Vastgesteld 3 mei 2010
De algemene commissie voor Wonen, Wijken en Integratie1 heeft op 31 maart 2010 overleg gevoerd met minister Van Middelkoop voor Wonen, Wijken en Integratie over:
– de brief van de minister voor Wonen, Wijken en Integratie d.d. 22 maart 2010 over de Regeling Wet Bevordering Eigen Woningbezit (BEW) en over de stand van zaken bij de startersleningen (27 562, nr. 47);
– de brief van de minister voor Wonen, Wijken en Integratie d.d. 19 maart 2010 over de inzet 3e tranche stimuleringsbudget woningbouw (27 562, nr. 46);
– de brief van de minister voor Wonen, Wijken en Integratie d.d. 29 maart 2010 over de 3e tranche stimuleringsregeling woningbouw en de BEW-regeling in relatie tot werkgelegenheid (27 562, nr. 50).
Van het overleg brengt de commissie bijgaand stenografisch verslag uit.
De voorzitter van de algemene commissie voor Wonen, Wijken en Integratie,
Van Gent
De griffier van de algemene commissie voor Wonen, Wijken en Integratie,
Van der Leeden
Voorzitter: Van Gent
Griffier: Van der Leeden
Aanwezig zijn vijf leden der Kamer, te weten: Van Bochove, Van der Burg, Depla, Van Gent, Jansen
en minister Van Middelkoop, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.
De voorzitter: Ik heet de minister en zijn medewerkers, andere aanwezigen en mijn collega's van harte welkom. Ik geef als eerste het woord aan de heer Depla.
De heer Depla (PvdA): Voorzitter. De minister heeft van zijn voorganger het stokje van een lopend pakket overgenomen, namelijk het investeringspakket voor crisismaatregelen. Wij zitten nu in de derde tranche. Wij doen net alsof de minister er van het begin af aan bij is geweest.
De belangrijkste reden dat de woningmarkt in crisis is, is dat mensen terughoudend zijn omdat ze bang zijn voor het verlies van hun baan of het niet kunnen verkopen van hun huidige woning. Dus met alleen investeren kunnen wij de woningbouwproductie niet uit het slop halen. Toch wil de Partij van de Arbeid dat het kabinet doorgaat met het crisispakket van de heren Bos, Balkenende en nu ook de heer Van Middelkoop.
Door het crisispakket zijn in 2009 150 000 banen minder verloren gegaan volgens het CPB. Door de extra investeringen blijven arbeidsplaatsen in de bouw behouden. In 2009 waren dat er volgens het onderzoek zo'n 2500. In 2010 en in 2011 zou het, als wij het pakket doorzetten, gaan om 12 000 tot 15 000 arbeidsplaatsen. Dat is hartstikke belangrijk voor de mensen die op die manier aan het werk kunnen blijven.
Onderdeel van het crisispakket was een stevige investering in de woningbouw en in energiebesparing in de bouw, in totaal zo'n 800 mln. De helft ervan gaat naar het stimuleringspakket waar wij het vandaag over hebben. Wij kennen drie tranches. De eerste twee zijn uitgegeven. De minister stelt voor om ook de laatste 100 mln. op dezelfde manier in te zetten als bij de eerste twee tranches. Dat is op zichzelf een logisch voorstel. De eerste tranche zou circa 13 000 woningen extra hebben opgeleverd en de tweede ongeveer 23 000. Dat is goed voor de bestrijding van de woningnood en voor het behoud van de banen. Kortom, je zou zeggen: doorgaan. Toch hebben wij nog wel een paar vragen.
Laat ik beginnen bij de cijfers. Het is namelijk opvallend dat in 2009, toen wij dachten dat de crisis het heftigst was, de bouwproductie hoger was dan ooit. Kloppen de cijfers van het CBS echt? Anderen zeggen namelijk dat ze niet kloppen. Stel dat het herstel zich doorzet. De NEPROM verwacht dan dat in 2010 ongeveer 25 000 nieuwbouwwoningen verkocht zullen worden, nog altijd bijna 40% onder het verkoopniveau van voor de crisis. Van bouwbedrijven krijg ik signalen dat 2009 een beroerd jaar was, maar dat men de echte ellende pas in 2010 verwacht. In 2009 was volgens deze bedrijven nog veel werk te doen in het afbouwen van woningen waarvan de bouw eerder gestart was. Kortom, hoe staat het precies met de marktverwachtingen voor de komende tijd?
Wat zijn de verwachtingen van de corporaties ten aanzien van de bouwproductie? De corporaties bouwen anticyclisch. Deze rol hebben ze ook de laatste jaren weer op zich genomen. Wat zijn de verwachtingen voor 2010 en 2011? Wij kregen een brief van Aedes die mij minder enthousiast maakt om dit punt aan de orde te stellen, omdat men de oorzaken vooral buiten zichzelf zocht en helemaal niet bij zichzelf te rade wilde gaan. Het punt betreft het volgende. Is de derde tranche niet te veel op de markt gericht, waardoor de rol van de corporaties om anticyclisch te bouwen onvoldoende benut wordt? Wij willen niet alleen dure woningen, wij willen ook betaalbare woningen. Waarom zijn de eisen aan de gemeenten om mee te financieren eigenlijk aangescherpt?
Verder komen er vragen uit Limburg, waar men zegt niet goed aan bod te komen. In Limburg sloopt men vooral in plaats van te bouwen. Dat is logisch, want de bevolking aldaar krimpt. Men vraagt of men niet een deel van het budget kan krijgen om daarmee de sloop- en verbouwoperatie te bekostigen. Deze dreigt nu te stagneren. Men kan er helemaal geen bijdrage voor krijgen, terwijl het ook in Limburg wel gaat om werkgelegenheid. Kent de minister het verzoek van de provincie Limburg en, zo ja, wat is zijn oordeel hierover?
Dan kom ik op de relatie tussen het stimuleringspakket en de Wet bevordering eigenwoningbezit. Mede-initiatiefnemer van deze wet is de Partij van de Arbeid in de persoon van de heer Adri Duivesteijn. Wij zijn groot voorstander van deze wet. De belangstelling is erg groot. De startersmarkt is het minst getroffen door de crisis. Het budget is echter op. In het vorige AO hebben wij voorgesteld om geld uit het crisispakket te halen en op deze manier de regeling langer toegankelijk te houden. Immers, als starters blijven kopen, worden er meer nieuwe huizen gebouwd, en dat is goed voor de werkgelegenheid. Uit de cijfers van het ministerie blijkt echter dat maar 10% van de huizen waarvoor een starterssubsidie wordt verstrekt via de BEW nieuwbouwwoningen betreft. De Partij van de Arbeid kiest voor het behoud van banen. Het gaat erom dat wij het geld zo veel mogelijk steken in meer werk. Wij zouden dan moeten concluderen dat wij de derde tranche moeten inzetten op de manier die de minister heeft voorgesteld en niet de Wet bevordering eigenwoningbezit langer moeten openhouden. Ik heb dan wel een paar vragen. Immers, ook de koop van bestaande woningen levert werkgelegenheid op, deze leidt namelijk tot verbouwingen. Veel van de starterswoningen betreffen corporatiewoningen. De corporaties krijgen hierdoor weer investeringsruimte voor nieuwbouw huurwoningen. Kortom, is de rekensom volgens welke de Wet bevordering eigenwoningbezit weinig banen oplevert, eigenlijk wel goed? Ons uitgangspunt blijft dat dit geld moet dienen om mensen aan het werk te houden en banen te behouden. Het zou ons echter een lief ding waard zijn als wij de regeling van de Wet bevordering eigenwoningbezit ook wat langer open kunnen houden. Immers, daarmee zijn niet alleen banen gered, maar komen starters ook makkelijker aan een huis. Graag een reactie op de brief van Aedes en op andere rekensommen die sommige collega's ongetwijfeld nog zullen illustreren. Is het niet verstandig om een deel van het geld hierin te stoppen?
Verder heb ik nog een vraag over de toezeggingen tijdens het vorige AO. Hoe zit het met het energiepakket? Er is 300 mln. vrijgemaakt voor energiebesparingsmaatregelen door corporaties. In het vorige AO werd gezegd dat dit niet goed liep. Als iets niet goed loopt, moeten wij bezien of wij het geld op een andere manier kunnen inzetten. Is hier al meer zicht op? Hetzelfde geldt voor de 700 mln. tot 800 mln. die beschikbaar is voor scholen en zorginstellingen. De minister rapporteert telkens over de vraag of het budget effectief besteed wordt. Ten aanzien van zorg en onderwijs zien wij daar echter weinig van, terwijl het ook in die gevallen belangrijk is dat wij werk combineren met energiebesparing en klimaatverbetering. Door het laatstgenoemde gaan de schoolprestaties van onze kinderen omhoog. Hoe staat het met de verlenging van de Nationale Hypotheek Garantie? Dat zou ook verder uitgezocht worden.
Tot slot de banken. Tijdens het vorige AO liet de minister weten in gesprek te zijn met de banken om hen verantwoordelijkheid te laten nemen, opdat mensen die in betalingsproblemen komen, niet met een restschuld blijven zitten als zij geen NHG hebben afgesloten. Dat is een goede zaak, want banken zijn immers medeverantwoordelijk voor de te hoge financiering. Dan moeten ze nu ook mee op de blaren zitten, hebben wij altijd gezegd. Tijdens het AO in februari wist de minister te melden dat de Nederlandse Vereniging van Banken een verklaring had afgegeven waarin men meedeelde dat men ermee aan de slag ging. Nu zijn wij bijna twee maanden verder. Is men blijven steken in een verklaring of heeft de NVB ook echt actie ondernomen en is er daadwerkelijk boter bij de vis gedaan? Zo niet, moet de minister weer in actie komen.
De heer Jansen (SP): Voorzitter. Deze minister gaat natuurlijk naadloos door waar zijn voorganger ophield, maar ik kan het niet laten om nog even kort aan te geven wat de historische positie van de SP-fractie op dit dossier is. Wij zijn altijd groot voorstander geweest van een anticyclisch beleid. Als de bouw in het slop zit, moet je met publieke investeringen proberen om het dal zo snel mogelijk uit te klimmen. De overheid en de semi-overheid hadden daar klassieke instrumenten voor, zoals investeringen in publieke infrastructuur en publieke gebouwen en investeringen via corporaties. De derde poot was het Bouwfonds. Wij constateren dat de positie van de woningcorporaties de afgelopen tien jaar stevig verkleind is. Het proces loopt natuurlijk al langer. Het aantal huurwoningen in Nederland is sterk teruggelopen. Het Bouwfonds is tien jaar geleden verkocht. Het gevolg is dat wij veel minder mogelijkheden hebben dan vroeger om iets te doen aan anticyclisch beleid op de woningmarkt. Wij zien dat als een groot probleem. Ik vraag mij af of deze kersverse minister voor WWI dat ook vindt. Wij zullen hier ongetwijfeld nog over doorpraten na de formatie. Het lijkt mij dat dit principe ten grondslag zou moeten liggen aan wat wij op dit moment doen.
Wij denken dat het op zich goed is dat in het kader van de crisisaanpak geld gestoken is in energiebesparing via de corporatiekant. Dat is namelijk maatschappelijk gebonden vermogen dat altijd opnieuw gebruikt kan worden, een soort revolving-fundgedachte. Het is goed dat er geld gestoken is in bijvoorbeeld energiebesparing en het verbeteren van het binnenklimaat en de binnenluchtkwaliteit in scholen. Dat geld loopt ook niet weg. Een stuk minder enthousiast waren wij over het bedrag van 350 mln. dat gestoken is in projecten van de markt die de markt anders wellicht niet zou realiseren. Is er al zicht op wat van de tot nu toe bestede 325 mln. daadwerkelijk tot extra bouw heeft geleid? Afgelopen jaar was ik kort na de zomervakantie op bezoek in Culemborg. Daar kwam ik langs een project waar de desbetreffende corporatieman zei: dit is nu zo'n project waar in het kader van de eerste tranche van het crisispakket geld in gestoken wordt. Dat project was al in de afbouwfase. De eerste tranche werd opengesteld op 1 juli 2009. Er wordt weliswaar snel gebouwd, maar zo snel gaat het echt niet, dat project was dus al in aanbouw. Het heeft klaarblijkelijk kunnen meeprofiteren van deze regeling; een beetje merkwaardig.
Is het verstandig om in het kader van de crisisaanpak extra geld te pompen in regelingen als de BEW of het SVn? De SP-fractie denkt dat dit niet zonder meer verstandig is. De financiële crisis in de Verenigde Staten is ontstaan door subprime hypotheken. Dat waren in feite hypotheken voor mensen die het eigenlijk niet of net niet konden betalen. Wij dreigen in Nederland min of meer dezelfde fout te maken. Tegen de heer Depla zeg ik dat ik de situatie in Nederland niet gelijk zal stellen aan die in de Verenigde Staten, maar ik wijs erop dat wij onlangs een debat hebben gehad over Lelystad waar de afgelopen twintig jaar woningen verkocht zijn die nu de rotte kiezen in de wijk zijn. Hetzelfde geldt voor Stedenwijk Noord in Almere. In het Tijdschrift voor de Volkshuisvesting, toch een buitengewoon degelijk blad, lees ik in het artikel van de heer Poulus en mevrouw Visser: nu al is in Parkstad Limburg en Noordoost-Groningen verval van voormalig corporatiebezit te zien omdat voormalige huurders naast de hypotheek en andere vaste lasten geen geld meer hebben voor het onderhoud van hun woning. Dat zijn de mensen die verleid zijn om een woning te kopen, maar het net niet konden betalen.
De heer Depla (PvdA): Ik snap zorgen de zorgen van de heer Jansen dat op sommige plekken mensen met woonlasten zitten die ze niet kunnen betalen, maar volgens mij heeft de heer Jansen deze vraag al een paar keer gesteld. Wij hebben een brief van de minister gekregen waarin helder wordt uitgelegd dat de Wet bevordering eigenwoningbezit zo in elkaar steekt dat mensen mede door deze wet geen onoverkomelijke risico's nemen of lasten krijgen die ze niet kunnen dragen. Volgens mij klopt de vergelijking van de heer Jansen dan ook niet. Mijnheer Jansen, hebt u deze brief gelezen en, zo ja, waarom denkt u dat de praktijk anders is dan in de brief staat? Ik deel uw opvatting dat corporaties geen bezit mogen verkopen dat niet goed onderhouden is. Wij moeten dan niet de BEW de schuld geven, maar de woningcorporaties die hiervoor verantwoordelijk zijn op hun vestje spugen.
De heer Jansen (SP): Ik heb die brief natuurlijk gelezen. Deze ging overigens over gedwongen verkopen, een specifieke insteek die ik de vorige keer gekozen had. Dat blijkt mee te vallen. Ik heb mij natuurlijk ook afgevraagd waarom. Ik denk dat een belangrijke verklarende factor is dat de problemen vaak pas op lange termijn ontstaan. De BEW is eigenlijk pas sinds 2006 in een stroomversnelling geraakt. Daarvoor is de regeling nauwelijks gebruikt. De laatste jaren is het aantal gebruikers snel toegenomen. Die mensen zitten er net. Mijn voorspelling is dat ook bij de groep van de BEW de problemen gaan toenemen. Nogmaals, ik kijk naar de praktijk in de wijken waar woningen verkocht zijn. Ik zie daar de zaak verpauperen en daar houd ik niet van als SP'er.
De voorzitter: Er zijn nog meer vragen aan u. U maakt nogal wat los. Ik hoorde «Lelystad» en ik dacht meteen: de heer Van Bochove.
De heer Van Bochove (CDA): De heer Jansen geeft voorbeelden en spreekt over verpauperende wijken. De SP houdt daar niet van. Het CDA houdt daar ook volstrekt niet van. Kan de heer Jansen mij uitleggen wat precies de oorzaak is van dit soort situaties? Laten wij Lelystad als voorbeeld nemen. Legt u mij nu eens uit, mijnheer Jansen, wat de oorzaak is van de ontstane situatie.
De heer Jansen (SP): In steden als Lelystad en Almere – volgens mij zijn dit min of meer vergelijkbare situaties – zijn wijken die 30 of 40 jaar geleden gebouwd zijn toe aan hun eerste grote midlife-opknapbeurt: een renovatie in combinatie met energiebesparende maatregelen. De wijken die ik bekeken heb, zijn voor ongeveer 50% verkocht. De corporaties hebben dus nog 50% in bezit. Ze gaan deze wijken opknappen. Over het algemeen doen ze dat keurig. De woningen zien er na afloop een stuk beter uit. Tussen al deze gerenoveerde sociale huurwoningen staan koopwoningen die niet opgeknapt zijn omdat de eigenaars ervan daarvoor het geld niet hebben.
De heer Van Bochove (CDA): Ik herken het voorbeeld dat de heer Jansen geeft, maar ik stel hem een andere vraag. Ik vroeg wat de oorzaak van het verkoopbeleid was. Ik ben zelf betrokken geweest bij BEW II. De heer Depla heeft al uitgelegd hoe dat werkt. Ik vind het prima als men voorbeelden gebruikt, maar dan moet men zich ook verdiepen in de oorzaken van het ontstaan van het probleem. De verantwoordelijkheid ligt niet bij de corporatie en bewoners, maar ergens anders. Deelt u deze visie, mijnheer Jansen?
De heer Jansen (SP): De corporatie in Lelystad heeft moeten verkopen omdat men slecht bij kas zat. Dat gold in mindere mate ook voor de corporatie in Almere. De corporaties moesten hun financiën saneren, dat speelde een rol. Ik constateer dat vanuit Den Haag, ook door mensen die naast mij zetten, steeds meer geanticipeerd wordt op het feit dat het vernieuwend vermogen van corporaties ook uit verkoop moet komen. De SP heeft daar altijd voor gewaarschuwd. Corporaties zijn sociale verhuurders, dat staat voorop. Ze mogen best af en toe wat verkopen, wat mij betreft bij voorkeur in vormen van maatschappelijk gebonden eigendom, waarbij het onderhoud op termijn goed geregeld is. Het is erg riskant als corporaties puur vanwege de centen gaan verkopen en daarmee hun bezit versnipperen en een toekomstig beheerprobleem creëren.
Mevrouw Van der Burg (VVD): Er is al veel gewisseld, maar ik heb de volgende vraag. Als je kijkt naar de resultaten van de Wet bevordering eigenwoningbezit en de voorwaarden die hierbij gesteld worden, is dat dan niet bij uitstek een instrument om hetgeen je vreest te voorkomen? De voorwaarden zijn heel strikt. Blijkt uit het feit dat er zo weinig gedwongen verkopen zijn ondanks een crisissituatie niet dat het instrument juist heel goed is?
De heer Jansen (SP): De SP-fractie is er altijd een groot voorstander van geweest dat de eisen ten aanzien van de hypotheekverstrekking worden aangescherpt. Wij hebben bijvoorbeeld al een aantal keer gesuggereerd om de NHG-eisen via de AFM algemeen verbindend verklaren, voor alle hypotheken dus. Op dit moment zie je dat mensen die niet voldoen aan de voorwaarden voor een NHG vaak gaan shoppen. Dan komen ze bij andere banken terecht waarvan een er inmiddels al op de fles is. Vervolgens zitten ze met de gebakken peren. Wat ons betreft is dat een slechte ontwikkeling. In de markt moet sprake zijn van een standaard, wat ons betreft een wettelijk verankerde standaard, die ervoor zorgt dat mensen beschermd worden tegen dit soort onverantwoorde financiële handelingen. Iedereen heeft recht op een fatsoenlijk dak boven zijn hoofd. Volgens mij staat dit zelfs in de Grondwet. Maar in de Grondwet staat niet dat iedereen recht heeft op een eigen dak boven zijn hoofd. Kortom, het eigenwoningbezit is geen doelstelling van rijksbeleid, voor zover mij bekend althans, maar de minister kan mij corrigeren. Het volgt niet uit de Grondwet, laat ik het zo zeggen.
Over de Wet BEW heb ik gezegd dat wij het geen verstandig wetsvoorstel vonden. Wij hebben er indertijd ook tegen gestemd. Het SVn zou wat ons betreft een heel nuttige rol kunnen hebben. Ik sluit mij enigszins aan bij wat de heer Depla gezegd heeft. Ik denk dan met name aan het bestaande woningbezit. Het SVn hoeft niet alleen leningen te verstrekken aan mensen die een huis aanschaffen, maar kan ook leningen verstrekken aan mensen die al een huis hebben en te maken hebben met «rottekiezenproblematiek» of funderingsherstel of die graag investeringen doen in energiebesparing. Dat zijn allemaal zaken die ook een maatschappelijk doel dienen. Juist in die situatie krijg je een soort één-plus-één-is-drie-effect. Daar zouden wij het SVn veel sterker voor moeten inzetten. Ik zou er ook geen moeite mee hebben als de rijksoverheid daar wat sterker op in zou zetten.
Tot slot nog een vraag over bevordering van doorstroming. Gisteren kreeg ik een brief van de Vereniging Eigen Huis waar ik zelf lid van ben. De brief was heel opmerkelijk. Hierin stond dat het bouwen van goedkope woningen ontzettend goed is voor de doorstroming. Ik heb nogal wat opeenvolgende ministers meegemaakt, eerst als medewerker en nu als Kamerlid. Ik kan mij nog heel goed de tijd van minister Dekker herinneren die zei: je moet juist dure woningen bouwen voor de doorstroming, hoe duurder hoe beter, want dan is de keten veel langer. Nu hoor ik precies het omgekeerde. Hoe zit het nu?
Mevrouw Van der Burg (VVD): Voorzitter. Wij hebben een dun pakketje vandaag. Meestal hebben wij dikke pakketten bij deze commissie, dus dat is ook wel eens prettig. De woningmarkt is een vertrouwensmarkt. Daarbij is het ontzettend belangrijk dat mensen vertrouwen hebben in de markt. In dat opzicht kunnen wij stimuleringsregelingen bedenken tot wij een ons wegen, maar zolang er een uitgebreide discussie in de media gevoerd wordt over de hypotheekrenteaftrek is dat buitengewoon slecht voor het vertrouwen van mensen. Ik heb dat ook al bij de begrotingsbehandeling aangekaart. De VVD is hier heel duidelijk over: daar wordt niet aan gemorreld.
Dan kom ik bij de Tijdelijke stimuleringsregeling woningbouwprojecten.
De heer Depla (PvdA): Mevrouw Van der Burg maakt zich zo veel zorgen over mensen met een eigen huis die onzeker worden. Wat vindt zij dan van haar eigen voorstel om mensen onzeker te maken door de ontslagbescherming en de WW in te korten? Het zijn immers dezelfde mensen met eigen huizen die zij zo graag wil beschermen die daar onzeker van worden. Misschien wordt de hypotheekrente dan wel niet aangetast, maar wat als zij hun baan kwijtraken of geen WW meer krijgen? Meet u niet een beetje met twee maten, mevrouw Van der Burg?
Mevrouw Van der Burg (VVD): Nee, dat denk ik niet. Nu worden mensen met een baan heel erg beschermd, maar als iemand buiten de arbeidsmarkt komt te staan, bijvoorbeeld iemand van 45 of ouder, wordt hij heel moeilijk aangenomen, juist door alle regelingen die er zijn. Dat wij een fatsoenlijke basisregeling hebben, zodat mensen in zekerheid naar een andere baan kunnen zoeken, lijkt mij logisch. Wij hebben echter ook heel veel studies gezien waaruit blijkt dat hoe langer de regeling duurt, hoe minder plezier je mensen doet. Het wordt immers veel moeilijker om een baan te vinden.
De heer Depla (PvdA): Als mevrouw Van der Burg zo onder de indruk van studies is, wil ik haar adviseren om ook de studies over het eerlijker maken van de hypotheekrenteaftrek eens te bestuderen en te bezien of zij haar opvattingen hierover moet aanpassen.
Mevrouw Van der Burg (VVD): Die studies heb ik allemaal uitgebreid gelezen. Als ik de eenzijdige berichtgeving over de hypotheekrenteaftrek lees van alle partijen, word ik daar een beetje triest van. Er wordt namelijk nooit bij verteld hoeveel mensen betalen als eigenwoningbezitter. Dat is bijna hetzelfde bedrag als wat zij aan aftrek binnenhalen. Bovendien verbaast het mij altijd zeer dat mensen het onderscheid niet kennen tussen aftrek en subsidie. In geval van aftrek betaal je namelijk eerst belasting. Anders kun je überhaupt niets aftrekken. Een subsidie daarentegen krijg je ook als je helemaal niets aan belasting betaalt. In Nederland is dat het geval tot een inkomen van ongeveer € 32 000.
De voorzitter: Nou, nou.
Mevrouw Van der Burg (VVD): Ik krijg een vraag en dan neem ik uitgebreid de gelegenheid om te antwoorden, dat begrijpt u.
De voorzitter: Ik vind dat u heel goed antwoordt, maar ik wil voorstellen om het voor nu hier even bij te houden.
Mevrouw Van der Burg (VVD): Nog één punt.
De voorzitter: Vooruit.
Mevrouw Van der Burg (VVD): Een ander punt, dat ook nooit genoemd wordt, is dat wij maar 5% van ons grondgebied aan wonen besteden, terwijl wij dat allemaal zo belangrijk vinden. Wij maken de markt hierdoor heel schaars en drijven daarmee de prijzen op. Eigenwoningbezitters betalen mee aan de lage grondprijzen van de sociale huurwoningen. Als dat beeld eens netjes wordt neergezet, hebben wij volgens mij een goede discussie.
Ik ga verder met mijn betoog. Ik was gebleven bij de Tijdelijke stimuleringsregeling woningbouwprojecten. De minister geeft aan dat er drie opties waren. De verlaging van het btw-tarief voor nieuwbouwwoningen is volgens hem geen mogelijkheid gezien de Europese btw-richtlijn. Ik wil weten of de Europese Commissie de Belgische overheid inmiddels heeft aangeklaagd wegens het toepassen van de 6%-btw-regeling op nieuwbouwwoningen en, zo ja, of de Belgen dit moeten terugbetalen. Als dit zo stellig wordt beweerd – de regeling is in België een groot succes – zou ik dat wel verwachten. Anders zou ik willen weten waarom wij dat in Nederland niet ook doen. Gegeven het feit dat wij deze regeling hebben ingezet en de VVD voor banen gaat, dus ook in de bouw – bouwbedrijven hebben het buitengewoon moeilijk – vinden wij dat ingeval de 6%-regeling geen optie is, als second-bestoplossing moet worden ingezet op de wat duurdere woningen, dit met het oog op de keten. De minister schrijft in zijn brief dat hij de cofinanciering in de derde tranche een heel belangrijk punt vindt. Een en ander wordt heel zwaar aangezet. Echter, als ik de criteria lees, staat dit punt er niet bij. Dat vond ik opvallend. Hoe verhoudt zich dat tot elkaar? Stel dat er middelen over zijn uit de tweede en derde tranche. Is het dan een idee om het resterende geld in te zetten voor woningbouwprojecten in krimpregio’s waar minder nieuw gebouwd maar juist gesloopt en gerenoveerd moet worden, opdat ook daar een slag gemaakt kan worden?
Dan komen wij bij de Wet bevordering eigenwoningbezit. Hieruit blijkt dat de leningen op zich heel goed werken en kennelijk heel verantwoord zijn. Dat blijkt uit de cijfers die de minister ons beschikbaar heeft gesteld. Wij weten allemaal dat de pot leeg is. Ik heb net gezegd dat ik het voorstel steun dat wij doorgaan op de lijn van de tijdelijke stimuleringsregeling als de 6%-regeling niet mogelijk is. Ik vind de bevordering van het eigenwoningbezit heel belangrijk. Ik realiseer mij ook dat wij dan moeten komen met alternatieven voor de financiering ervan. Nu weet ik toevallig dat de particuliere leningen in het Waarborgfonds Eigen Woningen voor geen meter lopen. Ik heb gehoord dat daar eigenlijk geen beroep op gedaan wordt. Volgens mijn informatie zit daar 40 mln. in de pot. Ik heb al eens het voorstel gedaan om de energiebesparingsmaatregelen van particulieren, eigenwoningbezitters dus, te stimuleren door de faciliteit die hiervoor zit in de Nationale Hypotheek Garantie op te rekken van € 6 500 naar € 15 000 of € 25 Ik denk dat dit een heel goedkope en ook interessante manier is. Stel dat wij van die 40 mln. een stukje reserveren om deze garantstelling mogelijk te maken. Dat hoeft geen groot bedrag te zijn. Als ik hiervoor 5 mln. uittrek, is dat al heel veel. De hele regeling om een en ander op te hogen kostte 9 mln. Dan zouden wij 35 mln. hebben om aan andere zaken te besteden. Misschien is het een goed idee om dat te stoppen in de pot ter bevordering van het eigenwoningbezit. Het lijkt mij niet nuttig om geld in een pot voor een regeling te laten zitten die mensen kennelijk zo onaantrekkelijk vinden dat ze haar niet gebruiken.
Dit waren mijn punten.
De heer Depla (PvdA): Ik wil even een moment van terugkijken en vooruitkijken inlassen. Toen wij een jaar geleden met het crisispakket bezig waren en een debat over de woningmarkt voerden, was de partijleider van de VVD bezig met het indienen van een voorstel om 20 mld. te bezuinigen. Dat hebben wij toen niet gedaan. Wij hebben iets extra's gedaan. Onlangs is bekend geworden dat door deze investeringen 150.000 banen gespaard zijn. Mevrouw Van der Burg, hebt u met de kennis van nu nog een oordeel over de opstelling van de VVD begin 2009 inzake de vraag wat slim begrotingsbeleid is?
Mevrouw Van der Burg (VVD): Jazeker. Ik denk dat de VVD een heel verstandige lijn heeft neergezet, te meer omdat wij ook een heel goed pakket hadden ter stimulering van de woningmarkt. Hierin zat onder andere een btw-tarief van 6% voor renovatie en onderhoud van woningen, het tijdelijk halveren van de overdrachtsbelasting – juist om vertrouwen in de woningmarkt te krijgen – en de NHG-verhoging. Deze verhoging hebben wij uiteindelijk na veel duwen en trekken voor elkaar gekregen. In eerste instantie hadden wij zelfs 1 mld. gereserveerd voor het stimuleren van zaken als renovatie en onderhoud, juist om de bouw op gang te houden. Ik denk dus dat wij een uitstekend pakket op dit vlak hadden, mijnheer Depla. Ja, wij hebben nu te maken met een pakket dat dit kabinet heeft samengesteld. Daarmee is het geld uitgegeven. Dus kijken wij naar wat daarin nog verschoven kan worden.
De heer Depla (PvdA): Ik kan mij niet anders herinneren dan dat het pakket dat mevrouw Van der Burg nu noemt, was opgenomen in de tegenbegroting van de VVD van dit najaar. Het gaat mij nu om de voorstellen die de VVD heeft gedaan eind 2008/begin 2009, toen de VVD alleen maar wist te melden dat binnen de begrotingsregels moest worden gebleven en dat er alleen maar bezuinigd moest worden. Volgens mij gaat mevrouw Van der Burg iets creatief om met de werkelijkheid. Blijkbaar is het heel moeilijk om te erkennen dat het vorige kabinet een verstandig begrotingsbeleid heeft gevoerd door in tijden van crisis niet strak te bezuinigen, maar juist anticyclisch te investeren.
Mevrouw Van der Burg (VVD): Ja, voorzitter, de heer Depla kan proberen om dat te bagatelliseren, maar ik denk dat de geschiedenis heeft bewezen dat deze lijn van de VVD een heel verstandige was. Ik wijs erop dat de heren Balkenende en Bos, de leiders van dat kabinet, uitgebreid hebben verteld dat de crisis aan ons land voorbijging, want wij konden wel een stootje hebben. Er was niets aan de hand; het was een Amerikaans probleem. Nou, dat hebben we gemerkt. Hoe naïef kun je zijn.
De heer Depla (PvdA): Dit is geen antwoord op mijn vraag.
Mevrouw Van der Burg (VVD): Het is echter wel belangrijk om dit te constateren. Dit vergeet de heer Depla even. Wij hebben toen gezegd: die crisis gaat niet aan ons voorbij, dus ga nadenken over maatregelen. Het is immers bekend dat het even duurt voordat maatregelen die je neemt daadwerkelijk effect hebben. Dat geldt zeker voor structurele maatregelen. Men is pas met het nemen van maatregelen begonnen toen we dik in de crisis zaten. Toen is men eindelijk commissies gaan instellen, waardoor de maatregelen ook nog werden uitgesteld. Die commissies komen nu eindelijk, op 1 april, met de heroverwegingen. Gelukkig hebben we 9 juni verkiezingen.
De heer Van Bochove (CDA): Voorzitter. Mevrouw Van der Burg had het over een dun pakketje stukken. Ze heeft misschien gelijk als zij het pakketje dun noemt, maar er is in ieder geval, ondanks de korte tijd, toch een behoorlijke stroom reacties op gang gekomen. Aedes, de gemeenten, de provincies, het SVn, kortom, alle partijen die zich hierbij betrokken voelen, hebben op z'n minst gereageerd. Ik kom hierop terug.
De regeling lijkt een succes te zijn. Dat hebben wij in februari al geconstateerd op grond van de brieven die er toen lagen. Allerlei partijen die in het begin sceptisch waren, waren er ineens enthousiast over; de regeling moest in stand blijven. Dat is op zichzelf natuurlijk prima.
De CDA-fractie heeft nog wel een vraag over het functioneren van deze regeling. De rijksoverheid heeft hierin veel geld gestopt, namelijk 390 mln. Andere overheden hebben hierin ook geld kunnen stoppen en sommigen hebben dat ook gedaan. De minister schrijft in zijn brief dat er ook een uitdaging lag voor marktpartijen. Ik ben eigenlijk wel nieuwsgierig welke bijdrage de marktpartijen hebben geleverd aan dit traject. Hebben zij dit pakket ook substantieel gesteund?
De effecten op de werkgelegenheid van al deze plannen worden geroemd. Het EIB kan echter niet met harde cijfers hierover komen, hoewel men zegt dat het wel enig effect heeft. Sommigen spreken steeds over aanvullende projecten en dergelijke, maar het ging toch vooral om projecten waarvoor de vergunning al was afgegeven en die zijn gecontinueerd? Het is juist interessant om te weten welke nieuwe investeringen dit project heeft losgemaakt. De heer Jansen gaf al een voorbeeld van een project dat al bijna af was en dat met steun werd afgerond. Ik ben dus zeer benieuwd welke aanvullende en echt nieuwe projecten tot stand zijn gekomen. Ik doel dus op projecten waarvoor de bouwvergunning nog niet was afgegeven toen men in de aanvraag zat.
Bij een paar van de nieuwe voorwaarden in de derde tranche heb ik wat vragen. Gemeenten moeten motiveren waarom voor een specifiek project rijkssubsidie wordt aangevraagd en voor andere projecten in de gemeente niet. Ik vraag me af in hoeverre gemeenten dit kunnen motiveren. Waarvoor is deze voorwaarde precies bedoeld?
Tijdens het vorige algemene overleg, van 18 februari, is de minister gevraagd om nog eens te onderzoeken of de reikwijdte van de derde tranche kan worden verbeterd, door bijvoorbeeld corporaties bij de regeling voor nieuwbouwwoningen te betrekken. Uit dit traject maak ik op dat dit niet is gebeurd. Waarom is dit niet gebeurd?
Men vindt het heel belangrijk dat gemeenten 50% van de subsidie betalen. Volgens de nieuwe voorwaarden kunnen gemeenten geen gratis bijdragen voor een project meer indienen. Dat kon bij de vorige tranches wel. Gemeenten moeten nu zelf een bijdrage leveren. Wij zien daardoor direct een dilemma ontstaan voor deze gemeenten. Door deze constructie worden zij immers in een onderhandelingspositie met ontwikkelaars gezogen. Als gemeenten niet aanvragen, omdat zij niet kunnen of willen bijdragen, zijn projectontwikkelaars boos. Projecten zullen om die reden misschien wel stagneren. Kortom, wordt met de aanvulling op dit punt waarvoor nu is gekozen, het paard niet achter de wagen gespannen?
Waarom is er verder niet gekeken naar de situatie in Limburg? Ik sluit mij aan bij wat de heer Depla hierover heeft gezegd. Wij pleiten al geruime tijd voor regelgeving van het departement die niet generiek, maar specifiek is. Ook op dit punt zou je specifieke regelgeving kunnen toepassen. Situaties in bepaalde delen van het land zijn anders dan in de andere delen van het land. Daarop moet je misschien wel inspelen.
Ik heb tot nu toe een aantal kritische vragen gesteld. Daarop zal ik wel een antwoord krijgen. Ik kom nu op een punt waarover de CDA-fractie niet zo tevreden is. Tijdens het algemeen overleg van 18 februari heeft mijn fractie gepleit voor een mogelijkheid om een deel van de derde tranche aan te wenden voor het continueren van de subsidie in het kader van de BEW. De CDA-fractie stond daarbij overigens niet alleen. De regeling is succesvol en stimuleert de bouw. Het betreft zowel de nieuwbouw als de bestaande bouw. De minister zegt «het is maar 10%, dus het is niet zinvol», maar dat bestrijd ik. Ook in de bestaande bouw wordt geïnvesteerd. Als bijvoorbeeld bestaande woningen worden aangekocht, wordt geïnvesteerd in woningverbetering. Daarvan profiteert de bouwmarkt in den brede. Bouwbedrijven, leveranciers van bijvoorbeeld nieuwe keukens, en leveranciers van douche- en toiletvoorzieningen merken nadrukkelijk dat hun omzet hierdoor stijgt. Ook de overheid merkt hiervan de voordelen, onder andere door de inkomsten uit overdrachtsbelasting en de btw. Corporaties versterken door de verkoop van woningen de zogenaamde kasstromen. Deze staan door verschillende overheidsmaatregelen onder druk. Dankzij de opbrengsten van verkopen is nieuwbouw en investeren in onder andere energiebesparende maatregelen door corporaties mogelijk. Kortom, het voortbestaan van de BEW is van voldoende betekenis en rechtvaardigt de besteding van de derde tranche. Mevrouw Van der Burg gaf een voorbeeld, maar laat ik er ook eens een geven. Waarom tellen wij de bedragen die wij in de eerste, tweede en derde tranche overhielden niet bij elkaar op om een equivalent van dat bedrag te gebruiken voor het nog even voortzetten van de BEW?
Mevrouw Van der Burg (VVD): Ik begrijp het voorbeeld. De heer Van Bochove zei echter zojuist ook dat hij een voorstander is van een regionale invulling van criteria voor de krimpgebieden. Wat doet de CDA-fractie voor die gebieden?
De heer Van Bochove (CDA): Ik pleitte voor een regeling die wat meer specifiek en niet generiek was. Je zou bijvoorbeeld in de regelingen voor de derde tranche een deel van het budget beschikbaar kunnen stellen voor de maatregelen die in krimpgebieden nodig zijn, bijvoorbeeld de maatregelen die de provincie Limburg nodig acht. Dat was de kern van het betoog dat ik zojuist hield.
Ik wil nog één ander voorbeeld geven. Wij kregen een brief van het SVn. Ik kan mij herinneren dat, naar ik meen in 2006, via een motie van de CDA-fractie 40 mln. voor het SVn beschikbaar is gesteld. Ik begrijp wel dat wij niet voortdurend allerlei potjes kunnen aanwenden voor dit en dat. Ik heb begrepen dat de kas van het SVn nog niet helemaal leeg is. Dat geldt wel voor de kas van de BEW. Wij zullen in de nabije toekomst nog eens moeten bezien of er budgettaire ruimte is.
De heer Jansen (SP): De heer Van Bochove is misschien niet helemaal consequent, maar het is ook mogelijk dat ik hem verkeerd heb begrepen. Hij pleitte er zojuist voor om het geld dat is overgebleven in de eerste en de tweede tranche in de BEW-pot te stoppen. Daarna had hij nog wat vriendelijke woorden over voor het SVn, maar zegt hij ook dat we er geen geld meer voor hebben. Waarom kiest hij ervoor om de schaarse middelen in de BEW te stoppen en niet in het SVn? Ik kan mij voorstellen dat het maatschappelijk effect van het geld groter is als het in het SVn wordt gestopt, omdat het SVn een revolving fund is.
De heer Van Bochove (CDA): Ik heb zojuist betoogd dat ik vind dat het niet direct noodzakelijk is om dat op dit moment te doen. Wellicht moeten wij hiervoor op enig moment wel weer een bijdrage zoeken. Op dit moment vind ik dat niet erg actueel. Ik vind financiering van de BEW actueler. Ik zie dat de BEW rendement oplevert. De BEW heeft voordelen en biedt brede mogelijkheden. Verder is het multipliereffect groter.
De heer Jansen (SP): In de brief van de minister waarin hij ingaat op de financiële stand van zaken bij de BEW, staat dat het animo voor het SVn groter zal worden zodra de BEW-pot leeg is. Dan zal de SVn-pot ook heel snel leeg zijn. Dat heeft de heer Van Bochove uiteraard ook gelezen. Waarom houdt hij daarmee geen rekening? Verder is recentelijk gebleken dat er een groot probleem is met het herstel van funderingen. Eigenaren van woningen hebben niet het geld om de investeringen te doen die hiervoor eigenlijk nodig zijn. Ik heb zojuist het voorbeeld in Lelystad genoemd. Dat is bij de heer Van Bochove in de achtertuin. Voor die zaken is het SVn toch een veel beter instrument dan de BEW?
De heer Van Bochove (CDA): Ik weet niet of dat werkelijk zo is. Ik heb dat op de plaatsen waar die problemen zich voordoen nog niet kunnen constateren. De minister schrijft inderdaad dat de stroom naar het SVn zal toenemen als de BEW-pot leeg is. Daarom wil ik dat de BEW niet leeg is.
In het voorgaande heb ik dus al gezegd dat ik de argumentatie in de brief van de minister niet erg gelukkig vind. De CDA-fractie steunt de minister op dit punt dan ook niet. Ik dring er bij hem op aan om mijn voorstel over de middelen voor de BEW in overweging te nemen. Laat ik, in tegenstelling tot mijn gewoonte, en voor het eerst sinds ik lid ben van de Kamer, in de eerste termijn direct duidelijk maken dat ik overweeg op dit punt een uitspraak van de Kamer te vragen. Ik zal dat mogelijk doen via een motie.
Voorzitter: Van Bochove
Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Voorzitter. Er is al veel gezegd. Wij praten vandaag over de derde tranche stimuleringsmaatregelen woningbouw en met de derde minister voor WWI van dit kabinet. Hij is wel demissionair, maar de omloopsnelheid is groot. Misschien levert het nog verfrissende ideeën op. Je weet maar nooit.
De fractie van GroenLinks is een groot voorstander van de bevordering van het eigenwoningbezit. Wij vinden het van groot belang dat ook mensen met lage inkomens en starters op de woningmarkt gebruik kunnen maken van de mogelijkheid om een huis te kopen, dat zij daarbij goed worden begeleid en dat het onderhoud goed wordt geregeld. Indertijd hebben wij hierover lange discussies gevoerd. Ook tussenvormen van kopen werden mogelijk in de BEW. Dat was een goede zaak, maar een en ander lijkt nu een beetje aan het eigen succes ten onder te gaan. Wij vinden het goed dat startersleningen bestaan, maar wij moeten ons wel realiseren dat deze maar in de helft van de gemeenten mogelijk zijn. In de andere helft van de gemeenten is die mogelijkheid er dus niet. Wij weten natuurlijk allemaal dat er binnenkort verkiezingen zijn, maar ik kan mij voorstellen dat in de nabije toekomst wordt bekeken of deze verschillende regelingen niet in één regeling kunnen worden ondergebracht, waarbij starters en mensen met lage inkomens op een goede manier kunnen worden ondersteund bij het kopen van een eigen huis.
De derde tranche van het stimuleringsbudget plaatst ons vandaag een beetje voor een dilemma: gaan wij investeren in werkgelegenheid of maken wij de BEW ook na april mogelijk? Anderen hebben het al gezegd: het een hoeft het ander niet uit te sluiten. Ik kom daar zo nog even op terug. In de toekomst krijgen wij een markt waarin steeds meer mengvormen zullen voorkomen tussen huren, kopen en tussenvormen van koop. Deze zijn voor verschillende groepen bereikbaar. Wat dat betreft zijn interessante voorstellen gedaan. Zo is de Woonbond bijvoorbeeld bereid tot een huurstijging van 1% boven de inflatie. De Woonbond wil dan geen bezuiniging op de huurtoeslag en hij wil dat de hypotheekrenteaftrek in de huidige vorm wordt aangepakt. Zo'n constructie kan structureel 500 mln. opleveren. Dat bedrag kan natuurlijk op een heel goede manier weer in de woningmarkt worden geïnvesteerd. In de ogen van GroenLinks zijn dit interessante opties waarmee wellicht al heel snel na 9 juni rekening kan worden gehouden.
Voor de fractie van GroenLinks is het onaanvaardbaar dat plotsklaps met de regeling voor het bevorderen van het eigenwoningbezit wordt gestopt. Gelukkig geldt dit voor meer partijen. Ik zei net dat er misschien wel andere opties zijn voor de toekomst, als de regeling nog toegankelijker wordt of als deze in alle gemeenten in combinatie met de startersleningen mogelijk wordt. Tijdens de verbouwing blijft de winkel wel open. In de ogen van de fractie van GroenLinks moet de BEW tijdens die verbouwing in stand blijven. Dat hebben wij vorig jaar al bij de behandeling van de begroting aangekaart. Ik ben het eens met degenen die zeggen dat de argumentatie van de minister in dezen niet heel sterk is. Hij zegt dat moet worden bezien of de financiering toch op de een of andere manier kan worden voortgezet met gelden uit de derde tranche of met de overgebleven gelden uit de eerste, tweede en derde tranche. Een desbetreffende motie dreigt te worden ingediend door de heer Van Bochove. Dat wordt allemaal nog heel erg spannend. Ook als mensen een woning kopen uit de bestaande bouw levert dat immers wel degelijk werk op. Ik denk aan klussen, tuinieren, de bouwmarkten, de bouwvakkers en ga zo maar door. Ik vind de argumentatie van de minister daarom een slechte argumentatie. Ik mag dan ook aannemen dat de minister een beter argument heeft, of dat hij zegt dat hij gewoon gaat doen wat de Kamer wil. Dan hoeft de heer Van Bochove de genoemde motie niet in te dienen. Wij willen gewoon doorgaan met de BEW.
Daaraan gekoppeld wil ik nog een ander voorstel doen voor renovatie en herstructurering van bestaande bouw. Voorzitter, misschien is dit een goed moment voor de aanstaande interruptie.
De voorzitter: Ik zat even op te letten wanneer u met een stevig punt zou komen.
Mevrouw Van der Burg (VVD): Ik heb een voorstel gedaan voor een financiering van de BEW en het in stand houden van de stimuleringsregeling, namelijk via de particuliere leningen waarvan geen gebruik wordt gemaakt. Wat vindt mevrouw Van Gent van dat voorstel?
Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Dat vind ik een stuk minder dan doorgaan met de BEW op de huidige voet.
De voorzitter: Legt u het even goed uit, mevrouw Van der Burg.
Mevrouw Van der Burg (VVD): Ik heb sowieso al gepleit voor doorgaan met de BEW. Wij hebben er samen voor gezorgd dat die regeling niet wordt afgeschaft. Nu gaat het om de manier waarop wij budget beschikbaar kunnen krijgen voor de BEW. Ik stel voor om een groot deel van de 40 mln. die nu voor particuliere leningen is weggezet bij de Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen, in te zetten voor het financieren van de BEW. Volgens mijn informatie wordt dit geld namelijk helemaal niet gebruikt. Wat vindt mevrouw Van Gent daarvan?
Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Ik wil eerst van de minister horen of dat echt geen consequenties heeft voor bepaalde groepen. Ik moet eerlijk zeggen dat mij dat niet helemaal duidelijk is. Ik zal het positief formuleren: laten wij met elkaar op zoek gaan naar mogelijkheden om de BEW voort te zetten. Daarbij strijden wij dan zij aan zij. Ik wacht echter de reactie van de minister op dit punt af. Het lijkt vaak geen consequenties te hebben, maar dan blijkt later dat er adders onder het gras zitten. Ik vind het nog een beetje te link om dit voortvarend aan mevrouw Van der Burg toe te zeggen.
De heer Depla (PvdA): Als het erop aankomt, wat wil GroenLinks dan? Wat is dan de bepalende factor? Gaat het bij de afweging tussen geld voor de BEW of voor de derde tranche erom elke euro in te zetten voor een maximaal werkgelegenheidsbehoud? Moet de BEW doorgaan, en dan eventueel maar wat minder werk, of oordeelt GroenLinks op basis van de vraag welk voorstel tot de meeste banen leidt?
Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Dat minder werk vind ik een eigenlijk een onbewezen stelling. Ik heb net al gezegd, net als een aantal van mijn collega’s, dat ook het kopen van huizen in de bestaande bouw wel degelijk werk kan opleveren. Bovendien is de BEW er volgens ons ook om mensen met lage inkomens en starters een mogelijkheid te geven voor het in een beschermende sfeer kopen van een huis. Ik doe nu ook een voorstel om iets aan de werkgelegenheid te blijven doen. Ik mag aannemen dat de heer Depla dat gaat omarmen.
De heer Depla (PvdA): Ik ben het helemaal met mevrouw Van Gent eens. Wij vinden ook dat de BEW moet blijven bestaan. Ook wij hebben kritische vragen gesteld over de rekensommen en ons afgevraagd of geen andere afweging moet worden gemaakt. Als de minister ons uiteindelijk ervan kan overtuigen dat zijn rekensommen beter zijn dan die van ons, wat vindt GroenLinks dan belangrijker? Gaat GroenLinks dan voor het behoud van maximale werkgelegenheid, of doet zij dan een beetje water bij de wijn en gaat zij dan voor de BEW? Dat wil ik weten.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Ik vind dit een rare keuze. Volgens mij is die op deze manier niet nodig. GroenLinks heeft zelf eerder voorstellen gedaan, namelijk om veel meer te investeren in woningisolatie, renovatie en herstructurering. Ik wilde dat net nog zeggen. Ook anderen hebben daar vandaag aandacht voor gevraagd. Dat levert intensieve werkgelegenheid op. Dat is immers vaak heel precies werk waarvoor veel handen nodig zijn. Ik vind de keuze die de heer Depla voorlegt, dus geen goede keuze. Ik wil dan uiteindelijk ook nog wel eens zien hoeveel werkgelegenheid dat dan scheelt. De fractie van GroenLinks vindt dat je het zou moeten koppelen aan de isolatie, renovatie en herstructurering. Dat vergt arbeidsintensief werk, dat ook nog duurzaam is en betaalbare woningen oplevert. Op die manier snijdt het mes aan meer kanten. Ik hoor hierop graag een reactie van de minister. Naar ik meen, heeft de heer Depla zelf gevraagd naar het energiepakket en de voortgang bij de investeringen bij zorginstellingen. Die vragen wil ik graag ondersteunen. Dat vinden wij ook heel belangrijke zaken. Wellicht is het geld dat mevrouw Van der Burg noemt, ook een oplossing. Het zou allemaal kunnen.
Wij hebben ook van Aedes een brief gekregen. Ik vond de brief een beetje deprimerend, maar het kan heel goed dat dit aan mij ligt. Aedes spreekt over een diepe crisis en een donker scenario en vraagt aandacht voor meer herstructurering. Wellicht kan de minister ook daarop ingaan.
Met de vorige minister hebben wij een discussie gevoerd over de positie van de corporaties en de financiële positie van corporaties. Toen kregen wij ook een brief van Aedes waarin stond dat het allemaal heel erg was. De conclusie was toen dat de soep niet zo heet wordt gegeten als hij wordt opgediend. Ik ben benieuwd naar de reactie van de nieuwe minister op deze situatie. Is de situatie binnen een aantal weken dramatisch veranderd, of valt het eigenlijk allemaal wel mee? Het lijkt mij toch belangrijk dat wij dat heel precies weten.
Voorzitter: Van Gent
Minister Van Middelkoop: Voorzitter. Ik dank de leden voor hun bijdrage aan dit debat. Ik dank hen ook omdat zij dit overleg op zo korte termijn hebben ingepland. Ik wil de regeling namelijk morgen in werking laten gaan. Al kan overleg ook achteraf, het is toch goed om vooraf overleg te voeren.
Op dit moment worden ongeveer 10 000 woningen gebouwd die zonder een bijdrage uit de eerste tranche van het stimuleringsbudget wellicht niet of pas veel later gebouwd zouden worden. Bij de tweede tranche gaat het om 23 000 woningen. Daarvoor zijn voorbereidingen getroffen, opdat ook voor 1 juli aanstaande met de bouw van die woningen kan worden gestart. Vandaag spreken wij over de invulling van de derde tranche en over een aantal daarmee verbonden onderwerpen zoals de BEW en de startersregeling. Voor het beantwoorden van de concrete vragen is het van belang om even terug te komen op de aanleiding voor het treffen van de stimuleringsregeling.
Het is al weer een tijdje geleden, maar in de loop van 2008 werd duidelijk dat de crisis niet aan Nederland voorbij zou gaan en dat het nodig was om snel maatregelen te nemen. Dat werd het brede pakket aan crisismaatregelen, waaronder een pakket van ruim 800 mln. voor de bouw. Die maatregelen zouden vooral in 2009 en 2010 effect moeten sorteren. Een van die maatregelen was de tijdelijke stimuleringsregeling voor de woningbouw. Nu praten wij over de derde tranche van deze regeling.
In totaal heeft het kabinet daarvoor 395 mln. beschikbaar gesteld. Ik voeg eraan toe dat 44 mln. van dat bedrag bestemd was voor monumenten. Nu zijn wij met de laatste tranche bezig. Er waren verschillende manieren waarop dit geld kon worden ingezet. Daar heeft de Kamer ongetwijfeld in het verleden over gesproken. Een lichte echo daarvan kwam ik nog tegen. Het primaire doel was en is het beperken van de terugval in de woningproductie en het behoud van werkgelegenheid. Ik wil dat graag benadrukken omdat dit raakt aan de beantwoording van een aantal later gestelde vragen. Het ging dus om het beperken van de terugval in de verwachte woningproductie en om het streven naar het behoud van werkgelegenheid. Misschien kan ik dat laatste nog wat verbijzonderen door te spreken over vakmanschap. Ik had hierover pas nog een gesprek met de heer Brinkman. Als in een bepaalde periode mensen niet alleen werkloos worden, maar als in die periode ook vakmanschap wordt verloren, heb je een probleem als de markt weer aantrekt. Dat type argumentatie spreekt mij zeer aan. Ik ben dus zeer gecommitteerd om door te gaan op basis van deze twee argumenten, te weten het stuiten van de terugval van de woningproductie en het behoud van deze «vakmanswerkgelegenheid», als ik dit nieuwe scrabblewoord mag invoeren.
Hoewel de productie in 2009 gelukkig nog goed is geweest, zal deze naar verwachting in 2010 en 2011 echt anders zijn. De heer Depla sprak daarover zijn verbazing uit. Dat herkende ik, want ook ik was erover verbaasd dat de productie in 2009 nog zo goed was. Dat heeft echter te maken met het feit dat men met het oog op wat komen zou, grote projecten vervroegd is gaan afbouwen om de werkgelegenheid vast te houden. Dat houdt echter in dat de dip die daarna zou ontstaan, navenant dieper zou worden. Onder andere deze reden heeft geleid tot deze stimuleringsregeling, waarmee wordt geprobeerd om dat wat werd verwacht, te dempen. Het aantal opleveringen in 2009 is inderdaad positief geweest. Wij verwachten echter dat dit in 2010 en 2011 lastiger zal worden. Voor deze jaren worden nog aanzienlijke productiedalingen en werkgelegenheidsverliezen verwacht, zowel bij bouwbedrijven als bij toeleveranciers. Met het pakket blijft het kabinet echter proberen die terugval in de productie en het verlies aan banen ook in 2010 zo veel mogelijk te beperken. Het wil op de korte termijn mensen aan het werk houden en voorkomen dat nu mensen worden ontslagen die wij over een paar jaar juist weer keihard nodig hebben. Het blijft daarom belangrijk om de woningmarkt op allerlei manieren te stimuleren. Dat gebeurt bijvoorbeeld door het tijdelijk verhogen van de grens van de Nationale Hypotheek Garantie en het stimuleren van energiebesparende maatregelen.
De heer Depla stelde een vraag over het verlengen van de Nationale Hypotheek Garantie. Daar kan ik nu geen uitspraken over doen. Daarover denken wij nog na, net zoals mevrouw Van der Burg, dacht ik. Als daarover een besluit is genomen, zo zeg ik tegen de heer Depla en mevrouw Van der Burg – België komt later – dan zal de Kamer daarover worden geïnformeerd. Het onderwerp hebben wij dus nog niet losgelaten.
Het Economisch Instituut voor de Bouwnijverheid (EIB) heeft zich eerder positief uitgelaten over de verwachte effecten van de regeling, maar heeft terecht opgemerkt dat daarmee niet de volledige terugval in werkgelegenheid en woningproductie kan worden voorkomen. Dat kan ook bijna niet, wat blijkt als de omvang van dit pakket wordt afgezet tegen de hoeveelheid investeringen die normaliter omgaat in de bouwsector. De overheid kan veel, maar het houdt een keer op. Zeker in deze crisis. Ondanks het feit dat nooit de hele klap kan worden opgevangen, krijg ik positieve reacties uit de bouwsector op de inzet van het stimuleringsbudget. Veel partijen hebben laten weten dat de maatregelen vaak net hét nodige duwtje geven om bouwprojecten door te zetten en helpen een nog zwaardere terugval te voorkomen. Zo zijn er veel voorbeelden van projecten die door de crisis compleet stil dreigden te vallen, maar die met behulp van dit stimuleringsbudget alsnog zijn gestart.
Ten behoeve van de derde tranche van de stimuleringsregeling heeft opnieuw intensief overleg plaatsgevonden met de betrokken partijen: ontwikkelaars, bouwondernemingen, corporaties, gemeenten, specialisten, onderzoekers en collega's in het kabinet. Het bleek namelijk zinvol om te bezien of de doelmatigheid van deze regeling kan worden vergroot. Daarbij zijn verschillende opties voor de invulling van de derde tranche opnieuw tegen het licht gehouden en beoordeeld op hun effectiviteit en snelle uitvoerbaarheid. Bij onze afwegingen heeft mede op verzoek van de bouwsector de factor snelheid een belangrijke rol gespeeld. Een van de opties betrof een verlaging van het btw-tarief voor nieuwbouwwoningen. Met name bouwende partijen hebben hiervoor aandacht gevraagd. Ik zeg echter wel tegen mevrouw Van der Burg dat de Europese btw-richtlijn hiervoor geen ruimte biedt. Ik weet niet of er in België inderdaad sprake is van dergelijk doorgeschoten liberalisme, maar dat doet er helemaal niet toe, want het mag niet. Als het in België toch gebeurt, houd ik het niet voor onmogelijk dat België in gebreke zal worden gesteld. Ik wil echter niets uitlokken, want dit is een zaak tussen de Europese Commissie en België.
Mevrouw Van der Burg (VVD): Ik heb deze vraag natuurlijk niet voor niets gesteld. Ik vroeg dit, omdat er wel vaker wordt gezegd dat iets volgens een bepaalde Europese richtlijn niet kan en dat later blijkt dat dit vooral ligt aan onze interpretatie. De minister van Financiën en u zeggen heel stellig dat het niet kan, maar in België is het een groot succes. Het gaat daar dan ook heel goed met de bouwsector. Als België iets doet wat niet mag, zou ik dat graag bevestigd zien. Verder zal België daarop dan moeten worden aangesproken, want het hoort nu eenmaal niet dat een land zich niet aan de regels houdt.
Minister Van Middelkoop: Mevrouw Van der Burg zou het ook niet prettig vinden als het Belgische parlement Nederland verwijten zou maken en als de Belgische regering zou worden gevraagd om de Nederlandse regering aan te klagen bij de Commissie. De minister van Financiën en ik moeten ons aan de Europese richtlijn houden. Dat dat belangrijk is, hebben wij bij Griekenland gezien. Nogmaals: ik weet niet hoe het in België zit. Ik weet ook niet of de Europese Commissie België heeft aangeklaagd, maar ik heb geen zin om via een soort financiële diplomatie de Europese Commissie haar pijlen op België te laten richten.
Mevrouw Van der Burg (VVD): Mijn vraag is eigenlijk: zijn wij niet roomser dan de paus? Doen wij iets niet wat elders wel mag? Ik begrijp heel goed dat u de Belgen niet gaat aanklagen. Dat was ook helemaal niet mijn intentie. Ik wilde alleen maar iets duidelijk maken.
Minister Van Middelkoop: Ik ben niet roomser dan de paus, wel katholieker, maar dat is een theologische opmerking.
Ik zeg dit op gezag van de minister van Financiën. Daar moet en wil ik het bij laten.
Voorzitter. Daarnaast zijn een garantieregeling voor ontwikkelaars en een op de consument gerichte vraagstimuleringsregeling onderzocht op hun merites. De garantieregeling beoogt een landelijk geldende regeling te zijn die nieuwbouwprojecten net over de kritische voorverkoopdrempel kan tillen. Samen met de ontwikkelaars en mijn collega van Economische Zaken heb ik moeten concluderen dat een dergelijke regeling op marktconforme wijze op dit moment niet haalbaar is. Wij hebben daarom samen geconcludeerd dat het beter is om niet te kiezen voor een dergelijke garantieregeling en de voorliggende regeling superieur te achten op het punt van effectiviteit.
Op de op de consument gerichte vraagstimuleringsregeling ben ik in mijn brief ingegaan. Hiertegen bestaan veel bezwaren, maar het zwaarstwegende argument is wel dat je daarmee het risico loopt op zo veel «free riders» dat het twijfelachtig wordt of je je euro's nog wel effectief en doelmatig inzet. Deze regeling is wel onderzocht, maar vervolgens afgewezen. Daarom heb ik er bij de opzet van de derde tranche voor gekozen om met enkele amenderingen iets te doen in het verlengde van de eerste en de tweede tranche. Deze opzet biedt gemeenten – deze wijsheid is op onze ervaringen gebaseerd – de beste mogelijkheid om maatwerk te leveren bij trajecten die een steuntje in de rug kunnen gebruiken. Gemeenten kunnen in overleg met de betrokken bouwers en ontwikkelaars per project bekijken of ze het geld inzetten voor het stimuleren aan de aanbod- of aan de vraagkant.
Zoals gezegd is bij drie punten gekozen voor aanscherping. Ten eerste krijgen projecten die veel spin-off genereren en daardoor meer werkgelegenheid, voorrang bij de selectie. Dit is een nieuwigheid in de derde tranche. Ten tweede moeten gemeenten per project zelf 50% van het te ontvangen subsidiebedrag bijleggen. De heer Depla, mevrouw Van der Burg en de heer Van Bochove stelden daar vragen over. Waarom hebben wij dat gedaan? De kritiek op de eerste twee regelingen luidde dat ze nogal vrijblijvend waren voor de gemeenten. Met het oog hierop leek het mij verstandig om de gemeenten te vragen ook zelf een bijdrage te leveren. Op deze manier selecteer je tamelijk effectief de projecten die echt nodig zijn. Door er geld van de lagere overheden bij te betrekken, verhoog je bovendien de reikwijdte van de regeling, waardoor er iets meer kan worden gebouwd. Wij stimuleren hiermee dus niet alleen de woningbouw, maar indirect ook de gemeenten. En daarmee dienen wij dus weer de doelstellingen van deze regeling.
De heer Van Bochove (CDA): Daarmee breng je de gemeenten toch in een lastig parket? Zo zijn er heel wat gemeenten die niet in staat zijn om deze eigen bijdrage op te hoesten. Verder breng je gemeenten hierdoor in een soort onderhandelingspositie tegenover de ontwikkelaars, want die gaan natuurlijk zeggen: als je dat niet, dan ... Volgens mij maakt u de regeling hierdoor nodeloos ingewikkeld.
Minister Van Middelkoop: Dat laatste zeker niet. Overigens hebben de ontwikkelaars er wel degelijk belang bij dat er wordt gebouwd. Ik luister met een sympathiek oor naar de bedenkingen van de heer Van Bochove, maar deze regeling is er niet om de gemeenten in Nederland te plezieren. Deze regeling is er om de bouwproductie te stimuleren en om de werkgelegenheid vast te houden. Dat dit in de ene gemeente gemakkelijker gaat dan in de andere, doet er eigenlijk niet toe, gezien het oogmerk van de regeling. Ik begrijp dat het voor de ene gemeente lastiger is dan voor de andere, maar dat staat dus los van de effectiviteit van de regeling.
De heer Van Bochove (CDA): Ik begrijp dat dat losstaat van de effectiviteit van de regeling en dat het om het doel van de regeling gaat. Dat laat onverlet dat zo veel mogelijk gemeenten van de regeling moeten kunnen profiteren. Ik vind het dan ook vreemd dat u zegt dat de gemeenten die hiervan niet kunnen profiteren, pech hebben. Het kan bovendien om andere redenen ook heel noodzakelijk zijn dat een gemeente, die niet in staat is om dat bedrag bij elkaar te brengen, een slag maakt.
Minister Van Middelkoop: Er zijn ook aanvragen afgewezen. Dat zit in de aard van de regeling. Ik begrijp ontzettend goed wat de heer Van Bochove bedoelt, maar wij zitten hier niet voor de verdelende rechtvaardigheid. Het is met andere woorden in dit geval niet onze taak om die 100 mln. zo gelijkmatig en eerlijk mogelijk te verdelen over de gemeenten. Daar is de regeling niet voor bedoeld, want dan kan ik het geld net zo goed in het Gemeentefonds storten. De regeling is bedoeld voor het stimuleren van de bouwproductie en het vasthouden van de werkgelegenheid. Ik heb dat niet voor niets in het begin van mijn betoog onderstreept. Daarvoor heb ik ook de instemming van het kabinet gekregen. Als het niet lukt om het geld op deze manier weg te zetten, dan zou de heer Van Bochove een punt hebben, maar daarvan is geen sprake.
De heer Jansen (SP): De minister zegt dat de regeling niet is bedoeld als een vorm van verdelende rechtvaardigheid. Waarom probeerde de regering dan in haar brieven over de eerste en de tweede tranche juist aan te tonen dat het geld eerlijk is verdeeld over de regio's? Ik deel de vrees van de heer Van Bochove dat bijvoorbeeld een arme regio als Oost-Groningen, een regio waar de nood hoog is, extra hard wordt getroffen. De minister stelt verder dat de regeling effectiever wordt als de gemeenten ook moeten investeren. Ik wijs hem er dan wel op dat het publiek geld blijft en dat er op deze manier meer publiek geld wordt weggegeven aan de publieke sector. Met het oog hierop vroeg ik in eerste termijn niet voor niets of wij in verhouding zwaarder moeten gaan inzetten op investeringen in de publieke sector. Dat geld lekt namelijk niet weg.
Minister Van Middelkoop: In die brieven staat dat het geld gelijkmatig is weggezet over Nederland. Dat zegt misschien wel iets over de egalitaire cultuur van Nederland. Het was echter geen oogmerk van de regeling. Ik houd het ook niet voor onmogelijk dat wij na de evaluatie van de derde tranche tot dezelfde conclusie komen.
De heer Van Bochove en mevrouw Van der Burg hebben gevraagd naar de betekenis van de marktpartijen. Van de marktpartijen vragen wij geen eigen bijdrage, omdat die partijen nu juist in de knel zitten. De overheid heeft nog wat geld en de overheid is op dit moment dan ook de gevende partij. De marktpartijen zitten in de situatie dat ze wellicht mensen moeten gaan ontslaan. Dat proberen wij te voorkomen. Het is overigens natuurlijk in het belang van de marktpartijen om er alles aan te doen dat projecten doorgaan. Dat moet je niet ontmoedigen door om geld te vragen. Daarmee is niet alles gezegd, want de marktpartijen doen wel degelijk het een en ander, bijvoorbeeld de verlaging van de vrij-op-naam-prijs, het afgeven van garanties, de toevoeging van extra kwaliteit en het nemen van extra risico's. Ik noteer dat in dankbaarheid, aangezien ik daarover niet ga. Als de marktpartijen zo een aandeel leveren, dan zou ik zeggen: des te beter.
De heer Jansen (SP): Ik heb geen antwoord op mijn vraag gekregen, maar misschien was ik niet duidelijk genoeg. Stel dat een gemeente van plan is om een sporthal op te knappen ...
De voorzitter: Ik grijp nu toch echt even in. Het is 15.20 uur en om op tijd klaar te zijn, moeten wij echt kortere vragen stellen. Ik vind het prima dat u vragen stelt, maar niet met een hele inleiding. Graag to the point. Mijnheer Jansen, u kunt het!
De heer Jansen (SP): Ik probeer duidelijk te maken wat ik bedoel.
Gemeenten willen publieke investeringen doen. Dat kan straks niet meer, omdat ze van de minister voor die 325 mln. hun geld moeten investeren in «meeliftgeld». Daardoor wordt er nog meer geld weggegeven aan de markt. Vindt de minister dat een rechtvaardige methode om de markt te stimuleren?
Minister Van Middelkoop: Ik weet niet of ik u goed begrijp, want wat heeft het met rechtvaardigheid te maken? Er dreigen activiteiten stil te vallen en met deze stimuleringsregeling probeer ik dat te voorkomen. Het gaat mij om de segmenten, bijvoorbeeld de betere koopwoningen, die echt stil dreigen te vallen. Je moet dat uitspelen tegen andere activiteiten, waar wij dan inderdaad niet bovenop zitten. Het einde van uw verhaal is dat de overheid alles zou moeten stimuleren. Dat is misschien de visie van de SP, maar als dat zo is, dan zeg ik nu alvast maar dat je daar ook geld voor moet zien te vinden.
De heer Jansen (SP): Ook gemeenten kunnen hun geld maar een keer uitgeven. Als ze dat geld niet meer kunnen uitgeven aan hun publieke voorzieningen, bijvoorbeeld het opknappen van een sporthal, dan lijkt het mij niet zo verstandig.
Minister Van Middelkoop: Dan moet die gemeente het niet doen. Een gemeente is autonoom en het staat een gemeente dus vrij om een afweging te maken. Een gemeente moet zich met andere woorden afvragen of zij genoeg geld heeft om aan te haken bij die 50% en, zo ja, of het dan verantwoord is om dat te doen, gezien de andere doelen die met dat geld kunnen worden gefinancierd. Daar ga ik niet over. Als ik gemeenten kan verleiden om geld te leveren, is dat in het belang van de doelstelling. Het is en blijft echter aan de gemeenten om te bepalen of ze hun geld hiervoor of voor iets anders willen inzetten. Daar blijf ik buiten, maar laat het duidelijk zijn: ik trek ze het geld niet uit de zak.
De heer Depla (PvdA): Toen we de regeling begonnen, vonden wij allemaal dat iedereen een steentje moest bijdragen: de rijksoverheid, de locale overheid en de marktpartijen. Het kan immers niet zo zijn dat deze regeling wordt gebruikt om bouwprojecten op gang te houden die vooral getuigen van grootheidswaanzin. Wij moeten de financiële risico's van aannemers en ontwikkelaars niet opeens gaan overnemen, omdat wij nu juist hadden afgesproken dat ze allemaal pijn moesten lijden. De minister zegt nu dat de gemeenten en de rijksoverheid iets moeten inleveren, maar de projectontwikkelaars niet. Het is en was mijn eis dat alle drie de partijen een bijdrage moeten leveren. In die zin snap ik niet waarom de bijdrage van de gemeenten opeens een criterium is. Het was volgens mij van het begin af aan een criterium.
De regeling is vooral gericht op dure woningen. De lokale overheden en de woningbouwcorporaties doen bij de goedkope woningen echter al water in de wijn, want daarvoor bestaat geen rijkssubsidie. Al met al ben ik het met de heer Van Bochove eens dat wij de kosten wel heel sterk bij de gemeenten neerleggen. Is het niet beter om aan het oude adagium vast te houden dat alle drie de partijen een bijdrage moeten leveren?
Minister Van Middelkoop: Op de marktpartijen kom ik in tweede termijn terug. Ik heb het antwoord op de vragen daarover niet paraat.
De heer Van Bochove (CDA): U sprak uzelf tegen. U zei namelijk dat u de marktpartijen niet om geld kunt vragen, omdat ze dat niet hebben. Vervolgens somde u echter een heel lijstje op van bijdragen van de marktpartijen. Ik ging er tot nu toe van uit dat de marktpartijen wel zouden bijdragen. Ik neem op dit punt dan ook hetzelfde standpunt in als de heer Depla.
Ik heb de minister gevraagd om aan te geven wat de marktpartijen materieel doen. Misschien kan hij dat niet, maar blijkbaar leveren ze wel een bijdrage.
Minister Van Middelkoop: Laat ik niet proberen om van een paradox een echte tegenstelling te maken, want dan heb ik zelf een probleem. Ook dit punt neem ik mee naar de tweede termijn.
De voorzitter: Ik maak even van de gelegenheid gebruik om met mijn collega's te overleggen. Het is 15.25 uur. Er zijn mensen die echt op tijd weg moeten. Wij konden het verder ook niet echt helpen dat wij wat later zijn begonnen. Ik stel voor dat de minister zijn antwoord afmaakt en dat ik interrupties alleen nog maar toesta als iemand helemaal hysterisch wordt. Als ik niet zo streng mag zijn, dan vrees ik dat er geen tijd meer is voor een tweede termijn. De minister maakt dus zijn beantwoording af en de commissie zout haar vragen op tot 15.40 uur.
Minister Van Middelkoop: Voorzitter. Ik heb nog nooit iemand hysterisch gekregen! Ik zal zelf ook proberen om kort te zijn.
Voorzitter. Ik noemde al twee aanscherpingen van de eerste twee tranches. Wij spreken nu over de derde tranche. De eerste aanscherping is de spin-off die wij proberen te genereren en de tweede de 50% die wij van de gemeenten vragen. De derde aanscherping is dat het college van burgemeester en wethouders in een verklaring moet aangeven dat ook de ontwikkelende en bouwende partijen een financiële bijdrage leveren.
Een deel van de Kamer verschilt duidelijk met mij van mening over de optie om het geld dat is gereserveerd voor de derde tranche, niet in te zetten voor de subsidieregeling maar voor het vullen van de BEW-pot. In het bijzonder tegen de heer Van Bochove, mevrouw Van Gent en de heer Depla zeg ik dat er geen misverstand over mag bestaan dat ik dit niet zal doen. Ik zal uitleggen waarom. Deze optie is onderzocht. Ik weet verder ook dat de BEW net als de starterslening sterk in populariteit is toegenomen, nadat die op een aantal punten is verbeterd.
Het is een algemene wijsheid dat je voorzichtig moet zijn om te proberen met één instrument twee verschillende doelen te dienen. Dat is een soort algemene bestuurlijke wijsheid. Dat wordt echter wel van mij gevraagd of het moest zijn dat de heer Van Bochove de hele financiële handel – om het populair te zeggen – wil overhevelen naar de BEW. Ik begrijp waarom deze gedachte aantrekkelijk is, maar het blijkt dat het in slechts 10% van de gevallen gaat om de koop van een nieuw te bouwen woning. In 90% van de gevallen gaat het dus om de koop van een bestaande woning en dan is er dus geen directe relatie met de woningproductie. Er zijn natuurlijk wel indirecte effecten die de werkgelegenheid bevorderen, zoals doorstroming op de woningmarkt en vrij komende gelden voor de corporaties. Ik voeg daar maar onmiddellijk aan toe dat ik, als dat laatste het geval is, niet de bevoegdheid heb om de corporaties te dwingen die gelden aan te wenden voor productie. Dat is dus ook een handicap.
Hoe groot die effecten zijn, weet ik niet. Maar ze zijn bij lange na niet zo groot dat ze hetzelfde volume kunnen opleveren als de stimuleringsregeling. De commissie weet ook uit de ervaringen met de eerste en tweede tranche dat de problemen in de bouwsector zich eerst en vooral voordoen in het midden- en duurdere segment. En daar is die regeling nu juist voor bedoeld, want die is niet gericht op het starterssegment. Dat is de reden waarom ik van mening ben dat de BEW op de korte termijn onvoldoende aansluit bij de huidige doelstellingen van het stimuleringsbudget, namelijk het bevorderen van de bouwproductie en het voorkomen van werkgelegenheidsverlies.
De heer Van Bochove vroeg mij of het mogelijk is om de BEW te verlengen. Er is naar onze inschatting 75 mln. nodig om de BEW tot het einde van het jaar te laten functioneren op de manier die ons voor ogen stond. Drie kwart van deze regeling zou ik daaraan met andere woorden moeten besteden. Dat zou betekenen dat ik terug moet naar het kabinet. En wellicht voorkom ik hiermee een motie: ik krijg in het kabinet ongetwijfeld nul op het rekest. Sterker nog: ik loop een grote kans dat ik mijn geld kwijt ben. Ik had al een probleem om dit budget te behouden voor deze sector, want de minister van Financiën kijkt op dit moment heel begerig naar «rondslingerend» geld. Het is dus mijn dringende advies om het niet te doen. Het einde van het verhaal zou namelijk wel eens kunnen zijn dat de Kamer hiermee het tegendeel bereikt van een bijdrage aan de stimulering van de productie en de werkgelegenheid. Het is niet anders.
De heer Depla en enkele van zijn collega’s spraken over Limburg. Daarvoor geldt min of meer hetzelfde, zij het op een wat kleinere schaal. Ook daar moeten wij namelijk uitkijken om met hetzelfde geld twee doelen te dienen. In Limburg gaat het vooral om vervangende nieuwbouw met als doel de kwaliteit van de voorraad te verbeteren. Voor die projecten kunnen de gemeenten in Limburg net als andere gemeenten een aanvraag voor de stimuleringsregeling indienen.
In Limburg zijn specifieke krimpmaatregelen van kracht. De heer Depla zal het met mij eens zijn dat het inzetten van geld iets anders is dan geld voor de bouwproductie en voor het vasthouden van hoogwaardige werkgelegenheid. Om die reden vind ik het niet effectief om te gaan differentiëren, hoe sympathiek het oogmerk ook is.
De heer Depla stelde een vraag over scholen en zorginstellingen, die samen goed zijn voor 700 tot 900 mln. in het crisispakket. Hij wijst erop dat de Kamer over de voortgang geïnformeerd zou worden. Dat heeft mijn voorganger inderdaad toegezegd in het algemeen overleg van 18 februari. Ik kan melden dat wij bezig zijn om de voortgang in beeld te brengen, maar ik ben daarvoor ook afhankelijk van mijn collega's. De Kamer wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd, want het is een reëel punt.
Doen de banken hun werk? Wederom een vraag van de heer Depla. Mijn voorganger was in gesprek met de banken met als doel de banken verantwoordelijkheid te laten nemen voor mensen met betalingsproblemen. Die mogen namelijk niet met een restschuld blijven zitten. In het algemeen overleg van 18 februari heeft mijn voorganger gemeld dat het bestuur van de NVB heeft besloten om een verklaring op te stellen namens de gezamenlijke banken over hun inzet voor gedupeerde huiseigenaren. Daarin zou ook op concrete maatregelen worden ingegaan. Deze verklaring is er nog niet. Het is de bedoeling van de NVB dat deze verklaring eind maart wordt afgegeven. Sindsdien is de NVB door mijn ambtelijke staf geadviseerd over wat verstandig zou kunnen zijn om in zo'n verklaring op te nemen. Aan die verklaring wordt gewerkt en ik heb de NVB gevraagd hoe het ermee staat, omdat de deadline die de NVB zich had gesteld, afloopt. Ik houd dus de vinger aan de pols.
De heer Depla hield mij voor dat mijn voorganger heeft toegezegd om met een actieplan te komen voor de prijs-kwaliteitverhouding van nieuwbouwwoningen. Mij wordt gemeld dat die toezegging niet wordt herkend. Wel merk ik op dat de crisis gemeenten en ontwikkelaars dwingt om de prijs-kwaliteitverhouding te verbeteren. De prijzen gaan omlaag of er wordt meer kwaliteit geboden om de consument over de streep te trekken.
De heer Jansen heeft gesproken over de doorstromingsproblematiek. Volgens mij ontleent hij zijn opmerkingen mede aan het rapport van de Vereniging Eigen Huis, een rapport dat ik deze week in Nieuwspoort in ontvangst mocht nemen. De heer Jansen of mevrouw Van Gent zei dat al heel wat bewindspersonen hun tanden op deze problematiek hebben stukgebeten. Bij de aanbieding van het rapport heb ik gezegd dat ik vage herinneringen heb aan de nota's van Marcel van Dam, staatssecretaris in het kabinet-Den Uyl, over dezelfde materie. Ik weet dat het onderwerp sindsdien periodiek in de discussie is teruggekomen. Ik zal proberen om het kort te houden. De ervaring leert dat de bouw van goedkope koopwoningen de doorstroming van huur naar koop stimuleert. De doorstroming binnen de koopsector wordt bevorderd door de bouw van dure koopwoningen en koopwoningen in de middenklasse.
De heer Van Bochove vroeg welke bijdrage de marktpartijen leveren. Daar ga ik straks, zoals toegezegd, een beter antwoord op geven.
De heer Depla heeft een vraag gesteld over de energiebesparingsmaatregelen van woningcorporaties. Als geld niet besteed wordt, wil hij het op een andere manier inzetten. Bij het anders inzetten van de budgetten, moet hij echter wel in de gaten houden dat een deel van de energiebesparingsmaatregelen uit regulier «Schoon en Zuinig"-budget afkomstig is. Ik breng op dit moment in kaart welke knelpunten zich voordoen bij de maatregelen die onvoldoende lopen. Hierop kom ik dus zeker nog terug.
De heer Jansen illustreerde aan de hand van een project in Culemborg dat het voorkomt dat er subsidie wordt verstrekt, nadat een project van start is gegaan. Als dat inderdaad gebeurt, dan klopt dat niet. De regeling vraagt namelijk van gemeenten dat zij verklaren dat een project nog niet is gestart of is stilgevallen. Ik vertrouw op de juistheid van de verklaring van de gemeenten, want je moet in dit land als bestuurders wel op elkaar kunnen vertrouwen. Mijn departement heeft overigens geen aanwijzingen dat de gemeenten een loopje met ons nemen. Ik denk dan ook niet dat ik via België naar Culemborg moet gaan om het allemaal zelf te inspecteren. Ik bedank hem wel voor het voorbeeld, want het is natuurlijk altijd mogelijk dat er iets fout gaat. Als ik merk dat de regeling onjuist wordt toegepast, dan zal ik dat aanpakken.
De voorzitter: Tot zover de eerste termijn. Ik heb begrepen dat de heer Van Bochove eerder weg moet en daarom geef ik hem als eerste het woord in tweede termijn.
De heer Van Bochove (CDA): Voorzitter. Ik ben u en mijn collega’s zeer erkentelijk voor deze coulance. Ik zal proberen om het kort te houden.
Gemeenten moeten motiveren waarom het ene project wel en het andere niet voor rijkssteun in aanmerking zou komen. Mij is niet duidelijk hoe dat precies gaat.
De minister heeft geprobeerd om mij indringend duidelijk te maken dat de BEW-regeling niet mogelijk is. Ik ben echter al wat langer bij dit project betrokken en ik weet dan ook dat er bij dit project vanaf dag één is gewerkt met incidenteel geld en alles wat daarmee annex is. De indieners wisten dat ook toen ze hiermee begonnen. Het departement heeft hier de afgelopen jaren zelf ook op ingespeeld en ik begrijp dan ook niet dat de minister zegt dat hij hiervoor geld zou moeten reserveren. Ik heb de opmerking van de minister goed gehoord. Ik wil erover nadenken, maar ik ben er nog niet van overtuigd. Ik moet de minister dus zeggen dat ik nog overweeg om met een VAO te komen. Ik weet niet wat dat betekent voor de uitvoering van de regeling, maar ik meld gewoon dat ik die slag boven de markt moet laten liggen totdat ik precies voor mezelf de zaken op een rijtje heb kunnen zetten.
De heer Depla (PvdA): Begrijp ik de heer Van Bochove goed dat de regeling dan uitgesteld moet worden? Moeten wij die motie dan niet snel indienen? Moeten wij dan een week wachten of moeten wij het morgen doen? Daarnaast heb ik nog een vraag. Ik ben het met de heer Van Bochove eens. Ik zou de BEW ook graag verlengd zien. Als echter overtuigend kan worden aangetoond dat het qua werkgelegenheid minder banen oplevert, ook als die multipliereffecten niet zo groot zijn, waar kiest hij dan voor?
De heer Van Bochove (CDA): Ik heb als uitgangspunt vooral de banen gekozen. Daar is geen misverstand over. Tegelijkertijd stel ik vast dat in de opsomming die ik heb gegeven ook een aantal andere argumenten meeweegt. Die banen in brede zin worden in mijn optiek voor een belangrijk deel wel ingevuld. De minister heeft alleen gezegd dat hij het geld niet heeft. Voor de rest is hij niet op de inhoudelijke kant van mijn opmerking ingegaan.
Mevrouw Van der Burg (VVD): Voorzitter. Ik dank de minister voor de antwoorden. De situatie rond België met dat 6%-tarief zullen wij dan maar afwachten. Ik wil nog even heel duidelijk verifiëren of het criterium van de medefinanciering in de regeling zit. Gezien de antwoorden van de minister is dat zo, maar ik zag het in de brief niet bij de criteria staan. Graag krijg ik nog even een bevestiging.
Ik heb een voorstel gedaan om de regeling zoals de minister voorstelt, te handhaven. Daar doe ik dus niets aan af. Tegelijkertijd heb ik een voorstel gedaan hoe wij wel geld zouden kunnen vrijmaken voor de BEW. Dat kan met geld dat in het Waarborgfonds Eigen Woningen is neergezet, een bedrag van 40 mln., voor particuliere leningen. Die blijken niet te lopen. Wij zouden dus volgens de criteria van de minister in elk geval een aantal maanden de BEW-regeling kunnen financieren. Dan is het aan een volgend kabinet om nieuwe middelen te vinden of niet. Ik zou daar graag een reactie op willen.
De heer Jansen (SP): Voorzitter. De SP-fractie onderschrijft de conclusie van de minister dat nu extra geld stoppen in de BEW niet verstandig is, zij het dat wij een totaal andere aanvliegroute hadden, maar de conclusie is hetzelfde. Wel heb ik er in mijn termijn op gewezen dat grotere participatie van het Rijk in de SVn effectiever is. Dat heeft grotere multipliereffecten en het is een revolving fund. Misschien heeft het ook bijkomende maatschappelijke effecten. Ik ben het op zich wel met de minister eens dat dit niet het primaire doel is van crisisbeleid, maar het is toch wel mooi meegnomen als dat eruit zou rollen.
De SP-fractie blijft per saldo voorstander van het zo veel mogelijk voeren van anticyclisch beleid in de vorm van investeringen in de publieke sector en de semipublieke sector, de corporaties. Ik vind het jammer dat er op dit moment zo veel geld weglekt naar sectoren die normaal geen boodschap hebben aan de overheid. Ik begrijp dat de minister er geen behoefte aan heeft om zich te wagen aan beschouwingen over het Bouwfonds 2 als een mogelijkheid om in de toekomst iets aan anticyclisch beleid te doen. Wat ons betreft zou dat het probleem nu wel een stuk kleiner hebben gemaakt.
De heer Depla (PvdA): Voorzitter. Ik dank de minister hartelijk voor de continuïteit van beleid. Ik heb nog een paar puntjes.
De 300 mln. voor energiebesparing is 100% crisispakketgeld. Ik wil de informatie van de minister graag binnen een maand, want dan kunnen wij nog bekijken of wij er iets anders mee doen als het onverhoopt niet loopt via de woningbouwcorporaties of dat we de regeling aanpassen zodat het wel gaat lopen. Het is namelijk goed voor het milieu, goed voor de portemonnee van huurders en goed voor de werkgelegenheid.
Hetzelfde geldt voor de informatie over de scholen en de zorginstellingen. Graag hoor ik wanneer wij die uiterlijk ontvangen.
Dan kom ik op Limburg. Eigenlijk wijst de minister het idee af omdat het slopen wel banen oplevert, maar geen hoogwaardige werkgelegenheid is. Begrijp ik het goed dat dit de doorslaggevende reden is?
Mevrouw Van der Burg (VVD): Was het ook niet zo dat in Limburg werd gepleit voor sloop en renovatie? Is dat ook niet hoogwaardig? Dat vraag ik via de heer Depla aan de minister.
De heer Depla (PvdA): Ik vind het een geweldige aanvulling van mevrouw Van der Burg. Zij ondersteunt mijn betoog. Dank daarvoor.
Bij de BEW staan banen voorop. Wij bekijken dus wat per euro de meeste banen oplevert. De minister moet ook naar de multipliereffecten van de BEW kijken. De koop van een woning van de woningbouwcorporatie via de BEW kost ons een paar duizend euro. De woningbouwcorporatie kan € 100 000 tot € 120 000 krijgen en daarmee kan zij twee woningen bouwen. Dat levert weer € 240 000 investeringen op en daarmee dus werk. Ik kies voor werk. Als de minister mij ervan kan overtuigen dat mijn rekensom niet klopt, ga ik met hem mee. Ik zou graag die cijfers zien. Als mijn cijfers wel kloppen, maar de minister zegt dat hij geen geld krijgt als hij naar de minister van Financiën gaat, wil ik daar ook een heldere uitspraak over. Uiteindelijk gaat het om banen.
Fijn dat de banken die stap zetten. Ik moet eerlijk bekennen dat wij met gepast wantrouwen dit soort mooie toezeggingen van banken bezien. Wij willen dus wel graag dat de Kamer geïnformeerd wordt of binnen nu en twee weken die regeling is gemaakt. Anders moeten wij de banken toch weer aan de jas trekken.
Voorzitter: Van Bochove
Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Voorzitter. Ik zat me tijdens dit overleg het volgende af te vragen. Stel je eens voor dat er veel meer aanvragen komen van mensen die gebruik willen maken van de hypotheekrenteaftrek. Dat is dan een tegenvaller op de begroting. Het kabinet zegt dan misschien wel: pats, wij stoppen ermee, want dit kunnen wij niet meer trekken. Dat gaat natuurlijk nooit gebeuren. Maar een regeling om starters en lage inkomens tegemoet te komen om ook een eigen woning te kunnen kopen, wordt wel, pats, stopgezet. Daar kraait geen haan naar, als ik de minister zo hoor. Hij kraait alleen als hij zegt: ik vul die BEW-pot niet aan. Hij zegt: ik doe het niet. Ik zou zeggen: we doen het wel. De minister heeft zich dan aan te passen. Het multipliereffect dat net genoemd is en ook het aankopen van bestaande bouw levert wel degelijk wat op. Ik heb nog geen keiharde cijfers gezien van de werkgelegenheid. Het is dus ook een beetje blufpoker van de minister, waarvan ik nog niet echt heel erg onder de indruk ben. Er wordt met twee maten gemeten en de Kamer wordt een beetje voor het blok gezet met de opmerking: het is deze derde tranche of wij komen in de problemen, want wij willen er zo snel mogelijk mee beginnen. Wat de GroenLinks-fractie betreft kunnen wij morgen gewoon een VAO houden. Dan kunnen wij een motie indienen en als het echt moet kunnen wij er wat mij betreft morgen ook nog over stemmen. Dan is dat maar helder. Al denk ik eerlijk gezegd niet dat het op een paar dagen aankomt. Is de minister in staat om de keiharde feiten en de cijfers aan ons te leveren? Natuurlijk zijn alle fracties voor werkgelegenheid, maar die kan op verschillende manieren tot stand komen.
Dan kom ik op de verdeling over de regio's, bijvoorbeeld Oost-Groningen en Limburg. Ook daarin vond ik de beantwoording van de minister niet overtuigend. Juist die regio's, waar de middelen vaak al krap zijn en de werkloosheid hoog is, moeten wij laten meeprofiteren van deze stimuleringsregeling. Dat dreigt nu niet te gebeuren. Moeten wij ook daarover nog een motie indienen?
Voorzitter: Van Gent
Minister Van Middelkoop: Voorzitter. De heer Van Bochove vroeg waarom gemeenten moeten motiveren welke projecten zij geselecteerd hebben voor een subsidieaanvraag. Het is uitsluitend een informatievraag van onze kant, omdat het behulpzaam is bij het onderzoek naar de werking van de effecten van de regeling. Het is dus geen voorwaarde.
Mevrouw Van der Burg was ik een antwoord schuldig op de vraag of geld dat onbenut blijft in het WEW kan worden ingezet ten behoeve van de BEW. Ik wil er wel eens naar kijken. Ik moet nagaan in hoeverre het klopt dat er zo veel geld onbenut blijft. Dat is mijn eerste, wat voorzichtige mededeling. De afweging of dit geld kan worden ingezet voor de BEW kan ik dan pas maken. Ik wil er wel naar kijken. Dan heb ik wel overleg nodig met de minister van Financiën. Dat is normaal al niet eenvoudig en in deze tijden al helemaal niet, maar ik ben er wel toe bereid. Ik stel voor dat ik dat meeneem in de evaluatie van het totale pakket aan crisismaatregelen voor de bouw. Ik probeer dit op deze manier op te pakken.
De voorzitter: Ik vraag altijd even naar een precieze termijn waarop wij dat tegemoet kunnen zien. Dan kan de Kamer zich daarop instellen. Dat vindt zij prettig.
Minister Van Middelkoop: Voor 1 juni.
De voorzitter: Dat lijkt me wat laat.
Minister Van Middelkoop: Het is een nieuwe interessante suggestie, maar ik kan geen ijzer met handen breken.
Mevrouw Van der Burg (VVD): Misschien mag ik hier iets over zeggen. Ik denk dat de minister met de Kamer een discussie heeft over de BEW waarbij hem een motie boven het hoofd hangt. Ik denk dat het elegant zou zijn om hieruit te komen. Mijn informatie, van één of twee maanden geleden, is dat er eigenlijk helemaal geen gebruik wordt gemaakt van die regeling. Dat is ook niet onlogisch gezien de voorwaarden. Ik denk dat een telefoontje naar het WEW om te horen hoe dat zit, snel gepleegd is. Dan lijkt mij dat deze vragen binnen een week te beantwoorden zijn.
De voorzitter: We zitten met krappe termijnen als het gaat om de BEW. Dat weet de minister ook. Ik zou willen voorstellen om het los te zien van die totale evaluatie en te doen wat mevrouw Van der Burg voorstelt. Dan kunnen wij snel handelen.
Minister Van Middelkoop: Het staat in ieder geval los van het officieel geagendeerde onderwerp: de stimuleringsregeling. De BEW heb ik niet geagendeerd, maar dat heeft de Kamer gedaan. Dat mag natuurlijk. Ik moet heel voorzichtig zijn, anders weet ik niet wat ik naar me toehaal. Als dit enig soelaas zou bieden, zal dat vermoedelijk een doorstart betekenen van de mogelijkheden die de BEW bevat. Dan wordt die weer geopend. Daarmee doe ik in ieder geval iedereen een plezier.
Laten wij het zo afspreken. Dank voor het idee. Ik begrijp dat 1 juni nog vrij ver weg is, maar geef me even de tijd om de Kamer te laten weten wanneer ik daar inhoudelijk en beargumenteerd uitsluitsel over kan geven. Dan hebben wij het over informatie waarmee ik eventueel iets kan doen en waarover ik een beleidsstandpunt kan formuleren. Dat moet in de loop van volgende week wel lukken. Dan heeft de Kamer nog geen compleet beeld en geen complete visie, maar dan heb ik wel de telefoontjes gepleegd. Dat geeft mij een eerste gevoel of dit iets kan zijn en of ik er voor 1 juni of eerder iets mee kan doen. Ik moet aan mijn eigen verwachtingsmanagement denken. Ik beloof niets, behalve dat ik ernaar zal kijken.
De heer Van Bochove (CDA): Ik begrijp dat er nu van twee kanten wordt gewerkt aan een opening. Ik wil daar ook graag in meedenken. De minister zal echter moeten billijken dat ik dan even kijk naar de afkondiging van de derde tranche. Als ik daar mijn vinger niet op leg, kondigt de minister per morgen de derde tranche af en is het budget volledig weg. Daar zou ik ernstige problemen mee hebben. Ik denk ook even mee in het traject. Een paar dagen uitstel voor die afkondiging moet kunnen. Dan kunnen wij dat in de loop van volgende week met elkaar arresteren.
De voorzitter: Ik probeer om een procedureel voorstel te doen. Voordat wij hier een hele procedurevergadering beginnen, probeer ik het toch maar even samen te vatten. Kunnen wij bijvoorbeeld voor dinsdag 12.00 uur helderheid krijgen over wat de minister net heeft aangegeven? Dan kan hij zijn telefoontjes gepleegd hebben en kunnen wij horen of dit überhaupt een optie is. Een aantal fracties wil een VAO aanvragen dat ook met dit thema te maken heeft. Wij moeten natuurlijk wel weten of wij nog kunnen beschikken over een deel van het budget of dat het al is voortgegaan zoals de minister heeft voorgesteld. Ik stel dus voor om voor 12.00 uur hierover helderheid te geven. Dan kunnen wij ons bezinnen op de vraag hoe nu verder. Laten wij dan ook afspreken dat tot dinsdag 12.00 uur niet de sluizen opengaan met de derde tranche.
De heer Depla (PvdA): Net wilden wij niet roomser zijn dan de paus, maar ik ben nu toch voor een katholieke oplossing. Wij moeten zorgen dat men lokaal verder kan. Wij kunnen zeggen dat wij de derde tranche die wij vanaf 1 april opendoen, beginnen met 50 mln. in plaats van met 100 mln. De tweede 50 mln. kun je laten afhangen van dit debat. Ik zou het jammer vinden als er op lokaal niveau niet gewerkt kan worden, omdat wij er langer over doen.
De voorzitter: Ik zie aan het geknik dat er een meerderheid is voor de katholieke oplossing, zonder dat dit een eigen leven gaat leiden. Er kan vanaf 1 april 50 mln. worden opengesteld. Voor dinsdag 12.00 uur willen wij informatie over de vraag of de 40 mln. particuliere leningen een oplossing zou kunnen zijn voor de BEW. Minister, het verlossende woord is aan u.
Minister Van Middelkoop: Ik zit over een protestants antwoord te denken, want dat ligt me iets beter. Twee dingen kunnen we wel gescheiden behandelen. Ik heb toegezegd dat ik in de loop van volgende week het resultaat van mijn telefonade aan de Kamer zal melden. Ga dat nu niet onmiddellijk verzilveren in «dinsdagmiddag 12.00 uur». Als het me lukt, zal ik dat doen, maar dit popt nu ineens op en ik wil wel een serieus antwoord geven. Dan nog weten wij niet wat het voor de BEW-regeling kan opleveren.
Wat de stimuleringsregeling zelf betreft het volgende. Ik heb op basis van de wet, dit is een ministeriële regeling, de bevoegdheid om deze derde tranche uit te voeren zoals die nu voorligt. Dat ga ik ook doen en dat ga ik morgen doen. Ik wil geen risico's lopen met die regeling. Dat heb ik ook al eerder gezegd. De heer Van Bochove moet mij goed begrijpen. Ik begreep dat hij tot onderhandelingen bereid is, of beter gezegd enige souplesse in zijn standpunt aanbracht. Ik wil de Kamer echt op het volgende wijzen. Ik heb de regeling met heel veel moeite kunnen redden in het kabinet. Als ik terugga, en dat moet ik want de Kamer wil dit geld voor een andere regeling anders inzetten, weet ik één ding zeker: deze regeling ben ik kwijt en het geld vermoedelijk ook. Ik betrek dat in de risicoafweging. De Kamerleden lopen allemaal voldoende lang mee en zij kennen de financiële problematiek van het Rijk. Ik doe dat dus gewoon niet. Ik maak gewoon gebruik van mijn bevoegdheid. Dit is de derde tranche. Wij hebben er twee gehad en die zijn goed verlopen. Ik ga die derde tranche niet om zeep helpen. Ook een motie zal aan mijn positie niets veranderen omdat ik me verantwoordelijk weet voor de uitvoering van crisis- en herstelmaatregelen. Ik weet me verantwoordelijk voor de woningbouwproductie en het behoud van werkgelegenheid. Dat kan ik op deze manier en niet anders.
De voorzitter: Dan zou ik toch een procedureel voorstel willen doen aan de commissie. Zoals zij weet is het morgen 1 april. Als de commissie hier nog iets aan wil veranderen, zal zij vandaag een VAO moeten aanvragen, een motie moeten indienen en een stemming moeten vragen. Dat zie ik procedureel als de enige oplossing om de systematiek, zoals de minister die voorstelt, tegen te houden. Ik geef het maar even mee.
Minister Van Middelkoop: Ik wil de helderheid nog wel dienen. Dat zou dan vandaag moeten. Morgen hebben wij ministerraad in verband met Goede Vrijdag. Ik zal de motie ontraden. Ik heb beargumenteerd waarom. Het is geen onwil, maar ik sta voor de regeling. Ik sta voor de derde tranche en wij hebben er twee goed gedaan. Ik loop risico in het kabinet. Ik zou een dringend beroep willen doen op de Kamer om het niet zover te laten komen, want we verknallen echt alles. Vraag dat niet van mij als minister.
De voorzitter: Ik denk dat uw positie duidelijk is, maar wij moeten ook even de positie van de Kamer duidelijk hebben.
De heer Van Bochove (CDA): Ik scherp het nog even aan. Ik heb geprobeerd goed naar de minister te luisteren. Hij zegt achtereenvolgens verschillende dingen. Op enig moment zei hij dat wij die motie wel kunnen indienen en aannemen, maar dat hij zijn verantwoordelijkheid neemt omdat het een ministeriële regeling is. Hij zei eigenlijk dat hij die motie niet zal uitvoeren. Heb ik dat goed geïnterpreteerd? Klopt het dat hij zegt dat hij het geld kwijt is als hij de motie zou uitvoeren en dat hij het daarom gewoon niet gaat doen? Gaat hij die regeling toch afkondigen in het belang van die regeling?
Minister Van Middelkoop: Wij moeten het wel zuiver formuleren. Het is niet zo dat ik die regeling «toch afkondig». Nee, ik maak gewoon gebruik van de bevoegdheid die me is verleend door de wetgever. Daar behoort de Kamer ook toe. Zo simpel is het. Wij zitten op het nippertje en wij weten allemaal dat de aard van de regeling met zich meebrengt dat als wij nog langer wachten de regeling langzaam maar zeker gaat verdampen. Wij hebben belang bij tempo. Ik sta voor deze regeling. Als de Kamer van mij vraagt om 75 mln. van de 100 mln. over te hevelen naar de BEW, dan betekent dat materieel en formeel dat deze ministeriële regeling voor de derde tranche wordt ingetrokken. Dat vraagt de Kamer dan dus eigenlijk van mij. Dat moet ik het kabinet melden, want daarvoor heb ik toestemming gekregen met heel veel pijn en moeite. Als ik het kabinet meld dat ik die regeling intrek en het geld voor een andere regeling wil inzetten, wil ik hier mijn argumentatielijnen herhalen. Dan kom ik bij lange na niet aan de doelstellingen van bouwproductie en werkgelegenheid. Deze regeling is superieur aan alternatieven. Hoe sympathiek die alternatieven om andere redenen ook zijn. Dit moeten wij met elkaar niet willen. Het verbaast me dat na twee tranches – de Kamer weet waarover wij het hebben – de derde tranche die nog wat toegespitst is, in het ongerede dreigt te worden gebracht.
Ik hoor de leden zeggen dat dit niet klopt. Oké het hoeft me niet te verbazen, maar dat neemt de rationaliteit en de inhoud van mijn argumentatie niet weg. Ik zou de Kamer dringend willen vragen om dit niet van mij te vragen. Ik weet namelijk wat er zal gebeuren in de ministerraad. Ik waarschuw de Kamer daarvoor. Laten wij alsjeblieft met deze goede regeling, verder toegespitst nog, met heldere doeleinden in het kader van crisis en herstel doorgaan. De leden moeten het maar eens gaan uitleggen in de bouwwereld als zij dit om zeep helpen. Doe dat niet. Ik moet er fel voor gaan staan, want ik wil geen risico's lopen. De Kamer heeft recht op helderheid van mijn kant.
De voorzitter: Gezien de tijd stel ik voor dat de minister zijn beantwoording afrondt. Daarna sluit ik de vergadering en moeten de individuele Kamerleden zich beraden op hoe het verder moet. Zij hebben tal van instrumenten. Mevrouw Van der Burg heeft nog een opmerking?
Mevrouw Van der Burg (VVD): De minister gaf aan dat de totale Kamer hiervoor was, maar ik denk dat een aantal …
Minister Van Middelkoop: Nee, ik doe het puur op inhoud. Als je hier al zo lang rondloopt, weet je op een gegeven moment niet meer wat de omvang van fracties is. Ik weet dus niet eens of er meerderheden dreigen. Ik doe het op inhoud omdat dat sterker is dan alleen maar dreigen met machtspolitiek.
Voor Limburg zijn andere regelingen. Vraag nu niet aan mij om op het nippertje de regeling te differentiëren. Ik weet niet wat ik daarmee in huis haal. Ik houd het niet voor onmogelijk dat ook andere delen van het land ineens hun vingertje opsteken. Dan ga ik terug naar mijn oude opmerking: probeer zo weinig mogelijk verschillende doelen te dienen met één regeling.
Ik acht de heer Jansen in kennis op dit gebied superieur boven mijzelf, maar volgens mij is het beleid dat wij voeren juist anticyclisch.
De heer Depla is op een paar punten nog teruggekomen. Over die energiebesparing verstaan wij elkaar en komt er medio mei informatie beschikbaar. Over de scholen en de zorg kan ik ook medio mei uitsluitsel geven.
Dan kom ik op de banken. Het is vandaag 31 maart. De boodschap van dit debat gaat ook wel naar de banken: schiet nu op en ga niet over de datum van 1 april heen, of in elk geval niet te veel.
De voorzitter: Hartelijk dank voor uw beantwoording in tweede termijn. Dan rest mij nog de toezeggingen van vandaag aan de Kamer mee te delen.
– De Kamer wordt medio mei geïnformeerd over de voortgang van de crisismaatregelen voor scholen en zorginstellingen in verband met isolatie en klimaatverbetering.
– De Kamer wordt medio mei geïnformeerd over de voortgang en de werking van de maatregelen van het crisispakket ten behoeve van energiebesparing door woningcorporaties. Dat heeft ook met dat andere punt te maken.
– De Kamer wordt geïnformeerd over wanneer de banken hun verantwoordelijkheid oppakken bij mensen die betalingsproblemen hebben, de zogenaamde verklaring. Die zal op korte termijn komen.
– De Kamer wordt geïnformeerd over de mogelijkheid om WEW-gelden in te zetten voor de BEW.
Het laatstgenoemde punt wordt meegenomen in de evaluatie crisismaatregelen woningbouw. Gezien de discussie van zonet dringen wij daarop aan. De minister heeft gezegd dat hij dat zo mogelijk voor dinsdag 12.00 uur kan doen. Zo niet, dan wordt het ietsje later, maar het lijkt me goed om dat op tijd te doen.
Mevrouw Van der Burg (VVD): De voorzitter sprak over WEW-gelden, maar het gaat om geld dat beschikbaar is gesteld voor particuliere woningbezitters voor energiebesparingen. Dan weet de minister waar hij moet zoeken.
De voorzitter: Ja, maar dat wist hij al hoor. Dat is opgeschreven. Dan tot zover. Ik wil iedereen bedanken voor zijn aanwezigheid. Ik wens iedereen een fijne dag en sluit de vergadering.