Kamerstuk 26448-565

Verslag van een algemeen overleg

Structuur van de uitvoering werk en inkomen (SUWI)

Gepubliceerd: 20 april 2016
Indiener(s): Brigitte van der Burg (VVD)
Onderwerpen: organisatie en beleid sociale zekerheid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-26448-565.html
ID: 26448-565

Nr. 565 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 20 april 2016

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft op 16 maart 2016 overleg gevoerd met de heer Asscher, Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Vice-Minister-President, en mevrouw Klijnsma, Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, over:

  • de brief van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 2 november 2015 inzake openbaarheid onderzoeken die het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) verricht naar SUWInet (Kamerstuk 26 448, nr. 544);

  • de brief van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 9 november 2015 inzake effectiviteit re-integratie en bevorderen professionele uitvoering (Kamerstuk 28 719, nr. 94);

  • de brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 16 december 2015 inzake kabinetsreactie op de Evaluatie van de Wet SUWI en de Beleidsdoorlichting van artikel 11 van de begroting van SZW (Kamerstuk 30 982, nr. 26);

  • de brief van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 22 december 2015 inzake aanbieding onderzoeken naar inhuur externen en cultuur bij SVB (Kamerstuk 26 448, nr. 551);

  • de brief van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 23 december 2015 inzake verbetermaatregelen en gebruik SUWInet (Kamerstuk 26 448, nr. 550);

  • de brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 8 januari 2016 inzake evaluatie financiering SER (Kamerstuk 33 566, nr. 90);

  • de brief van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 22 januari 2016 inzake wijziging samenstelling Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) (Kamerstuk 26 448, nr. 552);

  • de brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 29 januari 2016 inzake uitvoering van de motie van het lid Ulenbelt c.s. over een onafhankelijk onderzoek naar de oorzaken van de achterstanden bij het UWV (Kamerstuk 26 448, nr. 549) (Kamerstuk 26 448, nr. 554);

  • de brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 5 februari 2016 inzake stand van zaken bij de herbeoordelingen in de WIA (Kamerstuk 26 448, nr. 555);

  • de brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 10 februari 2016 inzake aanbieding SUWI-jaarplannen 2016 (Kamerstuk 26 448, nr. 556);

  • de brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 3 maart 2016 inzake informatie en tijdpad over het onderzoek van de Algemene Rekenkamer naar UWV (Kamerstuk 26 448, nr. 558);

  • de brief van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 11 maart 2016 inzake de stand van zaken escalatieprotocol SUWInet (Kamerstuk 26 448, nr. 560).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de commissie, Van der Burg

De griffier van de commissie, Post

Voorzitter: Van der Burg

Griffier: Esmeijer

Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Van der Burg, Schut-Welkzijn, Ulenbelt, Vermeij, Voortman en Van Weyenberg,

en de heer Asscher, Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Vice-Minister-President, en mevrouw Klijnsma, Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Aanvang 10.01 uur.

De voorzitter:

Goedemorgen, dames en heren. Aan de orde is het algemeen overleg over de SUWI-onderwerpen (Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen). Ik heet de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van hetzelfde departement van harte welkom, evenals hun staf. Ik heet onze Kamerleden van harte welkom en natuurlijk de mensen die dit debat volgen. De spreektijd is vijf minuten.

De heer Van Weyenberg (D66):

Voorzitter. Het zal de Staatssecretaris niet verrassen dat ik begin met de beveiliging van de gegevens in Suwinet. Dit is een onderwerp waarover we al jaren praten en waarvan de voortgang lange tijd vrijwel afwezig leek. Ik ben blij dat er eindelijk forse stappen zijn gezet sinds het vorige overleg met de Staatssecretaris. Mijn fractie presenteerde toen een actieplan, een aanvalsplan zelfs, omdat wij het gewoon zat waren. Wij waren blij dat de Staatssecretaris dat ruim heeft omarmd en er voortvarend mee aan de slag is gegaan. Nu ligt er eindelijk een escalatieprotocol. Ik weet dat een aantal collega's daar minder enthousiast over is, maar er ligt een protocol dat inhoudt dat gemeenten niet meer bij de gegevens mogen als ze de beveiliging niet op orde hebben. Ook de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) is in de benen gekomen, dat wil ik graag gezegd hebben. Het aantal gemeenten dat voldoet aan de zeven centrale eisen is gestegen naar bijna 50%. Dat is winst. Laat ik dat vandaag als een halfvol glas zien. Tegelijkertijd voldoet de helft van de gemeenten dus niet aan de eisen. Daarover heb ik een aantal vragen aan de Staatssecretaris. De eerste stap van het escalatieprotocol is de aankondiging van een aanwijzing. Begrijp ik het goed dat die nog niet is verstuurd? Waarom is dat nog niet gebeurd? Gaat dat op zeer korte termijn gebeuren? Wat is de volgende stap? We willen natuurlijk dat over een beperkt aantal weken en maanden ook die 51% van de gemeenten die nog niet aan de essentiële normen voldoet veel beter scoort. Wat constateert de Staatssecretaris ten aanzien van de rol van de gemeenteraden? Ziet zij dat die in beweging zijn gekomen om hun controlerende taak ten opzichte van het college vorm te geven? Graag een reactie daarop.

Er is een motie-Van Weyenberg/Voortman (30 545, nr. 165) aangenomen over de blijf-van-mijn-lijfhuizen en de vertrouwelijke adressen. In de laatste brief van de Staatssecretaris staat dat men werkt aan de uitvoering daarvan, maar dat het ingewikkeld is. Dat geloof ik graag, maar het is heel belangrijk dat we dat heel snel oplossen. Het betrof schrijnende voorbeelden, die we ook van Argos Zorggroep hoorden, over mensen van wie via Suwinet door hun gewelddadige partner kon worden achterhaald waar ze verbleven. Hoe staat het met de oplossing? Is die op korte termijn in zicht?

Het goed beveiligen van gegevens is belangrijk. Is het mogelijk om gegevens niet in Suwinet te zetten als ze voor een gemeente niet noodzakelijk zijn? Kun je de beveiliging nog verbeteren door kritisch te kijken naar de gegevens die daar in beeld komen? Hoe staat het met de uitvoering van de motie-Ulenbelt/Van Weyenberg (26 448, nr. 513) om medewerkers alleen toegang te geven tot gegevens van eigen cliënten en ze niet breder te laten zoeken dan op het burgerservicenummer (BSN)? Is de Staatssecretaris bereid om door te lichten welke gegevens überhaupt in beeld komen? Ik heb één concrete suggestie, al weet ik niet of het kan. De gemeente wil weten of iemand vermogen heeft, maar hoeft echt niet precies te weten hoe groot dat is. Die hoeft slechts te weten of het vermogen te hoog is. Kan de Staatssecretaris bekijken of dit een manier is om misbruik tegen te gaan?

Ik kom op de begeleiding door het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) van mensen die recht hebben op een premiekorting of een bepaalde regeling. In december kreeg ik een mail van iemand die 46 jaar oud, voor 20% arbeidsongeschikt en werkloos was. Zijn toekomstige werkgever kon aanspraak maken op allerlei regelingen, maar als hij solliciteerde kreeg hij allerlei algemene brochures mee met informatie over de Wajong, wat voor hem niet relevant was. Zijn verzoek was om hem een persoonlijke digitale brief te geven, die hij kon meenemen op gesprek of bijvoegen bij zijn sollicitaties, zodat iedereen bij wie hij solliciteerde kon zien wat hij meebracht aan extra ondersteuning, premiekortingen of ondersteuning door een jobcoach. Na een verzoek van mij heeft hij zo'n brief meegekregen. In zijn geval had het snel resultaat. Je moet ontzettend oppassen met casuïstiek waarvan er letterlijk één is, maar ik vond het opmerkelijk dat we niet iedereen die werk zoekt automatisch zo'n brief meegeven. Is de Minister bereid om een proef te doen, een experiment, met een groep mensen die zo'n brief meekrijgt, zodat een werkgever veel meer op maat gesneden ziet welke ondersteuning of premiekorting iemand meebrengt als hij hem aanneemt?

Tot slot kom ik op de evaluatie van de SUWI. Het UWV werkt aan de businesscase over persoonlijke bemiddeling, begrijpen wij. Kan de Minister vertellen hoe het daarmee staat?

Mevrouw Schut-Welkzijn (VVD):

Voorzitter. Ons hoofdonderwerp vandaag is de evaluatie van de SUWI, waarop wij heel lang hebben gewacht. Het doel van die wet is klantgerichtheid, doelmatigheid, rechtmatigheid en werk boven uitkering. Uit de evaluatie blijkt dat alleen de rechtmatigheid op orde en meetbaar is. Over de andere doelen is eigenlijk geen oordeel te vellen omdat de informatie niet voorhanden is. De VVD vindt dat dit beter moet. Wat we over de hele linie missen, zijn concreet afrekenbare indicatoren voor de doeltreffendheid en de doelmatigheid van het beleid, zodat duidelijk wordt welk beleid werkt en welk beleid faalt. Hierover zijn vele moties ingediend. In de kabinetsreactie staan veel omslachtig geformuleerde voornemens om verbeteringen aan te brengen. Er staat bijvoorbeeld dat het gebruik van indicatoren geen doel op zich is, maar een van de middelen om het gesprek met de zelfstandige bestuursorganen (zbo's) in te vullen. Dat klinkt erg intern gericht. Werk boven inkomen zou niet in een indicator te vangen zijn. Het lijkt me echter een mooie indicator van werk boven inkomen als iemand een baan accepteert met een lager inkomen dan hij bij een vorige baan kreeg. Graag een reactie hierop. De VVD stelt voor dat de Minister op korte termijn komt met concrete verbetervoorstellen voor het functioneren van de SUWI-instellingen met concreet afrekenbare doelen die beter zijn dan de voorstellen in de kabinetsreactie. Een raad van toezicht kan op de uitvoering daarvan toezien. Waarom heeft het UWV geen raad van toezicht?

De heer Van Weyenberg (D66):

Volgens mij heeft het UWV geen raad van toezicht omdat de Minister verantwoordelijk is voor een zbo, maar dit terzijde. Het zijn grote woorden van mevrouw Schut, maar wellicht heb ik nieuws voor haar. Al meer dan drieënhalf jaar is dit haar kabinet. Zegt ze dat de SUWI-instellingen niet functioneren?

Mevrouw Schut-Welkzijn (VVD):

Uit de evaluatie van de SUWI blijkt dat we dat niet goed kunnen beoordelen omdat de informatie die daarover wordt verzameld niet helder is. We weten bijvoorbeeld niet of re-integratietrajecten werken omdat deze niet goed worden geëvalueerd. De VVD heeft daarover vele moties ingediend. De VVD vindt het urgent dat eindelijk inzichtelijk wordt gemaakt wat de meerwaarde van die trajecten is. We vinden dat er echt verbeteringen moeten komen op terreinen waar het misgaat. Het kabinet onderkent wel dat er dingen misgaan.

De heer Van Weyenberg (D66):

De spreektekst van mevrouw Schut had een iets andere toon dan wat ze nu zegt. Ze zei letterlijk dat de SUWI-instellingen niet goed functioneren, maar nu spreekt ze over de effectiviteit van het re-integratiebeleid, waarop overigens grotendeels is bezuinigd en dat soms zelfs is afgeschaft. Wat is haar probleem? Vindt ze dat de SUWI-instellingen niet functioneren of heeft ze alleen een vraag over het re-integratiebeleid? Er is op verzoek van de Kamer een onderzoek van de Rekenkamer aangekondigd of doelen en middelen wel in balans zijn, met name bij het UWV. Is mevrouw Schut met mijn fractie van mening dat, als bijvoorbeeld blijkt dat we te veel hebben bezuinigd op bemiddeling, op de ondersteuning van werkzoekenden, we dat ook bekijken? Het is heel gemakkelijk om kritiek te hebben op instellingen, maar ze niet de middelen te geven om hun prestaties aan te passen aan het ambitieniveau van de Kamer.

Mevrouw Schut-Welkzijn (VVD):

Die conclusies over de instellingen en over de doelen van de SUWI heb ik niet getrokken, maar staan in de evaluatie van de SUWI. Ik vraag om verbetervoorstellen op basis van die evaluatie. Die voorstellen zijn nu enorm vaag en niet afrekenbaar omschreven. Ik weet zeker dat D66 in het verleden moties van de VVD over afrekenbare doelen heeft gesteund. Dat was mijn punt en dat wil ik voor de toekomst bewerkstelligen.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Mevrouw Schut sprak over de re-integratie en had daar terechte kritiek op, want er is de afgelopen tijd heel veel geld uitgegeven aan re-integratieprojecten die helemaal niets opleverden. Het zou daarom goed zijn als er veel meer persoonlijke dienstverlening komt. Vindt de VVD ook dat daar veel meer aandacht voor moet zijn?

Mevrouw Schut-Welkzijn (VVD):

Er is meer persoonlijke dienstverlening, maar die levert uiteindelijk maar 2 à 3% meer uitstroom naar werk op. De vraag is dan: is dat het beste beleid of kan het nog beter? Wat ons betreft kan het altijd beter, dus daar zijn we naar op zoek. Wat werkt en wat faalt? Als je het niet meet, weet je in ieder geval niet wat faalt.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Ik denk dat het een heel goed idee is om te kijken naar wat werkt. Vervolgens is het belangrijk dat we ervoor zorgen dat de uitvoerders in staat zijn om ervoor te zorgen dat iets werkt en dat er dus voldoende middelen voor zijn.

Mevrouw Schut-Welkzijn (VVD):

Een raad van toezicht zou op de uitvoering van verbetervoorstellen kunnen toezien. Waarom heeft het UWV geen raad van toezicht? Dat is wel afgesproken in de governancecode van de gehele overheid. Zelf heb ik vaak gevraagd om in de SUWI te regelen dat gemeenten een inkomen met een uitkering kunnen verrekenen in het kader van de eenmalige gegevensuitvraag. Er is toegezegd dat dit zou worden opgepakt bij deze evaluatie en ik heb in juli 2015 een motie hierover aangehouden. Ik zie alleen terug dat in de toekomst aan gemeenten wordt gevraagd om in beeld te brengen wat de belemmeringen zijn. Ik verwacht van de Staatssecretaris op dit punt echt meer ambitie. Het is een goede service van gemeenten om inkomens te verrekenen; fouten en vergissingen met het opgeven van inkomen kunnen zo worden voorkomen. De VVD wil dat dat nu eindelijk eens wordt geregeld, want de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en het UWV doen het al met succes. Graag een reactie.

We ondersteunen het beleid van meer persoonlijke dienstverlening als mensen daar behoefte aan hebben, maar zien – we hadden het er net al over – dat dit niet leidt tot veel meer uitstroom uit de Werkloosheidswet (WW). Het kabinet is het niet eens met de conclusies van de onderzoekers dat het stelsel te weinig activerend werkt. De VVD is het wel eens met die conclusies. We hebben nog steeds 574.000 werklozen en het onderzoek toont niet aan dat het re-integratiebeleid netto effectief is. Er valt dus nog heel veel te doen om het beleid te verbeteren zodat het activerender wordt en de uitstroom uit de WW en de begeleiding naar een baan beter gaan.

Ik kom op Suwinet. De Staatssecretaris dreigt de 198 gemeenten die in overtreding zijn met een aanwijzing als ze de privacy van de burgers niet beter beschermen. Hierover wordt al tien jaar gepraat. We hebben schrijnende voorbeelden gezien – collega Van Weyenberg had het er ook al over – van schendingen, bijvoorbeeld als het adres van een blijf-van-mijn-lijfhuis wordt doorgegeven. De VVD vindt dat er echt een tandje bij moet worden gezet, als het gaat om de handhaving van de privacyvereisten. De volgende stap, het aanstellen van een deskundige die de privacy bij een gemeente organiseert op kosten van de gemeente, mag wat ons betreft zo snel mogelijk worden gezet. Graag krijgen we een reactie van de Staatssecretaris, want alleen maar dreigen met een aanwijzing gaat na tien jaar nog net niet ver genoeg. Dat kan sneller. Daarnaast horen we ook van verschillende gemeenten dat Suwinet niet wordt doorontwikkeld omdat gemeenten zich niet houden aan de privacyregels. Klopt dat? Dat werkt tegengesteld. We zijn voor een goed functionerend Suwinet om fraude sneller op te sporen, maar tegelijkertijd willen we dat de privacy wordt geborgd. Ik bewaar mijn laatste punt voor de tweede termijn.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Kan mevrouw Schut mij haar laatste punt vertellen?

Mevrouw Schut-Welkzijn (VVD):

Dat gaat over de herbeoordeling van de arbeidsongeschiktheid. We zijn blij dat dit beleid eindelijk wordt herzien. Dat is heel positief. We zijn ook blij met de toezegging van de Minister dat de termijnen van de gewenningsperiode voor een lagere arbeidsongeschiktheidsuitkering in toekomstige wetgeving worden geüniformeerd. Wij vinden het jammer dat dit niet is meegenomen in de huidige wijziging van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) die voorligt. Waarom is daarvoor gekozen, vraag ik de Minister.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Voorzitter. De evaluatie van de SUWI is niet mals. De doelstelling «werk boven uitkering» komt niet goed tot haar recht. De effecten van digitale dienstverlening zijn niet inzichtelijk en daardoor weten we niet genoeg van de kwaliteit, de doelmatigheid en de doeltreffendheid. Door de wetswijziging in 2012 is de samenwerking tussen UWV en gemeenten verslechterd en is er zelfs sprake van concurrentie bij het plaatsen van mensen met een uitkering. Het is nogal wat. Ik licht er vandaag een paar punten uit.

Met betrekking tot werk boven uitkering is een goede ondersteuning bij re-integratie van groot belang. Er is te veel geld uitgegeven aan re-integratieprojecten die niets opleverden. Daarom moet er worden gekeken naar wat werkt en naar wat de WW'er zelf wil. Meer persoonlijke dienstverlening daarbij is goed. Kan de Minister aangeven hoeveel ruimte er is voor keuzevrijheid van de cliënten? Mogen zij zelf kiezen voor meer of minder persoonlijke dienstverlening en welke begeleiding zij wensen? Is de Minister bereid om de suggestie van de onderzoekers over te nemen om meer ruimte te creëren om te experimenteren met activering en arbeidstoeleiding? Daarbij moet niet alleen de kortste weg uit de uitkering worden beoogd, maar ook een duurzame uitstroom. Uit de quickscan Re-integratie van de Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek (TNO) blijken grote verschillen in effectiviteit. Een van de zaken die mij in het oog sprong, was dat verplicht vrijwilligerswerk mensen niet alleen niet aan het werk helpt, maar dat het zelfs de afstand tot de arbeidsmarkt vergroot. Hoe verhoudt dat zich tot de tegenprestatie die in de Participatiewet staat? Laat dit onderzoek niet zien dat die tegenprestatie niet alleen onzinnig is, maar ook nog eens schadelijk uitwerkt voor de kansen van mensen op de arbeidsmarkt? Hoe verhoudt dit zich tot de stelselverantwoordelijkheid van de bewindspersonen en hun verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat de wetgeving zo is ingericht dat gemeenten over bevoegdheden en middelen beschikken om bij te dragen aan een transparant en activerend socialezekerheidsstelsel? Dat is dus precies wat de tegenprestatie niet doet. Zou deze dan niet moeten worden herzien?

Ik kom op de dubbele gegevensuitvraag. De Landelijke Cliëntenraad noemde dit punt ook al in zijn brief. De inlichtingenplicht in de Participatiewet zorgt voor een onmogelijke administratielast voor mensen met een uitkering en leidt zelfs tot boetes. Wat is de reactie van de bewindspersonen hierop? Ook in de WW zijn er voorbeelden van dubbele gegevensuitvraag. Als je in de WW zit en een baan vindt, dan moet je dat zowel op werk.nl als op Mijn UWV doorgeven. Hoe verhoudt dit zich tot de eenmalige gegevensuitvraag? Hetzelfde geldt voor Wajongers bij wie iets wijzigt, bijvoorbeeld in hun loonwaarde. Zij moeten dit zelf doorgeven aan het UWV, terwijl het UWV die informatie ook heeft. Tijdens een werkbezoek vorige week ontmoette ik zelfs jongeren bij wie fouten hiermee tot schulden hebben geleid. Het is om tureluurs van te worden. Hoe kan dit nog het geval zijn? Anderzijds zien we dat de beveiliging van Suwinet nog niet op orde is. De heer Van Weyenberg is daar al op ingegaan. Privacy is een groot goed. Wij lezen dat nog steeds de helft van de gemeenten niet aan de eisen voldoet. Cliënten moeten zelf het recht hebben om hun gegevens in te zien en ze moeten geïnformeerd worden over wie welke gegevens mag inzien. Kan de Staatssecretaris in haar reactie op het rapport van de Inspectie SZW (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) ook ingaan op de vraag of dit te realiseren is?

Het kabinet geeft nog steeds aan een fusie tussen de SVB en het UWV te willen onderzoeken. Beide organisaties hebben een turbulent jaar achter de rug. Er kwam veel nieuwe wetgeving die de organisaties, laten we zeggen niet helemaal vlekkeloos, geïmplementeerd hebben. Uit de evaluatie blijkt dat er dit jaar te veel veranderingen waren bij de SVB. Het UWV schrijft zelf in het jaarplan dat een stabiele interne organisatie een randvoorwaarde is voor het goed functioneren van het UWV. Dit alles overwegende lijkt mij een fusie helemaal niet wenselijk, nu niet, maar ook niet in de toekomst. Door een fusie creëer je alleen maar een nog grotere moloch, waarin mensen nog veel meer dan nu de weg kwijtraken in grote systemen. Dat moeten wij dus niet willen. Spreken over of onderzoek doen naar een fusie leidt alleen maar tot onnodige onrust bij mensen. Vinden deze twee bewindspersonen een fusie echt een optie? Als zij dat niet als toekomstbeeld zien, waarom zeggen zij dan niet gewoon dat er niet wordt gefuseerd? Dan hoeven we er ook geen onderzoek naar te doen en dat scheelt een hoop tijd en geld. Graag een reactie.

Ik heb nog een vraag over de SVB. De Staatssecretaris moest ons erover informeren dat veel mensen niet het juiste bedrag aan AOW (Algemene Ouderdomswet) gehad hebben. Veel mensen hebben te weinig AOW gehad. Dat is een grove fout. Het is heel goed dat deze mensen worden gecompenseerd. Kan de Staatssecretaris nader toelichten hoe het kan dat de uitkeringen verkeerd zijn vastgesteld? Zijn er wellicht meer regelingen waarbij de SVB dit soort fouten heeft gemaakt die door bestandskoppelingen aan het licht kunnen komen?

Tot slot sluit ik me aan bij wat de heer Van Weyenberg heeft gezegd over de blijf-van-mijn-lijfhuizen.

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Voorzitter. Ik sluit aan bij wat mevrouw Voortman heeft gezegd. Mijn fractie is ook geen voorstander van een fusie tussen het UWV en de SVB. Ik heb geleerd, ook door wat meer ervaring hier in het Haagse, dat je zo'n fusie dan ook niet moet onderzoeken omdat dit soort processen autonoom leiden tot iets waar we in de loop van de jaren aan gewend raken en wat dan toch doorgang vindt. Beide organisaties hebben behoorlijk veel voor hun kiezen gekregen, niet in de laatste plaats door bezuinigingsvoorstellen die wij hebben gesteund. Daar ben ik heel eerlijk over, dat geef ik ruiterlijk toe. Ik zou ze willen behoeden voor de zoveelste reorganisatie en een ingewikkelde focus op de interne organisatie in plaats van op het werk waarvoor ze zijn opgericht. Het moge duidelijk zijn waar wij op dit moment staan.

Ik vond het debat tussen de heer Van Weyenberg en mevrouw Schut-Welkzijn interessant omdat ik mijn eigen notitie zo was begonnen. Toen ik de evaluatie las, vond ik het wel goed om weer eens een spiegel voorgehouden te krijgen. Waarvoor is SUWI of het stelsel eigenlijk op aarde, zullen we maar zeggen. SUWI heeft twee doelstellingen: rechtmatige uitkeringsverstrekking en het bevorderen van arbeidsparticipatie. Ik had ter voorbereiding op de bespreking met mijn fractie opgeschreven dat van dat tweede, werk boven uitkering, niet zo heel veel terecht is gekomen, ook in het licht van de bezuinigingsrondes die beide organisaties hebben moeten ondergaan. De vraag is dus hoe belangrijk die doelstelling nog is, of die doelstelling wel degelijk erg belangrijk is en hoe we die doelstelling op een andere wijze gaan vormgeven. We zetten daarmee kleine stappen, zeg ik tegen mijn collega's. Ik ben hen heel erg dankbaar omdat we bij de begrotingsbehandeling samen hebben opgetrokken om de meer persoonlijke dienstverlening bij het UWV mogelijk te maken. Dat zijn kleine stappen, want die persoonlijke dienstverlening komt echt niet beschikbaar voor iedereen. Ik ben heel erg benieuwd hoe we de meer persoonlijke dienstverlening gaan vormgeven en hoe we die laten landen bij de mensen van wie wij allemaal in ons hoofd hebben dat deze voor hen is bedoeld. Dat wordt een hele kunst in een organisatie die groot is en die vergaand gedigitaliseerd is. Ik grijp dit debat aan om daarover het gesprek met de Minister te voeren. Hoe ziet de Minister de vormgeving van de persoonlijke dienstverlening voor zich?

Van het amendement dat we hebben ingediend over de persoonlijke dienstverlening en de gelden die we daarvoor hebben vrijgemaakt, zeggen heel veel mensen dat het een druppel op een gloeiende plaat is, want je kunt er niet iedereen mee bereiken. Misschien hoeft dat ook niet, want de mensen die zelf vrij snel weer aan het werk komen, hoef je niet te bereiken. Je wilt juist mensen bereiken die langdurig werkloos of ouder zijn of het risico lopen langdurig werkloos te raken.

De heer Van Weyenberg (D66):

De afgelopen jaren is al relatief veel geëxperimenteerd, ook bij het UWV – ProPOM heette dat, geloof ik – met meer persoonlijke dienstverlening aan de voorkant en meer begeleiding met sollicitatiebrieven. Volgens mij waren de uitkomsten daarvan best goed. Is mevrouw Vermeij het met me eens dat het goed zou zijn als de Minister in zijn beantwoording hierop ingaat? Ook vraag ik de Minister om in te gaan op het punt dat er echt veel doorontwikkeling nodig is om aan de voorkant de diagnose te kunnen stellen. Mevrouw Vermeij heeft een arbeidsmarktpositie waardoor we haar grote kans geven dat zij op eigen kracht binnen een beperkt aantal maanden uitstroomt, de heer Van Weyenberg heeft misschien een wat ingewikkelder casus en die moeten we dus ook vanaf dag één oppakken, want die zou weleens kunnen verdwalen in het systeem.

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Daar ben ik het mee eens. Ik heb begrepen dat er ontwikkelingen gaande zijn om met snellere methodes diagnoses te kunnen stellen. Daar ben ik zeer benieuwd naar omdat ik denk dat we allemaal graag willen dat de periode dat iemand een uitkering heeft zo kort mogelijk duurt. Sterker nog, we gebruiken vaak niet de periode tussen het moment dat je weet dat je je baan verliest en het moment dat je werkloos bent. Daar zit vaak een paar maanden of een halfjaar tussen. Ik stel daarover straks nog een paar vragen. Ik ben zeer geïnteresseerd in de ontwikkelingen op dat terrein. Ik geleid de vraag van de heer Van Weyenberg graag gezamenlijk door aan de Minister.

Er zijn goede bewegingen gaande, zoals de banenafspraak uit het sociaal akkoord. Werkgevers zijn drukdoende om deze banenafspraak na te komen. Het advies van de sociaaleconomische Raad (SER) over de toekomstige arbeidsmarktinfrastructuur wil ik ook noemen. De SER adviseert een grotere rol voor sociale partners in de WW – we hebben daarover vorige week al over gesproken – maar ook op dit vlak geldt dat de samenwerking tussen gemeenten, het UWV en de sociale partners vlekkeloos moet verlopen. Dat gebeurt nog niet overal en altijd. Als we met het UWV spreken, krijgen we vaak te horen dat gemeenten niet helemaal meewerken. Als ik het gesprek met gemeenten aanga, bijvoorbeeld op een grote conferentie afgelopen vrijdag – ik zie Staatssecretaris Klijnsma kijken – hoor ik juist dat het UWV een bottleneck is in het overleg. Ik vraag beide bewindslieden hoe we dit punt op een betere manier kunnen vormgeven en stroomlijnen. Volgens mij moet iedere instelling vanuit haar eigen achtergrond en cultuur ruimte geven aan de ander. We zien in de evaluatie dat dit nog niet helemaal goed van de grond komt. Ook de sociale partners, met name de vakbeweging, klagen daar nogal eens over bij ons. Het is de PvdA-fractie een lief ding waard dat dit wel degelijk op een goede manier van de grond komt. We hebben nu pilots lopen; we willen daarmee aan de slag om vervolgens op regionaal niveau de arbeidsbemiddeling veel beter te maken.

Mevrouw Schut-Welkzijn (VVD):

Ik ben het eens met de constatering dat het UWV vaak de bal legt bij de gemeente en andersom. Mevrouw Vermeij vraagt hoe dit kan worden opgepakt zodat de arbeidsbemiddeling beter gaat. Waar denkt ze zelf aan?

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Er moet meer maatwerk komen. Gemeenten moeten meer oog hebben voor de regionale werking van het arbeidsmarktbeleid. Laat ik maar even mijn bespiegeling geven. Vanuit het UWV werken ze vaak met protocollen en hebben ze weinig bewegingsruimte, is mijn ervaring, maar gemeenten vragen daar wel meer om. Sociale partners willen werknemers graag op een goede manier zo snel mogelijk weer aan een baan helpen – die rol zie ik met name bij de vakbeweging – en proberen daarin een plek te verwerven naar aanleiding van dat SER-advies. Er bestaat dus nog geen natuurlijke samenwerking, maar die moet er wel komen. Dat is ongelooflijk belangrijk omdat je elkaar heel hard nodig hebt om ervoor te zorgen dat mensen zo snel mogelijk weer aan de slag gaan.

Mevrouw Schut-Welkzijn (VVD):

Ik ben het met mevrouw Vermeij eens dat dat schuurt in de samenwerking. De vraag is wat we hieraan vanuit regelgeving kunnen doen zodat het beter gaat. Vaak is het gewoon een kwestie van beter samenwerken. De VVD zit veel meer op de lijn dat we het proces heel duidelijk moeten sturen als we uiteindelijk de gestelde doelen willen behalen. Is mevrouw Vermeij het met me eens dat we, nu we in de evaluatie hebben gezien dat we doelen niet kunnen meten of niet halen, dat proces gerichter moeten aansturen?

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Ik ga mevrouw Schut-Welkzijn verrassen met een opmerking die wellicht meer bij haar partij past dan bij de mijne. Ik denk juist niet dat we meer regelgeving moeten opleggen. Ik denk dat we juist ons vertrouwen moeten uitspreken en dat nadrukkelijk van hieruit moeten promoten, maar ook dat we partijen de ruimte moeten geven om in deze transitie hun plek te vinden. Ik zou ze op dit punt echt niet willen belasten met nog meer doelstellingen, afrekenbare doelen en regels vanuit Den Haag.

Door de beantwoording van de vragen die gesteld zijn, heb ik al een deel van mijn betoog gehouden. Ik heb nog een paar korte punten. In de kabinetsreactie op de evaluatie is geen aandacht voor de dienstverlening aan zieke werkzoekenden, de zogenaamde vangnetters. Mijn fractie heeft de afgelopen jaren veel gehamerd op dit onderwerp en ik vraag er aandacht voor van de bewindspersonen.

Ik sta nog even stil bij de cliëntenraden en de cliëntenparticipatie. Het onderwerp ligt mijn fractie na aan het hart. We hebben er in het verleden veel initiatieven over genomen, die vaak moeilijk van de grond kwamen. Het is echter wel ongelooflijk belangrijk ervoor te zorgen dat mensen op de werkvloer meepraten over de vormgeving van de dienstverlening. In gemeenten zien we brede raden ontstaan, waarin cliënten eigenlijk een minderheid vormen. Hoe gaan de bewindspersonen ervoor zorgen dat cliëntenparticipatie in de volle breedte wordt benut?

De achterstanden bij de herbeoordeling in de WIA worden weggewerkt. De fractie van de PvdA is daar erg blij mee. De PvdA vindt het wel zeer zorgelijk dat in het jaarplan 2016 staat dat de huidige budgetten ontoereikend zijn om alle personen in de Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA) te bedienen. Graag een reactie van de Minister.

Ik sluit me kortheidshalve aan bij de vragen die over Suwinet zijn gesteld.

De heer Ulenbelt (SP):

Voorzitter. Het is nog niet zo heel lang geleden dat de SVB van onbesproken gedrag was. Na een grote ICT-misser en vooral de ellende rond de pgb's is dat heel erg veranderd. Ik vraag de Staatssecretaris, want die is de baas, hoe dit allemaal heeft kunnen gebeuren. Wat is er gebeurd op het ministerie of bij de SVB dat zo'n toonbeeld van stabiliteit in de sociale zekerheid zo heeft kunnen verworden? In de samenstelling van de raad van bestuur van de SVB heeft nu een wijziging plaatsgevonden, maar tot mijn verbazing is daar iemand vanuit het UWV neergezet. Het SVB was altijd een mooi instituut, maar van het UWV hebben wij altijd gezegd dat je dat eigenlijk moet opheffen en opnieuw uitvinden. Nu lijkt het wel van kwaad tot erger te gaan. Waarom wordt de ICT-verantwoordelijke van het UWV bij de SVB neergezet? Heeft dit te maken met de fusie die er misschien ooit zal moeten komen? Ik zou het niet doen. Ik zou die fusie ook echt niet gaan onderzoeken, tenzij de Staatssecretaris en de Minister mij kunnen uitleggen welk probleem daarmee wordt opgelost. Weer een heel grote reorganisatie in de sociale zekerheid lijkt mij niet wijs.

Er zijn een paar vragen gesteld over de stand van zaken van de veiligheid in Suwinet. Ik heb daar ook een vraag over. De Staatssecretaris heeft conceptaanwijzingen klaarliggen, begrijp ik. Naar welke gemeenten gaan die? In de NRC stond in januari dat bijvoorbeeld Enschede, Zutphen, Midden-Drenthe en Heerenveen hun zaken nog niet op orde hebben. Heeft de Staatssecretaris een lijstje met namen? Ik ben heel erg benieuwd wat er gebeurt als een groot aantal gemeenten straks worden afgesloten van Suwinet, al kan ik me die straf wel voorstellen. Wat betekent dat voor de mensen die uitkeringen nodig hebben? Welke gevolgen heeft dat voor hen? Heeft de Staatssecretaris daar rekening mee gehouden of moeten we die mensen naar een buurgemeente verwijzen om aan hun centen te komen? Ik ben daar benieuwd naar.

Ik kom op het UWV. We lezen dat de digitalisering van het UWV een politieke keuze was. Het was inderdaad een politieke keuze, die wij niet onderschrijven. Die keuze was vooral bedoeld om te bezuinigen en heeft veel gevolgen gehad. Ook wij hebben de ommezwaai naar meer persoonlijke dienstverlening gesteund, daar zijn we heel erg voor. Wat gaan de mensen daar in de praktijk van merken? Ik ken nogal wat werkcoaches die doodongelukkig zijn geworden nu ze alles anoniem via de mail moeten doen. Mogen zij straks weer mensen helpen en spreken? Hoe gaat dat uitpakken? Betekent die persoonlijke begeleiding dat het UWV de arbeidsbemiddeling weer gaat oppakken? Dat is misschien wel de belangrijkste vraag. In dit land worden een heleboel mensen rijk van de arbeidsbemiddeling, de wereld van de uitzendbureaus. Volgens internationale verdragen die we tekenen, behoort arbeidsbemiddeling publiek te zijn, maar het UWV doet het niet meer. Hoe wordt dat teruggepakt?

Dank voor de voortvarende uitvoering van de motie die de Kamer heeft aangenomen over het onderzoek door de Rekenkamer van het UWV. De Kamer praat binnenkort met de Rekenkamer over dat onderzoek. Ik ben heel benieuwd wat dat gaat opleveren.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Over het onderzoek naar een fusie tussen het UWV en de SVB hebben de PvdA en GroenLinks gezegd dat je dat niet moet willen. Hoe staat de SP daarin?

De heer Ulenbelt (SP):

Ik heb volgens mij ook gezegd dat je dat niet moet willen. Ik ben het wat dat betreft helemaal met ze eens. Voor het geld van dat onderzoek weet ik 20.000 betere bestemmingen.

Een aantal partijen vindt dat wij onze werklozen moeten exporteren naar België en Duitsland. Ik ben daar niet voor, want als een land arbeid moet gaan exporteren, is het beroerd met je gesteld. Maar goed, er werken mensen in die landen en als die in de problemen komen, zitten ze vaak heel vet in de problemen. We hebben daar twee bureaus voor: Bureau Belgische Zaken (BBZ) en Bureau Duitse Zaken (BDZ). Die doen uitstekend werk. Dat is allemaal nog geregeld tot 2018, lees ik in het jaarplan van de SVB, maar wat gebeurt er daarna? Ik doe een appel aan het kabinet om die bureaus in stand te houden. Ik vind het onverstandig om onder de huidige omstandigheden in het buitenland te gaan werken, want als je pech hebt, raak je echt in de problemen, maar goed, daar hebben we die bureaus voor. Ik pleit ervoor om beide bureaus overeind te houden. Ik hoop dat het kabinet dat wil doen.

De vergadering wordt van 10.38 uur tot 10.50 uur geschorst.

Minister Asscher:

Voorzitter. Ik ga de vragenstellers langs. Als de Kamer een uitgebreid algemeen betoog wil, zal ik dat in tweede termijn houden.

Ik begin met het beeld dat uit de evaluatie van de SUWI oprijst. Is dat nou goed of slecht? Ik denk dat het een genuanceerd beeld is. De onderzoekers geven aan dat de doelstelling «rechtmatigheid» goed is geoperationaliseerd en dat beide zbo's daar goed op scoren. De scores op klanttevredenheid en bezwaar- en beroepsintensiteit zijn ook bekend en kunnen worden gebruikt voor het beeld van de klantgerichtheid. Verder werken we voortdurend aan het verbeteren van indicatoren. Op dit moment ligt de aandacht bij het toepassen van de strategische doelstellingen van de zbo's. Daarbij worden de SUWI-doelstellingen uiteraard meegenomen.

De belangrijkste doelstellingen zijn rechtmatigheid, tijdigheid en klanttevredenheid. We nemen de nieuwe prestatie-indicatoren op in de P&C-cyclussen (Planning & Control) met de zbo's. Doelmatigheid komt daarbij. Dat gebeurt jaarlijks in april als we de kaders vaststellen voor de jaarplannen. Op die manier kunnen de resultaten van de projectgroepen in het voorjaar van 2017 worden opgenomen in die kaders en vanaf 2018 in werking zijn. Met andere woorden, dat leidt wel degelijk tot concrete doelen en ook tot een verdere verbeterslag naar aanleiding van de evaluatie. Dat was de vraag van mevrouw Schut.

Is het stelsel nu voldoende activerend? Hoe zit het met de doelstelling van werk boven inkomen? Terugkijkend naar de afgelopen jaren zien we dat de laagconjunctuur ons parten heeft gespeeld, maar ook dat participatiebevordering een heel duidelijk speerpunt is van dit kabinet. We hebben de Participatiewet, waar Staatssecretaris Klijnsma verantwoordelijk voor is. Zij is bezig om 125.000 werkzoekenden aan een baan te helpen, nu en in de toekomst. We hebben de sectorplannen, die juist zijn gebruikt om mensen aan het werk te helpen en te houden. Er zijn tijdelijk extra middelen voor persoonlijke dienstverlening bij het UWV, met regionale partners verbeteren we de werkgeversdienstverlening, matching van werkzoekenden en vacatures vindt plaats, er zijn scholingsvouchers en een bredere inzet van de brug-WW. Met andere woorden: een groot aantal acties, instrumenten en initiatieven om juist dat ene element te verbeteren. Hoe belangrijk is dan die doelstelling van werk boven inkomen, vraagt mevrouw Vermeij. Wat mij betreft blijft dat de belangrijkste doelstelling, want je wilt mensen immers aan het werk hebben. Dat neemt niet weg dat het altijd goed is om je zegeningen te tellen. We zien hoe de lessen van de commissie-Buurmeijer zijn verwerkt in het huidige SUWI-stelsel en wat de evaluatie daarover zegt. Het begint er toch wel mee dat het gewoon functioneert. Bij de dramatische faillissementen in de detailhandel van de afgelopen weken, zien we dat de uitvoering op dat punt gewoon goed op orde is. Dat is heel belangrijk voor mensen. We geven de doelstelling van werk boven inkomen ook mee aan de werkgroep die de prestatie-indicatoren op dit moment bekijkt. Het blijft de vraag hoe goed je die meetbaar krijgt. We moeten telkens blijven werken aan verbetering, maar het is niet altijd in indicatoren meetbaar te krijgen, ook omdat het van een groot aantal variabelen afhankelijk is.

Mevrouw Schut-Welkzijn (VVD):

De Minister zegt dat er gewerkt wordt aan de verbetering van de indicatoren en dat ze uiteindelijk in 2018 worden ingevoerd. We vragen al jaren om meer concrete indicatoren voor beleid, zodat we dat gemakkelijker kunnen afrekenen. Waarom wordt daar zolang mee gewacht? Waarom kan dat niet al in de begroting voor 2017 worden ingevoerd?

Minister Asscher:

We zijn de afgelopen jaren drukdoende geweest met het verbeteren van de indicatoren. Die worden steeds beter en we boeken daar ook resultaten mee. Ik sprak over de volgende ronde. Wat kunnen we aan de hand van de evaluatie opnemen in de kaders van de prestatie-indicatoren? Daarvoor geldt de gewone P&C-cyclus. Dat proces loopt al en eindigt in 2018. De werkgroep is er nu mee bezig en de uitkomsten worden vervolgens verwerkt. Dit staat los van de algemene beleidsmatige indicatoren die we in de begroting voor 2017 opnemen. We zitten samen met de Kamer in een proces om die algemene indicatoren verder te verbeteren. Het gaat nu echter over de specifieke prestatie-indicatoren voor het UWV. Die moeten in de P&C-cyclus van het UWV worden verwerkt volgens het pad dat ik net schetste. Maar dat staat los van de algemene beleidsindicatoren die we bij de begrotingsbehandeling met elkaar vaststellen.

Mevrouw Schut-Welkzijn (VVD):

Ik ben het met de Minister eens dat begrotingsindicatoren wat anders zijn dan de SUWI-indicatoren voor de instellingen. Met «begroting» bedoelde ik eigenlijk de jaarplannen voor de instellingen. Waarom moet de invoering van indicatoren zolang duren, terwijl de evaluatie SUWI in 2015 is uitgevoerd? De Minister weet allang wat er aan de hand is. Waarom kan het niet wat sneller?

Minister Asscher:

Omdat we daar in de samenwerking met de zbo's vastgestelde procedures voor hebben, zodat de indicatoren goed kunnen worden gewogen en meegenomen in die P&C-cyclus. Een van de dingen die we de afgelopen jaren goed hebben kunnen zien, is dat het voor de uitvoering van belang is dat je je houdt aan de afgesproken processen om dingen te verbeteren. Dat wil niet zeggen dat er de afgelopen jaren niets is verbeterd in de prestatie-indicatoren; daar heb ik een aantal voorbeelden van gegeven. Ik denk dat het de moeite waard is daarmee door te gaan, nog afgezien van de algemene discussie over het opnemen van de doelstelling in een prestatie-indicator. Verder wil ik ten behoeve van het goed laten werken van de indicatoren de bestaande P&C-cyclus benutten.

GroenLinks vraagt of ik bereid ben de suggestie mee te nemen om meer te experimenteren met activeren en arbeidstoeleiding. De SUWI-organisaties krijgen langs verschillende lijnen de ruimte om een bijdrage te leveren. We zien dat bijvoorbeeld in de sectoranalyse die het UWV uitvoert, waarmee je een beeld krijgt van de arbeidsmarktsituatie in een specifieke sector. Dat geeft input aan sociale partners voor gericht arbeidsmarktbeleid en kan ook voor individuen een indicatie zijn om de arbeidsmarktkansen in zo'n sector te verkennen. In 2015 heeft het UWV 5 miljoen vrijgemaakt om te experimenteren met nieuwe samenwerkingsinitiatieven in de arbeidsmarktregio. Op die manier wordt dus ook ruimte gezocht en gevonden. Er zijn daarmee 30 regionale initiatieven gefinancierd, die zich met name richten op samenwerking tussen het UWV en de lokale SW-bedrijven (sociale werkvoorziening). Daarnaast zie je dat door de sectorplannen een grote bijdrage is geleverd aan de werking van de arbeidsmarkt in regionale of sectorale verbanden. Tot slot zie je dat de extra middelen uit de onderbesteding van de sectorplannen worden ingezet voor scholingsvouchers. Dat biedt dus ook ruimte aan het UWV om buiten de bestaande kaders meer te kunnen doen. Scholing is natuurlijk ook een manier om de arbeidstoeleiding te verbeteren. Dat is niet per definitie de kortste weg, maar wel de meest duurzame en de meest effectieve manier om mensen uit de uitkering te krijgen.

Kan een cliënt zelf kiezen voor meer of minder dienstverlening? In sommige opzichten wel, dat is ook nu al het geval. Een cliënt kan keuzes maken bij het wel of niet volgen van bijvoorbeeld allerlei webinars en andere vormen van digitale dienstverlening. Maar we werken wel aan een dienstverleningsproces en een dienstverleningsconcept waarbij gebruik wordt gemaakt van de kennis die de afgelopen jaren is opgedaan en van kennis over het meest effectief inzetten van de extra persoonlijke dienstverlening. Of, negatief geformuleerd, waar is die dienstverlening het hardst nodig? De heer Van Weyenberg demonstreerde dat net met zichzelf als casus, maar ik denk dat de werkelijkheid nog iets weerbarstiger is dan zijn cv. Hij lijkt me vrij goed plaatsbaar. Het is natuurlijk wel slim om die extra middelen en dus ook het extra geld in te zetten waar het effect het grootst is. Dat vergroot de kans op een succesvolle businesscase. Tot op zekere hoogte kunnen mensen zelf kiezen, maar we gaan de middelen wel gericht inzetten om ervoor te zorgen dat ze daadwerkelijk effect hebben en mensen weer aan het werk komen.

De heer Ulenbelt vraagt wat we gaan doen met de persoonlijke dienstverlening. Ik heb aangegeven dat ik het UWV heb gevraagd om meer persoonlijke dienstverlening. Er is de afgelopen jaren enorm bezuinigd en enorm ingezet op digitalisering. Er bestaat een grote behoefte, ook bij het UWV zelf, om weer meer persoonlijke dienstverlening te kunnen bieden. Op basis van vroegtijdige diagnose en selectie kan het UWV beoordelen welke werkzoekenden het risico lopen om langdurig werkloos te blijven en wat die ten minste nodig hebben om toch weer aan de slag te komen. Dat biedt het UWV de mogelijkheid voor gerichte extra dienstverlening. Deze kan bestaan uit gesprekken, workshops, competentietests, netwerktrainingen, eventueel in combinatie met bij- of omscholingen en scholingsvouchers. Daarvoor is 38 miljoen beschikbaar in de jaren 2016 en 2017, waarvan 18 miljoen gebruikt wordt voor de persoonlijke dienstverlening aan werkzoekenden uit de langdurige zorg. Dit vloeit voort uit afspraken die gemaakt zijn over de onbenutte 28 miljoen van het landelijke sectorplan Zorg. De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) heeft de Kamer daarover bericht.

