen in de verantwoording over het afgelopen jaar, dus bij het jaarverslag over in dit geval 2008. Daarmee wordt het een plaats gegeven en komen de zaken toch verder aan de orde, maar elk jaar een brief is naar mijn mening een beetje te veel van het goede. Wij kunnen er op deze manier aan tegemoetkomen dat de sector elk jaar aan de orde komt. Dan is het aan de Kamer zelf op welke manier zij dat bespreekt. Wij hebben vier zaken aangegeven die extra overheidsaandacht vragen. Op deze manier vormen wij een goede basis voor verdere gesprekken met elkaar en kunnen wij ook aantonen wat er bereikt is op die vier terreinen.
Zoals de woordvoerders zelf al aangaven, heeft detailhandel met heel veel beleidsterreinen van verschillende departementen te maken. Deze brief is het resultaat van de gesprekken over visie en beleidsvorming. Ik moet wel zeggen dat elk ministerie zijn eigen verantwoordelijkheid heeft voor de inzet van de eigen instrumenten. Mevrouw Smeets heeft gevraagd of dit een consultatiebrief was zoals de Industriebrief. Ja, maar wel anders. Twee jaar geleden is er ambtelijk overleg geweest met het Platform Detailhandel over de onderwerpkeuze. Daarna is er overleg met het platform geweest over het eerste concept. Vervolgens is er begin dit jaar een interactieve sessie geweest met ondernemers en consumenten. Er zijn interviews gehouden met tien ondernemers, er is bestuurlijk overleg geweest met het platform en daar is afgesproken om er een gezamenlijk stuk van te maken. Daarna is er in mei en juni nogmaals ambtelijk overleg geweest. De brief is inderdaad aangepast en er is een interactieve consultatie geweest, maar anders dan bij de Industriebrief. Het draait er natuurlijk om wat het oplevert. Juist deze brief heeft geleid tot een concretere en meer toegespitste aanpak van winkelcriminaliteit, van de administratieve lasten- en de regeldruk, waarop de staatssecretaris nog verder zal ingaan.
Naar mijn mening hebben wij de reactie van het kabinet op het domeinrapport gegeven. In het Actieplan Detailhandel en de aanpak regeldruk uit 2007 en de voorjaars- en najaarsrapportage over regeldruk zijn de acties uit dit plan opgenomen.
Mevrouw Smeets (PvdA): Ik ga ervan uit dat de staatssecretaris hierop nog inhoudelijk terugkomt.
Minister Van der Hoeven: Ja. Kortom, ik ben het zeker niet eens met de opmerking van de heer Aptroot en zijn kwalificatie van deze brief. Dat hij misschien iets meer had verwacht, is altijd het geval. Deze brief vormt echter een uitstekend uitgangspunt om in deze kabinetsperiode verder te werken. De brief heeft in feite ook een agenda aangegeven en wij zullen zeker terugrapporteren wat wij op die punten hebben bereikt.
De heer Aptroot (VVD): De minister spreekt over een uitstekend uitgangspunt, maar alles kan een uitgangspunt zijn. Het is een prima omschrijving, maar welke nieuwe stevige maatregelen kondigt de minister met haar staatssecretaris aan?
Minister Van der Hoeven: Het is maar de vraag of je nieuwe stevige maatregelen moet aankondigen, behalve dat wat wij aangekondigd hebben en wat wij doen. Men loopt tegen de bereikbaarheid aan, de regeldruk en de problemen rondom de kleine banen. In andere stukken hebben wij al aangegeven dat deze punten moeten worden aangepakt en dat wij die ook zullen aanpakken. Daarbij moeten wij er wel voor zorgen om niet op andermans stoel te gaan zitten. Dat klinkt heel vervelend, maar dat werkt gewoon niet. Zodra je dat doet, gaan de hakken in het zand. Dat schiet niet op.
Ik ben het eens met de opmerkingen over de bereikbaarheid en de stedelijke distributie. Dat moet inderdaad beter en ik zie die problemen ook. Het kader daarvoor is te vinden in de Nota Mobiliteit. Het uitgangspunt daarbij is gezamenlijk overleg tussen provincies, gemeenten en bedrijfsleven. Wij faciliteren dat, samen met de Ambassadeur Stedelijke Distributie, de heer Eric Janse de Jong, de opvolger van de Commissie Stedelijke Distributie. Als de Kamer van mening is dat er op dat punt te weinig geleverd wordt door de Ambassadeur Stedelijke Distributie, is dat een concreet punt waarop misschien meer en sneller geleverd kan worden. Het gaat inderdaad niet snel genoeg. Ik ben het daarmee eens. Te vaak zien wij nog dat gemeenten niet beseffen dat het ook hun probleem is en dat zij ook verantwoordelijk zijn voor een deel van de oplossing.
Mevrouw Gesthuizen (SP): De minister zegt dat dit stevige maatregelen zijn die dan genomen moeten kunnen worden. Dat verbaast mij echter. Haar brief begint namelijk met het hoofdstuk Veiligheid en ik ben mijn betoog ook met dat onderwerp begonnen. Het gaat om 1 mld. per jaar.
Minister Van der Hoeven: Ik ga niet over veiligheid spreken; dat gaat de staatssecretaris doen.
Mevrouw Gesthuizen (SP): Maar in antwoord op de opmerking van de heer Aptroot zegt u dat het wel de vraag is of je wel met oplossingen moet komen. Met andere woorden: er zouden dus niet zo veel problemen zijn. Maar die zijn er dus wel en zij zijn groot, zeker op het gebied van criminaliteit. De minister kent ongetwijfeld ook het boekje Winkeliers rekenen af met criminaliteit, dat is uitgereikt op de manifestatie. Ik vind het dan jammer dat de coalitie onze motie bij de begrotingbehandeling van Justitie over een waarborgfonds niet steunt, terwijl dat een van de problemen is waar winkeliers concreet mee te maken hebben. Dat valt mij wel heel erg tegen en nu hoor ik de minister zeggen dat er grote problemen moeten zijn om aan te pakken. Betekent dit dat zij nog niet genoeg doordrongen is van de omvang van dit probleem?
