Vastgesteld 20 juni 2011
De vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie1 en de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu2 hebben op 18 mei 2011 overleg gevoerd met staatssecretaris Bleker van Economisch Zaken, Landbouw en Innovatie en staatssecretaris Atsma van Infrastructuur en Milieu over biotechnologie.
(De volledige agenda is opgenomen aan het einde van het verslag.)
Van het overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
Van der Ham
De voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu,
J.F. Snijder-Hazelhoff
De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
Franke
Voorzitter: Dijksma
Griffier: Peen
Aanwezig zijn tien leden der Kamer, te weten: Dijksma, Van Gerven, El Fassed, Ormel, Wiegman-van Meppelen Scheppink, Dijkgraaf, Ouwehand, Van Bemmel, Houwers en Snijder-Hazelhoff,
en staatssecretaris Bleker van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, en staatssecretaris Atsma van Infrastructuur en Milieu, die vergezeld zijn van enkele ambtenaren van hun ministerie.
De voorzitter: Ik heet alle aanwezigen welkom. We hebben dit overleg opgeknipt in twee blokken. In het eerste deel van dit overleg zullen we over genetisch gemodificeerde organismen (ggo's) spreken, in het tweede deel zullen we spreken over octrooirecht en kwekersrecht.
De heer Van Gerven (SP): Voorzitter. In Nederland vindt men dat de landen die lid zijn van de Europese Unie meer bevoegdheden moeten krijgen om zelf de teelt van ggo's te weigeren. De SP vindt dat ook. Waarom voegt het kabinet dan niet de daad bij het woord? Als lidstaat Oostenrijk de teelt van gentech maïssoorten en twee soorten gentech raapzaad wil weigeren, dan maakt Nederland bezwaar. Dat snap ik niet. Is er sprake van een dubbele agenda? Graag een toelichting van het kabinet.
Hoewel we het voorstel om landen meer bevoegdheden te geven op zich terecht vinden, hebben we twijfels bij het voorstel omdat het juridisch zo lek is als een mandje. Als bezwaren van lidstaten in de praktijk geen stand houden in de rechtszaal, dan worden we blij gemaakt met een dooie mus. De twijfels over de juridische kracht van het voorstel zijn niet weggenomen door erop te wijzen dat dit zal afhangen van de kwaliteit van de onderbouwing door de lidstaten. We kunnen dan namelijk een hausse aan rechtszaken verwachten. Kan het kabinet mijn twijfels daarover wegnemen? Kunnen we de garantie krijgen dat het kabinet zal inzetten op een juridisch solide stuk?
Ongeveer 80% van de gentechgewassen is resistent tegen bestrijdingsmiddelen. In het rapport van de staatssecretaris wordt weer eens bevestigd dat bij de teelt van herbicidenresistente ggo's het gebruik van bestrijdingsmiddelen weer toeneemt. Er wordt dus niet minder gif gespoten, maar meer. De combinatie van duurzaamheid en gentech is dus eerder wensdenken dan realiteit. In het belangrijkste internationale rapport hierover van de International Assessment of Agricultural Knowledge, Science and Technology for Development (IAASTD) wordt gesteld dat gentech geen goed antwoord is op de duurzaamheidsproblemen in de landbouw. Bovendien worden in dit rapport risico's voor mens en milieu gesignaleerd. Juist omdat duurzaamheid bij gentech een belangrijk punt is, is het zeer wenselijk dat de directe en indirecte milieugevolgen van de ggo's opgenomen worden in de indicatieve lijst met sociaaleconomische aspecten van de Europese Commissie. Wil het kabinet hiervoor pleiten?
Bij de European Food and Safety Authority (EFSA), die gentechgewassen beoordeelt, is sprake van een voorzitter met een dubbele pet. Deze voorzitter vertegenwoordigt namelijk ook de belangen van de industrie, georganiseerd in het International Life Sciences Institute (ILSI). Dat is een slechte zaak, want beoordeling en controle dient puur wetenschappelijk en onafhankelijk te gebeuren. Het kabinet zegt echter dat het Nederlandse RIKILT het niet erg vindt. En dan is het dus niet erg. Nu blijkt echter uit een rapport van de Duitse onderzoeksorganisatie Testbiotech dat overal binnen de EFSA, de belangenorganisatie ILSI en het Nederlandse RIKILT draaideurconstructies, dubbele petten en belangenverstrengeling voorkomen. Als het Nederlandse RIKILT de EFSA controleert, terwijl daar dezelfde mensen bij betrokken zijn, dan is dat niet geruststellend. De onafhankelijkheid van controlerende instanties moet als een paal boven water staan. Ik wil daarom van het kabinet graag een overzicht van alle financiële belangen, draaideuren en dubbele petten van alle bij het ggo-beleid betrokken instanties. Graag ook een schriftelijke reactie op het rapport van Testbiotech.
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Voorzitter. Over de toelating van ggo’s tot de Europese Unie is al veel discussie geweest. Mijn fractie heeft bedenkingen bij de huidige invulling van het oorspronkelijke voorstel om lidstaten zelf te laten bepalen of zij ggo’s toelaten. Die keuze moet een lidstaat kunnen maken op basis van brede, sociaaleconomische afwegingen. Hiervoor heb ik al heel vaak gepleit en ik wijs nog maar eens op mijn motie over een beter en breder afwegingskader.
De inzet, zoals verwoord in de beleidsnota Biotechnologie, vind ik wat mager. Ik zou graag van de staatssecretaris willen weten hoe Nederland zich precies inzet om sociaaleconomische aspecten van de teelt van ggo's te expliciteren in de besluitvorming over toelating. Ik ben benieuwd of de staatssecretaris het rapport van Europarlementariër Lepage gelezen heeft. Wat is zijn reactie op dit rapport en op de discussie die hierover in het Europees Parlement is gevoerd? Kan de staatssecretaris de garantie geven dat lidstaten zich in de praktijk zullen kunnen beroepen op sociaaleconomische uitzonderingsgronden? De Europese Commissie heeft een indicatieve lijst met zeven uitzonderingsgronden opgesteld. Ik ben benieuwd hoe het kabinet deze uitzonderingsgronden beoordeelt. Zijn ze voldoende transparant, zijn ze toepasbaar en – als belangrijkste – zijn ze juridisch houdbaar? De ChristenUnie pleit voor het opnemen van directe en indirecte milieugevolgen in de lijst van gronden voor of tegen ggo-teelt. Deze milieugevolgen zijn veelal meetbaar en zijn ook goed juridisch houdbaar. Een aandachtspunt daarbij is het toenemend gebruik van herbiciden op herbicidenresistente gewassen. In Nederland zou dat ook een interessant handvat bieden. Daarnaast zouden de alternatieven voor ggo's een belangrijke plek moeten krijgen in die indicatieve lijst. Nu lijkt de situatie te ontstaan dat toelating van de teelt van ggo's wordt beschouwd als de norm, waarop slechts op basis van beperkte gronden een uitzondering kan worden gemaakt. Volgens de ChristenUnie zou er keuzevrijheid moeten zijn en geen «ja, tenzij"-principe. Graag een reactie op dit punt.
De ChristenUnie wil dat de precieze teksten en voorstellen die tot nu toe nog niet openbaar zijn gemaakt ruim voor de Milieuraad in juni naar de Kamer worden gestuurd, zodat we inzicht hebben voordat het kabinet een oordeel over deze teksten geeft.
De ChristenUnie staat voor keuzevrijheid voor ondernemers en consumenten. Hoe wil de staatssecretaris voorkomen dat deze keuzevrijheid stapsgewijs wordt ingeperkt? Eerder is al gesproken over problemen als contaminatie, traceerbaarheid en ggo-vrije ketens. Eerst is al afgestapt van de nultolerantie voor contaminatie, door de low level presence van 1% te accepteren, en nu wordt gesuggereerd dat het onvermijdelijk is dat de contaminatie steeds verder zal stijgen. Ik vraag de staatssecretaris om krachtig grenzen te trekken en met voorstellen hierover naar de Kamer te komen om ze vervolgens ook in Europees verband te realiseren.
Graag hoor ik vandaag nog hoe het staat met het onderzoek naar de risico's en toxiciteit van cisgenese ten opzichte van de traditionele veredeling. Dat is ook een uitvloeisel van een motie van mijn kant.
De ChristenUnie is een groot voorstander van vooruitgang. Het is prachtig als nieuwe technologieën ontwikkeld kunnen worden, maar laten we eerlijk blijven over nut, noodzaak, risico's en alternatieven. Dat iets kan, betekent niet automatisch dat het ook moet, zeker als we maar beperkt zicht hebben op mogelijke consequenties en als we goede alternatieven hebben die minder risico dragen.
De heer Dijkgraaf (SGP): Voorzitter. De wijsheid van de Schepper overtreft de wijsheid van wetenschappers. Lang werd bijvoorbeeld gedacht dat DNA voor een groot deel zou bestaan uit niet-functionele genen. Dat was namelijk wetenschappelijk vastgesteld. Dit junk-DNA zou tijdens de evolutie door mutaties haar functie hebben verloren. Uit recent onderzoek blijkt echter dat junk-DNA wel degelijk een functie heeft in het sturen van de eiwitproductie. De wetenschap dat de wijsheid van de Schepper die van de wetenschappers overtreft, maakt de SGP-fractie heel voorzichtig in dit dossier. Voorzichtig als het gaat om overschrijden van soortgrenzen, over de economische voordelen van biotechnologie en over eigendomsrechten op biologisch materiaal. Als ik de trendanalyse 2009 lees doemt voor mij het idee van een fuik op. We hebben te maken met ontwikkelingen waar we weinig vat op hebben. Zeker burgers niet. Heeft een deel van de maatschappelijke onvrede daar niet mee te maken? Ik vraag de bewindslieden om de ontwikkelingen die in de trendanalyse geschetst zijn, ook in dat perspectief te bekijken.
Globalisering vergroot de externe druk en de macht van bedrijfslobby en wetenschap. Globalisering heeft weinig op met principes, nationale dilemma's en ongeruste burgers. Hoe meer we wijzen naar de Europese Unie, de World Trade Organization (WTO) of de Verenigde Naties, hoe meer we laten merken dat we ons overgeven aan de globalisering en hoe meer we onze eigen onmacht creëren. Dat geldt zeker voor biotechnologie. Wij willen dat niet. We moeten het lef hebben principes op het schild te heffen en vroegtijdig nationale keuzes te maken. Ondertussen zit de Europese Commissie met de handen in het haar ten aanzien van de sociaaleconomische gevolgen van ggo's. De lidstaten hebben hun verslagen ingediend. De Commissie wil wetenschappelijke en statistisch onderbouwde gegevens en tastbare en objectieve resultaten, maar heeft die logischerwijs onvoldoende gekregen. Ik vraag me af waar ze naar op zoek zijn. Een kernelement in alle verslagen is goede co-existentie en keuzevrijheid. Dat is wat producenten en consumenten willen. Doe daar dan wat mee. Het principe keuzevrijheid laat zich niet in getallen vatten, het is een keuze die je maakt. Kan dit principe overeind blijven als ggo's en daarvan afgeleide producten over Europa uitgerold worden? Ik vrees van niet. Durft het kabinet de confrontatie met de Europese Unie aan om te garanderen dat de keuzevrijheid overeind blijft?
Er is twijfel ontstaan over de juridische houdbaarheid van nationale inperkingen van een Europese toelating van ggo's. De criteria die de Europese Commissie heeft voorgesteld, hebben gelukkig een breed bereik. Het is wel van belang snel helder te krijgen hoeveel ruimte lidstaten hebben om met deze criteria in de hand nationale maatregelen te nemen. Die ruimte lijkt helaas beperkt. Nu straalt de brief van 12 april uit dat het kabinet dat niet erg vindt. Internationale afspraken lijken heilig, maar wij zouden dat graag anders zien. Is het kabinet bereidt zich actief in te zetten voor een zo ruim mogelijke nationale soevereiniteit ten aanzien van toelating van ggo's op het eigen grondgebied?
Het Europees Parlement wil dat lidstaten bij de beoordeling van nationale toelating ook milieucriteria, zoals resistentieontwikkeling en gevolgen voor de biodiversiteit, mee mogen nemen. De Europese Commissie is hier kritisch over. Wat vindt het kabinet? Wij zijn positief over het opnemen van milieucriteria. Het rapport over de duurzaamheid van ggo's laat duidelijk zien dat bijvoorbeeld resistentieontwikkeling een reëel gevaar is.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Beide staatssecretarissen hebben een achtergrond in de landbouw. Van staatssecretaris Atsma weet ik dat hij flink heeft meegedraaid in het gentechdossier. Toch geef ik een korte introductie van gentech voor het nieuwe kabinet. Gentech is een hobby van multinationals, niet van boeren. Ik volg op Twitter iemand met de naam «boerenverstand». Staatssecretaris Bleker zegt nu dat hij dat is, maar dat blijkt toch een grapje. Deze beste meneer, wie het ook moge zijn, zegt dat hij 100% zeker weet dat geen enkele boer gebaat is bij de inzet op gentech. Ik denk dat hij gelijk heeft. Gentech redt de wereld niet van de honger en leidt ook niet tot voedselzekerheid. Gentech helpt grote bedrijven wel om miljarden boeren en consumenten van hen afhankelijk te maken door patenten en dure zaden. Gentech leidt niet tot het gebruik van minder chemische bestrijdingsmiddelen, maar uiteindelijk zelfs tot meer. Gentech heeft nog steeds niet geleid tot de al 30 jaar beloofde droogteresistente gewassen, maar wel tot resistent onkruid en tot boeren met schulden en monopolierechtszaken. Alleen als je de meest giftige bestrijdingsmiddelen vergelijkt met Monsanto's gentechgewassen, kan een onderzoek misschien concluderen dat er een kleine duurzaamheidswinst kan hangen aan de huidige gentechgewassen. Dat is wel een vergelijking in de trant van: er ligt iedere dag een enorme puinhoop op mijn stoep, als we er voor zorgen dat mensen daar wat minder snippertjes bij gooien dan noemen we het schoon. Zo werkt dat natuurlijk niet. Ik had staatssecretaris Bleker willen aanraden een andere koers te varen dan zijn voorganger Verburg, maar het lijkt dat hij heel graag in haar voetsporen wil treden. Ik had hem ook willen waarschuwen om niet met een verborgen agenda in de WikiLeaks te verschijnen. Er is altijd baas boven baas en hij heeft inmiddels een eigen BlekerLeaks. Misschien is de waarschuwing aan dovemansoren gericht, maar ik uit hem toch maar.
De Verenigde Naties weten het gelukkig beter. Agro-ecologische landbouw houdt de wereld gevoed en de boeren blij. Waarom kiezen we daar niet voor?. Duurzame landbouw is niet gebaat bij gentech zeggen ook IAASTD en Olivier de Schutter. Het is zeker niet de taak van de overheid om de gentechindustrie te ondersteunen. Dat is industriepolitiek en daar doen we niet aan, begrijp ik altijd van minister Verhagen wanneer ik hem vraag waarom hij duurzame energie niet wil helpen. Als we dan toch industriepolitiek gaan bedrijven, dan ben ik ervan overtuigd dat elke euro meer oplevert in de biologische sector dan in de biotechsector. Wageningen University & Research (WUR) doet nota bene onderzoek met publiek geld voor bedrijven als Bayer, die er vervolgens met het patent vandoor gaan. Ik krijg van dit kabinet graag een overzicht van de uitgaven die de belastingbetaler doet in de biotechsector en daarnaast een overzichtje van wat in de biologische sector wordt gestopt.
Ik word heel erg boos van genetisch gesol met dieren. Genetische manipulatie en klonen leidt tot heel veel dierenleed. De staatssecretaris beweert in de brief met droge ogen dat het steeds minder erg wordt. Ik hoop niet dat dit een voorzichtig opmaatje is naar het toelaten van gentech op dieren in Nederland. Ik ben ook heel erg boos over de slappe opstelling van de staatssecretaris bij het uitvoeren van de motie-Ouwehand waarin gevraagd werd om alles op alles te zetten om tot een verbod op de import van nakomelingen van gekloonde dieren te komen. Zeker nadat uit een advies van de juridische dienst van de Raad kon worden opgemaakt hoe een dergelijk verbod kan worden geregeld. Ethische gronden hadden een reden kunnen zijn, en zouden geaccepteerd worden door de WTO. Toch heeft de staatssecretaris zich niet verzet tegen het voorstel van de Europese Commissie. Waarom niet? Ik wil dat hij het initiatief neemt voor een goede wetgeving op dit punt en zich alsnog in Europa gaat opstellen in de geest van eerdergenoemde motie.
Ik sluit me kortheidshalve aan bij de kritische opmerkingen die geplaatst zijn bij het voorstel dat er nu ligt om lidstaten de mogelijkheid te geven transgene gewassen te verbieden. We lazen in de pers dat het ministerie nalaat goed te etiketteren in het geval van vervuiling. Graag een reactie.
De heer El Fassed (GroenLinks): Voorzitter. Mijn fractie maakt zich zorgen over de veiligheid van ggo's. Wij willen geen ggo's zolang niet gegarandeerd kan worden dat ze veilig zijn voor mens en milieu. Wij willen het voorzorgbeginsel toepassen. Wij zouden daarom het liefst een moratorium op ggo's willen zien. Eerst moet vaststaan dat het veilig is, pas daarna kan tot toelating worden overgegaan. Dit kabinet is echter voor de toelating van ggo's. Kan de staatssecretaris garanderen dat ze veilig zijn voor mens en milieu? We weten niet wat de risico's op de lange termijn zijn. Als de staatssecretaris iets anders beweert, dan ben ik heel benieuwd op welke rapporten hij zich baseert. Genetische manipulatie is een relatief nieuwe techniek waarmee nog geen lange termijn ervaring is. Bioboeren maken zich ernstig zorgen over gentech, omdat biologische producten gentechvrij moeten zijn. Stuifmeel van genetische gemanipuleerde gewassen trekt zich echter niets aan van akkergrenzen. Als we vinden dat we werk moeten maken van een groter aandeel biologische landbouw, dan zouden we af moeten zien van genetische manipulatie. Meer dan 1 miljoen mensen in 27 EU-landen hebben het eerste Europese burgerinitiatief getekend. Is het kabinet bereidt om er bij de Europese Commissie op aan te dringen dat dit burgerinitiatief bij voorkeur in wetgeving wordt omgezet of in elk geval in behandeling wordt genomen? Want ook al ben je het oneens met de inhoud, het is van democratisch belang dat deze mensen gehoord worden.
Wanneer kunnen we het advies verwachten van de Raad voor Dierenaangelegenheden, die gevraagd is de ethische aspecten van voortplantingstechnieken en fokkerijmethodes in beeld te brengen? Is de staatssecretaris het met ons eens dat het patenteren van landbouwhuisdieren, en eigenlijk van alle leven, onwenselijk is? Wil de staatssecretaris zich daarom in Europees verband inzetten voor een verbod op het patenteren van leven? Kan de staatssecretaris toezeggen dat hij maatregelen neemt om te voorkomen dat Nederlandse bedrijven of onderzoeksinstellingen patenten deponeren op landbouwhuisdieren?
Heeft Nederland overleg gevoerd met de Verenigde Staten over gentech? Zo ja, wat was de inzet van de Verenigde Staten op dat gebied en wat was de formele en informele reactie van Nederlandse kant? Kan de staatssecretaris met klem ontkrachten dat Nederland de inzet van de VS bepleit heeft in Europees verband?
De heer Ormel (CDA): Voorzitter. Biotechnologische ontwikkelingen bieden kansen. Ze dragen bij aan een langer leven in goede gezondheid en ze dragen bij aan oplossingen voor de klimaatproblemen, het grote voedselvraagstuk en de problematiek van de energievoorziening. Biotechnologische ontwikkelingen kunnen ook risico's met zich brengen en kunnen onbekende en ongewenste neveneffecten hebben. De discussies rond biotechnologie zijn eigenlijk altijd gepolariseerd tussen risico's aan de ene kant en kansen aan de andere kant. Believers en nonbelievers. Voor het CDA is een ethische afweging van groot belang. Moet alles wat technisch mogelijk is ook direct toegepast worden? Daarbij moeten we in de gaten houden dat we niet Honolulu zijn of het Paaseiland. We hebben een open economie en doen volop mee in de global village. Het is lastig om ontwikkelingen tegen te houden, maar het kan wel. Denk bijvoorbeeld aan het BST-hormoon dat de melkproductie verhoogd en wordt toegepast wordt in Amerika. In Europa is het verboden, dus het kan wel. Producten tegenhouden is echter lastig, want melk van een met BST ingespoten koe is niet te onderscheiden van melk van een koe die daar niet mee is ingespoten. Zo zien wij ook genetische modificatie. Wij vinden dat wij zelf ethische afwegingen moeten maken en daarvoor in Europa draagvlak moeten zien te creëren.
Wij moeten streng beoordelen of producten van genetische modificatie veilig zijn voor het milieu en of ze een gevaar opleveren voor de volksgezondheid. Als dat niet zo is, dan is het heel moeilijk om dierproducten tegen te houden. De trendanalyse geeft dat ook aan. In de trendanalyse staat dat er volop gekloond wordt in Australië, de VS en Zuidoost-Azië. Een importverbod op gekloonde dieren en nakomelingen of producten van gekloonde dieren is niet handhaafbaar. We moeten geen Don Quichot zijn, maar we kunnen wel uitspreken dat we een tegenstander zijn van het klonen van dieren. De CDA-fractie is van mening dat het huidige «nee, tenzij"-beleid moet worden gehandhaafd zonder illusies na te jagen. We moeten dieren niet genetisch veranderen voor sport, vermaak of voedselproductie.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik zou graag horen dat de CDA-fractie zich aansluit bij mijn kritiek op de staatssecretaris over hoe hij in Europa heeft geopereerd, toen dat aan de orde was. De juridische dienst van de Raad zegt dat ethische overwegingen een reden voor een verbod kunnen zijn. Er ligt een aangenomen motie, die ook door de CDA-fractie is gesteund. Mijn conclusie is dat de staatssecretaris met dat advies in de hand tegen het voorstel van de Europese Commissie had moeten stemmen. Ik heb hem zojuist gevraagd met eigen initiatieven te komen en daar door juristen naar te laten kijken. Sluit de CDA-fractie zich daarbij aan, gezien hun steun aan de motie?
De heer Ormel (CDA): Ja, wij steunen de motie maar wachten de beantwoording door het kabinet af. Ik heb in dit debat aangegeven dat wij in Nederland principiële keuzes kunnen maken, maar wij zijn Honolulu niet. We moeten daarom binnen Europa draagvlak voor onze standpunten zien te krijgen, want dat is onze binnencirkel. Vervolgens moeten we de mondiale realiteit onder ogen zien. Natuurlijk moeten we producten tegenhouden die een gevaar zijn voor het milieu of de volksgezondheid, maar als ze dat niet zijn is tegenhouden verschrikkelijk lastig. Als in Amerika geen registratie wordt bijgehouden, dan kunnen we een nakomeling van een gekloond dier niet onderscheiden van een natuurlijk geboren dier. Zo reëel moeten we zijn. We kunnen wel symboolpolitiek gaan bedrijven, maar wij vinden dat we principieel moeten zijn maar ook realistisch.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik zou graag zien dat de CDA-fractie vanuit die principes kijkt naar de mogelijkheden die door de juridische dienst van de Raad zijn geschetst. Ik hoor de CDA-fractie zeggen dat we geen producten moeten willen die een gevaar vormen voor de volksgezondheid en het milieu. Geldt dat ook voor dierenwelzijn?
De heer Ormel (CDA): Ja natuurlijk, dierenwelzijn hoort ook bij die afweging. We moeten ook reëel zijn. In Zuidoost-Azië, Australië en de VS zijn volop producten van gekloonde dieren op de markt en die producten zijn niet te onderscheiden van producten van een biologische veehouderij. We kunnen dan wel spreken over een moratorium en het niet meer toelaten, maar dat is niet reëel. De grens tussen de klassieke manier van veredelen en het fokken van dieren en biotechnologie is aan het vervagen. We moeten af van die zwart-wit tegenstelling tussen believers en nonbelievers. Biotechnologische ontwikkelingen zijn al zo verweven in de wetenschap en in alles waar wij dagelijks gebruik van maken. Die realiteit moeten we onder ogen zien.
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): De heer Ormel heeft allerlei boeiende opmerkingen gemaakt over believers, nonbelievers, ethiek en veiligheid. Laten we echter teruggaan naar het punt van het realisme waar hij ook voor pleit. Er is een heel realistisch rapport verschenen van de WUR, waarin nadrukkelijk staat dat er een relatie is tussen hoe positief je ggo's bejegend en het landbouwsysteem dat je als land hebt. Ik ben erg benieuwd naar het oordeel van de CDA-fractie op dat punt. Dat is heel realistisch en pragmatisch. Passen ggo's in het Nederlandse landbouwsysteem en welke consequenties durft de CDA-fractie daaraan te verbinden?
De heer Ormel (CDA): Ik denk dat je dat per ontwikkeling moet beoordelen, waarbij je sociaaleconomische aspecten en sociale- en milieuaspecten zeker mee moet wegen. Er zijn biotechnologische ontwikkelingen waardoor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen nadrukkelijk afneemt. Dat is winst voor het milieu en daar zijn we dus voorstander van. Er zijn ook ontwikkelingen, waardoor je meer opbrengst per hectare hebt. Dat vinden wij ook van belang, als wij denken aan het behoud van oerwouden elders op de wereld. Biotechnologische ontwikkelingen kunnen dus helpen bij het verminderen van onze ecologische voetafdruk. In andere gevallen is dat wellicht niet zo, daarom moeten we het van geval tot geval bekijken.
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Ik ben bang dat het juist heel lastig is om rustig stuk voor stuk ontwikkelingen te beoordelen. Het rapport van de WUR laat zien dat wanneer je voor een bepaald product kiest en het toelaat, dat direct veel consequenties heeft. Een voorbeeld daarvan zijn de toegankelijkheid van zaad en de monoculturen die er gaan ontstaan. In die situaties is het toch vaak alles of niets. Zou je dan niet liever kiezen voor een landbouwsysteem zoals we dat in Nederland kennen? We kunnen dan inzetten op alternatieven om de milieudoelstellingen te kunnen bereiken.
De heer Ormel (CDA): Mevrouw Wiegman doet net of er nu geen monoculturen zijn. Als je rondrijdt zie je de maïs nu uit de grond komen. Maïs is een invasieve exoot, een product dat hier normaal niet voorkomt. We brengen enorm veel genenmateriaal in ons landbouwsysteem in grote monoculturen. Dat geldt eigenlijk voor elk landbouwgewas. We moeten biotechnologie meer gaan zien als een normale wetenschappelijke ontwikkeling, waarbij we gebruik maken van steeds gedetailleerdere kennis. Daarbij moeten we heel zorgvuldig zijn. Dat geldt niet alleen voor biotechnologie, maar ook voor veel andere ontwikkelingen. Wanneer we een gewas introduceren dat niet in dit ecosysteem thuis hoort, dan hoeft dat niets te maken te hebben met biotechnologie. Als we op een berg in Peru een nieuwe aardappel vinden die resistent blijkt te zijn tegen phytophthora, dan gaan we die gebruiken en daarmee introduceren we nieuw genenmateriaal. We moeten daar voorzichtig mee zijn. Wij moeten evenzeer oppassen dat wij de ethische afwegingen niet vervuilen met argumenten rond milieu, veiligheid en volksgezondheid. Natuurlijk mag het milieu en de volksgezondheid niet worden geschaad, maar dat geldt ook voor niet-biotechnologische ontwikkelingen.
Voorzitter. Wij moeten vooral kijken naar de gevolgen van schaalvergroting en monopolisering van de voedselproductie die een gevolg zijn van kostbare, biotechnologische onderzoeksmethodieken. Dit risico lijkt ons zeker zo groot als het risico van contaminatie van het milieu of de effecten van genetische modificatie van planten op de volksgezondheid.
Het kabinet geeft aan dat het onderwerp de komende jaren prominent onder de aandacht blijft, maar wat doet het kabinet hieraan? Plantenbiotechnologie levert een belangrijke bijdrage aan de oplossing van het wereldvoedselprobleem, maar de grens vervaagt. Wij komen nog apart te spreken over octrooirecht en kwekersvrijstelling, maar die vermenging gaat steeds meer optreden.
Europa is zich aan het isoleren van mondiale ontwikkelingen. Daardoor neemt de keuzevrijheid van consument af en ontstaan problemen voor de innovatieve ontwikkelingen binnen de Europese Unie. Wij vragen ons af hoe het kabinet hier mee om gaat.
Cisgenese ligt op de grens tussen biotechnologie en gewone veredeling. Een EU-werkgroep is bezig te beoordelen of dit biotechnologie is. Kan het kabinet de uitkomsten van dit onderzoek begeleiden met een kabinetsreactie? Wij verzoeken het kabinet de betreffende stukken zo snel mogelijk naar de Kamer te zenden.
Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Voorzitter. Er ligt al enige tijd een dik rapport, de Trendanalyse Biotechnologie. Ik denk dat het goed is dat we deze analyse kennen, zeker de in de analyse genoemde dilemma's. Goed dat we weten waar we staan met de medische biotechnologie waar het gaat om het menselijk genoom, maar ook met betrekking tot de mogelijke toepassingen in de zorg. Hoe gaan we op weg naar de biobased economy is de vraag bij de industriële biotechnologie. Wat betreft de plantenbiotechnologie wordt de kloof tussen Europa en de rest van de wereld duidelijk aangegeven. Over biotechnologie bij dieren wordt de opmars van klonen beschreven en de daaraan verbonden dilemma» s helder gemaakt. Wij zien ook in de trendanalyse duidelijk een aantal dwarsverbanden tussen de wetenschappelijke gebieden en onze topsectoren. Wij gaan er vanuit dat juist deze trendanalyse een rol kan spelen bij het topsectorenbeleid.
We kunnen niet zonder biotechnologie. Biotechnologie is de vooruitgang in de wereld, dat blijkt ook duidelijk uit deze trendanalyse. De VVD is sterk voorstander van de ontwikkelingen binnen de biotechnologie en de daaraan gerelateerde wetenschapsgebieden. We kijken uit naar de plannen die worden gepresenteerd binnen de betrokken topsectoren agrofood, life sciences en tuinbouw. Wij delen de mening van het kabinet dat het opstellen van de trendanalyse goed is, maar dat het niet in de huidige frequentie hoeft. We lezen dat we daar namelijk pas in 2015 de vruchten van kunnen plukken.
