Vastgesteld 29 oktober 2010
De vaste commissies voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit1 heeft op 6 oktober 2010 overleg gevoerd met minister Verburg van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en met minister Klink van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over:
– de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 30 september 2010 ter beantwoording van de vragen over dioxine in paling (26 991, nr. 282);
– de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 24 september 2010 ter aanbieding van het rapport van IMARES over de kokkelsterfte (29 675, nr. 100);
– de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 13 september 2010 met informatie over het oesterherpesvirus (29 675, nr. 99);
– de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 27 augustus 2010 ter aanbieding van het rapport Kansen voor decentraal aalbeheer (29 664, nr. 100);
– de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 13 juli 2010 over kokkelsterfte in de Oosterschelde en in de Waddenzee (29 675, nr. 97);
– de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 1 juli 2010 over decentraal aalbeheer, visplannen, huurprijs oesterpercelen (29 664, nr. 99).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
Snijder-Hazelhoff
De griffier van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
Dortmans
Voorzitter: Atsma
Griffier: Schüssel
Aanwezig zijn tien leden der Kamer, te weten: Atsma, El Fassed, Lodders, Ouwehand, Gerbrands, Van Gerven, Dijkgraaf, Koppejan, Jacobi, Van Veldhoven
en minister Verburg van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en minister Klink van Volksgezondheid, Welzijn en Sport die vergezeld zijn van enkele ambtenaren van hun ministerie.
De voorzitter: Ik heet iedereen welkom. We hebben een uur gepland om te spreken over de verontreiniging in paling. Aansluitend hebben we het algemeen overleg over de visserij. Er zijn tien fracties vertegenwoordigd. Dat zegt iets over de belangrijkheid van het onderwerp en ongetwijfeld ook iets over de agenda. Ik hanteer een spreektijd van maximaal drie minuten.
De heer El Fassed (GroenLinks): Voorzitter. Er zijn twee problemen met paling in Nederland. Het dier is ernstig bedreigd in zijn voortbestaan en sommige paling in Nederland is zo ernstig verontreinigd dat het een gevaar voor de volksgezondheid vormt. Het kan kanker veroorzaken en heeft vooral ernstige gevolgen voor zwangere vrouwen en hun ongeboren kinderen. In de uitzending van ZEMBLA van vorige week zaterdag hebben we kunnen zien dat vissers die rivierpaling vangen, de vis gewoon verkopen, ondanks het feit dat zij weten dat de door hen gevangen vis zwaar verontreinigd is. Voor consumenten is niet duidelijk of zij met de schonere IJsselmeerpaling te maken hebben of met de vervuilde dioxinepaling. Zo kunnen zwangere vrouwen in ons land die door verloskundigen en het Voedingscentrum geadviseerd zijn vooral vette vis te eten, denken dat het gezond is om paling te eten tijdens hun zwangerschap, terwijl ze hun ongeboren kinderen opzadelen met problemen met hun afweersysteem, leervermogen en vruchtbaarheid. Was de minister van VWS op de hoogte van de gezondheidsrisico's van het eten van met dioxine vervuilde paling?
Wat heeft de minister van LNV gedaan met de constatering van de Voedsel en Waren Autoriteit dat er jaarlijks 300 000 kilo vervuilde paling verkocht wordt in Nederland? Op welke wijze hebben de beide ministers samengewerkt in deze situatie waarin de volksgezondheid in het geding is? Hoe verloopt deze samenwerking? Is er enig moment geweest tussen 2007 en vandaag waarop de minister van VWS aan de bel heeft getrokken bij de minister van LNV? De Voedsel en Waren Autoriteit heeft sinds 2007 meerdere keren aangedrongen op een vangstverbod voor vervuilde paling. De minister erkent dat de norm voor het dioxinegehalte in de paling is overschreden en weet dat verontreinigde paling gewoon te koop werd aangeboden. Waarom greep de minister niet in?
Paling is ernstig bedreigd en staat op de rode lijst van de IUCN. Het uitsterven van de paling wordt niet alleen veroorzaakt door overbevissing, maar voornamelijk door dioxines die een teruggang van de vruchtbaarheid bij palingen veroorzaken. De internationale wetenschap pleit al jaren voor een vangstverbod. De minister weigert te luisteren naar de wetenschap en probeert zelfs voor het beperkte vangstverbod dat nu geldt, alternatieven te vinden in decentraal aalbeheer. Uit het onderzoek naar decentraal aalbeheer blijkt dat er een hele lijst cruciale randvoorwaarden is voordat decentraal aalbeheer werkt. De GroenLinks-fractie gelooft niet dat het mogelijk is te voldoen aan deze randvoorwaarden en dat iemand iets zal opschieten met decentraal aalbeheer. Voor ons is een pilot dan ook weggegooid geld.
De GroenLinks-fractie vindt het onbegrijpelijk dat een ernstig bedreigde diersoort, die bovendien vaak nog schadelijk is voor de volksgezondheid ook, nog gewoon gevangen en verhandeld kan worden. Er is een heel simpele oplossing: een vangstverbod voor paling, zoals alle wetenschappers bepleiten. Graag krijg ik hierop een reactie van de minister.
Een vangstverbod is natuurlijk zuur voor palingvissers, maar zij zouden kunnen worden ingezet voor natuurbeheer, het vangen van jonge paling in vervuilde gebieden en het uitzetten daarvan in schone kansrijke gebieden waar onbelemmerde uittrek naar zee mogelijk is. Er is in Nederland een relatief beperkt aantal palingvissers. Voor de meesten is de palingvangst een goede bijverdienste. Welke alternatieven heeft de minister deze palingvissers te bieden en hoe groot is de animo daarvoor? Er zijn helaas maar weinig opties: of nu een vangstverbod met de mogelijkheid dat de palingstand over tientallen jaren is hersteld of over enkele jaren helemaal geen paling meer, niet op een broodje noch in de Hollandse binnenwateren.
De voorzitter: Dan is nu het woord aan mevrouw Lodders. Zij verontschuldigt zich alvast voor het feit dat zij na haar bijdrage de vergadering zal verlaten.
Mevrouw Lodders (VVD): Voorzitter. Mijn medewerkers zitten op de tribune om de beantwoording van beide ministers te volgen. De heer El Fassed heeft een duidelijke analyse gegeven van de volksgezondheidsaspecten van de dioxinepaling. Ik zal mij beperken tot enkele vragen.
De VVD-fractie heeft volksgezondheid en voedselkwaliteit hoog in het vaandel staan. Is er volgens de minister van VWS in de afgelopen periode een gevaar opgetreden voor de volksgezondheid? Het dioxineprobleem dat in de uitzending van ZEMBLA geschetst is, doet zich voor bij wilde paling die in een beperkt gebied gevangen wordt. Kan de minister van LNV bevestigen dat 95% van de paling in de voedselketen kweekpaling is en de resterende 5% wilde paling is, waarvan een deel in de risicogebieden wordt gevangen? Kan de minister aangeven hoeveel paling er in de te onderscheiden gebieden wordt gevangen? Verder wil de VVD-fractie graag van de minister van LNV weten of door de VWA melding is gemaakt van de vervuilde paling en, zo ja, wat daarop de actie is geweest. Klopt de suggestie van het programma dat er vanaf 2007 structureel iets mis is? Zo ja, waarom is er geen actie ondernomen? Er is immers in 2007 al gesproken over dit probleem. Is het gebied waar de vervuilde paling is gevangen exact aan te geven en heeft alle gevangen paling uit dit gebied dat verhoogde dioxinegehalte?
De VVD is voorstander van transparantie in de voedselketen. De consument heeft het recht om te weten waar welke paling gevangen is. Is de minister van LNV bereid dit op te pakken met de sector en een transparant systeem uit te werken? Ik heb hiervoor eventueel een motie voorbereid. Afhankelijk van de beantwoording zal ik daar later op terugkomen.
Ik wil nu ook wat vragen stellen die ik anders misschien in tweede termijn zou hebben gesteld. Er wordt gesuggereerd dat er mogelijk een vangstverbod wordt ingevoerd voor het gebied in de benedenrivieren. Wat gebeurt er met de paling als er een vangstverbod wordt ingevoerd? Deze blijft in het gebied, wordt dikker en dikker en zal meer dioxine bevatten. Hoe zit het met de voortplanting van de aal? Wat betekent een vangstverbod voor de beroepsvisserij? Komen er compensatiemaatregelen? Hoe moeten we omgaan met de sportvisserij? Ik heb gezien dat Stichting De Noordzee een vangstverbod bepleit. Een mogelijke tussenoplossing zou kunnen zijn om, als het vangstverbod in de komende maanden is opgeheven, een adequate controle door de VWA te laten doen en daarvoor spelregels af te spreken, alvorens er een definitief vangstverbod komt.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. De Partij voor de Dieren heeft dit debat aangevraagd omdat zij nogal geschokt is door de laconieke houding van met name het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit met betrekking tot de volksgezondheid. De normen voor paling gelden al op de kop af tien jaar. Al die tijd heeft het ministerie van LNV achterover geleund, blijkt uit de reportage van ZEMBLA. Dat is één ding, maar het ministerie van LNV heeft de Kamer bovendien bewust op het verkeerde been gezet.
De gehaltes dioxine in de paling in de vervuilde gebieden waren bekend. In elk geval in 2007 is daar een stevige brief van de Voedsel en Waren Autoriteit over gekomen. Over die brief heb ik wel wat vragen. In 2007 is een uitgelekt conceptpersbericht van de VWA bij de pers terechtgekomen. Pikant is dat het ministerie van LNV daarover een mailwisseling heeft gehad met partijen in de sector. Zoals u weet kom ik uit een vissersdorp; ik heb die mail op straat gevonden. Ik citeer daaruit. Het ministerie van LNV zegt: «overigens waren we van plan om de zaak niet al te paniekerig voor te stellen». Nou, dat hebben we gezien. We kennen de brief die de minister daarop heeft gestuurd. Daarover wordt in de mail ook gesproken: «die zal onderkoeld van toon zijn». Dat klopt. In de brief staat dat men zich geen zorgen moet maken en dat het om een verwaarloosbaar risico gaat. Voor de liefhebber van wilde aal en de sportvisser die gericht op aal vist, geldt echter het advies om wilde aal uit de grote rivieren niet langdurig te consumeren. De minister beloofde dat zij in de komende periode dat advies met nadruk onder de aandacht zou brengen bij de sectororganisaties. Daarnaast schreef zij dat ze een breder publiek zou bereiken door een bericht te plaatsen op de websites van de VWA en het Voedingscentrum.
De voorzitter: Een aantal leden kent de mail waaruit u citeert waarschijnlijk niet. Als u wilt, denk ik dat het verstandig is om die mail even rond te delen. De ministers zullen het ook op prijs stellen een kopie van die mail te ontvangen.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Dat lijkt me een goed idee.
Hier zit de crux: de minister suggereert dat het mogelijk is om onderscheid te maken tussen gevangen wilde paling uit de grote rivieren en uit andere gebieden. Ze vertelt er niet bij dat het enige onderscheid dat je zou kunnen maken het onderscheid is tussen wilde paling en kweekpaling. Voor wilde paling geldt alleen het onderscheid tussen het gevangen zijn in kustgebieden of in binnenwateren. Waarom heeft de minister van LNV dat niet in de brief aan de Kamer gemeld? Wat is er gekomen van de belofte om de sector aan te spreken? Volgens ZEMBLA hebben de vissers daar nog nooit van gehoord. Ze hebben noch de minister noch handhavers gezien. Hoe wilde de minister het publiek informeren als we ook hebben gezien dat op de website van het Voedingscentrum tot aan de uitzending van ZEMBLA geen informatie te vinden was over de gevaren van paling? Wat heeft de minister met die belofte gedaan en wat kan zij uitleggen over het gebrek aan te maken onderscheid tussen paling uit de grote rivieren en andere gebieden en de belofte die zij hier heeft gedaan? Ik vind het zeer kwalijk en ben benieuwd naar de reactie van de minister hierop.
Waar ligt de verantwoordelijkheid van het ministerie van VWS? Als de minister van LNV zegt dat zij het publiek gaat informeren via goede informatie van het Voedingscentrum, waar komt VWS dan om de hoek kijken om te controleren of dat gebeurt? Wat zegt de minister van LNV ervan dat vervuilde paling zonder controle gewoon wordt verhandeld en in IJsselmeerwinkels terechtkomt, waar mensen nietsvermoedend een broodje paling staan te happen? Die signalen hebben we van ZEMBLA gekregen en het blijkt ook uit onderzoek van IMARES. Het Voedingscentrum heeft tot nu toe gezegd dat je het aan je visboer moet vragen. Het lijkt me dat daar geen duidelijke informatie uit voortkomt. De enige oplossing is een vangstverbod voor de vervuilde gebieden. In Frankrijk kan dat. De minister heeft het tot nu toe afgehouden met een verwijzing naar de juridische onmogelijkheden. Als die er zijn, vind ik dat zij die moet oplossen. Ik wil haar herinneren aan haar eigen uitspraak: ik ben niet de minister van achter iedere boom een AID'er. Als we geen vangstverbod instellen, vraag ik me af hoe zij het anders zou willen oplossen. Ik mag toch aannemen dat de minister vandaag wil en kan garanderen dat die vervuilde paling niet meer op het bordje van de consument terechtkomt?
Mevrouw Gerbrands (PVV): Voorzitter. Ik denk dat iedereen zich rot is geschrokken van de uitzending van ZEMBLA. Het probleem van de dioxine is natuurlijk al langer bekend. Dat besmette paling uit de rivieren doelbewust wordt doorverkocht als IJsselmeerpaling, vond ik ronduit schokkend. Het gaat om een klein percentage van de totaal op de markt gebrachte paling. Ik ben het niet met de Partij voor de Dieren eens als het gaat om de instelling van een vangstverbod. Ik ben het wel eens met haar vraag naar wat de VWA al die tijd heeft gedaan. Ze geeft aan dat wilde paling niet langdurig geconsumeerd mag worden. Het is een gevaar voor zwangere vrouwen en kwetsbare groepen. Er is echter nergens terug te vinden om welke paling het gaat en wat het risico is. Ik heb in de brief van het ministerie gelezen dat de VWA bezig is met een plan van aanpak om strenger te controleren en om boetes op te leggen. Hoe ver is men dat plan van aanpak? Komt er ook een plan van aanpak voor het informeren van de consument en voor het inzichtelijker maken van de herkomst van de paling? Hoe denkt de minister te voorkomen dat paling uit rivieren wordt verkocht als IJsselmeerpaling? Dat waren mijn aanvullende vragen op de inbreng die door vorige sprekers geleverd is.
Mevrouw Jacobi (PvdA): Ik hoor mevrouw Gebrands zeggen dat zij het niet eens is met de Partij voor de Dieren omdat het om een klein beetje zou gaan.
Mevrouw Gerbrands (PVV): Zo heb ik het niet gezegd.
Mevrouw Jacobi (PvdA): Zo bent u in mijn beleving wel overgekomen. Ik meende dat u zei dat het niet zo'n grote hoeveelheid is. Vindt u het niet zo erg als het maar een kleine hoeveelheid is en maar een kleine hoeveelheid zwangere vrouwen en embryo's aan dioxine is blootgesteld? Ik zou zeggen dat het in dat geval alleen maar nul mag zijn.
De heer El Fassed (GroenLinks): Het valt niet uit te sluiten dat die dioxinepaling vaak op dezelfde plek wordt verkocht. Mensen eten dan vaker dezelfde paling. Als het om 300 000 kilo op jaarbasis gaat, hoe zit het dan met de afgelopen drie jaar sinds 2007?
Mevrouw Ouwehand (PvdD): De PVV-fractie hoeft blijkbaar geen vangstverbod, maar vindt wel dat er gecontroleerd moet worden. Allereerst hoorde ik de PVV-fractie in andere debatten alleen maar zeggen dat onze vissers goed zijn en dat we hen met rust moeten laten. Hoe verhoudt het een zich tot het ander? Hoeveel capaciteit van de VWA moeten we gaan aftrekken van de dierenpolitie?
Mevrouw Gerbrands (PVV): Ik heb niet gezegd dat het maar een klein gedeelte is. Ik heb aangegeven dat het om 2% gaat. Dat is 2% te veel wat mij betreft. Ook ik was geschokt door de uitzending van ZEMBLA, vooral omdat er vissers zijn die weten dat ze vervuilde paling vangen, maar die toch verkopen voor consumptie. Ik denk dat we met een vangstverbod het probleem niet oplossen.
De heer Van Gerven (SP): Voorzitter. Je zult in Urk maar verse paling eten. Als je dan paling eet die gevangen is in de Biesbosch, de Amer of de benedenrivieren, eet je chemisch afval. Uit onderzoek blijkt dat in 100% van de gevallen de dioxinenorm of de PCB-norm meermaals wordt overschreden. Eigenlijk weten we dat al tientallen jaren. De benedenrivieren zijn het vuilnisvat van Europa. Ook de industrie daar kan er wat van wat betreft dioxine-uitstoot. In 2007 stelde de VWA keihard: «Het gebied in de regio Biesbosch is uitgebreid bemonsterd en geeft het eenduidige beeld dat het gehalte aan dioxines en dioxineachtige PCB's in alle monsters te hoog is. De mogelijkheden van vangstbeperking moeten serieus worden onderzocht.» Toch wordt dit chemisch afval na drie en een half jaar nog steeds ter consumptie aangeboden aan tienduizenden liefhebbers van paling. De vergelijking met de Q-koortsepidemie dringt zich op. Minister Verburg wist dit allemaal en heeft het laten gebeuren. Weer heeft dit ministerie de schijn tegen. Economische belangen van de sector winnen het van de gezondheidsbelangen en er wordt niet gehandhaafd.
Ik vraag met nadruk ook aan minister Klink: in hoeverre was het ministerie van VWS van deze zaak op de hoogte en waarom is er niet ingegrepen? De betrouwbaarheid van de overheid is in het geding. Als men weet dat er chemisch afval wordt verkocht, hoort men in te grijpen en te handhaven. Daarop moet de bevolking toch kunnen vertrouwen? De brief van minister Verburg uit 2007 vind ik onthullend. Er staat duidelijk dat de productnorm wordt overschreden. Het enige wat wordt genoemd is het waarschuwen van de mensen. Waarom is er niet gehandeld? Waarom is er toen niet opgetreden?
Volgens de SP-fractie moet bij wat er verder gaat gebeuren, uitgegaan worden van drie uitgangspunten. Ten eerste is de paling die mensen eten veilig en onder de norm van 12 TEQ. Ten tweede wordt de palingstand zo veel mogelijk bevorderd. Ten derde moeten de vissers zo nodig gesteund worden om het hoofd boven water te houden. Hoe kan dat volgens de SP-fractie? Ten eerste met een verkoopverbod op paling uit de Biesbosch en omgeving. Ten tweede moet er een oplossing komen voor de vervuiling daar. De industrie moet worden aangesproken en desnoods gaan we daar het geld halen om vissers die part noch deel hebben aan de oorzaak, te compenseren. Ten derde moet er een adequaat palingbeheer komen. Het is de vraag hoe dat moet plaatsvinden. We zullen daar in de tweede helft van het debat op doorgaan, denk ik. Ik verneem graag van de minister hoe zij denkt dat dit adequaat kan gebeuren.
Mevrouw Jacobi (PvdA): Ik vind het betoog van de SP-fractie goed, laat ik dat vooropstellen. Dat de vervuiler betaalt, spreekt mij ook erg aan. Hoe denkt u echter bij de betalende vervuiler terecht te komen als die in het Ruhrgebied zit? Dat wordt lastig.
De heer Van Gerven (SP): Mevrouw Jacobi roert terecht dit punt aan. Dat zal niet meevallen. In een aantal gevallen is de vervuiling wel direct te herleiden. Ik noem bijvoorbeeld Thermphos, een fosforfabriek in Vlissingen-Oost, die dioxine uitstoot waarvan het duidelijk is dat die neerslaat in de omgeving. In sommige gevallen kunnen de dioxines worden geanalyseerd en dan wordt eigenlijk direct de bron bekend. Er moeten normen gesteld worden. Daarover is de discussie in Zeeland ook gaande. Er moet een plan van aanpak komen. Waar kan worden aangetoond wie de vervuiler is, moet die maar over de brug komen. Verder moet er misschien een soort generieke toeslag komen voor deze vervuilende bedrijven, in ieder geval voor de bedrijven waar wij grip op hebben.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Ik heb de indruk dat het water van Vlissingen niet naar de Biesbosch stroomt, maar omgekeerd. Hoe de dioxine in de Biesbosch terechtkomt, is misschien een punt om apart nog eens over te spreken.
De heer Van Gerven (SP): Hebt u ooit van wind gehoord?
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Mijn vraag gaat over de oplossing die de SP-fractie voorstelt. U stelt een verkoopverbod voor. Wat is het nut van het vangen van paling als je hem vervolgens niet mag verkopen? Hoe lost dat het probleem op van de vermenging van IJsselmeerpaling en Biesboschpaling?
De heer Van Gerven (SP): Ik heb een handelsverbod voorgesteld, niet een vangstverbod. Ik denk dat het in het kader van het aalbeheer in die regio goed is om de verontreinigde vis weg te vangen. Die moet uit het systeem. De verontreinigde paling moet verwijderd worden in verband met het nakomelingschap. De oudere paling is vervuild en moet daarom vernietigd worden. De jonge paling zou in schoon water kunnen worden overgezet. Daarom heb ik het genuanceerd over een handelsverbod en niet over een vangstverbod. Voor het beheer kan het dus nuttig zijn dat vissers daar paling vangen.
De heer Dijkgraaf (SGP): Voorzitter. Normen en handhaving horen bij elkaar. Dat geldt ook voor de dioxinegehaltes in paling. Het kan niet zo zijn dat normen stelselmatig worden overschreden zonder dat over een goede oplossing wordt nagedacht. Ik maak uit de beantwoording van Kamervragen en de meegestuurde VWA-rapporten op dat de ministers zich de afgelopen jaren hebben gerealiseerd dat paling uit het benedenrivierengebied veelal te hoge concentraties dioxine en PCB's bevatten, maar nu met de handen in het haar zitten. Er zijn veel vragen gesteld over handhaving en het optreden van de VWA. Ik heb die vragen ook wel, maar laten we eerlijk wezen: we weten ook hoe het werkt, hoe schokkend dit ook is. Als er onvoldoende wordt gehandhaafd, worden normen overtreden. Dit bewijst de calvinistische uitspraak, die ik maar even ombouw, dat de mens niet geneigd is tot alleen maar goede dingen. In principe moet gehandhaafd worden via de Warenwet. Dat is enorm lastig en werkt blijkbaar niet. Een vangstverbod via de Visserijwet kan niet zonder compensatie. De VWA adviseert om het vangen van paling in de met dioxine vervuilde gebieden aan te pakken via de Flora- en faunawet. Dat zou mogelijk zijn omdat paling op de rode lijst staat en zonder ontheffing niet gevangen zou mogen worden. Zijn de ministers het met mij eens dat dit een verkeerde interpretatie is? Paling staat volgens mij op Appendix II van CITES. Dat betekent dat de soort vrij verhandelbaar is binnen het eigen leefgebied. Dat zou dus geen grondslag voor een vangstverbod zijn.
Zijn de ministers bereid om een eventueel palingvangstverbod in het benedenrivierengebied gepaard te laten gaan met compensatie? De vissers in het genoemde gebied zitten immers in een onmogelijke spagaat. Ze hebben de paling nodig voor hun broodwinning. De vervuiling van de rivierbodem is bovendien niet door hen veroorzaakt. Een eventueel compensatiebedrag kan verminderd worden door het bieden van ruimte voor alternatieven, bijvoorbeeld het opvangen en uitzetten van pootaal, het vangen van meer schubvis en het verlagen van pacht- en vergunningskosten.
Hoge dioxinegehaltes vormen niet alleen een risico voor zwangere vrouwen, maar ook de vruchtbaarheid van palingen zelf is zeer waarschijnlijk in het geding. Ik heb begrepen dat er een projectvoorstel is ingediend waarbij pootaal door beroepsvissers in het benedenrivierengebied wordt opgevist en weer wordt uitgezet in schoon water. LNV zou toezeggingen hebben gedaan, maar vooralsnog geen ontheffingen hebben willen afgeven voor het vissen in de gesloten periode. Ik roep de ministers ertoe op deze ontheffingen snel te geven en de riviervissers zo enig alternatief te bieden voor het niet mogen verkopen van vervuilde palingen.
De heer Koppejan (CDA): Voorzitter. Ik sluit me graag aan bij alle opmerkingen en zorgen die zijn geuit door mijn collega's. Inhakend op wat collega Dijkgraaf opmerkte, vraag ook ik de minister wat de mogelijkheden zijn om meer te controleren en beter te handhaven wat betreft het vangstverbod en het verkoopverbod van paling met een te hoog dioxinegehalte.
Een andere vraag sluit aan op de vraag van mijn collega van de PVV, mevrouw Gerbrands. Zij maakte terecht een opmerking over de herkomst van paling. We zien dat paling die in het rivierengebied of de Biesbosch is gevangen, verkocht wordt als IJsselmeerpaling. Wat vindt de minister van het idee om IJsselmeerpaling een beschermd merk te noemen, vergelijkbaar met Goudse kaas en Zeeuwse mosselen? Dat zou voor de consument veel meer helderheid geven. Nu is het toch wel jammer dat de vissers en de verkopers van IJsselmeerpaling geschaad worden door deze discussie. Ziet de minister mogelijkheden om in overleg met de sector tot zo'n beschermd merk voor een streekproduct te komen?
Mevrouw Ouwehand (PvdD): IJsselmeerpalingverkopers worden volgens de heer Koppejan geschaad door deze discussie. Wat mij betreft hebben zij er willens en wetens aan meegewerkt. Waar mag die verantwoordelijkheid liggen? Wat is de effectiviteit van zo'n plan? Keurmerken? Handhaving? Hoeveel mensen moeten erop? Wat gaat het kosten? Hoeveel zekerheid kunnen we daaraan ontlenen?
De heer Koppejan (CDA): Ik probeer gewoon een positieve suggestie te doen. Daar waar handelaren willens en wetens paling uit de Biesbosch verkopen als IJsselmeerpaling vind ik dat absoluut fout en moet daarop streng gehandhaafd worden. In die zin zijn we het met elkaar eens. Het idee van een streekproduct waarvan de herkomst helder is en waarvan de mensen weten dat ze gezonde en goede paling consumeren, vind ik een oplossing. Ik denk graag in oplossingen.
Mevrouw Jacobi (PvdA): Voorzitter. «Handel is handel» zegt een palingvisser uit Zuid-Holland in de uitzending van ZEMBLA. Daarmee heeft hij willens en wetens meegewerkt aan het verkopen van dioxinerijke paling waardoor mensen gezondheidsrisico's lopen. Van een teveel aan dioxines kunnen mensen kanker krijgen. Voor een ongeboren kind is het heel schadelijk voor de ontwikkeling. Die gezondheidsrisico's zijn heel essentieel. In 2007 zei de minister dat zij er alles aan zou doen opdat er geen paling meer zou worden gevangen en op de markt zou komen. De minister heeft moties overbodig verklaard, want er zou volop gehandhaafd worden.
Dan kom ik op de gestelde vragen waarop de ministers antwoord hebben gegeven. Ik vind het ernstig wat daarin staat. Er wordt tot twee keer toe gezegd: de VWA heeft ons dat geadviseerd, in 2007 en later nog twee keer, maar de bestaande regelgeving leent zich niet voor zo'n vangstverbod en wij worstelen daarmee. Waarom hebben de ministers de Kamer niet geïnformeerd? Zij wisten dat dit een punt was. Moeten wij dat allemaal maar ruiken? Ik vind dat wij recht hadden op die informatie. Waarom hebben de ministers van LNV en van VWS geen vangstverbod ingesteld? Daarmee konden zij mensen behoeden voor gezondheidsschade. Dat hebben zij niet gedaan. Drie jaar na dato moeten wij constateren dat we in een heel ernstige situatie zitten. De brief van minister Verburg eindigt ermee dat zij afspraken wil maken met het bedrijfsleven zodat de paling uit de benedenrivieren niet meer op de markt komt. Ik hoor graag wat er uit dat overleg is gekomen en in welke richting er een oplossing wordt gevonden. We zullen nog vandaag de zaak op nul moeten zetten.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Voorzitter. Ook ik kan mij aansluiten bij veel dingen die collega's al hebben gezegd. D66 vindt volksgezondheid heel belangrijk. Na de uitzending van ZEMBLA vroeg ik me meteen af wanneer ik voor het laatst een broodje paling heb gegeten. Ik denk dat dit voor veel mensen geldt die de uitzending hebben gezien.
