Kamerstuk 26485-108

Verslag van een algemeen overleg

Maatschappelijk verantwoord ondernemen

Gepubliceerd: 24 mei 2011
Indiener(s): Boris van der Ham (D66), Alexander Pechtold (D66)
Onderwerpen: economie handel ondernemen
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-26485-108.html
ID: 26485-108

Nr. 108 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 24 mei 2011

De vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie1 en de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken2 hebben op 27 april 2011 overleg gevoerd met staatssecretaris Bleker van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en minister Rosenthal van Buitenlandse Zaken over:

  • de brief van de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 23 maart 2011 met antwoorden op vragen van de commissie over mvo in West-Afrika (26 485, nr. 104);

  • de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 1 juli 2010 met de reactie op het verslag van het werkbezoek van een delegatie van de vaste commissie voor Economische Zaken aan India van 2-8 januari 2010 (26 485, nr. 99);

  • de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 11 januari met de reactie op de zelfevaluatie van het Nationaal Contact Punt voor de OESO-richtlijnen 2007–2010 (26 485, nr. 101);

  • de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 10 maart 2011 inzake de evaluatie van de stichting MVO Nederland (26 485, nr. 102);

  • de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 10 maart 2011 inzake Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen/Resultaten Transparantiebenchmark 2010 (26 485, nr. 103);

  • de brief van de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 17 maart 2011 met de reactie op het verzoek van de commissie om een reactie op de resultaten van de steenkooldialoog (32 500 XIII, nr. 176);

  • de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 23 maart 2011 met de kabinetsreactie op het Castermans-rapport inzake de juridische verantwoordelijkheid van Nederlandse moederbedrijven voor schendingen van fundamentele rechten van hun buitenlandse dochters (26 485, nr. 105).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

Van der Ham

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

Pechtold

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

Franke

Voorzitter: Paulus Jansen

Griffier: Blacquière

Aanwezig zijn negen leden der Kamer, te weten: Van Bemmel, Gesthuizen, Paulus Jansen, Koppejan, Ouwehand, Schaart, Smeets, Van Tongeren en Verhoeven,

en staatssecretaris Bleker van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en minister Rosenthal van Buitenlandse Zaken, die vergezeld zijn van enkele ambtenaren van hun ministeries.

De voorzitter: Welkom bij dit algemeen overleg over maatschappelijk verantwoord ondernemen. Ik heet de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en de minister van Buitenlandse Zaken welkom, net als de collega’s, de vele belangstellenden op de publieke tribune en uiteraard ook de belangstellenden die ons via internet kunnen volgen.

Ik stel voor om vier minuten spreektijd in de eerste termijn te hanteren en elkaar slechts één keer te interrumperen. Mevrouw Gesthuizen moet straks iets eerder weg. Zij stelt het op prijs als de bewindspersonen daarom straks eerst ingaan op West-Afrika. Ik constateer dat iedereen dat acceptabel vindt.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Voorzitter. De afgelopen jaren heeft mijn fractie diverse keren aandacht gevraagd voor mvo in West-Afrika en voor – ik noem het maar gewoon even bij zijn naam – Shell in Nigeria, onder meer naar aanleiding van het rapport Petroleum, Pollution and Poverty in the Niger Delta van Amnesty International. Er was afgelopen zomer een documentaire van ZEMBLA op televisie. Na het zien van deze documentaire dacht ik: er moet meer gebeuren. Inmiddels heeft de commissie een hoorzitting gehouden en ben ik zelf op bezoek geweest in de Nigerdelta. Er is vorige week ook een rondetafelgesprek geweest in het Europees Parlement over de situatie rond oliewinning in de Nigerdelta, specifiek in Nigeria. Daar ben ik ook bij aanwezig geweest.

Voor wie in Nigeria is geweest, is het duidelijk dat de situatie zeer complex is. Er zijn geen gemakkelijke oplossingen en het is ook niet zo dat er één schuldig is of dat er één partij alles in haar eentje zou kunnen oplossen. Het is heel belangrijk om dat nog even te zeggen.

Mijn allereerste vraag aan het kabinet is wat wij in Nederland aan die situatie kunnen doen. Wat kan het kabinet doen? Ziet het kabinet voor zichzelf een verantwoordelijkheid voor de problemen die te maken hebben met de olie-industrie in de Nigerdelta? Daarmee doel ik specifiek op de joint venture waarin een dochteronderneming van een Nederlands bedrijf een aanzienlijk aandeel heeft. Ik word wat concreter. In antwoord op de vragen van de commissie naar aanleiding van de hoorzitting van 26 januari jongstleden schrijft het kabinet dat geprobeerd wordt een dialoog tussen Shell en de indieners van de klacht over de schending van OESO-richtlijnen bij het Nationaal Contact Punt, het NCP, op gang te brengen. Hoe staat het daarmee? Zitten de partijen al om de tafel en welke rol speelt het kabinet? Welke vorderingen ziet het kabinet als het gaat om een constructieve dialoog tussen diverse partijen?

Er wordt in het kader van het EITI, Extractive Industries Transparency Initiative, ook gemeld dat Nigeria tot 18 april jongstleden de tijd had om een aantal zaken op te lossen, zodat het de status van «compliant country» kan krijgen. Hoe staat het inmiddels daarmee?

Ik kom nog even terug op de vragen van de commissie. Vraag vijf over de juridische mogelijkheden van slachtoffers om zich te wenden tot een Nederlandse rechter werd in mijn ogen door het kabinet wat ontwijkend beantwoord. Ik vind de antwoorden van de bewindspersonen allemaal zo zuinig en zo bang. Waarom wordt er niet gezegd dat wij in Nederland trots zijn op het feit dat Den Haag, de stad waar onze regering en ons parlement zetelen, de internationale stad voor vrede en recht is? Mensen kunnen in Nederland hun recht komen halen. Zaken als mensenrechten en arbeidsrechten zijn toch onvervreemdbaar? Waarom stellen we dan toch steeds voorop dat het primair de verantwoordelijkheid is van bedrijven zelf?

Ik ga wat dieper op de zaken in. Het afgelopen najaar schikte Shell met de Amerikaanse beurswaakhond SEC een zaak rond het omkopen van een douanebeambte, een ambtenaar dus, in Nigeria. Het is opvallend dat de Amerikanen die zaak aanhangig maakten en dat er niet in Nederland werd vervolgd. Het antwoord op vraag drie van de commissie laat zien dat dit wel kan. Waarom heeft Nederland geen werk gemaakt van de zaak? Maakt het OM, meer in het algemeen, wel werk van het opsporen en het vervolgen van corruptie, van het omkopen van ambtenaren door Nederlandse bedrijven in het buitenland? Ik wijs daarbij ook op de aanwijzing, die er wel degelijk is, over opsporing en vervolging van ambtelijke corruptie in het buitenland.

Ik kom te spreken over het Europese niveau. Nederland is niet de baas in Nigeria. Dat willen we ook helemaal niet zijn. Het is wel van belang dat we niet meewerken aan slechte praktijken en dat we ons zeker niet schuldig maken aan verdere verslechtering. Daarom is actie gewenst. Allereerst is er op EU-niveau sprake van ontwikkelingen wat betreft het verplicht rapporteren van bedrijven over wat zij in verschillende landen aan belasting betalen, de zogenoemde «country-by-country reporting». Ik begrijp dat de EU met regels wil komen op dit terrein. Wat vindt de Nederlandse regering daarvan? Gaat zij in de EU vooroplopen om deze regels in te voeren?

Diverse partijen hebben tijdens de hoorzitting in januari gewezen op de mogelijkheid om in navolging van de VS te werken met een visumrestrictie voor corrupte personen. Zijn er gevallen bekend van weigering van een visum voor Nederland aan een Nigeriaan, omdat de persoon in kwestie veroordeeld was voor corruptie? Het is interessant om in dat licht eens te kijken naar de Presidential Proclamations 7070 Acts.

Mijn laatste punt is de transparantie over bankrekeningen van Nigerianen in Nederland. Men zou zich in de EU hard kunnen maken voor eenzelfde soort systeem. Zijn de banken in de ogen van het kabinet voldoende alert op ongebruikelijke transacties uit of naar Nigeria?

De heer Verhoeven (D66): Voorzitter. Bij internationaal ondernemen moet de Nederlandse overheid verantwoordelijkheid nemen en vragen. Dit houdt in dat de overheid afspraken moet maken met buitenlandse regeringen en dat zij hen hieraan moet houden. Daarnaast moet zij onze eigen multinationals vragen om hun verantwoordelijkheid te nemen en moet zij hen daaraan houden. Dat gebeurt nu te weinig.

Ik kom te spreken over mvo in West-Afrika. De minister van EL&I heeft recentelijk gesproken met de CEO van Shell. Daarover heb ik een aantal vragen. Is er een Nederlandse agenda voor de Nigerdelta? Is er een actieplan waarmee ervoor gezorgd wordt dat lokale bewoners op afzienbare termijn weer gebruik kunnen maken van hun land en hun water? Toegang tot water is immers ook een speerpunt van ons ontwikkelingsbeleid. Is de Nederlandse regering van plan haar expertise in het opruimen van olie aan te bieden aan de Nigeriaanse regering? Gaat de Nederlandse regering samen met Shell concrete doelen afspreken voor de afbouw van het aantal fakkels en fakkelplaatsen?

Via de motie-Voordewind van ongeveer een jaar geleden verzocht de Kamer de regering, de staatssecretaris, om onderzoek te doen naar een rechtsbijstandfonds. Het verslag van de verkennende gesprekken toont dat het huidige systeem van de gesubsidieerde rechtsbijstand niet toereikend is. Er wordt vervolgens een aantal opties geschetst, maar de staatssecretaris laat deze opties in zijn brief stuk voor stuk links liggen. Hij zegt dat de huidige regeling van rechtsbijstand gewoon toereikend is. Dat is mij te gemakkelijk. Wil de staatssecretaris alle onderzochte opties hier en nu kort inhoudelijk met ons langslopen? Anders verzoek ik de staatssecretaris om een brief te sturen met een uitgebreide toelichting op de verschillende opties uit het rapport. Laat duidelijk zijn dat D66 voor een zelfstandig fonds pleit.

Voor deze drie punten wil ik met alle liefde een VAO aanvragen, maar ik laat het vooralsnog bij de antwoorden van de regering.

We hebben ook het OECD Watch report ontvangen over de uitwerking van de verschillende nationale contactpunten. De uitkomsten daarvan waren niet vrolijk te noemen: «the guidelines have had a poor track record». Er wordt wel verwezen naar de mogelijkheden en het potentieel. Mijn fractie ziet mogelijkheden in aanstaande onderhandelingen over de herzieningen van de OESO-richtlijnen. Wat is precies de Nederlandse inzet bij deze onderhandelingen? Kan de staatssecretaris toezeggen dat de vier fundamentele arbeidsnormen, namelijk geen kinderarbeid, geen slavenarbeid, recht op werknemersorganisatie en non-discriminatie, onderdeel worden van onze inzet? Over het buitenlandinstrumentarium kunnen we wat ons betreft met de staatssecretaris afspreken dat bij de toebedeling van eventuele middelen in het vervolg ook standaard gekeken wordt naar deze vier fundamentele arbeidsnormen. Als je een beroep doet op de belastingbetaler, mag die ook verwachten dat jij je voorbeeldig gedraagt. Ook het nieuwe mensenrechtenbeleid bevat deze vier arbeidsnormen al. Kabinetsbrede integratie hiervan is dus niet meer dan logisch en ligt zeer voor de hand. Kunnen deze vier normen ook gelden bij de overheidsgaranties, bijvoorbeeld bij de exportkredieten?

Ik heb nog een paar losse punten. Kan de staatssecretaris de ambitie en intentie uitspreken om de financiering van MVO Nederland ook na 2012 voort te zetten? Steunt dit kabinet het «Dodd-Frank Plus»-initiatief van de Europese Commissie?

Ik spreek tot slot graag mijn bijval uit voor een idee dat zo dadelijk door anderen geopperd gaat worden, namelijk het idee voor een mvo-ombudsman. Wij vinden dat in ieder geval een goed idee.

Mevrouw Schaart (VVD): Voorzitter. Dat idee komt in ieder geval niet van mij. De toehoorders moeten dus nog even wachten.

De VVD heeft er best wel moeite mee om nog een keer specifiek in te gaan op de situatie van Shell in Nigeria, omdat wij tijdens de hoorzitting al hebben gezegd dat het onzes inziens moet gaan over een breder continent, over West-Afrika, en over meerdere bedrijven. Er zijn namelijk meerdere bedrijven actief in Nigeria.

Toch valt er wel het een en ander aan te merken op het mvo-beleid van Shell. Het bedrijf is niet voor niets uit de Dow Jones Sustainability Index gegooid. Dat lijkt met name te wijten te zijn aan het «flaring»-beleid van Shell. Ook tijdens de hoorzitting is gebleken dat de afspraken daarover niet zo goed worden nagekomen. Dat is wel toegezegd, maar de afspraak dat andere organisaties dat mogen controleren wordt met voeten getreden.

Feit is echter wel dat wij vandaag spreken met de Nederlandse staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en de minister van Buitenlandse Zaken. In onze ogen ligt de eerste verantwoordelijkheid bij de Nigeriaanse overheid, die ook voor een groot gedeelte eigenaar is van de joint venture van Shell in Nigeria. Nigeria is een soevereine staat en volgens de Goldman Sachs-rapporten is het binnen twintig jaar een van de machtigste economische blokken van de wereld. De VVD wil dan ook heel graag dat de Nigeriaanse overheid zelf haar rol pakt om de misstanden, die wel degelijk plaatsvinden, aan te pakken.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Het klinkt natuurlijk heel sympathiek om te zeggen dat het bedrijf in eerste instantie zelf verantwoordelijk is voor zijn acties en dat Nigeria de misstanden moet aanpakken. Ik heb in de hoorzitting gezegd dat het is alsof Nigel de Jong meevoetbalt met de F’jes en een «zaterdagspapa» die scheidsrechtert maar moet zorgen dat hij Nigel de Jong in de tang houdt. Shell is niet bereid om gerechtelijke uitspraken in Nigeria na te leven. Ik wil daarom van de VVD weten wat Nederland volgens haar kan doen om ervoor te zorgen dat rechtsuitspraken, regels, verdragen en het internationale arbeidsrecht wel nagekomen worden. Klopt het dat ik aardige sentimenten hoor, maar dat de VVD vervolgens vindt dat Nederland niets hoeft te doen?

Mevrouw Schaart (VVD): Dank voor de aardige woorden. Dan is het toch vriendelijk overgekomen. Ik vind het zelf redelijk hard wat ik vertel. Ik vind inderdaad dat Nigeria, net als Nederland, een soevereine staat is. Nigeria heeft een groot gedeelte van het eigendom van de joint venture. De eerste verantwoordelijkheid ligt daarom bij de Nigeriaanse overheid. Daarnaast heeft Shell een heel grote verantwoordelijkheid, die we zo veel mogelijk moeten benadrukken. Heel veel organisaties doen dat ook. Consumenten kunnen ook met de voeten stemmen. Ik wil niet de indruk wekken dat wij wet- en regelgeving moeten invoeren om dat te verbeteren. Ik heb namelijk niet het idee dat wij dit specifiek zelf kunnen doen. Er zijn echter wel internationale instanties waartoe bijvoorbeeld vermeende slachtoffers rechtstoegang hebben. Waar mogelijk kunnen wij dat natuurlijk altijd verbeteren of op orde brengen. Ik wil echter niet de indruk wekken dat wij hier heel veel aan kunnen doen.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Ik vind het uiterst merkwaardig om te horen dat de VVD zegt dat in Nederland wordt gezegd: eigenlijk kunnen wij niets doen, behalve misschien een klein beetje geld schuiven naar slachtoffers. Ik wijs erop dat Nederland de zestiende economie ter wereld en een belangrijke speler op economisch terrein is en dat een aantal heel grote multinationals hier is gevestigd. Zou de VVD instemmen met een initiatief om transparant te maken waar de inkomsten heen gaan die bijvoorbeeld met olie in Nigeria verkregen worden?

Mevrouw Schaart (VVD): Natuurlijk ben ik voor meer transparantie. Er zijn ook heel veel organisaties die daarmee bezig zijn en die daardoor ook heel veel resultaten boeken. Ik vind zeker dat het parlement daar ook druk op kan uitoefenen, maar zie geen rol voor aanvullende wet- en regelgeving op wat er internationaal al bestaat.

Voor de VVD is mvo-beleid wel van groot belang. Dit is echter in eerste instantie een zaak van de bedrijven zelf. Uit de transparantiebenchmark blijkt dat mvo-beleid in opmars is en dat bedrijven en ondernemers zich eigenlijk niet langer kunnen permitteren om het onderwerp links te laten liggen. Ook veel mkb’ers maken nu veel meer gebruik van mvo en duurzaamheid. De VVD heeft altijd uitgedragen dat marktwerking werkt, ook ten aanzien van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Het primaat moet vooral bij de bedrijven zelf blijven liggen. De VVD ziet dan ook niets in extra nationale regelgeving op dit gebied. Wanneer regelgeving overwogen wordt, dient dit altijd op internationaal niveau geregeld te worden om een level playing field te waarborgen.

De VVD is blij te zien dat er ook commerciële instanties zijn die zich bezighouden met mvo-beleid en het propageren ervan. Stichtingen als de Groene Zaak en het MVO Platform brengen het belang van mvo onder de aandacht en vervullen mijns inziens een soortgelijke taak als MVO Nederland. Alleen, MVO Nederland krijgt 2,5 mln. subsidie. Graag verneem ik van de staatssecretaris of de minister of deze organisatie in het licht van de andere commerciële organisaties dan nog wel bestaansrecht heeft. Ik twijfel niet aan het goede werk van MVO Nederland, maar ik vraag mij wel af of we die 2,5 mln. niet beter kunnen besteden, bijvoorbeeld aan het vormgeven van de overheid als launching customer of aan het verstrekken van kleine opdrachten en projecten aan kleinere bedrijven die mvo hoog in het vaandel hebben staan. Pas als bedrijven erin slagen om vanuit de mvo-gedachte een gezonde businesscase op te zetten, zal er ook voor mvo op de lange termijn een mooie toekomst zijn.

De heer Koppejan (CDA): Uit de diverse rapporten die ter voorbereiding van dit overleg aan ons zijn toegestuurd, blijkt onder andere dat er nog een behoorlijke opgave ligt voor het mkb, het midden- en kleinbedrijf. Mevrouw Schaart zegt dat MVO Nederland niet meer nodig is en dat we die 2,5 mln. beter kunnen uitgeven. Begrijp ik goed dat alle mkb-bedrijven dit bedrag dan zelf maar moeten ophoesten als het gaat om het wijzen op de mogelijkheden van mvo, duurzaamheid en het feit dat het ook nog goed is voor de winstgevendheid van een bedrijf en voor de innovatie?

Mevrouw Schaart (VVD): Ik ben er absoluut van overtuigd dat het mkb het belang van mvo steeds meer ziet. Misschien zou het verstandig zijn om die 2,5 mln. op een andere manier te besteden, zeker in het licht dat er naast MVO Nederland ook veel andere organisaties zijn die zich bezighouden met de voorlichting over mvo-beleid aan mkb’ers. Ik sprak al eerder over de overheid als launching customer. Daarnaast kan zij het geld misschien besteden aan mvo-projecten die mkb’ers zelf kunnen doen. Ik ben benieuwd of er tijd is om een evaluatiemoment in te bouwen en om te kijken hoe we het misschien anders kunnen doen. Ik sta open voor alle argumenten.

De heer Koppejan (CDA): Ik ben vooral benieuwd welke organisaties op dit moment dezelfde rol vervullen als MVO Nederland. Ik ken ze niet en hoor van de bedrijven zelf dat er juist heel veel behoefte is aan MVO Nederland.

Mevrouw Schaart (VVD): Ik ken ze dus wel en heb er al twee genoemd: de Groene Zaak en MVO Platform. Dat zijn echt goede organisaties die mvo op een fantastische manier propageren bij het bedrijfsleven en bij de overheid.

Mevrouw Smeets (PvdA): Ik wil onderlijnen dat MVO Platform totaal niet vergeleken kan worden met MVO Nederland, maar we komen daar wellicht op een ander moment nog over te spreken. Ik leg de volgende stelling voor aan mevrouw Schaart en vraag haar om daarop te reageren. De VVD pakt op dit moment 2,5 mln. af van het mkb, dat wil inzetten op duurzaam ondernemen en op mvo.

Mevrouw Schaart (VVD): Zo wordt de soep wel heel heet gegeten. Ik stel gewoon de vraag aan de staatssecretaris of de minister of zij mij ervan kunnen overtuigen dat die 2,5 mln. subsidie die wij jaarlijks aan MVO Nederland geven, de moeite waard is en of misschien een gedeelte of het gehele bedrag niet aan andere dingen besteed kan worden. Dat lijkt mij een doodnormale vraag in mijn rol van parlementariër en ik wil daar gewoon een antwoord op van de regering.

Mevrouw Smeets (PvdA): Mevrouw Schaart geeft hetzelfde antwoord als op de vraag van het CDA. Ik concludeer daaruit dat zij het mkb echt in de kou laat staan wat betreft mvo. Ik vind dat een dieptrieste zaak, want juist het mkb heeft het geld hard nodig.

Mevrouw Schaart (VVD): Dat werp ik echt verre van mij. Ik vind dit ook heel vervelend. Het mkb, dat mvo steeds vaker als beleid, als instrument omarmt, is juist voor de VVD van groot belang. Ik wil wel graag dat het geld op de juiste manier naar deze bedrijven gaat. Misschien zijn er nog heel andere wegen die naar Rome leiden waar het mkb nog veel beter gebruik van kan maken. Ik wil gewoon een evaluatie waaruit blijkt of dat geld goed wordt besteed.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik ken inmiddels het verhaal van de VVD wel. Ik moet eerlijk zeggen dat ik de VVD zo langzamerhand begin te leren kennen als een enigszins kortzichtige en bijna wereldvreemde partij als het gaat om dit soort zaken. De VVD is duidelijk nog niet helemaal gewend aan de nieuwe economische en globale verhoudingen in de wereld.

Ik vind de opmerking van mevrouw Schaart over bijvoorbeeld de Groene Zaak echter wel van belang. Ik ken die club ook en ben er best enthousiast over. Juist de Groene Zaak dringt er in ieder debat op aan dat de Nederlandse overheid meer regels moet stellen op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen en vooral op het gebied van duurzaam ondernemen. Wat is de reactie van mevrouw Schaart hierop?

Mevrouw Schaart (VVD): Er zijn heel veel organisaties die zich steeds meer met mvo bezighouden, bijvoorbeeld commerciële verenigingen of stichtingen. Ik ben geen belangenbehartiger van al deze clubs, maar feit is wel dat er verschillende clubs bestaan en dat er slechts één overheidsgeld krijgt, namelijk 2,5 mln. per jaar. Ik ben wel heel erg dankbaar voor alle vragen die ik hierover krijg, maar mijn enige vraag is of dat geld goed wordt besteed en of we die 2,5 mln. niet beter aan iets anders kunnen besteden. Ik vraag dus om een korte evaluatie van MVO Nederland en of deze organisatie het geld waard is.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Mijn enige vraag betreft de reactie van mevrouw Schaart op het feit dat er juist vanuit het bedrijfsleven, bijvoorbeeld door het mevrouw Schaart zo geprezen initiatief de Groene Zaak, de roep komt om met regelgeving over de brug te komen.

Mevrouw Schaart (VVD): Ik sta open voor alle suggesties, maar ben niet voor nationale regelgeving. Ik weet ook niet op welke regelgeving mevrouw Gesthuizen specifiek doelt. Misschien kan zij daar wat concreter over worden. Wat er gebeurt, moet goed gebeuren. Ondernemers vinden mvo juist steeds belangrijker; dat onderschrijven wij allemaal. Het kan ook onderscheidend zijn in de export naar en import uit het buitenland. Ik wens iedereen daar alle succes mee, maar mijn rol als parlementariër is om na te gaan of het geld goed wordt besteed. Dat herhaal ik nu al voor de vijfde keer.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): We kennen de VVD van de posters waarop staat: «voortaan voor iedereen die straf verdient: straf». We kennen de VVD ook als een partij die een groot tegenstander is van het onteigenen van gronden. Wie land heeft, moet dat volgens de VVD kunnen houden. We kennen ook het regeerakkoord, dat nogal een lik-op-stukbenadering uitspreekt voor mensen die over de schreef gaan. Mijn simpele vraag aan de VVD is of dat alleen geldt voor mensen die in Nederland wonen, of ziet de VVD dat beleid ook buiten onze grenzen als het gaat om Nederlandse betrokkenheid bij dit soort zaken?

Mevrouw Schaart (VVD): Ik geloof echt dat ik in het verkeerde debat ben beland. Ik zie niet helemaal de overeenkomst met mvo-beleid in Nederland.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Daar was ik al een beetje bang voor. Er zijn Nederlandse bedrijven die veel geld verdienen aan het onteigenen van land in het buitenland. Ik vraag mij af of de VVD-fractie bereid is om haar stoere taal, die ze wel in het regeerakkoord heeft opgeschreven, ietsje verder te laten reiken dan alleen de gevallen waarin Nederland plaats delict is. Er is toch een Nederlandse verantwoordelijkheid en betrokkenheid bij de zaken die ik zojuist noemde.

Mevrouw Schaart (VVD): Misschien kunt u iets concreter worden, want uw punt ontgaat mij.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik geef als voorbeeld de sojaplantages. Er waren kleine gemeenschappen in Latijns-Amerika die hun eigen boerenbedrijfje hadden. Omdat Nederland per se veel geld wil verdienen aan de soja-industrie en de bio-industrie, zijn mensen van hun land gejaagd en in schuldslavernij beland. Dat is nog aan de orde van de dag. We hebben daarin een betrokkenheid. Vindt de VVD dat we daar ook moeten zeggen: wie straf verdient, krijgt straf; lik op stuk; dat doen we gewoon niet?

Mevrouw Schaart (VVD): Ik weet nog steeds niet wiens plantages dat zijn en welke bedrijven daarbij betrokken zijn. Mevrouw Ouwehand ziet hier dus een rol in voor de Nederlandse overheid. Ik denk dat er in WTO-verband en in ander verband heel veel mogelijk is. Natuurlijk onderschrijft de VVD dat arbeidsomstandigheden heel erg belangrijk zijn en dat we daar alles aan moeten doen. Consumenten kunnen daar ook heel veel zelf aan doen. Ik weet niet precies waar ik nu verder op moet reageren, omdat ik geen concrete vraag heb gehoord.

Ik heb in het vorige debat over handel, dat wij twee uur geleden hebben gevoerd, al gesteld dat ik aandacht wil voor de hoge duurzaamheidseisen die wij in Europa en in Nederland aan onze producten stellen. Daar zal ik waarschijnlijk ook veel vragen over krijgen. Duurzaamheid is natuurlijk van het allergrootste belang, maar wij moeten hierin niet doorschieten. Ik ben zelf nog niet zo lang geleden naar een WTO-conferentie geweest in Genève en ik heb daar heel erg de indruk gekregen dat onze eigen industrieën concurrentieel nadeel ondervinden van onze duurzaamheidseisen. Natuurlijk moeten we het in internationaal verband op orde brengen, maar we moeten niet doorschieten. We moeten het op internationaal niveau goed vastleggen, zodat minder ontwikkelde landen hun producten ook gewoon naar Nederland kunnen exporteren en dat niet zien als een obstakel voor hun economische ontwikkeling. Ik wil graag weten van de staatssecretaris of de minister wat hun mening hierover is.

Ik kom aan het einde van mijn betoog. Ik wil graag nog iets zeggen over de juridische verantwoordelijkheid van moederbedrijven voor gedragingen van hun dochters. Het wordt wat juridisch, maar iedere dochteronderneming is een rechtspersoon en rechtspersonen zijn zelf verantwoordelijk voor hun gedragingen. Dat is juist een van de uitgangspunten van het rechtspersonenrecht. De VVD wil dat dit zo blijft. Wij zijn absoluut tegen een algemene aansprakelijkheid van moederbedrijven. In bijzondere situaties, zoals zware mensenrechtenschendingen, wordt het moederbedrijf nu al aangesproken. In dergelijke gevallen is er ook in Nederland rechtstoegang. In mijn ogen hoeven we hiervoor dus geen extra regelgeving in het leven te roepen.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Voorzitter. We kennen het vorige kabinet als een kabinet van normen en waarden. Dit kabinet begint toch wel te lijken op een kabinet dat zich louter focust op de toegevoegde waarde op de Nederlandse economie. Dat staat vrij haaks op de visie van GroenLinks. Ik wil vanmiddag een poging doen om een paar elementen daarvan toch ook tussen de oren van het huidige kabinet te krijgen. Het kan namelijk niet zo zijn dat wij in Nederland goede veiligheidsomstandigheden en goede arbeidsvoorwaarden hebben voor mensen, maar dat we het niet belangrijk vinden hoe dat elders in elkaar zit. Het kan niet zo zijn dat we het hier belangrijk vinden dat we schone lucht inademen, dat ons water schoon is en dat we ons milieu niet te zwaar belasten, maar dat we het geen enkel probleem vinden dat het milieu elders wel belast wordt en dat we dan gewoon zeggen: ja, dan moet dat rechtssysteem daar maar aan de slag en beter worden. Maar een rechtssysteem in een land dat qua omvang de 36ste of 37ste economie ter wereld is, kan natuurlijk niet opboksen tegen een bedrijf als Shell.

Ik wil van het kabinet weten welke specifieke diplomatieke en economische drukmiddelen Nederland heeft en welke daarvan worden ingezet om corruptie en mensenrechtenschending in Nigeria te bestrijden. Als we er een aantal niet inzetten, waarom doen we dat dan niet? De regering vertelt dat ze lokale initiatieven ondersteunt en dat er waarnemers gestuurd worden. Dat is een heel mooi begin. Maar op welke wijze zetten wij druk op de Nigeriaanse regering? Stel dat een aantal middelen niet wordt gebruikt, waarom dan niet? Hoe zorgt deze regering ervoor dat Shell zichzelf ook maatschappelijk verantwoord gaat gedragen in Nigeria? Als Shell er zelfs maar over zou filosoferen om in Nederland dezelfde dingen te doen als in Nigeria, zou ook voor dit kabinet het land direct te klein zijn. We accepteren echter dat in Nigeria het affakkelen met 20% toeneemt, terwijl al jaren geleden is toegezegd dat dit geheel zou stoppen.

Ik kom te spreken over grondstoffen als steenkool, uranium en olie. De SER heeft een prachtig advies uitgebracht over mvo, onder andere met een aantal clausules over maatschappelijk verantwoord ondernemen. Mevrouw Schaart zei al dat het erg moeilijk is om dit keihard juridisch afdwingbaar te maken, maar er staan in het advies een aantal helder uitgewerkte mogelijkheden wat betreft vrijwillige maar niet vrijblijvende verantwoordelijkheid voor het ketenmanagement. De Nederlandse regering zou deze verantwoordelijkheid wel degelijk van het Nederlandse bedrijfsleven kunnen vragen. Daar wil ik graag een reactie op.

Op dit moment zijn in Nederland alleen grote bedrijven verplicht om een maatschappelijk jaarverslag te presenteren. Ik stel voor dat dit ook voor middenmaatbedrijven verplicht wordt. Kan de overheid daar het voortouw in nemen en bijvoorbeeld de criteria van het GRI, het Global Reporting Initiative, verplicht stellen?

Mevrouw Schaart (VVD): Hoor ik het goed dat GroenLinks een extra administratieve last aan het bedrijfsleven, namelijk aan het mkb, wil opleggen om verplicht een duurzaamheidsverslag samen te stellen?

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Ik heb het niet specifiek over de bakker om de hoek, maar mevrouw Schaart mag met mij meedenken om welke maat bedrijven het hier wel gaat. Ik heb het over bedrijven die een redelijke impact hebben in het buitenland en die vallen onder de definitie van de SER, waarbij het verband vrij rechtstreeks en zichtbaar is. Ik neem als voorbeeld uranium uit Kazachstan. Bij de kerncentrale in Borssele weten ze heel goed waar het uranium vandaan komt en dat de omstandigheden rond de mijn allerbelabberdst zijn. In het advies van de SER wordt dan gezegd dat een en ander niet juridisch afdwingbaar is, maar dat dit wel zo zou moeten zijn. Er mag ook in een paragraaf over maatschappelijk verantwoord ondernemen gerapporteerd worden welke stappen bijvoorbeeld DELTA genomen heeft om ervoor te zorgen dat de omstandigheden bij die mijn verbeteren.

Mevrouw Schaart (VVD): Ik denk dat mevrouw Van Tongeren wel weet dat Nederland het vijfde exportland en het zevende importland ter wereld is. Bijna elk bedrijf in Nederland heeft wel wat met het buitenland te maken. Het wordt daarom heel moeilijk om bedrijven te vinden, behalve dan een bakker om de hoek en enkele heel kleine bedrijven, die buiten deze richtlijnen kunnen vallen. Uiteindelijk benadelen wij dus het hele bedrijfsleven in Nederland, als wij het plan van mevrouw Van Tongeren doorvoeren om elke ondernemer verplicht een duurzaamheidsverslag te laten maken.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Nederland is naast de vijfde exporteur en de zevende importeur ter wereld ook nog eens de zestiende economie ter wereld. Daarom heeft Nederland een enorm grote verantwoordelijkheid. We hebben een enorm grote economie en kunnen dus niet zeggen dat we maar een kleine, zompige moerasdelta aan de Noordzee zijn en daar verder geen verantwoordelijkheid voor nemen. Juist omdat wij de mogelijkheden hebben om invloed uit te oefenen, moeten wij onze kracht ten goede aanwenden, zodat dit kabinet niet alleen het kabinet van de toegevoegde waarde wordt, maar ook van mensenrechten en arbeidsrechten. Normen en waarden moeten er echt in terugkomen. Dat sluit ook aan bij de filosofie van liberale partijen.

Mevrouw Schaart (VVD): Wij leven niet in «splendid isolation». Ik denk dat ...

De voorzitter: Nee, mevrouw Schaart. U hebt al twee keer geïnterrumpeerd. Mevrouw Van Tongeren vervolgt haar betoog.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Ik ga verder met MVO Nederland. Als VNO-NCW en het mkb pleiten voor een subsidie – ik heb dat nog niet eerder meegemaakt – moet er echt iets belangrijks aan de hand zijn. De twee organisaties die mevrouw Schaart noemde, doen natuurlijk heel iets anders en zijn van een andere omvang.

De overheid zou als launching customer het goede voorbeeld moeten geven op het gebied van mvo. Maar kijk bijvoorbeeld eens naar de hoeveelheid fout hout die door overheden in Nederland in allerlei bouwwerken gebruikt wordt. Milieudefensie heeft dat in een rapport laten zien. Het kan toch niet zo zijn dat wij in Nederland allerlei mooie dingen op papier hebben staan terwijl we iets heel anders doen?

Ik sluit af met een mooie Engelse spreuk: don’t do as I do, do as I say. We hebben dus een mooi SER-advies over mvo, waarin prachtige teksten staan, maar ondertussen is het enige wat wij belangrijk vinden datgene wat eventueel iets toevoegt aan de Nederlandse economie. Dat is toch niet wat dit kabinet wil?

De heer Koppejan (CDA): Voorzitter. Maatschappelijk verantwoord ondernemen staat duidelijk op de agenda van steeds meer bedrijven. De voortgangsrapportage Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen laat zien dat er in de afgelopen jaren door het bedrijfsleven veel positieve initiatieven zijn ontwikkeld. Ik denk aan bedrijven als Unilever, DSM, KPN, Alliander, La Place en Hago, dat deel uitmaakt van Vebego. De grootste Nederlandse bedrijven worden internationaal gezien als koplopers op het terrein van duurzaamheid. Veel bedrijven doen eigenlijk veel meer dan ze middels een rapportage vertellen. Dat mag als een prestatie van formaat worden beschouwd, zeker in een periode waarin de financieel-economische crisis op haar heftigst was. Daarmee laten deze bedrijven zien dat mvo geen eenmalige bevlieging is, maar dat er een intrinsieke motivatie aan ten grondslag ligt. Tegelijkertijd blijkt uit de rapportage dat een aanzienlijk deel geen beleid heeft op het gebied van duurzaam inkopen en nog onbekend is met ILO-normen en OESO-richtlijnen. Met name richting het mkb is er nog veel te doen. Er zijn echter ook goede voorbeelden te noemen: Van Houtum Papier uit Noord-Limburg, Bavaria uit Brabant, Gulpen Bier uit Limburg, CONO Kaas uit de Beemster, Drukkerij Wedding, en ECOstyle uit Appelscha. Het is jammer dat we maar een paar minuten spreektijd hebben, anders was ik nog even met deze reclamespot doorgegaan.

Het CDA vindt dat mvo vooral vanuit de bedrijven zelf moet komen en vanuit de samenleving, waarin ook de consumenten hun verantwoordelijkheid hebben te nemen. Voor de overheid zien wij vier rollen weggelegd, ten eerste van inspirator. Ten tweede moet de overheid zelf het goede voorbeeld geven, bijvoorbeeld door duurzaam in te kopen en sociaal aan te besteden. Ten derde moet de overheid overbodige regelgeving opruimen. Wetten, regels en subsidies die onbedoeld in strijd zijn met een duurzame en sociale economie, dienen zo spoedig mogelijk opgeruimd te worden. We zien graag dat dit kabinet uitzoekt welke wetten, regels en subsidies een versnelling van mvo en duurzame ontwikkeling in de weg staan en dus opgeheven kunnen worden. Ten vierde: beperkte en gerichte stimulering. In het topgebiedenbeleid zou niet alleen gekeken moeten worden naar economisch rendement, maar ook naar maatschappelijk rendement. Bij maatschappelijk rendement denk ik naast duurzaamheid aan een bijdrage aan werkgelegenheid voor langdurig werklozen, ouderen, mensen met een beperking en Wajongers, of aan het stimuleren van de economie en werkgelegenheid in achterstandsgebieden. Wij zien dan ook graag dat bij de beoordeling van projecten in het kader van het topgebiedenbeleid de bijdrage aan dit type doelstellingen positief en niet dogmatisch wordt meegewogen bij het toekennen van overheidsgelden.

Mededinging en maatschappelijk verantwoord ondernemen. De vraag in hoeverre de huidige Europese en in het bijzonder de nationale mededingingsregelgeving een meer maatschappelijk verantwoorde en duurzame wijze van ondernemen en produceren in de weg staat, is vaker door mij gesteld. De staatssecretaris heeft tijdens het laatste AO over visserij toegezegd om in april een brief te sturen waarin hij in zal gaan op deze zaken. Uit gesprekken met ondernemers komt naar voren dat dit echt een probleem is. Men wil graag stappen zetten op het gebied van mvo en verduurzaming. Daarvoor is samenwerking en kennisuitwisseling nodig in de keten of in de branche, maar het komt er niet van uit vrees dat de NMa dit zou kunnen interpreteren als verboden prijsafspraken. Dat kan nooit de bedoeling zijn. Dit kabinet zegt meer te willen werken vanuit het vertrouwen in ondernemers met minder regelgeving. Wij vragen de staatssecretaris om dit principe ook toe te passen. Het kan heel eenvoudig worden opgelost door bijvoorbeeld het volgende te doen. Richt binnen de NMa of binnen het Meldpunt Handelsbelemmeringen van EL&I een meldpunt op waar ondernemers overleg en samenwerkingsverbanden op het gebied van duurzaamheid en mvo kunnen aanmelden ter toetsing op ongeoorloofde prijsafspraken. De oprichting van zo’n meldpunt hoeft niet veel te kosten, want de taken kunnen worden uitgevoerd door een huidige medewerker. Het is dus niet duur en kent ook niet veel administratieve lasten.

Het is positief dat het NCP zo’n goede internationale reputatie heeft opgebouwd en tot de vijf actiefste NCP’s ter wereld behoort. Er komen alleen weinig zaken binnen bij het NCP. Schiet het NCP daardoor zijn doel niet voorbij? Wat denkt de staatssecretaris hieraan te gaan doen? In hoeverre wordt er bekendheid gegeven aan de uitspraken van het NCP?

Ik denk dat ik al genoeg heb gezegd dat we MVO Nederland heel belangrijk vinden. Deze organisatie komt ook goed uit de evaluatie. Als MVO Nederland straks met een heel goed businessplan komt, inclusief een aansprekende aanpak voor mkb-bedrijven, en aantoont dat de organisatie steeds meer gefinancierd wordt door het bedrijfsleven, is de staatssecretaris dan nog steeds bereid om een bijdrage te leveren?

De transparantiebenchmark en het Castermans-rapport sla ik over.

Tot slot ga ik in op de situatie in West-Afrika. Het is goed dat de Nederlandse overheid diverse acties heeft ondernomen, waaronder een gesprek met de heer Voser van Shell. Wat zijn de concrete resultaten van het gesprek en welke vervolgafspraken zijn er gemaakt? De volgende vraag stel ik aan de minister van Buitenlandse Zaken, die ik overigens niet zo vaak spreek. Is de Nederlandse regering bereid om op korte termijn het gesprek aan te gaan met de nieuw verkozen president van Nigeria?

Mevrouw Smeets (PvdA): Voorzitter. Vandaag spreken we voor het eerst met deze minister en staatssecretaris over maatschappelijk verantwoord ondernemen. Namens de PvdA-fractie spreek ik de hoop uit dat wij nog vaak over dit onderwerp met elkaar het gesprek aangaan. In het regeerakkoord staat dat mvo belangrijk is en dat ondernemingen aandacht tonen voor mens, milieu en maatschappij. Dat zegt eigenlijk niets. Waar zijn de doelen en ambities van dit kabinet? Het kabinet lijkt het thema niet echt te willen agenderen. Ik leg de nadruk op «lijkt», want we staan vrij aan het begin van deze regeerperiode. Het kabinet, deze staatssecretaris in het bijzonder, heeft dus nog alle mogelijkheid om zich te bewijzen op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Ik was zojuist ook bij een algemeen overleg met de staatssecretaris en daar was ik blij verrast. Ik hoop dat dit ook voor dit AO geldt.

Voor ons geldt in ieder geval voor mvo dat het glas niet halfvol is, maar halfleeg. Te vaak komen we misstanden tegen in het internationale handelsverkeer: kinderarbeid bij de hazelnootproductie, slavernij in de Spaanse groenteteelt, Shell in Nigeria et cetera. Het MVO Platform heeft ons een niet leuk, maar wel heel interessant overzicht gegeven van de misstanden binnen een periode van tien maanden waar Nederlandse bedrijven bij betrokken zijn. Dat geeft toch te denken. Graag wil ik een uitgebreide reactie van de bewindslieden op de vraag of het centraal stellen van ondernemerschap ook inhoudt dat mvo centraal wordt gesteld. Graag hoor ik hoe de Kamer de beloftes die ze krijgt kan controleren. Voor ons is het onderscheid dat John Ruggie hanteert bij maatschappelijk verantwoord ondernemen leidend. Dat moet natuurlijk voor dit kabinet ook zo zijn.

Wij horen graag wat de doelen en de ambities van het kabinet zijn en wat de kernissues zijn op het gebied van mvo, zowel voor het grootbedrijf als voor het mkb. Waar staan wij over vier jaar? Waar kunnen wij het kabinet op afrekenen?

Ik kom nog even terug op het framework van John Ruggie. Het kabinet heeft gezegd dat het daarmee aan de slag gaat. Wij hebben hier ook vragen over gesteld toen wij spraken over de begroting van Buitenlandse Zaken. Waar staan wij nu?

Ik ga nu over naar de situatie in Nigeria. De minister en de staatssecretaris weten dat wij een hoorzitting hebben gehad en dat dit onderwerp hier ter sprake is gekomen. Uit de antwoorden van minister Verhagen op de vragen van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie naar aanleiding van de hoorzitting blijkt dat de minister vooral inzet op het op gang houden van de communicatie; Nederland vraagt om transparantie en uitleg. Dat klinkt bemoedigend, maar wat wil het kabinet bereiken met Nigeria en met Shell? Is Shell ook een bepalende factor? De Kamer heeft om een verslag gevraagd van een gesprek met minister Verhagen en Peter Voser, de CEO van Shell. We hebben vernomen dat het gesprek uitvoerig, open en constructief was. Dat klinkt goed, maar wat is de actieve inzet van Shell en – minister Verhagen is er nu niet, maar dat is geen probleem omdat het kabinet met één mond spreekt – wat is er precies afgesproken? Het is van belang dat het kabinet in contact treedt met de Nigeriaanse overheid. Naast contact op ambtelijk niveau moet er ook persoonlijk contact gelegd worden en een persoonlijk gesprek gevoerd worden. Ik ben blij dat minister Rosenthal ook aanwezig is, zodat hij hierop kan reageren.

Ik heb een vraag over het rapport van Castermans over de juridische aansprakelijkheid van Nederlandse moederbedrijven voor schendingen in het buitenland. Er zijn mogelijkheden om de bedrijven aan te pakken, maar die zijn beperkt. Wij willen graag van dit kabinet weten in hoeverre er toch toe gewerkt kan worden naar een andere wettelijke verankering.

Ik ga kort in op het punt mvo en de code-Tabaksblat. Wat doen ondernemers met de bepalingen uit de code? De commissie-Streppel doet onderzoek naar de naleving van de code. Kan zij komend jaar wellicht onderzoek doen naar de naleving van de mvo-bepalingen?

De Congowet komt eraan. Bedrijven moeten volgens deze nieuwe Amerikaanse wet in hun jaarverslag de herkomst van grondstoffen vermelden. Het doel hiervan is om transparant te krijgen of grondstoffen uit conflictgebieden komen. Europa werkt aan een vergelijkbare wet. Wanneer komt deze wet eraan?

De heer Van Bemmel (PVV): Voorzitter. Sinds de Nigeriaanse president Goodluck Jonathan de verkiezingen heeft gewonnen, staat Nigeria weer volop in de belangstelling van de media. Een patstelling tussen noord en zuid dreigt. Het is al veel langer onrustig in het deltagebied van Nigeria. Dit olierijke gebied, waar Shell al decennia actief is, wordt geteisterd door de constante dreiging van een burgeroorlog, door een corrupte overheid en door rebellen die massaal illegaal olie aftappen. Het was het Nederlandse bedrijf Shell dat de situatie in het zo moeilijke land sterk heeft verbeterd. Shell bracht banen – 90% van het personeel is Nigeriaans – en bood vele burgers een opleiding aldaar.

Dat de Nigerdelta ernstig is vervuild, is helaas een feit. Dat het altijd de minder kansrijken zijn die daarvoor de prijs betalen, is een even zo trieste constatering. Het merendeel van de lekkages, 70% van de olie, wordt echter veroorzaakt door bendes in Nigeria. Het dichten van de gaten is voor werknemers van Shell een levensgevaarlijke operatie. Het olieconcern betaalt miljoenen per jaar om de veiligheid van zijn personeel hierbij te garanderen. Toch zijn er partijen die alleen Shell verantwoordelijk houden voor de milieuchaos in de Nigerdelta. Te denken valt aan het fantastische, objectieve VARA-programma ZEMBLA, dat kwam met de uitzending «Vuile olie van Shell». Alleen de titel verraadt al de insteek, net als die van de aflevering «Wilders, profeet van de angst»; niet het voorbeeld van een objectief programma, zou ik zeggen. Het is duidelijk dat er wat moet worden gedaan aan de uitzichtloze situatie van de inwoners van de Nigerdelta, wier levensomgeving ernstig vervuild is. De eerste verantwoordelijkheid daarvoor ligt uiteraard bij de Nigeriaanse overheid. Die moet de corruptie in het land bestrijden, veiligheid brengen en de milieustandaarden bepalen waaraan Shell zich moet houden. Als het aan de PVV ligt, knikkert de Nigeriaanse overheid Shell gewoon het land uit als het bedrijf zich echt schuldig maakt aan milieuvervuiling. Laten we alsjeblieft ophouden met het verschuiven van de verantwoordelijkheid van de overheid naar Shell. Wij onderschrijven dus ook niet de conclusie van het Castermans-rapport. Dit rapport zou ervoor kunnen zorgen dat Shell in het moederland kan worden vervolgd voor iets waarvoor de Nigeriaanse overheid verantwoordelijk is. Wij vragen de minister of zulke malle rapporten direct kunnen worden «geprullemandeerd», om met de woorden van mijn collega De Mos te spreken.

Shell zegt overigens hard te werken aan het dichten van de gaten en het schoonmaken van vervuilde gebieden. Tevens heeft het bedrijf velden verkocht aan de Nigerianen om de invloed van de lokale overheid te vergroten. Wil de minister in gesprek gaan met Shell om te bezien in hoeverre dit afdoende is en om te kijken welke invloed Nederland nog kan aanwenden om de situatie verder te verbeteren in de Nigerdelta?

Ik kom te spreken over het maatschappelijk verantwoord ondernemen. Ondernemen had vroeger vaak te maken met een aantal p’s: product, promotie, prijs en personeel. In de loop der jaren zijn er nog een aantal p’s aan toegevoegd, zoals presentatie en plaats. In de Kamer hanteren wij echter andere p’s: profit, planet en people. De tweede klinkt alweer een stuk zweveriger. Voor de duidelijkheid, de PVV is tegen iedere vorm van uitbuiting, kinderarbeid of dierenmishandeling. Bij elke schijn van overtredingen in dat kader dient er uiteraard direct te worden ingegrepen. Het gaat echter vaak om andere dingen. Het gaat om allerlei ambities op het gebied van duurzaamheid en milieueisen. Prachtig natuurlijk, maar dit is bij uitstek iets wat de overheid niet moet opleggen. Zij moet dit overlaten aan de handelsketens. De markt kan perfect haar werk doen. Als er in de verre toekomst bijvoorbeeld nauwelijks fossiele brandstoffen meer zijn, rijdt iedereen ongetwijfeld in een elektrische auto en is deze zeer betaalbaar door schaalvergroting.

Helaas gaan we altijd weer toe naar een vorm van maakbaarheid. De overheid wacht niet af, maar komt met allerlei klemmende regels gebaseerd op klimaatreligie en doorgeschoten milieuambities. MVO Nederland is een voorbeeld van zo’n clubje, een stichting die sinds 2004 op kosten van de overheid is ingesteld om de kennis en bewustwording aangaande mvo bij het bedrijfsleven te promoten. In het jaarverslag staat: «Het valt op dat er vrijwel geen recent inzicht bestaat in de mate waarin mvo door het bedrijfsleven geadopteerd is en gepraktiseerd wordt.» Ik vraag de staatssecretaris waarop deze club dan afgerekend kan worden.

Verder lezen we allerlei vage criteria, zoals «positief beeld», «MVO Nederland heeft een goede reputatie» en «met veel waardering wordt gesproken over het werk dat MVO Nederland verricht». Dat is allemaal fantastisch, maar met dit soort subjectieve criteria kan iedere organisatie een positief beeld van zichzelf creëren. Staatssecretaris Bleker lijkt mij iemand van de praktijk. Deelt hij mijn mening dat dit van een soort zweverigheid getuigt waar de huidige coalitie zich niet echt in kan vinden?

Eén ding is niet zweverig. Ieder jaar gaat hier 2,5 mln. naartoe en dat alleen om allerlei regels te verzinnen. Ik verzoek de staatssecretaris om deze subsidie onmiddellijk te stoppen. Het is de bedoeling dat deze club vanaf 2012 daadwerkelijk zelfstandig gaat opereren. Meestal is dat wel de garantie dat we er snel vanaf zijn. MVO Nederland is blijkbaar zelf niet zo duurzaam als het geldinfuus wordt gestopt.

De heer Verhoeven (D66): Ik heb natuurlijk weer met plezier zitten luisteren naar het betoog van de heer Van Bemmel, maar het leek wel alsof ik in een soort omgekeerde ZEMBLA-uitzending terecht was gekomen, een soort parodie op een ZEMBLA-uitzending. Het leek op een soort promotiecampagne dat Shell schone handen heeft en helemaal niks verkeerd doet. Ik zeg helemaal niet dat Shell alles verkeerd doet, maar het bedrijf fakkelt af en veroorzaakt vervuiling en lekkages in Nigeria. Welke verantwoordelijkheid ziet de PVV voor een bedrijf als Shell en voor de Nederlandse overheid om daar verbetering in aan te brengen? Tot nu toe heb ik namelijk nog helemaal niks gehoord, en dat is niet geloofwaardig.

De heer Van Bemmel (PVV): Ik dacht dat ik dit duidelijk had gezegd. Wij leggen de verantwoordelijkheid eerst bij de Nigeriaanse overheid. Ik heb ook gezegd dat als Shell zich schuldig maakt aan milieuvervuiling, de Nigeriaanse overheid kan besluiten om het bedrijf eruit te gooien. Maar kennelijk is Shell zo belangrijk voor Nigeria dat dit niet gebeurt. Het bedrijf doet ook heel veel goede dingen. Ik weet zeker dat Shell fouten maakt, maar het bedrijf dient daar door de Nigeriaanse autoriteiten op te worden aangesproken.

De heer Verhoeven (D66): Ik heb een tweede vraag. We hebben het zo-even al gehad over MVO Nederland. Ook de PVV stelt nadrukkelijk de vraag over de terechtheid van de subsidie. Waarom morrelen de PVV en de VVD niet aan een miljoenensubsidie voor de Kamer van Koophandel, een miljoenenheffing van de product- en bedrijfschappen waar ondernemers, met name het mkb, veel meer last van hebben? Dat mag allemaal in stand blijven. Waarom wordt wel een groot punt gemaakt van de 2,5 mln. voor iets nuttigs op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen? Waarom kunnen we dat niet allemaal doen?

De heer Van Bemmel (PVV): Allereerst vinden wij dat het bedrijfsleven dit heel goed zelf kan. Er zijn allerlei initiatieven. We moeten het bedrijfsleven niet in een soort keurslijf dwingen en bedisselend allerlei regeltjes verzinnen vanuit een soort organisatie die weer subsidie nodig heeft. Ik meende dat wij op het punt van de Kamer van Koophandel toch aardig met elkaar waren opgetrokken. We hebben gezegd dat die minder moet gaan kosten. In het overleg over regeldruk hadden wij dit mijns inziens al afgekaart. Daarover verschillen wij niet zo veel van mening.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. «Het idee dat bedrijven hun inkomsten willen of zelfs kunnen laten teruglopen omdat ze sociaal verantwoordelijk gedrag moeten vertonen, iets in het publieke belang doen, is in het beste geval bedrieglijk en in het slechtste geval schadelijk voor ons allemaal, ook al wil het publiek, willen u en ik, hier zo graag in geloven. Het stelt u gerust. We denken dat bedrijven zich dankzij de goedhartigheid van bestuursvoorzitters graag inzetten voor het publieke belang. En dan nu de werkelijkheid: dat doen ze niet». Dit is een citaat van Robert Reich. Ik voel mij zeer thuis bij zijn visie op mvo, waarvan hij zegt: het is weinig meer dan flauwekul. Het valt mij altijd op dat je bedrijven die echt aan maatschappelijk verantwoord ondernemen doen, niet hoort. Dat zijn de biologische bedrijven, de bedrijven die in- en in- integer opereren en proberen de belasting en uitputting van de aarde zo beperkt mogelijk te houden, en die met respect voor de mensenrechten opereren. Die luiden de noodklok niet, maar doen gewoon wat goed is. Als er een etiket mvo op wordt geplakt, is het goed om waakzaam te zijn. Meestal is er dan iets aan de hand.

Het is nodig dat de overheid duidelijke kaders stelt. Uit talloze onderzoeken blijkt keer op keer dat met een vrijwillige aanpak de problemen niet opgelost worden. Consumenten en burgers zeggen keer op keer dat de problemen te groot zijn en dat zij het in hun eentje niet kunnen oplossen met hun aankoopgedrag. Zij zeggen: lieve overheid, stel alstublieft die kaders; ik wil niet in de winkel staan en mij bij een shirtje af moeten vragen of het in elkaar is gezet door kinderhandjes; als ik speelgoed koop voor mijn eigen kinderen wil ik niet het risico lopen dat het door andere kinderen in China in elkaar is gezet. Waar blijft de kaderstellende overheid, waarvan al decennialang is aangetoond dat die nodig is om de problemen waarmee wij ons geconfronteerd zien op te lossen? Een vrijwillige aanpak gaat niet werken. Tenzij het kabinet met een doorwrochte onderbouwing komt om het tegendeel daarvan te bewijzen, ben ik geneigd om de wetenschappers te geloven die kritiek hebben geuit op een vrijwillige aanpak.

Ik sluit mij kortheidshalve aan bij de vragen die zijn gesteld over Shell in Nigeria. Ik stel nog wel een aantal vragen over het rapport-Castermans. Ik denk dat daar voor bijvoorbeeld deze casus, Shell in Nigeria, veel mogelijkheden liggen. Ik denk dat het goed is om de aanbevelingen die Milieudefensie heeft opgesteld serieus te onderzoeken. Zij stelt dat de zeggenschap van Nederlandse moederbedrijven over hun buitenlandse dochters moet worden verduidelijkt, dat vastgelegd moet worden voor welke onderdelen van de bedrijven de keten verantwoordelijkheid draagt en dat het begrip «onrechtmatige daad» moet worden verduidelijkt door een juridisch bindende gedragscode. Dat zou mogelijk moeten zijn. Graag een concrete reactie daarop van het kabinet.

Ik herinner dit kabinet heel graag eraan dat het vorige kabinet bij monde van premier Balkenende heeft gezegd: alles wat de mens heeft aangericht, kan hij ook weer herstellen. Dat vond ik destijds al onvoorstelbaar naïef, maar ik hoor graag of dit kabinet echt een opdracht voor zichzelf ziet om kaders te stellen. Deze commissie heeft onlangs een bezoek gebracht aan Brussel, alwaar zij met bedrijven heeft gesproken over resource efficiency. Het is prachtig wat bedrijven doen om te kijken hoe ze zorgvuldiger met hulpbronnen om kunnen gaan, maar geen enkel bedrijf, bijvoorbeeld Unilever, zal uit zichzelf zeggen: mensen, jullie moeten wat minder ijsjes gaan eten, want de palmolie die wij daarvoor gebruiken gaat ten koste van de regenwouden. Dat soort communicatie, dat soort kaders kunnen we nooit en te nimmer van welk mvo-bedrijf dan ook verwachten. Daar moet het kabinet op inzetten. De kwantitatieve component, dus de vraag hoe we de roofbouw op de aarde beperken, en alle gedetailleerde onderdelen van bedrijfsvoering die ten koste gaan van mens en dier en natuur en milieu verdienen publieke kaders. Graag een duidelijke toezegging op dat punt.

De heer Van Bemmel (PVV): Mevrouw Ouwehand sprak eerder in dit overleg over het onteigenen van grond van akkerbouwers. Maakt zij daarbij onderscheid tussen buitenlandse en Nederlandse akkerbouwers?

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Wij zien dat in Nederland een onteigening volgens de procedure loopt dat een boer – daar gaat het meestal om – keurig geld krijgt voor zijn grond. In voorkomende gevallen doet hij inderdaad onvrijwillig afstand, maar wordt hij daar wel financieel voor gecompenseerd. In Latijns-Amerika en Indonesië worden mensen van hun land weggejaagd. Zij mogen in ruil daarvoor als schuldslaven werken op de sojaplantages die daarvoor in de plaats zijn gekomen. Dat vind ik wel verschillend.

De heer Van Bemmel (PVV): Als de akkerbouwers in Nederland niet willen, vindt mevrouw Ouwehand toch dat zij gedwongen moeten worden. Begrijp ik dat goed?

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ja, en volgens mij vindt de PVV dat ook. Zij pleit namelijk voortdurend voor meer asfalt. We weten allemaal dat er grond van boeren en burgers wordt onteigend voor de bouw van woningen en asfalt. Maar als het gaat om het omzetten van gronden in natuur, is de PVV daar ineens tegen. Het lijkt mij dat juist de PVV daarin een dubbele moraal heeft.

De voorzitter: We zijn toe aan het antwoord van de bewindspersonen. Ik wijs erop dat we direct aansluitend op dit AO een VAO hebben. We hebben dus geen mogelijkheid om uit te lopen. Ik verzoek de staatssecretaris om de opbouw van zijn betoog te vermelden.

Staatssecretaris Bleker: Voorzitter. De opbouw van mijn betoog is als volgt. Eerst ga ik, zoals gevraagd, in op West-Afrika. Aansluitend daarop zal de minister van Buitenlandse Zaken daarover spreken. Dan volgt een interruptieronde. Daarna ga ik in op het meer algemene gedeelte rond mvo. Vervolgens ga ik in op de Nederlandse inzet bij de OESO en op onder meer de punten vakvereniging, collectief onderhandelen, non-discriminatie enzovoorts. Voorts kom ik op de kwestie van de aansprakelijkheid van moedervennootschappen. Daarna komen nog de kwestie van het NCP, de ombudsman en het rechtsbijstandsfonds aan de orde. Ook zou een reactie van de regering op het SER-rapport volgen, maar daarvan ik kan direct zeggen dat er een schriftelijke reactie komt. Dat punt is dus afgedaan.

Voorzitter. Wij doen ons best om compact te reageren. De situatie in West-Afrika, Nigeria en de situatie rond Shell aldaar, blijft ook ons zorgen baren. Daarbij nemen wij als uitgangspunt dat het oplossen van de problematiek aldaar primair een aangelegenheid is van de Nigeriaanse overheid en het bedrijf Shell aldaar. Desalniettemin ligt er ook een rol voor de Nederlandse overheid. Die zal ik kort schetsen.

We hebben meer impliciet een agenda waarbinnen wij projecten en initiatieven in het gebied ondersteunen op het terrein van mensenrechten, milieu en bevordering van dialoog tussen stakeholders. Daarnaast is mvo onderwerp van gesprek met de gevestigde bedrijven en specifiek met Shell. Dit doen we in Europees en internationaal verband. We geven ook steun aan internationale initiatieven voor transparantie. Dat zijn er enkele.

Noch de Nederlandse regering, noch het bedrijfsleven kan actief de grote uitdagingen oplossen. We kunnen niet op de stoel van de Nigeriaanse nationale en lokale overheid gaan zitten. Het is onze ambitie om met die impliciete agenda, het ondersteunen van projecten en initiatieven en het versterken van de dialoog, ontwikkelingen aldaar in de goede richting te duwen. Daarnaast is de Nederlandse overheid bereid om specifieke expertise die nodig is voor het oplossen van problemen in het gebied, beschikbaar te stellen. Dat doet zij in de praktijk al, onder meer door Nederlands toezicht op de mijnen, met name waar het gaat om het oplossen van vraagstukken die onder andere met olievervuiling van doen hebben.

Er is gevraagd of de Nederlandse regering bereid is om de ervaringen van het onafhankelijk toezicht op de olie- en gaswinning met de Nigeriaanse overheid en het maatschappelijk middenveld te delen. Wij zijn bereid dat te doen en daar, mede op ons initiatief, ondersteuning bij te leveren.

Er is gevraagd hoe het zit met het gesprek dat de minister van EL&I heeft gehad met de baas van Shell. Dat gesprek is door een van de woordvoerders al gekarakteriseerd als open, constructief enzovoorts. Toen ik nog gewoon burger was, dacht ik: dat vind ik mooi, maar wat zou er dan besproken zijn? De onderwerpen waar de Kamer het over heeft en die ons ook zorgen baren, heeft minister Verhagen heel expliciet in het gesprek aan Shell voorgelegd. Er is ook gezegd dat wij van Shell verwachten dat het zijn verantwoordelijkheid daar volop neemt, bijvoorbeeld voor de spoedige beëindiging van het affakkelen van gas.

Er is gevraagd of er concrete afspraken zijn gemaakt, bijvoorbeeld: dit gaan we doen, over een jaar komen we weer om tafel en zullen we u laten zien wat we hebben bereikt. Het antwoord op die vraag is nee. Er zijn geen concrete afspraken in die zin gemaakt. Wel zullen we in het periodieke overleg met Shell deze punten steeds weer aankaarten. Daarmee heeft de Kamer toch ietsje meer informatie over het overleg dan «het was open, constructief en in een goede sfeer».

Wat doet Nederland om de situatie in de Nigerdelta te verbeteren? Wij maken ons sterk voor met name afspraken over duurzame ontwikkelingen in OESO-, WTO-, ILO- en VN-verband. Er is een tripartiet forum van Nigeriaanse overheden, buitenlandse partners van Nigeria en het bedrijfsleven, dat bijdragen levert aan de oplossingen voor de situatie in de Niger. Daar geven wij ondersteuning aan. De Europese Unie zet via een vertegenwoordiger in Abuja en via de reguliere EU-Nigeria senior high level meetings in op het aanspreken van de Nigeriaanse overheid op haar verantwoordelijkheid voor duurzame ontwikkeling. We zijn actief als Nederland zelf, we zijn actief richting Shell en we zijn bereid om concrete projecten en initiatieven te ondersteunen. Daarnaast bevorderen we wat vaak al vanuit Europa gebeurt, namelijk dat de gesprekken tussen Europa, het bedrijfsleven en de partners in de Nigerdelta op gang worden gehouden.

Hoe kijkt het kabinet aan tegen rapportageverplichtingen over mijnbouw in algemenere zin en tegen het vergroten van de transparantie in grondstofketens? Nederland verwacht van bedrijven dat ze maatschappelijk verantwoord ondernemen en waar mogelijk transparant zijn over de grondstofketen. Nederland heeft zich binnen de OESO ingezet voor heldere criteria voor bedrijven die mineralen uit conflictgebieden willen betrekken en hecht aan het ontwikkelen van uniforme standaarden op dat punt. Er is ook een aantrekkelijk privaat initiatief, het EITI, dat als onpartijdig wordt gezien, waardoor de geloofwaardigheid en acceptatie groot is. Steun van de Europese Commissie voor het initiatief is wat ons betreft welkom. Nederland acht bij eventuele rapportageverplichtingen van belang dat deze daadwerkelijk een bijdrage leveren aan het oplossen van problemen in de grondstofketen. In de wijze waarop dit is geformuleerd door de OESO en het private initiatief zien wij mogelijkheden.

Mevrouw Gesthuizen heeft gevraagd naar de transparantie van bankrekeningen van personen en naar de alertheid van banken inzake Nigeria. Die vraag geleid ik door naar de minister van Financiën. Deze kunnen wij nu niet beantwoorden.

Wat is het algemene beeld? De zorgen blijven. Er is veel bereidheid tot ondersteuning en tot concrete initiatieven en projecten van de Nederlandse overheid. We moeten druk blijven zetten op Shell, maar ook erkennen dat de Nigeriaanse overheid en de bedrijven aldaar het probleem in de Nigerdelta uiteindelijk moeten oplossen. De Nederlandse overheid leunt geenszins achterover, noch in de richting van het bedrijfsleven, noch in de richting van de Nigeriaanse overheid. Dat kan niet en zou ook niet aansluiten op de traditie van Nederland. Op dit laatste punt gaat de minister van Buitenlandse Zaken nader in.

Minister Rosenthal: Voorzitter. Laat ik antwoord geven op de vragen die mij hebben bereikt. Ik meen dat deze concreet kwamen van de heren Koppejan en Van Bemmel. De vragen hadden betrekking op contacten met de nieuwe regering in Nigeria. De presidentsverkiezingen zijn gewonnen door Goodluck Jonathan met om en nabij 55% van de stemmen. Zijn directe tegenstander Buhari behaalde 45% van de stemmen. Algemeen wordt erkend dat die winst is geboekt door Goodluck Jonathan, anders dan we in Ivoorkust, dat overigens ook in West-Afrika ligt, hebben meegemaakt. In twee opzichten zijn we er nog niet klaar mee. In de eerste plaats hebben er gisteren nog gouverneursverkiezingen plaatsgehad in Nigeria. In twee deelstaten, Bauchi en Kaduna, zijn die verkiezingen uitgesteld. De stemmen worden nu geteld. In de tweede plaats is in Nigeria sprake van aanhoudend geweld. De Partij van de Arbeid heeft daar vandaag vragen over gesteld, die zo spoedig mogelijk zullen worden beantwoord. Het is op dat punt een zorgwekkende situatie. Dat neemt niet weg dat de Nederlandse regering zich vanzelfsprekend zal verstaan met de Nigeriaanse overheid over vele zaken die in de bilaterale betrekkingen spelen. Als er contacten zijn, zowel op ambtelijk als politiek niveau, komen steeds de zaken aan de orde die in dit algemeen overleg de revue passeren. Laat dat bij dezen vastgesteld zijn.

Dit is direct het bruggetje terug naar staatssecretaris Bleker. Als vanuit de invalshoek van het buitenlands beleid wordt gekeken naar de materie die hier aan de orde is – ik refereer daarbij ook aan de mensenrechtennotitie die de Kamer begin april heeft bereikt – dan spelen daar steeds een paar punten een rol. Het gaat om het maatschappelijk verantwoord ondernemen en natuurlijk om Ruggie en de uitkomsten van zijn rapportage, die in juni te verwachten is; belangrijk. Verder houden wij ons steeds vast aan de vier ILO-normen, die voor de bespreking over dit soort zaken, ook vanuit het buitenlands beleid, centraal staan.

De voorzitter: De leden krijgen nu de gelegenheid om vragen te stellen. Ik vraag hun om te vermelden aan wie zij de vragen stellen.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik denk dat ik mijn vraag aan de staatssecretaris van EL&I moet stellen omdat de minister van EL&I de eerste ondertekenaar was van de antwoorden op de vragen van de commissie. Het zou echter ook de minister van Buitenlandse Zaken kunnen zijn, want hij was de tweede ondertekenaar. Ik dank de staatssecretaris voor de toezegging om de vraag over de transparantie van de banken door te geleiden aan de minister van Financiën, maar ik heb op al mijn andere vragen geen antwoord gekregen. Dat baart mij zorgen. Ik weet niet of het tactiek is of dat het een ongelukje is.

Ik wil mijn vragen wel even herhalen. Hoe zit het met de dialoog die het kabinet op gang wil brengen tussen Shell en de indieners van de klacht bij het NCP over schending van de OESO-richtlijnen? Wat is de stand van zaken wat betreft Nigeria als compliant country als het gaat over het EITI? Ik heb gevraagd wat de juridische mogelijkheden van slachtoffers zijn om zich te wenden tot de Nederlandse rechter. Maakt het Nederlandse OM actief werk van het opsporen en het vervolgen van corruptiezaken in het buitenland? Hoe staat het met de steun van Nederland aan het country-by-country reporting initiative op EU-niveau?

De voorzitter: Ik maak de inventarisatie van vragen af opdat een en ander gebundeld kan worden.

De heer Verhoeven (D66): Ik vat twee vragen waar ik geen antwoord op heb gekregen samen in een nieuwe vraag: klopt het dat er geen actieplan is voor het verbeteren van de toegang tot drinkwater en is er, zo leid ik af uit de antwoorden van de staatssecretaris, inderdaad geen Nederlandse agenda voor de Nigerdelta?

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Ik heb mijn vraag letterlijk voorgelezen: welke diplomatieke en economische drukmiddelen heeft Nederland en welke daarvan worden wel of niet en om welke redenen ingezet tegen Nigeria en gelijksoortig tegen Shell? Ik wil mijn vraag verduidelijken. Ik heb ook iets gevraagd over normen en waarden en toegevoegde waarde. Wat is de toegevoegde waarde van Shell per Nederlander in Nederland? De Nigerianen ervaren geen toegevoegde waarde; zij worden per stuk armer. Ik meen dat zo’n 60 à 70% van de Nigerianen onder de armoedegrens leeft. Als de Nederlandse regering serieus meent dat de Nigeriaanse regering moet optreden, moet Nederland ook meehelpen door druk uit te oefenen op Shell en helpen met opbouwen. Ik wil graag weten welke middelen daarvoor worden gebruikt.

De heer Koppejan (CDA): Shell is een Nederlands-Engelse multinational. In hoeverre vindt afstemming plaats met de Engelse regering over het beleid van Shell?

Mevrouw Smeets (PvdA): Ik vraag beide bewindslieden het volgende. We hebben als commissie antwoord gekregen op haar vragen over Shell in Nigeria en we hebben antwoord gekregen op schriftelijke vragen van een aantal leden. Wat is het verschil tussen die antwoorden en de antwoorden die het kabinet hier geeft? Ik zie totaal geen verschil. Er is niets nieuws toegevoegd. Er is geen stap, zelfs geen stapje gezet. Wellicht heb ik alles nog niet goed tot mij genomen, maar wat zegt het kabinet nu meer toe dan in de beantwoording van de eerdere vragen?

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik heb gevraagd naar een reactie van het kabinet op de aanbevelingen van Milieudefensie naar aanleiding van het rapport-Castermans. Ik heb die vraag nadrukkelijk gekoppeld aan de casus Shell en Nigeria. Ik zou graag zien dat deze vraag in deze ronde wordt beantwoord.

Staatssecretaris Bleker: Voorzitter. Als ik het goed zie, blijkt nu alles met Nigeria en Shell samen te hangen. Ik zal door mijn antwoorden heen gaan, waarbij ik zo veel mogelijk de relatie die de Kamer met Nigeria legt, zal verwerken.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Voorzitter ...

De voorzitter: Ik stel voor dat we de staatssecretaris de gelegenheid geven om te kijken of hij de vragen juist heeft geïnterpreteerd. Dat merken we vanzelf wel.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik maak daar echt bezwaar tegen. We hebben niet voor niets speciaal het onderwerp mvo en West-Afrika geagendeerd, dat door mij steeds Shell en Nigeria wordt genoemd, omdat het daar eigenlijk over gaat. Ik wil gewoon antwoord op mijn vragen en heb er helemaal geen zin in dat er geen fatsoenlijke gelegenheid is tot interrumperen. Ik wil gewoon antwoord hebben op de heldere vragen die ik heb gesteld en die ik nota bene zo-even nog heb herhaald.

Staatssecretaris Bleker: Dat gaan we proberen. Allereerst behandel ik de algemene vraag over de drukmiddelen op Shell. Laten we er volstrekt duidelijk over zijn. Als de Nederlandse regering, of het nu is bij monde van de vicepremier, een minister of een staatssecretaris, met vasthoudendheid Shell aanspreekt op de verantwoordelijkheid die dat bedrijf moet nemen in Nigeria, oefent ze diplomatieke druk uit. We weten allemaal dat bedrijven als Shell hechten aan goede relaties, ook met de Nederlandse regering. Dat is het.

Verder is gevraagd hoe het staat met, als ik het wel heb, een actieplan. Daar ben ik heel duidelijk over geweest. Is er een actieplan in generieke zin? Nee, dat is er niet, maar er is wel actie. Ik heb de acties genoemd en diverse voorbeelden en illustraties gegeven. Er wordt aan gewerkt. Ik heb gezegd wat de bereidheid en inzet van de Nederlandse regering is, ook waar het gaat om het beschikbaar stellen van deskundigheid vanuit onze organisaties. Dat is volstrekt duidelijk. Ik zou denken: ik heb liever actie zonder een uitgewerkt plan dan een plan zonder actie. We hebben het hierbij over concrete acties die gaande zijn en die ook gewaardeerd worden.

De heer Verhoeven (D66): Ik ben blij dat we de staatssecretaris blijkbaar een beetje geprikkeld hebben om antwoord te gaan geven. Dat doet mij goed. Dit is in ieder geval duidelijke taal.

Staatssecretaris Bleker: Voorts is gevraagd of de verantwoordelijkheid van bedrijven vrijblijvend is. Klachten over vermeende schendingen van mensenrechten en andere zaken worden serieus genomen. Mechanismen voor behandeling zijn aanwezig. Dat blijkt onder meer uit het feit dat een vermeende schending van de OESO-richtlijnen door Shell in Nigeria in behandeling is genomen door het NCP. De Nederlandse rechter acht zich bevoegd, zich te buigen over eventuele verantwoordelijkheid voor schade als gevolg van olielekkages. Daarmee is duidelijk dat dit geen vrijblijvend verhaal is, maar dat het ook een juridisch vervolg krijgt. Dat is de situatie waarover we spreken. Daarmee heb ik, dacht ik, op enkele punten die u hebben geraakt, en mij ook, een duidelijke reactie gegeven.

Er is gevraagd hoe het zit met het opsporen van corrupte types van bedrijven en of Nederland dat aan de Verenigde Staten overlaat. Dat kan Nederland ook doen in omstandigheden die daartoe nopen. Per geval zal kunnen worden bekeken of daartoe aanleiding is. Het is niet zo dat Nederland op dat punt bij voorbaat de deur dichtslaat en daarop geen initiatieven zou kunnen of willen nemen.

Eén vraag van mevrouw Gesthuizen heb ik niet beantwoord omdat ik die niet scherp genoeg heb kunnen formuleren.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Het zijn er zelfs nog drie.

Staatssecretaris Bleker: O, ik dacht dat ik een veel betere score had. Ik begrijp uit de lichaamstaal van mevrouw Van Tongeren dat ik ook een of meer vragen van haar nog niet heb beantwoord.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Welke diplomatieke en economische drukmiddelen zet Nederland in om corruptie en mensenrechtenschending in Nigeria te bestrijden?

Staatssecretaris Bleker: Ik heb aangegeven wat wij richting Shell doen.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Dat is het voeren van een goed gesprek.

Staatssecretaris Bleker: Precies! Bovendien is er ook een relatie met de Nigeriaanse overheid. Daar heeft de minister van Buitenlandse Zaken over gesproken.

Mevrouw Gesthuizen (SP): In de antwoorden op vragen van de commissie wordt gesproken over een dialoog die het kabinet op gang wil brengen tussen Shell en de indieners van de klacht bij het NCP over schending van OESO-richtlijnen. Om even heel concreet te zijn, dat gaat over Shell en Amnesty International. Hoe zit dat? Zitten die partijen al om tafel en welke vorderingen ziet het kabinet? Bovendien heb ik gevraagd naar de stand van zaken wat betreft de status van compliant country van Nigeria in relatie tot het EITI. Verder heb ik gevraagd wat de resultaten zijn van het actief opsporen en vervolgen van corruptie en het omkopen van ambtenaren door Nederlandse bedrijven in het buitenland. Tot slot heb ik gevraagd of Nederland zich op Europees niveau hard gaat maken voor en mee zal doen als aanjager van het country-by-country reporting initiative van de Europese Unie.

Staatssecretaris Bleker: Die dialoog in het verband van het NCP is volop gaande. Het antwoord is dus ja.

Wat betreft de positie van het EITI jegens Nigeria, het is afwachten of Nigeria zich eraan wil verbinden. We zullen dat bepleiten.

Zijn er concrete resultaten bij het opsporen van corruptie? Nu niet. Maar ik heb aangegeven dat als er aanleiding toe bestaat, Nederland de deur niet zal sluiten en niet zal zeggen dat het niet onze verantwoordelijkheid is.

Op het laatste punt komen we schriftelijk terug.

Minister Rosenthal: Ik kan zeggen dat er sowieso voortdurend bilaterale contacten tussen overheid en overheid, tussen Nederland en Nigeria op het hoogambtelijke niveau zijn. Als het gaat om het EU-kader, komt de Hoge Vertegenwoordiger mevrouw Ashton om de hoek kijken, die jaarlijks een ministeriële bijeenkomst met Nigeria heeft waarin de onderwerpen corruptie en gebrek aan goed bestuur, good governance, steeds hoog op de agenda staan. Natuurlijk is ook sprake van Cotonou, artikel 8, dat ongetwijfeld wel bekend is bij de commissie. Ik voeg er nog iets aan toe waarmee ik even buiten het kader van alleen Nigeria treed. Ik word behoorlijk stevig achter de vodden gezeten – en dat is terecht ook – met betrekking tot het serieus nemen van standaardartikel 2 van de associatieakkoorden van de EU met derde landen, dat zich richt op de mensenrechten. Niet in de laatste plaats word ik daarbinnen weer aangespoord door vooral CDA en ChristenUnie als het gaat om zaken rond religieuze minderheden in landen. Dit spoort ook wel met de problematiek die we nu bijvoorbeeld in Nigeria aan de orde hebben. Wees er met mij van overtuigd, zo zou ik tegen de commissie willen zeggen, dat ook in het algemeen buitenlands beleid deze aangelegenheid buitengewoon serieus wordt genomen. Mutatis mutandis zal dat ook gelden, los van regio’s en continenten, voor specifieke landen als Nigeria en andere landen in West-Afrika.

Tot slot de diplomatieke drukmiddelen. Ik zeg nadrukkelijk collega Bleker na dat voor Shell International in elk geval geldt dat het zich bewust is van zijn maatschappelijke verantwoordelijkheid. Daarnaast moet het worden bekeken vanuit het welbegrepen eigen corporate belang van Shell International; ik geneer mij niet om dat te zeggen. Een multinational die vandaag de dag dit soort zaken niet serieus neemt, komt zichzelf tegen. Daarvan zijn de CEO’s van veel multinationals zich vandaag de dag danig bewust.

De heer Koppejan (CDA): Ik heb nog geen antwoord gekregen op mijn vraag in hoeverre er ook contacten met Engeland over Shell bestaan.

Minister Rosenthal: Ik kan alleen zeggen dat ik in mijn contacten met Shell International het heb over Shell International. Dat is dus niet alleen Nederland, maar ook het Verenigd Koninkrijk en wat dies meer zij. Als het gaat om de wat specifiekere punten met betrekking tot de situatie in Nigeria, kijk ik verwachtingsvol naar collega Bleker, die het verlossende woord kan spreken.

Staatssecretaris Bleker: Als je het verlossende woord wordt gegund, moet je argwanend worden.

Ik heb nog een toevoeging op het punt van de contacten met het Verenigd Koninkrijk. Er zijn ook contacten tussen het Nederlandse NCP en een vergelijkbaar instituut in het Verenigd Koninkrijk.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Voorzitter ...

De voorzitter: Mevrouw Van Tongeren, bent u ook nog steeds niet tevreden?

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Dat is sowieso vrij lastig voor mij op dit onderwerp. Ik wil even checken of ik het antwoord op mijn vraag goed heb begrepen. Er zijn diplomatieke en economische drukmiddelen waar de Nederlandse regering over beschikt, maar er is besloten om die niet in te zetten. Ik begrijp niet waarom het zo moeilijk is om, net als over het actieplan, dat er niet is, gewoon te zeggen: natuurlijk hebben we diplomatieke en economische drukmiddelen die we zouden kunnen gebruiken, maar we hebben besloten om dat niet te doen. Dan is de positie van het kabinet duidelijk.

Minister Rosenthal: Ik zei dat ik het perspectief dat staatssecretaris Bleker op deze zaak heeft, nazegde. Mevrouw Van Tongeren spreekt steeds over diplomatieke drukmiddelen. Als je in het diplomatieke contact zaken aan de orde stelt, wat in diplomatieke taal «opbrengen» heet, en dat vasthoudend doet, zoals staatssecretaris Bleker ook al heeft gezegd, oefen je dus, in de woorden van mevrouw Van Tongeren, druk uit. Ik denk dat het contra-effectief is als je in de contacten met autoriteiten in een ander land begint met de mededeling dat je langskomt om druk op hen uit te oefenen ten aanzien van deze of gene materie. Mevrouw Van Tongeren mag spreken over drukmiddelen, maar wij noemen dat gewoon «vasthoudendheid in de diplomatieke contacten over dergelijke onderwerpen».

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Dan kan ik alleen maar constateren dat deze inzet tot nu toe nog geen enkel resultaat gehad heeft voor het milieu of de mensenrechten in Nigeria.

De voorzitter: Dat is een conclusie.

De staatssecretaris gaat verder met de behandeling van de andere onderwerpen.

Staatssecretaris Bleker: Mevrouw Smeets heeft gevraagd of het kabinet doorgaat met het mvo-beleid, zowel nationaal als internationaal, zoals het door vorige kabinet is uitgedragen en uitgevoerd. Het antwoord is ja. Op sommige punten is het misschien zelfs nog enigszins aangescherpt, maar dat zal in de loop van de tijd blijken. We gaan ermee door.

Er is ook gevraagd of de subsidie van 2,5 mln. aan MVO Nederland in de toekomst gecontinueerd wordt. Daar kan ik geen zekerheid over geven. We moeten 50% besparen op het totale subsidiebedrag van het ministerie van EL&I. Er is geen enkel subsidiebedrag bij voorbaat uitgesloten. Wij vinden wel dat de publieke taken die MVO Nederland vervult, gecontinueerd moeten kunnen worden. We gooien het dus niet een-twee-drie over de schutting, wat overigens ook niet het plan is van mevrouw Schaart. Continuering van de subsidie van 2,5 mln. staat alleen niet bij voorbaat vast.

Verder is er gevraagd wat de opvatting van de Nederlandse regering over mvo is. Die opvatting is dat het over maatschappelijk verantwoord ondernemen gaat en niet over het bedenken van maatschappelijk verantwoorde regeltjes. Het gaat primair om het stimuleren en formuleren van een aantal doelstellingen voor de ondernemingen, ondernemend Nederland, zowel ondernemingen in binnen- en buitenland als exporterende en in het buitenland investerende ondernemingen. We hebben de rapportage van de SER. Dan kunnen we zeggen: het glas is halfvol of halfleeg. In vergelijking met een aantal jaren geleden zit er in ieder geval veel meer in het glas. Er zijn veel meer ondernemingen die hier actief mee bezig zijn. De SER ziet ook perspectief op verdere groei en verbreding. Dat is positief. We helpen dat niet met regeltjes en verplichtingen hier en verplichtingen daar. Dat gaat dit kabinet dan ook niet doen.

Voorts is er gevraagd of een rapportageverplichting moet worden opgelegd, in welke vorm dan ook. De vraag is aan wie gerapporteerd moet worden. Aan de samenleving? Aan de politiek? Aan de overheid? Als er rapportageverplichtingen zouden zijn, dan zouden die naar mijn gevoel eerder gevonden moeten worden binnen de onderneming zelf. Je zou aan het volgende kunnen denken. Ik zal daar nog overleg over voeren met de SER en werkgevers en werknemers. In de Wet op de ondernemingsraden bestaat voor de grotere ondernemingen de verplichting tot het opstellen van een sociaal jaarverslag. Daaraan zou een hoofdstuk kunnen worden toegevoegd over duurzaamheid en maatschappelijk verantwoord ondernemen. Dat kan in één beweging worden meegenomen. Elke ondernemer kan dan bepalen of het, gelet op de activiteiten van het bedrijf, de moeite waard is om dat te doen. Ik denk meer aan de verdere bewustwording en het gesprek binnen het bedrijf zelf omdat maatschappelijk verantwoord ondernemen vooral iets is wat uit het bedrijf zelf moet komen. Als het via regeltjes wordt afgedwongen, wordt het een formalistisch voldoen aan formele verplichtingen in plaats van iets wat geïnternaliseerd is in de bedrijfscultuur, de bedrijfsstrategie en de bedrijfsfilosofie. Die kant moet het op. Ik heb vertrouwen in de wijze waarop dat de afgelopen jaren is gestimuleerd en hoe zich dat verder kan ontwikkelen. Dat is de route die wij zien. Ik wil mij nader beraden op de vraag of het sociaal jaarverslag kan worden verbreed. Met een open mind wil ik met de partners overleg voeren over de vraag of dat een optie is. Het is niet zo dat je dan meteen een administratieve last en allerlei rimram over een bedrijf uitstort. Het kan mogelijkerwijs op een praktische manier gebeuren. Daarmee wordt heel erg uitdrukking gegeven – ik herken mij in de woorden van de heer Koppejan – aan de idee van het bedrijf als gemeenschap van werkgevers en werknemers, van kapitaal en arbeid, met een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor hoe het functioneert, niet alleen wat betreft het resultaat, maar ook naar buiten toe.

Tot zover het algemene deel van mijn betoog. Ik heb nog zes concrete punten.

De voorzitter: Heeft de minister van Buitenlandse Zaken nog punten over?