Ik ben verrast dat maar weinigen ingaan op het onderzoeksrapport dat we onlangs kregen van de WUR, over de duurzaamheid van de huidige genetisch gemodificeerde gewassen. We weten allemaal dat we ons met Europa afsplitsen van de rest van de wereld. De teelt van deze gewassen vindt maar op zeer beperkte schaal plaats, maar niettemin importeren we deze producten ruimschoots. De resultaten van de studies geven duidelijk aan dat de huidige, commercieel geteelde gemodificeerde gewassen positief kunnen bijdragen aan people, planet en profit. Dit is toe te schrijven aan de specifieke eigenschappen waarmee de genetisch gemodificeerde gewassen kansen bieden voor verduurzaming van de landbouw. We onderschrijven de mening van de staatssecretaris dat genetische modificatie een van de mogelijke technieken is waarmee we de komende decennia de landbouwproductie kunnen verhogen en verduurzamen, zodat de wereld voldoende voedsel krijgt. Dit rapport benadrukt dat nogmaals.
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Het is misschien niet erg origineel, maar ik wil mevrouw Snijder een vergelijkbare vraag stellen als aan de heer Ormel. Ze spreekt lovend over het rapport van de WUR, maar zet die positieve punten af tegen het landbouwsysteem zoals we dat in Nederland kennen. Ze zegt dat we ons als Europa niet te veel op een eilandje moeten plaatsen ten opzichte van de rest van de wereld. Naar mijn mening zou dat op een aantal punten juist heel goed zijn. Of vindt mevrouw Snijder dat het landbouwsysteem in Nederland zo zijn nadelen en heeft ze daarom liever het Amerikaanse systeem, waar slechts een handjevol multinationals wat te zeggen heeft over de voedselproductie? De boer en de consument hebben dan geen zeggenschap meer over wat er geproduceerd wordt en wat er met het zaad gebeurd. Dat zijn dan wel de consequenties.
Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Ik denk dat mevrouw Wiegman de consequenties veel scherper neerzet dan ik ze zelf zie. Ik zet daar de vraag tegenover of het realistisch is dat Europa en Nederland zich op een eiland blijven bevinden. Ik vind dat we dat niet moeten willen. We moeten een speler blijven, ook wat betreft de voedselproductie. We moeten ons niet overleveren aan multinationals, dat standpunt deel ik met mevrouw Wiegman. We moeten echter wel inzetten op nieuwe technologische ontwikkelingen en daar sluit de VVD haar ogen niet voor.
De voorzitter: Ik heb het gevoel dat we een debat aan het voeren zijn dat u al heel lang met elkaar aan het voeren bent.
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Dat wil ik bestrijden, want het rapport van de WUR is echt nieuw. Welke speler wil de VVD-fractie eigenlijk zijn? Als we niet op een eiland willen zitten dan gaan we met de massa mee. Nederland en Europa kunnen ook een heel duidelijk alternatief neerzetten. Een alternatief waar de VS en de boeren in de VS weleens jaloers op zouden kunnen zijn.
Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Wij hebben inderdaad al een aantal keren van gedachten gewisseld. Wij willen niet op dat eiland zitten. Het rapport van de WUR is breed opgezet. Het geeft aan dat de verduurzaming mogelijk wordt gemaakt door de inzet van biotechnologie, waarbij breed is gekeken naar people, planet en profit. Ik kan slechts concluderen dat het een heel positief rapport is, dat de onderbouwing geeft om op deze weg door te gaan.
Voorzitter. Ik ben blij verrast dat de staatssecretaris deze studie van de WUR in wil brengen richting Europa, teneinde onze opvattingen over de sociaaleconomische aspecten van ggo's te benadrukken. Deze studie kan ook een onderbouwing vormen voor de discussie die nu in Europa speelt over het Hongaarse voorstel. Een en ander biedt mogelijkheden om de weg die wij hebben ingezet, en die de VVD onderschrijft, door te zetten.
De heer Van Bemmel (PVV): Voorzitter. Ik vervang vandaag mijn collega, mevrouw Gerbrands. Hoewel dit niet helemaal hetzelfde is, wil ik toch even onder de aandacht brengen dat mevrouw Gerbrands in de zeventiger jaren de zomer altijd doorbracht in het mooie Engeland. Niet om de mooie stad Yorkshire te bezoeken, maar om weken achter elkaar rozen te oculeren. Als geboren Boskoper weet ik wat het is, waarschijnlijk veel collega-Kamerleden niet. Een korte uitleg: je maakt een klein kerfje in de stam van een wilde roos en daar zet je dan een scheutje van een tamme roos in. Dat is de modificatie avant la lettre, die de mooie rozen heeft gemaakt zoals we die nu allemaal kennen. Ik heb nog geen mens ontmoet die op morele of ethische gronden geen rozen koopt, vooral tijdens Valentijnsdag. Ik begrijp dat ik van mevrouw Ouwehand geen rozen hoef te verwachten met Valentijn.
Het laatste debat over de ggo's is al een tijdje geleden. Dat de EFSA onder vuur ligt is in ogen van de PVV geheel terecht. Toen deze schandalen in 2008 aan het licht kwamen beloofde toenmalig minister Verburg dat ze een stemverklaring af zou geven in Brussel over de zorgen die Nederland heeft over het functioneren van EFSA. Niet geheel onverwacht is er in Brussel niets met dit stemadvies gebeurd. Sterker nog, in 2010 doken opnieuw berichten op over belangenverstrengeling van Diána Bánáti, voorzitter van de raad van bestuur van de EFSA, die verborgen zou hebben dat zij eerder deel uitmaakte van het ILSI. Koud bekomen van dit schandaal werd Europa opnieuw opgeschrikt. Dit maal door de Belgische wetenschapper Suzy Renckens die overstapte van het EU-agentschap naar Syngenta, een bedrijf dat zich richt op ggo's. Naast deze curieuze gebeurtenissen bleken vier van de vijftien EFSA-leden zich schuldig te maken aan belangenverstrengeling. Mijn PVV-collega's in het Europees Parlement hebben daar vragen over gesteld. Ik vraag me af in hoeverre deze sector vergiftigd is geraakt. Kan de Nederlandse politiek nog wel vertrouwen op een evenwichtige en betrouwbare voedselautoriteit? Graag een helder antwoord van de staatssecretaris.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik hoopte dat de PVV erover zou beginnen, want ik had ook vragen over de EFSA. Ik heb gelezen dat de PVV behoorlijk boos is. Ik sluit me bij de vraag van de heer Van Bemmel aan. Vindt de PVV dat we de oordelen van dit instituut, gelet op zijn terechte en zware kritiek, moeten volgen als het gaat om de besluitvorming rond gentech?
De heer Van Bemmel (PVV): Dit instituut ligt onder vuur bij ons en wij zullen hier heel kritisch naar gaan kijken. Ik denk dat we de oordelen van een instituut dat met dit soort mensen werkt niet voetstoots moeten aannemen.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Dat is een mooi genuanceerde uitspraak die niet helemaal past bij de felle bewoordingen die de PVV heeft gekozen. Ik sluit me daar bij aan, ik ben net zo kritisch op de EFSA. Wij hebben echter gezegd dat we bij dat instituut niet het hoofd in de schoot leggen. Wij zeggen niet: «Als zij het goed vinden, dan stemmen wij wel voor». Dat was wel de praktijk bij het voorgaande kabinet. Ik kan me voorstellen dat de PVV toen de kijk op de zaak nog niet had ontwikkeld. Nu de PVV-fractie weet hoe het zit met de EFSA, zal het toch niet nog een keer toelatingen steunen die volledig leunen op het oordeel van die club?
De heer Van Bemmel (PVV): Dat is ook zo. Ik ga een heel stuk met u mee. Wij zullen dit kritisch blijven volgen en we zullen ons oordeel baseren op wat wij verder nog zien. Wij zullen zeker niet voetstoots de adviezen volgen.
Voorzitter. De PVV is van mening dat innovatie in de agrofoodsector van belang is. Het rapport Duurzaamheid van de huidige genetisch gemodificeerde gewassen van de WUR, het bureau voor duurzame ontwikkeling CREM BV en Aidenvironment toont aan dat genetische modificatie onder andere herbicidentolerantie en insectenintolerantie heeft opgeleverd. Dit zijn zeer vooruitstrevende en doeltreffende ontwikkelingen. De PVV is verheugd, dat de ggo's zich op een dusdanige manier weten te ontwikkelen. Graag willen we weten hoe ver de innovatie op het gebied van droogtetolerantie is. De PVV ziet de noodzaak van de innovatie van gewassen op al deze gebieden. De gevolgen voor mens en milieu zijn immers enorm van belang. Met dank aan ggo's, kunnen onze gewassen in de toekomst met minder water, minder gewasbeschermingsmiddelen en minder menselijke inspanning tot stand worden gebracht, met als gevolg dat de bodem- en waterkwaliteit zullen toenemen. Daarnaast toont geen enkel rapport eventuele schadelijkheid voor de volksgezondheid aan. Ethische bezwaren worden veelal op één hoop gegooid met linkse kul. De ethische bezwaren over de transgenen begrijpt de PVV, maar hier gaan we niet in mee. Het modificeren met transgenen en sysgenen is vergelijkbaar. Het is een noodzakelijke innovatie van plantaardig voedsel, die voor mens en dier van belang is. Vooral deze laatste categorie heeft, met het oog op de huidige voedselprijzen, directe baat bij een verhoogd en verbeterd voedselaanbod.
De PVV wil de ggo's de ruimte geven om tot ontwikkeling te komen, maar wil wel de zekerheid dat de toelating door de EFSA niet middels corruptie plaatsvindt. De PVV dringt daarom bij de staatssecretaris aan op meer transparantie bij de wijze van het vaststellen van onderzoek en de toelating van de ggo's bij de EFSA.
Ik wilde nog wat zeggen richting mevrouw Wiegman, want die mag toch niet meer interrumperen. Dat is een grapje. Zij heeft het over de macht van de multinationals. In Nederland worden veel boeren al geregeerd door enkele machtige inkooporganisaties en ze hebben niet veel te zeggen over de prijs of het productaanbod.
Voorzitter: Snijder-Hazelhoff
Mevrouw Dijksma (PvdA): Voorzitter. Het debat over ggo's is niet nieuw, dus mijn fractie heeft al eerder een standpunt ingenomen. Dat standpunt luidt dat wij op zich niet tegen de ontwikkelingen in de biotechnologie en de genetische manipulatie zijn, omdat wij van mening zijn dat het een bijdrage kan leveren aan duurzame ontwikkelingen. Tegelijkertijd is prudentie op zijn plaats. De ontwikkelingen moeten stap voor stap en van geval tot geval beoordeeld worden. Bij het verbeteren van onze melksamenstelling, gaat het om genetische manipulatie met betrekking tot landbouwdieren. De techniek dendert alsmaar door, maar de adviezen die ook door de staatssecretaris gevraagd zijn, zijn er nog niet. Hebben we met die timing nog wel invloed op de ontwikkelingen? We hebben de Raad voor Dierenaangelegenheden om een advies gevraagd op dit specifieke onderwerp. Dat is er nog niet, maar ondertussen gebeurt er wel heel veel. Wat is de grote visie van dit kabinet op dit soort ontwikkelingen? Hoe kunnen we invloed op deze ontwikkelingen houden? Keuzevrijheid voor consumenten en producenten is van het grootste belang. Om die keuzevrijheid te waarborgen heb je zeggenschap en wetenschap nodig.
In de vorige periode is fel debat gevoerd over de EFSA en de mogelijke belangenverstrengeling aan de top. Daardoor wordt een organisatie uiteindelijk onbetrouwbaar gevonden en dat kunnen we niet hebben. Het is van groot belang dat het kabinet ook binnen Europa stelling neemt. Het kan niet zo zijn dat mensen aan de ene kant als onafhankelijke autoriteit functioneren en aan de andere kant, via vage constructies, een belang hebben bij een multinational. Ik zou graag het oordeel van de staatssecretaris willen horen.
Bij cisgenese geldt voor ons het adagium: wees er voorzichtig mee. Er zijn wetenschappers die zeggen dat het een vorm van kruisen is. Tegelijkertijd is er genetisch materiaal aan de orde en dat betekent dat we voorzichtig moeten zijn in de wijze waarop we daarmee omgaan. Mevrouw Ouwehand heeft in een eerder debat om nader onderzoek gevraagd. Het is voor ons ook belangrijk om die resultaten, die in de zomer gaan komen, af te wachten.
Wat de toegang van ggo's tot Europa betreft hebben we de individuele landen de mogelijkheid om tot vrijwaring over te gaan. Wij zijn daar ook voorstander van. Ik zou willen aansluiten bij de vraag van de heer Van Gerven. Nederland is er voorstander van dat landen zich kunnen vrijwaren, maar waarom verzet het kabinet zich dan als Oostenrijk dat daadwerkelijk doet? Dat is heel inconsequent. Stel je voor dat Oostenrijk zich verzet als wij vrijwaring willen, dan blijft van die vrijwaringwens weinig over. Ik zou het kabinet willen vragen waarom zij deze niet navolgbare positie in Europa heeft.
Staatssecretaris Bleker: Voorzitter. Ik zal kort ingaan op enkele algemene uitgangspunten ten aanzien van ggo en landbouw en het onderwerp klonen. Collega Atsma zal ingaan op de Europese toelating en hoe Nederland zich daarin opstelt.
Mevrouw Snijder en de heer Van Bemmel verwezen naar het rapport van de WUR, dat wij op 12 mei aan de Kamer hebben gestuurd. Dit rapport gaat in op de relatie tussen ggo en duurzaamheid. Mevrouw Snijder heeft gevraagd of we bereid zijn dat rapport op de Europese tafel te leggen en dat gaan we zeker doen. Wat er uit het rapport naar voren komt, is namelijk zeer de moeite waard. Zo blijkt dat ggo bij een aantal teelten, onder andere soja, maïs en katoen, kan bijdragen aan duurzaamheidsdoelen. In het rapport staat echter ook dat het vaak gewas-, context-, tijd- en situatiegebonden is. We kunnen niet in algemene zin zeggen dat ggo goed voor de duurzaamheid is, maar in een reeks van gevallen kan het wel een positieve bijdrage leveren. Het kan echter niet doorgaan als het ten koste van veiligheid gaat. Keuzevrijheid voor consumenten en ondernemers moet tevens gewaarborgd zijn. Goed geconditioneerd en geclausuleerd kan ggo een positieve bijdrage leveren aan duurzaamheid ook mondiaal en daarmee – ik kijk nadrukkelijk hierbij naar de woordvoerders van ChristenUnie en de SGP – een bijdrage leveren aan een betere wereld. Dan hoef je niet principieel te zeggen dat het niet goed is. Het is ons in handen gegeven om er op een verantwoorde manier mee om te gaan. Het is bouwen en bewaren.
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Terecht zegt de staatssecretaris dat we moeten opletten met het rapport van de WUR. Passen deze voorstellen en ideeën binnen de Nederlandse en de Europese context?
Staatssecretaris Bleker: Zowel de mogelijkheden als de genoemde voorwaarden passen bij de lijn van dit kabinet. We willen daar verder op door bouwen. Hoe positioneer je ggo in landbouwduurzaamheid nationaal en mondiaal?