Uit de brief van de minister blijkt dat al in maart 2007 bekend was dat aal uit de grote rivieren vaak niet aan de norm voldoet. De minister gaf toen aan dat zij producenten een kans wilde geven om met oplossingen te komen. Op 15 mei 2007 gaf de minister echter aan dat zij maatregelen zou nemen als de bescherming niet effectief bleek. Op 16 april 2009 schrijft de VWA: «De sector is niet geslaagd in het nemen van effectieve maatregelen en ik adviseer op korte termijn wettelijk te regelen dat paling uit de risicogebieden niet langer in de handel komt». De paling in de risicogebieden is vervuild omdat hij eet van het slib. Dat slib wordt er de komende jaren niet schoner op. Ook jonge paling eet dat slib. Het gaat mij erom dat vervuilde paling niet meer in de handel komt. Een vangstverbod is de meest effectieve manier om dat te voorkomen. Geen halfzachte maatregelen. Daar is dit te ernstig voor. De minister neemt het zekere voor het onzekere wat betreft de Q-koorts. Dat wil ik hier ook.
Het is al bijna vier jaar bekend dat er giftige vis op de markt komt. Het is ook in het belang van de sector zelf dat er een vangstverbod komt. Die 2% verpest het nu voor de hele sector. Alleen bij een vangstverbod kun je de consument garanderen dat deze vis niet meer op de markt komt en dat hij gerust een broodje paling kan kopen. Ik wil geen gifmeter hoeven te steken in elk broodje paling dat ik koop om er zeker van te zijn dat het niet toch stiekem Biesboschpaling betreft, ook al wordt die verkocht als IJsselmeerpaling. Is de minister bereid tot het afkondigen van een vangstverbod? Ik overweeg hierover mede namens de PvdA-fractie een motie in te dienen. Ook in andere landen speelt de dioxineproblematiek. In België is de keuze al gemaakt om niet meer te vangen in vervuilde gebieden. In de praktijk betekent dit dat men alleen nog importeert. Hoe schoon is de geïmporteerde vis in Nederland? Welk toezicht is hierop?
Minister Verburg: Voorzitter. Ik dank de Kamer voor haar inbreng in eerste termijn. Laat ik beginnen met het delen van de gevoelens van veel van de Kamerleden. Ik heb geen respect en ook geen achting voor vissers die willens en wetens dioxinepaling mengen met gezonde IJsselmeerpaling. Ik heb ook geen respect en geen achting voor handelaars die willens en wetens dioxinepaling mengen met gezonde IJsselmeerpaling en het op die manier in de handel brengen. Men weet dat men daardoor de volksgezondheid schade toebrengt en dat men daardoor wederrechtelijk opereert. Dat is mijn vertrekpunt. Deze reactie heb ik ook gegeven toen ik hoorde dat een aantal zaken na 2007 nog fout zat. Als ondernemers en handelaren hun verantwoordelijkheid niet nemen, kan het niet zo zijn dat de overheid zich in allerlei bochten moet wringen om compensatie, andere activiteiten of wat dan ook op te gaan zoeken. Ik wil dat hier vanmorgen gezegd hebben, omdat het me hoog zit. Als je dat willens en wetens doet en gewoon zegt «handel is handel en verder zoeken ze het maar uit", is de hele Nederlandse visserijsector bezig maatschappelijk aanzien te verliezen. We kunnen van alles en nog wat doen om onze visserij nog een beetje in stand te houden en om cultuur, folklore en historie ook toekomst te geven, maar dat moet wel verdiend worden en dat moet wel gehandhaafd worden.
Eerst wil ik wat feitelijke gegevens corrigeren. In de uitzending van ZEMBLA wordt gesproken over 300 ton paling die niet aan de norm zou voldoen. In totaal wordt in Nederland zo'n 900 ton paling gevangen, waarvan ongeveer 150 ton in de grote rivieren. Met de invoering van het aalbeheerplan is dat inmiddels naar schatting gehalveerd. Dat betekent dat er in totaal zo'n 450 ton aal wordt gevangen waarvan 75 ton uit de grote rivieren komt. Daarnaast wordt er in Nederland, maar niet alleen in Nederland, paling gekweekt en wordt er wilde paling en kweekpaling geïmporteerd. Het overgrote deel van de paling die voor consumptie verkocht wordt, is kweekpaling uit de aquacultuur. In supermarkten verkoopt men vrijwel 100% kweekpaling en die voldoet aan de norm. De VWA stelt dan ook dat ongeveer 2% van de in Nederland op de markt gebrachte paling niet aan de norm voldoet. Dat neemt niet weg dat paling uit voornamelijk het benedenrivierengebied vrijwel altijd meer dioxine bevat dan de wettelijk toegestane hoeveelheid. Ik denk dat we er goed aan doen het advies en de beoordeling van de VWA zorgvuldig te lezen. De VWA heeft aangegeven dat alleen bij een frequente consumptie van 150 gram paling per maand uit het benedenrivierengebied er op termijn een risico voor de gezondheid ontstaat. Ik bagatelliseer niet, maar ik vind wel dat we het in de juiste proporties moeten zien. Ik maak deze opmerking niet voor niets pas nadat ik een opmerking heb gemaakt over mijn achting en respect voor en de verantwoordelijkheid van de vissers en handelaren.
De vissers in die gebieden zijn jarenlang gewezen op het risico van dioxine in paling, en niet alleen daarop. Ook op hun verantwoordelijkheid bij de afzet ervan op basis van de Warenwet is gewezen. De visserijbedrijven en de achterliggende handelsketen zijn op basis van deze wet zelf verantwoordelijk voor de levering van een product dat voldoet aan de normen. Ik ben het eens met de opmerking die mevrouw Lodders en mevrouw Gerbrands daarover maakten. De ministeries van LNV en VWS, die overigens ook op dit dossier prima samenwerken, zeg ik tegen de heer El Fassed, hebben de sector daar meermaals op gewezen. Desalniettemin heb ik geen aanwijzingen dat de sector doeltreffende maatregelen heeft genomen, zoals ook blijkt uit de uitzending van ZEMBLA. Daarin worden zelfs vissers sprekend opgevoerd als zij kond doen van het feit dat handel, handel is. Dat kan natuurlijk niet.
Er was onderzoek nodig naar hoe we efficiënt kunnen handhaven. Dat onderzoek is door de VWA uitgevoerd tussen 2009 en 2010. Met mijn collega van VWS heb ik de VWA gevraagd een handhavingsplan op te stellen. Dat is in augustus ontvangen. Op grond daarvan zal ik met mijn collega van VWS een aantal vervolgstappen nemen. We hanteren een helder beleidsuitgangspunt: paling die niet aan de norm voldoet, komt niet op de markt en wordt niet gevangen. Daarom heb ik eerder tegen de Kamer gezegd dat ik erover zou gaan spreken met de sector, want ik vind dit geen manier van doen. Het kan maatschappelijk niet en het kan niet ten opzichte van de eigen visserijsector. Dat heeft ertoe geleid dat we heel snel aan tafel zaten. Gisteren hebben mensen van LNV en VWS constructief overleg gevoerd met vertegenwoordigers van de visserij, de palinghandel, het Productschap Vis en Koninklijke Horeca Nederland, omdat het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel heeft gezegd dat je in de retail nauwelijks in Nederland gevangen wilde paling aantreft en dat daarmee de eigen verantwoordelijkheid hiermee al in de praktijk wordt gebracht.
De visserij heeft gemeld dat ze werkt aan een duurzaamheidslabel voor aal, waarin is opgenomen dat de aal moet voldoen aan de dioxinenorm. Indien dat keurmerk robuust is, zal Koninklijke Horeca Nederland het bij haar leden in de horeca promoten. Dat vraagt echter nog enige tijd. Daarom moet er een oplossing voor de korte termijn komen. Daarom heb ik de visserijsector ertoe opgeroepen, en dat doe ik vandaag weer, ervoor te zorgen dat er in december na het vangstverbod in het kader van het aalbeheerplan geen aal gevangen wordt in de grote rivieren. Dat is nodig. Op dit moment is er een vangstverbod dat tot 1 december geldt. In december zou er niet gevist moeten worden. Van januari tot en met april wordt er weinig aal gevangen, dus dat hoeft geen probleem te zijn. Dan zou er niet gevangen moeten worden. Het label, het keurmerk zou dan klaar zijn. Dat neemt niet weg dat wij verder zullen onderzoeken wat de mogelijkheden zijn om tot een beëindiging van de palingvisserij in het betreffende gebied te komen. De minister van VWS neemt wat dit betreft ook maatregelen. Ik denk niet aan uitkopen of het vergoeden van een en ander. Ik vind dat ondernemers hun verantwoordelijkheid moeten nemen.
De heer El Fassed vroeg waarom we geen vangstverbod afkondigen. Daar is geen wettelijke basis voor, zoals ik eerder al heb gezegd. Ik kan op basis van de Visserijwet alleen maatregelen nemen vanuit bestandsbelang. De minister van VWS is wel bevoegd om maatregelen te treffen ter bescherming van de volksgezondheid. We spreken daar met elkaar over en er is overleg met het productschap en de sector over maatregelen die ertoe zullen en moeten leiden dat paling niet meer wordt gevangen, laat staan op de markt gebracht. De heer El Fassed vroeg ook naar alternatieven voor de palingvissers. Dat hangt af van de visrechten die men bezit. Er kunnen ook alternatieven buiten de visserij worden gevonden.
Mevrouw Lodders en mevrouw Ouwehand vroegen hoe het kan dat palingvisserij nog steeds is toegestaan. De ondernemer is op grond van de Warenwet zelf verantwoordelijk voor de producten die hij in de handel brengt. Minister Klink en ik hebben de sector de afgelopen jaren hier regelmatig op gewezen. Ik kan alleen maar maatregelen nemen vanuit bestandsbelang.
Mevrouw Lodders vraagt hoeveel paling er in de te onderscheiden gebieden wordt gevangen. Ik heb de rekensom al gemaakt. Het was 900 ton. Met het aalbeheerplan is de hoeveelheid ongeveer gehalveerd. 150 ton zou worden gevangen in de rivieren. Daarvan zou ongeveer 2% vervuild zijn. Als je deze rekensom doortrekt, kom je uit op 75 ton, en 2% daarvan is 1,5 ton. Dat is 1,5 ton te veel. Mevrouw Lodders vraagt ook wat dit betekent voor de vissers, inclusief de sportvissers. De vissers zijn zelf verantwoordelijk voor het niet in de handel brengen. De handel is dan weer verantwoordelijk voor het niet verhandelen of verhandelbaar maken van de vangst, laat staan voor het mengen ervan met gezonde IJsselmeerpaling. Sportvissers zijn verplicht, gevangen aal terug te zetten. Voor de sportvisserij geldt zelfs een terugzetgebod.
Mevrouw Ouwehand vroeg of wij de consumenten niet op het verkeerde been zetten. Nee, dat doen wij niet. Daarom is het ook noodzakelijk om de zaken, hoe ernstig ook, in de juiste proporties te zien. Het gaat om 2% van de totale hoeveelheid gevangen paling. Alleen bij frequente consumptie is sprake van een risico. Desalniettemin mag het niet. Ik kan het niet vaak genoeg herhalen. Wij zullen er alles aan doen om met de sector zelf, met de handel, maar ook met toezicht en alles wat wettelijk mogelijk is, hier definitief een eind aan te maken, zonder allerlei riante regelingen.
De heer Dijkgraaf vraagt naar de mogelijkheid om ontheffing te verlenen voor het vissen in de gesloten periode. Dat is niet aan de orde. De gesloten periode is opgenomen in het aalbeheerplan. Het doel is om de schieraal te laten uittrekken en het herstel van de populatie te bevorderen. Straks zullen wij daar nog verder over praten.
De heer Dijkgraaf vraagt verder of de vissers recht hebben op nadeelcompensatie. Het antwoord mag helder zijn: wat mij betreft niet.
Voorts vraagt de heer Dijkgraaf waarom het ministerie van LNV de visserij in de risicogebieden niet verbiedt op basis van lijst B van CITES, zoals de VWA in haar handhavingsplan voorstelt. De CITES-regels zijn in de Flora- en faunawet geïmplementeerd en dienen ertoe, de handel in bedreigde diersoorten tussen de EU en derde landen tegen te gaan. De Flora- en faunawet bevat momenteel geen grondslag op basis waarvan gebieden vanwege een gezondheidsrisico uitgesloten kunnen worden van visvangst. Men weet dat wij bezig zijn met een evaluatie van de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en de Boswet. Wij willen deze integreren en vereenvoudigen. Wij zullen bezien of het mogelijk en nodig is om dit punt ook op te nemen in de nieuwe, vereenvoudigde wet.
De heer Koppejan spreekt zijn ongenoegen uit over het feit dat Biesboschpaling wordt verkocht als IJsselmeerpaling. Overigens hebben handelaren in de buurt van het vangstgebied van de IJsselmeerpaling ook een verantwoordelijkheid. De visserij en de handel hebben zelf de mogelijkheid om een streekkeurmerk op te zetten. Zo is er ook het keurmerk «Zuiderzeezilver». Dat wordt aan snoekbaars uit het IJsselmeer gegeven. De voorzitter sprak over Sneekermeerpaling. Dat zou ook een bepaald keurmerk zijn. Het klinkt als lekker en men schijnt het te kunnen eten in Lauswolt. Nog niet zo lang geleden heb ik de gelegenheid gehad om daarheen te gaan, maar er kwam iets tussen.
De heer Van Gerven verwees naar Q-koorts. Ik heb mijn reactie gegeven. Al ben ik er als eerste verantwoordelijk voor dat er veilige voedingsmiddelen op de markt worden gebracht, degene die dat moet doen is de palingvisser. Een bakker kan ook geen brood op de markt brengen dat niet aan de eisen voldoet. Toch hebben wij geen AID'er bij de oven staan of achter de tafel waarop het deeg gemengd wordt.
Verschillende leden hebben gevraagd hoe en wanneer de liefhebbers van paling zijn geïnformeerd. Dat is gebeurd via de media door de Voedsel en Waren Autoriteit, via de koepelorganisatie van sportvissers, via publicaties in bladen en via persberichten en artikelen in kranten.
Tot slot vraagt mevrouw Van Veldhoven terecht hoe schoon import is. Ook geïmporteerde vis wordt gecontroleerd door de VWA en moet voldoen aan de normen die ook gelden voor wilde paling in Nederland.
Daarmee heb ik de aan mij gestelde vragen beantwoord.
Minister Klink: Voorzitter. Ik heb niet veel toe te voegen aan wat mijn collega zo-even gezegd heeft. Wel wil ik een punt noemen met het oog op de toekomst. In feite zijn er twee buitengewoon gewichtige aanvliegroutes ter bescherming van de volksgezondheidsbelangen. De ene invalshoek betreft producten die op de markt zijn. Deze aal en paling zijn op de markt. De Warenwet kan een aangrijpingspunt zijn om ervoor te zorgen dat ze daadwerkelijk veilig zijn en de volksgezondheid niet schaden. De tweede invalshoek is de bron. In het verleden is wel gezegd dat er een vangstverbod moet komen. De invalshoek die ik moet en zal kiezen ligt in de sfeer van de Warenwet. Daar ligt mijn eerste verantwoordelijkheid met betrekking tot de handhaving van het totaal. Wij hebben echter ook een collectieve verantwoordelijkheid. Ik kom daar straks op terug.
De veiligheid van een product dat op de markt is, kan men reguleren via de VWA – in feite is dan de overheid aan zet – of via zelfregulering. Bij zelfregulering moet men denken aan het keurmerk dat mijn collega genoemd heeft. Als de VWA meer aan zet is – er kan natuurlijk sprake zijn van een combinatie, maar het gaat om het zwaartepunt – is sprake van controle via de VWA en de AMvB die daarvoor de grondslag biedt. Dit zijn de twee smaken op basis van de bestaande aanknopingspunten.
Het is mijn voornemen om op basis van artikel 11 van de Warenwet een AMvB op te stellen die er in feite op neer komt dat vissers in vervuilde gebieden verplicht gesteld worden om de paling in een onafhankelijk laboratorium op dioxine te laten onderzoeken voordat deze op de markt wordt gebracht. Ten behoeve van dat interne toezicht – wij hebben het dan dus over zelfregulering – moet een administratie bijgehouden worden. Dan komt de VWA in beeld, die kan gaan controleren in hoeverre de administratie toereikend is. Zo nodig kan er gebruikgemaakt worden van het sanctie-instrumentarium dat de AMvB biedt. Er gaat natuurlijk enige tijd overheen voordat de AMvB er is en de controle langs deze weg gerealiseerd kan worden. Dit is in ieder geval een maatregel die wij zullen treffen.
Ondertussen wordt ook het keurmerk verkend en de mate waarin het additioneel dan wel parallel een rol kan spelen bij het van de markt houden – daar komt het immers op neer – van dioxinepaling, en wel zo dat deze paling niet vermengd kan worden met gezonde IJsselmeerpaling enzovoort. Een en ander moet dus effectief zijn. Effectief betekent de facto wat mijn directeur-generaal vanmorgen tijdens de voorbereiding van dit debat vrij beeldend zei: zodra je met een verrekijker bij de benedenrivieren gaat kijken en je ziet dat er nog steeds op paling gevist wordt, weet je eigenlijk dat je handhaving tekortgeschoten is. Immers, anders is het vissen op paling vrij nutteloos, tenzij je dat als hobby doet. In die zin is de effectiviteit vrij snel te meten: het product komt niet meer op de markt c.q. er wordt niet meer op gevist. Ik kan mij voorstellen dat bezien wordt of er in de Flora- en faunawet dan wel anderszins naar de bron wordt gekeken. Als handhaving via de Warenwet tekortschiet en men met de verrekijker constateert dat er op grote of minder grote schaal gevist wordt, dan kan men vaststellen dat deze aanpak niet gewerkt heeft. Ik wil met mijn collega bezien of wij voor achtervang kunnen zorgen. Dit hoeft echter niet te leiden tot wetgeving die direct een vangstverbod impliceert. Je kunt de inwerkingtredingsbepaling zelfs afhankelijk maken van de mate van succes van de aanpak via de andere route. Er moet een achtervang zijn als blijkt dat de aanpak via de Warenwet niet effectief is. Er moet een dubbel slot zijn, bij voorkeur zelfregulering en bij voorkeur via de Warenwet. Echter, als dat niet werkt, moet er een slot zijn. Wij mogen zwangere vrouwen niet langer met de risico's confronteren.
De heer El Fassed (GroenLinks): Voorzitter. De minister van LNV stelt dat de volksgezondheid bij een consumptie van 150 gram in het geding is. Er kan niet uitgesloten worden dat verontreinigde paling relatief vaak op dezelfde punten te koop wordt aangeboden. Stel dat dit inderdaad het geval is, hoeveel consumenten lopen dan naar schatting van de minister van VWS gezondheidsrisico's?
De minister van LNV zegt dat een vangstverbod juridisch niet mogelijk is. Graag ontvang ik onafhankelijk advies of dit inderdaad zo is, want de meningen hierover lopen uiteen. Eigenlijk zegt de minister van LNV dat zij niet de mogelijkheid heeft, maar zij zegt niet dat ze ertegen is. Zij verwees naar de minister van VWS die zojuist met een antwoord kwam waarin de nadruk op zelfregulering ligt. Dat biedt echter geen garantie dat er geen paling verkocht wordt die de Europese normen overschrijdt. Ik vraag dan ook graag een VAO aan, zodat ik een motie kan indienen.
Ik rond af. Ik hoor de verontwaardiging van de minister van LNV over de sector. Ik heb nog niet gehoord waarom ze tot nu toe niet heeft ingegrepen. Hoe denkt de minister handhaving via de Voedsel en Waren Autoriteit te versterken, zeker nu de slagkracht van de VWA onder druk staat vanwege bezuinigingen?
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Het wordt dringen om de moties. Ik wil als aanvrager van het debat ook moties indienen. Ik ben in elk geval niet tevreden met de antwoorden van de minister.
De voorzitter: Wij zullen ervoor zorgen dat u als eerste op de lijst komt.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Dank u wel.
Ik ben ik elk geval niet tevreden met de manier waarop de minister van LNV haar beantwoording insteekt: die stoere woorden, het wijzen naar de vissers en hun verantwoordelijkheid en opmerkingen als «het zit me hoog» ... Dat kennen wij nu wel. Wij hebben gezien dat de minister heeft gezegd dat ze dit zal neerleggen bij de sector en dat er gehandhaafd moet worden. Wij hebben deze normen al tien jaar. Tot nu toe zijn de vissers niet onder de indruk geweest. Laat de minister dus daar niet mee aan komen zetten!
Dan het idee van een keurmerk. Ik vind dat bizar. Met keurmerken kun je werken in geval van bovenwettelijke segmentatie: dit is biologisch; biologisch is niet verplicht, maar kijk, mensen, dit bieden wij aan. Aan de consument overlaten om te controleren of wat hij koopt voldoet aan de wettelijke normen? Dat doen we toch ook niet met rijbewijzen bij touringcarbedrijven? Kom nou toch op! Dat gaan wij niet doen. Bovendien, welke controle- en handhavingsapparaten en welke administratieve apparaten moeten daarvoor worden opgetuigd? En dit komt dan van een kabinet – of het nu gaat om het huidige of het komende – dat altijd zegt, de bureaucratie met alle regeltjes en lastendruk te willen verminderen! Dat kan de minister niet menen.
De opmerking van de minister van VWS over de aanpassing van de Warenwet lijkt mij van hetzelfde laken een pak. Als het neerkomt op het schetsen van scenario's en duidelijkheid voor de sector – visser, u kunt zelf concluderen dat het beter is om gewoon te stoppen met vissen – kan ik mij er nog wat bij voorstellen. Mij lijkt dat wij die knoop gewoon moeten doorhakken. Als dit pad toch gevolgd wordt, moet in elk geval gestart worden met wat de minister van LNV al lang had moeten doen: zoeken naar een wettelijke basis. Wij laten ons niet opnieuw met een kluitje in het vervuilde riet sturen.
Tot slot nog een opmerking aan het adres van de SP over het wegvangen en vernietigen van vervuilde vissen. Wat een plan! Alle oceanen zijn vervuild. Wat gaan wij doen? Zelf met eigen middelen de biodiversiteit nog verder de nek omdraaien?
De voorzitter: De heer Van Gerven reageert daar straks wel op, mocht hij daaraan behoefte hebben.
Mevrouw Gerbrands (PVV): Ik heb in mijn inbreng in eerste termijn gevraagd hoe wij voor de consument transparanter kunnen maken waar de paling vandaan komt. Een keurmerk klinkt leuk, maar waarschijnlijk is de herkomst daar niet aan gekoppeld. Dan krijg je immers heel veel verschillende keurmerken. Op deze vraag ontvang ik graag nog antwoord.
De heer Van Gerven (SP): Voorzitter. Eerst een reactie op de opmerking van de woordvoerder van de PvdD over het wegvangen. De SP wil fatsoenlijk aalbeheer. Als de bijvangst in een bepaald gebied vervuilde paling is, moet deze vernietigd worden. Wij kunnen de paling immers niet consumeren. Dat is natuurlijk niet het doel.
In reactie op de inbreng van beide bewindslieden merk ik het volgende op. Als vaststaat dat 100% van de gevangen paling chemisch afval is, zijn we er toch? Kom niet aan met de stelling dat wij geen wetgeving hebben om te handhaven. De minister van VWS kan optreden op grond van zijn titel. De volksgezondheid is in het geding: handhaaf! Stel dat ik ergens vlees ga eten en er blijkt salmonella in te zitten, dan hoef ik daar niet per se ziek van te worden; de kans bestaat echter wel. Dat zal niemand accepteren. Bij paling is hetzelfde aan de hand, alleen zijn de gevolgen pas over vijf of tien jaar te zien. Daarom gaat een en ander door. Dit moet per direct stoppen. Volgens mij moeten we sluitend handhaven. Een AMvB hoeft er mijns inziens niet te komen. Wij moeten gewoon handhaven; doorpakken dus.
Tot slot richt ik nog een opmerking aan het adres van de minister van LNV. Feitelijk stelt zij een koude sanering van de vissers voor, maar waar hebben wij het over? Naar ik meen over dertien vissers in dat gebied. Daar moeten wij toch uit kunnen komen? De vissers hebben traditiegetrouw bepaalde kennis en ervaring met het vangen en het beheren in dat gebied. Het zou zonde zijn als die verdwenen. Werk dus aan de toekomst van die visserij, met inachtneming van de eis dat chemisch afval niet op de markt mag komen en geconsumeerd kan worden.
De heer Dijkgraaf (SGP): Voorzitter. Ik ben blij met het duidelijke signaal dat de minister afgeeft: dit kan niet en mag niet. Dat is goed. Echter, als ik dit signaal vergelijk met de signalen die dezelfde overheid de afgelopen jaren heeft uitgestraald, vraag ik me af of we er daarmee zijn. Hebben wij zelf niet meer verantwoordelijkheid op ons geladen dan nu uit de beantwoording naar voren komt? Gedogen van overtredingen van normen is ook een signaal. Mijn vraag is nog steeds of er niet meer reden is – ik haak aan bij het betoog van de heer Van Gerven – om er met de vissers op een goede, creatieve manier uit te komen. Wat mij betreft kan dat ook op een manier die juist goed is voor de visstand, voor het aalbeheer. Mijn voorstel om pootaal op te vissen is niet bedoeld om het vangstverbod in de komende maanden te ontduiken, maar juist om te bevorderen dat paling vanuit de vervuilde regio's wordt overgebracht naar schone rivieren. Kennis en kunde van de vissers kan men daarbij gebruiken.
Laten we niet iedereen over één kam scheren. Wij hebben een uitzending gezien met bepaalde vissers, maar er zijn ook andere vissers in datzelfde gebied die zich verantwoordelijker hebben gedragen, die zich in ieder geval verantwoordelijker hebben uitgelaten. Dit is reden te meer om te bezien of je er op een positieve manier met elkaar uit kunt komen.
De heer Koppejan (CDA): Voorzitter. Ik wil de ministers bedanken voor de goede signalen die zij afgeven. Wij verwachten wel dat de ministers ook actie ondernemen om het toezicht en de handhaving ten aanzien van de visserij en de handel op korte termijn te verbeteren. Wij vinden dat er daarnaast een belangrijke verantwoordelijkheid op de sector zelf rust. Men moet zich houden aan de regels die er al zijn.
Ik wil positief ingaan op het idee van een keurmerk. Ik vind het positief dat de aalvisserij bezig is met MSC-certificering. Bij de begrotingsbehandeling van 2010 is middels het amendement-Koppejan c.s. geld beschikbaar gesteld om MSC-certificering mogelijk te maken. Is het ter beschikking gestelde geld voldoende gebleken?
Mevrouw Jacobi (PvdA): Voorzitter. De minister van LNV zei dat ze geen respect had voor vissers die hun verantwoordelijkheid niet nemen. Volgens mij gaat het daar nu juist om. Je moet dan ook maximaal handhaven. De minister zegt dat zij de vissers heeft opgeroepen om in december niet te gaan vissen. Ik vind dat slappe hap. Je moet je verantwoordelijkheid nemen en kiezen voor een verbod, juist omdat de vissers zelf hun verantwoordelijkheid niet nemen.
De minister van VWS zei over de handhaving van de Warenwet dat hij nog niet wist of het effectief was. Laten wij vaststellen dat een en ander al zeven jaar niet werkt. Je moet nu dus conclusies trekken. Ik wil dat wij de zaak vandaag helemaal op nul zetten. Volgens mij is het gezondheidsbelang het allergrootste belang. Ik heb nog nooit meegemaakt dat dit geen juridische basis is. Als de gezondheid niet meer voorop staat, wat dan nog wel?
Ik heb van geen van beide ministers een reactie gehad op mijn vraag waarom de Kamer niet geïnformeerd is.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Voorzitter. De eerste opmerkingen van minister Verburg waren heel erg hoopvol. Ik ben dan ook erg teleurgesteld over de consequentie die zij uit haar eerste opmerkingen heeft getrokken. De sector heeft al de kans gekregen om er iets aan te doen. De Voedsel en Waren Autoriteit heeft geconstateerd dat men die kans niet gegrepen heeft. Waarom stelt de minister dan een herhaling van zetten voor? Het kan toch niet zo zijn dat de consument op basis van een keurmerk moet controleren of het voedsel dat hij koopt wel veilig is? Veiligheid van voedsel is de basis. Een keurmerk is alleen iets extra's. Hoe zal dit vriendelijke verzoek van de minister bij de vissers landen die zeggen: handel is handel? De minister gaf zelf toe dat ze het al jaren wisten. De vissers hebben jarenlang vis op de markt gebracht waarvan ze wisten dat die niet veilig was. Waarom geen vangstverbod in vervuilde gebieden? Wat is het nut van vissen op vis die toch niet op de markt gebracht mag worden? Waarom kiest de minister voor een duur, ingewikkeld en bureaucratisch systeem als het er uiteindelijk om gaat dat die vis niet op de markt gebracht wordt? Het goedkoopst, het slimst en voor consument en bedrijf het duidelijkst is een vangstverbod voor desbetreffende gebieden. Daarmee vrijwaar je ook de rest van de sector. Zodoende heeft die 2% geen negatieve invloed op de rest van de sector. Dat is immers het onterechte effect voor vissers die wel hun verantwoordelijkheid nemen en paling op de markt brengen die prima te eten is.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik ben nog een korte vraag aan beide ministers vergeten te stellen.
De voorzitter: Dat gebeurt nooit, dus die vraag mag u nog stellen.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Dank u wel.
Ik wijs het keurmerk af, maar aan welke termijn denkt de minister om zaken te kunnen doen? Dezelfde vraag geldt voor de minister van VWS met betrekking tot de aanpassing van de Warenwet.
Minister Verburg: Voorzitter. De vraag is wanneer zaken effect moeten hebben. Ik onderstreep de woorden waarmee ik mijn eerste termijn begon. Dat is namelijk de basis waarop ik opereer. Gisteren hebben wij het gesprek met de sector en de handel geopend, met de keten dus. Men weet dat dit bepaald niet vrijblijvend is. Men weet ook dat men niet hoeft te verwachten dat de overheid met een grote zak geld komt om een en ander te betalen. Het gaat om de eigen verantwoordelijkheid, om de afspraken en om de positie in de Nederlandse samenleving. Ik vind dat een belangrijk gegeven. Ik heb aangegeven dat wij nu te maken hebben met het aalbeheerplan en dus met een vangstverbod. Dit loopt af op 1 december. De maand december en de eerste maanden van 2011 zijn van enorm groot belang voor het keurmerk. Het keurmerk heeft niet alleen betrekking op afkomst; ook kan via certificering en onafhankelijke controle verduidelijkt worden dat desbetreffende paling aan de normen van gezondheid voldoet en dus dioxinevrij is of in ieder geval zonder gezondheidsrisico's kan worden gegeten. Daar zullen wij de komende tijd over spreken. Zodra hierover helderheid is, zullen minister Klink en ik of onze ambtsopvolgers beoordelen of een en ander ook garantie biedt. Ik vind dat de handel en de sector ook moeten aantonen dat zij gezag hebben over de rest van de geledingen. Stel dat de bakkers in Nederland drie mensen in hun midden hebben die hun producten van eieren maken, dan betekent dat niet dat de overige bakkers dit laten gebeuren. Zij zullen gaan corrigeren. Vissers zijn meestal goed georganiseerd. De sector is in dit geval ook goed georganiseerd. Men zal moeten aantonen dat men geloofwaardig en gezaghebbend bezig is om de schade en het imago te herstellen. Dat is een zware taak. Dat kun je niet met wetgeving alleen afdwingen, dat moet je ook niet willen. Als Nederland geen sectoren meer kent met eigen verantwoordelijkheid, is het niet best gesteld met het land. Ondernemers moet je hierop kunnen aanspreken en dat doen wij ook, tamelijk stevig, zonder financiële tegemoetkoming.
De heer El Fassed vraagt of een visverbod mogelijk is. Dat kan wel, maar niet op basis van de huidige Visserijwet. Er is dus een wetswijziging nodig. Dat vergt de nodige tijd. Daarmee lossen wij de problemen op de korte termijn niet op, terwijl ik vind dat dit wel nodig is.
Mevrouw Ouwehand heeft gevraagd naar het keurmerk. Daar heb ik antwoord op gegeven. Zij heeft ook gevraagd naar de wettelijke basis: wanneer zou dat kunnen? Dat hangt ervan af in welk tempo de Tweede en de Eerste Kamer dit kunnen behandelen, ervan uitgaande dat er voortvarend gewerkt kan worden. Een wetswijziging vergt normaal gesprokken algauw een halfjaar.
Mevrouw Gerbrands heeft gevraagd naar de garantie van dioxinevrij. De heer Van Gerven heeft gezegd dat 100% van de gevangen paling chemisch afval is. Men heeft van mij de cijfers gehoord. Ik zal ze nog eens noemen, omdat de rekensom die ik eerst heb genoemd, niet helemaal strookte met de officiële cijfers. Van alle aal, dus kweek en wild, is zo'n 2% vervuild. Je kunt dus niet zeggen dat alle paling die in het rivierengebied gevangen wordt, met dioxine vervuild is. De situatie werd dus enigszins overdreven, maar is desalniettemin ernstig genoeg.
De heer Dijkgraaf zoekt naar een positieve oplossing. Vooralsnog ben ik daar niet zo van geporteerd. Ik vind dat de sector eerst moet bewijzen dat zij verantwoordelijkheid wil nemen en vervolgens gezaghebbend en overtuigend maatregelen neemt die aan dit verhaal een einde maken. Ik vind dat de sector dit aan zichzelf en aan de samenleving verplicht is.
De heer Koppejan vraagt naar de MSC-certificering: is hiervoor voldoende geld uitgetrokken? In 2010 is 1 mln. beschikbaar gesteld. Voor de binnenvisserij en de kweek van vis is 0,2 mln. beschikbaar gesteld. De regeling gold tot 30 september. Tot die tijd had men de mogelijkheid om een aanvraag in te dienen.
Mevrouw Jacobi vraagt waarom wij de Kamer niet geïnformeerd hebben. Ik heb eerst de sector geïnformeerd en de mogelijkheid geboden om zelf maatregelen te nemen, ook om de omvang van het probleem helder te krijgen. Dat heeft niets opgeleverd wat de sector betreft. De VWA heeft de handelsstromen in kaart gebracht. De handhaving moet efficiënter via het handhavingsplan. Vervolgens is de Kamer direct geïnformeerd.
Tot zover mijn antwoorden in tweede termijn.
De heer Van Gerven (SP): Ik wil een punt corrigeren, want de minister citeert mij verkeerd. Ik heb een opmerking gemaakt over chemisch afval. Dat betrof vis uit de Biesbosch. Ik baseer mijn opmerking op een keihard citaat van de VWA. Deze autoriteit zegt dat 100% van onze monsters boven de toxische norm van 12 TEQ komt. Wat mij betreft is dat chemisch afval. Het gaat dus niet om alle aal in Nederland.
De voorzitter: U hebt het zelf gecorrigeerd.
Het woord is aan minister Klink.
Minister Klink: Voorzitter. Ik maakte zo-even een drieslag. Ik sluit daar bij aan in het besef dat ik feitelijk bezig ben, de agenda voor mijn opvolger te formuleren. Er zijn drie aanvliegroutes. Je kunt kiezen voor zelfregulering via het keurmerk. Dat moet dan wel effectief zijn en de sector zal het ook moeten dragen. Verder kun je kiezen voor een strakke handhaving op basis van de Warenwet. Wij hebben in augustus van de VWA een handhavingsplan gekregen. Daar hebben wij vorig jaar om gevraagd. De VWA zal het toezicht intensiveren. De kosten die daarmee gemoeid zijn, bedragen ongeveer 1 mln. Ik zal dit toezicht nog verstevigen via een wijziging van artikel 11 van de AMvB. Dan komt de sector verplicht aan zet. Via een onafhankelijk laboratorium moet zij de vangst laten onderzoeken. Vis die boven de norm komt, mag niet op de markt worden gebracht. De VWA zal hierop toezien. Mogelijk worden de kosten van 1 mln. hierdoor ondervangen. Immers, hiermee krijg je een effectief systeem van handhaving.
Er zijn twee punten waarop ik regulering en handhaving zelf wil toetsen: de effectiviteit en de efficiëntie. In geval van overmatige kosten vanwege het feit dat men vijftien vissers in de tang houdt en er miljoenen mee gemoeid zijn, is sprake van een «desinvestering», tenzij het niet anders kan. Het tekortschieten van de effectiviteit kan men makkelijk constateren. Immers, als er nog gevist wordt in gebieden die 100% vervuild zijn, kun je zien dat het niet werkt. In dat geval moet je overwegen om terug te vallen op een verbod om te vissen. Dat is subsidiair, maar het is volgens mij wel een belangrijk dubbel slot. Mijn suggestie zou zijn – ik wil daar met mijn collega over spreken, zij het dat dit gesprek niet langer dan een week zal duren; maximaal 7x24 uur – om te kijken naar een wettelijke grondslag die men direct achter de hand heeft ingeval volgend jaar blijkt dat de AMvB of het keurmerk niet werkt. Het dubbele slot is naar mijn beleving van belang. Dit is een agendapunt voor mijzelf, mijn collega dan wel onze opvolgers. Het zwaartepunt moet liggen bij zelfregulering en handhaving door de VWA, maar wel op voorwaarde dat een en ander effectief en efficiënt is.
De voorzitter: Ik stel vast dat een groot aantal sprekers heeft aangegeven behoefte te hebben aan een VAO waarin dit overleg plenair wordt afgerond. Wij zullen proberen een en ander te bespoedigen. Om 13.00 uur vindt de regeling van werkzaamheden plaats. Misschien kan het VAO nog op de agenda van vandaag geplaatst worden.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Ik heb aan beide ministers gevraagd hoeveel de plannen gaan kosten. De minister van VWS heeft een en ander gezegd over de kosten van strakke handhaving van de Warenwet. De minister van LNV is niet ingegaan op de kosten van het keurmerk: wie gaat de kosten hiervoor dragen?
Minister Verburg: Dat doet de sector zelf.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik wilde zeggen dat ik sterk de behoefte heb aan een overzicht van de verschillende scenario's inclusief gevolgen voor de inzet, middelen, handhaving en termijnen. Ik wil voorstellen dat wij voorafgaand aan het VAO schriftelijk antwoord krijgen op de vragen die zijn blijven liggen over de handhaving in de periode waarin er nog geen keurmerk is.
De voorzitter: Het is van tweeën één. Of u zegt: het is urgent en wij ronden het vandaag of morgenochtend af – u was degene die een spoedoverleg wilde – of wij gaan weer brieven schrijven. In mijn beleving zijn de ministers uitvoerig ingegaan op de vragen. Ze hebben de vragen die ze konden beantwoorden, beantwoord.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): De minister van LNV roept nog even snel: dat betaalt de sector zelf. Men zal niet verbaasd zijn dat ik daar niet heel veel vertrouwen in heb.
De voorzitter: Het is aan u om daar een oordeel over te vellen, daarvoor bent u «vrouws» en mans genoeg met zijn allen.
Vanmiddag zullen wij bij de regeling van werkzaamheden een VAO aanvragen. Dan komt het snel op de plenaire agenda.
Hierbij is dit overleg gesloten. Wij gaan verder met het volgende overleg over de visserij. Het woord is aan de heer El Fassed.
De heer El Fassed (GroenLinks): Voorzitter. In mijn inbreng in het debat over de dioxinepaling verwees ik reeds naar decentraal aalbeheer. GroenLinks gelooft niet in het beleid zoals dat is verwoord. Uit onderzoek naar decentraal aalbeheer blijkt dat, wil decentraal aalbeheer werken, eerst voldaan moet zijn aan een lijst cruciale randvoorwaarden. Zowel de commissie-Eijsackers als het rapport Kansen voor decentraal aalbeheer stelt dat de intrek van glasaal veel te laag is. Bovendien neemt het risico op uitsterven toe bij uitstel van herstelmaatregelen. Bij decentraal aalbeheer laat je 60% wegvangen. Kan de minister aangeven wat de intrek van glasaal momenteel is?
Volgens onderzoekers van de universiteit van Leiden is dioxine debet aan het uitsterven van paling. De embryonale ontwikkeling wordt al verstoord bij concentraties die tien keer lager zijn dan de consumptienorm. GroenLinks gelooft niet dat het mogelijk is om aan deze randvoorwaarden te voldoen, waardoor wij uiteindelijk niets opschieten met decentraal aalbeheer. GroenLinks vindt dit dan ook weggegooid geld. Dat geld kan beter gebruikt worden voor de alternatieven voor palingvissen die ik eerder noemde, voor natuurbeheer, voor het vangen van jonge paling in vervuilde gebieden en vervolgens uitzetten in schone, kansrijke gebieden waar onbelemmerde uittrek naar zee mogelijk is.
Of wij nemen nu concrete maatregelen zoals een vangstverbod, of wij laten ons inhalen en zijn getuige van het verdwijnen van paling uit Nederland.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. De Partij voor de Dieren wil niet alleen een vangstverbod voor paling in de grote rivieren, maar in alle Nederlandse wateren. Ik hoef niet per se te herhalen wat hierover al langer bekend is. Aan de andere kant denk ik: misschien moet ik dit toch doen, want het lijkt niet door te dringen. Zelfs als wij nu zouden stoppen met het vangen van paling, duurt het nog 80 tot 200 jaar voordat de populatie zich hersteld heeft. Wat zitten wij dus eigenlijk te polderen over decentraal aalbeheer?
De heer El Fassed heeft kritische opmerkingen gemaakt. Ik heb in het rapport dezelfde kritische opmerkingen gezien. Laat mij de minister wijzen op het eigen motto van het kabinet – ik neem aan dat het volgende kabinet dit overneemt – geen gedoe, geen administratieve lasten en minder bureaucratie. Waar zijn wij mee bezig? Stop met vangen. Dat is duidelijk voor iedereen; lekker makkelijk, snel klaar.
Hetzelfde geldt voor de visplannen en de beheercommissies. Het is één groot drama. De minister zegt zelf al dat sprake is van grote en aanzienlijke verschillen van inzicht bij alle betrokkenen. Wordt de deadline van 1 januari 2011 nog gehaald? Hoe wordt voorkomen dat onomkeerbare stappen worden gezet? Op welke onderdelen is sprake van aanzienlijke verschillen van inzicht? Daar ben ik wel benieuwd naar. Zijn er al visplannen klaar? Zo ja, is daar kritisch naar gekeken? Wat was de inhoud? Op welke wijze wordt er nu gehandhaafd? Is dat voldoende? De minister zei op 3 januari 2010 dat de naleving van de visplannen goed geregeld was. Waar baseert zij dit op? Zij geeft immers vervolgens aan dat er geen registratiesysteem is en ook geen handhavingssysteem. Bovendien is er een onduidelijke rolverdeling. Wat is de planning ten aanzien van het stelsel van visplannen en VBC's?
Mevrouw Gerbrands (PVV): Voorzitter. Wat decentraal aalbeheer en de voortgang van de visplannen betreft, is mijn fractie van mening dat wij de enorme ongelijkheid tussen de beroepsvisserij en de sportvisserij eens moeten opheffen. De beroepsvisserij heeft aangetoond, zich wel degelijk in te willen zetten voor duurzame visserij. Daar zal echter wel een alternatief voor moeten komen, willen wij niet de hele sector over de kop jagen. Een van de belangrijkste alternatieven is wat ons betreft het vissen op schubvis. Dat recht heeft nu de sportvisserij.
Het rapport dat wij nu behandelen, is tot stand gekomen in samenwerking met vertegenwoordigers van zowel de beroepsvisserij als de sportvisserij. Je zou dan ook bij beide groepen enig draagvlak voor dit rapport verwachten, maar Sportvisserij Nederland heeft onlangs gepleit voor het staken van de plannen voor decentraal aalbeheer. Men wil dat er volledig gestopt wordt met het vissen op aal. Tegelijkertijd is men echter niet bereid om het recht op het vangen van schubvis te delen met de beroepsvissers. De beroepsvisserij zal geconfronteerd worden met een forse inkomensderving. Men is voor de broodwinning afhankelijk van de bereidheid van de sportvissers om het vangen van schubvis door beroepsvissers toe te staan. Ook ten aanzien van het samenstellen van de visplannen schort het aan alle kanten aan bereidheid van de sportvissers om de beroepsvissers tegemoet te komen. Ik wil de minister dan ook vragen om de splitsing van de aal- en schubvisrechten op te heffen. Dat gaat niet ten koste van de sportvisserij, maar komt de beroepsvisserij wel ten goede. Kijken wij naar het Beleidsbesluit Binnenvisserij, dan zien wij dat bij beleidspunt 7 staat dat er ruimte dient te zijn voor zowel recreatieve als beroepsmatige benutting van de algehele visstand. Volgens mij moet mijn voorstel dus geen probleem zijn. Dus: hef de splitsing van de rechten op! In verband hiermee denk ik dat het noodzakelijk is om uitstel te verlenen voor het indienen van de visplannen, opdat hiermee rekening gehouden kan worden.
De heer Van Gerven (SP): Voorzitter. De SP ziet het concept scharrelvis wel zitten: vis die beheerd wordt en, voor zover biologisch verantwoord, weggevangen en opgegeten.
Wat de kansen voor decentraal aalbeheer betreft: wij zijn positief over het concept en de voorgestelde pilot. Randvoorwaarde is uiteraard dat de pilot net zo effectief is als de seizoensluiting. Wel vinden wij begin 2012 voor de vervolgstappen erg laat. Kan de minister ingaan op de looptijd van het project? Wij vinden het jammer dat de minister geen gevolg geeft aan andere positieve initiatieven uit de sector, zoals het voorstel om jonge aal weg te vangen uit dioxinegebieden en te laten opgroeien in schoon water. Gaat de minister nog wat doen met de positieve elementen uit andere ingediende plannen?
Het volgende punt betreft de visbeheercommissies. Kan de minister inzicht geven in het functioneren daarvan? Het is goed dat er een visplan moet worden opgesteld. Echter, als men elkaar de tent uit vecht, zal dat niet van de grond komen. In het vorige overleg heeft de Kamer gevraagd om meer regie vanuit het ministerie. Is daarvan iets terechtgekomen? In hoeverre worden er nu kaders gegeven en doelstellingen genoemd? Kan de minister dierenwelzijn op de agenda van de visbeheercommisies zetten?
Ik wil graag ook specifiek aandacht voor de dodingsmethode. Wat de SP betreft moet het doden van paling of andere vis in zoutbaden als buitengewoon dieronvriendelijke methode per direct verboden worden. Is de minister hiertoe bereid? Naar wij begrepen hebben, wordt er met positief resultaat getest met het elektrisch bedwelmen en doden van paling. Ik ontvang graag een reactie van de minister hierop.
De brieven van de minister over kokkelsterfte en oesterherpes vonden wij correct.
Verder vragen wij aandacht voor waterkrachtcentrales en andere obstakels voor trekvissen. Dit is een groot probleem. Wij horen graag wat de inzet van de minister in dezen is.
Voorts vragen wij de minister om tijdige betaling van een vergoeding voor palingvissers gedurende periode dat zij niet kunnen vissen. Wanneer kunnen mensen hun geld verwachten? De schade is immers allang bekend. Veel te laat uitbetalen, zoals afgelopen jaar in april voor schade die ver daarvoor geleden was, kan leiden tot faillissementen. Dat kan toch niet de bedoeling zijn? Of het moet zijn dat de minister voorstander is van een koude sanering.
Tot slot. Ik hoop terecht uit de brieven van de minister te mogen concluderen dat zij uiterst terughoudend is met het toelaten van exoten, in het bijzonder de Afrikaanse paling.
De heer Dijkgraaf (SGP): Voorzitter. De SGP-fractie vindt het positief dat onderzoekers in het rapport Kansen voor decentraal aalbeheer aangeven dat decentraal aalbeheer binnen de kaders van de Europese aalverordening haalbaar is. De SGP-fractie is voorts benieuwd naar de pilot in Friesland, waarover zij twee vragen heeft. De onderzoekers noemen een aantal randvoorwaarden, waarvan twee de vaststelling van regionale verschillen in groei en mortaliteit zijn en kwantificering van de intrek. Gaat de minister hier voor de verschillende VBC-gebieden direct werk van maken? En welke rol kunnen beroepsvissers spelen bij het voorkomen van vermaalde palingen?
Ik lees in een brief van Sportvisserij Nederland dat zij geen medewerking meer zal verlenen aan het project decentraal aalbeheer. Dat vind ik eerlijk gezegd niet constructief. Ik hoop niet dat deze actie kenmerkend is voor de opstelling van de sportvissers in het overleg over de visplannen, want zo ken ik ze niet en eerlijk gezegd wil ik ze zo ook niet kennen. Ik verwacht een positieve houding, ook van hen zoals ik ze ken. Ik denk ook aan een bericht uit Friesland dat de sportvissers zonder duidelijke reden minder ruimte gunnen aan de beroepsvissers voor het vangen van snoekbaars, terwijl de betreffende VBC daar juist goed op de rit zit. Dit heeft alles te maken met het niet goed functioneren van VBC's en het gebrek aan overeenstemming over visplannen. Kern van het probleem is volgens mij de ongelijke positie van beroepsvissers en sportvissers. Doordat in de afgelopen decennia de visrechten zijn gesplitst, is het aalvisrecht naar de beroepsvisserij gegaan en het schubvisrecht naar de sportvisserij. Nu de aalvisserij aan banden is gelegd, zijn beroepsvissers voor hun broodwinning meer aangewezen op de schubvisserij. Daarop heeft echter de sportvisserij het recht. Andersom bestaat die afhankelijkheid niet. Erkent de minister dat gezamenlijke overeenstemming in het visplan dan lastig, zo niet onmogelijk is? Hoe gaat zij ervoor zorgen dat het Beleidsbesluit Binnenvisserij wordt uitgevoerd? In dit besluit wordt immers gevraagd om benutting van de gehele visstand door zowel recreatieve als beroepsmatige visserij. Wat mij betreft is het tijd voor een andere aanpak. Vindt de minister het net als ik verstandig dat de splitsing van visrechten wordt teruggedraaid? Dat breng ik mede in namens mevrouw Lodders van de fractie van de VVD, die hierbij niet aanwezig kan zijn. Volgens mij is dit de enige mogelijkheid om serieus uit de impasse te komen en beroepsvissers nog enig toekomstperspectief te bieden. Ik krijg hierop graag een reactie van de minister.
De visplannen zouden voor 1 november as. moeten worden ingediend, maar het eerder verwachte toetsingskader laat op zich wachten. Zou het dan niet verstandig zijn om die deadline van 1 november op te schuiven? Ik hoor graag de visie van de minister, want het is wel erg lastig om die visplannen tot stand te brengen als dat toetsingskader er niet is.
De heer Koppejan (CDA): De CDA-fractie is altijd heel positief geweest over decentraal aalbeheer, alleen het schiet nog niet echt op met de visplannen. Welke middelen heeft de minister om in te grijpen en alsnog af te dwingen dat er op korte termijn een goed onderbouwd visplan ligt? Zou dit geen argument kunnen zijn om de rechtsprekende functie van de Kamer voor de Binnenvisserij te handhaven, binnen een door alle betrokken partijen, dus beroepsvissers en sportvissers, bepleite kamer nieuwe stijl? Ik krijg hierop graag een reactie van de minister.
De CDA-fractie betreurt de dreigende of eigenlijk reeds bestaande patstelling tussen de beroepsvisserij en de binnenvisserij als het gaat om VBC's en schubvis. Eerder gaf de minister aan dat zij kansen zag in de uitbreiding van de visserij met andere soorten, zoals wolhandkrab, schubvis, het inzetten van beroepsvissers in onderzoeks- en beheertaken en het benutten van de toeristische potentie. Uitbreiding of verbreding loont, zo laten ook de veertigtal binnenvissers zien die op wolhandkrab vissen.
De CDA-fractie vraagt zich af of er in de sluitingsperiode van september tot november voor binnenvissers geen ruimte moet worden gecreëerd om ook op schubvis te vissen. Binnen de VBC's moet ruimte zijn voor het visserijbeheer en het uitgiftebeleid van het visrecht. Is het niet tijd om de bestaande splitsing nader te bezien?
Laat ik teruggaan naar de afgelopen zittingsperiode van de minister. Een van haar grote verdiensten is dat zij erin is geslaagd om de mosselvissers en de milieubeweging in een mosselconvenant bij elkaar te brengen, terwijl die partijen hevig in conflict met elkaar waren. Nu wordt er gewoon weer op mossels gevist en wordt de Waddenzee goed en duurzaam beheerd. Met het oog op het huidige conflict tussen beroepsvissers en sportvissers vraag ik mij af of wij niet opnieuw die weg op moeten gaan. Ik kijk beide partijen die op de tribune zitten, rechtstreeks aan en vraag hun: wanneer beginnen de vredesbesprekingen? Wanneer gaan wij toch proberen, er gezamenlijk uit te komen? Nu is het alleen maar sportvissers tegenover beroepsvissers. U zit op dezelfde wateren. U beiden hebt dezelfde belangen om de visstand op peil te houden en om enerzijds uw hobby uit te kunnen oefenen en anderzijds uw beroep. Mijn oproep aan de minister en met name aan haar opvolger is om de binnenvisserij het goede voorbeeld te laten volgen dat de mosselsector heeft gegeven.
Mevrouw Jacobi (PvdA): Voorzitter. Eerst wil ik het even hebben over het decentraal aalbeheer. Nederland is zodanig verschillend als het op dit moment gaat om de palingvisserij. Friesland is in die zin niet te vergelijken met andere gebieden. Het hele aalbeheer hangt af van de goedkeuring van de Europese Commissie. Nederland moet zich daaraan houden. De plannen moeten heel solide zijn. Gezien de infrastructuur en de verhoudingen, is Friesland in mijn beleving het meest geschikt om de pilot decentraal aalbeheer te voeren. Deze minister zegt altijd dat de visserijsector zelf aan de bak moet, maar ik mis net zoals mijn buurman de regie. Nu maak ik meteen maar de slag naar de visplannen en de VBC's. We zitten al vier jaar te sodemieteren. De minister zegt telkens dat ze erop gaat sturen en dat ze serieus met de VBC's aan de slag gaat, maar dat komt echt never nooit voor elkaar zonder regie. Ik heb weleens bepleit om de regie aan de waterbeheerder te geven, maar in dit geval lijkt mij dat het voorstel om provincies daarin een rol te laten spelen moet worden uitgebreid, zodat zij ook de regie kunnen voeren over VBC's en de natuur. Als je de regie zo neerzet, kom je volgens mij elke regio tegemoet. Volgens mij moet je zo nodig dichtbij scheidsrechtersrollen laten vervullen.
Ik maak nog enkele korte opmerkingen over grote punten die bij het wetgevingsoverleg zeker opnieuw terugkomen. Ik heb me samen met collega's altijd hard gemaakt voor kleine versevismarkten. De minister heeft altijd gezegd dat de EVF-gelden daarvoor prachtig geschikt waren. Met dat kluitje heb ik mij in het riet laten sturen. Nu blijkt dat die EVF-gelden onder de Dienst Regelingen vallen en dat de versevismarkt te Lauwersoog van die dienst te horen heeft gekregen dat de markt niet aan de eisen voldoet, niet innovatief van karakter is en dergelijke. Ik denk dat daarmee echt voorbij wordt gegaan aan het belang voor zo'n regio dat wat klein is in de totale keten een goede plek kan krijgen. Ik betreur het zeer dat de Dienst Regelingen ideeën die voor zo'n gebied van belang zijn, zo wegzet. Ik vind zelf ook dat de Dienst Regelingen een absoluut ongeschikte organisatie is voor dit soort innovaties. Wij kenden het innovatiefonds. Ik heb dus graag dat de minister hiermee aan de slag gaat om ervoor te zorgen dat er toch ruimte voor komt.
Ik heb nog enkele opmerkingen over de garnalenvisserij in het Waddenzeegebied. Die gaat absoluut niet goed. We hebben hier al vaker gevraagd hoe het met de ecologische bepalingen in de mededingingsregeling zit. Wanneer komt er eens een einde aan het proces waarin die garnalenvissers zitten? Wat ziet de minister als manier om tot goede afspraken te kunnen komen met de handel? Als de handel goed is, krijgen ze veel te lage prijzen en als de handel slecht is, worden er ecologisch hoge prijzen betaald, omdat zij doorvangen. Hoe gaat de minister hierbij behulpzaam zijn?
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Voorzitter. Het voorstel van de minister voor decentraal aalbeheer klinkt veelbelovend. De aal kan op een acceptabel niveau blijven en er kan blijvend worden gevist zonder dat de overheid hierin een rol speelt, dus iedereen blij. Dit klinkt bijna te mooi om waar te zijn en ik krijg helaas ook veel signalen dat dit zo is. Het is niet haalbaar om de kokkel en de aal te sparen. Uit diverse rapporten blijkt dat er onvoldoende aanwas is om zowel te blijven vissen als de aal te laten aansterken. Die zou dan specifiek moeten worden uitgezet. Nu is de vraag of er elders in Europa voldoende aanwas is om die extra uitzet in Nederland te kunnen doen. Ik krijg hierop graag een reactie van de minister.
Ook hoor ik graag van de minister wat de kosten zijn van dat uitzetten en wie deze kosten volgens de minister zou moeten dragen. Verder wil ik de minister vragen om te bevestigen dat de in het rapport gehanteerde vertaling van de aalverordening inderdaad is dat nu niet 40% van de oude gezonde stand naar zee meer moet kunnen ontsnappen, maar 40% van de huidige stand. In de perceptie van mijn fractie is dat een forse verlaging, dus ik krijg hierop graag een toelichting van de minister.
Het in het rapport genoemde argument voor het werken naar oplossingen op basis van zelfregulering is de weerstand bij de beroepsvisserij. Is dat argument afdoende voor een dergelijke inspanning? In het verlengde hiervan wil ik de minister vragen naar de kosten. Wat zijn de voorziene kosten van het wegnemen van de weerstand onder de beroepsgroep? Decentraal aalbeheer kent ook nog allerlei risico's. In de brief van de minister wordt veel van de sector zelf gevraagd. Zij schrijft dat de visserijsector een aantal taken op zich moet nemen, waaronder het maken van bindende afspraken. Gezien de discussie die we net hebben gehad over de rol die de vissers hebben gespeeld in de problemen met de dioxinepaling, lijkt mij dit met alle respect een ambitieus streven.
Ik snijd kort enkele andere onderwerpen, genoemd door collega's, aan. Vooralsnog ben ik geen voorstander van het opheffen van de splitsing. Sportvisserij en beroepsvisserij zijn heel verschillend. Ik heb met name ook twee vragen aan de minister. Hoe is de stand van de schubvissen? Biedt die überhaupt ruimte voor grotere visquota, om het zo maar te zeggen? En hoe gezond is die vis als die op de markt komt?
Als de minister inderdaad te laat is met het toetsingskader, lijkt uitstel mij wel redelijk om te bespreken. Ik krijg alleen ook graag een reactie van de minister hierop.
Ten slotte wil ik het hebben over de verlaging van de huurprijs van oesterpercelen. De minister stelt dat de huurprijs een te groot gedeelte van de omzet van de betreffende ondernemers besloeg. Dat is interessant; mijn medewerker vroeg of een minister ook zijn huisbaas kon bellen, omdat zijn huur ook een te groot deel van zijn omzet beslaat. Serieus: mijn fractie hoort graag van de minister welke recente gebeurtenissen gezorgd hebben voor die verandering. Wil de minister de berekening toelichten en uitleggen hoe zij denkt dat dit de sector helpt in plaats van bijvoorbeeld het steken van geld in innovatie van de sector?
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Minister Verburg: Voorzitter. Ik dank de Kamer voor haar inbreng in eerste termijn van het tweede deel van dit algemeen overleg. Er zijn heel veel vragen gesteld en volgens het schema heb ik voor de beantwoording een kwartier de tijd. Ik zal mijn uiterste best doen. Allereerst ga ik dan ook in op het aalbeheer. Vervolgens beantwoord ik de rest van de vragen over de visstand, de beheercommissies, de visplannen enzovoort.
De heer El Fassed zegt geen vertrouwen in decentraal aalbeheer te hebben, maar laat dit nu een experiment zijn dat wij op dringend verzoek van de Tweede Kamer uitvoeren. Ik heb nooit onder stoelen of banken gestoken dat het zou moeten deugen en dat het dus ook moet voldoen aan de criteria van de Europese Commissie. Vanaf dag één is het echter door de Tweede Kamer bepleit, dus ik zou zeggen: geef dit experiment een kans.
Gevraagd is naar de huidige intrek van glasaal. Die wordt jaarlijks door IMARES bemonsterd, maar ik heb het antwoord daarop op dit moment niet bij me. Ik zal ervoor zorgen dat de Kamer de cijfers van IMARES zo spoedig mogelijk krijgt.
Mevrouw Ouwehand is ten behoeve van het herstel van de aalstand voor een vangstverbod in alle Nederlandse wateren. Ik herhaal wat ik haar eerder heb gezegd: we hebben een aalbeheerplan gemaakt, zelfs in twee instanties, omdat we eerder hebben gezegd dat we nog een beter plan hadden. Dat is het uiteindelijk niet geworden. Dit jaar hebben we een vangstverbod voor drie maanden en vorig jaar hadden we het voor twee maanden. Daarmee gaat de Europese Commissie akkoord. Ik ben van mening dat we dit weliswaar langdurig moeten volhouden omdat de aalstand er inderdaad niet best aan toe is en het lang zal duren eer die zich herstelt, maar vooralsnog lijkt mij dit voldoende, want nu kunnen de palingvissers ook nog ergens hun boterham verdienen.
De heer Van Gerven is positief over de pilot, al vindt hij de duur ervan tot 2012 wel erg lang.
Ik denk dat we deze pilot tot wasdom moeten laten komen. Het is overigens niet gemakkelijk om gebieden te vinden, maar in de gebieden waar een visstandbeheercommissie is en waar de beroepsvisserij en de sportvisserij goed samenwerken, zie je dat dit kan. Het is daar namelijk inzichtelijk hoe de visstand is. Er worden ook heldere afspraken gemaakt over wat er mag worden gevangen. Bovendien is er vertrouwen. Dat woord ga ik nog een paar keer gebruiken, omdat de commissieleden vragen hebben gesteld over de relatie tussen de beroepsvisserij en de sportvisserij. Samenwerking tussen die twee visserijsoorten is nodig en daarvoor is vertrouwen nodig. Het is dus zeer terecht dat de heer Koppejan op beide partijen een beroep heeft gedaan. Alleen als er vertrouwen kan ontstaan, kan er vruchtbaar worden samengewerkt. In de gebieden waar dit een feit is, gaat het ook goed. Het gaat daarom wat mij betreft niet aan om te zeggen dat het aan de een of aan de ander ligt.
U hebt allemaal zo uw bronnen. Aan uw inbreng is soms ook te horen wie die bronnen zijn, de sportvissers of de beroepsvissers, maar geloof mij, beide zijden moeten samenwerken en beide zijden moeten de wil hebben om er in goed overleg uit te komen.
Ik zeg tegen de heer Koppejan en natuurlijk tegen de Kamer als geheel dat mijn inspanning daarop is gericht. We hebben het namelijk niet alleen gezien met het mosselconvenant, maar ook met het natuurmanifest, waarin organisaties van agrarische ondernemers en recreatieondernemers alsmede beheerders van natuurgebieden samenwerken, zeggen dat ze elkaar nodig hebben en dat ze samen de toekomst maken. Dat zou hier ook buitengewoon wenselijk zijn. Er zijn op dit moment zo'n vier regio's waar de visstandbeheercommissies goed functioneren. Voor het overige stimuleren wij dat. Ik ben ook nog van plan om het initiatief te nemen om de spelers nog eens bij elkaar te brengen en ze er echt van te overtuigen dat die samenwerking noodzakelijk is.
De heer Van Gerven heeft gevraagd naar de dodingsmiddelen en -mogelijkheden. We gaan de huidige dodingsmogelijkheden nog niet verbieden, want je moet dan eerst nieuwe mogelijkheden hebben. Er is inmiddels een goed alternatief: het elektrisch bedwelmen. De resultaten daarvan worden voorgelegd aan de Europese Commissie. Er moet ook een verordening voor komen.
De heer Dijkgraaf heeft een vraag gesteld over de waterkrachtcentrales. In het aalbeheerplan staat dat die maatregelen moeten nemen. Dat kan niet van de ene op de andere dag, omdat het soms om heel forse investeringen gaat. Ik geloof dat de heer Dijkgraaf dat weet, want zijn voorganger heeft er van tijd tot tijd vragen over gesteld. Het is een zaak van Rijkswaterstaat, maar ook van de waterkrachtcentrales zelf. Ik ben erover in gesprek met de minister van Verkeer en Waterstaat. Ik zeg daarbij wel dat het voortdurend aandacht vraagt, want soms zijn de ambities van waterkracht- of elektriciteitscentrales of Rijkswaterstaat zodanig dat ze zeggen: als we ook nog wat voor de vissen moeten doen… We moeten dat dus vanaf dag één meekoppelen. We spreken elkaar hier op aan in het overleg met een open lijn. Zo hoort het ook.
Mevrouw Van Veldhoven vraagt of er weerstand bij de visserij is en wat de kosten van decentraal beheer zijn. De kosten worden door de sector gedragen. De pilot maakt de kosten en de economische haalbaarheid inzichtelijk. Dit wordt door het LEI gemonitord.
Is er elders in Europa voldoende aanwas om ook uitzet te kunnen doen? En hoe zit het met de kosten? De kosten van de uitzet van glasaal worden gedeeld. De sector heeft een eigen zogenaamd «uitzetfonds» op basis van een heffing op verkochte paling. De rijksoverheid stelt jaarlijks via Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit € 350 000 uit het Europees Visserijfonds voor vier jaar beschikbaar.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Draaien ze fiftyfifty op voor de kosten? Wat is de verhouding tussen de bijdragen?
Minister Verburg: Dat heb ik niet paraat. U kunt soms ook te gedetailleerde vragen stellen, mevrouw Van Veldhoven, zeker als er hier nog tien collega's van u zitten. Als u het per se wilt weten, vraag ik het na.
Ik kom bij de visstandbeheercommissies en de overige vragen. Mevrouw Ouwehand vraagt op welke onderdelen er verschil van inzicht is. Ja, kijk, er zijn er vier die goed lopen. Verder heb ik de Kamer al laten weten dat de visplannen vanaf 1 januari 2011 overal voor de rijkswateren verplicht zijn. Vanaf dat moment ontvang ik ze ook in algemene zin. Mevrouw Gerbrands en anderen hebben aangehaald dat het natuurlijk ook om schubvis gaat en de rechten daaromtrent. En mevrouw Gerbrands, de heer Dijkgraaf en de heer Koppejan hebben gevraagd of de gezamenlijke benutting van het schubvisbestand door sport- en beroepsvissers gerealiseerd kan worden en of ik daarvoor kon zorgen. Dat zou heel mooi zijn. Het zou in het visplan afgesproken moeten worden, want daarmee krijgt de beroepsvisserij een bredere bedrijfsbasis. Het is echter in eerste instantie aan partijen om daar in onderling overleg uit te komen, omdat dat op dit moment niet afdwingbaar is. Ik zal ook aangeven waarom; het heeft een zekere grond natuurlijk. Er is sinds de jaren zeventig sprake van splitsing van de visrechten. Die is doorgevoerd met een uitkoopregeling voor beroepsvissers, betaald door de overheid en door de sportvisserij. Het aalvisrecht wordt sindsdien aan de beroepsvissers verhuurd en het schubvisrecht aan de sportvissers. Het is goed om te weten wat de historische achtergrond is. Het is ook goed om te weten dat er een uitkoopregeling is geweest voor beroepsvissers. Dat neemt niet weg dat ik heb gezegd wat ik heb gezegd: het delen van de rechten voor de benutting van het schubvisbestand zou kunnen helpen en kunnen werken. Ik heb al aangegeven dat ik nog eens met beide partijen om de tafel wil om hen op te roepen om echt werk te maken van de visstandbeheercommissies. We zijn er nu zo lang mee bezig. Bovendien is het echt in het belang van beide groepen vissers zelf dat ze daar op enig moment uitkomen. Laten we helder zijn: vorig jaar heeft de Kamer al aangedrongen op het wettelijk vastleggen van die visstandbeheercommissies en van de visplannen. Ooit gaat het gebeuren. Ik heb veel liever dat ze dat zelf doen, maar laat dan geen enkele beroepsvisser en geen enkele sportvisser denken dat hij achterover kan leunen en dat het dan vanzelf wel goed komt; na tien, twaalf jaar praten gaat het nu ook gewoon eens gebeuren. Ik adviseer iedereen tegelijkertijd om eens te gaan kijken in de gebieden waar het wel goed gaat. Ik ben op een zaterdagochtend in april dit jaar naar een bijeenkomst van beroeps- en sportvissers in de Jaarbeurs geweest. Zij gingen daar aan de gang met de visplannen en de visstandbeheercommissies. Ik weet niet wat er met de andere deelnemers is gebeurd, maar ik ben daar erg enthousiast van geworden. Ik vond dat er geweldig hard was gewerkt. Het was een uitstekende bijeenkomst. Ik heb er achteraf ook heel enthousiaste verhalen over gehoord.
De heer Dijkgraaf vraagt of uitstel van visplannen nodig is, maar dat is alleen in het uiterste geval zo, dus niet zo maar en niet zonder meer; de stok moet toch een beetje achter de deur. We zullen zaken zorgvuldig met elkaar moeten afspreken, ook vanwege elementen als rentmeesterschap en zorgvuldig beheer. Nu hebben we te maken met een aalbestand dat ver onder verantwoord niveau zit, maar later geldt dat ook voor andere soorten. Daaraan zullen we iets moeten doen.
De heer Van Gerven vraagt of de visbeheercommissies het dierenwelzijn op de agenda hebben staan. Dat is het geval. Ik ga hen nu niet verplichten om het erop te hebben staan, maar het zou verstandig zijn als het er deel van uitmaakte. Ik ga eerst kiezen voor de prioriteit: zorg dat je met elkaar een visplan maakt. Naarmate het beter werkt, kom je aan andere thema's toe. Sommige visstandbeheercommissies zeggen dat ze het er vanaf dag één op zetten. Dat vind ik prima, maar ik ga het nu even niet voorschrijven.
De heer Koppejan vraagt naar mijn mogelijkheden om zaken af te dwingen. Vanaf 1 januari aanstaande geldt de verplichting voor staatswateren om volgens een met het waterbeheer afgestemd visplan te vissen. Die verplichting maakt deel uit van de huurovereenkomsten. Als het niet lukt, kan er sprake zijn van een boete of wordt de huurovereenkomst opgeschort of ontbonden. Er staan dus stevige mogelijkheden tegenover, al zijn dat de uiterste middelen. Het is hoe dan ook goed dat partijen zich dat realiseren. Dit is bewust zo gedaan om ervoor te zorgen dat iedereen belang bij een goed visplan kreeg.
Mevrouw Jacobi heeft vraagtekens bij de regie. Die is er wel degelijk, maar ook hier wijs ik op de combinatie van beroepsvissers die daarin een belangrijke rol heeft te spelen. Wij hebben daar vaker met elkaar over gesproken. Het kan dan ook niet zo zijn dat LNV in al die regio's visplannen gaat opstellen. Nee, die moeten de vissers juist met elkaar opstellen, al is er wel degelijk regie vanuit LNV.
Over de kleine vismarkten heeft mevrouw Jacobi eerder gesproken. Toen heb ik haar volgens mij uitgenodigd om aan te geven wat de knelpunten zijn. Nu vind ik het eerlijk gezegd riskant dat zij zegt dat de Dienst Regelingen het niet goed doet. Als welk project dan ook – we hebben het in dezen volgens mij over As-4 van het Leaderproject – na controle niet blijkt te voldoen aan de Europese criteria, zit je met de gebakken peren en moet het terugbetaald worden. Zo'n project moet dus wel voldoen aan de criteria die daaraan gesteld worden. Ik herhaal mijn uitnodiging aan mevrouw Jacobi om eventuele knelpunten aan mij te overleggen. Dan zorg ik dat ze zorgvuldig behandeld worden.
Mevrouw Jacobi vraagt wanneer er zicht is op uitkomst. Ik ben zowel met de sector als met ngo's in goed overleg om die afspraken uit te werken. Als ik het goed schat, is de uitkomst er uiterlijk in februari volgend jaar.
Mevrouw Van Veldhoven heeft gevraagd naar de huurprijs van oesterpercelen. Als we het over huizen hadden, zouden er heel veel wensen binnenkomen, denk ik. Dit is echter gebaseerd op verschillende aannames waaronder de opbrengst per hectare. Dat is goed gebruik. De opbrengst per hectare is aanzienlijk gedaald. Daarom hebben we de huurprijs naar beneden bijgesteld. We zijn daarbij niet over een nacht ijs gegaan, integendeel, we hebben een heel zorgvuldige afweging gemaakt, dus ik denk dat het verantwoord is.
Mevrouw Van Veldhoven heeft nog gevraagd naar het uitzetfonds van de sector. Ik heb al gezegd dat dat is gekoppeld aan verkoop van paling. De consument betaalt er dus voor. Hoe meer die eet, hoe meer centjes erin zitten. Het is nog niet bekend hoeveel er in het fonds zit, maar ik zal aan de sector vragen of hij mij of mijn ambtsopvolger daarvan op de hoogte wil stellen. Zodra die daarvan op de hoogte is, is hij of zij graag bereid om het met de Kamer te delen.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Voorzitter. The devil is sometimes in the details, vandaar mijn gedetailleerde vragen, waarvoor mijn excuses.
Ik krijg nog graag een toelichting op de norm. Die heb ik eerder gevraagd, maar niet gekregen. We hebben gezien dat er een vertaling is gemaakt van 40% van de oude gezonde stand naar 40% van de huidige stand. Misschien wil de minister nog zeggen of dat inderdaad een verlaging van de norm inhoudt en, zo ja, wat dat dan betekent.
Mevrouw Jacobi (PvdA): Concreet heb ik een voorstel gedaan voor een pilot in Friesland met decentraal aalbeheer onder alle restricties. Daarop heeft de minister niet gereageerd.
Ik heb voorgesteld om de provincies de regie te geven over de visstandbeheercommissies. Daarop heb ik ook niet echt een concreet antwoord gekregen.
Over de As-4 (Leader) en de EVF-gelden heb ik het ministerie een heel pak papier geleverd. Dat werd gebagatelliseerd en afgedaan met: ze doen zo vervelend in Groningen en Friesland. Het gaat er mij om dat innovatieve projecten die in mijn beleving eerder bij het Visserij Innovatie Platform (VIP) thuishoren, tegengewerkt zijn. Met collega Koppejan heb ik indertijd een motie ingediend, die aangenomen is, om het VIP ook van toepassing te laten zijn op de Waddenzee. Daarover krijg ik graag duidelijkheid.
Ik heb ook geen concreet antwoord gekregen op wanneer het gerechtelijke geding over de garnalenvisserij eens afgelopen is. Dat is al een jaar of vier aanhangig.
De voorzitter: Dat laatste betreft de mededingingsaspecten en de boete.
De heer Koppejan (CDA): Ik sluit mij graag aan bij dat laatste. Voor het overige heb ik geen opmerkingen. Ik bedank de minister voor haar antwoorden.
De heer Dijkgraaf (SGP): Voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording. Allereerst snijd ik een algemeen punt aan. Ik wil – en ik denk dat ik namens de collega's spreek – afstand nemen van de opmerking van de minister dat uit onze opmerkingen blijkt wat onze bronnen zijn. Ik denk dat al mijn collega's en ik zich door beide en alle relevante kanten laten informeren. Als wij tot een andere afweging komen, wil dat niet zeggen dat we ons eenzijdig laten leiden door een van de bronnen.
De voorzitter: De minister heeft het gehoord.
De heer Dijkgraaf (SGP): Het lastige aan de splitsing van de visrechten is dat er een ongelijke onderhandelingspositie is. Dat blijft zo; ik begrijp en ken de geschiedenis. Toch overweeg ik – ik denk dat ik mede namens andere collega's en mogelijk een meerderheid van de Kamer spreek – om hierover een motie in te dienen. Ik hoor dus graag nader van de minister wat al dan niet de mogelijkheden zijn. We zouden het ook conditioneel kunnen formuleren, in de zin dat als ze er niet tijdig uitkomen, de splitsing plaatsvindt. Ik denk dat we dit punt wel serieus moeten nemen, gezien alle problemen in de onderhandelingssituatie.
Tot slot begrijp ik wat de minister over het «1-novemberuitstel» zegt, dus dat dit alleen wordt gegeven indien nodig, maar toch heb ik een vraag. Het toetsingskader is tegen die tijd niet klaar. Als het dan zo van belang is om tijdig tot oplossingen te komen, waarom staat dat dan niet ter beschikking van de sector?
De heer Van Gerven (SP): Ik heb geen behoefte aan een tweede termijn.
Mevrouw Gerbrands (PVV): Ik sluit mij graag aan bij de heer Dijkgraaf van de SGP-fractie, want de minister zegt dat we na twaalf jaar eindelijk moeten doorpakken. De signalen die wij over de samenwerking krijgen, zijn echter niet zo hoopvol. Hoe lang gaan we het proberen? Bestaat daarna wel mogelijkheid tot splitsing van de rechten?
Mevrouw Ouwehand (PvdD): De minister sprak over het vangstverbod dat nu geldt voor paling. Hoe wordt dat precies gehandhaafd?
Wij hebben met de minister van Verkeer en Waterstaat schriftelijk overleg gevoerd over de vergunningverlening voor een nieuwe waterkrachtcentrale bij Borgharen. Ik ga daarover een VSO aanvragen en een motie indienen, want het lijkt mij vanwege de ondeugdelijke visgeleidingssystemen geen goed plan dat die waterkrachtcentrale er komt. Ik leg het maar vast even bij de minister in de week, want ik denk dat zij het mobiele telefoonnummer van Camiel Eurlings wel heeft. Ik zou graag zien dat LNV een dergelijke motie warm kon aanbevelen aan de Kamer.
De heer El Fassed (GroenLinks): Voorzitter. De minister noemde het decentraal aalbeheer een experiment. Decentraal aalbeheer kan slagen als er aan de randvoorwaarden wordt voldaan. Ik constateer dat dit niet het geval is.
In het voorgaande debat had minister Klink het over een dubbel slot. Nu vraag ik mij over de effectiviteit, doelmatigheid en overlevingskansen af welk dubbel slot de minister op dit experiment heeft en hoeveel tijd de minister van plan is om aan dit experiment te geven. De tijd dringt namelijk en het gaat hier om duidelijke keuzes.
Minister Verburg: Voorzitter. Ik dank de Kamer voor de inbreng in tweede termijn. De eerste vraag van mevrouw Van Veldhoven gaat over de 40%-norm, die uit de Europese aalverordening komt. Er is geen andere uitleg dan die verordening. Er is geen oude norm en geen huidige norm. Het gaat om 40% en die komt rechtstreeks uit de Europese aalverordening.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Er is dus geen vertaling gemaakt? Is de norm rechtstreeks overgenomen?
Minister Verburg: Ja.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Wij hadden begrepen dat er een vertaling was gemaakt. Vandaar dat ik vroeg wat het effect daarvan was.
Minister Verburg: Nee, we hebben de norm rechtstreeks overgenomen, zoals wij wel vaker doen, meestal zelfs.
Mevrouw Jacobi heeft gevraagd naar de pilot met decentraal aalbeheer. De provincie is daarbij betrokken. Zij zit ook in de begeleidingscommissie. Mevrouw Jacobi heeft gevraagd of er geen sprake kan zijn van meer beheer bij provincies. Ik meen dat zij daarop vaker gezinspeeld heeft. Ik weet niet of het echt een goed idee is, omdat heel veel wateren door provincies natuurlijk grensoverschrijdend zijn en omdat je de kans loopt dat de ene provincie het op de ene manier vormgeeft en de andere op de andere manier. Dat leidt tot verwarring bij vissers en sportvissers. Als het moet, moeten provincies dat maar aangeven of met een plan komen. Dan laat ik het graag aan mijn ambtsopvolger over.
Mevrouw Jacobi heeft liever dat de projecten door het VIP worden gefinancierd dan door de Leader As-4. Het hangt er natuurlijk wel een beetje van af waar ze worden aangevraagd. Met de leaderprojecten en de vierde as is rechtstreeks Europees geld gemoeid. In het VIP zit ook wat geld, maar er moet een heldere keuze door de projectaanvrager zelf worden gemaakt. Ik heb het VIP de instructie gegeven dat het moet gaan om innovatieve visserijmethoden, visserijaanpak en verduurzaming. Het opzetten van een versevismarkt vind ik daar een beetje een afgeleide van. Mij lijkt dat mevrouw Jacobi nog even goed moet nadenken over dit punt.
Wanneer is dat mededingingsverhaal afgelopen? Op die vraag van mevrouw Jacobi moet ik het antwoord echt schuldig blijven, want het is niet in overheidshanden, maar in handen van de NMa, de mededingingsautoriteit. Die heeft daar zo zijn eigen procedures voor; daar treed ik niet in.
Tegen de heer Dijkgraaf en mevrouw Gerbrands kan ik zeggen dat ik de wens van de Kamer over de schubvis begrijp. Ik ben dan ook voornemens om dit onderwerp op de agenda te zetten voor het overleg dat ik van plan ben, te gaan voeren. Ik zie dat punt wel, maar we moeten ook de geschiedenis ervan niet vergeten, dus hoe het indertijd tot stand is gekomen. Daar zul je toch ook rekening mee moeten houden. Mijn verzoek aan beide Kamerleden is om daar nu geen motie over in te dienen. Dan zeg ik hun toe dat ik het overleg over schubvisrechten op korte termijn voer, daarbij in mijn achterhoofd houdend wat er zoal in de Kamer speelt, en dat ik de Kamer over de uitkomst ervan informeer. Dan kunnen zij alsnog een motie indienen. Nu vraag ik hun om vertrouwen dat ik dit als serieus punt op de agenda zet zonder daar al een gedetailleerde uitkomst voor te hebben. Ik informeer de Kamer er zo spoedig mogelijk over.
De heer Dijkgraaf (SGP): Ik wil een vraag stellen, want het antwoord daarop kan de motie misschien voorkomen. Ik kan hierin wel meegaan, maar wil de minister in het overleg wel nadrukkelijk aangeven dat er mogelijk een Kamermeerderheid voor een motie is waarmee die splitsing wel degelijk ...
Minister Verburg: Nee, dat doe ik niet, want dan loop ik vooruit op stemmingen in de Kamer. Ik kan ook heel goed tellen. Wel zal ik zeggen dat er ideeën leven in de Kamer om dit soort moties in te dienen. Mij lijkt dat dit voldoende effectief is om daarover het gesprek te openen, afgezien van het feit dat ik verwacht dat men er wel over wil spreken, omdat er een gezamenlijk belang is om eruit te komen. Ik dank de Kamerleden voor het vertrouwen. Ik informeer hen zo spoedig mogelijk.
Ik weet niet waar de opmerking over het toetsingskader vandaan komt, maar het lijkt erop dat de visstandbeheercommissies of partners ergens achter wegkruipen. Er is namelijk duidelijkheid over waar het visplan aan moet voldoen. Er is dus geen enkele belemmering voor het opstellen van het visplan. Partijen weten wat erin moet; de waterbeheerder zal het moeten goedkeuren. Ik begrijp de vraag naar het toetsingskader dus niet helemaal, want het is duidelijk. Er is dus geen belemmering om het gewoon op te stellen.
De heer Dijkgraaf (SGP): Ook hierover stel ik graag een vraag om een motie te voorkomen. De minister zegt dus dat er later geen toetsingskader komt waarin nieuwe dingen staan die de sector nu niet bekend zijn?
Minister Verburg: Nee, alles is bekend. In eerste termijn heb ik in antwoord op een vraag van de heer Van Gerven gezegd dat ik niet van plan was om criteria in verband met dierenwelzijn op te nemen. De elementen zijn nu bij alle spelers bekend. Ik roep hen samen met u op om aan te slag te gaan, het te doen, omdat het in het belang van hun sport is, het in het belang van hun beroep is, het in het belang van het waterbeheer is en het in het belang van de visstanden is.
Mevrouw Ouwehand vraagt hoe het aalverbod wordt gehandhaafd. Dat gebeurt op dezelfde manier als vorig jaar, namelijk door onze handhavers. Zij heeft melding gemaakt van een VSO met Verkeer en Waterstaat. Ik kan haar bijna garanderen dat als zij Camiel Eurlings iets vraagt, zij niets gedaan krijgt, maar als zij de minister van Verkeer en Waterstaat iets vraagt, krijgt zij in ieder geval antwoord. Dat lijkt mij dus aan te bevelen. Verder neem ik daar kennis van.
De heer El Fassed vraagt hoe het zit met regionale termijnen. Doelt hij daarmee op het aalbeheerplan?
De heer El Fassed (GroenLinks): Ja.
Minister Verburg: We zullen het Europees moeten toetsen, maar het ziet er goed uit. De rapportages daarover zijn gunstig, dus wellicht kunnen wij er volgend jaar mee uit de startblokken. We moeten ten minste gedurende een periode goed experimenteren. Als andere regio's die startblokken vast gaan verkennen, is daar natuurlijk niets mis mee.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Dat er door handhavers wordt gehandhaafd, snap ik. De vraag is alleen of vissersboten die uitvaren worden gecontroleerd. Dat is de vraag. Hoe wordt het vangstverbod gehandhaafd? Ik ben daar benieuwd naar.
Minister Verburg: Volgens mij hebben wij daar vorig jaar ook uitvoerig over gesproken. Toen ging het ook nog over het vissen op de wolhandkrab. Schepen worden gecontroleerd. Dit wordt bijgehouden door de mensen van onze nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit. De handhaving verloopt zeer zorgvuldig. We weten ongeveer waar aal aan land wordt gebracht, want daar zit een bepaald patroon in. Steekproefsgewijs handhaven we dit. Uit de eerste onderzoeken blijkt dat het heel behoorlijk gaat.
De voorzitter: Ik concludeer. De minister heeft in mijn beleving twee toezeggingen gedaan, allereerst om schriftelijk terug te komen op de cijfers over de intrek van de glasaal. Die moeten van IMARES komen. In de tweede plaats heeft de minister toegezegd dat zij de Kamer informeert, zodra zij met de beroeps- en de sportvissers over de schubvis en de aalproblematiek heeft overlegd.
Ik meld dat om 13.00 uur de regeling van werkzaamheden is. Ik vraag dan namens u een VAO over paling en dioxine aan. Uit de bewegingen die de commissieleden nu maken, maak ik op dat er geen directe behoefte aan is dat ik over dit algemeen overleg een VAO aanvraag. Mocht dat wel het geval zijn, dan laat ik dat graag aan uw eigen overwegingen nog eens …
De heer Van Gerven (SP): Ik wil wel dat het tweede gedeelte van dit algemeen overleg wordt betrokken bij de VAO-aanvraag.
De voorzitter: Dat is helder en in elk geval pragmatisch, want dat voorkomt een dubbele sessie. Het VAO wordt aangevraagd. Nu hebben we alles gehad. We zijn een minuut over tijd, maar we zijn twee minuten te laat begonnen, dus we hebben het met zijn allen weer goed gedaan. Dank u wel.