Minister Van der Hoeven: Met alle respect, maar mevrouw Gesthuizen gooit nu alles op een hoop en maakt er mooie mushawara van. Dit is flauwekul. Ik heb gezegd dat er wel degelijk problemen zijn en dat wij die ook onderkennen, maar dat het de vraag is of je met grootschalige oplossingen vanuit het Rijk moet komen. Wat de bereikbaarheid en de stedelijke distributie betreft ligt de kern van het probleem van de aanpak in het gezamenlijk overleg tussen provincies, gemeenten en het bedrijfsleven. Vanuit onze kant faciliteren wij met de Ambassadeur Stedelijke Distributie en wat ons betreft, gaat het niet snel genoeg. Tegelijkertijd komt het kabinet met een plan van aanpak naar aanleiding van de conclusies van de commissie-Noordzij, die onder andere heeft geadviseerd over experimenten, gericht op verbetering van de stedelijke distributie. Ik vind dat prima en uiteraard sta ik daarachter. Je ziet nu dat gemeentelijke regels, bijvoorbeeld over venstertijden, ertoe bijdragen dat de problematiek alleen maar groter wordt in plaats van kleiner. Ik begrijp wel dat elke gemeente haar eigen regels wil hebben, maar zij moet wel over de eigen grenzen durven kijken als zij die problemen wil oplossen. Dit is wat ik graag over de bereikbaarheid en stedelijke distributie kwijt wil. Als mevrouw Gesthuizen werkelijk denkt dat wij niet in de gaten hebben hoe de detailhandel ervoor staat, heeft zij in de eerste plaats niet goed gelezen en heeft in de tweede plaats dit debat niet veel zin.
Mevrouw Gesthuizen (SP): Dan heeft dit debat inderdaad geen zin. De minister geeft geen antwoord op mijn vraag.
Minister Van der Hoeven: Maar wat is uw vraag dan?
Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik begrijp dat deze minister niet over veiligheid gaat en ik begrijp bovendien dat een groot deel van de veiligheid op het terrein van de collega’s van Justitie ligt. Maar deze minister zegt in antwoord op vragen van de heer Aptroot, die erop wijst dat er toch wel tamelijk weinig voornemens van het kabinet in deze Detailhandelsbrief staan, dat er wel van die grote verbeterpunten moeten zijn. Ik wijs vervolgens op een heel groot punt, namelijk de veiligheid en zij kaart vervolgens ons voorstel in de begrotingsbehandeling van Justitie af. Dat vind ik gemakkelijk en daar ging mijn vraag over.
Minister Van der Hoeven: Dan kan ik die vraag heel simpel beantwoorden. Mevrouw Gesthuizen heeft dus duidelijk moeite in de Tweede Kamer met het verkrijgen van draagvlak voor haar motie. Dan moet zij bij haar collega’s in de Tweede Kamer zijn en niet bij mij.
Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik spreek het kabinet graag aan.
Minister Van der Hoeven: Maar niet op het stemgedrag van de coalitie! Daar moet mevrouw Gesthuizen haar eigen collega’s op aanspreken.
Mevrouw Gesthuizen (SP): Nee, ik spreek de minister graag aan, omdat wij hier spreken over de Detailhandelsbrief. De minister heeft zojuist aangegeven dat zij graag het aanspreekpunt voor de detailhandel wil zijn. Als wij het over winkelcriminaliteit hebben, klop ik dus bij haar op de deur.
Minister Van der Hoeven: Mevrouw Gesthuizen heeft geen meerderheid in de Tweede Kamer gekregen voor haar motie. Zo simpel is het.
Mevrouw Smeets (PvdA): Mevrouw Gesthuizen spreekt specifiek de coalitiepartijen aan en daarmee voel ik mij als vertegenwoordiger van de PvdA ook aangesproken. Zij treedt met voeten datgene wat dit kabinet wel doet. Gisteren is er namelijk nog een convenant gesloten, waarmee blijkt dat het kabinet niet voor 20%, maar voor 30% vermindering van de criminaliteit gaat. Dat hoor ik mevrouw Gesthuizen hier niet zeggen. In de tweede plaats hebben wij om een specifieke officier van justitie gevraagd, juist voor winkel- en ladingdiefstal. Mevrouw Gesthuizen kan niet staande houden dat dit kabinet en deze coalitiepartijen, waaronder de PvdA, hieraan voorbijgaan. Zij schetst hier een verkeerd en scheef beeld.
De voorzitter: Ik wil de staatssecretaris dadelijk in de gelegenheid stellen om hierop te antwoorden. Als de coalitie wordt aangesproken, kan de coalitie reageren, maar in dit geval wordt het kabinet aangesproken.
inister Van der Hoeven: Dat hebt u goed gezien.
Aan het adres van de heer Aptroot merk ik op, dat ik de problematiek niet ontken, maar het is voor mij de vraag of wij hiervoor met grootschalige maatregelen moeten komen en of wij niet juist die oplossingen moeten kiezen die passen bij de aard en de schaal van de problemen. Dat is wat ik heb aangetoond met mijn opmerkingen over bereikbaarheid en stedelijke distributie.
Hetzelfde geldt voor de bijdrage aan de leefbaarheid van steden, dorpen en wijken. De Nota Ruimte is gericht op een fijnmazige distributiestructuur en op variatie in het winkelaanbod. In dat verband onderschrijft het kabinet de IPO-richtlijnen die voorrang geven aan versterking en vernieuwing van bestaande winkelgebieden. Ik zie ook dat er in heel korte tijd op verschillende plaatsen plannen zijn voor gigantische shopping malls en ik vraag mij met de Kamer af welke consequenties deze centra hebben voor de bestaande structuur van de binnenstad, van de omgeving en dus ook van de kleinere winkelcentra eromheen. Nederland is geen Frankrijk en geen Verenigde Staten, waar deze shopping malls een heel andere functie hebben.
Ik roep inderdaad de provincies op, hun toezichtrol goed uit te voeren en nauwlettend toe te zien op de naleving van de IPO-richtlijnen. Dat is wat ermee moet gebeuren. Ik wil absoluut niet pleiten voor een bouwsel binnen de periferie. Dat kan natuurlijk niet. Je ziet ook dat er in de Nota Ruimte ruimte is voor nieuwe ontwikkeling. Het gaat om zorgvuldigheid, het afwegingskader en de afwegingsbesluitvorming. Die zijn aan de gemeente, met provinciaal toezicht op dat proces. Zo moeten wij het ook houden en daar mogen wij niet in treden.
De voorzitter: Ik begrijp dat de minister op hetzelfde standpunt staat als het CDA, namelijk dat bestaande structuren niet mogen worden uitgehold als wij spreken over heel grote shopping malls. Hoe ziet de minister bijvoorbeeld een verruiming van de Winkeltijdenwet voor dit soort grote shopping malls?
Minister Van der Hoeven: Ik begrijp uw vraag niet. Ik vind een shopping mall geen toeristische attractie.
De voorzitter: Dank u wel voor het antwoord!
Minister Van der Hoeven: Het gaat er natuurlijk om dat je een gevarieerd winkelaanbod houdt. Daar is iedereen van doordrongen. Er moet ruimte zijn en er moet inderdaad ruimte zijn voor klein. De provincie Noord-Brabant moet ook haar verantwoordelijkheid op dit punt nemen. Ik vind het inderdaad van belang dat er een gevarieerd aanbod is. Het voorstel van mevrouw Smeets op lokaal niveau met lokale initiatieven kan heel goed werken, maar het is iets anders dan wanneer het Rijk moet gaan bepalen wie waar en tegen welke huur een winkel gaat runnen. Dat kan niet. Als dit soort initiatieven er is, is er niets op tegen dat gemeenten daarin een rol kunnen vervullen door daaraan bijvoorbeeld in bestemmingsplannen of in onderhandelingen met projectontwikkelaars aandacht te schenken. Maar dat is iets anders dan wanneer wij dat vanaf hier gaan opleggen.
Ik zou het verhaal over de verscentra voor 1 december toegestuurd krijgen, maar wij hebben het nog niet gezien. Als ik het heb gelezen, zal ik erop reageren.
Mevrouw Smeets (PvdA): Ik vind het heel vreemd, want wij hebben nu zeker al zo’n vijf weken geleden een kopie gehad van de brief die aan de minister is gestuurd.
Minister Van der Hoeven: Wij zoeken het op.
Mevrouw Gesthuizen heeft gevraagd hoe het zit met de goederentram. In 2006 hebben wij financieel bijgedragen aan een haalbaarheidsstudie vanuit Pieken in de Delta, het programma voor de Noordvleugel. Dit is een haalbaarheidsstudie Citycargo voor € 50 000. Citycargo wordt ook ondersteund vanuit het Koplopersloket. Ik weet dat er problemen zijn, maar ik kan er op dit moment niets over zeggen omdat het om bedrijfsvertrouwelijke informatie gaat. Ik ken de problemen die er spelen. Daar moet ik het helaas bij laten, maar ik ben er nog niet vrolijk over.
Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik wilde de minister wat podium geven om een succesverhaal te vertellen, maar helaas is dat dus niet het geval.
Minister Van der Hoeven: Dat had ik veel liever gedaan.
Er is gesproken over een communicatieoffensief ten behoeve van innovatie. Ik vind het jammer dat de sector inderdaad heel weinig gebruik maakt van het innovatie-instrumentarium. Op dit moment hebben wij een ipc voor de poeliers. Dat is een kleintje en ik vraag mij dan af waarom zij niet zelf vanuit de branche met een aanvraag voor een ipc komen. Een aantal dingen kan namelijk heel interessant zijn. Dat kunnen vernieuwde concepten zijn, het kan over de toepassing van ICT gaan en over allerlei andere zaken. Ik ben geen detaillist, maar ik vind het van groot belang dat de sector zelf kijkt en een sprong over de eigen schaduw heen maakt. Misschien moet de sector het wel niet in zijn totaliteit doen, maar moet worden begonnen door een paar branches die het met elkaar kunnen vinden, dus een communicatieoffensief als zodanig. Ik denk dat het ook met de aard van de sector te maken heeft. Samen met de organisaties moeten wij daar toch nog eens aandacht voor vragen. De mogelijkheden zijn er, het ipc-budget voor volgend jaar is behoorlijk verruimd en het is jammer dat er geen gebruik van wordt gemaakt.
Naar aanleiding van de opmerkingen over het rapport van McKinsey merk ik op dat wij de regeldruk kunnen verminderen en de bereikbaarheid en de communicatie over de innovatie-instrumenten kunnen verbeteren, maar dat alleen maar schaalvergroting door consolidatie haaks zou staan op dat wat wij willen met de fijnmazige winkelstructuur.
Tot slot is nog een vraag gesteld over de stagiaires. Er is een subsidieregeling Beroepsonderwijs in Bedrijf, juist gericht op innovatieve leertrajecten in het mkb. Ik wil met de sector bezien op welke manier deze regeling voor de detailhandel gebruikt kan worden, maar ik kreeg een beetje de indruk dat de Kamer wenste dat wij stagiaires voor kleine winkeliers gaan subsidiëren. Ik moet natuurlijk ook in de gaten houden dat wij geen werkgelegenheid gaan subsidiëren. Ik zou dat niet graag zien, maar wel wil ik graag meenemen dat wij ervoor gaan zorgen dat er meer aan gebeurt.
Mevrouw Gesthuizen (SP): Het zou inderdaad gaan om het wegnemen van drempels.
Minister Van der Hoeven: Ik heb de Kamer in ieder geval toegezegd om te bezien wat wij meer kunnen doen met de regeling Beroepsonderwijs in Bedrijf.
Staatssecretaris Heemskerk: Voorzitter. De Detailhandelsbrief is wellicht niet de bloedstollend spannendste brief die wij de Kamer gestuurd hebben – de heer Aptroot heeft daar deels wel een punt – maar tegelijkertijd geeft zij wel een heel nuttig overzicht van wat er allemaal gebeurd is en nog zal gebeuren. Zij is gebaseerd op constructief overleg met verschillende partijen. Zij laat zien dat de detailhandel middenin de samenleving staat, met als gevolg dat zij met heel veel overheden te maken heeft. Ik moet erbij vermelden dat ik ook geen wezenlijke alternatieven van de Kamer heb gehoord. Er zijn specifieke vragen gesteld, maar er is niet zo’n groot alternatief gegeven dat de hele brief de prullenbak in kan. Ik wil dan ook zo constructief mogelijk ingaan op de vragen die door de Kamer zijn gesteld en deze in drie blokjes behandelen.
De voorzitter: De staatssecretaris doet aan uitlokking en mevrouw Gesthuizen mag hierop reageren.
Mevrouw Gesthuizen (SP): Wij hebben ons plan voor een betere bescherming van hurende ondernemers ingediend bij de begrotingsbehandeling voor Economische Zaken. Bij diverse begrotingsbehandelingen hebben wij plannetjes ingediend – ik wil ze hier allemaal nog wel een keer uitgebreid toelichten – en ik heb samen met de heer Van der Vlies een initiatiefwet ingediend. Wij hebben dus wel degelijk alternatieven gegeven.
Staatssecretaris Heemskerk: Er is wel degelijk een verschil in maatvoering in een zondagsopenstelling of de snelheid waarmee je met het fonds aan de slag moet en wat je wel of niet vanuit de centrale overheid kunt doen tegen leegstand. Daar ga ik nog allemaal op in. Ik wilde mijn beantwoording in drie blokjes verdelen. Het eerste is de regeldruk, waaronder ook het betalingsverkeer valt. Het tweede blokje is leegstand in winkelpanden en het derde is de heel wezenlijke vraag over de veiligheid.
Wat hebben wij gedaan op het terrein van de regeldruk? Mevrouw Smeets sprak over veertien punten uit het plan van Stevens. Dat waren er dertien. Ik zal elf voorbeelden geven waarmee wij de regeldruk verminderd hebben voor de detailhandel. Er wordt concrete voorlichting gegeven via Antwoord voor bedrijven, het Arboportaal is opgezet, de ziektetermijn bij het UWV is verlengd van dertien naar 42 weken, het uittreksel van de Kamer van Koophandel hoeft niet langer bij de vergunningsaanvrage te worden ingeleverd, het Activiteitenbesluit is ingevoerd op het terrein van milieubeheer en dat heeft geleid tot opschoning en samenvoeging van buitengewoon veel milieuregels, het toezicht is vernieuwd, de VNG heeft modelverordeningen herzien waaronder de Algemene Plaatselijke Verordening tot een ondernemersvriendelijke APV, wij vervangen heel wat vergunningen door regels, de commerciële en de fiscale jaarrekening vallen samen, de eerstedagmelding is afgeschaft en steeds meer bedrijven hoeven nog maar vier keer per jaar hun btw-aangifte te doen en niet meer twaalf keer. Dat zijn elf willekeurige voorbeelden. Ik kan ook ingaan op de dertien punten van de commissie-Stevens, maar ik geef wel toe dat mevrouw Smeets een punt heeft als zij zegt dat wij niet moeten doen alsof de verantwoordelijkheid voor de regeldruk bij anderen ligt. Die verantwoordelijkheid ligt ook bij EZ. Staatssecretaris De Jager en ik hebben een systeemverantwoordelijkheid, een coördinerende rol in het aanjagen van onze collega’s op het gebied van de regeldruk, maar wij maken niet alle wetgeving. Daarvoor kom je, bijvoorbeeld bij de Drank- en Horecawet, terecht bij collega Klink, die in de voortgangsrapportage heeft laten weten – dit meteen in antwoord op de vraag van de heer Aptroot – dat de betreffende horecaondernemer niet langer steeds een nieuwe vergunning hoeft te hebben als de leidinggevende verandert. Nu kan volstaan worden met melding van de nieuwe naam.
De heer Aptroot (VVD): Ik heb dat voornemen wel gelezen, maar in de praktijk werkt het kennelijk nog niet zo. Het is op zichzelf goed dat het nu gaat gebeuren, maar laten wij ervoor zorgen dat het ook zo snel mogelijk in de praktijk wordt gebracht.
Staatssecretaris Heemskerk: Daar ben ik het mee eens.