Mevrouw Schut vraagt waarom het UWV geen raad van toezicht heeft. Bij het UWV is een audit committee ingesteld, dat de raad van bestuur voorziet van adviezen. Dat comité vult de kritisch-vriendschappelijke rol in. Er is geen raad van toezicht omdat het kabinetsbeleid is om geen raden van toezicht in te stellen. Er is tenslotte ook een Minister verantwoordelijk en dat heeft voor- en nadelen.

Mevrouw Schut-Welkzijn (VVD):

Is er geen onafhankelijke toezichthouder voor het UWV?

Minister Asscher:

Er zijn allerlei voorbeelden van onafhankelijk toezicht op onderdelen van het UWV. De accountant kijkt ook naar het UWV en de audit committee speelt de rol van de kritische vriend. Verder is er gewoon een baas die verantwoordelijk is in het bestuur. Ik kijk naar die baas en ben verantwoording aan de Kamer schuldig. Het UWV is een zbo en dit is de inrichting die daarbij hoort. We hebben daar geen raden van toezicht bij.

Waar komt het idee voor een fusie tussen UWV en SVB vandaan? Het advies om een fusie te onderzoeken stond in 2013 in het rapport «Onderzoek naar de herpositionering van zbo's»« van de commissie De Leeuw. Destijds leek het niet zo'n goed idee, want toen waren we net bezig met het doorvoeren van enorm veel wijzigingen in wetgeving en andere veranderingen. We hebben dat advies toen voor ons uit geduwd. Eerlijk gezegd: noch ik, noch de Staatssecretaris ziet iets in die fusie. Als ik de Kamer zo hoor, gaat ze me ook niet dwingen om het verder te onderzoeken. Dus wat mij betreft is dat dan bij deze gekild, want ik denk niet dat het ergens goed voor is.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Ik ben daar erg blij mee. Vorige week had ik met de Staatssecretaris nog een debat over de SVB en toen kwam er nog geen duidelijk antwoord. Ik ben blij dat het kabinet nu zegt dat we dat niet gaan doen. Komt er ook geen onderzoek naar een mogelijke fusie?

Minister Asscher:

Nee, dat hebben we zojuist afgerond. Het is ingewikkeld. Je krijgt aanbevelingen, waar je wat mee moet. Destijds was mijn gevoel: in ieder geval nu niet. We hebben het een aantal jaren voor ons uitgeschoven. Maar als je ziet wat we de afgelopen jaren hebben uitgestort over die organisaties, hoe hard daar gewerkt is … Er is kritiek, die kritiek is altijd terecht, daar moet je je voordeel mee doen, maar er is heel hard gewerkt in beide organisaties om al die wetgeving en al die taakstellingen goed te verwerken. Dan vind ik het helemaal niet goed om dit boven de markt te laten hangen. De Staatssecretaris en ik benutten dit moment om die discussie te beslechten.

D66 geeft aan te voelen voor een proef waarbij we mensen een brief meegeven die laat zien wat die persoon kenschetst en wat hij aan mogelijkheden in de vorm van een soort rugzak meeneemt naar potentiële werkgevers. We hebben het daar al eerder over gehad. Ik vind het echt een sympathiek idee. Ik moet wel het voorbehoud maken dat ik niet weet of het ook kan, maar ik wil dat wel bekijken. Het is voor het UWV geen sinecure om dat automatisch uit de systemen te laten rollen. Ik denk dat de heer Van Weyenberg dit voorbehoud goed begrijpt. Ik zal in overleg treden met het UWV over dit idee met de vraag of het mogelijkheden ziet om dit of een vergelijkbare gedachte uit te werken. We delen met elkaar dat we het heel belangrijk vinden dat werkgevers alle instrumenten kennen die we hebben bedacht en ontwikkeld om te bevorderen dat mensen weer in dienst worden genomen, maar ook dat de werknemer zichzelf daarmee soms in de etalage kan zetten.

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik dank de Minister voor deze reactie. Het lijkt me inderdaad heel goed om zorgvuldig te bekijken of het kan en goed wordt geïmplementeerd. Als het in de praktijk leidt tot brieven die niet kloppen, dan is niemand ermee geholpen. Kan de Minister een indicatie geven van het moment waarop hij ons meldt in welke vorm het kan worden geïmplementeerd?

Minister Asscher:

Na de zomer, laten we zeggen september.

De voorzitter:

De Kamer wordt in september geïnformeerd over of het kan en hoe het kan

Minister Asscher:

Ja.

De heer Van Weyenberg (D66):

Dat is prima. De «of»-vraag gaat over de uitvoerbaarheid en niet meer over de wenselijkheid, zo interpreteer ik dat. Dat is mooi.

Minister Asscher:

Dat klopt, ik vind het een goed idee.

Mevrouw Schut stelt de terechte vraag waarom de gewenningsbijdrage nog niet is meegenomen in het wetsvoorstel dat nu voorligt. Dat hebben we niet gehaald. Ook op dit punt moet ik met de uitvoeringstoetsen werken en ervoor zorgen dat het kan. In welk wetsvoorstel wordt de gewenningsbijdrage dan wel meegenomen? Ik heb nu niet meteen een wetsvoorstel of de planning paraat waarin ik dat op een logische manier kan doen. We moeten bekijken wanneer de uitvoeringstoetsen en de hele voorbereiding van dit onderdeel gereed is en in welk wetgevingstraject het kan meelopen. Ik zal erop toezien dat dit gebeurt. Om de zoveel tijd wijzigen de wetten toch en kan de gewenningsbijdrage worden meegenomen.

De PvdA en de VVD hebben een aantal vragen gesteld over de middelen voor herbeoordeling van arbeidsongeschiktheid. Mevrouw Schut heeft er ook een paar aardige dingen over gezegd. Ik wil de discussie daarover nu niet voeren. De Kamer heeft van mij nog een meer integraal plan tegoed, zoals toegezegd bij de bespreking vorig jaar. Daar wordt nu heel hard aan gewerkt. Het is beter om de vragen die nu leven te beantwoorden in de context van het meer integrale plan dat ik later deze maand hoop af te ronden en aan de Kamer te sturen.

GroenLinks en de PvdA hebben vragen gesteld over de zieke werknemer. Bij de evaluatie is gekeken naar de digitale dienstverlening UWV, de regionale samenwerking en de eenmalige gegevensuitvraag, maar dat wil niet zeggen dat de andere groepen niet onze aandacht verdienen. Zo beluister ik ook de inbreng van beide partijen. Specifiek voor vangnetters levert SZW in 2016 een beleidsdoorlichting op, waarvan we kunnen leren hoe het beter kan. De doorlichting gaat over de manier waarop het UWV in de afgelopen vijf jaar de Ziektewet heeft uitgevoerd.

Staatssecretaris Klijnsma:

Voorzitter. Ik dank de leden, die allemaal zijn ingegaan op de stand van zaken van Suwinet. Laat ik daarmee beginnen, want het was ook de aftrap van de heer Van Weyenberg. Hij heeft inderdaad vanuit D66 menigmaal dit onderwerp aan de orde gesteld en een aanvalsplan gelanceerd. Van mijn kant heb ik ook altijd in niet mis te verstane bewoordingen aan de gemeenten die het betrof gezegd dat Suwinet heel snel op orde moest komen. Op 1 september 2015 is de Inspectie SZW gestart met het onderzoek naar de beveiliging van Suwinet bij alle gemeenten. Ik kan melden dat er 192 gemeenten zijn die aan alle 7 belangrijke normen voldoen. Dat heb ik de Kamer ook gemeld. D66 zegt terecht dat dit een halfvol glas is. Er moeten dus nog verdere verbeteringen plaatsvinden. Het is goed om te melden dat in 2013 slechts 4% van de gemeenten aan alle zeven belangrijke normen voldeed; in 2014 was dat 17% en nu is dat 49%. We maken vorderingen, maar we zijn nog niet klaar. Ik constateer dat 198 gemeenten nog niet voldoen. Met het escalatieprotocol, dat ik de Kamer heb doen toekomen, in de hand, zit ik de gemeenten natuurlijk achter de broek. Ik heb afgelopen weekend alle handtekeningen gezet onder de brieven die aankondigen dat er een aanwijzing gestuurd wordt als gemeenten niet als de drommel de boel op orde hebben. Ik verwacht in april het definitieve rapport van de inspectie en ik zal dat naar de Kamer sturen. In dat rapport worden alle gemeenten en hun scores opgenomen.

Ik meld dat het programma Veilig Suwinet op stoom is gekomen en dat maatregelen om de toegang tot Suwinet te beperken geïmplementeerd worden. Hierover zijn veel vragen gesteld, onder meer door de heer Ulenbelt. Ik informeer de Kamer daarover in de zomer. Dat implementatieprotocol strekt ertoe dat we inderdaad de aankondiging tot een aanwijzing hebben verstuurd naar de gemeenten die de boel nog niet volledig op orde hebben. De gemeenten reageren daarop. We hebben ook al brieven gestuurd aan de gemeenteraden, die ook alert zijn. Mochten gemeenten niet snel genoeg aan de zeven voorwaarden voldoen, dan komt er natuurlijk een aanwijzing. Daarbovenop kunnen wij expertise naar de gemeenten sturen die de boel wel op orde brengt. Dat is dan voor rekening van de gemeenten. Wij hebben menigmaal tegen elkaar gezegd dat we er met zijn allen, de gemeenten voorop, voor moeten waken dat afsluiting van Suwinet aan de orde komt. Dit is echt het ultimum remedium. De Kamer begrijpt dat ik dat slechts doe als gemeenten willens en wetens tot in lengte van het escalatieprotocol in gebreke blijven, maar het is wel de ultieme stok achter de deur. Ik kan het niet mooier maken dan het is. Ik ga ervan uit dat het lukt, zeker nu wij deze progressie zien en gemeenten wederom door ons worden aangesproken. Overigens krijg ik allerlei signalen terug van gemeenten die nu nog bij die 198 gelabeld staan, maar drukdoende zijn om de boel op orde te krijgen.

Mevrouw Schut-Welkzijn (VVD):

Het is een heel goede oplossing om expertise naar de gemeenten te sturen, op kosten van de gemeenten, om alles te regelen en te voorkomen dat gemeenten worden afgesloten. Het is raar dat het moet, maar het is een goede oplossing. Krijgen we dat wel voor elkaar als 198 gemeenten niet voldoen aan de normen? Kunnen we wel waarmaken dat we die expertise sturen? Het is nogal een klus.

Staatssecretaris Klijnsma:

First things first. We hebben nu de aankondiging tot een aanwijzing verstuurd. Gemeenten gaan daarop reageren. Ik heb al van een aantal grote gemeenten begrepen dat men als de wiedeweerga doende is. Ik ga ervan uit dat zichzelf respecterende wethouders de handschoen oppakken en dat we helemaal aan het eind van de rit, als we de inspectie wederom vragen te kijken naar de stand van zaken, misschien nog een beperkt aantal mensen met expertise op gemeenten moeten afsturen. Maar dat zal heel beperkt zijn, want je wilt als gemeente en als college van B en W niet op deze manier geafficheerd worden.

Mevrouw Schut-Welkzijn (VVD):

Ik weet dat gemeenten druk bezig zijn, maar het duurt al tien jaar. Over welke termijnen praten we nu?

Staatssecretaris Klijnsma:

Mevrouw Schut zegt terecht dat het al tien jaar duurt, maar we zijn er in 2013 met zijn allen bovenop gegaan. Ik heb niet voor niets geschetst hoe de situatie in 2013 was, hoe die zich in 2014 ontwikkelde en dat nu de helft van de gemeenten aan alle criteria voldoet. Dat geeft de burger moed. We zitten er nu hartstikke stevig bovenop. De inspectie, de Autoriteit Persoonsgegevens, zoals het College Bescherming Persoonsgegevens tegenwoordig heet, iedereen draagt daaraan bij. De handschoen ligt bij de gemeenten en die hebben ze nu gewoon op te pakken. Ik ben overigens blij dat we wederom in deze context de urgentie uitstralen, want het kan maar beter duidelijk zijn.