Minister Rosenthal: Ik dacht dat ik door mijn beantwoording heen was, maar er blijkt nog een vraag te liggen van mevrouw Gesthuizen, die inmiddels niet meer aanwezig is, over de visumweigering aan Nigerianen vanwege corruptie. Het weigeren van visa aan Nigerianen in verband met corruptie is alleen mogelijk in Schengenverband. Daar zeg ik misschien verrassenderwijs bij dat Amerika daar anders mee omgaat. Amerika laat nogal eens aan Europa weten dat het wellicht ook langs een andere weg kan worden aangepakt.

De voorzitter: De staatssecretaris vervolgt zijn betoog.

Staatssecretaris Bleker: De heer Verhoeven vraagt wat de Nederlandse inzet is bij de update van de OESO-richtlijnen. De inzet van Nederland is om mensenrechten, ketenverantwoordelijkheid en de procedures rond het NCP in zaken beter te verankeren. Wij lopen daarmee in OESO-verband voorop en stoppen er veel tijd in. Beide blijven we doen. Er is veel tegenwind binnen de OESO; daar moeten we reëel over zijn. We hopen dat de herziene OESO-richtlijnen eind mei tijdens de ministeriële OESO-vergadering onder voorzitterschap van mevrouw Clinton en mevrouw Merkel kunnen worden gepresenteerd. We houden voortdurend contact met de VN-rapporteur voor mensenrechten en bedrijfsleven, John Ruggie, om te zorgen dat zijn gedachtegoed correct wordt verwerkt in de richtlijnen. De Kamer mag op dat punt van ons maximale inspanning verwachten.

Is het onze inzet om de vier ILO-normen op te nemen in de OESO-richtlijnen? De vier ILO-normen zijn al opgenomen in de laatste versie van de OESO-richtlijnen uit 2000. Die hoeven dus geen deel uit te maken van de terms of reference voor de huidige update. In de huidige update zal enkel worden geschaafd aan de bewoordingen op dat punt.

Waarom zijn de vrijheid van vakvereniging en collectief onderhandelen en non-discriminatie bij de eerste wezenlijke toeleverancier niet meegenomen als toegangseisen bij het financieel buitenlandinstrumentarium van Nederland? Dat is de motie-Gesthuizen/Voordewind, die gaat over de uitbreiding van twee naar vier fundamentele arbeidsnormen. Nederland is vooruitstrevend met eisen op het vlak van ketenverantwoordelijkheid bij subsidieaanvragen. Kinder- en dwangarbeid zijn toetsingscriteria bij subsidieaanvragen voor investeringsprojecten waarbij ook de eerste wezenlijke toeleverancier wordt meegenomen. De Kamer weet dat wij van plan zijn om met boetes te gaan werken en met het intrekken van subsidies enzovoorts. Daar gaan we heel ver in. Dat is ook geheel terecht, want met bedrijven waarmee wij samenwerken, bijvoorbeeld in de vorm van subsidie of participatie- en investeringsprojecten, die een eerste toeleverancier hebben die zich niet aan de regels houdt wat betreft kinder- en dwangarbeid en op dat punt over de schreef gaat, is echt iets aan de hand. Wij moeten dan afscheid nemen van de samenwerking daarmee, het erin investeren en het ervan subsidiëren. Daarnaast moeten we met boetes gaan werken.

Voor de twee andere fundamentele arbeidsnormen, vrijheid van vakvereniging en non-discriminatie, geldt een inspanningsverplichting. Dat komt mede doordat het stellen van eisen complexer is. Het probleem is namelijk de toetsing. Bij kinderarbeid en dwangarbeid is toetsing aan de hand van harde normen mogelijk. Bij de andere twee is dat minder goed te doen. Daarom is het daarbij als inspanningsverplichting geformuleerd. Dat hebben we niet gedaan omdat we het niet harder zouden willen hebben, maar omdat het ook toetsbaar, handhaafbaar en controleerbaar moet zijn. Dat is voor kinderarbeid en dwangarbeid wel mogelijk, maar voor die andere twee minder goed. Als dat wel het geval geweest was geweest, dan hadden we gewoon hetzelfde regime gevolgd.

Zijn er mogelijkheden om Nederlandse bedrijven waarop de verdenking van betrokkenheid bij corruptie in den vreemde rust in Nederland te vervolgen? Ja. In de Nederlandse wetgeving wordt deze mogelijkheid reeds geboden. Als er aanwijzingen zijn, kan het OM tot vervolging overgaan.

De heer Koppejan zei dat er weinig zaken worden gemeld bij het NCP. Inderdaad. In vergelijking met andere landen wijkt Nederland overigens niet af. Meer bekendheid geven aan de OESO-richtlijnen en aan het NCP is een van de dingen waar wij hard aan werken. Dat geschiedt onder meer via websites, seminars enzovoorts. Ook onze ambassades informeren de lokale ngo’s over het NCP. Er wordt het een en ander aan gedaan. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat er inderdaad een beperkt aantal meldingen wordt gedaan, maar er wordt echt geprobeerd om de bekendheid verder te vergroten. We wijken niet af van andere landen.

De heer Koppejan heeft verder gevraagd of ik bereid ben, toe te zeggen dat ik zal onderzoeken welke wetten, regels en subsidies een versnelling van mvo en duurzame ontwikkeling in de weg staan. Het antwoord daarop is ja. Ik heb toegezegd dat het kabinet in september met een uitgebreide brief komt over de vraag of en, zo ja, op welke manier de mededingingsregels die we in Nederland kennen en die in Nederland worden toegepast, een belemmering vormen voor duurzame ontwikkeling, zowel nationaal als internationaal. Daarnaast komt er op korte termijn een brief over duurzaamheid en prijsvorming in de voedselketen en de betekenis van de huidige mededingingsregelgeving daarover.

Ik kom te spreken over de kwestie van de duurzaamheid, maatschappelijk verantwoord ondernemen en de topgebieden. De minister van EL&I heeft de topteams gevraagd om in hun agenda’s expliciet aandacht te besteden aan de thema’s buitenlandbeleid en duurzaamheid in de meest brede zin. Als we binnenkort de resultaten zien, kunnen we beoordelen waartoe dat heeft geleid. Ik ben het op zichzelf eens met degenen die zeggen: het moet niet alleen bij woorden blijven; we hebben nu een programma voor topsectoren; daar moet dit soort dingen die we zo belangrijk vinden ook op een of andere manier in terug te zien zijn. Er wordt gepoogd om dat op deze manier te doen.

Mevrouw Smeets nam de stelling in dat uit recente Kamervragen blijkt dat Nederlandse bedrijven het niet goed doen op mvo-gebied. Zij vroeg wat het kabinet daaraan gaat doen. Laten we dat in proportie zien. De betreffende Kamervragen hebben vaak betrekking op onverantwoord maatschappelijk ondernemerschap van Nederlandse bedrijven in den vreemde. Wij gaan daar serieus naar kijken en doen er onderzoek naar. Als we de Kamervragen langslopen, blijkt dat veel vermoedens uiteindelijk ongegrond blijken te zijn. In een enkel geval zijn ze wel gegrond, maar in overwegende mate niet. Als we vermoedens hebben, is het goed dat we ernaar kijken. Het is echter veel te kort door de bocht om te stellen dat uit Kamervragen blijkt dat de bedrijven het niet goed doen. Misschien is de stellingname van mevrouw Smeets dat het uit de Kamervragen blijkt wel juist, maar uit de antwoorden daarop blijkt dat dit over het algemeen redelijk op orde is. Bovendien heb ik gezegd dat er echt een wens is, zoals bij de SER te zien is, om een en ander verder te verbreden en te verspreiden. Ik heb het punt van de ondernemingsraad genoemd, waarmee dat mogelijkerwijs kan worden gestimuleerd.

Ik kom bij het «Dodd-Frank»-initiatief van de Europese Commissie. We hebben notie genomen van die wetgeving in de Verenigde Staten. De EU heeft na publicatie van het Raw Materials Initiative een regeling in voorbereiding die naar verwachting in september wordt gepubliceerd. Na de zomer zullen diverse consultatierondes met maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven plaatsvinden in het kader van de grondstoffennotitie. Daarin zullen wij ook nader ingaan op dat Europese initiatief.

Er is gevraagd of het kabinet de Dodd-Frank Act wil toepassen op Nederlandse bedrijven. Wij geven de voorkeur aan een multilaterale aanpak van deze internationale problemen. Omdat de Europese Commissie zich hierover buigt, vinden wij niet dat wij nu een Nederlandse alleingang moeten entameren.

Ik heb reeds toegezegd dat de grondstoffennotitie eraan komt en op welke termijn dat zal gebeuren. In die notitie zal ook het belang van een maatschappelijk verantwoorde houding van ondernemers worden benoemd. Lopende initiatieven, zoals het Initiatief Duurzame Handel, krijgen daarin ook een plaats.

Mevrouw Ouwehand heeft gevraagd wat onze definitie is van «maatschappelijk verantwoord ondernemen». Het is vooral ondernemen. Wij stellen kaders, met name in internationaal verband. Het is de kunst om aan die trein met ondernemingen die daar actief mee bezig is, meer wagons te verbinden. De SER doet daar goed werk in, net als MVO Nederland. Het is niet de taak van de overheid om met uitgebreide definities en criteria te gaan werken. Daar is de situatie per bedrijf en per sector ook te verschillend voor.

De gedachten over een rechtsbijstandfonds zijn interessant, maar de praktijk is dat we een functionerende regeling hebben. Mensen in het buitenland die niet het geld hebben om zich van rechtsbijstand te kunnen voorzien voor zaken waar we het hier over hebben, kunnen aanspraak maken op een regeling en een bijdrage van de Staat krijgen. Onbemiddelde buitenlandse gedupeerden kunnen bij de Raad voor Rechtsbijstand een verzoek voor gesubsidieerde rechtsbijstand indienen. Dat kan worden gehonoreerd. We hebben op een gegeven moment gedacht: laat wat werkt vooral werken en bedenk niets nieuws. Daarom hebben we ook geen behoefte aan een ombudsman. We hebben voorzieningen waar meldingen gedaan kunnen worden.

Het rapport-Castermans. Er is gevraagd of het kabinet een wettelijke regeling gaat maken voor meer aansprakelijkheid voor moedervennootschappen in concernverband. Bij een procedure tegen een Nederlandse moeder in verband met een mogelijke schending door een buitenlandse dochter zal het buitenlandse recht toepasselijk zijn op de vraag of een onrechtmatige daad is gepleegd en wie daarvoor aansprakelijk is. Dat is de kern van de zaak. Daar moet het gebeuren. Wijzigingen in het Nederlandse concernrecht zullen op zichzelf weinig effect sorteren. Uiteindelijk moet dat daar ter plekke worden bepaald. Als blijkt dat ook de moeder verantwoordelijk is, kan dat worden gesteld. Het moet alleen wel in die volgorde gebeuren. Vertrekpunt is hoe er in het land waar de mogelijk onrechtmatige daad is gepleegd, gehandeld moet worden. Dat is een gangbaar internationaal systeem.

De voorzitter: Mevrouw Gesthuizen heeft mij voordat zij vertrok laten weten dat zij een VAO wil aanvragen. Dat is echter alleen mogelijk nadat een tweede termijn heeft plaatsgevonden. Ik heb geconstateerd dat voldoende collega’s willen dat een tweede termijn wordt ingepland. Mijn excuus overigens dat de vergadering enigszins rommelig verlopen is doordat er eigenlijk te weinig tijd voor is uitgetrokken. Ik zal dat terugkoppelen naar de procedurevergadering, opdat we kunnen proberen daar voor de volgende keer iets van te leren.

De heer Verhoeven (D66): Het houden van een tweede termijn is prima, maar dan moeten we niet zeggen: we hebben al een VAO staan.

De voorzitter: Dat kan ook niet. Voordat een VAO kan worden aangevraagd, moet sowieso eerst de tweede termijn hebben plaatsgevonden. Wij beslissen dus pas daarna of een VAO wordt aangevraagd. Ik constateer dat de leden het niet nodig vinden dat de minister van Buitenlandse Zaken aanwezig is bij de tweede termijn. Dat maakt de planning een stuk eenvoudiger.

Mevrouw Smeets (PvdA): Ik heb een vraag gesteld die niet is beantwoord, dus ik geef die nu even mee. Die vraag ging over de code-Tabaksblat en de commissie-Streppel.

Ik heb ook nog een vraag gesteld in het kader van de Congowet in de VS. Europa is met een vergelijkbare wet bezig. Ik heb gevraagd wat de stand van zaken daarbij is.

De voorzitter: Dat is een slim schot voor de boeg, maar ik sta niet toe dat iedereen dat doet. Als leden nog onbeantwoorde vragen hebben, kunnen zij die aan de griffier sturen. De staatssecretaris kan die dan meenemen in de tweede termijn. Ik stel voor dat we de duur van de tweede termijn in de eerstvolgende procedurevergadering vaststellen.

De toezeggingen worden na de beantwoording in tweede termijn vermeld.