Vastgesteld 7 augustus 2012
De vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu heeft op 4 juli 2012 overleg gevoerd met staatssecretaris Atsma van Infrastructuur en Milieu over water.
(De volledige agenda is opgenomen aan het einde van het verslag.)
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu, Snijder-Hazelhoff
De griffier van de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu, Sneep
Voorzitter: Haverkamp
Griffier: Crijns
Aanwezig zijn elf leden der Kamer, te weten: Grashoff, Haverkamp, Holtackers, Houwers, Jacobi, Jansen, Lucas, De Mos, Ouwehand, Wiegman-van Meppelen Scheppink en Van Veldhoven,
en staatssecretaris Atsma van Infrastructuur en Milieu, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.
De voorzitter: Hartelijk welkom bij dit algemeen overleg van de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu. Op de agenda staat het boeiende onderwerp water. Wij hebben een zeer uitgebreide agenda en er is een brede delegatie van de Kamer aanwezig. Wij hebben de tijd tot 14.00 uur vanmiddag, maar de tijd vliegt als wij het naar ons zin hebben.
De heer Grashoff (GroenLinks): Ik vertrek om 13.00 uur, omdat er dan een algemeen overleg begint van de vaste commissie voor ELI waarbij ik aanwezig moet zijn.
Mevrouw Jacobi (PvdA): Ook ik moet om 13.00 uur bij een ander algemeen overleg zijn.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Hetzelfde geldt voor mij en ik moet tussentijds ook nog naar de plenaire zaal. Het is geen desinteresse, maar het is fysiek onmogelijk om alles tegelijk te doen.
De voorzitter: Dan ligt er een mooie ambitie om om 13.00 uur zo veel mogelijk te hebben behandeld. Het is toch netjes naar elkaar en naar de staatssecretaris als wij in zo'n breed mogelijke samenstelling naar het antwoord op onze vragen luisteren.
Tegen de mensen in de zaal zeg ik dat een aantal leden tussendoor inderdaad ook plenaire verplichtingen heeft. Als zij weglopen, weet u dat er in de plenaire zaal een onderwerp aan de orde is waarbij zij namens hun fractie moties moeten indienen.
Ik stel voor een spreektijd van zes minuten te hanteren.
De heer De Mos (PVV): Voorzitter. Afgelopen maand kwam mij het bericht onder ogen «Voorntje legt dijkwerk stil». Het werk aan de verzwakte dijk aan de Berkel in Borculo was stilgelegd vanwege een aantal van bilgaande bittervoorntjes. Mijn eerste vraag aan de staatssecretaris is wat volgens hem belangrijker is: droge voeten voor de bewoners in het Achterhoekse Borculo of wat koppeltjes verliefde bittervoorntjes die druk doende zijn met hun voortplanting?
Volgens hetzelfde voorntjesartikel van De Telegraaf schijnen ook die dekselse muskusratten en mollen onverdroten toe te slaan. Afgelopen winter hadden de doorgaans vrolijke knagers, de dijk aan de Berkelkade zo lek als het spreekwoordelijke mandje geknabbeld! Zo erg, dat er een reddingsplan moest komen om acuut instortingsgevaar te voorkomen. Hoe zit het met de bestrijding van dieren die schade veroorzaken aan de waterkeringen, waardoor wij mensen in gevaar komen?
AD Haagsche Courant kopte op 13 juni jongstleden dat de waterkwaliteit in de regio Delfland nog altijd niet best is. Er zouden hoge concentraties bestrijdingsmiddelen in het oppervlaktewater zitten. Meteen gaat het beschuldigende vingertje naar de hardwerkende tuinders. Dat kan ik als ervaren peenbosser en tomatenplukker toch niet zomaar de revue laten passeren. Het probleem wordt namelijk veroorzaakt doordat maar 50% van het glastuinbouwgebied aangesloten is op de riolering. Het streven van het hoogheemraadschap is om aan het eind van het jaar 90% van het gebied te hebben aangesloten. Hoe realistisch is dit plan volgens de staatssecretaris? Hoe is de rioolinfrastructuur op dit moment? Is het bijvoorbeeld niet buitenproportioneel duur voor sommige tuinbouwers om een riolering aan te leggen? Kortom, hoe schiet de staatssecretaris onze tuinbouwsector te hulp?
Dan het afschuwelijke Kunduzakkoord. De extra belasting op leidingwater van 12% blijft dankzij dit akkoord bestaan. Belasting op leidingwater, btw en precario maken samen circa 20% uit van de waterrekening. Dit maakt drinkwater tot een uitermate zwaar belast product voor een eerste levensbehoefte, aldus de heer Jonker, directeur van Dunea. Daarom heb ik een aantal vragen aan de staatssecretaris. Klopt het dat de belasting op leidingwater niet zorgt voor een verlaging van het watergebruik? Klopt het dat leidingwater vierhonderd keer milieuvriendelijker is dan flessenwater? Deelt hij de mening dat belasting op leidingwater derhalve onzinnig is en dat dit een ordinaire en kromme belastingmaatregel is?
Vervolgens het gedrocht dat Zandmotor heet. Altijd is er gezegd dat deze Zandmotor geen enkel gevaar vormt voor badgasten en mensen die een frisse duik willen nemen in de Noordzee. Maar waarom bericht Omroep West dan dat er in Kijkduin sinds kort een radar staat die de Zandmotor nauwlettend in de smiezen houdt? Waarom moet dit apparaat de komende jaren de stromingen, golven en de verschuiving van het zand monitoren? Waarom heeft de provincie Zuid-Holland besloten een gevaarlijke geul met stenen te dichten, terwijl er gegarandeerd is dat er geen gevaar zou zijn? Waarom zegt professor De Vriend, hoogleraar ecologie en waterbouw aan de TU Delft en nota bene één van de ontwerpers van de Zandmotor, dat het dichten van deze geul een «gruwel» is die een nieuwe geul aantrekt en waardoor er juist nog gevaarlijkere stromingen ontstaan? Hoeveel geld gaat ons al deze Zandmotorellende nu extra kosten? Zoete lieve Gerritje zal wel niet thuis zijn. Wie wel, is de vraag aan de staatssecretaris.
Mijn gewaardeerde vrienden van de Land- en Tuinbouw Organisatie Nederland (LTO) maken zich zorgen over verzilting van de Hollandse IJssel en vragen de staatssecretaris om een investering in landbouwwater. Hoe ziet de staatssecretaris dit?
Onze LTO-kameraden maken zich ook zorgen over de uitvoering van de Kaderrichtlijn Water. Eigenlijk stellen zij, en dat zeg ik dan maar in het «Mossiaans», dat Nederland zich weer eens opstelt als de gekke Henkie van Europa. Terwijl Nederland voorop loopt met waterschapslasten en een zuiveringsheffing, zijn België, Spanje, Griekenland en Portugal voor het Europese Hof van Justitie gedaagd omdat zij nog steeds geen waterzuiveringplannen hebben ingediend. Deelt de staatssecretaris de mening dat wij voor onze land- en tuinbouw moeten kiezen en niet voor Europese regeldrift?
Even tijd om wat uit te zwaaien. Bye bye bypass bij Kampen. Er is 0,0 draagvlak onder de lokale bevolking. 0,5 mld. op aan klimaatwaanzin. Niet doen is het dringende PVV-devies.
Voorzitter. Tot slot. Om 11.00 uur moet ik de vergadering even verlaten om iets te gaan doen voor Staatsbosbeheer.
Mevrouw Lucas (VVD): Voorzitter. Dit is het laatste algemeen overleg over water van deze Kamer. Er is heel veel gebeurd op het gebied van waterveiligheid waarop de VVD trots is. Ik zal het deel over waterveiligheid voor mijn rekening nemen, de heer Houwers zal spreken over de waterkwaliteit.
In het Bestuursakkoord Water zijn goede afspraken gemaakt over de taakverdeling tussen de waterschappen en het Rijk en over een doelmatige waterketen. Er is een Deltawet vastgesteld met een amendement dat ervoor zorgt dat de schaarse middelen voor waterveiligheid niet kunnen wegsijpelen naar andere doelen. Daarbij wordt natuurlijk wel gezocht naar integrale oplossingen. Daarnaast is er een Topsector Water gekomen met een gerichte actie- en onderzoeksagenda.
Ik heb namens de VVD-fractie de afgelopen jaren op drie dingen gehamerd: meer betrokkenheid van de markt bij het zoeken naar slimme oplossingen, snellere besluitvorming over projecten opdat kansen kunnen worden benut en de veiligheid is gegarandeerd, en een overstap naar de risicobenadering opdat het beschikbare geld in de juiste projecten wordt gestoken. Op die drie punten hebben wij voortgang geboekt, maar ik heb nog een aantal vragen aan de staatssecretaris.
Ik begin met de betrokkenheid van de markt. Vorig jaar heb ik een motie ingediend om de markt meer te betrekken bij de planvorming voor deltabeslissingen. Die motie is toen aangehouden, omdat de staatssecretaris van mening was dat de motie ondersteuning van beleid is. Daarom hoor ik nu graag van de staatssecretaris hoe in het derde Deltaprogramma een grotere en formeel vastgelegde vroegtijdige betrokkenheid van marktpartijen en kennisinstellingen is uitgewerkt om hun kennis en expertise te kunnen inzetten bij het zoeken naar slimmere maatregelen.
De Topsector Water heeft voorgesteld om 2,5% van het overheidsbudget te gebruiken voor innovatieve projecten om de thuismarktinnovatie te bevorderen. Is de staatssecretaris bereid dit ook binnen het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP) te doen zodat er ruimte komt om bijvoorbeeld de voorstellen van het consortium Building with nature een kans te geven? Is de staatssecretaris bereid om die 2,5% van het budget te bestemmen voor innovatieve projecten?
Ik dank de staatssecretaris voor de brief over de kosten en baten van de aanpak van de Afsluitdijk, al ontvingen wij die pas gisteren. Het valt mij op dat de kosten van renovatie van de sluizen erg positief zijn ingeschat, 33 mln., terwijl in eerdere berichten sprake was van 80 mln. De kosten van de andere opties zijn juist erg negatief weergegeven in de brief. De ramingen zijn wel erg hoog en lopen op tot 400 mln. voor een naviduct. Ik heb elders berekeningen gezien waaruit blijkt dat dit ook voor 100 mln. zou kunnen. Ook zijn de baten van de bredere sluizen nauwelijks meegenomen in de brief. Daarom is het belangrijk dat wij nu niet puur en alleen naar de financiën kijken en op basis van deze berekeningen een afweging maken, maar dat wij in de planvorming ook ruimte houden voor slimmere oplossingen. Wij weten immers dat er nu geen extra geld is, maar het is echt zonde om de mogelijke meerwaarde voor het achterland van grotere en bredere sluizen in combinatie met een aquaduct, definitief af te schrijven.
Ik heb begrepen dat het overleg met de regio is uitgesteld, omdat de staatssecretaris eerst met de Kamer wilde praten. Ik wijs erop dat dit niet overeenkomt met zijn toezegging op 4 april dat hij in overleg zou treden met de regio over de kansen voor een naviduct in de Afsluitdijk en dat hij de Kamer zou informeren over de uitkomsten van dat overleg voor het algemeen overleg op 28 juni jongstleden. Het is jammer dat dit niet is gebeurd. Ik hoop dat staatssecretaris alsnog op korte termijn het overleg met de regio aangaat en dat hij met een open blik aan deze gesprekken begint opdat het project Afsluitdijk ook tot een economische impuls voor de regio kan leiden.
Ik ga nu over naar de snellere besluitvorming over projecten. Dit is een punt waar de VVD altijd op hamert. Ik licht er een paar projecten uit. Mijn fractie kan instemmen met een beperkte bypass en een verkorte zomerbedverlaging bij de Beneden-IJssel.
Een ander punt is de actie Stroomlijn. Vorig jaar heeft de staatssecretaris 75 miljoen extra uitgetrokken om overmatig groen uit de uiterwaarden te verwijderen. Het echte probleem, namelijk dat door de aanwijzing van Natura 2000-gebieden de waterveiligheid in het geding is, is niet opgelost. Dit bleek ook uit de voortgangsrapportage Ruimte voor de Rivier. Ik hoor graag van de staatssecretaris hoe hij dit probleem zal oplossen.
Ik hoor van de staatssecretaris verder graag wanneer wij een definitief besluit kunnen verwachten over de «leggerdiscussie» op Vlieland en Terschelling.
Als laatste misschien een wat vreemd verzoek van mijn kant, namelijk geen verzoek om versnelling maar juist om uitstel van het project Dijkverzwaring Den Oever. Het hoogheemraadschap heeft een voorkeursalternatief opgesteld dat de ondernemers in Den Oever grote schade zal berokkenen en dat niet op draagvlak kan rekenen in de gemeenteraad van Hollands Kroon. Bovendien lijkt het niet goed te zijn afgestemd op het groot onderhoud aan de Afsluitdijk. De ondernemers en de politiek hebben zelf een alternatief ontwikkeld dat dubbel werk en dubbele kosten kan voorkomen. Wij zouden dan ook graag zien dat dit project uit het Hoogwaterbeschermingsprogramma wordt uitgesteld en integraal wordt opgepakt bij de uitwerking van de Structuurvisie Afsluitdijk. Op die manier kan één plus één misschien anderhalf worden voor de kosten, maar kan één en één drie worden voor het draagvlak en de ruimtelijke inrichting.
Nog een korte opmerking over de risicobenadering. Wij zijn blij met de brief van de staatssecretaris op dat punt. Wij hebben erover gesproken met het veld; dat kan ermee uit de voeten. Wij zien dat graag verdergaan in de komende periode.
De heer Houwers (VVD): Voorzitter. Het zijn economisch zware tijden en dat zal niemand zijn ontgaan. Daarom doen wij er alles aan om de kosten zo veel mogelijk binnen de perken te houden. Om het waterbeheer efficiënter te maken en betaalbaar te houden, hebben verschillende partijen het Bestuursakkoord Water getekend. Daarin is afgesproken, te komen tot samenwerking in de afvalwaterketen. In december 2011 zouden er bindende afspraken moeten zijn over de juridische vorm van samenwerking in die afvalwaterketen. In de rapportage Water in beeld staat echter dat deze afspraak niet is nagekomen. De VVD-fractie is hierover teleurgesteld. Zij vraagt zich af hoe kan worden verklaard dat zo vroeg in het proces al vertraging is ontstaan. Ik hoor daarom graag van de staatssecretaris hoe dit kan worden verklaard en hoe hij de betrokken partijen ertoe zal bewegen om deze vertraging in te lopen.
Daarnaast vraag ik aandacht voor de gemeentelijke aanpak van natte koeltorens. Het is van belang dat deze koeltorens worden opgespoord vanwege de legionellarisico's die deze installaties kunnen opleveren. Aqua Nederland heeft aangeboden om gemeenten te helpen bij het opsporen van natte koeltorens. Gezien het belang van deze opsporing en de expertise van branchevereniging Aqua Nederland verwacht ik dat de gemeenten in grote getale gebruik hebben gemaakt van dit aanbod, zeker omdat zij hebben aangegeven dat zij slecht zicht hebben op de aanwezigheid van die natte koeltorens op hun grondgebied. Is de staatssecretaris bekend of dat inderdaad het geval is? Ik heb namelijk berichten gehoord dat slechts enkele gemeenten gebruik hebben gemaakt van het aanbod. Mijn fractie vindt dat zorgelijk. Is er wel voldoende publiciteit geweest over het aanbod? Welke stappen zal de staatssecretaris zetten om de inventarisatie van koeltorens te verbeteren?
De heer Paulus Jansen (SP): Weet de heer Houwers dat de SP-fractie op 13 oktober 2009, dus ruim twee en een half jaar geleden, heeft voorgesteld om direct gebruik te maken van die branchegegevens en de gemeenten of een andere tussenlaag überhaupt niet te gebruiken?
De heer Houwers (VVD): Ik ben SP-watcher, maar dit feit had ik niet paraat. Ik ben van mening dat de gekozen aanpak voldoende duidelijkheid zou kunnen bieden, maar als het niet anders is, moeten wij misschien kiezen voor de lijn die de SP toen heeft voorgesteld, want het is belangrijk dat we dit probleem aanpakken.
De heer Paulus Jansen (SP): Ik ken de VVD-fractie als een fractie die overbodige bureaucratie wil vermijden. Destijds is voorgesteld om gebruik te maken van de administratie van de leveranciers van koeltorens. Die is veel waterdichter dan een inventarisatie van de gemeenten; dat is nu ook gebleken na twee en een halfjaar. Jammer van die tijdverspilling. Ziet de heer Houwers iets in de mogelijkheid om nu alsnog gebruik te maken van de bestaande databases en alle tussenlagen zoveel mogelijk over te slaan?
De heer Houwers (VVD): Ik wil de verantwoordelijkheid vooral daar laten waar die moet liggen. Ik ben zeer geïnteresseerd in het antwoord van de staatssecretaris. Afhankelijk van dit antwoord zal mijn fractie zich bezinnen op de vraag hoe wij met deze problematiek moeten omgaan. De gedachte die de heer Jansen oppert, is echter de moeite waard om nog eens serieus te overwegen.
Dan nog twee geruststellende punten. Het eerste heeft betrekking op de waterwinning. Ik heb de indruk dat de waterwinning op zichzelf goed beschermd is en dat er in de toekomst via de structuurvisie ondergrond nog speciale aandacht voor zal zijn. Het tweede heeft betrekking op het onderdeel vis. Ik heb in de brief van de staatssecretaris gelukkig gelezen dat steeds meer gebruikt wordt gemaakt van visvriendelijke pompen. Die zijn uit Winterswijk leverbaar, zeg ik er maar bij als Winterswijker. Daarnaast wordt ook gebruikgemaakt van vistrappen en visvriendelijk sluisbeheer. Ik ben blij met de steeds bredere aandacht hiervoor.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Voorzitter. Wij spreken vandaag over water. Ik begin met de waterveiligheid en zal vervolgen met de waterkwaliteit.
Via de motie-Van Veldhoven/Lucas heeft de Kamer zich duidelijk uitgesproken voor een nieuwe aanpak voor het waterveilig maken van ons land. Zij heeft zich uitgesproken voor het principe van de risicobenadering. Drie weken later achtte de staatssecretaris de tijd rijp om zelf met een uitspraak te komen. Hij was alleen niet overal even helder. Ik denk dan met name aan de toepassing van meerlaagsveiligheid. Ik benadruk dat preventie meestal de meest kosteneffectieve oplossing is voor het beperken van risico's, maar de staatssecretaris lijkt een soort volgordelijkheid te kiezen terwijl meerlaagsveiligheid betekent dat de elementen parallel moeten werken. Het is één geheel. Dat stelt ook de Raad voor de Leefomgeving in een advies over meerlaagsveiligheid. De raad wijst ook op de Europese richtlijn over overstromingsrisico's. Kan de staatssecretaris hierin meegaan en vertellen hoe hij de vijf aspecten uit de richtlijn: schadepreventie, hoogwaterbescherming, paraatheid, noodmaatregelen en herstel wil gebruiken om Nederland zo veilig mogelijk te maken?
Verder denk ik dat het goed is dat er nu voor wordt gekozen om de risicobenadering bij het nieuwe Hoogwaterbeschermingsprogramma toe te passen. Alleen zitten de waterschappen in een spagaat. Enerzijds zijn zij wettelijk verplicht om de uitkomsten van de derde toetsing tijdig te verwerken, anderzijds wachten zij op de nieuwe normering omdat de uitkomsten van de derde toetsing hierin nog moeten worden verwerkt. Kan de staatssecretaris uitspreken dat er meer tijd is voor de verwerking van de derde toetsing en dat de prioritering van herstelprojecten uit die derde toetsing uitdrukkelijk gedaan mag worden op basis van de kwaliteit van de dijk en urgentie? Dit vraagt natuurlijk meer van de toetsing dan «goed- of afgekeurd», dit vraagt grijstinten of, zo u wilt, oranje. Kan de staatssecretaris hiervoor zorgen en de Kamer hierover informeren?