Voorzitter. De vraag van de heer Van Bemmel heeft ook met die duurzaamheid te maken. Er wordt wereldwijd onderzoek gedaan naar ggo en droogtebestendige gewassen. Dat is een heel belangrijk punt, niet alleen in ons land, maar in heel veel andere landen waar de voedselproductie omhoog moet ondanks relatief weinig areaal. In november werd dit tijdens de grote conferentie over voedselzekerheid en klimaat benadrukt door ontwikkelingslanden. Zij vroegen ons hen te helpen bij het ontwikkelen van gewassen die bestendig zijn tegen langere perioden van intense droogte. Daar wordt nu voortgang mee geboekt en ggo kan daar een bijdrage aan leveren.
Europa is geen eiland. In andere delen van de wereld zie je een vrij forse ontwikkeling waar het gaat om het ontwikkelen en vermarkten van ggo-gewasssen. We moeten daarin meegaan. Er is ook een positieve reden om mee te gaan, namelijk de duurzaamheidsdoelen die in een aantal gevallen gediend kunnen worden. De risicobeoordeling moet goed en scherp zijn, keuzevrijheid en traceerbaarheid voor de consument moeten gewaarborgd zijn en de producenten moeten niet gedwongen worden om in dat spoor mee te gaan. Zo kijken wij vanuit Europa tegen de rest van de wereld aan.
De heer Ormel (CDA): We hebben een probleem met de keuzevrijheid van de consument, want producten die genetisch gemodificeerd zijn, zijn soms nauwelijks traceerbaar. We hebben nu al te maken met genetisch gemodificeerde soja die als vervuiling in niet-gemodificeerde soja binnenkomt. Dat staat op gespannen voet met de keuzevrijheid van de consument.
Staatssecretaris Bleker: Dat is waar. De uitvoerbaarheid van etikettering heeft van alles te doen met traceerbaarheid en het proces dat vooraf gegaan is aan het product. Daar zijn grenzen aan, dat zal ook later blijken wanneer we de specifieke discussie over dit onderwerp voeren. We moeten daar nuchter in zijn. Het is niet in alle gevallen onbeperkt mogelijk. Ik wil echter een kanttekening maken: de wens van traceerbaarheid, etikettering en keuzevrijheid is niet ingegeven door zorgen om de veiligheid. Als het goed is, is dat reeds getackeld in het toelatingsproces. Het is meer een morele vrijheid die je de consument wil geven. Ze mogen kiezen of ze bepaalde producten willen.
De heer Ormel (CDA): Moeten wij niet toe naar een systeem zoals bij de stroomafname? Mensen die tegen kernenergie zijn, kiezen voor groene stroom en betalen daar soms wat extra voor. Toch betekent dat niet dat al de stroom die hun huis binnenkomt niets met kernenergie te maken heeft. Zo moet het ook met voedsel zijn. Een consument kan aangeven dat het geen product wil dat genetisch gemodificeerd is, maar 100% uitsluiten is onmogelijk.
Staatssecretaris Bleker: Dat is een vraag vanuit het perspectief van de consument. Ik ben het eens met de stelling dat niet 100% traceerbaarheid mogelijk is. We moeten realistisch zijn: in de loop van de jaren zal het er niet makkelijker op worden.
De heer El Fassed (GroenLinks): De staatssecretaris noemt als voorwaarde dat het veilig moet zijn en dat keuzevrijheid voor consumenten en producenten gewaarborgd moet zijn. De traceerbaarheid is echter moeilijk. Ik vraag me af wat de langetermijnrisico's zijn als het gaat om veiligheid. Is daar nu voldoende zicht op? Kunnen we met zekerheid zeggen dat het veilig is zowel op de korte als op de lange termijn?
Staatssecretaris Bleker: De EFSA beoordeelt dit op basis van de actuele stand van de wetenschap en brengt vervolgens een advies uit aan de raad. De raad zal vervolgens een conclusie trekken, waarbij zowel de langetermijn- als de kortetermijneffecten bezien worden. We hebben geen alternatief, dus we moeten daar op bouwen.
De heer Dijkgraaf (SGP): Met die grote zorgvuldigheid en de kennis van toen is destijds het hormoon DDT toegelaten. Achteraf pakte dat anders uit dan we verwachtten. Er zijn in het verleden veel foute keuzes gemaakt. Nu zijn enkele consumenten ervan overtuigd dat de huidige kennis tekort schiet en dat de risico's groter zijn dan men nu bij de toelating inschat. Gezien de moeilijkheid van traceren en etiketteren zou een zorgvuldig standpunt ingenomen moeten worden ten aanzien van het toelaten van dit soort gewassen en de condities waaronder.
Staatssecretaris Bleker: Dat is ook ons standpunt. We werken zorgvuldig met de kennis die nu beschikbaar is. Ik ben het met de heer Dijkgraaf eens dat we consumenten in de gelegenheid moeten stellen keuzes te maken door hen voldoende informatie te verstrekken, als dat maar enigszins mogelijk is.
Voorzitter. Dan kom ik bij de kwestie van de lidstaten. Toelating is één, maar toelaten dat het geteeld wordt op je eigen grondgebied is twee. Er wordt gezocht naar een compromis binnen Europa, maar die weg is nog niet compleet afgelopen. Het Hongaarse voorzitterschap komt rond deze zomer met een voorstel dat mogelijkerwijs kan leiden tot een gemeenschappelijk standpunt. Het tegenhouden van telen op het eigen grondgebied kan niet te maken hebben met veiligheid, want daar heeft de EFSA al aan getoetst. Toelating van het telen op eigen grondgebied moet op andere gronden worden beoordeeld en eventueel tegen worden gehouden. Het gaat dan bijvoorbeeld om publieke moraal, behoud van diversiteit in landbouwsystemen en sociale overwegingen. Het debat is gaande over op welke gronden een lidstaat toelating van teelt op eigen grondgebied kan verhinderen. Meerdere Kamerleden vroegen waarom we de vrijwaring van Oostenrijk niet steunden, terwijl we lidstaten wel zelf willen laten kiezen of ze ggo's telen. Mevrouw Dijksma heeft het zelfs gekenschetst als een onnavolgbare opstelling van het Nederlandse kabinet. Hoe is dat gelopen? Vrijwaringen zijn nu mogelijk op basis van nieuwe wetenschappelijke gegevens die wijzen op risico's voor mens en milieu. Bij Oostenrijk was daar geen sprake van en daarom kon Nederland het niet steunen. Het is niet dat wij die vrijwaring niet willen, maar het verzoek was niet deugdelijk gemotiveerd. We willen geen inflatie van de vrijwaringsmogelijkheden, want dan krijgen we een soort renationalisatie van het beleid langs het systeem van de vrijwaring.
De voorzitter: Oostenrijk heeft misschien specifieke redenen. Misschien zijn ze bang voor de effecten als ze bepaalde ontwikkelingen naar zich toe te halen, bijvoorbeeld omdat ze een ander type grond hebben. Die vrijwaring is er toch juist voor bedoeld om individuele landen in staat te stellen eigen afwegingen te maken? Met deze opstelling is er geen sprake van een individueel vrijwaringsrecht, want Europa bepaalt blijkbaar per definitie wat binnen mag komen.
Staatssecretaris Bleker: Nee, dat is niet het geval. Staatssecretaris Atsma zal straks schetsen wat de overwegingen in de Milieuraad precies zijn geweest.
Voorzitter. Mevrouw Wiegman heeft een vraag gesteld over de 1%-grens. De Europese Unie is niet afgestapt van de nultolerantie voor de aanwezigheid van nog niet in de EU toegelaten ggo's in diervoeder. Er wordt slechts een actiedrempel van maximaal 0,1% vastgesteld die is gebaseerd op het laagst mogelijke gehalte dat nauwkeurig en betrouwbaar kan worden gedetecteerd. De veronderstelling die mevrouw Wiegman in haar vraag had opgenomen is niet juist.
Nederland heeft de wens van de Kamer ten aanzien van klonen bijna de dag nadat de motie-Ouwehand was aangenomen, aangekaart op het hoogste ambtelijk adviesorgaan van de raad. Uiteindelijk hebben wij een compromisvoorstel gesteund dat hield in een verbod op het op de markt brengen van voedsel van kloondieren en etikettering van vers rundvlees van nakomelingen van kloondieren. We hebben nog geprobeerd om steun te krijgen voor een moratorium op producten van nakomelingen, maar dat is niet gelukt. Dit resultaat was het maximaal haalbare, gelet op de stemverhoudingen en de positie van de diverse lidstaten in de raad. Ik blijf me binnen de Europese Unie inzetten voor datgene wat in die motie is verwoord.
De heer El Fassed heeft een vraag gesteld over de Verenigde Staten. Ik kan me ineens herinneren waar zijn vraag precies over gaat. De Verenigde Staten vinden dat er vrije toegang voor producten van gekloonde dieren moet zijn. Dat is eigenlijk een heel liberaal standpunt. Ik ben inderdaad benaderd, ook buiten de raad om, om het standpunt van Nederland ten aanzien van klonen te liberaliseren, te matigen en meer in de richting te laten gaan van dat van de Verenigde Staten, in het belang van de voortgang van de onderhandelingen over vrijhandel. Ik heb naar de Kamer verwezen en gezegd dat het standpunt van Nederland heel duidelijk is. Ik vertelde dat er uitgebreid in het parlement over gesproken is en dat ik niet de ruimte en niet de neiging had om daar in het belang van de voortgang van de handelsbesprekingen van af te wijken. Ik heb dus inderdaad het standpunt van Nederland over klonen ingebracht ook toen ik daar informeel over werd benaderd.
De heer El Fassed (GroenLinks): Mag ik de staatssecretaris complimenteren met de transparantie die hij tentoonspreidt. De vraag ging eigenlijk over zijn voorganger, mevrouw Verburg, die in WikiLeaks voorkomt. Het kabinet heeft eerder gezegd dat het geen standpunt over WikiLeaks inneemt, terwijl het gemakkelijk ook zo'n antwoord had kunnen geven.
Staatssecretaris Bleker: Nou, ik heb ook niets met leaks.
Voorzitter. Het advies van de Raad voor Dierenaangelegenheden komt in juni of juli beschikbaar.
Mevrouw Ouwehand stelde een vraag over het geld. Ik verwijs naar een Kamerbrief van 10 december waarin netjes is geformuleerd hoe die budgetten zijn verdeeld over de diverse doelen, zoals onderzoek naar biologische landbouw en biotechnologie. Ik verwijs tevens naar artikel 26 punt 15 van de begroting, want daar is dat allemaal zichtbaar. Om mevrouw Ouwehand al dit zoekwerk te besparen, zal ik de Kamer een brief sturen over die bestedingen.
Staatssecretaris Atsma: Voorzitter. Zoals collega Bleker al aangaf, komt het onderwerp ggo's zowel in de Landbouwraad als in de Milieuraad met een hoge frequentie aan de orde. De Kamer weet dat ook en ziet dat ook aan de hand van de agenda's. Ik sluit niet uit dat bij de eerstvolgende Milieuraad het onderwerp opnieuw geagendeerd zal worden. Het Hongaars voorzitterschap wil namelijk graag voortgang maken. Het is weerbarstige materie, dat blijkt ook hier weer. Ten aanzien het genetisch modificeren van planten volgen wij de «ja, mits»-lijn. De heer Ormel wees daar in zijn bijdrage al op. Ten aanzien van dierlijke ggo's sluit ik me aan bij collega Bleker. Ik heb partijen en koppen geteld en ik concludeer daaruit die lijn ook breed wordt gesteund. Vanuit die optiek kijken we ook naar de voorstellen die langskomen.
Veel fracties gingen in op de onafhankelijkheid van de leden van de EFSA, die vanuit Parma in Italië opereert. Die discussie is niet nieuw. Ik ben het volstrekt met de heer Van Bemmel en de heer Van Gerven eens dat transparantie op dit punt een absolute voorwaarde is. Als er vragen rijzen bij de afhankelijkheid van mensen in dit gremium – als je het negatief zou willen duiden – dan stagneert daarmee elke discussie. Je ziet ook hier dat het de eigenlijke discussie compleet verlamt. Ik vind het pleidooi voor de onafhankelijkheid van de EFSA terecht bij herhaling op de agenda staan. Mede naar aanleiding van eerdere opmerkingen is er reeds onderzoek gedaan en vervolgens zijn op initiatief van de raad een aantal acties ondernomen. Op websites die de EFSA raken zijn daarom nu ook alle nevenactiviteiten van de betrokken leden vinden. Dat geldt niet alleen internationaal voor het EFSA-panel, het geldt binnen Nederland ook voor de deskundigen die samen de kennisbulk voor de Commissie Genetische Modificatie (COGEM) vormen. Onafhankelijkheid is één, maar transparantie is bijna net zo belangrijk. Je moet kunnen herleiden wie waar actief is. Als de Kamer aan mij vraagt om dat nog eens te benadrukken in de komende Milieuraad, dan doe ik dat graag want ik weet dat daar binnen de raad volop steun voor is. We kunnen ons niet permitteren dat daar een grijs gebied bestaat. Dat is echter wat anders dan wat de heer Van Gerven vroeg, want hij vroeg nogal wat. Hij vroeg of we alles zouden kunnen uitwerken, analyseren en op papier zetten met betrekking tot personen die in het hele gebied van de EFSA en de ggo-toelating actief zijn. Dan heb je het over organisaties die nationaal opereren, over 27 Europese lidstaten en over belangen buiten de Europese Unie die wellicht weer vertakkingen hebben binnen Europa. Ik maak er geen geheim van dat dat schier ondoenlijk is. Het hoeft ook niet, want we moeten er op vertrouwen dat leden van de EFSA en COGEM volstrekt in onafhankelijkheid kunnen opereren. We kunnen dat ook toetsen aan de hand van hun eigen opgaven. Wanneer daar maar een zweem van onduidelijkheid bestaat, dan moeten we aan de bel trekken. Ik kan onmogelijk op het verzoek van de heer Van Gerven ingaan, omdat ik denk dat het in praktische zin onuitvoerbaar is. De intentie delen we echter wel en dat is belangrijker. Alle 27 lidstaten moeten de neus dezelfde kant op hebben.
Naar aanleiding van de Oostenrijkse situatie sluit ik me aan bij de opmerkingen van collega Bleker. Als lidstaten zelf mogen kiezen, waarom heeft Nederland dan een passieve opstelling gekozen toen Oostenrijk de vrijwaring bepleitte? Er moeten nieuwe wetenschappelijke gegevens zijn om een vrijwaringsverzoek te kunnen ondersteunen. Als die wetenschappelijke onderbouwing ontbreekt, dan is het erg tricky om op voorhand nee of ja te zeggen. Het is ons aller belang dat nationale vrijwaringen juridisch houdbaar zijn. Die houdbaarheid zal altijd worden getoetst op basis van diezelfde wetenschappelijke onderbouwing. Als die ontbreekt, dan weet je dat je bij de eerstvolgende rechtszaak volkomen nat gaat. Er wordt al heel lang gekeken naar het kader waaraan je moet voldoen om voor vrijwaring in aanmerking te komen. Het is goed dat voorzitter Hongarije dit onderwerp opnieuw op de agenda probeert te zetten, misschien zelfs met voorrang. Het blijft echter weerbarstig. Men kijkt naar de houdbaarheid van de ethische argumentatie voor een vrijwaring. Zodra daar meer zicht is, zal ik de Kamer op de vooravond van de eerstvolgende Milieuraad daarover informeren. Nederland hecht er ook aan dat die ruimte zorgvuldige wordt ingevuld. Niemand schiet iets op met onzorgvuldigheid. Als je op basis van onzorgvuldige argumenten mee gaat met de vrijwaring, dan suggereert dat dat het onveilig zou zijn, terwijl dat niet aan de orde is.
De heer Ormel (CDA): De staatssecretaris geeft aan dat er wetenschappelijke argumenten nodig zijn om die vrijwaring te onderbouwen. Bij wetenschappelijke argumenten denk ik aan specifieke veiligheidsrisico's voor het milieu of de volksgezondheid. Die risico's gelden dan niet alleen voor Oostenrijk en Hongarije, maar voor ons allemaal. Bij de vrijwaring gaat het juist om een ethische afweging. We moeten toch ook het subsidiariteitprincipe in Europa hoog hebben? Als de meerderheid van de Hongaarse bevolking zegt dat ze het niet wil, dan gebeurt het toch niet?
Staatssecretaris Atsma: Vrijwaring is gebaseerd op wetenschappelijke kennis. De ethische vraag is veel lastiger. Nederland heeft echter ook gezegd dat het zou moeten kunnen. Die discussie hebben we eerder gevoerd. Als de wetenschappelijke onderbouwing ontbreekt, dan kun je er niet aan beginnen. De heer Van Gerven vroeg of je op basis van milieucriteria een vrijwaring kan geven. Nee, dat kan niet. Dat kun je alleen in Europees verband doen, omdat de milieueisen en de veiligheidseisen voor alle lidstaten hetzelfde moeten zijn met oog op het gelijke speelveld.
De heer Ormel (CDA): We moeten een modus vivendi vinden om zo een ethische afweging door lidstaten mogelijk te maken.
Staatssecretaris Atsma: Die is er op dit moment niet. De juridische houdbaarheid moet je wel borgen en dat is zeer ingewikkeld.
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Ik schrik hier toch wel. Ik ben ook heel erg benieuwd hoe het proces er verder uitziet. Het is bijna juni en de ChristenUnie zit niet op te wachten op een voorstel waarbij wij kunnen slikken of stikken. Is het niet veel verstandiger om nu een ander spoor in te gaan en met andere voorstellen te komen? Dat is toch beter dan het moment van de Milieuraad in juni af te wachten, waarna er nog maar weinig smaken te kiezen zijn?
Staatssecretaris Atsma: Hongarije hecht eraan een aantal zaken snel op de agenda te zetten. Ik verwacht echter niet dat hier snel overeenstemming over zal bestaan, zeker omdat er een groot verschil van mening is tussen de raad en Europese Commissie enerzijds en het Europees Parlement anderzijds. De Kamer kent deze discussie. Er is absoluut geen overeenstemming in zicht. Wij helpen het de Hongaren echter hopen. Wanneer het voorstel er daadwerkelijk komt, dan zullen we dat per ommegaande aan de Kamer melden. We kunnen er dan nog van gedachten over wisselen voordat er een volgende Milieuraad plaatsvindt. Ik schat in dat dat niet op korte termijn gebeurt, want als het zo snel zou kunnen dan had het de afgelopen tien jaar al lang op de agenda kunnen staan. Het is zoals gezegd een weerbarstig onderwerp.
De heer Dijkgraaf (SGP): Zou er niet een uitweg zijn? Op basis van wetenschappelijke analyses kan vrijwaring verleend worden en dat moet breed gelden. Lidstaten verschillen echter in hun wetenschappelijke waardering van studies. Kennis schiet tekort en lidstaten maken verschillende inschattingen. Zit daar geen ruimte? Kunnen we lidstaten vrijlaten om op basis van geobjectiveerde criteria zelf conclusies te trekken?
Staatssecretaris Atsma: Ik denk dat ik een wetenschapper niet hoef uit te leggen dat kennis kennis is. Als er twee waarheden bestaan ten aanzien van veiligheid, dan wordt het erg ingewikkeld. Ik ben allang blij dat we in ieder geval één autoriteit er boven hebben staan, de EFSA, die de veiligheid en de risico's als leidraad neemt. Ik zou het erg ingewikkeld vinden als in Baarle-Hertog een andere waarheid bestaat dan in Baarle-Nassau.
De heer Dijkgraaf (SGP): Die verschillen zijn er wel degelijk. We kunnen het organiseren alsof er consensus, maar kijk naar het debat over ritueel slachten. Frankrijk vindt op basis van wetenschappelijke analyses iets heel anders dan Nederland.
Staatssecretaris Atsma: Naast de EFSA in Parma, hebben we nationaal COGEM, RIKILT en het RIVM. Deze organisaties zullen allemaal hun oordeel geven en juist op basis van consensus kun je vervolgens verantwoorde stappen zetten. Dat heeft de Kamer ook altijd voorgestaan. Er zou een breed draagvlak moeten zijn voor de wetenschappelijke benadering.
Voorzitter. Er is gevraagd naar de discussie over de sociaaleconomische aspecten en de criteria die daarvoor zouden gelden. De Commissie heeft inmiddels een verslag opgesteld, waarin staat dat er nog steeds geen bruikbare indicatoren zijn om de sociaaleconomische impact te meten. Dat is lastig, vervelend en jammer. Het is nu dus te vroeg om criteria in een afwegingskader te zetten. De Commissie stelt voor om op Europees niveau objectieve indicatoren te ontwikkelen. Wij zijn daar voor en wij hebben daar ook op aangedrongen. Ze hebben ons gevraagd om daar proactief in mee te denken en wij hebben de handschoen onmiddellijk opgepakt. Wij denken dat wij een goede input kunnen leveren.
Mevrouw Wiegman en de heer Ormel vroegen naar de stand van zaken ten aanzien van cisgenese. Dat onderwerp is mede door Nederland op de agenda van de Raad gezet. Het mandaat voor het onderzoek is aan EFSA verleend. EFSA is nu bezig met het onderzoek naar de relatie tussen cisgenese en traditionele veredeling. Naar verwachting zal dat verslag nog deze zomer worden opgeleverd. Direct na de zomer zal het, voorzien van een reactie van ons, naar de Kamer worden gestuurd, zodat het dit najaar op de agenda kan worden gezet.
De heer Bleker heeft al uitgebreid gereageerd op het brede afwegingskader en de dilemma's die ontstaan wanneer je nationale belangen afzet tegen Europese en mondiale belangen. De argumenten om voor de «ja, mits"-benadering te kiezen, zijn heel scherp verwoord door de heer Ormel, mevrouw Snijder en de heer Van Bemmel. Het gaat om duurzaamheidscriteria, klimaatscriteria en voedselzekerheidscriteria. Ik wijs op de discussie rond de bestrijding van phytophthora. Als je daardoor met minder bestrijdingsmiddelen kunt werken, dan is dat een win-winsituatie. We moeten daarom niet op voorhand blokkades opwerpen.
Mevrouw Ouwehand sprak over slappe etikettering. Etikettering van ggo-bevattende producten is heel duidelijk. Datgene wat niet toegelaten is, is niet toegelaten dus etikettering is niet aan de orde. Voor zover het wel toegelaten is, hebben wij er afspraken over gemaakt. Als het binnen de normstelling van 0,5% valt die we in Europees verband hebben afgesproken dan is er ook niets aan de hand. Nultolerantie is niet verdedigbaar, niet handhaafbaar en dus niet relevant. Er is geen sprake van slappe etikettering, want we hebben juist duidelijke afspraken gemaakt.
Staatssecretaris Bleker heeft de andere vragen voor mijn voeten weggemaaid, maar die lagen ook niet op mijn maaiveld.
De heer Van Gerven (SP): Voorzitter. Geeft het kabinet nu toe dat het scheiden van de ketens van ggo's en niet-ggo's niet mogelijk is en dat de keuzevrijheid daarmee een farce is? Hoeveel vervuiling zal toegelaten worden en is dit een glijdende schaal?
Staatssecretaris Atsma zegt dat milieucriteriavrijwaring alleen in Europees verband kan. Betekent dat dat pesticidengebruik toeneemt bij herbicidenresistente ggo's? Zeker in een zwaar vervuild land als Nederland zou dat de consequentie kunnen zijn. Het is toch belangrijk die milieugevolgen mee te nemen.
Ik heb begrepen dat er een compromisvoorstel van Hongarije ligt. Wij hechten eraan dat dat openbaar gemaakt wordt voordat er over gestemd wordt.
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Voorzitter. Ik vond het allemaal wel heel erg beknopt en ik zou op een aantal punten graag een nadere uitwerking krijgen. Nederland is uitgenodigd om proactief input te leveren als het gaat om het sociaaleconomische afwegingskader. Ik zou er graag meer van op papier willen zien. De staatssecretaris hielp Hongarije dingen hopen en dat is natuurlijk wel erg beperkt.
Ik heb gevraagd naar een reactie op het rapport van Europarlementariër Lepage. Zij stelt dat milieucriteria gehanteerd kunnen worden bij de toelating, bijvoorbeeld als het gaat om pesticidenresistentie en de gevolgen voor de biodiversiteit. Dat is dus een ander geluid. Ik zou graag uitvoerig willen horen hoe dat zit.
De staatssecretaris zegt mogelijkheden te zien voor Nederland in het recent verschenen rapport van de WUR. Ik zou dat veel uitvoeriger uitgewerkt willen zien. Hoe dan precies? Wat is de Nederlandse context en hoe zou dat kunnen passen?
De ontwikkelingslanden vragen om hulp bij het ontwikkelen van gewassen. Ik ben er van overtuigd dat ontwikkelingslanden er niet mee geholpen zijn als zij genetisch gemodificeerd zaad krijgen aangeboden. Ze kunnen dan niet zelf verder gaan met de ontwikkeling, omdat er patenten op rusten. Het enige dat zij dan kunnen doen is grote monoculturen aanleggen en produceren voor de westerse markt in plaats van dat zij zelfvoorzienend kunnen zijn. Graag ook een uitwerking van dat punt.
De heer Dijkgraaf (SGP): Voorzitter. Iedereen erkent dat het een lastige materie is. Als je echter niets doet, gaat het toch gewoon door. Het heeft zo zijn eigen dynamiek. Heeft het kabinet de ambitie om hier wat aan te doen? Ik twijfel niet aan de inzet van het kabinet, maar ik hoor graag hoe het kabinet hier precies in staat. Het komt dan aan op creativiteit, doorzettingsvermogen, desnoods traineren van discussies als dat nodig en zinvol is. Dat moet tot het uiterste benut worden. Als we er van uitgaan dat het autonome ontwikkelingen zijn waar we helaas niets aan kunnen doen, dan weten we zeker wat de uitkomst is. Dan krijgen we één pot nat, en co-existentie van de verschillende culturen zal verdwijnen.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Ik heb begrepen dat we een overzicht krijgen van de geldstromen die naar de biologische en de biotechsector gaan. Dank daarvoor.
Ik heb niet bedacht dat de etikettering onzorgvuldig is. De Europese Commissie heeft Nederland op de vingers getikt en gezegd dat de interpretatie van Nederland niet de juiste is. De Europese Commissie heeft gezegd dat we de bewijslast neer moeten leggen bij de producenten of importeurs. Zij moeten bewijzen dat ze de juiste stappen hebben gezet om de aanwezigheid van voorzienbare of technisch te vermijden vervuiling te voorkomen. Het ministerie liet na dat te vragen. Wat is gedaan met de waarschuwing van de Europese Commissie en kunnen we er op rekenen dat Nederland wel gewoon netjes de regels volgt?
De heer El Fassed (GroenLinks): Voorzitter. De staatssecretaris had het over twee basisprincipes: het moet veilig zijn en consumenten en producenten moeten keuzevrijheid hebben. Ik ben er nog niet gerust op. Je moet vertrouwen kunnen hebben in de instantie die een oordeel moeten vellen over de veiligheid, in dit geval de EFSA. Over de traceerbaarheid is ook veel onduidelijk. Mijn fractie staat nog steeds op hetzelfde standpunt als het gaat om het moratorium. Het is misschien niet haalbaar, maar we pleiten er wel voor.
De heer Ormel (CDA): Voorzitter. Ik dank de staatssecretarissen voor hun antwoord. In mijn termijn heb ik aandacht gevraagd voor schaalvergroting en monopolisering van voedselproductie als gevolg van biotechnologisch onderzoek. Het kabinet heeft in zijn reactie op de trendanalyse aangegeven dat het prominent onder de aandacht is. Dat is prachtig. Ik vraag het kabinet echter om dit voor het einde van het jaar in een notitie uit te werken. Wij denken namelijk dat de monopolisering van voedselproductie een groter risico vormt dan contaminatie van milieu of effecten op de volksgezondheid.
Dan de voorstellen van Hongarije en Oostenrijk ten aanzien van teeltvrije zones. Ik begrijp de juridische voetangels en klemmen, maar ik vind dat wij in het Europa van de subsidiariteit moeten luisteren naar de burgers. Als er in een nationaal parlement wordt gevraagd om een teeltvrijezone, dan moeten we dat serieus nemen. Natuurlijk moeten we dat juridisch sluitend hebben, maar ik zou het kabinet willen vragen daar vanuit een positieve grondhouding naar te kijken.
Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Voorzitter. Ik dank staatssecretaris Bleker voor zijn toezegging dat hij het Wageningse rapport meeneemt om onderbouwing te geven aan de voortgang van de biotechnologie. Ik denk dat het kabinet een goede keus maakt. Wij delen de mening dat Europa niet op een eiland moet zitten.
Benut de trendanalyse ook om de topsectoren goed in beeld te brengen en daarmee voortgang te boeken. Deze trendanalyse is op het juiste moment gekomen, maar we hebben geen behoefte aan opnieuw zo'n dik boekwerk.
De heer Van Bemmel (PVV): Voorzitter. We zijn allemaal gebaat bij een verbeterd en verhoogd voedselaanbod, dus wij zijn een warm voorstander van ggo. We zijn ook blij met de antwoorden van staatssecretaris Bleker aangaande de voortgang van de innovatie op het gebied van droogtetolerantie.
Het struikelblok blijft de EFSA. 27% van de leden had toch een vergaande vorm van belangenverstrengeling. Sommige leden hebben naast hun Europese inkomsten nog inkomsten van Kellogg's, Coca-Cola en Unilever. Staatssecretaris Atsma heeft gezegd daar een pittig gesprek over te gaan voeren, maar de vier leden waar we het over hebben zitten er nog steeds. De vermelding van de nevenfuncties is pas sinds begin maart op de site te zien naar aanleiding van vragen van de PVV-fractie. Mijn verzoek is om daar toch iets harder op in te zetten.
Voorzitter: Snijder-Hazelhoff
Mevrouw Dijksma (PvdA): Voorzitter. Ik wil terugkomen op de discussie rondom de vrijwaring. Die redenering volg ik niet helemaal. De juridisering staat in de weg dat landen hun eigen ethische afweging maken. Naar mijn inschatting was die vrijwaring daar juist voor bedoeld. De redenering van de staatssecretaris staat uiteindelijk in de weg dat landen die vrijwaring kunnen aanvoeren. Dit lijkt me niet de juiste positie voor Nederland. We zijn het daar hartgrondig over oneens. Ik hoop dat het lukt om daar op korte termijn meer over eens te worden ook gezien het begrip subsidiariteit dat de heer Ormel terecht naar voren bracht. We zullen anders onze eigen positie in de Milieuraad maar moeten bepalen middels een VAO.