Mevrouw Smeets (PvdA): De staatssecretaris meldt dit nu in antwoord op de vraag van de heer Aptroot, maar het is nog zeker niet geregeld. Ik heb in mijn motie opgeroepen om het sneller te regelen en het antwoord van de minister van VWS is dat dit pas in 2009 wordt geregeld. Ik wilde dit in het algemeen overleg over de regeldruk aan de orde stellen, want ik ben het met de heer Aptroot eens dat het een schande is dat dit al zo veel jaren sleept.
Staatssecretaris Heemskerk: Ik ben het met u eens. Het kabinet heeft in collegiaal constructief overleg het besluit genomen dat dit moet verdwijnen. De plek waarop dat moet gebeuren, is de Drank- en Horecawet. De Raad van State is om advies gevraagd. Als de Kamer het erin amendeert op een andere plek, is dat haar medewetgevingsrecht. Ik stip de dertien punten alleen aan om duidelijk te maken dat er veel werk is verricht.
Er werd gewezen op het doorlichten van de gemeentelijke vergunningen. Dat staat in het bestuursakkoord met de VNG. Ook de precariorechten zouden worden herzien. Dat is een gemeentelijke bevoegdheid. Een andere aanbeveling was om duidelijke normen te stellen over de bevoorrading van winkels. Daarover heeft de minister ook al een aantal dingen gezegd en daar gaat de Ambassadeur voor Stedelijke Distributie mee aan de slag. De parkeernormen bij winkelgebieden moeten worden verruimd. Ook dat maakt deel uit van de stedelijke distributie. De commissie-Stevens pleitte ervoor verder te gaan dan het SER-advies met de afdrachten aan werknemersverzekeringen en pensioenfondsen voor kleine banen. In de voortgangsrapportage Regeldruk wordt een aantal activiteiten met betrekking tot de kleine banen genoemd. Ook moet de registratie- en bewaarplicht van de arbeidspatronen van kleine banen worden afgeschaft; daarmee is Sociale Zaken aan de slag. Er moet toezicht worden gehouden op risico’s. Er wordt gesproken over garantietermijnen en over de Prijzenwet die gemoderniseerd moet worden met de standaardeenheden. De administratieve lastendruk is monnikenwerk, maar de kappers hoeven tegenwoordig niet meer dat bordje bij de deur te hebben. Wel moeten zij ervoor zorgen dat een klant van tevoren weet wat het kost om het haar te laten wassen, knippen en föhnen, maar de manier waarop zij dat laten weten, is nu vormvrij voorgeschreven. Voor andere dingen, zoals huishoudelijke producten en verf, was de aanbeveling om die vrij te laten voor sommige categorieën. Daarover heeft een ander deel van het bedrijfsleven om eenduidigheid gevraagd, omdat men per kilo of per zakje wil vermelden wat het kost. Men was het onderling oneens. Ik heb vervolgens de commissie-Wientjes gevraagd om de knoop door te hakken. Wientjes komt dus binnenkort met een reactie. Zo ziet men dat het soms maat- en detailwerk is. De twaalfde aanbeveling was een vrijstelling voor het mkb van de Europese statistiekverplichtingen. Nu is er veel minder enquêtedruk. De dertiende aanbeveling was om een ondergrens op te zetten voor de registratieplicht voor de verpakkingsbelasting op 50 000 kg. Ook de verpakkingsbelasting wordt vereenvoudigd en per 1 januari 2009 wordt het aantal tarieven van de categorieën die door de Tweede Kamer waren opgehoogd weer teruggedrongen en geldt ook de heffing voor pallets en kratten niet meer. Daarmee wordt een einde gemaakt aan een groot aantal irritaties van het bedrijfsleven. Kortom, er gebeurt veel.
De heer Aptroot (VVD): De verpakkingsbelasting is net ingevoerd. Niemand kan nog aangifte doen, want niemand weet hoe het werkt. Dat is nu een voorbeeld van nieuwe wetgeving waarmee het bedrijfsleven extra wordt belast. De administratieve lasten voor het bedrijfsleven zijn waarschijnlijk hoger dan de paar honderd miljoen die het überhaupt voor de overheid opbrengt. Als de staatssecretaris nu echt iets wil doen in deze economisch barre tijden, trekt hij gewoon die idiote nieuwe belasting in. Iedereen is blij, het prijsniveau wordt een beetje gedrukt en dat is goed voor de koopkracht. Ook de ambtenarij voor die belasting is niet meer nodig.
Staatssecretaris Heemskerk: Het Belastingplan is volgens mij al door de Tweede Kamer behandeld. De verpakkingsbelasting is uitgebreid besproken en ingewikkelder gemaakt door de Tweede Kamer. Zij is weer vereenvoudigd door collega De Jager en volgens mij hebben wij nu een «werkbare» oplossing. De heer Aptroot wil gewoon per definitie minder overheid en dus geen belastingen, maar ik denk dat de overheid op een aantal terreinen buitengewoon nuttige dingen doet. Soms moet je ook via prijsprikkels het milieubewustzijn verder verstevigen, maar dat moet je zo ondernemersvriendelijk mogelijk doen. Dat beoogt de verpakkingsbelasting.
Ik wil nog een enkel punt aanstippen in verband met de regeldruk en wel de «een factuur» voor het auteursrecht per 1 januari 2009. In het najaar van 2007 is de motie-Smeets/Van der Burg ingediend. Ik heb daarover inmiddels ook een brief naar de Kamer gestuurd. De motie riep op tot een factuur. Ik heb dat besproken met zowel de ondernemersorganisaties als de inningsorganisaties en uit die gesprekken bleek dat een factuur zowel voor de ondernemers- als voor de auteursrechtenorganisaties niet het allerbelangrijkste was en ook niet het meest praktisch. Men wil vooral een helder inzicht in de kosten, beter toezicht op en betere beheersing van de kosten en een betere dienstverlening. Op basis daarvan hebben zij een plan opgesteld dat ik naar de Kamer heb gestuurd. Ik heb nog wat extra’s gedaan: ik heb ook gezegd dat die facturen maximaal elektronisch zouden moeten zijn. Ook op het terrein van e-facturering versnellen wij dat.
Het betalingsverkeer is in de Kamer ook besproken met de minister van Financiën. De banken willen een chip plaatsen op de Eurocard, Mastercard en Visacard. Daarover worden nog gesprekken gevoerd. De minister van Financiën heeft hierover met ING gesproken en deze heeft aangegeven zijn maatschappelijke verantwoordelijkheid te zien bij de invoering van SEPA en dus het behoud van de chip. De minister heeft gezegd dat de nieuwe SEPA-betaalproducten net zo goedkoop en efficiënt zullen moeten zijn als de huidige Nederlandse betaalproducten. Dat is niet alleen zijn mening, maar dat is ook nog eens verwoord in de Ecofin-conclusies.
De voorzitter: Ik begrijp dat de minister van Financiën een oproep heeft gedaan aan ING om die beveiligingschip aan te brengen en het niet automatisch uit te laten faseren. Als je iets onbruikbaars maakt, is het over een of twee jaar helemaal nutteloos. ING heeft toegezegd dat die veiligheidschip dus in ieder geval wel op de kaart komt.
Staatssecretaris Heemskerk: ING heeft aangegeven haar maatschappelijke verantwoordelijkheid te zien bij de invoering van SEPA.
De voorzitter: Nu wij daarover toch iets meer te zeggen hebben, kunnen wij daar wat meer druk op uitoefenen, in ieder geval om ervoor te zorgen dat de pinbetaling niet op deze wijze wordt uitgefaseerd.
Staatssecretaris Heemskerk: Dan komen wij in het debat over de vraag hoe je de kapitaalinjectie in de overheidscommissarissen moet gebruiken. Ik zou toch willen meegeven dat banken, zelfs als zij staatseigendom zijn, geen staatsinstrument zijn, maar dat debat moet u maar met de minister van Financiën voeren.
De voorzitter: Dat is bij ING ook helemaal niet aan de orde!
Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik voel wel met de woordvoerder van het CDA mee. Het is een belangrijk punt en ik heb het gevoel dat de Kamer weer achteraan wordt gezet met de uitspraak dat wij het er nog wel eens over zullen hebben. Ik zou wel graag wat meer willen weten. De staatssecretaris merkte op, dat gesprekken worden gevoerd en dat zij hun maatschappelijke verantwoordelijkheid nemen. Wat wil dat nu zeggen? Waar hebben wij het nu eigenlijk over?
Staatssecretaris Heemskerk: Zal ik toezeggen dat de minister van Financiën in het eerstvolgende debat met de Kamer over betalingsverkeer aangeeft wat de stand van zaken is van het overleg met ING?
De voorzitter: Dan zou ik graag zien dat u aan de minister van Financiën doorgeeft dat wegen worden bewandeld die niet meer onomkeerbaar zijn. Dat vind ik belangrijk en daarom grijpen wij ook ieder moment aan om dit aan de orde te stellen. Uiteindelijk gaat ook die technische ontwikkeling verder, dat begrijpen wij. Er mogen echter geen wegen worden bewandeld die niet meer zijn terug te draaien.
Staatssecretaris Heemskerk: Maar de minister van Financiën heeft al aangegeven dat hij met ING heeft gesproken en dat ING de boodschap goed heeft begrepen. Tegelijkertijd wil ik de Kamer vragen om niet in de haarvaten van de bedrijfsvoering van de diverse banken te treden. Bij dezen dus de toezegging dat ik de laatste stand van zaken rondom de chip onder de aandacht zal brengen van de minister van Financiën.
Ik zal nog enkele opmerkingen maken over leegstand en over criminaliteit. Ik heb toegezegd alle aanbevelingen van de Kamer voor de manier waarop je de leegstand tegen zou moeten gaan en die voor de rol voor de ondernemers in leegstand te zullen onderzoeken en daar uitgebreid op terug te komen.
Ik kom op de veiligheid, het schadevergoedingsfonds en de motie daarover, die is ingediend bij de begroting van Justitie. Naar mijn mening is de motie niet aangenomen, omdat de minister van Justitie heeft toegezegd, te kijken naar verruimingen op basis van de eerste ervaringen met het wetsvoorstel dat nu in de Eerste Kamer ligt en dat met name schade-uitkeringen via de Staat regelt als een dader veroordeeld is. Dat wetvoorstel is met name gebaseerd op geweldsmisdrijven.
De heer Aptroot heeft gevraagd ervoor te zorgen dat versneld fiscaal kan worden afgeschreven op veiligheidsinvesteringen. Wij hebben uitgebreid gedebatteerd over de fiscale instrumenten rondom veiligheid en de vraag is wat nu een investering in veiligheid is. Dan kan vervolgens buitengewoon veel versneld worden afgeschreven en ontstaan er oeverloze discussies met de Belastingdienst over de vraag wat er al dan niet onder valt. Om die reden hebben wij het programma Veiligheid kleine bedrijven opgesteld en gekozen voor een subsidie-instrument, dat volgens ons veel specifieker is. Wij hebben elkaar daar ook in gevonden. Begin 2009 is de uitrol van de veiligheidsscans en ook de subsidie in drie gemeenten, te weten Deventer, Utrecht en Rotterdam. Dat zijn bovendien alle gebieden die een keurmerk veilig ondernemen dan wel een kwaliteitsnorm veilig uitgaan ondertekend hebben en de Mitex, dus zowel de gemeenten als de kvo-gebieden als de specifieke sector, te weten de Mitex. Daarbij testen wij hoe die veiligheidsscans het best kunnen worden gedaan, omdat er nog geen standaard voor is. De scan bepaalt welke veiligheidsmaatregelen in aanmerking komen voor subsidie. Wij praten met deze brancheorganisaties en met vertegenwoordigers van deze gebieden, omdat wij gebruik kunnen maken van de bestaande systemen rondom veiligheidsadviseurs. Hiermee kunnen wij testen wat werkt voor de subsidie en garanderen wij de kwaliteit van de veiligheidsadviezen voor de ondernemers. Na de zomer moeten alle kleine bedrijven een subsidie kunnen aanvragen. Het uitgangspunt bij de subsidieaanvragen is de mantra van mevrouw Blanksma. Er zijn drie criteria: het moet eenvoudig, het moet eenvoudig en het moet eenvoudig.