De heer Ulenbelt (SP):

Stel je nu voor dat de gemeente zich beroept op de gemeentelijke autonomie, die ook voor de Staatssecretaris heel heilig is. Als een gemeente onverhoopt wordt afgesloten, wat betekent dat dan voor mensen die zijn aangewezen op een uitkering? Kan de Staatssecretaris mij garanderen dat deze mensen daar geen last van ondervinden? Want in dat geval worden de verkeerden gestraft.

Staatssecretaris Klijnsma:

De heer Ulenbelt heeft daar groot gelijk in, want het is voor de burgers van de desbetreffende gemeenten die een uitkering moeten aanvragen natuurlijk echt beroerd. Ze moeten dan alle informatie zelf aanleveren. Ik heb net niet voor niets gezegd dat er nog een groot aantal stappen aan vooraf gaat. Een van die stappen is dat ik de autoriteit heb om expertise naar de desbetreffende gemeenten te sturen. Die expertise kan niet geweigerd worden. Autonomie is mooi, maar we hebben ook wetgeving en daar dient de gemeente zich gewoon aan te houden.

De heer Ulenbelt (SP):

De mensen die een uitkering aanvragen worden dus niet de dupe?

Staatssecretaris Klijnsma:

Als het aan mij ligt niet. Gemeentebestuurders weten dat drommels goed, dus die zijn niet voor niets doende om de boel op orde te brengen.

Ik vertelde al dat ik de Kamer in de zomer wil informeren over de hele toekomst van de gegevensuitwisseling. Suwinet is één onderdeel daarvan, maar de gegevensuitwisseling als zodanig vergt echt nog verdere doordenking. Ik stel de Kamer graag op de hoogte van de wijze waarop we dat doen.

Er is een vraag gesteld over de blijf-van-mijn-lijfhuizen. Het was mij, met de Kamer, natuurlijk ook een doorn in het oog, want het gaat om heel kwetsbare vrouwen. Ik heb overleg gevoerd met de Federatie Opvang, het UWV en de VNG. Daar heb ik de Kamer van in kennis gesteld. We hebben afgesproken dat wordt uitgegaan van het briefadres, zoals dat is opgenomen in de bevolkingsadministratie. Het verblijfadres is dan niet meer zichtbaar en daarmee kan niet meer worden achterhaald waar een vrouw verblijft. Met de Federatie Opvang en de VNG heb ik afgesproken dat zij de bestaande werkpraktijk bij opvanginstellingen en gemeenten verder in beeld gaan brengen. Daar wordt nu keihard aan gewerkt. In de zomer wil ik de Kamer graag informeren over de voortgang.

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik begrijp dat er aan de ene kant een oplossing is en dat aan de andere kant nog moet worden doorgepraat over de exacte werkprocessen. Betekent dit dat op dit moment het potentiële lek gedicht is? Of zegt de Staatssecretaris dat het pas echt dicht zit na die volgende stap? Ik ben nog een beetje zoekend naar de mate waarin we vandaag voor heel veel mensen de veiligheid al hebben verbeterd en naar het gezamenlijke doel van de Staatssecretaris en de Kamer.

Staatssecretaris Klijnsma:

De Federatie Opvang ken ik als een instelling die heel korte lijnen heeft naar alle opvangvoorzieningen voor vrouwen in Nederland. De Federatie Opvang heeft het signaal, de methodiek, doorgegeven aan alle opvangvoorzieningen, dus ik ga ervan uit dat de opvangvoorzieningen nu uitgaan van het briefadres en dat het niet meer zichtbaar is waar een vrouw verblijft. Ik wil de Kamer daarover graag bijpraten in de zomer, als ik toch het algehele beeld schets.

De heer Van Weyenberg (D66):

Het lijkt me belangrijk als dat beeld al iets eerder kan komen. Ik heb er altijd begrip voor dat dingen tijd nodig hebben, maar we hebben een aantal zeer schrijnende casussen gezien. Ik wil vermijden dat we in de zomer moeten constateren dat het in maart, april, mei en juni nog een paar keer is misgegaan. Als de Staatssecretaris al eerder een beeld heeft, zou ik dat waarderen. Ik ga ervan uit dat zij probeert het zo snel mogelijk sluitend te maken.

Staatssecretaris Klijnsma:

Het is alweer een poosje geleden dat ik met de Federatie Opvang en de VNG aan tafel zat. Ik kan best even verifiëren hoe de stand van zaken is. Ik zal de Kamer daarvan op de hoogte stellen.

Er zijn vragen gesteld over de SVB. De Minister is er ook op ingegaan, want een van de vragen van de heer Ulenbelt was of het op dit moment wijs was om … Nee, de heer Ulenbelt zei het anders. Hij zei: er zit nu iemand als voorzitter in de raad van bestuur van de SVB, die voortkomt uit het UWV; is dat een opmaat naar een eventuele fusie? Volgens mij heeft de Minister in niet mis te verstane bewoordingen aangegeven dat dat niet zo is. Het lid van de raad van bestuur van het UWV zit er als interim- en gaat ook weer terug naar het UWV.

Het is belangrijk om te schetsen dat in de afgelopen jaren twee zaken enorm hebben gespeeld bij de SVB, namelijk het niet doorgaan met het MRS-systeem en het pgb-dossier. Ik heb de Kamer daarvan goed op de hoogte gehouden. We hebben niet voor niets de raad van bestuur tijdelijk uitgebreid van twee naar drie personen. We hebben niet voor niets de externe adviseur, de heer Hakkenberg, ingehuurd om de ICT te ondersteunen. We hebben ook niet voor niets een audit committee geïnstalleerd. Ik zeg dit in antwoord op een vraag van mevrouw Schut. Al deze zaken hebben we bij de kladden gepakt en ik heb al gemeld dat ik graag voor de zomer een heroriëntatie op de taken en de dienstverlening van de SVB aan de Kamer wil presenteren. Wat dat betreft is de boel op stoom.

Ik heb nog een aantal overgebleven vragen. Van de zijde van de VVD is gevraagd naar het verrekenen door gemeenten. De gemeenten verrekenen nu ook de inkomsten met de bijstandsuitkering, maar dan op basis van wat de uitkeringsgerechtigde zelf opgeeft aan de gemeente. Er wordt gewerkt aan een ministeriële regeling waarin wordt vastgelegd welke gegevens van de inlichtingenplicht kunnen worden uitgezonderd. Het streven is dat de regeling voor deze zomer wordt gepubliceerd. Er wordt dus hard aan gewerkt.

Mevrouw Schut-Welkzijn (VVD):

Ik zag inderdaad in de kabinetsreactie dat mijn motie van vorig jaar zo werd geïnterpreteerd, maar de motie had helemaal niet tot doel om inkomsten uit te zonderen van de inlichtingenplicht. De motie had tot doel om ervoor te zorgen dat gemeenten inkomsten vooraf verrekenen met de uitkering, zodat er geen fouten gemaakt kunnen worden. Nu wordt het geïnterpreteerd als een uitzondering op de inlichtingenplicht, maar als je inkomsten vooraf verrekent, is het helemaal niet nodig om daar inlichtingen over in te winnen. Dat is een heel ander geval.

Staatssecretaris Klijnsma:

Het punt van aandacht – dat bekijken we nu – is dat de polisadministratie een paar maanden achterloopt. De gegevens in de polis zijn op dit moment niet actueel genoeg om de inkomsten met de bijstandsuitkering te verrekenen. Er zitten twee maanden tussen. Daarom kan die automatische verrekening op dit moment niet. Dat is de praktische reden om op deze manier aan de slag te zijn.

Mevrouw Schut-Welkzijn (VVD):

Waarom kan het UWV dat dan wel bij de WW sinds juli 2015? Waarom kan het niet worden doorgevoerd voor gemeenten?

Staatssecretaris Klijnsma:

Daarom zijn we nu ook doende met de ministeriële regeling. De Kamer begrijpt dat ik, indachtig alle perikelen rond Suwinet, driedubbel alert ben op de wijze waarop gemeenten omgaan met gegevens die worden doorgezet. De terechte opmerking van de commissie is: zorg ervoor dat mensen geautoriseerd worden om alleen datgene in te zien wat relevant is voor hun werk bij de gemeente. Ze mogen niet het hele brede dossier van een cliënt inzien, maar moeten zich focussen op en alleen inzage krijgen in datgene wat relevant is voor wat ze hebben te doen met een cliënt. In de zomerbrief bied ik hier inzicht in.

Mevrouw Voortman had een vraag over de bestandskoppeling, die ertoe heeft geleid dat men bij de SVB heeft gezien dat AOW-gerechtigden in 6.100 gevallen mogelijk een niet correct vastgestelde AOW-uitkering hebben gekregen. Dit was een eenmalige bestandskoppeling en dat heb ik de Kamer ook gemeld. In 57% van de gevallen is mogelijk een te lage AOW-uitkering vastgesteld en dat is bijgeplust. In 13% van de gevallen was de uitkering mogelijk te hoog vastgesteld en dat gaan we niet terugvorderen. Ik vind dat netjes naar de klanten.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Dat vind ik ook heel netjes. Ik vind dat heel goed van de Staatssecretaris. Mijn vraag was of dit zich ook bij andere regelingen kan hebben voorgedaan.

Staatssecretaris Klijnsma:

Als er nieuwe bestandskoppelingen aan de orde zijn, wat niet aan de orde van de dag is, kunnen deze zaken altijd aan het licht komen. Dat kan, maar dit is de enige die mij bekend is.

De heer Ulenbelt heeft een vraag gesteld over de bureaus voor Belgische Zaken en Duitse Zaken. Het kabinet hecht veel belang aan een goede informatievoorziening aan grensarbeiders. Daarom hebben we in 2014 besloten om nieuwe financiering te regelen voor de vorming van een nationale backoffice voor de beantwoording van vragen. Dat komt boven op de financiering van de digitale inkomensvoorzieningen door deze bureaus. Eind 2015 is er nog een extra bijdrage gedaan om experts te laten deelnemen aan de digitale spreekuren. We hebben behoorlijke stappen voorwaarts gezet.

De heer Van Weyenberg (D66):

De heer Ulenbelt stelde deze vraag terecht. Toen dit eerder speelde zijn er Kamervragen door mijn fractie gesteld en die was niet de enige. Het kabinet heeft toen deze toezegging gedaan. Ik heb de vraag van de heer Ulenbelt zo begrepen: hoe ziet men de toekomst van deze bureaus na de tijdelijke financiering en hebben deze instellingen hun nut niet al bewezen in een nieuwe vorm? Commerciële partijen kunnen geen gebruik meer maken van dit soort informatie, want daar was het niet voor bedoeld. Het was bedoeld voor mensen die over de grens wilden werken. Wanneer verwacht de Staatssecretaris dat zij kan aangeven dat de bureaus niet stoppen in 2018? Zo heb ik de vraag van de heer Ulenbelt begrepen.

Staatssecretaris Klijnsma:

We hebben afgesproken dat we het evalueren. Dat gaan we ook doen. Op basis van die evaluatie wil ik graag doorstappen, want we moeten natuurlijk ook kijken naar andere kostendragers. Met de provincie Limburg heb ik er contact over gehad. Ik vind het zeer de moeite waard de evaluatie te laten plaatsvinden, want ik denk dat wij het allemaal hartstikke wezenlijk vinden dat er goede informatie wordt verstrekt aan mensen die grensoverschrijdend aan de slag willen.

De heer Ulenbelt (SP):

Daarom snap ik dus het voorbehoud van de Staatssecretaris niet. In 2018 wordt opnieuw beoordeeld of het allemaal nog nodig is. Je kunt aan iedereen de zekerheid meegeven dat je deze dingen nodig hebt, als je vanuit Nederland in het buitenland werkt. De sociale zekerheid in België en Duitsland gaat heus niet lijken op die in Nederland en omgekeerd, dus die problemen blijven. De Staatssecretaris zegt nu toe dat de intentie er is om deze dingen overeind te houden. Als de Staatssecretaris zegt dat mensen in het buitenland werken, dan moet ze er ook voor zorgen dat die mensen ergens terecht kunnen als ze in de problemen komen. Als de Staatssecretaris zegt dat we niet meer in het buitenland werken, kun je ze misschien opheffen. Maar dat zal niet de bedoeling zijn. Graag de toezegging dat ze in de lucht worden gehouden.