Voorzitter: Dijksma
Staatssecretaris Bleker: Voorzitter. Ik vind ook dat we een trendonderzoek niet te vaak moeten uitvoeren, omdat anders geen trends onderzocht worden. Evalueren moet je ook niet te snel doen; dat moet je pas doen nadat de effecten van de periode die je evalueert zichtbaar zijn.
Schaalvergroting is een generiek verschijnsel en niet direct te linken aan ggo's. Naarmate voedselproductie kennisintensiever wordt, zullen er meer inspanningen op het gebied van research en development nodig zijn. Ondernemers moeten dan meer draagkracht hebben om dat in gang te zetten. Kennisintensivering is daarmee een impuls voor schaalvergroting. Schaalvergroting hoeft niet altijd te leiden tot grote bedrijven. Bedrijven kunnen ook samenwerken en voor het overige zelfstandig zijn. Ik zie niet in wat voor brief de heer Ormel daarover aan het eind van het jaar wil hebben.
De heer Ormel (CDA): De staatssecretaris richt zich met name op schaalvergroting, terwijl ik me meer richt op monopolisering als gevolg van biotechnologische onderzoeksmethodieken.
Staatssecretaris Bleker: Dat is inderdaad een accent waar ik nog niet over heb gesproken, maar ook daar liggen harde economische drijfveren aan ten grondslag. Wat voor brief zou het kabinet moeten schrijven? Ik zie de toegevoegde waarde niet en ik ben daarom niet geneigd zo'n brief toe te zeggen.
De heer El Fassed heeft zorgen over de traceerbaarheid en de gevolgen voor de lange termijn. Die zorgen deel ik, maar met het delen van de zorgen heb je de oplossing nog niet.
Over de ambitie zijn we ook in de stukken duidelijk geweest. Ggo's kunnen een bijdrage leveren aan duurzame landbouw en duurzame voedselproductie onder een reeks van voorwaarden. Binnen die grenzen opereren wij. Daar waar in internationaal verband grenzen worden overschreden, treden we op.
Staatssecretaris Atsma: Voorzitter. De heer Van Gerven heeft nog een keer zijn opvatting met betrekking tot de milieueisen herhaald. Ik kan mezelf ook herhalen: vanwege het gelijke speelveld kunnen we niet per land aanvullende milieueisen stellen. Ook in het specifieke geval van herbicidenresistentie kan dat niet leiden tot vrijwaring. Ik heb het Hongaarse compromis nog niet gezien, maar zodra het er ligt dat sturen wij het naar de Kamer, voorzien van een reactie van het kabinet.
Mevrouw Wiegman ging in op het rapport van mevrouw Lepage, rapporteur van het Europees Parlement. Er is nog niet over dit rapport gesproken en gestemd binnen het Europees Parlement. Wij zullen binnen afzienbare tijd dat traject afronden, vervolgens sturen we het rapport, voorzien van een reactie, naar de Kamer. We kunnen wel tussentijds rapporteren, maar dat heeft weinig zin.
Ik heb inderdaad gezegd dat ik de Hongaren help hopen. Als de Hongaren in drie maanden tijd lukt wat in de tien jaar daarvoor onder geen enkel voorzitterschap is gelukt, dan is dat een knap staaltje werk. Je moet daar geen andere kwalificatie aan toekennen. Ik heb slechts willen illustreren dat het heel erg weerbarstig is. Die weerbarstigheid weerspiegelt zich wel het meest in de discussies over sociaaleconomische criteria en de discussie over de vrijwaring. Ik vind het goed dat wij ten aanzien van de vrijwaring nog eens scherp op papier zetten wat de mogelijkheden en onmogelijkheden zijn. Het speelt niet binnen twee à drie maanden, dus de Kamer krijgt dat na de zomer. Ik vind het ook belangrijk, want wij hebben via de media begrepen dat in Friesland wordt gepleit voor een ggo-vrijverklaring. Ik noem dat niet om het complexer te maken, maar het betekent wel dat je ook binnen landen deze discussie kunt krijgen. Willen we wel dat elk dorp, elke gemeente en elke provincie zich ggo-vrij kan verklaren? Op dit moment zijn er nog geen ggo-teelten, maar er zijn wel onderzoeksinitiatieven met ggo. We moeten daar scherp naar kijken. Ik zeg de Kamer een brief toe waarin we zullen ingaan op vrijwaring in algemene zin en op deze specifieke aspecten.
Mevrouw Ouwehand heeft gezegd dat wij een tik op de vingers zouden hebben gekregen. Ik heb hem niet gevoeld en collega Bleker ook niet. Kunnen we misschien achteraf horen waar zij die schrobbering in onze richting heeft gevonden? Wij zijn daar erg benieuwd naar, want volgens ons is alles binnen de normen gebleven.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Het Agrarisch Dagblad schreef daarover en dat is toch een serieuze krant die doorgaans kan rekenen op veel respect van deze bewindspersonen. Misschien hebben beide bewindspersonen veel eelt op de vingers?
Staatssecretaris Atsma: De linkerhand van de heer Bleker is buitengewoon gevoelig en de rechterhand van mij. Op onze werkhand hebben we misschien veel eelt zitten, maar op onze andere hand niet, dus we hadden vast wel iets gemerkt. Het Agrarisch Dagblad kan ik aanbevelen als lezenswaardige lectuur, maar dat betekent niet dat je alles dat er in staat moet geloven. Ik ben heel erg benieuwd waar die informatie vandaan komt.
We zullen niet voor 2015 met een nieuwe trendanalyse komen.
De heer Van Bemmel heeft zijn zorg over de EFSA nogmaals benadrukt. De PVV heeft zelf in maart de kwestie aangekaart en daarna is meer transparantie ontstaan. De PVV heeft dus meer invloed dan de heer Van Bemmel soms denkt. Het moet hem goed doen dat de EFSA en Brussel naar hem luisteren. Ga op die weg door. We zijn het eens over de benodigde transparantie.
De voorzitter: We gaan nu over naar tweede deel met als onderwerp kwekersrecht en octrooirecht.
Voorzitter: Houwers
De heer Van Gerven (SP): Voorzitter. Centraal staat nu de vraag of we voor het volledige kwekersrecht zijn. Het kabinet verkwanselt de belangen van een van onze historische pijlers onder de economie, de plantenveredelingssector. Minister Verhagen loopt achter grote multinationals als Monsanto en Bayer aan, maar het kabinet moet er juist zijn voor onze nationale belangen, onze boeren en tuinders, onze familiebedrijven en onze veredelaars. Het kabinet moet niet het hoofd buigen voor de grote jongens. Het kabinet zegt dat de volledige kwekersvrijstelling niet te rijmen is met de Agreement on Trade Related Aspects of Intellectual Property Rights (TRIPS). Hoe kan het dat India, dat ook onder TRIPS valt, een andersoortig octrooisysteem heeft waarbij het kwekersrecht volgens de International Union for the Protection of New Varieties of Plants (UPOV) wordt erkend? Het kan dus wel. In het TRIPS-verdrag staat dat een land niet per se een octrooisysteem voor planten of planteigenschappen hoeft te hebben, een ander systeem mag ook volgens het sui-generisprincipe. De WUR stelt in het rapport Veredelde zaken dat het wel kan. Plantenkwekers verenigt in Plantum NL zeggen dit eveneens. Het gerenommeerde kantoor Hogan Lovells idem dito. Waarom sluit het kabinet zich niet aan bij Duitsland, waar de liberalen en christendemocraten pleiten voor een aanpassing van de Europese bio-octrooirichtlijn 98/44/EG zodat het volledige kwekersrecht kan worden gegarandeerd? We moeten voorkomen dat plantengenen en -eigenschappen verdergaand geoctrooieerd worden, want dit leidt tot monopolisering waardoor juist biodiversiteit en innovatie in de plantenveredelingsbranche worden geremd. Wil het CDA zich bij ons aansluiten? Het volledige kwekersrecht staat namelijk in het verkiezingsprogramma van het CDA. Het is ook een keuze tussen de grote jongens of de kleine tuinders met de pet. Laten we niet dezelfde fout maken als bij Organon. Het was een historische vergissing van AkzoNobel om dit te verkopen. Als het kwekersrecht het onderspit delft tegenover het octrooirecht, dan vormt dit een grote bedreiging voor de Nederlandse plantenveredelingsindustrie. Laten we zuinig zijn op deze kennis en op ons erfgoed. Laten we het unieke verbond tussen Land- en Tuinbouw Organisatie (LTO), Greenpeace en Oxfam Novib koesteren en gaan voor het volledige kwekersrecht. De tuinbouw moet een topgebied zijn, dat vindt ook het kabinet. Laat het geen tobgebied worden. Ik kondig een VAO aan, tenzij het kabinet toch gaat voor het volledige kwekersrecht. Ik denk dat meerdere fracties dat zeker zullen steunen.
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Voorzitter. De ChristenUnie wil graag dat we het kwekersrecht en de traditionele veredelingstechnieken weer de status en de mogelijkheden teruggeven zoals oorspronkelijk bedoeld. De mens heeft de schepping toevertrouwd gekregen. Verantwoord beheer en gebruik dienen hand in hand te gaan. Vanuit dat besef heeft de ChristenUnie als uitgangspunt dat er geen patenten mogen komen op levende materie. Waar planten voorheen uitgezonderd waren van octrooirecht, liggen nu indirect octrooien op planten via de techniek. Het op die manier in bezit nemen van levende materie, beperkt de mogelijkheden voor verdere veredeling en ontwikkeling heel sterk. Genetische diversiteit moet worden behouden met voedselzekerheid en duurzaamheid als belangrijke doelen. Cruciaal voor het herstellen van de balans, is aandacht voor de gebruikers, de boeren. Door machtconcentratie, afname van het aantal bedrijven en het verdwijnen van boeren uit het veredelingsproces, speelt lokale ecologie en het aansluiten van rassen op lokale omstandigheden steeds minder een rol. Voor de biologische sector is verbetering van de balans ook van cruciaal belang, omdat deze sector specifieke rassen nodig heeft die commercieel minder aantrekkelijk kunnen zijn. Het zou ons moeten verontrusten dat ook biologische ondernemers aangewezen zijn op het aanbod van hybride en dat voor de inkoop van zaadvaste rassen naar het buitenland uitgeweken moet worden. Deelt de staatssecretaris deze zorg?
De ChristenUnie is voorstander van volledige kwekersvrijstelling. Volgens het kabinet is dit niet haalbaar binnen het internationale recht, maar ik wil de staatssecretaris oproepen duidelijke keuzes te maken en niet slechts voorstellen in te passen in bestaande juridische kaders. Zeker niet als blijkt dat deze juridische kaders te kort schieten. Ik roep op tot duidelijke keuzes, omdat uit andere juridische analyses blijkt dat een volledige kwekersvrijstelling wel verenigbaar is met het Europees recht. Ik sluit wat dat betreft aan bij de woorden van de heer Van Gerven. De ChristenUnie heeft begrip voor de pragmatische keuze om op korte de beperkte kwekersvrijstelling in te voeren omdat dat makkelijker en sneller is. Na deze pragmatische stap dient het kabinet echter direct nieuwe stappen te nemen om tot volledige kwekersvrijstelling te komen. Juist als koploper heeft Nederland de taak te strijden voor goede juridische kaders in Europa en wereldwijd. Het kabinet heeft ook aangegeven de dialoog van stakeholders ruimte te willen geven. Dat is belangrijk. Ik hoor echter van alle kanten dat daar weinig vooruitgang wordt geboekt. De brieven die we naar aanloop van dit debat ontvingen, geven blijk van de enorme tegenstellingen. Geef actief sturing aan deze dialoog met die volledige kwekersvrijstelling als toekomstperspectief. Graag ook een reactie ook op dat punt.
De heer Dijkgraaf (SGP): Voorzitter. Volgens mij zijn er maar drie echte vragen. Is een brede kwekersvrijstelling gewenst? Ons antwoord is simpel: ja. Kan dat juridisch gezien? Daar is veel discussie over, maar als je naar de stukken van deskundigen kijkt is dat antwoord ook ja. Heeft die juridische mogelijkheid negatieve effecten op andere sectoren? Als het antwoord dan ook ja is, dan hebben we een probleem. Als het antwoord nee is, dan zou je het gewoon moeten doen. Je hebt dan namelijk geen enkele reden om het niet te doen. Als je het slim doet, is het best mogelijk dat die uitstralingseffecten er niet zijn.
Om met het eerste te beginnen. Is die brede kwekersvrijstelling gewenst? Ja, als het gaat om veredeling gericht op ziekteresistentie, kerndoorontwikkeling, multiresistentie en het voortbouwen op bestaan de rassen. Niet alleen het beschermen van de kennis van degene die het octrooi aanvraagt is hard nodig, ook het misbruik van octrooi moet voorkomen worden. Wij vinden het een belangrijk bezwaar dat de octrooibescherming van planteneigenschappen zo'n grote reikwijdte heeft. Er vindt uitholling plaats van de niet-octrooieerbare plantenrassen, zoals in artikel 4 van de Biotechnologierichtlijn en het UPOV-verdrag is weergegeven. Eerlijk gezegd verbaast het me dat de kabinetsbrief niet op die uitholling ingaat. Waarom slaat het kabinet geen acht op artikel 7 en 8 van het TRIPS-verdrag? In artikel 7 staat dat bevordering van technologische vernieuwing centraal moet staan. In artikel 8 staat dat het misbruik van octrooien voorkomen moet worden en dat de nadelige invloed van het gebrek aan overdracht ook voorkomen moet worden. Deze kapstokartikelen worden zomaar genegeerd. We moeten evenwicht terug zien te krijgen tussen het voordeel voor de producenten en gebruikers. Het evenwicht tussen rechten en verplichtingen. Dat moet vooral ten aanzien van planteneigenschappen. Ik heb het niet over de octrooien op de achterliggende technologieën. De bedreiging voor de andere sectoren zit op dat punt. Er is een brede kwekersvrijstelling in de Biotechnologierichtlijn nodig, maar dat kan geconditioneerd worden. We moeten bedenken hoe we tegemoet kunnen komen aan de bezwaren van de sectoren chemie en farmacie. In de kabinetsbrief worden artikel 28 en 30 van het TRIPS-verdrag in stelling gebracht tegen de brede kwekersvrijstelling. Wij vinden dat niet plausibel. Als je kijkt naar planten inclusief hun eigenschappen, dan geldt in de eerste plaats artikel 27 en daarin worden lidstaten juist opgeroepen de plantenrassen te beschermen. Ik vraag het kabinet zich actief in te zetten voor een brede kwekersvrijstelling in de Biotechnologierichtlijn. Juridisch kan het, maar wil het kabinet het ook? Wees niet bang voor andere sectoren, maar zet creativiteit in om dat mogelijk te maken.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Patenten op het leven vindt de PvdD ethisch volstrekt onverantwoord, of het nu soorten, eigenschappen, genen of technieken van veredeling betreft. De genetische rijkdom van het leven behoort toe aan de hele wereld en niet aan een paar machtige multinationals die hun kans schoon zien om eigenaar van onze voedselvoorziening te worden. Ik sluit me dan ook graag aan bij de gedetailleerde vragen van de voorgaande sprekers.
De minister van EL&I heeft de brieven getekend en ik heb daarom ook voorgesteld hem uit te nodigen voor dit AO. Wie is er op het ministerie verantwoordelijk voor dit dossier? We hebben uiteindelijk gekozen om de staatssecretaris te vragen, want dit is namelijk de staatssecretaris die laat blijken dat hij er is voor de boeren. Geldt dat ook op dit dossier? Dit is toch ook de staatssecretaris die de verantwoordelijkheid draagt voor de voedselvraagstukken? Ik zeg dat niet voor niets. Ik zou een vraag toe willen voegen aan de vragen die de SGP net terecht naar voren bracht. Is deze staatssecretaris van plan om zich op dit dossier hard te maken voor de boeren? De echte bedreiging voor boeren wordt niet gevormd door een natuurgebied, maar wel door de huidige octrooipraktijk. Die leidt namelijk tot erg veel verliezers en maar een handje vol winnaars. Die paar grote zaadbedrijven winnen en de bevolking en de boeren in ontwikkelingslanden, de consumenten hier, onze boeren en de kleine veredelaars verliezen. Boeren worden geconfronteerd met kunstmatig hoge prijzen door de octrooien. Uit onderzoek bleek dat de prijzen van gentechzaad in Amerika al fors gestegen zijn. Dit wordt veroorzaakt doordat er maar een kleine groep van aanbieders van zaaigoed is. In tien jaar tijd is de gentechsojabonenzaadprijs – een mooi woord voor scrabble – met 230% gestegen. De staatssecretaris weet dat wij niet voor gentechsojabonen zijn, maar het is een belangrijke waarschuwing. Boeren mogen hun oogst niet gebruiken om te zaaien. Ze zijn verplicht elk jaar opnieuw zaaigoed te kopen. Hierdoor bestaat er geen natuurlijk marktmechanisme om de prijs laag te houden. Is de staatssecretaris bereid zich hard te maken voor het behoud van de kwekersvrijstelling en te zorgen dat het een goede plaats krijgt in de Europese richtlijnen? Zeker gelet op zijn optreden in andere dossiers, verwacht ik van deze staatssecretaris niet een «nou het wordt wel moeilijk» of «het kan niet». Ga ervoor en kom op voor dat kwekersrecht en kom op voor de boeren. Ik kan met iets anders gewoon niet leven.
De heer El Fassed (GroenLinks): Voorzitter. Niet alleen hier maar ook in Duitsland wordt gesproken over kwekersrechten. Een Duitse coalitie van liberalen en christendemocraten heeft aangekondigd in Europees verband te pleiten voor een fundamentele aanpassing van de bio-octrooirichtlijn, omdat ze bezorgd zijn over de gevolgen als enkele multinationals de plantengenetica bezitten. Dat leidt namelijk tot stagnatie in innovatie, tot hogere prijzen voor telers en consumenten en is slecht voor de land- en tuinbouw en zeker voor de voedselzekerheid. De volledige kwekersvrijstelling moet in het octrooirecht worden opgenomen, zo staat dat ook letterlijk in het verkiezingsprogramma van het CDA. Er is een breed en uniek verband van boeren, kwekers, onderzoekers, milieu- en ontwikkelingsorganisaties die een aanpassing van het octrooirecht bepleiten. Vorig jaar heb ik het kabinet in een motie verzocht in Europa draagvlak te zoeken voor de herziening van de bio-octrooirichtlijn, zodat genetisch materiaal van planten beschikbaar blijft voor verdere veredeling en vermarkting zoals onder de volledige kwekersvrijstelling. Het was mijn allereerste motie die het bij hoofdelijke stemming op één stem na niet gehaald heeft. De PvdA die destijds tegenstemde heeft inmiddels nieuw inzicht gekregen. Coalitiepartij VVD stemde destijds voor en de CDA-fractie stemde wonderlijk genoeg tegen. Gisteren sprak ik nog met de staatssecretaris van Europese Zaken en Ontwikkelingssamenwerking over het belang van de boeren. Het zijn vaak de kleine bedrijven die voor de grootste innovaties zorgen. Ik sprak ook met de staatssecretaris over de coherentie van beleid. Nederland bevindt zich in een positie waarin we uitstekend kunnen bijdragen aan de verbetering van de positie en innovatie van land- en tuinbouw wereldwijd. Een aanpassing van het octrooirecht is zowel in het belang van boeren, kwekers en consumenten in Nederland als voor boeren, kwekers en consumenten in bijvoorbeeld ontwikkelingslanden. Het is dus een win-winsituatie. Dat is ook coherent beleid. Ik overweeg daarom om tijdens een VAO opnieuw een motie in te dienen.
De heer Ormel (CDA): Voorzitter. Ik ben verheugd dat onze stukken zo goed worden gelezen. In de brief van 21 februari kondigt het kabinet aan dat het in de tweede helft van dit jaar een wetsvoorstel aan de Kamer zal aanbieden waarmee een beperkte veredelingsvrijstelling in de Rijksoctrooiwet 1995 wordt geregeld. In de beantwoording van Kamervragen van de heer Van Gerven op 17 mei wordt echter gesproken over een onderzoek naar een uitgebreide vrijstelling in het octrooirecht. Wat is nu het standpunt van het kabinet?
Het CDA vraagt aandacht voor de dreigende monopolisering van de voedselproductie. Octrooien op planten die bedoeld zijn voor voedsel, werken deze monopolisering in de hand.
Veredelaars moeten de mogelijkheid hebben om gebruik te maken van biologisch materiaal, zonder zich eerst af te moeten vragen of er octrooi op rust. Wij vinden dat daar in Europa over gedacht moet worden. Wij zijn geen eiland en wij vragen het kabinet daarom om samen met Duitsland, Denemarken en Frankrijk op te trekken. Dat zijn gelijkgestemde lidstaten die kunnen helpen om het kwekersrecht in stand te houden en daarnaast een goed functionerend octrooisysteem op te bouwen. Het is absoluut noodzakelijk om innovatie in Nederland te houden en Nederland moet een aantrekkelijk vestigingsland voor innovatieve bedrijven zijn. We hebben daar een goed functionerend octrooisysteem voor nodig. We vragen ook aandacht voor het dilemma ten aanzien van octrooirecht en biologisch materiaal. We hebben het nu over kwekersrecht, maar de impact van octrooien op genetische testen is niet te overzien. Octrooien zijn nodig, maar afspraken over brede licenties tegen een redelijke prijs zijn zeer noodzakelijk en zouden in een wet moeten worden opgenomen. Graag een reactie van het kabinet.
Soms rusten er vele octrooien op hetzelfde biologische materiaal. Deze patentoerwouden zijn ons een doorn in het oog. Het kabinet moet proberen in dat oerwoud wat te gaan kappen.
Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Voorzitter. Het octrooirecht en het kwekersrecht hebben tot de opkomst van biotechnologie probleemloos naast elkaar gefunctioneerd. Met de opkomst van de biotechnologie en vervolgens de biotechnologierichtlijnen, hebben we een probleem op het bordje van Nederland en Europa gekregen. We moeten dat op korte termijn oplossen. De brief van 21 februari gaat ons niet ver genoeg. Ik ben niet gerustgesteld met de antwoorden die de heer Van Gerven heeft gekregen. Er wordt eigenlijk alleen maar gepraat. Plantenveredeling is een topsector in Nederland en dat dient gewaarborgd te blijven. We mogen dat op geen enkele manier te grabbel gooien. Wij vinden dat er onderscheid dient te komen tussen de plantenveredeling enerzijds en andere technologieën waar wel octrooien mogelijk moeten blijven anderzijds. Dat onderscheid moeten we ook vastleggen. Wij denken ook dat we goed moeten kijken naar de lijnen die Duitsland, Frankrijk en Denemarken uitzetten. Er moet iets gebeuren. De VVD wenst niet afhankelijk te zijn of te worden van één of twee grote multinationals. Dat kan niet waar zijn. De staatssecretaris geeft er vaak blijk van dat hij dat ook niet wil. De bio-octrooirichtlijn moet gerepareerd worden, zodat die weer in overeenstemming is met de oorspronkelijke bedoeling. Wij roepen het kabinet op zich met de partijen te verstaan, want wij hebben het gevoel dat men bereid is er uit te komen. We leven niet op een eiland, dus wij roepen het kabinet tevens op om in Europa de zaken goed te regelen.
De heer Van Bemmel (PVV): Voorzitter. In aanloop naar dit debat heb ik met verbazing de uiteenlopende meningen gehoord over het octrooi- en kwekersrecht. Het is een complex dossier gevuld met emotie. Veredelaars zijn bang dat ze hun investeringen met een volledige openstelling mogelijk niet meer terug kunnen verdienen daar het gemiddeld tien à vijftien jaar duurt om een innovatie op de markt te brengen en te commercialiseren. Er bestaat ook angst voor het uithollen van het kwekersrecht, omdat het octrooirecht steeds vaker wordt gebruikt om genetische land- en tuinbouwgewassen af te schermen. Dit is een gevolg van richtlijn 98/44/EG van 6 juli 1998. Een octrooi op een ontdekking of een plantensoort is bij wet niet mogelijk. Bij een eigenschap van een plantensoort kan dat soms wel en dat levert soms bizarre situaties op. De PVV vraagt de staatssecretaris met een duidelijke richtlijn te komen. Welke eigenschappen zijn wel octrooieerbaar en welke niet? Het zou immers niet mogelijk moeten zijn dat één enkel bedrijf een gehele groentesoort in stand houdt, gezien het belang van de voedselzekerheid en volksgezondheid. Is het openbreken van het octrooirecht wel nodig? Voormalig minister Verburg stelde indertijd voor om een beperkte veredelingsvrijstelling in te voeren in de nationale Rijksoctrooiwet naar Duits en Frans voorbeeld en dit te combineren met een dialoog van de sector. Volgens dit voorstel kunnen octrooien geen belemmering zijn tijdens het veredelingsproces en kan de sector verdere afspraken maken. De dialoog loopt al bijna een jaar. Hoe staat het er inmiddels voor? Lopen de gesprekken richting een oplossing? Graag een antwoord van de staatssecretaris.
De PVV wil de staatssecretaris vragen niet te prematuur te handelen, maar tevens geen never ending story van het veredelingsverhaal te maken. De PVV stelt voor de sector nog één jaar te gunnen om tot een gezamenlijke oplossing te komen alvorens de politiek zal ingrijpen. Graag een reactie van de staatssecretaris.
De PVV vraagt zich af hoe de situatie in de andere Europese landen is. Hoe staan landen als Engeland, Zwitserland en Spanje in deze materie? Hoe groot is de Nederlandse spil internationaal gezien eigenlijk? Stel dat Nederland een veredelingsvrijstelling ambieert, hoe gaat dat in zijn werk in Europa? Is Nederland dan het enige land dat een veredelingsvrijstelling heeft waardoor grote bedrijven mogelijk vertrekken naar omringende landen? Is de staatssecretaris met de PVV van mening dat Nederland er alles aan moet doen om grote bedrijven juist in Nederland te houden, gezien de economische impuls en de werkgelegenheid die zij met zich meebrengen? De PVV wil dat de organisaties in de sector tot een gedegen eindresultaat komen en wil hen hier de ruimte voor gunnen. Deze ruimte dient echter niet oneindig te zijn. Een ultimatum van een jaar lijkt ons voldoende. Politiek ingrijpen moet ons inziens pas gebeuren als de partijen de handdoek in de ring gooien.
Mevrouw Dijksma (PvdA): Voorzitter. Ik ben natuurlijk nieuw op dit dossier. Het is een intrigerend dossier als je kijkt naar de octrooiwetgeving. Naar mate je er meer van weet, word je steeds activistischer. Dat komt waarschijnlijk omdat we hier te maken hebben met een klassiek verdelingsvraagstuk en daar worden sociaaldemocraten altijd wel wakker van. Als we niet uitkijken met de invloed van het octrooirecht dan komt onze voedselvoorziening in handen van slechts vier multinationals wereldwijd. Dat is een volstrekt ongewenste situatie. Van de 140 in Europa aangevraagde en verleende octrooien op eigenschappen van groentegewassen, is 60% in handen van slechts vier bedrijven. Er zitten bijvoorbeeld octrooien op alle slaplanten met een ingekruiste bladluisresistentie. Het gros van de patenten op soja, maïs en tomaten is in handen van slechts twee bedrijven. De reikwijdte ervan, dat vond ik helemaal bijzonder, is zo groot dat die in sommige gevallen zelfs reikt tot het vlees van de varkens, kippen en vissen die gevoerd zijn met soja met een geoctrooieerd gen. De bedrijven die de octrooien in handen hebben, die hebben de macht. Kleine maïsveredelaars durven geen genetisch materiaal van anderen meer te gebruiken, bang als ze zijn om in een juridische claimcultuur terecht te komen. Als je alleen maar in je eigen genenpool kan rondzwemmen, dan vindt er geen vernieuwing meer plaats.
We zijn het niet eens met de partijen die aan de Kamer hebben laten weten dat het octrooirecht nodig zou zijn om de ontwikkeling van nieuwe planteneigenschappen terug te verdienen. We denken dat de Nederlandse land- en tuinbouwsector een van de meest innoverende in de wereld is. De argumenten voor het beperken van het octrooirecht zijn groot. Wanneer iedereen toegang heeft tot de eigenschappen, dan komt die remmende werking op innovatie juist niet voor. Er kan dan naar hartenlust worden gestimuleerd en geïnnoveerd. De investering kan ook via het kwekersrecht wel degelijk worden terugverdiend. Kortom, mijn fractie is voor een uitgebreide veredelingsvrijstelling binnen het octrooirecht. Dit houdt in dat zowel onderzoek als commerciële exploitatie is toegestaan. Investeringen kunnen bij een beperkte vrijstelling echter niet worden verzilverd. Dat helpt dus niet.
Is het kabinet bereid om op te trekken met Duitsland dat nu al een uitgebreide kwekersvrijstelling bepleit? We doen dat wel vaker. We hebben de sector de gelegenheid willen bieden om zelf tot een oplossing te komen. Ik heb echter niet het idee dat een jaar later die discussie echt afgerond kan worden. De discussie in de sector leidt zelfs eerder tot meer verdeeldheid dan tot een oplossing. Ik vraag het kabinet daarom om nu zelf spijkers met koppen te slaan.
Staatssecretaris Bleker: Voorzitter. De inbreng vanuit de Kamer noopt mij helderheid te verschaffen over positie van het Nederlandse kabinet ten aanzien van het kwekersrecht. Op 21 februari stuurde de minister van EL&I een brief hierover aan de Kamer. Op 17 mei hebben we tevens geantwoord op Kamervragen van de heer Van Gerven. Wij zullen in de tweede helft van dit jaar een beperkte kwekersvrijstelling introduceren. We zullen de gesprekken tussen de betrokken partijen laten voortgaan, zodat daar omheen ook goede afspraken kunnen worden gemaakt.
Vanuit het oogpunt van voedselzekerheid moeten we monopolisering tegengaan. Een uitgebreide kwekersvrijstelling is daarom gewenst. Deze kan wat ons betreft ingevoerd worden onder de voorwaarde dat andere belangen die gediend worden in het octrooirecht, belangen van de sectoren chemie en farmacie, niet geschaad worden. In de lidstaten Duitsland, Frankrijk en Denemarken speelt deze wens ook en we gaan met hen om de tafel om te bezien of we, onder bovengenoemde voorwaarde, voldoende steun in Europa kunnen krijgen voor een uitgebreide kwekersvrijstelling. Dat is de inzet van Nederland voor de korte en lange termijn en daar is volgens mij geen woord Frans bij.
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Ik zou graag iets meer uitleg willen over de voorwaarde dat andere belangen niet geschaad mogen worden. Hoe denkt de staatssecretaris die duidelijkheid te krijgen? Ik kreeg de indruk dat onze belangen wel degelijk worden geschaad. Ik ben heel erg benieuwd wat de staatssecretaris gaat doen. Dit vraagt sturing, want ik denk niet dat we de illusie moeten hebben dat het overleg meer duidelijkheid gaat geven.
Staatssecretaris Bleker: We hebben al bij de beantwoording van de vragen van de heer Van Gerven aangegeven, dat wij onderzoek doen naar de wenselijkheid van de brede kwekersvrijstelling. Het is gewenst vanuit het oogpunt van de voedselzekerheid, maar wij willen eerst onderzoeken of het effect heeft op andere sectoren en of die effecten beheersbaar zijn. Dit zal in het tweede deel van het jaar duidelijk worden. We zullen dit niet aan andere partijen vragen, wij zullen dat zelf in beeld brengen en we zullen daarbij overleggen met de Duitsers, de Denen en de Fransen.
De heer Van Gerven (SP): De staatssecretaris zegt «uitgebreid». Bedoelt hij daarmee volledige kwekersvrijstelling? Is dat hetzelfde? Dat is geen semantische discussie, dat moet volstrekt helder zijn. Zegt de staatssecretaris dat het juridisch wel mogelijk is? Dat impliceert een nieuwe stellingname. Ik constateer een koerswijziging richting volledige kwekersvrijstelling. Wil de staatssecretaris bij die consultatieronde de milieuorganisaties betrekken? Nu zijn namelijk alleen productiesectoren betrokken.
Staatssecretaris Bleker: Het is volgens ons nu niet mogelijk. Ik heb daarom ook aangegeven dat er een wijziging van die richtlijn nodig is. We hebben daarvoor de andere lidstaten nodig, maar daar zijn ook ontwikkelingen gaande. Wat wel mogelijk is, is een beperkte kwekersvrijstelling en daar gaan we aan werken. Voor de lange termijn willen we naar die uitgebreide kwekersvrijstelling inclusief commercialiseren en vermarkten. Dat is wenselijk vanuit voedselzekerheid, maar we moeten bezien of dat op een goede manier met andere belangen te combineren is. Mevrouw Wiegman vroeg of we daar duidelijkheid over kunnen geven. Nee, dat kunnen we niet en daarom gaan we het onderzoeken.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Kan de staatssecretaris de garantie geven dat die beperkte kwekersvrijstelling zo ruim is als nu juridisch toegestaan? Ik ben blij dat de staatssecretaris onderschrijft dat uitgebreidere kwekersvrijstelling wenselijk is. In de voorwaarde dat andere belangen niet geschaad mogen worden, zit de grote grap. Op deze wijze kunnen uitgesproken ambities onderuit worden gehaald. Ik vraag me af of de staatssecretaris daar van tevoren een kader voor schetst. Hij kan bijvoorbeeld aan ieder belang een bepaalde waarde toekennen. Kan de staatssecretaris toezeggen dat als hij er niet uitkomt met die andere belangen, dat hij dan toch kiest voor het belang van de voedselzekerheid?
De heer Dijkgraaf (SGP): Voorzitter. Ik ben blij met deze nieuwe manier van formuleren van het beleid. Ik zie het spanningsveld met die andere sectoren. We zien wel hoe het uitpakt. Mocht het verkeerd uitpakken, dan hebben we nog wel debatten over dat onderwerp. Ik denk dat «lange termijn» bij deze staatssecretaris niet zo'n heel lange termijn is. Volgens mij bedoelt hij: zo snel mogelijk, maar zo lang als nodig is. Klopt dat?
De heer El Fassed (GroenLinks): Voorzitter. Ik ben wel optimistisch, maar ik ben ook een beetje bezorgd. De staatssecretaris zegt dat uitgebreide vrijstelling gewenst is, maar niet dat deze noodzakelijk is. Hij zegt ook te gaan praten met Duitsland en Frankrijk onder de voorwaarde dat de belangen niet geschaad worden. Ik vind dat we sowieso moeten praten met Duitsland en Frankrijk. Het kwekersrecht is het intellectueeleigendomsrecht in de plantveredeling en dat schaadt de octrooipositie van chemie en farmacie helemaal niet. Dit staat ook in het CDA-verkiezingsprogramma, de minister van EL&I is van CDA-huize en de VVD heeft geen bezwaren. Ik begrijp niet waarom deze belangen ineens op tafel komen.
De heer Ormel (CDA): Voorzitter. De staatssecretaris is toch een bijzonder mens. Hij maakt mensen die kritisch waren verheugd en mensen die verheugd waren kritisch. Ik ben toch enigszins kritisch. Een beperkte kwekersvrijstelling wordt in de wet geregeld. Dat betekent dat biologisch materiaal waar octrooirecht op rust, mag worden gebruikt. Daarmee worden we wel met een kluitje in het riet gestuurd, want de veredelaars mogen het vervolgens niet vermarkten en dat is nou juist hun werk. Als we deze weg kiezen, dan moeten de sectoren spijkerharde afspraken maken over brede en goedkope licenties. Als we dat niet regelen, dan hebben we het maar half geregeld en sommige partijen zullen dan onderuit zakken. We moeten nu doorzetten en regelen dat er een ruime veredelingsvrijstelling komt. Het alternatief is een tweetrapsraket, maar ook dan moeten direct afspraken gemaakt worden over licenties.
Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Voorzitter. Ik wil daar kortheidshalve bij aansluiten. Ik denk dat dit samen moet oplopen. Ik wil de zekerheid hebben dat er ook een vervolgtraject komt nadat we op de korte termijn die beperkte vrijstelling geregeld hebben. Ik ga er trouwens vanuit dat die korte termijn niet aan het einde van het jaar is, maar dat het na het zomerreces al gestalte kan krijgen. Het vervolgtraject moet gelijk oplopen met die beperkte vrijstelling anders halen we het uiteindelijke resultaat niet.
De heer Van Bemmel (PVV): Voorzitter. Ik heb geen aanvullende punten.
Mevrouw Dijksma (PvdA): Voorzitter. Een opmerking en een vraag. Ik ben blij met de principe-uitspraak van de staatssecretaris, dat het Nederlandse kabinet vanwege de voedselzekerheid van mening is dat moet worden gestreefd naar een uitgebreid kwekersrecht. Dat principe moet leidend zijn.
Ik begrijp dat in Europees verband moet worden gewerkt aan een wijziging van de richtlijn. Dat is niet eenvoudig, maar het kan wel. Ondertussen is het ook mogelijk de bestaande richtlijn ruimer te interpreteren. Nederland heeft er een handje van het braafste jongetje van de klas te willen zijn, waar het gaat om de interpretatie van richtlijnen. Is dat hier ook gebeurd? Is het mogelijk om planteneigenschappen onder de bestaande uitzondering van de richtlijn te brengen? Daarmee kunnen we materieel al een stap zetten richting het uitgebreide kwekersrecht. Wil de staatssecretaris dat in de voorbereidende wetgeving meenemen? Ik ben het namelijk met de heer Ormel eens dat zo'n tussenstap ook een gevaarlijk blijvertje kan zijn.
Staatssecretaris Bleker: Voorzitter. Wij gaan voor de korte termijn een zo goed mogelijke beperkte kwekersvrijstellingsregeling introduceren, omgeven met afspraken ten aanzien van licenties. Het overleg dat nu plaats heeft, gaat ook over het maken en eventueel formaliseren van afspraken. We zullen in ieder geval met voorstellen voor die beperkte vrijstellingsregeling komen. Ik heb goed geluisterd naar de zaken die de Kamer daarbij betrokken wil hebben. Tegelijkertijd, vanaf nu, zullen wij onderzoeken of het verantwoord is om de uitgebreide kwekersvrijstelling in de Europese richtlijn geïntroduceerd te krijgen. We zoeken daarbij naar een vorm, waarbij andere belangen niet of zo weinig mogelijk worden geschaad. We voeren ondertussen ook verkennende gesprekken met andere lidstaten die met dezelfde basishouding in dit dossier zitten. Misschien gaan we sommige dingen zelfs gezamenlijk in beeld brengen en uitzoeken. Dat is het tweesporenbeleid. We zullen de Kamer tijdig over de stand van zaken informeren.
Wat is de lange termijn? De heer Dijkgraaf zegt dat sommige dingen snel door het ministerie opgepakt kunnen worden. Hier zitten echter inhoudelijk een aantal ingewikkelde kanten aan. We hebben daarnaast andere lidstaten en de raad van ministers nodig om hier stappen in te kunnen zetten.
De vraag van mevrouw Dijksma is interessant. Laten wij misschien mogelijkheden onbenut door de wijze waarop wij met de richtlijn omgaan? Ik zal de Kamer daar in een brief apart over informeren. Onze inzet en onze stellingname is klip en klaar. Als de Kamerleden nog extra dingen vragen, dan worden zij daar niet blijer van en voor mij wordt het er niet duidelijker op.
De voorzitter: Ik heb twee toezeggingen genoteerd. De Kamer wordt op korte termijn geïnformeerd over de besproken twee sporen inzake de kwekersvrijstelling en de staatssecretaris zal de Kamer informeren over de eventuele mogelijkheden van interpretatie van de huidige richtlijn.
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Kunnen we er een termijn aan koppelen, opdat we weten wanneer we het mogen verwachten?
Staatssecretaris Bleker: Voor het zomerreces komt er een brief waarin de vragen van mevrouw Dijksma van een reactie zijn voorzien. In september of oktober informeren we de Kamer over de voortgang op beide sporen. Het is dan nog niet afgerond, maar we zullen de stand van zaken melden.
De heer Dijkgraaf (SGP): Mag ik de staatssecretaris verzoeken de Kamer tegelijkertijd over beide sporen te informeren, ook als er op één van beide sporen geen voortgang is? Het zijn namelijk geen gescheiden trajecten.
Staatssecretaris Bleker: Als in het ene spoor veel voortgang is en in het andere niet, dan berichten wij de Kamer toch over beide sporen.
De heer Ormel (CDA): Ik neem aan dat daar ook wordt gesproken over het formaliseren van afspraken over licenties bij het eerste spoor?
Staatssecretaris Bleker: Dat wordt meegenomen bij de voortgangsrapportage over de korte termijn.
Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Het ene spoor behelst een wetgevingstraject. Ik ga ervan uit dat dat wel voortgang krijgt. We weten namelijk dat een wetgevingstraject lang duurt. Het zou daarom prettig zijn als het wetsvoorstel er al ligt wanneer we de stand van zaken horen. Voordat we dat geregeld hebben zijn we wel even verder.
De heer Van Gerven (SP): Ik trek een andere conclusie. De staatssecretaris gaat bekijken of die beperkte vrijstelling een verbetering is ten opzichte van de huidige situatie, of dat we de huidige wetgeving beter of soepeler kunnen interpreteren.
De voorzitter: Dat krijgt u in die twee toegezegde brieven en de verdere rapportage te horen.
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Wie is de ondertekenaar van die brieven? De antwoorden van de staatssecretaris van vandaag zijn mij beter bevallen dan de brieven van de minister.
De voorzitter: Ik sluit deze vergadering.
Volledige agenda
1. Vrijwaringen die Oostenrijk heeft ingesteld over de in de EU toegelaten ggo-maïs en toezending van 3 wetenschappelijke publicatie. Eén en ander n.a.v. een toezegging, gedaan aan het lid Waalkens
27428–143 – Brief regering d.d. 17-08-2009
minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Verburg G
2. Reactie op verzoek commissie op het persbericht en rapport RIKILT «Snelle ontwikkeling gentechnologie bij landbouwhuisdieren»
27428–152 – Brief regering d.d. 08-01-2010
minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Verburg G. -
3. Trendanalyse Biotechnologie 2009
27428–154 – Brief regering d.d. 03-02-2010
minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Cramer J.M.
4. Inzichten in experimenten en projecten op het gebied van genetisch manipuleren van landbouwhuisdieren
27428–161 – Brief regering d.d. 20-04-2010
minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, G. Verburg
5. Vijfde vergadering der partijen bij het protocol van Cartagena inzake bioveiligheid
26407–47 – Brief regering d.d. 11-10-2010
minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, J.C. Huizinga-Heringa
6. Begeleidende brief bij jaarverslag 2008–2009 VROM Inspectie voor genetisch gemodificeerde organismen.
27428–177 – Brief regering d.d. 10-12-2010
staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, J.J. Atsma
7. Onafhankelijkheid van de voorzitter van de raad van bestuur van de EFSA
27428–178 – Brief regering d.d. 21-01-2011
staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, J.J. Atsma
8. Uitkomsten van de vijfde vergadering der partijen bij het Cartagena Protocol inzake bioveiligheid
26407–52 – Brief regering d.d. 26-01-2011
staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, J.J. Atsma -
9. Reactie op verzoek Wiegman- van Meppelen Scheppink over de besluitvorming ggo-gewassen
27428–181 – Brief regering d.d. 16-02-2011
staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H.
10. Reactie op de brieven met bezwaar tegen steun van de Nederlandse regering aan de ronde tafel voor verantwoorde soja (RTRS)
2011Z04300 – Brief regering d.d. 03-03-2011
staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie
11. Aanvullend onderzoek veiligheid cisgene gewassen nav de motie Wiegman v Meppelen Scheppink c.s. (32 500 XIII, nr. 122)
32 472-7 – Brief regering d.d. 25-02-2011
staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, J.J. Atsma
12. Reactie op Trendanalyse Biotechnologie 2009
27 428-183 – Brief regering d.d. 31-03-2011
staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, J.J. Atsma
13. Kabinetsreactie op het rapport «Mondiale Motivatie of Europese Eigenheid? – Vier scenario's voor ggo's in de Europese Landbouw» van Rathenau Instituut en COGEM
27 428-184 – Brief regering d.d. 12-04-2011
staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker
14. Reactie op het nieuwe EFSA richtsnoer over de milieurisicoanalyse van genetisch gemodificeerde planten
32 472-8 – Brief regering d.d. 25-03-2011
staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, J.J. Atsma
15. Teelt van genetisch gemodificeerde organismen
32 472-9 – Brief regering d.d. 12-04-2011
staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H.
16. Herziening van de Novel Food verordening inzake het klonen van dieren
27 428-186 – Brief regering d.d. 10-05-2011
staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker
17. Duurzaamheid van de huidige genetische gemodificeerde gewassen
27 428-185 – Brief regering d.d. 12-05-2011
staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker
18. Stand van zaken inzake het dialoog met de stakeholders en maatschappelijke organisaties en over de kwekersvrijstelling
27 428-179 – Brief regering d.d. 27-01-2011
minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen
19. Juridische analyse opties veredelingsvrijstelling in het octrooirecht
27 428-182 – Brief regering d.d. 21-02-2011
minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen
20. Verzamelbrief n.a.v. Algemeen Overleg inzake Octrooi- en kwekersrecht gehouden op 30 juni 2010
27 428-174 – Brief regering d.d. 05-10-2010
minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, G. Verburg (CDA
21. Uitgewerkte analyse van de haalbaarheid en wenselijkheid van veredelingsvrijstelling (nog te ontvangen)