Kan hij er dan ook voor zorgen dat alle nieuwe kennis en inzichten in de sterkte van dijken worden meegenomen in de programmering en prioritering van de aanpak van dijken? Ik krijg namelijk een signaal dat veel kennis en inzichten op de plank blijven liggen. Ik denk dan bijvoorbeeld aan de kennis over de sterkte van golven, piping en grasmatten op de dijken. Als ik het goed heb begrepen, moet de staatssecretaris het formele besluit nog nemen dat deze kennis mag worden toegepast. Kan hij dit bevestigen en toezeggen?
Dan innovatie en waterveiligheid. Meerdere malen is voorgesteld, bijvoorbeeld door Topsector Water, om 2,5% van de aanbestedingsbudgetten voor water te benutten voor innovatie. Wil de staatssecretaris dit toezeggen? Ik maak mij zorgen dat Nereda, de Combikering of Ecobeach, zaken waar de staatssecretaris toch heel trots op was, anders in de toekomst geen opvolger meer zullen krijgen. Mijn fractie is van mening dat experimenten met natuur zoals klimaatbuffers, expliciet onder innovatie vallen
Ik ga over naar de waterkwaliteit. Het is de staatssecretaris bekend dat de fractie van D66 zich zorgen maakt over de uitvoering van de Kaderrichtlijn Water. Nederland is nog altijd topper op de ranglijst van afgekeurde wateren. Ik ben niet gerustgesteld door de tussenstand in Water in beeld. De helft van onze wateren bevat te veel fosfaat en stikstof. Vaak is de landbouw de bron. Tijdens het algemeen overleg over mest dat gisteren is gevoerd, zei de staatssecretaris dat wij de doelstellingen in 2027 gaan halen, «op onze sloffen» zei hij bijna. Ik vraag mij af waarop hij deze stelling baseert. Wil hij specifiek ingaan op de nitraatdoelstellingen? Welke resultaten verwacht hij van de tuinbouw met betrekking tot de gewasbeschermingsmiddelen die nu nog de nodige knelpunten opleveren? Hoe zal hij die resultaten afdwingen? Komt er een resultaatsverplichting? Welke investering is nodig om onze achterstand weer in te lopen?
Ik maak mij zorgen over wat ik lees in Water in beeld. Er staan mooie plaatjes in over de voortgang van de doelmatigheidswinst die voortkomt uit het Bestuursakkoord Water en de efficiencywinst waarmee het kabinet de bezuinigingen op de dijken wilde dekken. Het is echter niet duidelijk welk deel van die doelmatigheidswinst inmiddels is behaald. Het effect van het Bestuursakkoord Water wordt met een paar mooie lijnen weergegeven, maar ik hoor graag hoeveel euro's er nu al precies zijn bespaard te meer omdat de conclusie van de VEMW en de Vereniging Eigen Huis luidt dat er niet veel verschil is met het basispad. Waarin zit dan die extra efficiencywinst? In de plaatjes is nog altijd een geprognosticeerde flinke kostenstijging opgenomen. Kan de staatssecretaris dit uitleggen?
Ik nodig hem uit om nu direct door te pakken, want er is een grote kans die wij nog niet aangrijpen, een kans om de waterketen te integreren en een die mensen meer inzicht geeft in hun watergebruik opdat zij dat kunnen optimaliseren. Daarvoor moeten wij één prijs voor een liter water gaan hanteren. Wij betalen dan niet langer apart voor de aansluiting, rioolrechten en een zuiveringsheffing, maar per gekochte liter water. Een liter water kost dan de prijs van een liter water, ongeacht de vraag hoeveel water er wordt gebruikt. Als ik 50 liter gebruik in plaats van 100 liter, betaal ik proportioneel minder. Dat maakt dat het eerder loont om de tuin te sproeien of de auto te wassen met regenwater, het maakt burgers meer bewust van maatschappelijke en milieukosten en het vraagt direct één afvalwaterketen- en drinkwaterbedrijf. Je moet immers die hele keten bezitten of in ieder geval kunnen coördineren om die ene prijs goed te kunnen berekenen. Het Rijk krijgt daar dan vervolgens efficiency van de betrokken organisaties en zuinigheid van de burger voor terug.
Ik ga nog kort in op de zomerbedverlaging van de Beneden-IJssel en de bypass bij Kampen. De staatssecretaris heeft de Kamer opnieuw stukken toegezonden, maar ik blijf toch nog zitten met een aantal vragen. Hij gebruikt verschillende malen de term «toekomstvast». In de context van de hoogwatergeul is het CPB daar kritisch over. Het gaat dan vooral over de locatie van de inlaat die voor de lange termijn op de verkeerde plaats zou zijn gesitueerd. Hoe zeer is al aan deze kritiek tegemoetgekomen? Ik krijg graag nogmaals de bevestiging dat die bypass in alle scenario's echt nodig is. Levert de bypass nog steeds de voorgestelde natuurvoordelen op nu de woningbouwplannen vervallen? Verder lees ik dat de analyse van de mitigerende maatregelen en alternatieven nog niet zou zijn afgerond. Wanneer komt die analyse beschikbaar? Kan hierin ook het eventuele risico van verzakking van de stad Kampen worden meegenomen?
Als laatste een vraag over de dijken aan de kant van Flevoland. Is inmiddels gekeken naar de noodzaak van aanpassing bij piekafvoer? Wat zijn de kosten daarvan?
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Schoon drinkwater lijkt in ons land de normaalste zaak van de wereld, maar dat is het natuurlijk niet. Schoon drinkwater is van grote waarde en het is belangrijk dat wij het goed beschermen. Ik heb de staatssecretaris al vaker geconfronteerd met waarschuwingen van de waterbedrijven die zich zorgen maken over de vervuiling en de hoogoplopende kosten van de zuivering van water van onder meer mest en bestrijdingsmiddelen. Zij maken zich ook zorgen over de bescherming van de waterwingebieden. Vewin stelt dat de chaos in de bodem door ongestructureerde boringen, warmte- en koudeopslagen en de dreiging van schaliegaswinning, een grote bedreiging vormen voor ons drinkwater. Een poging om hierover afspraken te maken met de overheid, heeft een mager resultaat opgeleverd.
Naar mijn mening zet de staatssecretaris deze zorgen in zijn brief nogal grof weg als lobbywerkzaamheden. Hij is van mening dat er niets aan de hand is, en als er al iets aan de hand is, dan zou het een verantwoordelijkheid zijn van de provincies. Ik herinner eraan dat wij er al eerder op hebben gewezen dat provincies deze verantwoordelijkheid niet lijken te nemen. Dan zou de rijksoverheid die leemte moeten vullen. Ik hoor graag hoe de staatssecretaris dat zal doen.
Het belangrijkste onderwerp dat ik vandaag aan de orde wil stellen, is landbouwgif. «Tijdelijk verbod bestrijdingsmiddelen nodig», zo luidde de krantenkop boven het artikel over het rapport van de wetenschappers die de kwaliteit van ons oppervlaktewater onder de loep namen. Terecht, want de conclusies van het onderzoek zijn schrikbarend. De onderzoekers stellen vast dat de kwaliteit van water in sloten en vaarten in de laatste tien jaar niet is verbeterd. De staatssecretaris weet dat heel goed, omdat al uit de evaluatie van het Planbureau voor de Leefomgeving bleek dat hoewel er een reductie in de milieubelasting van 85% is gehaald, die reductie eigenlijk niet veel voorstelt. Sinds 2001 is er geen verbetering van milieubelasting opgetreden in het gifgebruik. Het doel van 95% reductie is bij lange na niet gehaald. Het ontwerpnationaal-actieplan dat de staatssecretaris ons uiteindelijk heeft toegestuurd, is dan ook niet goed genoeg. Wij moeten nu maatregelen nemen om ons ecosysteem en onze volksgezondheid te beschermen tegen landbouwgif of, in de woorden van de mensen in Drenthe die in de buurt van bollentelers wonen: wij willen niet dood voor een ander zijn brood.
Actie dus en wel nu! Er moeten per direct teeltvrije zones van anderhalve meter breed worden ingesteld naast al ons oppervlaktewater. In de gebieden waar het water zeer ernstig vervuild is, moet per direct een tijdelijk verbod op het gebruik van gif worden afgekondigd zoals de wetenschappers hebben aanbevolen. Het water, de flora en fauna moeten de tijd krijgen om te herstellen voordat het te laat is. Als ik hierover geen toezegging krijg, zal ik een motie indienen.
De motie van de heer Grashoff waarin wordt gevraagd om een verbod op het niet-commercieel gebruik van glyfosaat is in de Kamer aangenomen. Die motie moet per direct worden uitgevoerd. Hoezo een overgangstermijn tot 2018? Er moet een goed samenhangend landelijk meetnet komen om de gestelde normen te kunnen monitoren. Wij moeten af van het berekenen van de milieubelasting, want wij weten inmiddels ook dat de verkoopcijfers van het gif niet overeenkomen met wat in de praktijk werkelijk wordt gebruikt. Ook dit jaar heeft de VWA weer meerdere keren grote hoeveelheden illegaal gif aangetroffen op bedrijven. Wij moeten consequent kunnen meten hoeveel gif in het water terechtkomt opdat wij gericht actie kunnen ondernemen.
Er moet ook per direct een verbod komen op neonicotinoïde en andere middelen die gevaarlijk zijn voor bijen zoals fipronil. De bewijzen stapelen zich op dat deze gevaarlijke middelen een factor zijn in de zeer zorgwekkende bijensterfte. Wij komen hierover nog uitvoeriger te spreken na het reces, maar wij kunnen niet wachten en wij moeten nu maatregelen nemen. In de top 10 van normoverschrijdende middelen staan imidacloprid en fipronil. Wil de staatssecretaris toezeggen dat die volgend jaar daaruit verdwenen zijn?
De voorzitter: Mevrouw Ouwehand, u gaat over uw eigen inbreng, maar het onderwerp van dit algemeen overleg is water. Misschien is het goed u daaraan te herinneren.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. U hebt gelijk als het gaat over de bijensterfte, want daarover praten wij na het reces, maar ik wil dit punt toch graag inbrengen. Ik hoor graag of de staatssecretaris het met ons eens is dat dit voor het reces kan worden afgekaart.
Ik rond af met een goed advies van de wetenschappers. Zij zeggen dat de grote uitdaging voor de landbouw is, te komen tot een robuuste duurzame landbouw die tegemoetkomt aan de wensen van de samenleving nu en in de toekomst. Daarbij gaat het om een omschakeling naar teeltwijzen waarbij het huidige productieniveau kan worden gehandhaafd of vergroot met een minimale belasting van het milieu. Om dat te bereiken, moet de milieubelasting door bestrijdingsmiddelen verder omlaag. De voor de hand liggende aanpak is om de mate van gebruik en de afhankelijkheid van bestrijdingsmiddelen te verminderen. Nu weet ik toevallig dat de staatssecretaris zelf behoorlijk goede groenten en fruit weet te oogsten in zijn eigen tuin zonder gebruik van gif. Hij weet dus dat het kan. Dit lijkt mij een mooie handreiking aan een nieuw kabinet.
Mevrouw Jacobi (PvdA): Voorzitter. Ik kan u verzekeren dat het overal over water gaat.
Ik begin met de drinkwaterkwaliteit. Ons drinkwater heeft een hoge kwaliteit en de drinkwatervoorziening in ons land is van een hoog niveau. Het beeld dat ik bij het lezen van het rapport Kwaliteit van drinkwater krijg, is dat het schoonhouden van het water vooral aan het einde van de productie van drinkwater plaatsvindt en dat het lastig wordt en ook duurder om die kwaliteit en het hoge niveau van het drinkwater vast te houden. De fractie van de Partij van de Arbeid heeft al veel vaker gepleit voor een aanpak aan de bron om te voorkomen dat de rekening van schoon water wordt neergelegd bij de eindgebruikers, terwijl de bronvervuilers veelal en vrijwel altijd buiten schot blijven. Het is hoog tijd voor een aanpak aan de bron. Daarvan bestaan goede voorbeelden, maar die zijn niet breed bekend en ze zijn ook nog steeds niet in beleid omgezet. Ik hoor graag van de staatssecretaris welke ambities hij wil vormgeven, opdat hij kan doorwerken naar een aanpak van de bronvervuiling.
Tijdens het algemeen overleg over mest dat wij gisteren hebben gevoerd, hebben wij gesproken over de hoge concentraties nitraat op de zandgronden. Wij kunnen nu ook spreken over de steeds hogere concentraties geneesmiddelen en gewasbeschermingsmiddelen in het water. Ik sluit mij aan bij alle opmerkingen die hierover al zijn gemaakt. De heer Grashoff zal straks een tekst uitspreken waar naar mijn mening een motie aan moet worden verbonden om op korte termijn actie te ondernemen voor vooral gewasbeschermingsmiddelen en glyfosaat. Ik steun dat; ik ben daar misschien niet bij en daarom zeg ik nu al.
Als oud-directeur van de GGD weet ik dat je altijd alert moet blijven op legionella. Het moet mij van het hart dat ik de staatssecretaris op dit punt graag wat actiegerichter zou zien. Hij schrijft in zijn brief dat hij in mei heeft toegezegd het activiteitenbesluit te wijzigen, maar dat blijkt nu niet haalbaar. Hij heeft geprobeerd dit via het Bouwbesluit te regelen, maar dat is ook niet haalbaar. Verder heeft hij gedreigd met naming en shaming van de gemeenten, maar dat is waarschijnlijk ook niet haalbaar. De staatssecretaris krijgt zo kort voor het reces van mij nog een keer de kans om het zodanig te regelen en organiseren, ook dringend en dwingend, dat de bestrijding en preventie van legionella worden gehandhaafd en nauwgezet gevolgd.
Mevrouw Van Veldhoven heeft al opmerkingen gemaakt over Water in beeld. Ik sluit mij daar met het oog op de tijd bij aan. Ik weet dat de staatssecretaris eind mei bestuurlijk overleg heeft gehad over de Zuidwestelijke Delta en dat er een rijksstructuurvisie komt voor de Grevelingen en het Volkerak. Dat is goed nieuws, want volgens mij gaan wij daar mooie dingen doen. Ik vind het echter wel vreemd dat wij niet worden geïnformeerd over de uitkomsten van het overleg, want uiteindelijk moet het parlement er straks ook wat van vinden. Ik krijg graag de toezegging dat wij daarover uitgebreid worden geïnformeerd en dat er ook vanuit het parlement draagvlak kan worden gecreëerd. De getijdenenergie krijgt daarin volgens mij een prominente plaats. Dat is mooi, en daarom is het raar dat we hier niet over worden geïnformeerd.
De Vereniging Eigen Huis heeft een brief geschreven over Water in beeld en ik omarm die brief. De vereniging schrijft dat het nu allemaal veel te vrijblijvend is tussen de waterschappen, de gemeenten en het Rijk en dat een verdere integratie van de waterketen dringend noodzakelijk is. Hierover zijn meermalen moties ingediend onder andere door de fracties van de Partij van de Arbeid en D66. Ik zou graag zien dat staatssecretaris hiervoor een aanpak ontwerpt zodat het sneller gaat.
Ik ben blij met de brief over het Toptechnologie Instituut Wetsus. Die is naar mijn mening mede te danken aan de motie-Lucas/Jacobi. Ik hoop dat het voortbestaan van het instituut niet alleen nu, maar ook na 2019 is verzekerd.
Ik ben het eens met de opmerkingen die mevrouw Lucas heeft gemaakt over de Afsluitdijk. De ramingen zijn lang niet altijd te verklaren. Ik denk dat wij daar vaker over moeten spreken en daarom neem ik ze nu voor kennisgeving aan, maar ik heb er grote twijfels bij.
Dan de maatregelen in het kader van de Kaderrichtlijn Water bij de Afsluitdijk. Volgens de vismigratie-experts dragen door de heersende lokstromen alleen de maatregelen aan de westzijde van de Afsluitdijk bij Kornwerderzand bij aan de doelstellingen van de kaderrichtlijn. Kan de staatssecretaris bevestigen dat de westzijde van Kornwerderzand ook de zoeklocatie is voor de kaderrichtlijnwatermaatregel? Wil hij toezeggen dat hij bij de uitwerking van deze maatregel actief zal zoeken naar kansen voor samenwerking met de regio in het kader van het Afsluitdijkproject en de vismigratiepassages?
Het is ons bekend dat acht samenhangende maatregelen voor verruiming van de IJssel moeten worden gerealiseerd. Ik richt mij vooral op de zomerbedverlaging, bypass of de beperkte bypass en alle zorgen die daarover bestaan. Voor mij zijn twee punten belangrijk: de waterveiligheid en het feit dat de overheid betrouwbaar moet zijn. Er is een bestuursovereenkomst getekend, vanaf 2009 is hiervoor geld gereserveerd en intussen zijn de plannen bijgesteld bijvoorbeeld voor de regio en de huizenbouw. Ik maak mij echter veel zorgen over de waterveiligheid en die moet uiteindelijk doorslaggevend zijn. De zorgen over het zomerbed, de verzanding en de negatieve gevolgen daarvan doordat het water in de rivier langzamer gaat stromen, zijn nog niet weggenomen. De dijk ten zuiden van Kampen roept de vraag op of de stad in een badkuip komt te liggen. Ook de gevolgen van de combinatie van westenwind en hoge afvoer voor de veiligheid van de mensen zijn nog een punt van zorg. Ik sluit mij aan bij de vragen die mevrouw Van Veldhoven hierover heeft gesteld. De staatssecretaris moet hierover en over de verschillen tussen bypass en beperkte bypass echt heel helder zijn. Als hij dat vandaag niet is, weet ik nog niet wat ik zal doen. Ik ben geneigd om dan te denken dat het toch niet veilig genoeg is.
De heer Holtackers (CDA): Voorzitter. Op 29 mei heeft de stuurgroep van de Zuidwestelijke Delta waarin provincies, waterschappen en een groot aantal maatschappelijke partijen vertegenwoordigd zijn, het verzoek aan de staatssecretaris voorgelegd om nu te starten met de rijksstructuurvisie Grevelingen en Volkerak Zoommeer. Dat is in lijn met het Deltaprogramma. Het kabinet heeft dit geaccordeerd in het ontwerp voor het Deltaprogramma 2013 dat op Prinsjesdag wordt gepresenteerd. De structuurvisie heeft betrekking op rijksbelangen in rijkswateren, rijksgrondgebied en rijkskunstwerken. Inhoudelijk betekent dit: wel of geen getij op de Grevelingen, wel of geen extra berging op de Grevelingen, een zoet of zout Volkerak en een getijdencentrale. Wanneer wordt hierover een beslissing genomen?
De CDA-fractie acht een structuurvisie van groot belang, omdat de regionale ruimtelijke ontwikkeling daarmee rechtstreeks samenhangt. Ik denk dan concreet aan de ruimte voor de kweek van schelpdieren, voor verbetering van zoetwatervoorzieningen voor alle sectoren en ook voor het toerisme. Voor de mogelijke realisatie van een getijdencentrale is het van belang dat die structuurvisie wordt ontwikkeld. Wat is de stand van zaken?
