Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 maart 2017
In de twee brieven van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties van 23 februari wordt mijn schriftelijke reactie gevraagd op de reacties van de Staten van Aruba en Sint Maarten op de voorlichting van de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk over het toekennen van de bevoegdheid van Statenleden van Aruba, Curaçao en Sint Maarten om een voordracht tot voorstel Rijkswet te kunnen doen (Kamerstuk 27 570 (R1672), nr. 20).
Bij brief van 16 december 2016 (Kamerstuk 27 570 (R1672), nr. 21) heb ik u laten weten geen dringende noodzaak te zien om een wijziging van het Statuut in procedure te brengen. Beide reacties van de Staten van Aruba en Sint Maarten vormen geen aanleiding dit standpunt te herzien. In de reactie van de Staten van Aruba wordt aangekondigd dat de Staten een initiatiefvoorstel aan het concipiëren zijn, en verzoeken zij de Arubaanse regering om dit voorstel dan bij de Tweede Kamer in te laten dienen door de gevolmachtigde Minister, met toepassing van artikel 15, derde lid, van het Statuut. Ik wacht dit eventuele voorstel af.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk