Vastgesteld 17 mei 2016
De vaste commissie voor Koninkrijksrelaties, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, is van oordeel dat de Nota naar aanleiding van het Verslag (Kamerstuk 27 570 (R1672), nr. 10) die de Kamer op 14 april 2016 heeft ontvangen, aanleiding geeft tot nadere vragen. De commissie heeft daarom de eer als volgt nader verslag uit te brengen. Onder het voor behoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.
De leden van de fractie van de VVD hebben met aandacht kennis genomen van de antwoorden van de indiener ten aanzien van de het verslag. Deze leden hebben echter nog wel behoefte aan een nadere duiding van een aantal zaken.
De vervaldatum van de Algemene Maatregelen van Rijksbestuur (AMvRB) blijft twee jaar omdat, volgens de indiener, in die periode er een Rijkswet kan worden vastgesteld. De leden van de VVD-fractie constateren echter dat het traject van totstandkoming van Rijkswetten ook langer kan zijn. Is de indiener bereid om de vervaldatum van de AMvRB te koppelen aan de totstandkoming van de Rijkswet of moet de Rijkswet altijd binnen twee jaar van kracht worden? Is er een mogelijkheid tot verlenging van de AMvRB indien door omstandigheden de indiening van de rijkswet langer nodig heeft dan de duur van de AMvRB?
In het verslag is gevraagd naar de situaties waarin nieuwe AMvRB’s zonder wettelijke grondslag, of zonder grondslag in het Statuut, wel mogen. De vraag was naar een nadere duiding van «alleen in buitengewone gevallen van dringende aard». Kan de indiener aangeven wat voor gevallen onder buitengewone gevallen van dringende aard gaan vallen? Zijn bijvoorbeeld de Algemene Maatregelen van Rijksbestuur die in 2010 ontworpen zijn in het kader van de nieuwe staatkundige structuur passend aan de definitie «in buitengewone gevallen van dringende aard». Denk onder andere aan de «Samenwerkingsregeling waarborgen plannen van aanpak landstaken Curaçao en Sint Maarten»?
De leden van de VVD-fractie zouden ook graag willen weten waarom tijdens de overgang van het land Nederlandse Antillen naar de autonome landen Curaçao en Sint Maarten de openstaande AMvRB's niet zijn omgezet. Was daar vanaf de zijde van de delegaties van het land Nederlandse Antillen aandacht voor gevraagd?
Het aantal AMvRB's die onder het initiatiefvoorstel van Rijkswet vallen zijn zeer beperkt. Daarnaast heft deze wet ook het democratisch deficit niet op. De leden van de VVD-fractie vragen zich af waarom de indiener deze wet doorzet.
De voorzitter van de commissie, Recourt
De adjunct-griffier van de commissie, Hendrickx