Tot slot wil ik nog ingaan op het rooftassenverbod en de camerabeelden. Ik wil het mogelijke misverstand wegnemen dat de overheid hier nog niets aan zou hebben gedaan. Het was een actie uit het tweede convenant winkelcriminaliteit en de collega’s van Binnenlandse Zaken en Justitie en het Platform Detailhandel hebben als gevolg van dat convenant een aantal acties uitgevoerd. Dat heeft bijvoorbeeld geleid tot een groei van het aantal gemeenten dat een verbod op rooftassen in de APV heeft opgenomen. Helaas, zo zeg ik tegen alle gemeenten die meeluisteren, zijn het er veel te weinig. In de recente begrotingsbehandeling van Justitie heeft de Kamer een motie ingediend die beoogt het bezit van rooftassen en roofkleding in de nabijheid van winkels strafbaar te stellen. Ik vind dit een sympathieke motie en de minister van Justitie heeft ook toegezegd de mogelijkheid daarvan te zullen onderzoeken. Hij gaat nu eenmaal over het strafrecht. Ik wacht de resultaten van het onderzoek met belangstelling af.
De vraag is gesteld of de camerabeelden langer dan 24 uur kunnen worden bewaard. Ik ben het daarmee eens. De regelgeving vind ik onredelijk streng en 24 uur is heel erg kort. Er zijn wel wat mogelijkheden om die termijn wat op te rekken en te verlengen tot een week, maar ook dat is niet altijd handig. De winkelier moet die verlenging aanvragen. Ik vind dat het langer moet en ik zal daartoe ook contact opnemen met mijn collega’s van Justitie en Binnenlandse Zaken.
Mevrouw Smeets (PvdA): Voorzitter. Ik dank de minister en de staatssecretaris voor de beantwoording. Ik zie dit algemeen overleg en de brief als een begin om met elkaar in gesprek te blijven over die belangrijke sector. Dat heeft de minister ook expliciet toegezegd. Ik ben blij met de uitspraak van de minister dat een aantal zaken terugkomt in het gesprek met de VNG. Ik ga er dan ook van uit dat leegstand die op lokaal niveau geregeld moet worden daarbij ter sprake komt.
Ik vind het heel curieus dat ik de brief van InVersNed wel heb en de minister niet, terwijl zij duidelijk is gericht aan minister Van der Hoeven.
Ik zal haar de brief dadelijk geven.
Wat de regeldruk betreft kijk ik ook naar het Platform Detailhandel. Ik zie dat daar een andere perceptie is van hetgeen er met de aanbevelingen van de commissie-Stevens is gedaan. Ik roep het platform op om nog eens voor 17 december heel expliciet aan te geven wat er niet is en wat dan het verschil is.
Mevrouw Gesthuizen (SP): Voorzitter. Ik dank de bewindslieden voor hun beantwoording. Heel kort werd ook even gesproken over de modelverordeningen en ik weet eigenlijk niet hoe die nu lopen. De staatssecretaris vindt het wel teleurstellend dat er zo weinig gemeenten deelnemen aan het convenant over rooftassen. Hoe zit het nu eigenlijk met de modelverordening? De VNG heeft die wel opgesteld, maar schiet dat een beetje op? Zijn er veel gemeenten die daar ook echt in meegaan?
Heb ik goed begrepen dat de staatssecretaris op de voorstellen over huurbescherming in een nota of een brief over leegstand terugkomt?
De heer Aptroot (VVD): Voorzitter. Ik ben blij met twee toezeggingen. De staatssecretaris is het ermee eens dat cameragegevens langer bewaard moeten kunnen worden en heeft toegezegd daarover contact op te nemen met zijn collega’s in het kabinet. Ik ben ook blij met de toezegging van de minister dat zij met de betrokken ondernemers en hun organisaties over kredietverstrekking en kredietverzekering wil praten.
Wat de andere punten betreft zeg ik haar, zich maar voor te bereiden op het overleg in december. Misschien kan een laatste update daarvoor erg nuttig zijn, want wij vinden dat allemaal heel erg belangrijk.
Mevrouw Blanksma-van den Heuvel (CDA): Zo kritisch als wij begonnen over de Detailhandelsbrief, zo positief kunnen wij ermee eindigen. Op bijna alle punten zijn de initiatieven van onze kant omarmd. Dat is een winstpunt als wij kijken naar de detailhandel en zijn toekomst. Ik ben blij dat is toegezegd dat wij jaarlijks met elkaar over de detailhandel zullen spreken. Of dat aan de hand van een voortgangsrapportage is of een jaarverslag, laat ik in het midden. Dat kan de Kamer zelf ook een beetje sturen.
De aandacht voor de extra financieringsmogelijkheden voor de detailhandel en de starters in de detailhandel is uitstekend. De oproep van de minister om innovatie te bespreken, omarmen wij natuurlijk van harte.
De toezeggingen omtrent de bewaartermijn zijn goed en over de regeldruk komen wij nog te spreken. Ik roep de detailhandel op om zelf ook met concrete en realistische voorstellen te komen. Daarbij is inderdaad de mantra «eenvoudig, eenvoudig en eenvoudig». Wij mogen het inderdaad niet te moeilijk maken. Het moet realistisch zijn, want wij moeten het kunnen uitvoeren.
Een compliment voor dit debat en een uitdaging aan de detailhandel om door te gaan op de ingeslagen weg.
Voorzitter: Blanksma-van den Heuvel
Minister Van der Hoeven: Voorzitter. Er zijn geen aanvullende vragen gesteld. Wat aan de orde is geweest, is door iedereen goed weergegeven. Van belang is dat wij regelmatig, eenmaal per jaar, praten met de sector en dat aan de hand van het jaarverslag over de begroting Economische Zaken bijvoorbeeld over 2008 door de Kamer wordt beslist of zij met ons wil spreken over de detailhandel.
Een ding is waar: «de detailhandel bestaat niet». Datgene wat goed is voor de ene branche, ligt anders in de andere branche. Dat maakt het ook wel wat gecompliceerder, ook voor de detailhandel zelf, om voorstellen te doen.
De voorzitter: Daagt u nu de Kamer uit om zelf ieder jaar het verzoek in te dienen om een Detailhandelsbrief op te stellen?
Minister Van der Hoeven: Nee, natuurlijk niet, maar als de Kamer dat wil, moet zij dat vooral niet laten. Maar elk jaar een Detailhandelsbrief heeft mijns inziens niet veel zin, omdat je dan een herhaling van zetten krijgt. Als de Kamer een update wil, zijn daar mogelijkheden voor. Een daarvan is om die in de begroting op te nemen voor 2010. Wij praten nu in feite over 2009. De tweede mogelijkheid is om in het jaarverslag over 2008 in te gaan op wat er gebeurd is in 2008 ten aanzien van de detailhandel. Dan is het ook ingekaderd in de normale cyclus.
Staatssecretaris Heemskerk: Voorzitter. Ik dank de leden voor hun constructieve slotopmerkingen. De detailhandel zou er inderdaad mee geholpen zijn als wij onze taakstelling halen. Dat betekent dat wij terughoudend moeten zijn met integrale beleidsbrieven en dat het rapporteren veel meer op logische momenten, zoals het jaarverslag of de begroting, moet plaatsvinden.
Ik ben blij met de uitspraak van mevrouw Blanksma dat wij positieve antwoorden hebben gegeven, omdat de detailhandel het ook moeilijk zal krijgen. Iedereen krijgt het de komende jaren moeilijk.
Er waren nog twee slotvragen. Mevrouw Gesthuizen sprak over het onderzoek. Er komt een apart antwoord samen met minister Van der Laan. Dat staat in de brief die ik samen met zijn ambtsvoorganger heb ondertekend.
Bij de voortgangsrapportage over de administratieve lastendruk zal ik opgeven hoeveel gemeenten de ondernemersvriendelijke APV hebben, maar weet wel dat wij volop aan de slag zijn met de gemeenten. Op het mkb-congres was de gemeente Koggenland de trotse winnaar en de rest was jaloers op de meest ondernemersvriendelijke gemeente. Op 14 januari zit ik weer met de G27 bij elkaar om te kijken wat zij doen aan vermindering van de administratieve lastendruk. Het is opgenomen in het bestuursakkoord en de modelverordeningen worden geïmplementeerd. Dat levert op gemeentelijk niveau 26% minder administratieve lasten op. Circa 270 gemeenten hebben een voucher gekregen voor de doorlichting van de gemeentelijke regels en eind 2008 zijn 100 gemeenten klaar met die doorlichting. Aan het einde van het eerste kwartaal in 2009 zullen dat er 250 zijn. Wij hebben bijvoorbeeld ook een gratis normenkader ontwikkeld, waarmee een gemeente niet alleen kan beweren ondernemersvriendelijk te zijn, maar zij het ook op basis van feitelijke criteria kan meten.
Mevrouw Gesthuizen (SP): U gaat daar stiekem de proef op de som nemen?
Staatssecretaris Heemskerk: Wij gaan mystery shoppen met ons allen!
De voorzitter: Ik constateer, dat alle vragen zijn beantwoord. Ik dank de minister en de staatssecretaris voor hun beantwoording en ik dank het publiek en de luisteraars voor hun aandacht.
Samenstelling:
Leden: Van der Vlies (SGP), Schreijer-Pierik (CDA), Vendrik (GroenLinks), Ten Hoopen (CDA), Tichelaar (PvdA), voorzitter, Hessels (CDA), ondervoorzitter, Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Samsom (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Irrgang (SP), Jansen (SP), Biskop (CDA), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Van der Burg (VVD), Graus (PVV), Zijlstra (VVD), Besselink (PvdA), Gesthuizen (SP), Ouwehand (PvdD), Vos (PvdA) en De Rouwe (CDA).
Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Jan Jacob van Dijk (CDA), Sap (GroenLinks), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Blom (PvdA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Koşer Kaya (D66), Ulenbelt (SP), Blok (VVD), Boelhouwer (PvdA), Kalma (PvdA), Weekers (VVD), Karabulut (SP), Luijben (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Cramer (ChristenUnie), Atsma (CDA), De Krom (VVD), Madlener (PVV), Van Dam (PvdA), Gerkens (SP), Thieme (PvdD), Heerts (PvdA) en Uitslag (CDA).