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik heb niet voor niks met de Kamer afgesproken dat we evalueren of de ingezette instrumenten voldoende helpen om mensen te ruggensteunen als ze grensoverschrijdend willen werken. Ik heb daarbij gezegd dat ik het de moeite waard vind om te bekijken welke kostendragers voor de informatievoorziening aan zet zijn en hoe dat uitwerkt. Het is de moeite waard om de evaluatie af te wachten en dan te bekijken of het Rijk nog financiële stappen voorwaarts moet zetten, en zo ja, hoe die er dan uit gaan zien.

De voorzitter:

De spreektijd in de tweede termijn is maximaal twee minuten.

De heer Van Weyenberg (D66):

Voorzitter. Mijn fractie is er nooit van uitgegaan dat er een fusie tussen het UWV en de SVB zou komen. Mevrouw Voortman kaartte terecht aan dat er niet allerlei studies naar gedaan hoeven te worden. Ik ben blij met het glasheldere antwoord van de Minister. Er is zonder fusieperikelen genoeg werk aan de winkel voor beide organisaties. Samenwerken is top, maar fuseren zou nu niet helpen.

Ik dank de Minister voor zijn toezegging over de brief die kan worden meegegeven aan werkzoekenden, zodat werkgevers weten op welke regelingen of premiekortingen ze recht hebben als ze de desbetreffende persoon aannemen. Ik zie uit naar de brief van de Minister over de vormgeving, waarbij de Minister begrijpelijkerwijs het voorbehoud maakt dat het wel moet kunnen, maar ik zijn positieve insteek goed heb gehoord.

De heer Ulenbelt heeft helemaal gelijk met wat hij zegt over Suwinet. Afsluiten is een draconisch laatste redmiddel, wat voor niemand goed nieuws is. Juist om deze reden ga ik ervan uit dat geen enkel college aan de gemeenteraad wil uitleggen dat mensen weer met tassen vol papieren moeten komen. Want hoe kritisch ik ook ben op de beveiliging, het feit dat mensen niet meer met hele tassen de dingen honderd keer moeten toelichten bij de gemeente, is natuurlijk gewoon de winst van de digitale gegevensuitwisseling en de eenmalige uitvraag. Het feit dat de helft van de gemeenten de zaken op orde heeft, is inderdaad een halfvol glas. Tot vorig jaar werd die voortgang niet gemaakt. Dat is het grote verschil. Het duurt inderdaad al tien jaar – mevrouw Schut heeft daarin gelijk – maar pas het afgelopen jaar zie je een zeer forse stijging. De gemeenten zijn zich er buitengewoon bewust van, mag ik aannemen, dat die stijging heel snel moet worden voortgezet tot ze allemaal aan de zeven normen voldoen. En dat is echt geen rocket science. Ik heb de Staatssecretaris horen zeggen dat ze nog eens goed zal bekijken wat er überhaupt allemaal aan gegevens in het systeem zit. Ik vind dat de koppelingen nut moeten hebben. Wat je niet weet omdat je het niet hoeft te weten, kan ook niet in verkeerde handen vallen. Ik zie uit naar wat dat oplevert.

Ten aanzien van de persoonlijke bemiddeling wacht ik af waar de Minister mee komt. Daar is echt nog een wereld te winnen.

Mevrouw Schut-Welkzijn (VVD):

Voorzitter. Of het beleid werkt of faalt, de indicatoren daarvoor zijn er nog niet. Ik begreep van de Minister dat die in de ambtelijke cyclus worden ontwikkeld. We willen heel graag daarbij aangesloten blijven en vragen de Minister om de indicatoren naar ons toe te sturen, zodat we niet over vijf jaar moeten constateren dat we nog steeds niet weten of het beleid heeft gewerkt of gefaald.

De Staatssecretaris zegt dat de ministeriële regeling voor de verrekening van inkomen en uitkering bij gemeenten er komt. Ik heb vorig jaar juli een motie daarover aangehouden. Wij vinden dat daar een zekere mate van urgentie in moet zitten. Dat wil ik alsnog tot uitdrukking brengen in een motie. Hierbij vraag ik een VAO aan, aangezien ik toen in die motie vroeg om dit in te voeren per juli 2016. Dat gaat niet gebeuren. Ik weet ook wel dat de Staatssecretaris het niet in juli kan uitvoeren, maar de urgentie moet er echt wel in blijven. Op deze manier kunnen heel veel fouten worden voorkomen en kan er service worden verleend. Als we toch een VAO hebben, kom ik terug op de raad van toezicht. Ik heb in de circulaire over de governance iets anders gelezen over zbo's dan wat de Minister zegt over een verbod op een raad van toezicht. Ik bekijk dat nog eens goed en kom erop terug.

De heer Van Weyenberg (D66):

Het gaat mij om het toezicht. Ik verwijs even naar het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA), dat geen schoolvoorbeeld was van adequaat toezicht. Daar was sprake van wat ik zelf weleens de Bermudadriehoek noem. Je hebt een zbo-bestuur, een zbo-raad van toezicht en een Minister. In die driehoeksverhouding – daar moet je altijd al erg mee opletten – lijken de verantwoordelijkheden en wat deze opleveren volstrekt te verdwijnen in een soort Bermudadriehoek van onheldere verhoudingen. Ik ken de VVD als een partij die altijd graag aan helderheid doet. De vorm bij het UWV is toch de meest heldere? Een raad van advies, prima, maar de bestuurder legt verantwoording af aan één iemand, namelijk aan de verantwoordelijke Minister. Mijn fractie hecht zeer aan die helderheid. Wat ervaart mevrouw Schut als probleem?

Mevrouw Schut-Welkzijn (VVD):

Mijn probleem is dat er geen onafhankelijk toezicht is om te bepalen of de instelling wel goed functioneert. Als we daar richtlijnen voor hebben afgesproken, wil ik wel zeker weten dat die goed worden toegepast. Het UWV is een enorm grote instelling; daar gaan echt honderden miljarden aan uitkeringsgeld in om. Ik zeg niet dat er per definitie een raad van toezicht moet komen, maar dat ik wil bekijken of dat een oplossing is om ervoor te zorgen dat het beleid beter afrekenbaar wordt en dat we beter inzicht hebben in hoe het verloopt.

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik heb al gezegd hoe ik in die wedstrijd zit. Het valt mij wel op dat het kabinet vrij recentelijk het organisatiegerichte toezicht door de inspectiedienst heeft afgeschaft omdat dat overlapte met het reguliere single audit, het eenduidig toezicht op grote organisaties. Ik vind het een opmerkelijk verzoek.

Mevrouw Schut-Welkzijn (VVD):

Er worden heel veel raden van toezicht wel ingesteld. Zij kunnen echt depolitiseren en ervoor zorgen dat een organisatie goed werkt. Ik weet ook wel – dat ben ik met de heer Van Weyenberg eens; ik heb zelf bij een zbo gewerkt – dat dat niet altijd even goed functioneert. Het gaat mij erom dat er verbeteringen komen die werken.

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Er worden wat tegenstrijdige geluiden afgegeven. Een raad van toezicht om te depolitiseren zou ook betekenen dat je hier niet vraagt om kernprestatie-indicatoren (KPI's) die je wilt afrekenen met de Minister. Het is van tweeën één. Of je zet een organisatie op enige afstand zodat ze haar werk kan doen en gaat dan echt op hoofdlijnen sturen en het gesprek aan. Overigens hebben we daarover in de Kamer, zeg ik in alle eerlijkheid, ook een debat: waar kunnen wij de Minister afrekenen? De Compatibiliteitswet komt daar ook nog eens bij kijken. Of je zegt: ik wil er als Kamer echt over gaan, de Minister is verantwoordelijk voor deze uitvoeringsorganisatie en ik ga hem daarop aanspreken. Maar dan kun je niet vragen om een raad van toezicht, want dan kom je precies in de valkuil terecht die de heer Van Weyenberg net schetste.

Mevrouw Schut-Welkzijn (VVD):

In mijn initiële inbreng heb ik gezegd: laten we zorgen voor een goede set met indicatoren waarop je een organisatie afrekent en laat zo'n raad van toezicht dan bewaken dat dat goed wordt ingevoerd, op afstand. Het is mijn intentie om dat zo te doen en niet om daarover elke keer het debat in de Kamer te voeren. Ik wil niet na vijf jaar constateren dat we eigenlijk niets kunnen meten en dat we weten niet of het beleid heeft gewerkt of gefaald omdat het niet goed is geregistreerd.

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Ik adviseer mevrouw Schut toch even contact op te nemen met haar eigen woordvoerder arbeidsmarktbeleid, omdat die heel andere signalen over het UWV heeft afgegeven dan zij op dit moment doet. Ze moet tegelijkertijd nog even goed kijken naar haar idee voor zo'n raad van toezicht. In mijn optiek gaat dit leiden tot een hoop mist.

Mevrouw Schut-Welkzijn (VVD):

Dat ga ik doen.

Eén vraag over Suwinet is nog niet beantwoord. Ik heb gevraagd waarom Suwinet niet wordt doorontwikkeld, want het doel is informatie te delen om zaken op te sporen. Dat staat wat de VVD betreft los van de bescherming van de privacy. Die moet goed geregeld zijn, maar tegelijkertijd moet Suwinet wel doorontwikkeld worden zodat je fraude beter kunt bestrijden.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Voorzitter. Ik ben mijn eerste termijn begonnen met een pleidooi voor meer ruimte voor activering en voor arbeidstoeleiding en om daarmee te experimenteren, waarbij het niet alleen gaat om de kortste weg uit de uitkering, maar ook om een duurzame uitstroom. De Minister gaf aan dat er in het afgelopen jaar regionale projecten zijn geweest, waar 15 miljoen aan is besteed, en dat deze projecten hebben geleid tot duurzame uitstroom. Dat geloof ik wel, maar ik denk dat het goed is als we daar primair op gaan inzetten en dat we experimenten doen die daar echt op ingezet worden. Kan de Minister daarop reageren?

Ten aanzien van verplicht vrijwilligerswerk heb ik het gehad over de quickscan van TNO, die aangaf dat verplicht vrijwilligerswerk niet helpt en zelfs de afstand tot de arbeidsmarkt vergroot. Ik hoor daar graag een reactie op. Ziet het kabinet hierin geen aanleiding om de verplichte tegenprestatie in de wet te herzien?

Ten aanzien van dubbele gegevensuitwisseling heb ik verschillende voorbeelden aan de orde gesteld. Wajongers die gegevens bij het UWV moeten aanleveren die het UWV al lang heeft; op het moment dat daar iets misgaat, kan dat tot grote problemen leiden. WW'ers die bij twee verschillende websites wijzigingen moeten doorgeven. Dat moeten we toch niet willen? Wat gaat het kabinet hieraan doen?

Ik sluit me aan bij wat D66 over de beveiliging van Suwinet zei, maar heb daarnaast ook de suggestie aan de orde gesteld van de Landelijke Cliëntenraad dat cliënten moeten kunnen zien wie welke gegevens over hen kan inzien. Ik wil daarop graag nog een reactie.

Tot slot de fusie tussen SVB en UWV. Ik ben heel erg blij dat de Minister heeft aangegeven dat het onderzoek bij dezen is ingetrokken. Hij had geen helderder antwoord kunnen geven.

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Voorzitter. Bij dat laatste kan ik mij aansluiten. Op veel andere punten zullen we af en toe de wens uitspreken dat ze net zo helder zijn. Maar wat de Minister zei over de fusie was klip-en-klaar en volgens mij geheel naar wens van de Kamer en, eerlijk gezegd, ook naar wens van beide uitvoeringsorganisaties. Ik ken ze een beetje en ik ken ook hun vermoeidheid om nog een reorganisatie in te gaan.

Ik heb de Staatssecretaris nog een vraag gesteld over de cliëntenraden, met name op lokaal niveau. Die hebben wat moeite om van de grond te komen en ook om hun uitvoeringstaken bij gemeenten goed vorm te geven. Het gaat met name over de scheiding van verantwoordelijkheden voor beleid en uitvoering, omdat dat vaak niet goed geregeld is. Aan de Minister heb ik gevraagd hoe we in die transformatie zitten en hoe het UWV, gemeenten en sociale partners op een betere manier kunnen samenwerken, van elkaar kunnen leren en elkaar ook een beetje los kunnen laten in hun eigen paradigma. Dus het UWV met een wettelijk kader, gemeenten met hun blik vooral op de eigen gemeente en sociale partners in een ontwikkeling. Hoe kijkt de Minister daar tegenaan? Verder ben ik tevreden over de antwoorden die we hebben gekregen bij dit algemeen overleg.

