Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 maart 2017
In de brief van 23 februari verzoekt de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties om een brief waarin de procedurele voortgang in de Caribische landen van het Koninkrijk wordt geschetst van de Initiatiefwet-Van Laar tot beperking van de mogelijkheid een algemene maatregel van rijksbestuur uit te vaardigen zonder wettelijke grondslag daartoe.
Bij brief van 9 augustus 2016 heb ik de Minister-President van zowel Aruba, Curaçao als Sint Maarten via hun Gevolmachtigde Ministers gemeld dat de Tweede en de Eerste Kamer het voorstel tot wijziging van het Statuut (het initiatief-Van Laar) hebben aangenomen (Handelingen II 2015/16, nr. 95, item 14 en Handelingen I 2015/16, nr. 37, item 8). Ik heb daaraan toegevoegd dat ik hun dit mededeel met het oog op toepassing van artikel 55, tweede lid, van het Statuut. Daarin is bepaald dat een voorstel tot wijziging van het Statuut dat door de Staten-Generaal is aangenomen, niet door de Koning wordt goedgekeurd alvorens het door Aruba, Curaçao en Sint Maarten is aanvaard. Ik heb hen daarbij verzocht mij op de hoogte te stellen van besluitvorming ter zake.
Sindsdien heb ik geen bericht van hen hierover ontvangen.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk