Vastgesteld 23 juli 2010
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1, de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties2, de vaste commissie voor Financiën3 en de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport4 hebben op 1 juli 2010 overleg gevoerd met minister Donner van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en minister De Jager van Financiën
− de brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 18 juni 2010 over de uitvoering van de motie-De Pater-Van der Meer/Heijnen (32 123-VII, nr. 31) over de uitvoering van de EU-verordening voor coördinatie van de socialezekerheidsvoorzieningen (26 834, nr. 33);
− de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 30 juni 2010 inzake de mogelijke voordracht voor de inning van de verdragsbijdrage van het CVZ van de Belastingdienst (reactie op motie-De Pater-Van der Meer/Heijnen) (31 490, nr. 45).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Van Gent
De fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
De Krom
De fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Financiën,
Blok
De fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
Smeets
De griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Esmeijer
Voorzitter: Van Hijum
Griffier: Van de Wiel
Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Van Hijum, Graus, Van der Burg, De Wit, Koopmans, Klaver, Smeets,
en minister Donner van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en minister De Jager van Financiën, die vergezeld zijn van enkele ambtenaren van hun ministerie.
De voorzitter: Gezien de beperkte tijd stel ik voor de eerste termijn voor elke spreker een spreektijd van twee minuten voor. Ook krijgt elke spreker twee interruptiemogelijkheden. Vandaag zijn verschillende bewindslieden aanwezig. Ook zijn Kamerleden van verschillende commissies aanwezig. Ik heb begrepen dat er zelfs Kamerleden aanwezig zijn die geen lid zijn van een van deze commissies. Ik wil het even formeel doen en stel daarom bij dezen voor om aan deze leden ontheffing te verlenen of er in ieder geval geen probleem van te maken dat zij vandaag het woord voeren. Dat is bij dezen geregeld. Ik geef het woord aan de heer Graus van de PVV-fractie.
De heer Graus (PVV): Voorzitter. Op 3 juli 2008 hebben we hier ook al gezeten. Op dezelfde dag is een motie-Graus aangenomen op dit dossier. Ook op 2 juli 2009 is dit gebeurd. Nu is het 1 juli 2010. Gekker moet het niet worden. Het wordt een hattrick. We komen ieder jaar op de laatste dag voor het reces bij elkaar om over dit dossier te spreken. Inmiddels zijn er vier aangenomen moties die niet worden uitgevoerd. Het begint een kat-en-muisspel te worden. Het lag bij LNV, BZK, SZW en VWS. Nu zit hier de minister van Financiën. Ik begin dit kat-en-muisspelletje spuug- en spuugzat te worden.
Er hangen heel donkere wolken boven Parkstad Limburg. Het is een economisch achtergesteld gebied dat erg met krimp en vergrijzing te maken heeft. Ook is het werkloosheidscijfer er heel hoog. Als balkon van Europa behoort het in Zuid-Limburg juist zonnig te zijn. Zuid-Limburg is dadelijk nog veel belangrijker dan de Randstad; daar komen we nog wel achter met zijn allen. Nu moet er hulp komen voor Parkstad Limburg. Ik heb ooit gevraagd om minimaal een gelijkwaardig aantal arbeidsplaatsen en/of gelijkwaardige vervangende functies in Parkstad Limburg, mocht het hoofdkantoor van AID toch verplaatst worden. Op een gegeven moment kwam er zelfs een toezegging van 250 arbeidsplaatsen. Daar wil ik de demissionaire regering graag aan houden. Ik verzoek dan ook minimaal om de motie-De Pater-Van der Meer/Heijnen uit te voeren. Immers, de aangenomen moties-Graus en de motie van het CDA en de PvdA, de motie-Atsma/Waalkens, zijn inmiddels mosterd na de maaltijd. We moeten het dus met second best moties gaan doen. Het is een goed democratisch gebruik om door de Kamer aangenomen moties uit te voeren volgens het dictum van de indiener. Al drie jaar lang – op 3 juli 2008, op 2 juli 2009 en op 1 juli 2010 – komt het neer op een infarct voor de parlementaire democratie. De betrouwbaarheid wordt ondermijnd. De regeringspartijen hebben al een flink pak op de broek gehad, met name van de Limburgse kiezer. Ik wil vandaag graag een toezegging van beide ministers dat de 250 beloofde arbeidsplaatsen naar Parkstad Limburg komen. Het zou mij eerlijk gezegd een worst wezen of deze arbeidsplaatsen bij de Belastingdienst of waar dan ook terechtkomen. Ze moeten er in ieder geval komen. Daar krijg ik graag een toezegging over.
Minister Donner: Mag ik één vraag stellen? Kan de heer Graus mij de bron van de toezegging van 250 arbeidsplaatsen noemen?
De voorzitter: Ik stel voor dat wij de discussie via de voorzitter voeren, maar ik sta deze vraag toe.
De heer Graus (PVV): Ik heb een dossier aangemaakt. Op een gegeven moment wordt erover gesproken dat er bij de Belastingdienst 248 arbeidsplaatsen komen. Inderdaad zijn dat er niet exact 250.
Minister Donner: Kunt u mij aangeven waar van de zijde van de regering iets is toegezegd over 250 werknemers? Ik heb het dus niet over de dossiers die u hebt samengesteld, maar over de toezeggingen van de regering.
De voorzitter: Ik verzoek de minister om te letten op de orde die de voorzitter graag wil handhaven.
De heer Graus (PVV): Laat de andere mensen eerst het woord voeren, dan pak ik de stukken erbij.
De heer De Wit (SP): Voorzitter. We spreken over de nasleep van het verdwijnen van het kantoor van de AID in Kerkrade. Zoals mijn collega zojuist heeft gezegd, is op zijn minst een reeks moties aangenomen. In het begin waren deze moties bedoeld om te proberen tegenhouden dat de AID zou verdwijnen, maar dit is nu een feit. Nu zijn er minimaal drie moties waarmee compensatie van het verlies van arbeidsplaatsen wordt beoogd. Dit is de motie-Atsma/Waalkens, de motie-De Pater-Van der Meer/Heijnen en de motie-Graus van juli 2008. Wat hebben deze moties met elkaar gemeen? Compensatie van de weggevallen arbeidsplaatsen door hoogwaardige arbeidsplaatsen. In de motie-De Pater-Van der Meer/Heijnen zijn verder een suggestie en een dringend verzoek aan de regering gedaan om de Europese verordening over grensarbeiders voortaan te laten uitvoeren door de dienst Buitenland van de Belastingdienst in Heerlen.
We praten over Limburg. Mijn collega heeft de situatie al uitvoerig geschetst. Er is een hoge werkloosheid. Deze is enkele malen hoger dan het landelijk gemiddelde. Er is sprake van een dubbele vergrijzing en van een confrontatie met krimp. De jongeren trekken weg uit de provincie en komen niet meer terug, om de simpele reden dat er geen passende werkgelegenheid is. Het kabinet zorgt ervoor dat de werkgelegenheid wegvalt en voert niet de moties uit die door de Kamer zijn aangenomen. Sterker nog, het kabinet spreekt met drie monden. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid schrijft in de brief van 18 juni dat hij helemaal niets voor de plannen met de Belastingdienst voelt. De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, mevrouw Bijleveld, zei vorige week dat zij eigenlijk weinig mogelijkheden zag. Als er in de toekomst iets mogelijk zou zijn, dan zou zij daaraan denken. Minister Klink schrijft in de brief van gisteren dat het eigenlijk niet uitmaakt; de verordening kan worden uitgevoerd door het College voor zorgverzekeringen en door de Belastingdienst. Volgens hem is het woord dus eigenlijk aan de minister van Financiën. De argumentatie die de minister van Sociale Zaken gebruikt klopt niet. Het College voor zorgverzekeringen zegt dat het vanuit overwegingen van administratieve doelmatigheid beter is om het over te hevelen. De andere instanties die de minister noemt zijn naar mijn oordeel minder geschikt om de regeling uit te voeren. Het kabinet is er niet unaniem over. Daarom verzoek ik de bewindslieden hier toe te zeggen dat de vervangende werkgelegenheid bij de Belastingdienst er komt. In de tweede plaats zou ik ook nog willen wijzen op de uitvoering van de motie-Atsma, die bedoelt om binnen een jaar duidelijkheid te geven over de compensatie. Daarover wil ik ook nog graag iets vernemen van het kabinet.
De heer Koopmans (CDA): Voorzitter. De regio Parkstad Limburg is een regio met een bovengemiddelde hoeveelheid problemen, door werkloosheid en krimp. Maar het is in mijn ogen ook een regio met bovengemiddelde kansen. Kijk naar de ligging in de buurt van Aken. Daar wordt meer dan 2 mld. geïnvesteerd. Het is ook een regio met bovengemiddelde investeringen door het Rijk en de provincie. Ik heb er hier een overzicht van, dat ik verder niet zal voorlezen. Er staat in dat Rijk en provincie in de afgelopen drie jaar meer dan 300 mln. hebben geïnvesteerd of hebben toegezegd. Het is terecht dat dit gebeurt. Er is ook sprake van een bovengemiddelde aandacht van deze Kamer voor deze regio. Er is verder een bovengemiddeld aantal aangenomen moties die niet zijn uitgevoerd. De namen van de indieners zijn allemaal al genoemd.
De CDA-fractie is van opvatting dat de brief van de minister van VWS aanknopingspunten biedt om de motie-De Pater-Van der Meer/Heijnen uit te voeren. Laat ik het meest hoopgevende deel uit de communicatie van de regering met de Kamer er maar even bij pakken. Ik vraag de minister van Sociale Zaken of hij bereid is om enthousiast te kijken of op een slimmere manier – nu wordt op drie plekken gewerkt aan de uitvoering van de verordening – de werkgelegenheid geconcentreerd kan worden. Misschien kunnen we het dan netto wel met minder mensen doen, zodat de werkgelegenheid in Limburg terechtkomt, bij de Belastingdienst in Heerlen. Dát zouden wij graag willen.
Ik maak een laatste kanttekening. Ik wil nergens voor weglopen, maar ik wil wel alles in perspectief blijven zien. Alle partijen hier aan tafel, de ene in mindere en de andere bij wijze van spreken in driedubbele mate hebben in hun verkiezingsprogramma aangegeven dat zij in de komende periode forse aanslagen gaan plegen op de hoeveelheid ambtenaren in dit land. Ik denk dus dat de overigens terechte vragen en eisen van de Kamer mede in dit licht bezien mogen en moeten worden.
De heer Klaver (GroenLinks): Voorzitter. Als nieuw Kamerlid val je van de ene verbazing in de andere. Ik ben hier fantastisch ontvangen door de Kamerorganisatie. Ik ben verbaasd over het hoge niveau van mijn collega's, ook hier aan tafel. Maar ik was ook heel erg verbaasd over de motie-De Pater-Van der Meer/Heijnen, hoe detaillistisch deze motie ook was. De minister legt in een brief uit waarom deze motie niet uitgevoerd wordt. Deze brief vond ik eigenlijk heel helder. Ik kan er in grote lijnen bij aansluiten. Zoals collega Graus zojuist zei, is het natuurlijk belangrijk dat Kamerbreed aangenomen moties worden uitgevoerd. De geest van deze motie en van de andere moties is dat we ons zorgen maken over de economische positie van Limburg. Ik ben het met mijn collega Koopmans eens dat daar grote kansen liggen, maar we zien ook dat de werkloosheid in Parkstad Limburg momenteel tweemaal zo hoog is als in de rest van Nederland. Ik wil de minister dan ook vragen of en, zo ja, welke taak hij voor zichzelf ziet weggelegd om Limburg erbij te helpen om uit deze situatie komen. Ik bedoel dit breder dan te zeggen dat er meer ambtenaren richting Limburg moeten worden geschoven. Ik wil niet dat we hier over vier jaar weer zitten, omdat dan bijvoorbeeld zou worden besloten dat de Belastingdienst op een andere plek gehuisvest gaat worden. Hoe kunnen we Limburg versterken?
Ik wil afsluiten met een opmerking van een raadslid uit Kerkrade, met wie ik vanmiddag sprak. Hij stelde mij op de hoogte van de situatie aldaar. Hij deed een uitspraak die ik als Brabander ook wel begrijp: wij horen er ook bij.
De voorzitter: Ik heet ook minister De Jager van Financiën welkom. Fijn dat u ook kunt aanschuiven. We zijn al begonnen, maar ik denk dat u de draad van het debat wel kunt oppakken. We hebben er alle begrip voor dat u later bent in verband met de bespreking van de Voorjaarsnota.
Mevrouw Smeets (PvdA): Voorzitter. Tegen mijn collega van GroenLinks wil ik zeggen: De Limburgers horen er niet alleen bij, ze vormen zelfs het middelpunt van Europa. Dat is een heel belangrijk punt voor Parkstad Limburg.
Werk, werk en werk is bijzonder belangrijk voor Zuid-Limburg, in het bijzonder voor Parkstad Limburg. Het mag niet gebeuren dat juist deze regio extra hard getroffen wordt door het wegvallen van rijksdiensten. Keer op keer heeft de PvdA-fractie samen met andere fracties moties aangenomen, vier in totaal, waarin werd gevraagd om bij reorganisaties van de rijksoverheid rekening te houden met de versterking van de economische structuur van deze gebieden, die vaak krimpgebieden zijn. Het vertrek van de AID was een ontzettend grote klap voor Parkstad Limburg. Maar er was in de regio hoop toen er in november een breed aangenomen motie kwam van de PvdA en het CDA, waarin verzocht werd om de Belastingdienst in Heerlen de verdragsbijdrage te laten uitvoeren.
De brief van 18 juni van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid was een klap in het gezicht voor Parkstad Limburg, omdat het reikhalzend uitkeek naar de nieuwe mogelijkheden voor de werkgelegenheid. De minister geeft in zijn brief vrij cijfermatig aan waarom hij de motie niet kan uitvoeren. Ziet de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ook de urgentie voor dit gebied? Is hij het met de Partij van de Arbeid eens dat de feiten rondom Parkstad Limburg voor zich spreken? In de brief van 30 juni van minister Klink kunnen wij lezen dat de minister van Financiën nog bezig is met het in kaart brengen van de voors en tegens van een dergelijke overdracht. Dat was al meer open en onbevangen, zoals de minister zelf ook schrijft. Dat geeft dus hoop. Fijn dat de minister van Financiën inmiddels is aangeschoven. Ik weet dat hij een heel drukke dag heeft in de plenaire zaal. Ik kan hem direct een vraag stellen. Aan de minister van Financiën wil ik vragen of hij het rapport Regelgeving verdragsgerechtigden kent. Dit rapport komt uit 2007 en is afkomstig van het College voor zorgverzekeringen. Uit dit rapport komen heel duidelijk het belang van de verdragsgerechtigden alsmede een vereenvoudiging van de administratieve lasten naar voren, wat deze minister toch bijzonder moet aanspreken. Om deze twee zaken is het volgens het rapport van belang dat er een overheveling plaatsvindt. Ik vraag daarom aan het demissionaire kabinet om voortgang te maken met de invulling van vervangende werkgelegenheid in de regio. We begrijpen dat dit kabinet demissionair is. Daarom moet het ervoor zorgen dat het de voorbereiding voor een volgend kabinet zo op orde heeft dat er geen tijd meer verloren gaat en dat er een basis gelegd wordt. Ik hoop van ganser harte dat de minister van Werkgelegenheid samen met de minister van Financiën heel goed kijkt naar de overheveling. Dan zal Parkstad Limburg de minister zeer dankbaar zijn.
Mevrouw Van der Burg (VVD): Voorzitter. Er is al voldoende gememoreerd aan de verschillende moties die zijn ingediend en die niet zijn uitgevoerd. Ik zal het verder achterwege laten om dit te memoreren. We hebben dit debat al eerder gevoerd met onder anderen de bewindspersoon van Binnenlandse Zaken en Justitie, minister Hirsch Ballin. Ik ga mijzelf niet herhalen. Ik neem aan dat dit bekend is.
De VVD is blij met de brief van de minister van VWS inzake de overdracht van de inning van de verdragsbijdrage van het College voor zorgverzekeringen naar de Belastingdienst. De minister geeft namelijk aan dat de overdracht wat hem betreft geen probleem is en dat het aan de Belastingdienst is om dat te bepalen.
De VVD constateert ten eerste dat de inhoud van deze brief totaal anders is dan de eerste brief over dit onderwerp van de minister van SZW, mede namens zijn collega van VWS en Financiën.
De VVD constateert ten tweede dat deze brief van de minister van VWS, in combinatie met het advies van het College voor zorgverzekeringen, alleen maar kan leiden tot de conclusie dat de inning beter en efficiënter gedaan kan worden door de Belastingdienst en dat ook de grensarbeiders daarvan heel veel plezier zullen hebben, doordat zij één aanspreekpunt hebben. Ook dat is een vurige wens van deze mensen.
De VVD constateert ten derde dat de uitspraken van de minister van Financiën tijdens de gemeenteraadscampagne te Heerlen, dat de Belastingdienst Buitenland deze taak goed kan en wil uitvoeren, slechts tot de eindconclusie kan leiden dat vandaag de toezegging komt van de bewindslieden dat Belastingdienst Buitenland deze taak gaat uitvoeren. Ik krijg deze toezegging graag.
De VVD constateert ten vierde dat hiermee een einde zal komen aan de kennelijke stammenstrijd tussen SZW en Financiën en dat eindelijk uitvoering wordt gegeven aan alle moties. Dan wordt recht gedaan aan Limburg. Laten we deze mooie zonnige dag ook voor Limburg laten eindigen met een zonnige toekomst, doordat de toezegging er komt en doordat de minister aangeeft per wanneer deze geïmplementeerd wordt. Dan krijgen we daarover niet weer een eindeloos gesoebat.
Minister Donner: Ik verzoek om vijf minuten schorsing. Krijg ik ondertussen van de heer Graus de stukken waarop hij de toezegging baseert?
De heer Graus (PVV): Het is inderdaad zo dat de heer Donner een punt heeft. Ik had het woord «toezegging» niet mogen noemen in mijn spreektekst. Het is namelijk zo: indien de uitvoering van de genoemde Europese verordening wordt opgedragen aan het kantoor Buitenland – indien de motie-De Pater-Van der Meer/Heijnen dus zou worden uitgevoerd – levert dat 248 plaatsen op. Dat is dus geen toezegging geweest van de regering.
Minister Donner: Waar haalt u dat vandaan?
De heer Graus (PVV): Die gegevens komen bij de Belastingdienst zelf vandaan. Er zou plek zijn voor 248 arbeidsplaatsen indien de uitvoering van de genoemde Europese verordening wordt opgedragen aan kantoor Buitenland van de Belastingdienst in Heerlen. Ik zat inderdaad helemaal fout door te zeggen dat er een toezegging was gedaan. Dat woord heb ik nu doorgestreept.
De voorzitter: De minister kan hier dadelijk op reageren. Dank voor deze informatie. De vergadering wordt geschorst.
Minister Donner: Voorzitter. Het is goed dat wij dit debat voeren, gezien de volstrekt uiteenlopende verhalen die kennelijk allemaal onder de gemeenschappelijke noemer «Zuid-Limburg» bij elkaar gebracht zijn. Ik begrijp dat er onrust kan ontstaan in Zuid-Limburg, waar de werkgelegenheidsituatie slechter is dan in de rest van het land. Het is niet zo dat de werkloosheid in Limburg twee keer zo hoog is als in de rest van het land, zoals hier gezegd werd. Maar dat doet er niet toe; de werkloosheid is hoger dan elders in het land. In Zuid-Limburg is deze nog weer hoger dan in Limburg als geheel. Dat is geen situatie die specifiek en rechtstreeks het gevolg is van de crisis, hoewel Limburg als toeleverancier van de Duitse industrie in het Ruhrgebied wel als een van de eerste regio's getroffen is, ook in de maakindustrie. Tegelijkertijd heb ik goede hoop dat Limburg daardoor ook als een van de eerste regio's weer profiteert van het opleven van de bedrijvigheid in Duitsland. De werkloosheid is er ook de oorzaak van dat een groot deel van de deeltijd-WW aan Zuid-Limburg besteed is en dat via de Mobiliteitscentra zo goed mogelijk is gewerkt om te bekijken hoe we mensen daar zo snel mogelijk naar andere banen kunnen brengen. In de Kamer bestaan zorgen over onder andere het vertrek van de AID uit Limburg. Dit vertrek is ook voor de regering een punt van zorg geweest.
Het beeld is dat alle moties over hetzelfde onderwerp gingen. Het lijkt mij daarom goed om te memoreren dat de eerste motie van de heer Graus, op 3 juli 2008, een verzoek bevatte om de AID te behouden voor Zuid-Limburg. Het moge duidelijk zijn dat die motie niet wordt uitgevoerd door het kabinet. Het behoud van de AID voor Zuid-Limburg is geen mogelijkheid. Dit is ook medegedeeld in een brief van 23 juni 2009 van de minister van Landbouw. Daarin staat de uitkomst van de afwegingen inzake de AID en wordt ingegaan op de analyse, ook van de minister van Binnenlandse Zaken, van de effecten van de taakstelling op de provincie Limburg. Vervolgens is daar een tweede motie-Graus over gekomen, op 2 juli 2009. Daarin staat het verzoek om compenserende werkgelegenheid.
Ook de heer Atsma en de heer Waalkens hebben een motie ingediend. Daarin stond een verzoek om het creëren van hoogwaardige werkgelegenheid in de regio Parkstad Limburg. Op die moties is gereageerd op 16 september 2009 door de minister van Binnenlandse Zaken. Deze gaf toen duidelijk aan dat het kabinet geen regionaal economisch beleid voert. Bij de vestigingskeuze van organisaties van het Rijk staan de efficiency en de optimale dienstverlening voorop. Daarom is het kabinet terughoudend met het creëren van compenserende werkgelegenheidsmaatregelen, zoals de vestiging van overheidsdiensten in de regio Parkstad Limburg. Het beleid is dus vrij consistent geweest en laat aan duidelijkheid niets te wensen over. Dit laat onverlet dat ik de zorgen van de Kamer geheel deel. Daarom ben ik ook van mening dat we zullen moeten bekijken waar mogelijkheden zijn om binnen de aangegeven grenzen een oplossing te bieden voor Limburg. Dit is ook eerder aan de orde geweest tijdens een discussie met minister Klink over de werkzaamheden van het college dat zich met ziektekostenverzekeringen bezighoudt. Ik begrijp dat dit ook is gewisseld.
Ondertussen werd de motie-De Pater-Van der Meer/Heijnen op 23 november 2009 ingediend. Ik wijs erop dat deze motie op geen enkele wijze werd toegelicht, maar door mevrouw De Pater-Van der Meer op het allerlaatste moment werd toegevoegd. Dat heeft zijzelf ook uitdrukkelijk zo gezegd. In deze motie is opeens sprake van een overweging van de Kamer dat met de uitvoering van de Europese verordening over de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels enkele honderden arbeidsplaatsen gemoeid zijn. Dit getal berust op geen enkele discussie met het kabinet, maar wordt uit de lucht gegrepen. In de discussie wordt dit getal ook verder niet toegelicht. U kunt dit natrekken in de Handelingen. De toenmalige minister van Binnenlandse Zaken heeft erop gewezen dat zij contact heeft opgenomen met de staatssecretaris die over de belastingen gaat. Hij was toen nog staatssecretaris, inmiddels is hij minister. Toen al, maar nu nog sterker, door alle verkiezingsprogramma's waarin partijen de overheid met ongeveer 25% willen reduceren, is het moeilijk om tot uitbreiding te komen. In ieder geval werd er bekeken hoe het efficiënter en goedkoper kan. Er is toen ook toegezegd dat er een reactie zou komen op de motie. Deze reactie hebt u gekregen met de brief van 18 juni. Het was eerder niet mogelijk om te reageren, doordat het vrijwel niet duidelijk was wanneer de verordening zou worden aangenomen. Let wel, we hebben het dan over de Europese verordening over de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels. Daar ging de motie-De Pater-Van der Meer/Heijnen over en daar ging ook de brief van 18 juni over. De materie die in de brief van minister Klink aan de orde komt, heeft daar geen betrekking op. Deze brief gaat namelijk over de uitvoering van een andere Europese verordening, namelijk over de ziektekostenverzekeringen en de werkzaamheden die daaruit voortvloeien. Het was dus ook volstrekt logisch dat die materie niet aan de orde kwam in de brief van 18 juni. Ze heeft er namelijk niet mee te maken. Daarom is de brief van minister Klink die nu op de agenda staat niet in tegenspraak met de brief van 18 juni. De brief betreft namelijk een andere materie. Daar is eerder met de Kamer over gewisseld. Ook heeft minister Klink al mondeling aangegeven dat hij zou kijken naar de mogelijkheden op dat terrein. Daarom staat in de huidige brief nog steeds dat gekeken wordt naar de mogelijkheden.
De brief van 18 juni heeft betrekking op de Europese coördinatieverordeningen. Die komen in de plaatsen van de verordeningen die in eerste versie in 1963 zijn vastgesteld. Dat was verordening 1302. Deze is later vervangen door verordening 1408. Later is hiervoor weer een andere verordening in de plaats gekomen. Deze verordening is nu overgenomen. Deze verordening heeft onder andere betrekking op de prestaties bij ziekte, de moederschaps- en vaderschapsuitkeringen, de uitkeringen bij invaliditeit en bij ouderdom, de uitkering voor nabestaande en uitkeringen bij overlijden en werkeloosheid. Kortom, deze verordening gaat over de regels waarmee een groot aantal taken van de overheid, van het UWV, van de Sociale Verzekeringsbank, van de Belastingdienst en van andere diensten worden uitgevoerd. Deze regels zullen in bepaalde opzichten misschien meerwerk opleveren, maar dit zal verdeeld worden over de vele ambtenaren die nu bezig zijn met de besluitvorming over de AOW. Zij zullen iets meer tijd moeten besteden ten behoeve van de mensen op wie de verordening van toepassing is. Dit wordt gesaldeerd misschien omgezet in fte's, maar dit betekent niet dat er dus een extra ambtenaar komt die dat werk gaat doen. Dat betekent ook niet dat die ambtenaar op één plaats te concentreren zou zijn. Hierop heeft de brief van 18 juni betrekking. De motie-De Pater-Van der Meer/Heijnen berust op een foute vooronderstelling, namelijk dat er door de toepassing van de coördinatie meerwerk ontstaat, doordat er helemaal nieuwe taken komen die extra ambtenaren vergen, die ook nog op een bepaalde plaats te concentreren zijn. Alleen bij de Belastingdienst werd gedacht dat dit mogelijk was, omdat de Belastingdienst een aantal werkzaamheden in dat verband heeft.
Het getal van 250 ambtenaren zult u in geen enkel kabinetsstuk vinden. Dit is een claim die ooit aan het begin, in een intern stuk van de Belastingdienst, bij Sociale Zaken is neergelegd. Naar de mening van de Belastingdienst zouden extra werkzaamheden voortvloeien uit de verordening. Dit hangt ermee samen dat bij de vaststelling van dit soort verordeningen middelen moeten worden overgeheveld van de ene begroting naar de andere. Derhalve zijn dit soort claims uitermate hoog, opdat je aan het einde zo veel mogelijk geld overhoudt dat overgeheveld wordt. Inmiddels is er dus ook allang geen sprake meer van 248 ambtenaren. Bij de Belastingdienst wordt nog steeds gekeken naar de mogelijke groei van de werkzaamheden. Dit kan nu nog niet vastgesteld worden omdat een groot deel van de coördinatieverordening samenhangt met ICT-programma's die moeten worden ontwikkeld en met nadere invulling die in Brussel gevonden moet worden voor de verordening. Ik kan verzekeren dat het aantal ambtenaren dat nodig is voor de werkzaamheden in de verste verte niet in de buurt komt van de 248 ambtenaren. Dit getal is nooit in enig kabinetsstuk genoemd. Wel staat in de overweging van de motie-De Pater-Van der Meer/Heijnen dat er enige honderden banen mee gemoeid zijn. Dit was een slag in de lucht. Het getal berustte in ieder geval niet op enige informatie van de zijde van de overheid. Dat dit toen niet duidelijk geworden is, is het gevolg van de wijze waarop de motie destijds is ingediend, namelijk zonder dat er enige discussie aan vooraf is gegaan en zonder dat het gevolgd is door enige discussie. Aan het einde van het wetgevingsoverleg over de begroting van Binnenlandse Zaken is het gewoon toegevoegd. Zoals ook duidelijk in de brief van 18 juni is aangegeven, is het wel degelijk vanwege de zorgen over de werkgelegenheid dat we hebben aangegeven dat Financiën bekijkt in welke mate meerwerk op één plaats te concentreren is en in hoeverre het mogelijk is om dit in Heerlen te organiseren.
De andere zaak is de discussie ter uitvoering van de ziektekostenverordening, waar het rapport van de CVZ over gaat en waar de brief van minister Klink over gaat. Deze discussie wordt ook gevoerd met de minister van Financiën. Dit is dus een heel ander onderwerp en de motie-De Pater-Van der Meer/Heijnen heeft hier geen betrekking op. Daarom is dit onderwerp ook niet aan de orde gekomen in de brief van 18 juni. Kortom, ik denk dat we ten aanzien van Zuid-Limburg, bij alle zorgen over de werkgelegenheid, moeten voorkomen dat wij allerlei beelden scheppen, als zouden er nog steeds blikken ambtenaren opengetrokken kunnen worden. Dat is niet zo. Dat is ook nooit een claim van de regering geweest. Dit probeer ik duidelijk te maken in reactie op de motie-De Pater-Van der Meer/Heijnen. Aan onze zijde bestaat nog steeds de bereidheid, zoals ook toegezegd in de brief van 18 juni, om te analyseren of er binnen de Belastingdienst hanteerbaar meerwerk is dat geconcentreerd kan worden. Verder zijn wij bereid om te kijken naar de materie van de ziektekostenverzekering, waar de brief van de heer Klink over gaat. Men moet daarmee niet denken dat het om aantallen gaat in de orde van grootte die hier over de tafel is gegaan. Ook moet men niet denken dat er snel duidelijkheid over gegeven kan worden. De discussies over de uitvoering van de coördinatieverordening voor socialezekerheidsstelsels zullen nog lopen tot 2012. Dan zal pas op een aantal onderdelen duidelijk worden welke werkzaamheden daaruit voortvloeien. Ook op dat punt moeten we ons dus niet rijk rekenen.
Minister De Jager: Voorzitter. Ik wil niet meer doen dan een aanvulling geven. Minister Donner heeft al heel goed weergegeven hoe het zit. De Belastingdienst erkent dat de claim veel lager zal zijn. Er wordt altijd onderhandeld tussen twee verschillende departementen of in dit geval tussen de uitvoeringsdienst, de Belastingdienst en een departement. Er wordt altijd onderhandeld over de hoeveelheid werk waarom het gaat. Ik heb begrepen dat vanuit Sociale Zaken steeds meer in detail is aangegeven om wat voor soort werk het gaat. Het betreft inderdaad veel minder dan wat in eerste instantie werd gedacht. Mevrouw Van der Burg citeerde mij volstrekt onjuist. Het is goed om aan te geven wat ik heb gezegd. De Belastingdienst brengt sowieso heel veel van zijn taken naar de periferie. In het oosten en het zuiden biedt de Belastingdienst al heel veel werkgelegenheid. Als er buitenlandtaken voortvloeien uit de Europese verordening en als de Belastingdienst de fte's krijgt om deze taken uit te voeren, ligt het in de rede om deze zo veel mogelijk door de Belastingdienst te laten uitvoeren. Het gaat alleen om een heel klein aantal ten opzichte van de eerste gedachten die hierover werden gevormd.Er is veel minder werk te doen dan oorspronkelijk werd gedacht. Dit betekent dat de buitenlandtaak van Heerlen wat wordt uitgebreid. Ik heb begrepen dat deze uitbreiding ingaat vanaf 2012, niet vanaf 2011. Maar goed, Sociale Zaken moet hiervoor een deal hebben, ook over het aantal fte's. Overigens zijn er ook algemene taken, zoals Toeslagen of diensten als de BelastingTelefoon, die weer in een andere regio worden neergelegd. Zoals gezegd, doet de Belastingdienst, zeker ten opzichte van veel andere diensten al heel veel in het zuiden en het oosten van het land. Tot zover dus het deel dat betrekking heeft op Sociale Zaken. Daarover gingen ook de oorspronkelijke moties en de afspraken ten aanzien van de EU-verordening. Iets heel anders is de verdragsbijdrage Zvw, ook al lijkt deze er misschien een beetje op. Dit is niet een taak die de Belastingdienst kan uitvoeren. Het CVZ doet dit. De brief van de minister van VWS was ook niet met Financiën afgestemd. We hebben de taken bekeken en dit is waarschijnlijk een CVZ-taak. De minister van VWS is hier niet. Ik weet niet waar het CVZ zit en of er een vestiging van in Limburg is.
Minister Donner: Die wil de minister naar jouw dienst overhevelen.
Minister De Jager: Nee, nee, het is geen taak voor de Belastingdienst. We kunnen ook de verkeershandhaving in Nederland gaan doen. Nee, dit is een heel ander soort taak. Ik weet wel dat de Ombudsman een heel kritisch rapport heeft uitgebracht over de uitvoering van de verdragsbijdrage door het CVZ. Maar ik heb ook begrepen dat hierin recent heel veel verbetering is aangebracht. Dit zijn dus niet typische taken voor de Belastingdienst. Dit is anders met een belangrijk onderdeel van de EU-verordening van SZW. Dit kan de Belastingdienst wel uitvoeren. Daarover moet gediscussieerd worden met het ministerie van Sociale Zaken, om te bepalen welke fte-hoeveelheid erbij nodig is. Als het ministerie van SZW beslist om dit naar de Belastingdienst over te hevelen – daar gaat de minister van SZW over, niet ik – dan worden daar afspraken over gemaakt en zal een deel van de werkgelegenheid kunnen worden overgeheveld. Maar nogmaals, de minister van SZW heeft gelijk. Ik wil de verwachtingen temperen: het blijkt om een vrij beperkte hoeveelheid werkgelegenheid te gaan, die volgens mij inderdaad in Heerlen neergelegd kan worden.
De voorzitter: Ik stel voor om alle Kamerleden gelegenheid te geven om het woord te voeren in tweede termijn.
De heer Graus (PVV): Voorzitter. Ik was hier al bang voor. Nu gaat het erover of er dadelijk 248, 250, 200 of honderden arbeidsplaatsen zijn.
Minister Donner: U gaat door met een slag in de lucht slaan!
De voorzitter: Het woord is aan de heer Graus.
De heer Graus (PVV): Ik sla absoluut geen slag in de lucht. Als iemand hier een slag in de lucht slaat, dan is dat de hele regering, die niet luistert naar de stem van het volk en niet uitvoert wat onze parlementaire democratie voor ogen heeft. Er zijn vier moties in één dossier over drie jaar niet uitgevoerd. Dat is een diepe schande. Met name de mensen in Limburg zijn het spuug- en spuugzat. Dat is de reden dat de regentenpartijen zo'n pak op hun broek hebben gehad. De mensen zijn niet achterlijk in Zuid-Limburg, als de minister dat mocht denken. Ik heb in eerste instantie gevraagd om het AID-hoofdkantoor in Zuid-Limburg te bouwen en zelfs te internationaliseren, wat minister Verburg wilde, zodat er honderden arbeidsplaatsen zouden komen. Dit is niet gebeurd. Daar begint het al mee. Vervolgens vraag ik in mijn tweede, breed aangenomen motie om vooraf compenserende maatregelen te treffen, met name voor Parkstad Limburg, dat een achtergestelde positie heeft. Ook deze motie is niet uitgevoerd. Daar is het fout gegaan. In eerste instantie vroeg ik dus om compensatie voor alle banen, al waren het er 100, zodat Limburg niet hoeft te bloeden voor de beslissingen die iedere keer in Den Haag worden genomen over de rug van de Limburgers. De minister heeft nu enkel gesproken over het aantal van 248 of 250, dat hij wel of niet zou hebben genoemd en dat wel of niet bij de Belastingdienst vandaan komt. Het zal mij allemaal een worst wezen. De regering heeft gewoon de wil van de Kamer uit te voeren. Ik ben het echt zat. Ik kondig bij dezen een VAO aan, waar ik een stevige motie ga indienen. Ik weet zeker dat een groot deel van de aanwezige Kamerleden mijn motie zal steunen.
De heer De Wit (SP): Voorzitter. Ik zou de minister van Financiën willen aanraden om het stuk van het CVZ eens te lezen. Het is namelijk een beetje gênant wat hij gezegd heeft. Met name op pagina 5 wordt precies door het CVZ uitgelegd wat de rol is van de Belastingdienst. En op pagina 6 staat waarom het vanwege administratieve doelmatigheid verstandig is om de uitvoering van de regeling over te hevelen naar de Belastingdienst. Het gaat namelijk om het vaststellen van het inkomen. Er word zelfs een formulier wereldinkomen genoemd. In het rapport wordt dus wel degelijk een link gelegd met de activiteiten van de Belastingdienst. Het is dus niet waar dat het CVZ en de Belastingdienst totaal niets met elkaar te maken hebben. Uit het oogpunt van doelmatigheid wordt immers gezegd: hevel deze taak over naar de Belastingdienst. Hoe het ook zij, in de brief van de minister van VWS van 30 juni staat: «In dit overleg» – van 24 juni – «kwam de reactie van de regering op de motie-De Pater-Van der Meer/Heijnen aan de orde. Hierbij is van de kant van de regering de toezegging gedaan, vóór 30 juni in te gaan op de CVZ-regeling». Boem! Dus dit betekent gewoon dat ook daar een en al verwarring is gezaaid ten opzichte van de Kamer. Ik heb in eerste termijn gewezen naar de motie-Atsma, waarin de regering gevraagd wordt om exact binnen een jaar na 1 juli 2009 duidelijk te maken wat gaat gebeuren met de compensatie in hoogwaardige arbeidsplaatsen. Daar moeten we het volgens mij van hebben. Of het nu de Belastingdienst is die Europese verordeningen moet gaan uitvoeren of de CVZ-regeling, ik wil hier inzicht in hebben.
De heer Koopmans (CDA): Voorzitter. Ik dank de regering voor de gegeven antwoorden. De minister van SZW legde op zijn manier haarfijn uit dat op een aantal momenten de Kamer blijkbaar een aantal zaken door elkaar gehusseld heeft. Dat kan gebeuren, waarvan akte. Mocht onze fractie daaraan ooit een bijdrage geleverd hebben, dan bied ik daarvoor mijn excuses aan. Na de minister van SZW kwam de minister van Financiën aan het woord. Die ging hier ook een potje zitten husselen. Ik vind het echt onacceptabel dat de minister van Financiën zegt dat er ook nog een minister van VWS is, maar dat deze zijn brief niet heeft afgestemd met de overige kabinetsleden. Zo werkt het hier niet. Zo kan het ook niet werken in een kabinet. Ik denk dat dit aantoont dat het heel goed is – nou verwijs ik naar de woorden die de minister van Sociale Zaken heeft uitgesproken – om goed te kijken naar mogelijkheden om op beide terreinen – de minister van SZW heeft ze haarfijn uitgelegd – banen in Zuid-Limburg te scheppen, al of niet met efficiencyslagen. Dat is namelijk een ding, geachte leden van het kabinet, dat deze Kamerleden nooit door elkaar gehusseld hebben. Wij vinden namelijk dat het kabinet, nadat het een besluit heeft genomen over de AID, vanwege allerlei redenen nieuwe banen moet scheppen in Zuid-Limburg.
De heer Klaver (GroenLinks): Voorzitter. Wat een emoties!
De heer Koopmans (CDA): Dat went wel.
De heer Klaver (GroenLinks): Ik begrijp ze eigenlijk niet. Ik zie heel veel emoties. Er worden terecht vragen gesteld over allerlei regelingen waarvan ik bij God niet weet wat ze inhouden.
Minister Donner: Daarvoor moet u bij de christendemocratie zijn.
De heer Klaver (GroenLinks): Het CNV heeft goed zijn best gedaan om mij hierin op te voeden.
Wij willen allemaal dat wij oog hebben voor Limburg en voor de economische situatie aldaar, vooral voor de grote werkeloosheid. Als ik de minister verkeerd heb begrepen, vraag ik hem mij te corrigeren, maar volgens mij heeft hij gezegd dat hij er alles aan wil doen om te bekijken of het mogelijk is om extra werkgelegenheid naar Limburg te brengen in de vorm van ambtenaren. Dat heeft de minister zojuist toch toegezegd? Ik snap dus niet helemaal waar de emotie van mijn collega's vandaan komt. Ik ben heel blij met de toezegging. Ik vind ook de brief als reactie op de motie-De Pater-Van der Meer/Heijnen uitstekend. Volgens mij moeten wij ons niet op zulk detaillistisch niveau met de uitvoering bemoeien.
Mevrouw Smeets (PvdA): Voorzitter. Er is emotie. Ook wordt er gehusseld, niet alleen door de Kamer, maar ook door het kabinet. Er is dus verwarring alom. Ik vind het in ieder geval positief dat er twee mogelijkheden zijn voor Zuid-Limburg, voor Parkstad. Dat vind ik winst. Enerzijds gaat het om de EU-verordening. We hebben er nu nog geen zicht op hoe deze uitpakt. Het moge duidelijk zijn dat ook de Partij van de Arbeid voor een zo goed mogelijke stroomlijning is. Je moet ook bekijken hoe je je proces efficiënter kunt volgen. Anderzijds gaat het om de overheveling van taken van het CVZ. Dat vind ik winst. Ik ben hierom namens de burgers in Parkstad heel blij. Ik wil nog heel even terugkomen op wat de minister van Financiën heeft gezegd. De minister zei dat de Belastingdienst wel alles kan gaan innen. Maar goed, het was een zware dag. Ik vergeef hem dus deze uitspraak. Ik wil alleen maar even memoreren dat in het rapport staat dat «staand beleid is dat de premies voor verzekeringen van rechtswege worden geheven door de Belastingdienst. De bijdrageheffing bij de verdragsverzekerden vormt hierop een afwijking». Er is dus sprake van een afwijking. Daarom zou het mooi zijn als deze taak naar de Belastingdienst zou gaan. De minister heeft gezegd dat hij altijd naar de periferie kijkt. In dit geval moet hij maar naar het zuiden kijken.
Ik vind het nogmaals winst dat er voor beide zaken nog mogelijkheden zijn. Ook heb ik gemerkt dat de minister SZW de zorg deelt en dat hij ziet dat er bereidheid moet zijn om te kijken. Ik ga dus niet moedeloos weg uit dit debat.
Mevrouw Van der Burg (VVD): Voorzitter. De minister van SZW zegt dat de Kamer in verwarring is over de verschillende regelingen. Het is ook heel verwarrend als je eerst, in een ander debat, met twee andere ministers spreekt, vervolgens het kabinet confronteert met tegengestelde uitspraken en daarop vraagt om een brief, om de tegengestelde uitspraken te verklaren. Minister Klink komt keurig met een brief, maar nu wordt gezegd dat deze over iets anders gaat. Dat kan allemaal. De winst van vandaag is in ieder geval dat op twee terreinen overgeheveld kan worden naar de Belastingdienst. Ik heb het niet over de aantallen banen gehad. Ik wil graag een toezegging over de overheveling en wil weten op welke termijn deze kan plaatsvinden. Als de Kamer diverse malen heeft uitgesproken dat er compensatie zou moeten zijn voor het weggaan van de AID, moet dit effectief beheerd worden. De mogelijkheden liggen er. De minister van Financiën zegt dat ik hem verkeerd heb gequoot. Ik heb deze quote vanuit verschillende bronnen toegestuurd gekregen. Wat heb ik dan precies verkeerd gequoot? Volgens mij zei de minister zelf ook dat in 2012 werk naar Heerlen komt. Laten we elkaar niet de maat nemen. Ik heb de quote in ieder geval al uit verschillende bronnen gehoord. Misschien zijn de bronnen verkeerd. Daarna zei de minister eigenlijk dat hij het er wel mee eens is. Dat tik ik daarom maar binnen.
Minister Donner: Voorzitter. De heer Graus geeft een mij onbekende uitleg aan de Grondwet. Hij zegt dat als moties aangenomen zijn, het kabinet hoog of laag kan springen - ze moeten uitgevoerd worden. Deze Grondwet ken ik niet. Ik hoef hier dus ook niet verder op in te gaan. Ik heb de geschiedenis van de verschillende moties uitgelegd. Ook heb ik uitgelegd wat in de verschillende moties wordt gevraagd en dat er conform de regels op geantwoord is. Op de motie-De Pater-Van der Meer/Heijnen is in de brief van 18 juni 2010 gereageerd. Deze motie berust op een verkeerde vooronderstelling. De brief gaat verder precies in op wat de Kamer vroeg, namelijk op de overheveling. Het is niet zo dat wij delen van de Sociale Verzekeringsbank, van het UWV et cetera gaan overhevelen naar de Belastingdienst in Heerlen. Dat kan niet. Ik denk dat het goed is om alle verwarring op dit punt voor eens en altijd uit de weg te helpen. Wel is aangegeven, ook in antwoord op vragen van de heer Koopmans, dat wij voor u zorgvuldig op papier zetten tot welk meerwerk de Europese coördinatieverordeningen leidt, in het bijzonder bij de Belastingdienst; daar gaat de discussie over. Potentieel leidt het tot meerwerk. De enige vraag is hoeveel werk dit is en of dit te concentreren is. Dat antwoord kan ik niet op korte termijn in aantallen uitgedrukt geven. Ik kan wel op kortere termijn de beginselen aangeven, omdat het nog gaat om een invulling waarover in Brussel nog gediscussieerd wordt. Daarom kan op deze vraag niet geantwoord worden.
Het tweede punt dat aan de orde is geweest noem ik omdat de heer De Wit meende dat het kabinet had bijgedragen aan de verwarring. Ik moet hem er namelijk op wijzen dat tijdens de discussie van 24 juni, toen het ging over de motie-De Pater-Van der Meer/Heijnen, de heer Heijnen plotseling verwees naar de eerdere toezegging van de heer Klink. Uiteraard wist de staatssecretaris van BZK op dat moment niet dat die materie daar niet mee te maken had en heeft zij toen toegezegd dat zij vóór 30 juni daarover een brief zou vragen. Deze brief heeft de Kamer gekregen, maar uiteraard was de materie die hierin aan bod komt een andere materie dan die in de brief van 18 juni. De heer De Wit kan hieruit dus niet afleiden dat het kabinet heeft bijgedragen aan de verwarring.
Ik zeg gaarne de heer Koopmans toe dat wij zo snel mogelijk in ieder geval een brief zullen sturen – mag het na het reces zijn? – waarin wij de materie voor de Kamer zullen ordenen en waarin wij duidelijk maken wat de verschillende discussies zijn en welke zaken daarbij aan de orde zijn. Ik zal proberen om zo concreet mogelijk te zijn over de stand van zaken. Verwacht daarvan echter niet dat dit tot in alle details gaat. Dit zal dus zowel over de Europese coördinatieverordening als over de materie die de heer Klink aan de orde heeft gesteld gaan. We zullen in deze brief ook aangeven wat wel en wat niet kan. Ik hoop dat er voor die tijd nergens meer gezegd wordt dat er overgeheveld wordt. Nogmaals, ik deel de zorgen hierover. We zijn aan het bekijken wat we eraan kunnen doen. Een definitief antwoord in dezen kan alleen gegeven worden als er een nieuw kabinet zit en als duidelijk is wat de nieuwe taakstelling wordt van de regering. Ook dat zal er rechtstreeks in gaan hakken, over de hele linie.
Minister De Jager: Voorzitter. Ik ben het helemaal eens met wat de minister van Sociale Zaken heeft gezegd. Ik heb overigens tegen de heer Koopmans niet gezegd dat ik het niet eens ben met minister Klink. Ik heb alleen feitelijk iets geconstateerd. Anders had ik inhoudelijk namelijk al iets meer aandacht kunnen besteden aan het CVZ-punt. Daarin bestaat inderdaad een belangrijk onderscheid. Voor de uitvoering van de EU-verordening kan de Belastingdienst gewoon dingen doen, ook in Heerlen. Hoeveel weten we nog niet. Het ministerie van SZW is daarvoor aan zet. Het ministerie van SZW weet op dit moment nog niet eens precies wat er extra gedaan moet worden. Wij zijn daar dus even volgend in. Ten aanzien van het CVZ-punt ligt het anders. Er ligt kennelijk een rapport van CVZ, maar dat kent de Belastingdienst niet eens. Wij zullen dus in de brief ook ingaan op de mogelijkheden daarvan. Het gaat hierbij overigens niet om een premie, zeg ik tegen mevrouw Smeets. Kennelijk zijn er heel veel onduidelijkheden, maar we zullen alle mogelijkheden en onmogelijkheden voor de Kamer opschrijven. Dan brengen we het allemaal weer in een juist perspectief.
De voorzitter: Ik dank de bewindslieden voor de beantwoording. Er is aangekondigd dat een VAO aangevraagd is. Beide bewindslieden hebben een toezegging gedaan waarmee ze duidelijk maken hoever ze kunnen gaan op dit dossier. De Kamerleden kunnen afwegen of zij dit toereikend vinden. Vindt de heer Graus dat het bedoelde VAO doorgang moet vinden? Dien ik dit namens deze commissie aan te vragen?
De heer Koopmans (CDA): Ik was zojuist een beetje emotioneel, net als de heer Graus. Misschien kunnen we dadelijk nog even met elkaar overleggen. Om te voorkomen dat we aan de nooit door wie dan ook bedoelde misverstanden er nog eentje toevoegen stel ik aan mijn collega's voor om de informatie af te wachten. De minister heeft er geen datum bij genoemd, maar ik hoop dat de brief er in de eerste week na het reces is. De tweede week kan ook.
Minister Donner: Vóór Prinsjesdag.
De heer Koopmans (CDA): Dat is een heldere datum. Als die informatie ons niet bevalt, kunnen we scherpe conclusies trekken. Dat lijkt mij echt beter.
De heer Graus (PVV): We zullen dadelijk overleggen, maar ik laat het VAO wel onder voorbehoud staan. Ik kan nu niet zeggen dat het VAO niet zal plaatsvinden.
De voorzitter: U overlegt even en laat de uitkomst daarvan aan mij als voorzitter weten, neem ik aan.
De heer Graus (PVV): Ik voel mij uitgedaagd omdat werd gezegd dat ik het over een andere Grondwet had. Maar er is een verschil tussen moeten en behoren. Dat weet de minister donders goed.
De voorzitter: Hebt u een punt van orde, mijnheer De Wit?
De heer De Wit (SP): Ik heb tot twee keer toe gevraagd wat er gebeurt met de motie-Atsma. In het laatste verzoek staat dat de compensatie parallel dient te lopen aan het vertrek van hoogwaardige werkgelegenheid. Daarop volgt: «de Kamer hierover binnen één jaar te informeren». Ik wil graag weten wanneer dit gebeurt. Dit is volgens mij iets wat de minister kan meenemen als hij toch de vragen van de Kamer beantwoordt.
Minister Donner: Mag ik verwijzen naar de brief van 16 september 2009, waarin kabinet, ook in reactie op de motie-Graus en de motie-Atsma/Waalkens, ingaat op deze aspecten?
De voorzitter: Hier zult u het mee moeten doen, mijnheer De Wit. Ik sluit deze vergadering.