De heer Ulenbelt (SP):

Voorzitter. «Gekild» zei de Minister over dat onderzoek naar de fusie. Helderder kun je het niet hebben; anderen hebben dat ook al opgemerkt. Heel goed.

De evaluatie van SUWI liet zien dat er een groot aantal dingen de verkeerde kant op is gegaan; minder maatwerk, minder begeleiding, daardoor minder kansen op werk. Ik wil er op dit moment geen woorden aan vuilmaken, maar ik hoop dat het onderzoek van de Rekenkamer ons straks handvatten geeft voor hoe we het UWV – als we het dan niet opheffen, maar dat is vandaag weer niet gebeurd – zo grondig kunnen verbouwen dat het, naast het verzorgen van uitkeringen, een actieve organisatie wordt in de arbeidsbemiddeling.

Minister Asscher:

Voorzitter. De VVD wil op de hoogte gehouden worden van de ontwikkeling van de indicatoren. Ik zal erop toezien dat die informatie actief aan de Kamer wordt verstrekt op de momenten dat er voortgang is of nieuwe ontwikkelingen zijn.

De PvdA vraagt filosofische reflecties op de samenwerking tussen het UWV, sociale partners en gemeenten. Ik had in de eerste termijn het grotere, algemene verhaal in de aanbieding gedaan, dus dat zal ik nu gaan houden. Waar mevrouw Vermeij op doelt, is dat je zou willen dat er gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheden die er zijn en dat je daar niet alleen maar komt door vanuit je eigen organisatie naar je eigen perspectief te kijken. Ik verwacht wat dat betreft veel van de experimenten die voortvloeien uit het advies van de SER, de Toekomstige Arbeidsmarktinfrastructuur en Werkloosheidswet (TAW), waarbij gekeken kan worden naar een nieuwe manier om mensen van werk naar werk te begeleiden. [Daar heb je voor nodig het UWV, de gemeenten en de sociale partners en ook de infrastructuur in de regionale arbeidsmarkten die de laatste jaren weer wat ontwikkeld zijn. De experimenten moeten wel op een zodanige manier vormgegeven worden dat je er echt iets van leert en dat je ook ziet dat het helpt. We hebben er in de begroting ruimte voor gecreëerd. Ik denk dat het veel potentie heeft. Als het inderdaad blijkt te werken, zou ik niet weten waarom je het niet groter kunt maken. Dan kom je er niet met alleen maar het vaststellen van regeltjes, maar gaat het vooral over het bekijken van de situatie in de praktijk. We zien enorme verschillen tussen de regio's in de gezondheid van de arbeidsmarkt, maar ook in de karakteristieken van de arbeidsmarkt. De regio Eindhoven is zo anders dan het oosten van het land. De regio Amsterdam is weer heel specifiek. Het kan ontzettend veel bieden als we daar op een goede manier mee omgaan. Ik ben blij dat de sociale partners, werkgevers en werknemers, daarmee aan de slag willen.

Ten slotte kom ik bij de vraag van de SP over arbeidsbemiddeling. Dat onderwerp zat in de eerste termijn ook in de vraag van mevrouw Vermeij. Het maakt onderdeel uit van de meer persoonlijke dienstverlening, om dat element terug te brengen. We gaan niet terug naar het verleden, maar er komt een vervolg. Wat hebben we geleerd, hoe weten we hoe je arbeidsbemiddeling effectiever kunt inzetten? De heer Van Weyenberg sprak zijn nieuwsgierigheid uit naar wat de businesscase gaat opleveren. Ik hoop aan het einde van het jaar de Kamer daarover te kunnen informeren. Ik denk dat het heel belangrijk is en heel nuttig. We hebben voor twee jaar ruimte om persoonlijke dienstverlening gericht in te zetten. De toekomst van het UWV is er een met een sterke digitale infrastructuur en gerichte persoonlijke dienstverlening, waarbij we de werkzoekenden letterlijk een dienst bewijzen en netjes omgaan met de middelen die we met elkaar opbrengen om zo'n organisatie en de trajecten die worden ingezet te financieren. Ik denk dat we daaraan toe zijn. Ik denk ook dat het UWV inmiddels kennis en ervaring in huis heeft om dat te ontwikkelen. Aan mij de uitdaging om de businesscase zo sterk te maken dat de Kamer, als ze hem aan het einde van het jaar onder ogen krijgt, zegt: ja, dit is een overtuigend verhaal.

Mevrouw Schut-Welkzijn (VVD):

Dank aan de Minister dat hij de indicatoren aan de Kamer toestuurt zodra ze ontwikkeld zijn. Kunnen we daar een bepaalde termijn aan stellen?

Minister Asscher:

Bij de bespreking van het jaarplan 2017 moeten de nieuwe indicatoren er zijn. Dan kan ik ze met de Kamer delen en haar er actief over informeren.

Mevrouw Schut-Welkzijn (VVD):

Is dat eind 2016?

Minister Asscher:

Ja, eind 2016. We lichten ze nog even apart uit het jaarplan, zodat ze apart kunnen worden besproken, als de Kamer daar behoefte aan heeft.

De voorzitter:

Dat is een duidelijke toezegging.

Staatssecretaris Klijnsma:

Voorzitter. Er rest mij nog een beperkt aantal vragen te beantwoorden. De heer Van Weyenberg heeft geen aanvullende vragen gesteld, maar het is wel plezierig om te beklemtonen – dat deed hij ook in eerste termijn – dat de VNG bij de beveiliging van Suwinet een prima rol heeft gespeeld en dat nog steeds doet. Het is goed om dat hier nog eens te onderstrepen.

Mevrouw Schut heeft nog een tweetal vragen gesteld. Zij overweegt om toch een motie in te dienen over datgene waarvoor ik een ministeriële regeling wil aanleveren. Ik neem daar kennis van, maar die ministeriële regeling komt er echt voor de zomer. Het is wat mevrouw Schut zelf wil; het staat haar vrij een motie in te dienen, maar ik zeg toe dat die ministeriële regeling er komt. Veel meer kan ik ook niet doen als zij een motie indient. Zo is het leven.

Mevrouw Schut-Welkzijn (VVD):

Worden de belemmeringen voor gemeenten om inkomsten te verrekenen, bijvoorbeeld omdat ze formulieren niet kunnen inlezen of omdat het allemaal te duur of te ingewikkeld is, door die ministeriële regeling weggenomen? Het uiteindelijke doel is dat de gemeenten daadwerkelijk inkomsten verrekenen en niet zozeer dat er een regeling komt.

Staatssecretaris Klijnsma:

Het punt is dat we een zo helder mogelijke regeling willen maken. Dat doen we natuurlijk samen met de VNG, want die moet ermee kunnen werken. Het doel is ook dat als mensen een bijstandsuitkering moeten aanvragen, ze niet onder het bestaansminimum zakken. Dat is echt de essentie. Als je weet dat de polisadministratie twee maanden achterloopt, moet je natuurlijk wel iedere keer even bekijken hoe de situatie van een cliënt op het moment van de aanvraag is. Met die kanttekening kan ik ja zeggen op de vraag van mevrouw Schut.

De voorzitter:

Wat is dan het oordeel over het VAO?

Mevrouw Schut-Welkzijn (VVD):

Ik trek de directe aanvraag in, maar ik denk er nog even over na, want ik vind het antwoord nog niet overduidelijk.

Staatssecretaris Klijnsma:

Dat laat ik dan bij mevrouw Schut. Overigens heb ik nog een andere vraag van de zijde van mevrouw Schut. De doorontwikkeling van Suwinet is niet nodig voor de fraudebestrijding, want het inlichtingenbureau levert alle gegevens aan gemeenten. Dat gebeurt nu al. Dus wat dat betreft, is er niets nieuws onder de zon.

Mevrouw Voortman stelde het verplichte vrijwilligerswerk aan de orde. We hebben in de context van de Participatiewet de discussie gevoerd over de tegenprestatie. Ik heb steeds weer geduid wat het kabinet daaronder verstaat. Mensen kunnen zelf aangeven wat zij doen voor de samenleving. Dat kan van alles zijn: mantelzorg, vrijwilligerswerk wat men al verricht. Met dien verstande is die tegenprestatie in de wet terechtgekomen. Dat hebben we in de memorie van toelichting nog eens geduid en in de Handelingen staat het ook helder verwoord.

Een eenmalige gegevensuitvraag betekent dat de professional een aantal gegevens niet meer vraagt van de burger. In 2015 is een pilot uitgevoerd om gegevens automatisch in te lezen in het aanvraagformulier van de Participatiewet. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de eenmalige gegevensuitvraag. Ik wil de Kamer graag in de zomerbrief bijpraten over wat we daar verder mee gaan doen.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Moet ik dit zo opvatten dat de Staatssecretaris ook bekijkt wat er gedaan kan worden aan de situaties die ik net noemde? Ik noemde de voorbeelden van mensen die op twee verschillende websites hetzelfde moeten aanmelden en van mensen die gegevens bij het UWV moeten melden die het UWV gewoon allang heeft. Gaat de Staatssecretaris in de zomerbrief in op die situaties?

Staatssecretaris Klijnsma:

Zeker.

Dan is er nog een vraag van mevrouw Voortman. Cliënten moeten natuurlijk kunnen inzien welke gegevens van hen benut worden. Via mijnoverheid.nl kunnen de gegevens worden ingezien. Daarnaast kan er altijd een schriftelijk verzoek worden gedaan aan een organisatie waarin om inzage wordt gevraagd. In het programma Veilig Suwinet wordt transparantie van gegevens onderzocht. Ik vind het de moeite waard om in diezelfde zomerbrief – hij wordt een beetje lijvig, maar dat mag best – de Kamer hierover ook nader te informeren.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Misschien kunnen we een motie daarover voorkomen. Mijn punt is dat ik graag wil dat cliënten kunnen zien wie hun gegevens inzien. Kan de suggestie van de Landelijke Cliëntenraad daarin worden meegenomen?

Staatssecretaris Klijnsma:

Prima. Dat kunnen we in ieder geval inzichtelijk maken. Dat wil ik graag meenemen in de zomerbrief. Overigens, en dat was ook een vraag van mevrouw Vermeij, ben ik natuurlijk regelmatig met de Landelijke Cliëntenraad in conclaaf, want ik vind, en dat geldt ook voor collega Van Rijn, dat cliëntenraden in de brede zin van het woord de decentralisaties moeten kunnen volgen op regionaal niveau. Dat vergt ook veel van de cliëntenraden. Wanneer wij dat kunnen ondersteunen, doen wij dat. Ik zal dat ook in de toekomst blijven doen. Ik heb hiermee alle vragen beantwoord.

De voorzitter:

Ik heb de volgende toezeggingen genoteerd.

  • De Minister zal de Kamer in september 2016 informeren over de haalbaarheid van een door het UWV te verstrekken brief voor werkzoekenden.

  • De Minister stuurt prestatie-indicatoren eind 2016 naar de Kamer.

  • De Staatssecretaris komt in april met een rapport met de definitieve gegevens van de Inspectie SZW inzake het Suwinet.

  • In de zomer 2016 stuurt de Staatssecretaris een notitie met de toekomstmogelijkheden van de gegevensuitwisseling, inclusief Suwinet en dubbele gegevensuitvraag.

  • Zo snel als mogelijk, in elk geval voor 1 juli, zal de Staatssecretaris de Kamer nader informeren over de gegevensbeveiliging inzake de blijf-van-mijn-lijfhuizen.

  • De ministeriële inkomstenverrekening komt voor 1 juli naar de Kamer.

Mevrouw Schut heeft de aanvraag van een VAO vooralsnog ingetrokken en denkt er nog over na. Ik bedank beide bewindslieden hartelijk, de Kamerleden en alle mensen die dit overleg gevolgd hebben.

Sluiting 11.56 uur.