Daarnaast heeft de regio het genereuze aanbod gedaan om in ieder geval de «altijd goed maatregelen» uit het Spoorboek Zoetwater Zuidwestelijke Delta te realiseren en te beproeven. We spreken dan over projecten die altijd goed zijn, los van de besluiten over de structuurvisie over twee jaar. De maatregelen omvatten onder andere een bellenscherm om de zoutindringing tegen te gaan, de doorsteek van de Krimpenerwaard, van de Lek, om Gouda zoet te houden, en onderzoeksprojecten van LTO en ZLTO naar een verbeterde structuur op Tholen.
Voor die «altijd goed maatregelen» legt de regio 20 mln. op tafel. Dat is veel geld, want het totale project kost 29,5 mln. De staatssecretaris is gevraagd om de resterende 9,5 mln. bij te dragen. Later zou hij op hoge kosten komen en nu kan hij met deze hoge regionale bijdrage de structuur van West Brabant eenvoudig verbeteren met een hoge toekomstwaarde. Naar verluidt was hij positief over dit voorstel. De afwikkeling vereist nu politieke zorgvuldigheid, maar vooral ook tempo om het momentum niet te verliezen. Is de staatssecretaris bereid om mee te werken aan de verbetering van de zoetwaterstructuur in de Zuidwestelijke Delta door de «altijd goed maatregelen» te steunen nu de regio zo'n substantieel aanbod heeft gedaan?
De provincie Gelderland heeft met afkeuring gereageerd op het verzakken en het gedeeltelijk instorten van de Waalkade in Nijmegen. Riviercruiseschepen kunnen niet meer aanleggen, het parcours van de Vierdaagse wordt verlegd, het vuurwerk is afgelast en er ontstaat economische schade naast de extra schade en meerkosten die het uitgestelde onderhoud met zich brengen. Heeft het Rijk hierin een verantwoordelijkheid en, zo ja, welke? In ieder geval draagt ook de gemeente Nijmegen als kadebeheerder een groot deel van de verantwoordelijkheid. Kan de staatssecretaris bevestigen dat het hier gaat om een kering die geen deel uitmaakt van de hoogwaterbescherming?
De CDA-fractie ziet in deze gang van zaken een sombere voorspelling voor wat er gebeurt als de waterschappen hun zelfstandige positie als bestuursorgaan zouden verliezen. Onderhoud aan waterwerken is politiek niet sexy. Van de Waalkade was al lang bekend dat er onderhoud zou moeten plaatsvinden. In de brede politieke afwegingen is dit echter steeds uitgesteld. Mijn fractie is dan ook van mening dat de waterschappen als functionele democratie in de huidige vorm moeten worden gehandhaafd. Daarbij hoort ook een eigen belastingstelsel om situaties zoals in Nijmegen te voorkomen.
Dan de bypass. De Stuurgroep gebiedsontwikkeling IJsseldelta-Zuid heeft in een planstudie de beperkte bypass aangeboden. Er is hard gewerkt en naar het oordeel van mijn fractie is de studie een doorwrocht betoog over de wijze waarop de waterveiligheidopgave in dit deel van Overijssel voor de korte en langere termijn kan worden gecombineerd met gebiedsontwikkeling rond Kampen. Het resultaat van de studie is dat een verkorte zomerbedverlaging en een beperkte bypass niet alleen de beste en goedkoopste optie zijn, maar ook passen in een adaptieve strategie. Het CDA deelt deze conclusie.
In het regioadvies wordt ook een uitspraak gedaan over de tweede fase van het project die betrekking heeft op de maatregelen vanaf 2020 die deel uitmaken van het hele project, bijvoorbeeld de versterking van de Reevedam en de aanpassingen van de Roggebotsluis. Het regioadvies ziet beide fases als onderdeel van één ontwikkeling. Betrekt de staatssecretaris fase twee al bij zijn beslissing? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wil de staatssecretaris dit dan bevestigen? Wat ons betreft kan er tempo worden gemaakt met dit project.
De heer Grashoff (GroenLinks): De heer Holtackers zegt dat de beperkte bypass de beste, maar ook de goedkoopste maatregel is. Voor zover ik uit de stukken heb kunnen opmaken, zijn er aanzienlijk goedkopere maatregelen. Hoe onderbouwt de heer Holtackers zijn stelling?
De heer Holtackers (CDA): Het gaat om het totale project: de integrale gebiedsontwikkeling samen met de hoogwaterveiligheid, afgezet tegen een beslissing nu over de totale bypass. Dit is naar mijn mening de meest doelmatige oplossing, gelet op de doelstelling die het project dient.
De heer Grashoff (GroenLinks): Ik vraag mij af of de heer Holtackers de stukken goed heeft gelezen en geïnterpreteerd. Volgens mij is de goedkoopste oplossing een combinatie van beperkte zomerbedverlaging en dijkverhoging voor een som die ongeveer ruim een derde bedraagt van het bedrag dat gemoeid zou zijn met de zomerbedverlaging en de beperkte bypass.
De heer Holtackers (CDA): De maatregelen voor dijkverhoging zijn op termijn misschien niet genoeg om de wateropgave te vervullen. Dus in de afweging tussen wat moet gebeuren en het plan dat nu voorligt, is dit naar mijn mening de meeste doelmatige oplossing.
Mevrouw Jacobi sprak al over de rapportage over ons drinkwater. Ik steun het pleidooi voor een bronaanpak voor de beveiliging van ons drinkwater. Geneesmiddelen vormen een bedreiging voor de kwaliteit van het drinkwater. Daarom pleit ik voor een sterke bronaanpak. Is het mogelijk om niet alleen bij ziekenhuizen, maar ook bij andere instellingen maatregelen te treffen voor bronbeveiliging? Heeft de staatssecretaris of zijn collega van VWS contact gehad met de farmaceutische industrie over de ontwikkeling van medicijnen opdat de afbreekbaarheid ervan ook wordt betrokken bij het ontwerp en de innovatie?
De heer Grashoff (GroenLinks): Voorzitter. Ik start met de waterkwaliteit. In januari 2012 heeft de Kamer een brief ontvangen van de staatssecretaris waarin hij schrijft dat de aandacht gericht dient te blijven op de bescherming van bronnen, bijvoorbeeld door het terugdringen van (diffuse) emissies. Ik stel vast dat op dat vlak buitengewoon weinig voortgang is geboekt. Verder stel ik vast dat al eerder is aangegeven, onder meer in de studies van PBL, dat alleen met veel extra beleid aan de voorwaarden van de Kaderrichtlijn Water kan worden voldaan. Wij hebben daarover al eerder uitvoerig gesproken en vastgesteld dat een alomvattende aanpak nodig is van alle aspecten van de bedreiging van de kwaliteit van het oppervlaktewater en van het drinkwater, pers saldo gaat het in hoge mate om dezelfde bron.
Een van die aspecten hebben wij de staatssecretaris een driekwart jaar geleden letterlijk in de schoot geworpen in de vorm van mijn motie waarin de Kamer zich uitspreekt dat in ieder geval gewasbeschermingsmiddelen die glyfosaat bevatten, moeten worden verboden. De staatssecretaris heeft dit toegezegd, maar hij heeft uiteindelijk lang getalmd om te komen met een plan van aanpak. Het duurde zo lang dat wij verwachtten een lijvig boekwerk toegestuurd te krijgen met een doortimmerde visie die driekwart jaar tijd zou rechtvaardigen, maar niets is minder waar. Wij hebben een notitie van acht bladzijden ontvangen en op zeven bladzijden staat nagenoeg niets over een beleidsaanscherping, slechts in één passage een beetje.
De voorzitter: Wilt u zich beperken tot de agenda?
De heer Grashoff (GroenLinks): Dat doe ik, want ik spreek over waterkwaliteit en dat onderwerp staat op de agenda.
De motie over glyfosaat wordt naar mijn mening niet uitgevoerd met het plan van aanpak van de staatssecretaris, terwijl alle signalen over de kwaliteit van het oppervlaktewater en de risico's voor de drinkwatervoorziening aanleiding gaven om veel eerder met een plan te komen zodat we daarover nu wel hadden kunnen spreken. En als je zo'n plan dan indient, zou op redelijk korte termijn invulling moeten worden gegeven aan de wens van de Kamer die alleen al het verspreiden van 250 ton gif per jaar te niet zou kunnen doen zonder dat er enkele economische schade zou ontstaan. De motie richtte zich immers nog niet eens op de teelten. Uit recente publicaties bijvoorbeeld in Trouw en rapportages van de waterschappen blijkt dat wij, behalve deze maatregel, verdergaande maatregelen op het gebied van gewasbeschermingsmiddelen moeten treffen, ook in de land- en tuinbouw. Ik steun het betoog van mevrouw Ouwehand op dit punt. Als er moties over dit onderwerp worden ingediend, zal ik die zeker steunen.
Ik krijg over het verbod op glyfosaat graag de heldere toezegging van de staatssecretaris dat hij bereid is de termijnen te verkorten voor particulieren naar 1 januari 2013 en voor het professionele gebruik in de groenvoorzieningen en openbare ruimte naar 1 januari 2015. Als die toezegging niet komt, overweeg ik een motie in te dienen.
Het voorstel voor de bypass bij Kampen levert voor mijn fractie veel vragen op. Ik stel vast dat de door de staatssecretaris voorgestelde maatregel aanzienlijk duurder is dan de kostentechnisch meest optimale maatregel die zou bestaan uit beperkte zomerbedverlaging en een dijkverzwaring. Nu kunnen er redenen zijn waarom je in het kader van Ruimte voor de Rivier besluit om geen prioriteit geven aan dijkverzwaring. Dit algemene principe kan ik op zich wel volgen, zij het dat daaraan dan wel een heel goede integrale afweging ten grondslag moet liggen. Die lijkt echter te ontbreken. Het proces lijkt in hoge mate te worden gedreven door een regio die graag 1 300 woningen wil bouwen en daarmee, langs een heel andere kant, de ontwikkeling van de beperkte bypass steunt. Ik ben er stellig van overtuigd dat de juiste afweging moet worden gemaakt op basis van de veiligheidsuitgangspunten; de bouwambitie van de regio zou hierin geen enkele rol mogen spelen.
Kan de staatssecretaris aangeven of hier sprake is van een optimale oplossing gezien de maatgevende situatie van opstuwing van water uit het IJsselmeer in de richting van de Randmeren gecombineerd met een hoge afvoer van de IJssel? Die combinatie van factoren lijkt er in ieder geval toe te leiden dat de bypassmaatregel zoals die nu wordt voorgesteld, aanzienlijk minder effectief is en tegelijkertijd het mogelijke veiligheidsrisico voor de inwoners van Kampen niet zal verkleinen maar vergroten. Het ergste wat we zouden kunnen meemaken, is dat deze oplossing ertoe zal leiden dat alsnog dijkverzwaring nodig is om de veiligheid van de inwoners van Kampen te waarborgen, dus nog opgeteld bij deze maatregel. Dit risico wordt voor mijn fractie in ieder geval nog niet goed onderbouwd afgewezen in de stukken die ons ter beschikking zijn gesteld. Ik wacht de beantwoording van staatssecretaris af, maar ik wijs erop dat wij dat mijn fractie nu geneigd is om te pleiten voor de uitvoering van de beperkte zomerbedverlaging op korte termijn. Daarover zijn we het naar mijn mening wel eens. Over de bypass zouden nog geen definitieve en onomkeerbare besluiten moeten worden genomen. In plaats daarvan zou een aantal alternatieven met goede onderbouwing onder elkaar moeten worden gezet. Wellicht kan de Kamer nog een technische briefing krijgen voordat zij een ultiem standpunt inneemt.
De heer Holtackers (CDA): Volgens mij is het algemene principe van hoogwaterbescherming ruimte geven aan de rivieren. Dat is precies het tegenovergestelde van het verzwaren en verhogen van dijken. Dijkfalen is altijd gebaseerd geweest op overschrijdingen van dijken. Juist het ruimte geven aan rivieren, levert een primaire degelijke veiligheidsconstructie op. Waarom zou je van dit principe moeten afstappen bij zo'n project aan de kop van de IJssel?
De heer Grashoff (GroenLinks): Dat is het punt waarop ik al duidde. Ik steun het algemene principe van Ruimte voor de Rivier, maar niet de wijze waarop dit principe in dit geval wordt toegepast. Daarbij wordt geen ruimte gezocht voor de rivier, maar wordt ruimte op land gezocht voor een bypass. Je kunt de vraag stellen of die bypass landschappelijk en ecologisch gezien interessant is en of die uit oogpunt van waterveiligheidtechniek een goede oplossing biedt. Alles bij elkaar wordt op deze manier een wonderlijke invulling gegeven aan Ruimte voor de Rivier, want er wordt geen ruimte gezocht voor de rivier. Als dit, gelet op de locatie van Kampen, aan de rand van het IJsselmeer en de Randmeren leidt tot een combinatie van opstuwing en een hoge afvoer van water is de vraag gerechtvaardigd of de voorgestelde oplossing op die plek adequaat is en of daarmee de veiligheidsrisico's voldoende worden teruggedrongen, ook al is op papier dan een waterstandverlaging van 40 cm gerealiseerd.
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Voorzitter. Het onderhoud van onze kwetsbare delta vraagt om continuïteit en zo veel mogelijk depolitisering. Nu er voor de zoveelste keer in korte tijd een kabinet is gevallen, is het belang van een Deltaprogramma en een Deltacommissaris weer eens aangetoond.
De fractie van de ChristenUnie is blij met de voortgang van de diverse projecten in het kader Ruimte voor de Rivier. Toch zie ik hier en daar vertraging, ook al hebben wij een poosje geleden een mooi moment gehad bij Zwolle. Een aantal projecten is pas klaar na 2015. Kan de staatssecretaris uitleggen hoe dit komt?
De fractie van de ChristenUnie wordt graag geïnformeerd over de stand van zaken bij het Volkerak Zoommeer. Op 29 mei jongstleden is overleg gevoerd met bestuurders in de regio. Toen is gesproken over een structuurvisie voor de Zuidwestelijke Delta als onderdeel van de Deltabeslissing 2014. Dat is mooi, maar dat is de lange termijn. Hoe staat het met de kortetermijnbeslissing in het kader van het programma Ruimte voor de Rivier? Die had er toch allang moeten zijn? Het gaat dan om het mogelijk maken van extra waterberging. Dit project was al vertraagd, maar in het eerste kwartaal van dit jaar zou een PKB (planologische kernbeslissing) worden genomen. Ik heb die nog niet gezien. Ik krijg graag een reactie van de staatssecretaris.
De fractie van de ChristenUnie steunt de keuze voor een verkorte zomerbedverlaging met een beperkte bypass bij Kampen. Hiermee wordt het probleem met de drinkwaterwinning bij Zwolle opgelost en kan in de gebiedsontwikkeling rekening worden gehouden met toekomstige besluiten over het peil van het IJsselmeer. De staatssecretaris concludeert dat met het pakket van maatregelen dat nu voorligt, de doelstellingen van de planologische kernbeslissing worden gehaald en invulling wordt gegeven aan de gebiedsontwikkeling. De planstudie is klaar, maar er ligt nog geen definitief besluit van de staatssecretaris. Het is al heel vaak uitgesteld en hoe langer hij wacht, hoe hoger de plankosten voor de regio oplopen. Ik heb begrepen dat het project nu zelfs stilligt. Daarom zou ik graag zien dat onze vragen vandaag helder worden beantwoord. De staatssecretaris moet een besluit nemen en hij kan daarbij rekenen op de steun van de fractie van de ChristenUnie.
Mevrouw Jacobi (PvdA): Ik snap de inzet van de ChristenUnie, maar er is nog een groot aantal onzekerheden zoals de effecten van de beperkte bypass en de zomerbedverlaging die wordt verkort tot zeven kilometer. Wat is voor de fractie van de ChristenUnie nu het doorslaggevende aspect om te zeggen dat het veilig genoeg is?
De vervuilingeffecten zijn ook een bezwaar. Ik heb nergens gelezen hoe die worden opgelost. Hoe kan mevrouw Wiegman hiervoor zijn zonder dat wij weten hoe het zit?
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Die vragen houden mij ook bezig. Ik heb hierover de afgelopen tijd informatie ingewonnen, bijvoorbeeld over het badkuipeffect. Ik kijk naar het totale veiligheidsplaatje. Daarvan heb ik inmiddels een goede indruk gekregen, maar ik vraag de staatssecretaris om vandaag tijdens dit algemeen overleg een helder beeld te schetsen. Voor mij is het wel duidelijk, mede dankzij mijn goede contacten in de regio en het feit dat ik al vanuit mijn gemeenteraadsperiode dit project op de voet volg. Het zou goed zijn als hij vandaag hier die helderheid klip-en-klaar geeft opdat wij de weg vrijmaken voor een besluit.
Mevrouw Jacobi (PvdA): Waarop baseert mevrouw Wiegman de conclusie dat er geen badkuipeffect ontstaat?
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Een verkleining van de dijkring leidt sowieso tot een badkuipeffect. Ik heb mij echter laten overtuigen dat de waterveiligheid in totaliteit op orde is.
Mijn fractie hecht eraan dat geconstateerde gebreken aan dammen, duinen en dijken zo snel mogelijk worden verholpen. Is het Hoogwaterbeschermingsprogramma 2 in 2017 op vijf projecten uitgevoerd? Klopt het dat Hoogwaterbeschermingsprogramma 3 pas dan kan beginnen? Verdere vertraging moet worden voorkomen, want de toetsingsresultaten van het Hoogwaterbeschermingsprogramma 3 dateren al van 2011.
De waterschappen willen graag aan de slag met nieuwe normen voor waterveiligheid in de aandachtsgebieden zoals Rijnmond en Drechtsteden om daarmee ervaring op te doen. Wat doet de staatssecretaris om hier het tempo in te houden om te voorkomen dat dezelfde dijk in korte tijd op basis van twee verschillende normen moet worden versterkt? Hij wil bij beslissingen over beschermingsniveaus niet alleen uitgaan van rekensommen maar ook van een bestuurlijke dialoog. Wat bedoelt hij hiermee, want normen mogen geen onderdeel worden van politiek handjeklap?
Ik sluit mij aan bij de vragen van mevrouw Van Veldhoven over de uitvoering van de motie-Van Veldhoven/Lucas.
De staatssecretaris wil de sluizen in de Afsluitdijk bij Kornwerderzand opknappen. De regio ziet graag een naviduct opdat scheepvaart en wegverkeer elkaar niet meer in de weg zitten. Ik snap de keuze van de staatssecretaris voor het opknappen van de bestaande sluizen gezien de kosten en het feit dat de sluizen nog meekunnen tot 2050. Bij een gebundelde aanbesteding van de overige werkzaamheden aan de Afsluitdijk kan het naviduct wellicht toch goedkoper uitvallen. Mijn fractie zou graag een vergelijkende analyse zien van de verschillende voorgestelde naviducten in Friesland. Er wordt nu gestudeerd op een naviduct bij Skaster Rien. De heer De Rouwe sprak laatst zelfs over de A7 bij Bolsward. Ik heb de indruk dat het knelpunt bij Kornwerderzand veel groter is voor zowel wegverkeer als scheepvaart. Als ik kijk naar het totale pakket maatregelen dan is het wellicht slimmer om Kornwerderzand een hogere prioriteit te geven. Ik krijg hierop graag een reactie.
In het kader van de waterkwaliteit stip ook ik het punt van de gewasbeschermingsmiddelen even aan. Dit hoort gewoon bij een onderwerp als waterkwaliteit. Er zijn stappen gezet, maar we zijn er nog niet, want nog niet overal worden de doelen gehaald. Ik was verbaasd over de mededeling in het actieplan dat chemische onkruidbestrijding op verhardingen pas in 2018 wordt verboden.
De voorzitter: Dit actieplan staat vandaag niet geagendeerd.
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Dat weet ik. Ik zal er nu niet uitgebreid op ingaan, maar als ik het heb over waterkwaliteit, heb ik het ook over de motie-Grashoff waarin om een verbod wordt gevraagd. Er zou een redelijke overgangstermijn komen, maar een periode van zes jaar noem ik geen overgangstermijn. Dat is gewoon uitstel. Waarom legt de staatssecretaris de voorstellen van de brancheorganisaties terzijde? Ik heb begrepen dat er alternatieven zijn en een verbod binnen twee jaar zou prima haalbaar zijn. Waarom wil de staatssecretaris een uitzondering blijven maken voor moeilijk bereikbare plaatsen en exoten op verhardingen? Waarom hanteert de staatssecretaris een beperkte lijst van alleen de stoffen die nu voor overschrijding zorgen in plaats van alle stoffen die slecht zijn voor het grond- en oppervlaktewater?
Ik vraag ook aandacht van de staatssecretaris voor de ecologische waterkwaliteitsnormen. Er is nog veel discussie over de vraag waar die nu wel of niet moeten worden toegepast. Ook de monitoring van waterschappen kan beter, want die is vaak nog niet gestandaardiseerd. Dan moeten elk jaar een zelfde aantal monsters op dezelfde locatie in dezelfde periode worden genomen. Op die manier zijn de resultaten moeilijk vergelijkbaar.
De fractie van de ChristenUnie is blij met de oplossing die is gevonden voor de financiering van Wetsus. De staatssecretaris haalt zijn bijdrage van 2 mln. tot 2016 echter uit het budget voor de Afsluitdijk, terwijl over de variant voor de Afsluitdijk nog discussie gaande is.
Tot slot ben ik benieuwd hoe het staat met de getijdencentrale in de Brouwersdam.
De heer Paulus Jansen (SP): Voorzitter. Ik begin met het drinkwater, want dit staat wel degelijk op de agenda onder punt 1. De belangrijkste grondstof voor drinkwater is het oppervlakte- en grondwater. De kwaliteit van het grondwater en oppervlaktewater wordt in belangrijke mate beïnvloed door diffuse bronnen waarbij landbouwgif en bestrijdingsmiddelen met stip op één staan. Dit is nog eens bevestigd in het onafhankelijke rapport van de Rijksuniversiteit Leiden. De Vewin kan misschien nog als een lobbyorganisatie worden beschouwd, maar dit zijn onafhankelijke onderzoekers en zij zeggen dat het in de afgelopen tien jaar slechter is geworden. Dit is alarmerend. Ik hoor graag van de staatssecretaris hoe hij denkt over het middel van een heffing op bestrijdingsmiddelen. Dat lijkt mij een goede manier om de vervuiler te laten betalen en daarmee ook het gebruik terug te dringen.
Op 13 oktober 2009 heeft de SP gesteld dat de beste manier om een beeld te krijgen van de plaats waar die levensgevaarlijke – althans als ze niet worden onderhouden – natte koeltorens staan, via de leverancier is. Die heeft er ook belang bij om die gegevens te leveren, want dit kan handel opleveren omdat er onderhoud nodig is. De ambtsvoorganger van de staatssecretaris had hier echter geen zin in. Inmiddels zijn wij twee en een half jaar verder en als ik de brieven lees aan Aqua Nederland, word ik toch een beetje moe. Zal de staatssecretaris deze werkwijze als hoofdlijn nemen, wat betekent dat hij de gemeenten er niet langer mee lastig valt en het rechtstreeks regelt met de bedrijven? Verder moet hij regelen dat het verplicht wordt voor bedrijven om koelinstallaties te onderhouden. De motie-Jansen/Jacobi is in oktober vorig jaar aangehouden, maar inmiddels lijkt het tijdstip aangebroken om haar in stemming te brengen.
Hiermee kom ik op de waterveiligheid. Het is positief dat de staatssecretaris in zijn brief van mei jongstleden tot de conclusie komt dat de meerlaagse risicobenadering prima is, maar dat de tweede en de derde laag alleen worden gebruikt voor het restrisico. Eerst moeten de dijken goed zijn, daarmee moet je de norm halen, en wat daarna komt, is meegenomen. Dat is precies wat mijn fractie voorstaat. Goed dat de staatssecretaris tot dat inzicht is gekomen
Ingenieur Boorsma, een krasse knar uit Friesland en een groot deskundige op het terrein van waterveiligheid, heeft al een aantal keren gekeken naar de estuaria zowel in Nederland als elders. De heer Boorsma heeft geconcludeerd dat de haven van Antwerpen op de verkeerde plek ligt, althans voor schepen met grote diepgang. Dit is in lijn met wat de SP ook al jaren zegt. Hij heeft een plan gemaakt onder de titel Scheldepoort. Daarin wordt die diepe haven naar buiten gebracht, in wezen zoals Nederland dat heeft gedaan met de Maasvlakte II. Is de staatssecretaris het met mij eens dat dit de route is die wij moeten gaan naar de toekomst met daarbij samenwerking tussen Rotterdam en Antwerpen in plaats van concurrentie? Dan hoeven wij niet langer polders te ontpolderen als compensatie. Je moet het probleem bij de oorzaak aanpakken en niet kiezen voor pappen en nathouden.
De voorzitter: Het havenplan staat ook niet geagendeerd.
De heer Paulus Jansen (SP): Dan heb ik mij daarin helemaal vergist.
Ik ben heel positief over het gerucht dat er een rijksstructuurvisie komt over de Grevelingen en Volkerak, ook al weten wij daar officieel niets van. Ik ga er vanuit dat de motie-Jansen over de Volkeraksluizen gelijk wordt meegenomen in die structuurvisie. Wil de staatssecretaris dat bevestigen?
Dan de Zandmaas en Grensmaas. Ik ben de eerste die hierover begint maar ik kom uit die regio. Ik heb gelezen dat er een lening van 40 mln. wordt verstrekt aan een particulier consortium. De SP-fractie is huiverig voor dit precedent zeker gezien de pappenheimers, de baggeraars, in de regio die wij vrij goed kennen. Ik hoor graag van de staatssecretaris waarom de lening in dit geval zo hard nodig zou zijn. Ik zie daar eerlijk gezegd alleen maar de nadelen van.
Daarmee kom ik op Ruimte voor de Rivier en Kampen. Ik heb het genoegen dat ik de enige «woordvoerder water» ben die hier al drie bewindspersonen geleden zat. De SP was destijds met GroenLinks en de SGP heel kritisch over het bypassproject. Waterveiligheidgeld is schaars, de staatssecretaris komt eigenlijk altijd geld tekort, en hier wordt drie keer zo veel geld uitgegeven als nodig is voor de goedkoopste effectieve variant. Bovendien is het resultaat zodanig dat het niet werkt, want de maatgevende situatie is niet een enorm hoge afvoer van de IJssel, nee, dat is een hoge afvoer van de IJssel in combinatie met een westerstorm en het opwaaien van water. In dat geval werkt de bypass negatief, want je hebt een extra opening waardoor het water naar binnen kan waaien. Daarom moet er weer veel geld worden besteed aan een stormvloedkering op dat punt om de bypass te kunnen afsluiten. Kortom, waar zijn wij in hemelsnaam mee bezig?
De finale vraag is of de staatssecretaris nu de knoop doorhakt. Wil hij nu onderhand hom of kuit hebben? In dat geval moet de Kamer nu een duidelijke uitspraak doen, namelijk dat wij dat niet willen. Ik respecteer het uiteraard als hij nog dingen moet uitzoeken, maar dit is heel vervelend voor de regio die nu al drieënhalf jaar in onzekerheid wordt gehouden door het kabinet. De mensen hebben recht op duidelijkheid, maar die krijgen zij niet van dit kabinet.
Bij vijf projecten van het Hoogwaterbeschermingsprogramma wordt de mijlpaal niet gehaald. De oorzaak is vaak niet zo ernstig, maar de verhouding tussen vijf mijlpalen niet gehaald en zeven wel is toch een beetje tricky. Ik ben van mening dat ernaar moet worden gestreefd dat wij minimaal 90% van onze doelstellingen halen. Ik krijg graag een verklaring van de staatssecretaris voor het feit dat die verhouding toch een beetje in de gevarenzone zit.
Tijdens een vorig algemeen overleg over water is met de staatssecretaris afgesproken dat in een volgende voortgangsrapportage over het Hoogwaterbeschermingsprogramma van alle knelpunten, dus alle dijken en kunstwerken met een zeker risico die niet voldoen aan de norm uit 1960, met naam en toenaam de status zou worden vermeld. Ik ga ervan uit dat dit in de eerstkomende voortgangsrapportage zal gebeuren.
De heer Houwers (VVD): Ik heb nog een vraag over de opmerkingen van de heer Jansen over waterwinning en drinkwater. Heb ik goed begrepen dat hij erop vertrouwt dat de staatssecretaris in de structuurvisie ondergrond voldoende bescherming zal bieden voor die bronnen die ervoor zorgen dat wij veilig en zeer betaalbaar drinkwater hebben?
De heer Paulus Jansen (SP): Ik vraag mij af waarop de heer Houwers zijn vraag baseert. Volgens mij heb ik helemaal niet gesproken over de structuurvisie ondergrond. Uiteraard hoop ik dat deze demissionaire staatssecretaris of zijn opvolger op dit punt inderdaad goed aan de slag gaat. Het is in ieder geval belangrijk dat in de structuurvisie ondergrond zekerheden worden opgenomen voor onze kostbare grondwatervoorraden. Dus als je andere dingen in de ondergrond gaat doen, kijk dan uit. Toch zal dit her en der gebeuren en daarom moeten wij goede randvoorwaarden stellen. De SP-fractie geeft echter prioriteit aan de aanpak van diffuse bronnen, dat wil zeggen dat de oorzaak wordt aangepakt. Daarom heb ik gezegd dat er naar de bestrijdingsmiddelen moet worden gekeken en dat daarop een flinke heffing moeten komen. Het volume zal dan in een noodtempo afnemen, want boeren kunnen in het algemeen goed rekenen.
De voorzitter: Ik geef het woord aan de staatssecretaris voor de beantwoording in eerste termijn. Ik streef ernaar dat hij die beantwoording om 13.00 uur heeft afgerond zodat de meeste leden daarnaar kunnen luisteren. De leden krijgen de gelegenheid voor twee korte interrupties waarbij de nadruk ligt op «kort».
Staatssecretaris Atsma: Voorzitter. Ik zal proberen een beetje ordening te brengen in de veelheid van onderwerpen die zijn aangekaart. Ik begin met een aantal opmerkingen over de normering, dan ga ik verder met de Afsluitdijk, het Hoogwaterbeschermingsprogramma, Ruimte voor de Rivier en de IJsseldelta. Van daaruit zal ik een doorsteek maken naar de Zuidwestelijke Delta. Dan zijn er nog een paar vragen gesteld over de Grensmaas. Ik vervolg met de waterkwaliteitsdiscussie en dan blijft er waarschijnlijk nog een aantal vragen over.
Tijdens een wetgevingsoverleg eind 2011 heb ik uitgebreid met de Kamer gesproken over de normering. Wij hebben dat op 4 april jongstleden opnieuw gedaan. Dit heeft geleid tot de brieven die op de agenda voor vandaag staan. Ik heb laten weten dat ik een groot voorstander ben van de risicobenadering. Ik wil niet alleen kijken naar extra dijkversterking, maar zeker ook naar de ruimtelijke inrichting om problemen te voorkomen, en daarnaast naar de rampenbeheersing. Die meerlaagse veiligheid is zeer relevant voor de toekomst. Dit moet uiteraard worden gekoppeld aan de prioritering. Dat is de insteek van de Kamer en van de Deltacommissaris en het is ook mijn insteek.
De nieuwe normering moet in 2014 worden vastgesteld. In de aanloop daarnaartoe worden de regio's daarbij betrokken. In alle waterschappen wordt hier volop naar gekeken. Wij hebben afgesproken dat de regio's in 2012 en 2013 hun werk doen voor de normering. Vervolgens zal die het jaar daarop worden vastgesteld. Voor de risicobenadering hebben wij wel een aantal oriëntatiepunten meegegeven. We hebben als oriëntatiewaarde 10-5 genoemd. In de briefing aan de Kamer is hierover gesproken.
Ik hoop dat ik de zorg van mevrouw Van Veldhoven heb weggenomen door nog even kort de procedure te duiden. Het gaat natuurlijk te allen tijde om de veiligheid. Dit geldt ook voor alle andere specifieke projecten. Veiligheid staat altijd centraal. Dat is het vertrekpunt, dat was het en dat blijft het wat mij betreft. Zeker in de tijd dat de middelen schaars zijn en schaarser worden, moet je daarop alert zijn.
De strategieën worden door de regio's uitgewerkt. In 2012/ 2013 komen ze terug en dan hopen wij in 2014 spijkers met koppen te kunnen slaan.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Hoe worden nieuwe kennis en inzichten meegenomen in de programmering en prioritering?
Staatssecretaris Atsma: Uiteraard gebeurt dat, dat is ook de insteek van de Deltacommissaris. Dit betekent dat inzichten met betrekking tot piping en de kansen en mogelijkheden van de deltadijk moeten worden meegenomen. We hebben nu al de vraag gekregen of wij kunnen bevorderen dat hier of daar een deltadijk wordt gerealiseerd. Dat kan niet, omdat wij van mening zijn dat eerst alle plussen en minnen goed op een rijtje moeten worden gezet. Ik ben er absoluut van overtuigd dat er kansen zijn, maar om die op voorhand zo in te schatten dat ze altijd een verbetering zullen zijn, gaat te ver. Daarom hebben wij met de commissaris afgesproken dat hij dit in de aanloop naar 2014 beter en scherper moet krijgen. Ik heb uiteraard gehoord dat de Kamer een half jaar geleden heeft gezegd dat het allemaal sneller moet. Het is echter de meest zorgvuldige manier van werken als de regio's er vanaf de eerste dag goed bij betrokken zijn. Dat willen zij ook. Terecht, want zij zullen ook een eigen bijdrage moet leveren aan een aantal specifieke projecten.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Misschien kan in de brief dan ook specifiek worden gerapporteerd over de toepassing van nieuwe inzichten en innovatie. Ik heb in dit kader ook een vraag gesteld over het bestemmen van 2,5% van de aanbestedingsbudgetten voor innovatie. Komt de staatssecretaris daar later op terug of geeft hij daarop nu een antwoord?
Staatssecretaris Atsma: Ja, wij zijn er voor om een impuls te geven. Dit kan een min of meer dwingend instrument zijn om blijvend te kijken naar innovatieve mogelijkheden. Tegelijkertijd moeten wij wel beseffen dat het uit de lengte of de breedte moet komen. Dan moet je ook de vraag beantwoorden wie het moet betalen en waar het geld vandaan moet komen. Neem je dit mee als plus op de aanbesteding of moet het uit de aanbestedingsbedragen komen? Het antwoord op die vraag is nog niet duidelijk. Wij nemen die vraag echter wel mee, want de ambitie is alleszins de moeite waard om zorgvuldig uit te werken. Het bedrijfsleven en de waterschappen juichen dit toe. Iedereen is er eigenlijk voor, maar de vraag is wie dat percentage gaat betalen en hoe wordt het verrekend. Ik hoop dat wij daar op een goede manier uitkomen. Dat er breed draagvlak voor is, lijdt echter geen twijfel
Mevrouw Lucas (VVD): De Topsector Water heeft geadviseerd om dit binnen het budget van het Rijk te doen. Volgens mij kan dit ook binnen het HWBP. Daarom vraag ik de staatssecretaris om de 2,5% voor innovatieve projecten binnen het budget voor het HWBP te zoeken.
Staatssecretaris Atsma: Die suggestie neem ik mee.
De Afsluitdijk is een project waarbij veel innovatie aan de orde zou moeten zijn. Mevrouw Lucas heeft gevraagd hoe het bedrijfsleven hierbij wordt betrokken. Ik wil niet zeggen dat dit een van de voorbeelden is waarop dit specifiek van toepassing is, maar ik heb tegen de Deltacommissaris gezegd dat wij de wens om marktpartijen veel meer te betrekken bij nieuwe en creatieve oplossingen, bij alle type projecten moeten zien vast te houden. Het feit dat wij nu praten over de 2,5% onderstreept dit ook. Voor de Afsluitdijk geldt zeker de vraag hoe de markt daarbij kan worden betrokken. De Kamer is daarover volstrekt helder geweest en Rijkswaterstaat heeft dit signaal goed begrepen.
In eerdere debatten hebben wij gesproken over vragen als: kan het wel, moet het allemaal wel en hoe gaan we dat doen. Nu staan wij voor een aantal specifieke vragen. De eerste vraag is waarom er nog geen overleg met de regio is geweest. Dit overleg vindt komende maandag plaats. Overigens hebben de vertegenwoordigers van de regio er alle begrip voor dat het gesprek pas plaatsvindt na dit algemeen overleg, omdat dit een aantal oriëntatiepunten zou kunnen opleveren. Afgezien van een aantal specifieke agendaproblemen ten gevolge van de Kamerverplichtingen, heb ik er zelf ook op aangedrongen dat het gesprek een week later zou plaatsvinden.
Een van de vragen die door de Kamer is opgeworpen, is of er ruimte is voor een naviduct. Er is een soort quick scan uitgevoerd waarin het aantal verkeers- en scheepvaartbewegingen is meegenomen. Het doel van een naviduct is de doorstroming te bevorderen. Ik vind het een interessante mogelijkheid. Ik heb vanaf dag één ook gezegd dat het mij verstandig lijkt om globaal een indicatie te geven van de kosten. De Kamer heeft daarvan kennis kunnen nemen. Dit is een heel algemene, globale raming met een variabele van 200 mln. tot 400 mln. Als die wordt afgezet tegen de gemiddelde wachttijd voor de brug bij Kornwerderzand van gemiddeld vier en een halve minuut, is het een kwestie van optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen om vast te stellen wat het meest interessant is. Op basis van een eerste kosten-batenanalyse lijkt de conclusie dat het niet interessant is om een naviduct te realiseren.
Dit laat onverlet dat wij in een gesprek met de vertegenwoordigers van de regio de vraag kunnen stellen hoe zij hierin zitten. Dit geldt dan met name voor de twee betrokken provincies. Ik kan de cijfers niet anders maken dan ze deze week aan de Kamer zijn gepresenteerd. Maandag zal dan ook de vraag worden gesteld of de regio, als deze mogelijkheid interessant wordt geacht, bereid is om de portemonnee te trekken.
Er is gesproken over een tunnel onder de Skarster Rien in de A6 tussen Lemmer en Joure. Ik kan op dit moment niet beoordelen of die duurder zal zijn of goedkoper. Ik ga er wel vanuit dat de cijfers kloppen die Rijkswaterstaat heeft aangeleverd over de kosten van een naviduct.
Mevrouw Lucas heeft gevraagd of de planuitwerking voor Den Oever kan worden meegenomen bij de uitwerking van de plannen voor de Afsluitdijk. Het hoogheemraadschap heeft een plan ter consultatie voorgelegd. Wij kunnen niet in die procedure treden, maar het is wel goed dat de integraliteit maandag aan de orde wordt gesteld. Als het inderdaad zo kan zijn dat één en één drie is, zou je gek zijn om het niet te doen. Ik kan mij echter niet voorstellen dat het Hoogheemraadschap Noord-Holland Noord niet daarnaar heeft gekeken. Nu het nog in deze fase verkeert, is het echter de moeite waard om dit mee te nemen, omdat de ingreep in Den Oever inderdaad heel fors is. Ik heb ook de indruk dat dit de achtergrond is van de vraag van mevrouw Lucas. Ik zal de Kamer laten weten wat de uitkomsten zijn van het gesprek volgende week.
Mevrouw Lucas (VVD): Ik dank de staatssecretaris voor zijn positieve woorden over de mogelijkheden die een naviduct kan bieden. Dat neemt niet weg dat zijn brief vrij negatief van toon is. Daarin wordt vooral de nadruk gelegd op het grote financiële gat en wordt maar heel beperkt ingegaan op de mogelijke baten. Ik ben van mening dat we met de regio juist over die baten zouden moeten spreken. Daarom vraag ik de staatssecretaris nogmaals om in het gesprek met de regio niet onmiddellijk over de kostenverdeling te beginnen. Ik ben bang dat het project dan strandt voordat het begonnen is. Samen met de regio en de markt moet worden gezocht naar slimmere en goedkopere oplossingen, want ik ben ervan overtuigd dat het slimmer en goedkoper kan. Wil de staatssecretaris dit gesprek open aangaan? De brief die hij ons heeft gestuurd, getuigt daar nog niet van. Daarom «zeur» ik hier nog over.
Staatssecretaris Atsma: Uit mijn toelichting zal wel duidelijk zijn dat ik de gedachte interessant vind. Sterker nog, ik had die misschien zelf kunnen bedenken. Uiteindelijk gaat het om de vraag wie betaalt en of er geld voor is. We spreken nu over een investering die wellicht maximaal 400 mln. vergt, maar Rijkswaterstaat komt uit op een ondergrens van 200 mln. Een investering van tussen de 200 mln. en 400 mln. is een enorme plus op het totaal van de activiteiten. Ik zou het niet fair vinden als je dat bedrag niet meteen in beeld brengt, want tot nu toe heeft niemand daarmee rekening gehouden.
Mevrouw Jacobi heeft gevraagd of de westzijde van de Afsluitdijk de zoeklocatie zal zijn voor de vismigratiemaatregelen van de Kaderrichtlijn Water. Het antwoord op die vraag is positief, want je moet de maatregelen inzetten waar ze het effectiefst zijn. Ook daar geldt echter dat, afhankelijk van de variant die je kiest, er sprake is van een enorme financiële opgave van 40 mln. tot 50 mln. Ook daarover zul je met de regio het gesprek moeten aangaan. Dan kunnen wij zeggen dat de regio het Waddenfonds heeft en misschien nog andere middelen en dat de regio dus maar moet aangeven wat mogelijk is. Maar stel dat de regio zegt dat de vismigratie minder prioriteit heeft dan een naviduct, dan heb je wel een discussie die je in de regio met de regio moet voeren. Ik ben van mening dat je het ook op die manier moet benaderen. Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat daar dus ook keuzes moeten worden gemaakt.
Mevrouw Lucas (VVD): Het mooie is dat de maatregelen voor de vismigratie en het naviduct prachtig kunnen samengaan. Als je het een doet, kun je de huidige sluizen voor het andere gebruiken. Ik vraag aan de staatssecretaris, net zoals ik vorige keer heb gedaan, om ruimte te houden in de planvorming. Zorg ervoor dat in de Structuurvisie Afsluitdijk ruimte blijft door ook het naviduct als een variant mee te nemen. Ik wil graag een ferme toezegging op dat punt. De mooie woorden van de staatssecretaris zijn prettig, maar de brieven die wij krijgen zijn tot nu toe anders. Daarom wil ik nu van hem horen dat hij bereid is om in de Structuurvisie Afsluitdijk de verschillende opties uit te werken en die in ieder geval niet te blokkeren.
Staatssecretaris Atsma: Dat laatste zal zeker niet aan de orde zijn, dat heb ik al eerder gezegd. Dit geldt overigens ook voor andere mogelijke ontwikkelingen op en rond de dijk. De enige discussie die op dit moment een beetje stokt, is de discussie over wind op de Afsluitdijk. Het is echter aan de Kamer om daarover een opmerking te maken. Dat is het enige wat op dit moment geblokkeerd is. Dat is spijtig, want juist voor wind op de Afsluitdijk heeft zich inmiddels een aantal serieuze gegadigden gemeld. De heer Holtackers heeft hierover in het verleden een motie ingediend die breed is gesteund door de Kamer. De Kamer heeft na de val van het kabinet de discussie over wind op land echter even stopgezet. Als ik al een oproep mag doen aan de Kamer, dan zou het deze zijn.
Ik antwoord echter positief op de vraag van mevrouw Lucas. Alle ruimtelijke opties blijven in beeld en worden wat mij betreft ook uitgewerkt.
Mevrouw Jacobi (PvdA): Ik wil de zaak toch wat strakker neerzetten. Experts zeggen dat aan de westzijde van de Afsluitdijk de beste mogelijkheden bestaan en de beste combinaties kunnen worden gemaakt voor vismigratie en voor het realiseren van de doelstellingen van de Kaderrichtlijn Water. De staatssecretaris zegt dat hij het daar wel mee eens is, maar als de regio over andere zaken begint en het over geld gaat, dan weet hij het nog niet. Ik vraag hem om ons toe te zeggen dat maatregelen aan de westzijde van de dijk het uitgangspunt vormen voor de aanpak.
Staatssecretaris Atsma: Als het gebeurt, gebeurt het daar, maar of het gebeurt, is mede afhankelijk van de regio. Voor een doorsteek is een investering van ongeveer 7 mln. vereist. De grote ambitie voor de vismigratie die daaraan kan worden gekoppeld, vergt misschien wel meer dan 50 mln. Uit alle onderzoeken blijkt dat de westzijde van de dijk de meest voor de hand liggende plaats is. Dat geldt ook voor de doelstellingen van de Kaderrichtlijn Water. Het antwoord op de vraag voor welke variant wordt gekozen, wordt mede door de regio bepaald. In de regio wordt volop meegedacht en daarbij wordt ook gekeken naar bijvoorbeeld het Waddenfonds.
Mevrouw Jacobi (PvdA): Wil de staatssecretaris toezeggen dat hij in het overleg met de regio de westzijde van Kornwerderzand als zoeklocatie zal bepalen? Hij draait er nu toch een beetje omheen.
Staatssecretaris Atsma: Dat is geen probleem. Als het er komt, dan komt het aan de westzijde. Die toezegging ligt er dus.
De bedragen die in de brief zijn genoemd voor de versterking van de schutsluis, zijn gebaseerd op de berekeningen van Rijkswaterstaat. Dat is op dit moment ook de enige indicatie waarover wij beschikken. Ik heb geen enkele reden om aan die bedragen te twijfelen.
Recent is bezien hoe de extra spuicapaciteit kan worden ingevuld. De mogelijkheden variëren van een volledig nieuw complex tot het opknappen van het bestaande complex. Een derde variant is het aanbrengen van een nieuw type pompen. Ik heb eerder gezegd dat als de variant met pompen haalbaar is – het gaat dan om een nieuwe generatie pompen die visvriendelijk is – die als een serieuze optie wordt beschouwd, afgezien van het kostenplaatje dat op dit moment niet kan worden ingeschat. Deze nieuwe technologie is interessant, omdat daarmee de ambities van de Kaderrichtlijn Water sneller kunnen worden waargemaakt.
De Kamer krijgt een verslag van de resultaten van het gesprek met de regio.
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Ik twijfel niet aan de cijfers van Rijkswaterstaat, maar ik heb gesuggereerd dat de kosten wellicht kunnen worden gedrukt door de aanbestedingen te bundelen. Is de staatssecretaris bereid om die suggestie mee te nemen?
Staatssecretaris Atsma: Zeker, dit geldt zowel voor de dijk als voor de extra spuicapaciteit. Ik heb de vraag en de opmerkingen van mevrouw Lucas ook in dat licht gezien. Als alle werkzaamheden op en rond de dijk kunnen worden geclusterd, kan dat alleen maar interessant zijn. De Kamer heeft dit ook al in een vorig overleg benadrukt. Ik heb niet de indruk dat iemand hieraan twijfelt. Zeker in een tijd waarin het werk krap is, moet zo veel mogelijk worden gecombineerd.
Mevrouw Lucas (VVD): Wil de staatssecretaris dan ook toezeggen dat hij de planning van die twee projecten gelijktrekt? De maatregelen in het kader van het HWBP moeten in 2015 worden afgerond. Kunnen de maatregelen voor Den Oever gelijk worden getrokken met die voor de Afsluitdijk, opdat dit integraal kan worden opgepakt? Dan ben ik gerustgesteld.
Staatssecretaris Atsma: Als dit een haalbare en begaanbare weg is. De planning van het HWBP voor Den Oever zal dan automatisch vertraging oplopen, omdat de werkzaamheden aan de Afsluitdijk niet binnen die tijd klaar zullen zijn. Als het in goed overleg kan worden afgesproken, zal iedereen daarmee vrede hebben. Ik kan alleen niet beoordelen of het die plus heeft. Daarom gaan we in gesprek en daarom kijken we of die combinatie mogelijk is. Als het kan, moeten wij er wel rekening mee houden dat Den Oever vertraging oploopt. Dat is dan wel voor het bredere en grotere doel.
Dat de uitvoering van projecten in het kader van het HWBP soms voor- of achterliggen op schema is het gevolg van technische oorzaken. Dat er soms te laat wordt begonnen, wil nog niet zeggen dat de projecten te laat klaar zijn. Ik wijs op de aanpak van de zwakke schakel bij Petten. Daarvoor is enkele weken geleden het startsein gegeven. De vertraging is veroorzaakt door de aanbesteding en de vraag welk type versterking moest worden gekozen. Toch is de planning zodanig dat een en ander binnen de gestelde tijd gereed kan zijn. Overigens is gekozen voor een innovatieve benadering waarbij een «zandige» oplossing voor de kust van Petten is gekozen. Die oplossing op deze plaats biedt een grote kans voor toerisme en recreatie in de omgeving van de Hondsbossche Zeewering. Dit wordt toegejuicht in Noord-Holland, ook omdat het andere delen van de kust kan ontlasten. Kortom, daarover is men enthousiast.
Hoewel een beperkt aantal projecten wellicht wordt vertraagd door HWBP 2, is het goede nieuws dat de kostenraming van een totaalbedrag van 3 mld. overeind blijft.
De afspraken die in het Bestuursakkoord Water zijn gemaakt, zullen in het kader van het HWBP 3 worden waargemaakt. Het wetsvoorstel ligt inmiddels voor advies voor bij de Raad van State. Hopelijk kan het direct na de zomer aan de Kamer worden voorgelegd. Daarmee liggen wij op schema. Voor sommigen is het meest belangrijke element van dit wetsvoorstel dat de waterschappen de helft van de kosten van de projecten in het HWBP 3 voor hun rekening nemen. Daarbinnen is een differentiatie aangebracht met een eigen bijdrage van 10%. Mevrouw Jacobi heeft hierover een motie ingediend maar die is aangehouden in afwachting van het nader onderzoek. De uitkomsten van dit onderzoek zijn afgelopen week aan de Kamer toegestuurd. Ik ga er vanuit dat die worden betrokken bij de behandeling van de wet. In eerder overleg is gesproken over de Scheldestromen in Zeeland. De heren Holtackers en Dijkgraaf hebben daarover ook opmerkingen gemaakt. Het beeld is redelijk evenwichtig en dat is een geruststelling.
De vraag is natuurlijk of de waterschappen zich aan de afspraken houden. Mevrouw Van Veldhoven wijst erop dat nog onvoldoende zichtbaar is hoeveel middelen die efficiencyslag zal opleveren. Het eindplaatje voor de hele keten is 750 mln. Het is niet eerlijk om nu een oordeel te geven of men op stoom ligt. Ik krijg wel signalen dat iedereen volop aan het werk is. Je ziet dat terug in de meerjarenplanning van de waterschappen die daarmee dus al rekening hebben gehouden.
De heer De Mos sprak over de aanpak van muskusratten. Die staat bij mij net als bij hem hoog in het vaandel, maar ik heb de indruk dat dit niet voor ieder Kamerlid geldt. De voorbeelden die hij noemde, zijn zeer terecht. Ik kan hier nog een voorbeeld aan toevoegen. Een van de dijken in het noorden van het land waar in januari van dit jaar sprake was van wateroverlast, was doorgraven door muskusratten. Daarom heeft de bestrijding van muskusratten nog steeds de hoogste prioriteit. Hoe minder ratten er worden gevangen, des te groter de indicatie dat wij de zaak in de hand hebben, zeg ik ter geruststelling tegen mevrouw Ouwehand.
In een aantal regio's ligt men zo op schema dat wordt gevraagd om het bestuursakkoord te verbreden tot een soort «green deal» waardoor de lat nog iets hoger wordt gelegd. Ik hoop dat de eerste resultaten deze zomer zichtbaar zullen zijn. De gemeente, waterschappen en provincies werken hierin samen met de waterleidingbedrijven die ook een bijdrage willen leveren. Ik ben er van overtuigd dat de waterschappen, misschien ook omdat zij de hete adem van de Kamer in hun nek voelen, volop aan de slag zijn en ook snel resultaten zullen laten zien.
De heer Paulus Jansen (SP): Ik heb gevraagd hoe kan worden verklaard dat bij vijf projecten de mijlpaal niet is gehaald en bij zeven projecten wel. Die verhouding vind ik een beetje verontrustend. Er is geïnvesteerd in een soort Elverding-aanpak vóór in het traject. Kan de staatssecretaris overtuigend aantonen dat hij dat terug zal verdienen in de rest van het project? Dat zou ik prima vinden, maar is dit een verklaring of is er sprake van hoop?
Staatssecretaris Atsma: Ik heb het lijstje van projecten hier voor mij. De IJsselmeerdijk, Ameland, de Lekdijk, de Waddeneilanden en Katwijk zijn de vijf projecten die vertraging hebben opgelopen. Het is bekend dat bij het project Lekdijk een experiment wordt uitgevoerd om na te gaan welke mogelijkheden de nieuwe technologie biedt. Als iedereen die er verstand van heeft, zegt dat die nieuwe technologie behulpzaam kan zijn, is het natuurlijk verstandig dat wij daarop wachten. De planning blijft echter dat een en ander in de afgesproken periode wordt afgerond. Daarbij staat altijd voorop dat er geen enkel risico voor de veiligheid mag ontstaan. Dan zouden de projecten in de tijd naar voren worden gehaald. Dat is bij geen van deze dijken aan de orde. Nergens is sprake van paniek of van onacceptabele risico's. In de volgende rapportage zal worden ingegaan op die vijf mijlpalen inclusief de planning, de aanpak en het moment waarop de werkzaamheden gereed zullen zijn.
De heer Paulus Jansen (SP): Tijdens een vorige overleg heb ik gezegd dat het goed zou zijn als de Kamer voortaan van alle zwakke schakels in de derde toetsing met naam en toenaam de status krijgt voorgelegd in de voortgangsrapportage. Dat zijn er meer dan nu in de voortgangsrapportage over het HWBP 2 zijn opgenomen.
Staatssecretaris Atsma: Voor HWBP 2 gebeurt dat al in de voortgangsrapportage; HWBP 3 verkeert nog in de inventarisatiefase. De zwakke schakels langs de kust zijn al helemaal geen punt van discussie, maar die worden ook in de jaarlijkse rapportage vermeld. De voortgangsrapportage is een initiatief van de Kamer, omdat zij dit als groot project heeft aangemerkt. Zij wordt op haar wenken bediend.
Over Ruimte voor de Rivier zijn weinig vragen gesteld. Ik heb de indruk dat de Kamer de 30 projecten en de invulling daarvan wel scherp heeft. Overigens is dit een proces dat voortdurend verdergaat. Na het overleg met de Kamer is de afgelopen maanden een aantal zogenaamde SNIP 3-besluiten (Spelregelkader Natte Infrastructuur) genomen. Dit betekent dat men nu ook werkelijk aan de slag kan gaan.
Een van de projecten die ik nog wil noemen, is de no-regretactie in de Zuidwestelijke Delta voor de waterberging in het Volkerak Zoommeer. Deze maatregel is altijd goed, afgezien van de vraag of wij in de toekomst spreken over een zoet of zout Volkerak Zoommeer. De Kamer heeft hiertegen in het verleden ook geen bezwaar gemaakt. Ik ben dan ook voornemens om hier met een positieve grondhouding naar te kijken nadat deze zomer in het overleg met regio de laatste puntjes op de I zijn gezet.
Het belangrijkste en grootste project dat nu hier op tafel ligt, is Kampen. Heel recent ben ik mevrouw Wiegman bij een project in het kader van Ruimte voor de Rivier in Zwolle tegengekomen. Zij zei min of meer verwijtend dat het toch wel erg lang duurt. Ik zal het dan toch maar hardop zeggen: dit ligt niet zozeer aan mij, als wel aan de Kamer. Ik heb vanaf dag één tegen de Kamer gezegd dat wij pas een stap zullen zetten als wij hebben gesproken over de brief, de inventarisatie en de brede analyse. Sterker nog, de Kamer heeft van mij geëist dat ik tot die tijd niets doe voor Kampen. Het is misschien wat gemakkelijk om de bal terug te kaatsen, maar dit is wel de realiteit
Wij hebben een en ander maal gekeken naar Kampen. Op basis van het debat dat wij ongeveer een jaar geleden hebben gevoerd, is besloten om voor de hele IJssel nog eens in beeld te brengen wat wel en niet noodzakelijk is gelet op de waterafvoer van de rivier. Uiteindelijk zijn wij tot de conclusie gekomen dat het voorstel met de korte bypass de meest voor de hand liggende oplossing is. Het is niet de goedkoopste variant, maar de duurdere variant waarvoor nu wordt gekozen, biedt wel een langetermijnoplossing. Hierin is de bijdrage uit de regio, dus van de gemeente en de provincie, meegenomen. Een dijkverhoging sec is wellicht goedkoper, maar dan zijn er over een x-aantal jaren opnieuw forse ingrepen nodig waarmee uiteindelijk hetzelfde resultaat wordt geboekt als nu al kan worden gerealiseerd.
Dat de regio ervoor kiest om een aantal functies te combineren, is terecht. De regio stelt per slot rekening niet voor niets meer dan 90 mln. beschikbaar, maar dat is natuurlijk nooit de hoofdzaak. De hoofdzaak is de waterveiligheid. Daarmee is het begonnen en daarmee eindigt het ook wat mij betreft. Ik heb dit vanaf de eerste dag gezegd en de Kamer heeft dat ook bevestigd. Ik zal de laatste zijn die zal zeggen dat als de regio, de stad en de provincie op een slimme manier willen investeren, dat niet zou mogen. Wij hebben hier heel pragmatisch naar gekeken. De vragen die een jaar geleden voorlagen, zijn allemaal beantwoord.
De heer Grashoff (GroenLinks): De staatssecretaris schetst hier dat de langetermijnwaterveiligheid het beste is gediend met de bypass. Uit de brief blijkt echter dat het alleen geldt voor de uitgebreide bypass en niet voor de beperkte bypass waarvoor de staatssecretaris nu kiest. Die uitgebreide bypass is nog eens een keer 50 mln. tot 65 mln. duurder. Die vergelijking klopt volgens mij niet. Misschien kan de staatssecretaris daarop reageren en dan gelijk meenemen of in het bedrag van 105 mln. voor de beperkte bypass ook de kosten voor het plaatsen van de spuikokers zijn meegenomen, of dat die daar nog eens bij moeten worden opgeteld?
Staatssecretaris Atsma: Het laatste is het geval. De beperkte bypass voorziet in de afvoer van 16 000 kuub. Op verzoek van de Kamer heb ik de Deltacommissaris gevraagd of dit alles nu wel echt nodig is. Ik heb hem gevraagd ook de IJssel bij zijn afwegingen te betrekken. De vervolgstappen moet naadloos kunnen aansluiten op deze beperkte bypass als die over twintig jaar gewenst worden geacht.
Mevrouw Jacobi heeft een aantal specifieke vragen gesteld over de veiligheid. De veiligheid staat voorop en dan heb ik het de eerste plaats over de veiligheid voor mensen. Daarnaast hebben wij het natuurlijk ook over de ecologische veiligheid en de waterkwaliteit. Om vragen te kunnen beantwoorden, is ten tijde van het hoogwater in januari van dit jaar nog eens extra bemonsterd, om te zien wat er gebeurt met de waterkwaliteit van de IJssel bij die extra afvoer. De waterkwaliteit is ook bij een verhoogde toevoer niet substantieel anders dan bij een kleine toevoer. Natuurlijk stroomt er bij een verhoogde toevoer meer water door de rivier, maar de concentratie van eenheden wordt ook anders. Wij hebben wel een aantal waarborgen ingebracht.
Ik ga ervan uit dat alle vragen van de Kamer zijn beantwoord en dat na dit overleg het licht op groen kan worden gezet, los van het feit dat er misschien nog enkele technische vragen moeten worden beantwoord.
Mevrouw Jacobi (PvdA): De staatssecretaris heeft ten opzichte van het vorige overleg nu een duidelijker concept. Het is niet helemaal eerlijk dat staatssecretaris de Kamer de schuld geeft. Vorige keer deugden de berekeningen niet en de zomerbedverlaging had niet het gewenste effect. Laten wij elkaar geen mietje noemen; wij willen allemaal dat het duidelijk wordt.
Wil de staatssecretaris nog nader ingaan op de situatie die ontstaat bij westenwind en een hoger afvoer? Wil hij verder ingaan op de opmerkingen die zijn gemaakt over het badkuipeffect bij Kampen?
Staatssecretaris Atsma: Ik zal niet zwartepieten, maar de Kamer heeft tegen mij gezegd: je mag niets doen voordat wij daarover hebben gesproken.
Ook naar het element van de opstuwing is een en andermaal gekeken. Er is geen enkele reden om te twijfelen over de veiligheid van de inwoners van Kampen, ook niet bij dit type calamiteiten dat zich in theorie kan voordoen. In de lokale media is de afgelopen weken opnieuw veel geschreven over het badkuipeffect. Wij hebben er opnieuw naar gekeken en zijn opnieuw tot de conclusie gekomen dat de deskundigen overtuigend aantonen dat er geen risico's zijn. Ik ben daarvan overtuigd en ik hoop dat de Kamer op basis van de nadere analyses die overtuiging deelt.
De heer Grashoff vroeg om een technische briefing. In het verleden zijn meerdere malen briefings georganiseerd. Dit kunnen wij desgewenst elke week doen en de techneuten er weer bij halen, maar dat lijkt mij niet nodig. Dit is uiteraard aan de Kamer.
Ik ben blij dat wij een jaar extra tijd hebben gekregen om een aantal zaken opnieuw onder het vergrootglas te leggen. Als dit niet was gebeurd, hadden wij misschien toch op een aantal zaken moeten terugkomen. De problematiek van de drinkwatervoorziening was voor die tijd niet bekend en is in het afgelopen jaar aan het licht gekomen. Ook in dat opzicht is deze zorgvuldige wijze van werken goed.
Ik vraag de Kamer nu dus groen licht om dit de komende maanden met de regio te kunnen afhechten
De heer Paulus Jansen (SP): De staatssecretaris vraagt nu een ferme uitspraak van de Kamer. Daarvoor wil ik hem nog een aantal vragen voorleggen. Ik heb het voordeel dat ik hier al een paar jaar zit en dat ik het dossier vanaf het begin heb kunnen volgen. Kan de staatssecretaris bevestigen dat de bypass voorheen geen kernproject in Ruimte voor de Rivier was, maar een soort no-regretproject? Dat betekent dat het een project is dat kan worden toegevoegd als het onder alle omstandigheden en bij iedere ontwikkeling, maatschappelijke winst zou opleveren. Kan de staatssecretaris bevestigen dat het Centraal Planbureau tot twee keer toe heeft vastgesteld dat dit geen no-regretproject is, met andere woorden dat dit project maatschappelijk meer kost dan de goedkoopste oplossing?
Staatssecretaris Atsma: Ik heb gereageerd op de bevindingen van het CPB. De heer Jansen vraagt nu of de bypass in Ruimte voor de Rivier zat. De lange termijn zat er wel in. Vervolgens hebben wij gezegd: wij moeten doen wat het meest efficiënt, doelmatig en praktisch is. Daarvoor zijn wij in overleg getreden met de regio. De regio heeft een belangrijke aanzet gegeven om te komen tot de bypassaanpak. De noodzaak daarvan is later nog eens extra onderstreept door de zomerbedverlaging en de beperkingen die die keuze met zich meebrengt. Vervolgens zijn wij tot de conclusie gekomen dat dit de meest voor de hand liggende aanpak is. Ik ken als geen ander de geschiedenis van Ruimte voor de Rivier in algemene zin. Ik weet dus ook dat de bypass er vanaf de eerste dag niet in deze vorm in zat. Gedurende het proces is die echter als de meest efficiënte, praktische en ook veilige oplossing naar voren gekomen. Dit is ook de keuze van de regio. Als de stad, de gemeente en de provincie hier unisono voor kiezen en het waterschap onderschrijft die keuze, dan zie ik geen reden om dit niet serieus te nemen. Het kabinet heeft dat in het verleden gedaan en het doet dat tot op de dag van vandaag, en gelukkig doet de Kamer dat ook.
De heer Paulus Jansen (SP): Ik stel vast dat staatssecretaris hier 180 mln. extra belastinggeld in steekt ten opzichte van de goedkoopste variant. Ik herinner eraan dat wij op aandringen van de VVD-fractie geen waterveiligheidgeld zullen besteden voor projectontwikkeling. Dat gebeurt nu dus wel tenzij de staatssecretaris kan aantonen dat hier sprake is van een no-regretmaatregel. Onze onafhankelijke adviseur, het Centraal Planbureau, heeft echter tot tweemaal toe laten weten dat dit geen no-regretmaatregel is. Kan de staatssecretaris ermee instemmen dat wij de lightvariant alsnog voorleggen aan het Centraal Planbureau? Ik ben namelijk heel benieuwd of het Centraal Planbureau overtuigd is door de argumenten van de staatssecretaris. Ik ben dat in ieder geval niet.
Staatssecretaris Atsma: Wij krijgen nu een ander type discussie dan een halfjaar geleden. Een halfjaar geleden werd vooral gesproken over nut en noodzaak van de maatregel. Ik ben blij dat de heer Jansen daarvan nu kennelijk overtuigd is. Nu stelt hij vooral de vraag naar de waterveiligheid. De middelen van het Rijk zijn ten principale bedoeld voor de aanpak van de waterveiligheid. Dat de regio meer dan 90 mln. op tafel legt, is een verantwoordelijkheid van de regio. Daar gaan wij niet over. Een ding staat vast, als wij dit nu niet doen, zullen wij op de langere termijn gehouden zijn alsnog te investeren. De prijs voor de Nederlandse belastingbetaler wordt hoger, want de regio zal dan waarschijnlijk minder bijdragen. Het is nagenoeg zeker dat de teller van de regio dan op nul komt te staan. Die afweging maakt de regio. Als de regio er geld voor over heeft, wie zijn wij dan te zeggen: dat kan niet?
De heer Paulus Jansen (SP): De staatssecretaris geeft geen antwoord op mijn vraag over het Centraal Planbureau.
Staatssecretaris Atsma: Het Centraal Planbureau is tweemaal benaderd, waarvan eenmaal door de Kamer. De reactie op die vragen is bekend. In antwoord op een nieuwe vraag zal het Centraal Planbureau de verschillende scenario's opnieuw in beeld brengen. Destijds was het antwoord: als wij het nu niet doen, worden wij er later opnieuw mee geconfronteerd en zal het alsnog betaald moeten worden. Dat zal het antwoord straks ook zijn. Daarvoor hoeven wij niet opnieuw naar het Centraal Planbureau. Het Centraal Planbureau kijkt niet naar de afweging die de regio maakt.
De heer Grashoff (GroenLinks): De kale vergelijking tussen de beperkte bypass en een dijkverhoging levert een verhouding op van één op vijf. Dit betekent dat zelfs als je twee keer zou overgaan tot dijkverhoging, dat nog maar de helft zou kosten van de bypass. Er zit nog steeds zo'n groot gat in die kostenraming dat ik me niet kan voorstellen dat die verhouding plotseling zou omslaan.
Staatssecretaris Atsma: Voor de lange termijn heb je de bypass altijd nodig voor een afvoer van 18 000 kuub. Laat dat helder zijn. Op basis van de huidige inzichten kom je daar op uit. Dan ben je in verhouding veel duurder uit, want dan zal het Rijk een-op-een aan de lat staan voor het geld. Daarom zeg ik nog een keer: wees blij dat de regio proactief meedenkt en de eigen kansen benut. Dat zijn niet alleen kansen voor woningbouw, maar ook voor de aantakking op het openbaar vervoer zoals de nieuwe Hanzelijn. De ontwikkeling van het gebied sluit hier perfect op aan en dat moet de heer Grashoff als pleitbezorger van het openbaar vervoer toch zeker aanspreken.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): De staatssecretaris heeft een aantal vragen die ik heb gesteld, niet beantwoord. Ik doel dan op mijn vragen over de mitigerende maatregelen en het risico voor verzakking van de stad Kampen.
Staatssecretaris Atsma: Dat laatste is natuurlijk meegenomen. Overigens kan in dit verband een parallel worden getrokken met de opmerking van de heer Holtackers over Nijmegen. Het risico voor verzakking van Kampen is wat ons betreft niet aan de orde. Als dat risico er zou zijn, zouden wij er niet aan moeten beginnen. Naar dat element is specifiek gekeken.
Ik heb al gesproken over de mitigerende dan wel adaptieve maatregelen. In de toekomst zijn aanvullende opties in beeld. Het is aan de regio en aan het waterschap om daarmee aan de slag te gaan. Wij hebben alleen blijk gegeven van een positieve inzet.
Met mevrouw Wiegman hoop ik dat wij deze week duidelijkheid kunnen geven opdat een ieder weet waar hij aan toe is. Als de Kamer die duidelijkheid geeft, en ik proef dat er een draagvlak is voor de plannen bij Kampen, kunnen wij een punt zetten achter de voorbereidingen tot nu toe.
Het overleg met de vertegenwoordigers van de Zuidwestelijke Delta dat enkele weken geleden heeft plaatsgevonden, was niet alleen gericht op het Volkerak Zoommeer. Ik heb positief gereageerd op de suggestie voor het uitwerken van een structuurvisie. De leden van de Kamer weten als geen ander wat een rijksstructuurvisie kan betekenen voor de timing en planning. Als daardoor projecten dreigen te worden vertraagd, moet die mogelijkheid wel in de totale afweging worden meegenomen. De integraliteit van de opties die in de Zuidwestelijke Delta voorhanden zijn – de discussie over de toekomst van Volkerak Zoommeer, een zoet of zout Grevelingen, Haringvliet, de Westerschelde, de Roode Vaart, het bellenscherm en noem maar op – leidt ertoe dat de gedachte van een rijksstructuurvisie positief wordt bejegend. Ik heb begrepen dat de regio daarover erg positief is. Ik heb toegezegd dat wij het zullen uitwerken. Uiteraard krijgt de Kamer daarover als eerste bericht. Ik heb in het overleg met de regio ook gezegd dat het niet aan mij is om eerst afspraken met de regio te maken en daarna naar de Kamer te gaan. Nee, het gaat eerst naar de Kamer en dan naar de regio.
Een aantal specifieke projecten in de Zuidwestelijke Delta kan los van een rijksstructuurvisie naar voren worden gehaald. De heer Holtackers noemde er al een paar. Ik heb het bellenscherm al genoemd dat is bedoeld om de intrekking van zout te voorkomen. Ik heb de indruk dat dit in de Kamer breed wordt gesteund. Ten tijde van de droogteperiode vorig jaar hebben wij gesproken over de trapjeslijn die niet meer functioneert. Om die weer op orde te brengen, is een forse investering nodig. Het bellenscherm lijkt een adequate oplossing te bieden. Ik heb gezegd dat wij dit met voorrang kunnen realiseren op het moment dat daar geld voor is. Het is een relatief kleine investering met een groot belang.
De zoetwatermaatregel Roode Vaart is een wens van de regio. Die maatregel is niet alleen voor Zeeland maar ook voor een deel van Brabant van belang. De financiering is een probleem. De regio wil een forse eigen bijdrage leveren van 9,5 mln. Er wordt een appel op het Rijk gedaan om deze maatregel naar voren te halen, omdat daarmee de zoetwatervoorziening in een groot deel van zuidwestelijk Nederland kan worden gegarandeerd. Daarvoor moet ongeveer 10 mln. extra worden gevonden. Dat zou betekenen dat andere initiatieven niet binnen de huidige budgetten kunnen worden gerealiseerd. Dat is de stand van zaken.
De heer Holtackers (CDA): De staatssecretaris zegt dat het hele project ongeveer 9,5 mln. kost en dat de regio er zo'n zelfde bedrag bijlegt. Volgens mij is de verhouding anders. De regio besteedt 20 mln. en er komt slechts 9,5 mln. van het Rijk. In die verhoudingen is dus geen sprake van cofinanciering, maar is het Rijk een kleinere partner.
Staatssecretaris Atsma: Ik heb mij wellicht wat ongelukkig uitgedrukt. Het gaat om 9,5 mln. van het Rijk en in totaal om 30 mln. Dit neemt niet weg dat van het Rijk een bijdrage van bijna 10 mln. wordt gevraagd. Ik heb de Kamer weleens kritischer horen spreken over 10 mln. voor een project. Als zij van mening is dat dit een zeer relevant project is, dan hoor ik dat graag. Ik heb niet de vrijheid genomen om dit bedrag buiten de Kamer om beschikbaar te stellen, maar ik ben met de regio van mening dat dit een buitengewoon effectieve maatregel zou kunnen zijn voor een groot deel van de zuidwestelijke regio.
De heer Jansen heeft een vraag gesteld over de lening die is verstrekt voor projecten bij de Zandmaas en Grensmaas. Het is geen nieuws voor de Kamer dat er problemen zijn met de realisatie van de Maaswerken. Met dit project is meer dan 1 mld. gemoeid; het wordt voor een groot deel gefinancierd uit de opbrengsten van zand en grind. Dit project dreigde te stagneren door de slechte marktsituatie. Ik heb de Kamer daarover eerder geïnformeerd. Met de regio, de waterschappen, de provincie en de gemeenten is samen met het bedrijfsleven, dat voluit aan de bak moet om de afspraken na te komen, naar een oplossing gezocht. Die oplossing heb ik eerder aan de Kamer gemeld. Ik heb daar geen spijt van, want er wordt op dit moment volop gewerkt. Het alternatief had kunnen zijn dat nu alles zou stilliggen en dat de marktpartijen helemaal geen activiteiten meer zouden hebben ontplooid. Dat zou het aller-slechtste scenario zijn.
Toen dit acute probleem zich voordeed, hebben wij tegen de provincie Limburg gezegd dat wij wel wilden spreken over de vraag hoe dit probleem zou kunnen worden opgelost maar dat de Zandmaas en Grensmaas dan wel integraal moesten worden aangepakt. Ooijen-Wanssum is in dit verband ook meegenomen. Ik heb hierover gerapporteerd voor een vorig overleg aan de Kamer. Ik heb die cijfers nu niet paraat. Na onze garantstelling is men aan de slag gegaan. Een en ander is ook afgestemd met de Unie van Waterschappen, omdat er voor een klein deel ook een bijdrage uit het HWBP nodig was. Ik was blij met de instemming van de Kamer met dit project enkele maanden geleden.
Ik kom nu toe aan de discussie over de waterkwaliteit. Gisteren is in het kader van het mestbeleid kort over dit onderwerp gesproken. Ik heb toen gezegd dat wij voor nitraat in het grondwater op schema liggen. Dat is positief, maar voor nitraat in het oppervlaktewater moeten wij nog een slag maken. Daartoe is inmiddels een aantal concrete stappen gezet met verschillende partijen.
Ik heb gisteren ook gezegd dat ik de zorgen over de kwaliteit van ons drinkwater deel. De Vewin heeft enkele weken geleden zijn zorgen geuit over de ondergrond. Naar de mening van de Vewin gebeurt er zoveel in de ondergrond, van warmte-koudeopslag tot mijnbouwgerelateerde activiteiten, dat dit ten koste zou kunnen gaan van de winning van drinkwater. Ik ben van mening dat dit niet aan de orde is. Ik heb tot nu toe geen enkel signaal gekregen dat het een zodanig rommeltje is in de ondergrond dat dit een acuut probleem is.
We zijn het er echter over eens dat het geordend moet worden. Daarom wordt een structuurvisie ondergrond voorbereid. De drinkwaterbedrijven, vertegenwoordigd in de Vewin, zijn daarvan op de hoogte. Ik ga er vanuit dat die structuurvisie ondergrond in 2013 aan de Kamer kan worden voorgelegd.
Ik hecht eraan hier nog eens te benadrukken dat Nederland misschien wel het schoonste drinkwater van 90% van de wereld heeft. Met de heer de Mos zeg ik dat ons drinkwater veiliger lijkt te zijn dan vele andere watertypen. Dat wordt hier nog eens geïllustreerd, omdat de flessen water op tafel zijn vervangen door kannen kraanwater. Als ik naar de gezondheid van de mensen om me heen kijk, kan ik mij geen betere illustratie voorstellen.
Dat wil niet zeggen dat er niets meer hoeft te gebeuren. Een aantal woordvoerders heeft gewezen op de geneesmiddelenresiduen die in het water terecht kunnen komen. Mevrouw Sap heeft voor het aantreden van dit kabinet hierover een motie ingediend. In twee ziekenhuizen in Nederland, namelijk in Zwolle en Delft, wordt op dit moment beproefd hoe door middel van nieuwe technieken geneesmiddelenresiduen uit het water kunnen worden gehaald. Residuen van geneesmiddelen in water zijn buitengewoon schadelijk. Die activiteit wordt dan ook door iedereen toegejuicht.
In Europa speelt de discussie over dit onderwerp ook. Sterker nog, dit is al een of twee keer via de Milieuraad bij de Kamer gekomen. Ook de komende tijd zal het op de agenda terugkeren. In Europa is men van mening dat er een normering moet worden vastgesteld voor geneesmiddelenresiduen in het water. Nederland is terughoudend en wil eerst bekijken of de techniek voldoende is voordat er wordt gesproken over een normering. Het is goed en verstandig dat de schadelijke stoffen worden benoemd, maar het gaat te ver om nu al tot normering over te gaan. Overigens zijn wij in Nederland waarschijnlijk verder dan veel andere lidstaten. De gemeenten en het IPO hebben er recent ook voor gewaarschuwd dat wij hiermee niet te snel aan de slag moeten gaan.
Ik heb het actieplan met betrekking tot de gewasbescherming vorige week verstuurd. De leden van de commissie kunnen dat laat vinden, zij kunnen dat te laat vinden en zij kunnen dat te mager vinden. Er is nu gelegenheid voor inspraak en het actieplan komt naar verwachting in september naar de Kamer. Wij kunnen er dan uitgebreider over spreken.
De vraag is gesteld waarom ik daarmee heb gewacht. LTO gaat akkoord met dit actieplan; de landbouw gaat er dus mee akkoord, maar ik wil ook weten wat de Vereniging van Nederlandse Gemeenten ervan vindt. Een van de voorstellen in het actieplan is dat er een verbod komt op het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen op de harde ondergrond in de publieke ruimte. De gemeenten mogen dan niet langer gebruikmaken van glyfosaat of chemische bestrijdingsmiddelen. Dit ligt nogal genuanceerd in de gemeenten. Je kunt wel zeggen dat het niet meer mag, maar dan moet je ook een alternatief voorhanden hebben. Het alternatief is vooral een mechanische oplossing en die kan erg kostbaar zijn. Daarom moet in alle redelijkheid worden bekeken welke gevolgen dit voorstel heeft.
Het derde spoor is het particuliere gebruik. Daarover zijn we helder geweest: dit zal leiden tot een verbod, althans als het aan ons ligt.
Wij zitten dus op één lijn, maar er kan discussie ontstaan over de overgangstermijn. Ik ben van mening dat, als het zover komt, er een redelijke overgangstermijn moet worden gehanteerd, zeker voor gemeenten. Wij leven in een fatsoenlijk land en wij moeten gemeenten de ruimte gunnen om te reageren op de voorstellen. Dit komt in september bij de Kamer terug.
Het heeft dus langer geduurd, omdat ik hoe dan ook een mening wil hebben en dan niet alleen van de gemeentelijke hoveniers, want die zijn in het algemeen niet voor het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen. Ik wil ook van de gemeentebesturen weten wat ze ervan vinden. Die reactie heb ik afgelopen maandag ontvangen. Daarna is per ommegaande het document verstuurd.
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Ik wil terug naar de discussie over de geneesmiddelen. Ik herinner mij nog mijn eerste algemeen overleg over water. Ik heb het toen «anders plassen» genoemd. Iedereen keek me aan en vroeg zich af waar het over ging. Ik dacht daar weer aan toen de staatssecretaris zei dat de technieken nog niet voorhanden zijn en dat het daarom te vroeg is om een norm te stellen. Ik vrees dat we hiermee in een cirkelredenering terechtkomen. Mijn stelling is dat op het moment dat je een duidelijk norm stelt, ik kan me voorstellen dat die niet per 1 januari 2013 wordt gesteld maar wellicht iets later, de technieken die nu al op de plank liggen, sneller zullen worden ingevoerd en toegepast, en marktconform worden gemaakt. Nu wordt steeds gewacht op technieken, datum, norm enzovoorts.
Staatssecretaris Atsma: Dan moet je ervan overtuigd zijn dat je het kunt determineren. Je moet dan weten dat wat in het water zit, eruit kan worden gehaald. Wat dat betreft verkeren we nu nog in een voorfase. Wij lopen hiermee vooruit op andere landen en dit is ook een kans. Ik kan echter niet vanaf morgen de anticonceptiepil verbieden, ook al is dat een van de belangrijke oorzaken. Wij moeten wel realistisch blijven als we normen stellen. Je kunt toch niet zeggen: je moet het schoonmaken, maar je mag het wel vervuilen? We moeten dit probleem in Europees verband aanpakken en niet in Nederland een eigen lijn kiezen. Als wij dit niet in Europees verband doen, vrees ik dat wij de plank misslaan.
Over het specifieke onderwerp van het terugdringen van geneesmiddelenresiduen in het water zal de Kamer tussen nu en drie maanden een brief ontvangen. Dit is zeker een relevant onderwerp, maar het is te vroeg om nu te zeggen: stel een norm en gebruik die vanaf 1 januari 2013 als vertrekpunt. Dan hebben wij wel iets moois geformuleerd, maar dan redden wij dat niet. De techniek is er nog niet rijp voor. Ik adviseer de Kamer om terughoudend te zijn met een verbod op het gebruik van allerlei geneesmiddelen.
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Dat heb ik ook niet gezegd. Ik heb gezegd dat 1 januari 2013 niet reëel is. Nu wordt er weer verwezen naar Europa. Ik geloof zeker dat wij het op Europees niveau moeten regelen, maar zojuist was punt van discussie dat er nog geen techniek is er en dat er dus geen norm kan worden gesteld. Ik zou dan graag in die brief op de volgende punten een visie krijgen: wanneer, welke norm zou reëel zijn, hoe pakken wij het in Europa aan, en welke technieken liggen klaar op de plank en kunnen versneld worden toegepast.
Staatssecretaris Atsma: Ik heb de pilots in de ziekenhuizen in Zwolle en Delft genoemd. Daarnaast wordt door de waterschappen samen met het bedrijfsleven snel een waterzuiveringtechniek ontwikkeld. Ik zal daarop ingaan in die brief. Ik zal verder ingaan op de vraag wat haalbaar en betaalbaar is. Ik waarschuw echter voor een normstelling nu. Daarmee bereiken wij helemaal niets. Er zijn veel toegelaten middelen. Dat maakt het ingewikkeld. Dit geldt overigens ook voor de gewasbescherming. Het verbieden van middelen die zijn toegelaten, leidt tot een Europese alleingang waarvan het nog maar zeer de vraag is of die bij de rechter zal standhouden.
De heer De Mos heeft een aantal opmerkingen gemaakt over de Zandmotor. De kosten van de aanleg bedroegen 58 mln. De kosten voor het beheer zijn 12 mln. Daarin is ook het opvangen van eventuele tegenvallers opgenomen. Het is verstandig dat daarmee rekening is gehouden.
De heer De Mos heeft verder nog gesproken over het voorntje en het verzekeren van de waterveiligheid. Bij ons staat de waterveiligheid voorop. Dat geldt voor Borculo en andere plaatsen in Zeeland, Noord-Holland en Groningen.
In reactie op de inbreng van de heer Houwers merk ik nog op dat het gebruik van visvriendelijke pompen niet alleen in het kader van het project van de Afsluitdijk moet worden overwogen, maar ook bij andere projecten.
Mevrouw Lucas (VVD): Ik heb nog gevraagd naar de leggerdiscussie op Vlieland en Terschelling. Verder heb ik gevraagd naar het project Stroomlijn.
Staatssecretaris Atsma: Als iets in een stroomversnelling is geraakt, is het de actie Stroomlijn. Al het struweel dat ten onrechte een plekje heeft gevonden in de uiterwaarden, moet worden verwijderd. Daarvoor is een bedrag van 75 mln. uitgetrokken. In februari hebben wij daarvoor het startsein gegeven. Je moet daarbij natuurlijk rekening houden met een aantal basiseisen, zo kun je in het broedseizoen niet overal doen wat je wilt doen. Daarom zal na de zomer volop worden verdergegaan waar dat nu niet kan. Als de Natuurbeschermingswet een sta in de weg is, ontkom je er niet aan om daarmee rekening te houden. De voortvarendheid waarmee verschillende ploegen aan het werk zijn gegaan langs zowel de Rijn, de Maas, de Waal als de IJssel, leidt tot een substantiële vergroting van de opvangcapaciteit van de rivieren. Daar gaat het om. Ik heb gezegd dat dit voluit moet doorgaan en dat gebeurt dus ook op dit moment.
Ik heb in het voorjaar aangekondigd dat er een bedrag is begroot voor de legger Vlieland en Terschelling. Ik hoop dat dit kwartaal nog duidelijkheid kan worden gegeven. Ook hier zie je dat de wens van de eilanden misschien wat verder reikt dan mijn polsstok lang is.
De heer Jansen heeft in het verleden als eerste gesproken over de legionellabacterie. Wij hebben naar aanleiding van de debatten over de natte koeltorens een en andermaal de gemeenten aangeschreven om aan te geven dat dit echt een gemeentelijke verantwoordelijkheid is. In een aantal gemeenten hebben de raden actie ondernomen. De heer Jansen dringt erop aan dat nu de slag met het bedrijfsleven wordt gemaakt. In het activiteitenbesluit is die koppeling voor het verplichte onderhoud gemaakt. Hij heeft eerder de wens uitgesproken dat de leverancier daarop wordt aangesproken, die moet verantwoordelijk zijn voor het onderhoud. Dit is dus via het activiteitenbesluit geregeld en dat is inmiddels in werking.
De heer Houwers (VVD): De staatssecretaris zou nog ingaan op de bestuursakkoordafspraken die niet op schema liggen. Wat zal hij daaraan doen?
Staatssecretaris Atsma: Ik ben daarop al uitvoerig ingegaan, ook naar aanleiding van de vraag van mevrouw Van Veldhoven hoe die afspraken worden ingevuld en of ze op schema liggen.
De wetsbehandeling waarin het effectief maken van de 50%-bijdrage wordt geregeld, ligt inmiddels bij de Raad van State en kan hopelijk in september aan de Kamer worden voorgelegd.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Ik heb gevraagd welke investering jaarlijks nodig is om de achterstand in te lopen die inmiddels is ontstaan bij de uitvoering van de Kaderrichtlijn Water. Ik krijg graag antwoord op die vraag.
Verder kom ik nog even terug op de tariefontwikkeling en de efficiency. De grafieken in Water in beeld laten een stijgende lijn zien. De stijging van de tarieven is behoorlijk: de rioolheffing voor bedrijven stijgt in 48 gemeenten met meer dan 10% en in 13 gemeenten met meer dan 25%. Ik heb een reactie gevraagd op de kritiek van de VEMW en de Vereniging Eigen Huis dat er voor wat betreft de efficiencywinst eigenlijk geen verschil is met het basispad. Kan de staatssecretaris dit wat nauwkeuriger toelichten?
Staatssecretaris Atsma: Wij hebben daarover afgelopen maandag kort gesproken bij de behandeling van de Waterschapswet. Mevrouw Wiegman en de heer Dijkgraaf hebben toen een amendement ingediend over de tariefontwikkeling in Delfland. De Kamer heeft inmiddels het COELO-rapport ontvangen dat een verdieping biedt van de cijfers in Water in beeld. Het lijkt mij praktisch dat een en ander bij de behandeling van de wet wordt betrokken. Als je spreekt over de 50%-bijdrage en de eigen bijdrage van de waterschappen aan specifieke projecten, moet de tariefontwikkeling wel proportioneel zijn. Die moet in de pas lopen en de solidariteit tussen de waterschappen moet voldoende zijn gewaarborgd. Daarnaast moet de ontwikkeling van de tarieven in verschillende categorieën in evenwicht zijn.
Ik heb al eerder gezegd dat wij voor de uitvoering van de maatregelen van de Kaderrichtlijn Water generiek ongeveer 0,5 mld. tekortkomen. Dat is een grote opgave. Daarom moet worden gezocht naar slimme combinaties om de ambitie voor 2027 te kunnen realiseren. Ik ben vanmorgen uitgebreid ingegaan op de nieuwe technologie voor bijvoorbeeld visvriendelijke pompen die een bijdrage kunnen leveren aan de doelstellingen van de Kaderrichtlijn Water. Ik heb verder positief gereageerd op de investering die bij de Afsluitdijk nodig is voor de vismigratie, want die kan ook positieve resultaten opleveren. Daarnaast ben ik ook in de Zuidwestelijke Delta met een aantal zaken bezig die kunnen helpen om die ambitie te realiseren, zonder dat dat meteen extra geld kost. Sterker nog, daarmee kunnen we misschien nog wel geld besparen.
De Haringvlietdiscussie is niet langsgekomen. Daarover zou ik ook nog een paar woorden kunnen zeggen, maar dat zal ik gelet op de tijd niet doen. Wij moeten dus proberen door slimme combinaties waarbij soms ook hydrologiemaatregelen kunnen worden gekoppeld aan de Kaderrichtlijn Water, zo veel mogelijk geld bijeen te sprokkelen om de ambities te kunnen realiseren. Daarom hebben wij met het ministerie van EL&I afgesproken dat in principe het bedrag van 20 mln. dat dit ministerie zou krijgen voor hydrologische maatregelen, op het budget van het ministerie van I en M komt. Zo kan werk met werk worden gemaakt: de koppeling van hydrologie aan de Kaderrichtlijn Water.
Onder druk van de Kamer zijn middelen vrijgemaakt voor Wetsus. Ik ben blij dat dit nu is geregeld.
De heer Holtackers benadrukte nogmaals het belang van de waterschappen. Dat wil ik iedere dag wel doen. De Waalkade in Nijmegen is primair een verantwoordelijkheid van de gemeente. Dit neemt niet weg dat dit een punt van zorg is. Rijkswaterstaat kan steun bieden bij het monitoren van dit type calamiteiten, maar de verantwoordelijkheid blijft bij de gemeente.
De heer Grashoff heeft gesproken over zijn motie met betrekking tot glyfosaat. Ik heb in mijn antwoord daarop aangegeven hoe een en ander is verlopen. Ik heb wel degelijk geluisterd naar de opdracht die hij in zijn motie heeft verwoord. Ik hecht aan een zorgvuldige werkwijze voor de gemeente.
Ik ben het zeer eens met de opmerkingen van mevrouw Wiegman over depolitisering. Daarom ben ik blij met de Deltacommissaris als instituut en de ankerpunten die in dit deel van het beleid zijn aangebracht. De samenwerking tussen de Deltacommissaris en het ministerie enerzijds – uiteindelijk ligt de ministeriële verantwoordelijkheid natuurlijk bij I en M – en alle partijen in het veld anderzijds is goed.
De heer Jansen wil dat de Kamer een uitspraak doet over Kampen. Ik ga daar niet over, maar ik kan wel advies geven.
Ik hecht zeer aan de kennis en kunde van professor Boorsma. Hij is regelmatig gast op het ministerie om zijn ideeën te ventileren. Wij proberen van al het goede het beste mee te nemen.
De voorzitter: ik geef nu in tweede termijn het woord aan mevrouw Lucas.
Mevrouw Lucas (VVD): Voorzitter. Ik ben blij met de toezeggingen die de staatssecretaris heeft gedaan onder andere over de risicobenadering en de nieuwe kennis en inzichten die in dit kader naar voren zijn gekomen. Dit geldt ook voor de besteding van 2,5% van het budget voor het HWBP voor innovatieve projecten van de agenda van de Topsector Water. Wil de staatssecretaris een brief aan de Kamer sturen als hij heeft bedacht hoe hij dat gaat doen, opdat wij weten hoe die toezegging zal worden uitgevoerd?
Het project voor de Afsluitdijk is begonnen als een zeer creatief proces met grote marktbetrokkenheid. Daarom was ik wat teleurgesteld over de basisvariant die wordt gekozen, maar ik zie nu weer licht aan de horizon. De staatssecretaris biedt ruimte om samen met de regio te zoeken naar creatieve oplossingen. Het gaat dus niet op de manier van Rijkswaterstaat, dat wil zeggen altijd kiezen voor een basisvariant, maar met de regio en marktpartijen zal worden gezocht naar slimme oplossingen. Ik krijg na het overleg maandag graag een brief over de vervolgafspraken die de staatssecretaris met de regio heeft gemaakt over de invulling van dat creatieve proces.
De heer Houwers (VVD): Voorzitter. Mijn fractie zal het proces van de afvalwaterketen en de afspraken in het Bestuursakkoord Water nauwlettend volgen. Ik richt mij daarbij specifiek op de vraag hoe een en ander juridisch in de vorm van samenwerking zal worden geregeld.
De heer Holtackers (CDA): Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor het antwoord op mijn vragen. Wil hij meedenken over een dekking voor het bedrag van 9,5 mln. voor de Zuidwestelijke Delta? Het zou naar mijn idee een gemiste kans zijn als dit nu niet snel wordt ingevuld.
Ik zal niet ingaan op het COELO-rapport en de projectgebonden bijdrage. Die onderwerpen komen bij de behandeling van het wetsvoorstel aan de orde.
De heer Paulus Jansen (SP): Voorzitter. Ik kom nog terug op de bypass. Ik citeer twee passages uit het tweede rapport van het Centraal Planbureau van mei 2010: «Voor de kwalificatie «geen spijt» is het wel nodig dat de hoogwatergeul zoals hij nu is ontworpen, in de toekomst ook onder heel andere omstandigheden geen ingrijpende verandering hoeft te ondergaan om goed te kunnen blijven functioneren. Het is voor de kwalificeringen «toekomstvast» of «geen spijt» niet voldoende dat de bypass, zoals staat in het rapport «Toekomstvastheid», andere toekomstige maatregelen niet belemmert.» «Omdat het rapport «Toekomstvastheid» van de Waterdienst aantoont dat aan deze twee voorwaarden niet voldaan is, neemt het Centraal Planbureau de conclusie van de Waterdienst over dat de voorkeursvariant van de hoogwatergeul niet een «geen spijt» maatregel is en niet toekomstvast is.» Nu zal de staatssecretaris zeggen: er zijn inmiddels allerlei dingen veranderd. Ik doe hem een aanbod. Als de staatssecretaris bereid is om de lightvariant te laten doorberekenen door het Centraal Planbureau, zal mijn fractie voorstemmen als de conclusie is dat het een no-regretmaatregel is. Dit lijkt mij een genereus aanbod van een oppositiepartij. Als de staatssecretaris dit weigert, geeft hij impliciet toe dat er sprake is van een subsidie van 120 mln. of meer aan een aantal regionale projectontwikkelaars. Het is zonde om belastinggeld daaraan te besteden.
De staatssecretaris zegt dat de betrokkenheid van het bedrijfsleven bij het onderhoud van natte koeltorens al is geregeld in het activiteitenbesluit. Dat is waar, maar dat is een heel slappe variant. Inmiddels zijn er doden gevallen. Volgens mij weet de staatssecretaris niet van welk percentage van de koeltorens in Nederland op dit moment het onderhoud goed is geregeld. In de motie-Jansen/Jacobi wordt de regering gevraagd de eis van gecertificeerde onderhoudspraktijken op te nemen in het activiteitenbesluit, in eigen huis of uitbesteed. Ik krijg graag de toezegging dat dit beter wordt geregeld in het activiteitenbesluit. Zo niet, dan breng ik die motie alsnog in stemming.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Voorzitter. Ik dank staatssecretaris voor de heldere toezegging over de 2,5% en de toepassing van innovatieve technieken. Ik onderschrijf de vraag van mevrouw Lucas om een rapportage aan de Kamer opdat wij dit kunnen volgen.
De fractie van D66 maakt zich zorgen over de tariefontwikkeling bij de waterschappen. Daarover is al eerder een motie ingediend, maar wij zullen de suggestie van de staatssecretaris volgen en de discussie hierover verder voeren bij de behandeling van het wetsvoorstel.
De staatssecretaris heeft nog niet gereageerd op mijn suggestie om te komen tot één prijs voor een liter water om daarmee doelmatiger watergebruik en gebruik van grijs water te stimuleren.
Dan nog een vraag over de bypass bij Kampen. Klopt het dat de locatie voor de inlaat alleen bij een grote peilophoging van het IJsselmeer verkeerd ligt?
Tot slot de vraag of de staatssecretaris bereid is tot een pilot bij een verpleeghuis om na te gaan of ook daar op kosteneffectieve wijze residuen van medicijnen uit het afvalwater kunnen worden gezuiverd. Ziekenhuizen zijn natuurlijk een belangrijke producent van afvalwater met residuen van medicijnen, maar verpleeghuizen zijn dat ook. Ik zou het interessant vinden om te zien of dit op een kosteneffectieve wijze kan.
De heer Grashoff (GroenLinks): Voorzitter. De uitgebreide beantwoording van de staatssecretaris waarvan de informatiedichtheid niettemin aan de lage kant is, is onbevredigend. Dit geldt voor de concrete beantwoording van zowel de vragen over de bypass bij Kampen als de vragen over de waterkwaliteit waar traagheid en vertraging troef zijn. Altijd als er sprake is van traagheid en vertraging, zegt de staatssecretaris dat het aan iemand anders ligt. Het ligt of aan de Kamer, of aan de gemeenten, maar het ligt nooit aan hem. Dat is een tikje ongeloofwaardig.
Het is duidelijk dat de staatssecretaris te weinig voortgang boekt met de waterkwaliteit. Het plan van aanpak biedt geen enkele waarborg dat de doelstellingen van de Kaderrichtlijn Water worden gehaald. Ik zie geen bereidheid om op het punt van de geneesmiddelenresiduen of andere belasting van oppervlaktewater- en drinkwater actie te ondernemen. Alles wordt uitgesteld. Ik zal zeker in een VAO in moties om uitspraken van de Kamer vragen.
Staatssecretaris Atsma: Voorzitter. De heer Grashoff heeft zijn eigen perceptie, maar ik ben van mening dat wij alle zorgvuldigheid in acht moeten nemen bij de uitvoering van het actieplan. Ik heb mij bewust met die vraag tot de VNG gericht. Het is te gemakkelijk om op een namiddag een verbod op het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen op verharde oppervlakten uit te vaardigen, zonder dat bekend is wat de consequenties daarvan zullen zijn. Die consequenties kent hij niet en ik ook niet. De VNG krijgt het verbod voor de kiezen. Daarom moet de vereniging in staat worden gesteld om daarover een oordeel te geven. Zij heeft dat de afgelopen week ook gedaan. Ik was natuurlijk volgaarne bereid om het actieplan het land in te sturen voor inspraak. Dat heb ik dan ook gedaan. Sterker nog, dat is een Europese verplichting. Dat wat wij vragen, moet bij iedereen tussen de oren zitten. Juist daarom ben ik benieuwd wat er de komende maanden uit de inspraak komt. Ik betreur de hoge toon van de heer Grashoff. Ik heb hem de afgelopen jaren leren kennen als iemand die voor zorgvuldigheid gaat. Ik heb maar weinig wethouders van GroenLinks uit de steden gehoord die hierover enthousiast zijn. Ook daar wil men weten wat de consequenties zijn.
Het heeft ook financiële consequenties. Op het moment dat wij op een ander dossier tegen de gemeenten zeggen dat zij worden gekort of een extra inspanningsverplichting krijgen, weten zij maar al te goed een reactie te formuleren als daarvoor geen draagvlak bestaat. De heer Grashoff weet dat als geen ander.
Ik ben van mening dat wij daarmee voorzichtig moeten zijn. Er is nu geen man of vrouw overboord; dit komt in september terug, maar het spijt mij dat ik hem niet heb kunnen overtuigen.
De heer Grashoff (GroenLinks): Ik heb mijn motie op 11 september 2011 ingediend. De consequenties voor de kosten waren in principe bekend, evenals de opvattingen van Stadswerk, een organisatie die hangt aan de VNG, en het feit dat al 50% van de gemeenten geen chemische bestrijdingsmiddelen meer gebruikt. Dit betekent dat het kan. Toch is nu driekwart jaar verloren gegaan. Zorgvuldigheid moet voorop staan, natuurlijk, dat geldt voor mij ook, maar dat is iets anders dan een dergelijke traagheid aan de dag leggen.
Staatssecretaris Atsma: Zo wordt het een welles- nietesspel. Ik heb de afgelopen maanden meer dan eens contact gehad met de milieucommissie van de VNG, dat is toch niet de eerste de beste. Zij was op geen enkele manier, althans voor zover ik het heb meegekregen, hierover geconsulteerd. Dat de hoveniers via de VNG hierover een mening hebben gegeven, dat zij zo. Ik hecht eraan dat de VNG wordt betrokken bij dit besluit.
Als tegen de landbouw wordt gezegd dat glyfosaat in de toekomst alleen nog mag worden gebruikt door professionals, dat wil zeggen door gecertificeerde mensen, waarom zou dat dan niet voor de gemeenten kunnen gelden? Dat zou ook een optie kunnen zijn. Ik vind dat je daar goed naar moeten kijken. De motie van de heer Grashoff is aangenomen en ik heb gezegd dat ik haar zal uitvoeren. Ik heb echter vanaf de eerste dag gezegd dat het mij verstandig lijkt om het te koppelen aan het actieplan. Het actieplan ligt er nu. Dan kun je zeggen: het had eerder, sneller, breder en beter gemoeten, maar naar mijn mening is het een overzichtelijk plan. Ik ben benieuwd naar de reacties erop. Wij spreken elkaar opnieuw in september.
Mevrouw Van Veldhoven heeft specifiek gevraagd naar de inlaatproblematiek bij Kampen. Mede op basis van de bevindingen van het Centraal Planbureau is hier nog eens scherp naar gekeken. Waar nodig zijn de plannen geoptimaliseerd. Ik heb mij door de techneuten laten vertellen dat de beoogde waterstanddaling ook voor optimalisatie heeft gezorgd. Daarom is enige zorg over de inlaat niet aan de orde.
Het is een interessante suggestie om ook een verpleeghuis te laten meedraaien in een pilot voor het verwijderen van residuen van geneesmiddelen uit het afvalwater. Misschien kan ook een aantal huishoudens van jonge gezinnen erin worden meegenomen. Ik zal deze suggestie voorleggen aan de waterschappen die op dit moment pilots uitvoeren. Wellicht kan een slimme koppeling worden gemaakt. Ik kan dit technisch niet beoordelen, maar ik verwacht dat in een van de steden wel mogelijk is. Voor zo'n onderzoek moet natuurlijk wel een verpleeghuis van enige omvang worden gekozen.
Ik zeg graag toe dat ik de Kamer een rapportage zal toesturen over de invulling van de 2,5%. Voor alle duidelijkheid, dit geldt voor nieuwe projecten. Voor projecten die al zijn aanbesteed en gaande zijn, zou dit ingewikkeld worden. Ik zal ervoor zorgen dat de Kamer hierover kan beschikken voor het wateroverleg in het najaar.
Eén prijs voor een liter water klinkt aantrekkelijk. In de supermarkten zie ik verschillende prijzen voor liters water. Het lijkt mij ingewikkeld om met één tarief te komen, omdat wij in Nederland niet een rijkswaterleidingbedrijf hebben.
Ik ben het er natuurlijk zeer mee eens dat er meer gebruik moet worden gemaakt van schoon hemelwater voor allerlei activiteiten. Mevrouw Van Veldhoven sprak in haar eerste termijn over de tuinbouw, maar ik zou willen beginnen met die miljoenen woningen in Nederland. Ik heb wel eens trots het voorbeeld van mijn eigen regenput genoemd die volop wordt gebruikt.
De marktwerking, de prikkel om het zo schoon mogelijk te doen, moet vooral bij de waterleidingbedrijven blijven liggen. Drinkwater is een van de weinige grondstoffen die mens en dier en plant nodig hebben, waarvan de prijs in de afgelopen jaren niet omhoog is gegaan, afgezien van de correctie voor inflatie. Laten wij dat koesteren. Water is zo goedkoop en ik ga ervan uit dat dit een van de redenen was voor de Kunduzcoalitie om de heffing in het akkoord op te nemen.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): De staatssecretaris geeft een interessante en creatieve interpretatie van mijn suggestie om te komen tot één prijs voor een liter water. Ik heb niet zozeer gewezen op de verschillen tussen de regio's in Nederland. Mijn vraag is erop gericht dat de huidige prijs voor drinkwater, de zuiveringsheffing, de aansluitkosten en de rioolrechten worden gecombineerd. Daarvoor is iets meer nodig dan alleen de inzet van het drinkwaterleidingbedrijf. Dan gaat de regenput, waarover de heer Atsma zo enthousiast praat, voor meer huishoudens in Nederland renderen. Dat vraagt om een aantal institutionele wijzigingen. Daarom vraag ik de staatssecretaris ook om een reactie hierop.
Staatssecretaris Atsma: Dan moeten wij toch beginnen met een gedragsverandering bij 17 miljoen mensen in Nederland. Daar kunnen nog echt slagen worden gemaakt in het watergebruik. Wat je kunt doen met het water dat gratis uit de lucht komt, is misschien nog een onderwerp voor het Bouwbesluit. In een aantal pilots zijn inmiddels schitterende opties in beeld gebracht. Ik weet van een woningbouwcorporatie die het watergebruik daardoor fors heeft weten te beperken. Ik heb begrip voor de symboliek van één prijs, maar het is natuurlijk niet de bedoeling dat daarmee iedere prikkel uit de markt wordt gehaald. Wellicht is dit iets voor het overleg met de partners in het Bestuursakkoord. Dan zitten alle partners in de waterketen aan tafel, van de drinkwaterbedrijven tot en met de verantwoordelijken voor de zuiveringsschappen dat wil zeggen de gemeenten en de waterschappen. Daar zou deze suggestie met een positieve grondtoon op tafel kunnen worden gelegd. De prikkel in de markt moet worden gehandhaafd, want ik verwacht niet dat iemand voorstander is van één staatsbedrijf met een monopolie op drinkwater en een door de Staat vastgestelde prijs.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Dank voor de toezegging dat de Kamer hierover een brief ontvangt. Het gaat mij niet om één prijs voor heel Nederland; die kan regionaal verschillen. Een verdere integratie van de waterketens zal echter lonen. Wil de staatssecretaris als hij deze suggestie op tafel heeft gelegd van de partners in het bestuursakkoord, rapporteren aan de Kamer over de uitkomst?
Staatssecretaris Atsma: Ja. Ik zal daar op ingaan een brief over de voortgang van de integratie en de resultaten van het bestuursakkoord.
De heer Jansen is van mening dat het activiteitenbesluit meer ambitie moet bevatten. Ik erken dat de gegevens van een groot aantal koeltorens nog onvoldoende bekend zijn. Overigens zijn er vele duizenden koeltorens. Dit is echter een verantwoordelijkheid van het bevoegde gezag. Dat hoort daar op toe te zien. In dit geval zijn de gemeenten het bevoegde gezag en zij moeten daarop worden aangesproken. Ik beperk mij tot het activiteitenbesluit. Als de heer Jansen dat te mager vindt, is dat jammer.
Wij moeten wel op een gegeven moment aan de gemeenten vragen naar de stand van zaken. Wij kunnen hen in de loop van volgend jaar wel vragen om een update.
De heer Jansen zegt dat hij bereid is in te stemmen als de uitkomst van de doorrekening van het Centraal Planbureau hem bevalt.
De heer Paulus Jansen (SP): Ik zeg de staatssecretaris toe dat als hij bereid is om de lightvariant van de bypass te laten doorrekenen door het Centraal Planbureau, de SP-fractie het project zal steunen als de conclusie luidt dat de nieuwe variant een no-regretproject is. Dat zeg ik toe en dat gaat heel ver, maar ik voorspel dat het Centraal Planbureau die conclusie niet zal trekken. Heeft de staatssecretaris zo veel lef dat hij durft te zeggen dat hij daarin vertrouwen heeft en dat hij dit aan het Centraal Planbureau zal voorleggen?
Staatssecretaris Atsma: Ik hou van kaarten en ik mag ook graag een beetje dobbelen en zo, maar het lijkt me niet verstandig om nu te gaan pokeren. Het CPB kijkt vooral naar de economische kant, maar voor de waterstaatsinhoudelijke benadering is het CPB niet het meest geëigende instituut. Ik wil het CPB alles laten doorrekenen, maar ik wil daarop niet wachten. Kortom, ik hoop dat de Kamer het licht op groen zet om nu ook snel vervolgstappen te kunnen zetten. Dit betekent dat al snel een SNIP 3-besluit moet kunnen worden genomen.
De heer Paulus Jansen (SP): Ik constateer dat de staatssecretaris niet wil pokeren, omdat hij weet dat hij aan het eind van de rit zal moeten betalen. Dit is een teken van zwakte. Ik zal op dit punt een motie indienen.
Staatssecretaris Atsma: Als in die motie maar niet over mijn pokergedrag wordt gesproken, vind ik dat prima.
De heer Holtackers benadrukt nogmaals het belang van de Roode Vaart. Ik heb daarover al gesproken. Ik heb nu niet de vrijheid om hiervoor middelen vrij te maken. Als de Kamer daarop aandringt, ontstaat er meer ruimte. Ik heb een positieve grondhouding, maar ik laat ik dit graag over aan het oordeel van de Kamer.
Op de opmerking van de heer Houwers over de integrale benadering van het bestuursakkoord heb ik al gereageerd. Wij monitoren dat en ik kom er te gelegener tijd bij de Kamer op terug. Ik heb tot nu toe geen enkel signaal dat het niet goed gaat. Integendeel, het is in het belang van de waterschappen om hieraan voluit te gaan werken. Het gaat om hun bestaansrecht, dus zij zullen er alles aan doen om waar te maken wat zij hebben toegezegd. Als zij daaraan morrelen, zagen zij aan hun eigen stoelpoten. Ik meen dat die boodschap de afgelopen maanden wel duidelijk is overgekomen.
Mevrouw Lucas heeft nog een vraag gesteld over de Afsluitdijk. Ik heb de ruimte gegeven, ik herhaal dat nog eens een keer. Volgens mij zijn wij het eens over de richting die moet worden gekozen.
De voorzitter: Ik zal de toezeggingen van de staatssecretaris kort opsommen.
De staatssecretaris zegt toe dat hij:
– de Kamer in een brief zal informeren over de resultaten van het overleg met de regio over de Afsluitdijk, inclusief het vervolgproces. Kan hij aangeven op welke termijn wij die brief tegemoet kunnen zien?
Staatssecretaris Atsma: Het verslag van het overleg met de regio zal deze zomer verschijnen.
De voorzitter: De staatssecretaris zegt verder toe dat hij:
– in de volgende voortgangsrapportage HWBP 2 specifiek zal ingaan op de vijf mijlpalen die vertraging hebben opgelopen. Hierbij zal worden ingegaan op de maatregelen dan wel de aanpak om de vertraging in te lopen, en de bijbehorende planning;
– de Tweede Kamer binnen drie maanden in een brief zal informeren over geneesmiddelenresiduen in drinkwater en de mogelijkheden om die residuen terug te dringen. Daarbij zal specifiek worden gekeken naar de mogelijkheid van een pilot in een verpleeghuis. Ook zal worden ingegaan op «anders plassen»;
– de Tweede Kamer in een brief te informeren over de manier waarop 2,5% van het budget voor het HWBP 2 wordt ingezet voor innovatie. Wanneer kan de kamer die brief tegemoet zien?
Staatssecretaris Atsma: Het is een groot project, dus het lijkt mij logisch dit aan de voortgangsrapportage te koppelen. Die komt op 1 oktober.
De voorzitter: De staatssecretaris zegt tot slot toe:
– de Tweede Kamer te informeren over de mogelijkheden van één prijs voor een liter water naar aanleiding van overleg hierover met de partners in het Bestuursakkoord.
De heer Grashoff heeft een VAO aangekondigd.
De heer Jansen heeft toegezegd dat hij in zijn aangekondigde motie niet zal ingaan op het pokergedrag van de staatssecretaris.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Voorzitter. Ik begrijp dat dit waarschijnlijk het laatste algemeen overleg is dat u zult voorzitten. Als nieuw Kamerlid kom je in het begin altijd wel een paar collega's tegen die indruk maken vanwege hun inhoudelijke kennis en hun collegialiteit. Ik kan wel zeggen dat deze voorzitter een van die Kamerleden is. U bent bovendien een voorzitter die vriendelijk doch efficiënt de voorzittershamer weet te hanteren. Dat blijkt nu wel weer, nu wij ruim binnen de tijd met dit overleg klaar zijn.
Ik wil u mede namens alle collega's daarvoor danken.
(applaus)
Staatssecretaris Atsma: Ik sluit mij daarbij aan namens het voltallige kabinet.
De voorzitter: Dank u wel. Ik sluit de vergadering.
Volledige agenda
1. Rapport «De kwaliteit van het drinkwater in Nederland in 2010»
27 625-254 – Brief regering d.d. 11-01-2012
staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, J.J. Atsma
2. Gemeentelijke aanpak natte koeltorens in verband met legionellapreventie
26 442-53 – Brief regering d.d. 11-01-2012
staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, J.J. Atsma
3. Afschrift van brief aan VNG over aanbod Aqua Nederland bij inventarisatie natte koeltorens i.v.m. legionellapreventie
26 442-55 – Brief regering d.d. 19-04-2012
staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, J.J. Atsma
4. Jaarlijkse voortgangsrapportage waterbeleid in Nederland over het jaar 2011 (Water in beeld 2011)
27 625-268 – Brief regering d.d. 15-05-2012
staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, J.J. Atsma
5. Kaders en uitgangspunten voor actualisering waterveiligheidsbeleid
31 710-26 – Brief regering d.d. 07-05-2012
staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, J.J. Atsma
6. Reactie op de motie van de leden Lucas en Jacobi (33 000 XII-68) over continuering van het TTI Wetsus
33 000-XII-132 – Brief regering d.d. 21-05-2012
staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, J.J. Atsma
7. Aanbieding van de 21e Voortgangsrapportage Zandmaas en Grensmaas
18 106-211 – Brief regering d.d. 30-03-2012
staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, J.J. Atsma
8. Lijst van vragen en antwoorden over de 21e voortgangsrapportage Zandmaas en Grensmaas
18 106-213 – Brief regering d.d. 13-06-2012
staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, J.J. Atsma
9. Accountantsrapport bij voortgangsrapportage 21 Zandmaas en Grensmaas
18 106-212 – Brief regering d.d. 18-04-2012
staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, J.J. Atsma
10. Eerste voortgangsrapportage (VGR 1) van het Tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP-2)
32 698-3 – Brief regering d.d. 29-03-2012
staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, J.J. Atsma
11. Lijst van vragen en antwoorden over de eerste voortgangsrapportage Hoogwaterbeschermingsprogramma
32 698-4 – Brief regering d.d. 13-06-2012
staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, J.J.
12. 19e voortgangsrapportage Ruimte voor de Rivier
30 080-58 – Brief regering d.d. 02-04-2012
staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, J.J. Atsma – 19e voortgangsrapportage Ruimte voor de Rivier
13 .Lijst van vragen en antwoorden over de 19e voortgangsrapportage Ruimte voor de Rivier
30 080-59 – Brief regering d.d. 13-06-2012
staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, J.J. Atsma
14. Ruimte voor de Rivier, maatregelen Beneden IJssel
30 080-60 – Brief regering d.d. 21-06-2012
staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, J.J. Atsma
15. Overzicht van verschillende alternatieven voor vispassages en mogelijkheid deze te realiseren in het IJsselmeer
27 625-269 – Brief regering d.d. 05-06-2012
staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, J.J. Atsma
16. Resultaten contra expertise projectgebonden aandeel nieuw Hoogwaterbeschermingsprogramma 32 698-5 – Brief regering d.d. 29-06-2012
staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, J.J. Atsma
17. Brief van de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu d.d. 2 juli 2012 houdende de antw vr Van Veldhoven over het onderzoek van de Europese Commissie en het Europese Milieuagentschap naar de kwaliteit van het open zwemwater in de Europese Unie 2012D28599
18. Reactie op verzoek Ouwehand over de berichtgeving inzake de bescherming van waterwingebieden
33 136-4 – Brief regering d.d. 02-07-2012
staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, J.J. Atsma
19. Toezegging naviduct Afsluitdijk
32 308-8 – Brief regering d.d. 03-07-2012
staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, J.J. Atsma
20. Reactie verzoek lid Ouwehand naar aanleiding van het artikel in Trouw van 2 juli 2012 over bestrijdingsmiddelen (sts ELI)
27 858-111 – Brief regering d.d. 03-07-2012
staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, J.J. Atsma