Vastgesteld 16 maart 2011
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1 heeft op 9 februari 2011 overleg gevoerd met minister Kamp van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en staatssecretaris De Krom van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over:
− de brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 18 mei 2010 betreffende de aanbieding van het jaarverslag 2009 van de Inspectie Werk en Inkomen (26 448, nr. 435);
− de brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 18 mei 2010 betreffende de SUWI-jaarverslagen 2009 en de meibrieven 2011 (26 448, nr. 436);
− de brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 18 mei 2010 betreffende de voortgang van de Werkpleinen (29 544, nr. 249);
− de brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 12 juli 2010
− betreffende de aanbieding van de verslagen van SUWI-organisaties (26 448, nr. 438);
− de brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 6 september 2010 betreffende het re-integratiebudget WW 2010 (26 448, nr. 442);
− de brief van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 22 november 2010 betreffende de aanbieding van de uitkomsten van het IWI-rapport «Maatwerk bij meervoudigheid» en onderzoek Astri/Meccano «Multiproblematiek bij cliënten» (26 448, nr. 445);
− de brief van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 30 november 2010 betreffende de voornemens voor de komende kabinetsperiode ten aanzien van SUWI (26 448, nr. 446);
− de brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 30 november 2010 betreffende de Loonaangifteketen (31 066, nr. 97);
− de brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 17 december 2010 betreffende de toezending van het rapport van de commissie interne sturing UWV en het IWI-rapport «Risicobeheersing en re-integratiebudgetten UWV» (26 448, nr. 448);
− de brief van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 21 december 2010 betreffende de aanbieding van de SUWI-rapportages 2010 en de jaarplannen 2011 (26 448, nr. 449);
− de brief van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 28 januari 2011 betreffende de aanbieding van de IWI-rapportage De burger bediend (26 448, nr. 451).
Van het overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Van Gent
De griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Post
Voorzitter: Van Gent
Griffier: Esmeijer
Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Van den Besselaar, Van Gent, Huizing, Klaver, Koşer Kaya, Sterk, Ulenbelt en Vermeij,
en minister Kamp en staatssecretaris De Krom van Sociale Zaken en Werkgelegenheid die vergezeld zijn van enkele ambtenaren van hun ministerie.
De voorzitter: Ik heet de aanwezigen hartelijk welkom en ik feliciteer mevrouw Vermeij met het 65-jarig bestaan van de PvdA vandaag.
Mevrouw Vermeij (PvdA): Voorzitter. Zouden we niet pas met 67 jaar dat feestje moeten vieren?
We hebben lang niet gesproken over de onderwerpen ten aanzien van de wet Structuur Uitvoering Werk en Inkomen (SUWI). Ik zie dat mijn collega's niet alle stukken bij zich hebben, maar het is dan ook een enorme stapel. Er liggen nog jaarverslagen over 2009 en de jaarverslagen over 2010 zullen omstreeks deze tijd weer verschijnen. De Kamer heeft het overleg daarover niet eerder gepland, terwijl wij dat wel gewild hadden. Ik kijk mevrouw Koşer Kaya hierbij nadrukkelijk aan.
Ik zou het over een aantal punten willen hebben. Allereerst de beleidsagenda van het nieuwe kabinet ten aanzien van de uitvoeringsorganisatie UWV. Ten tweede over het onderzoek vanwege de overschrijding van het re-integratiebudget WW en de daarbij behorende rapporten. Tot slot heb ik nog enkele opmerkingen over de Werkpleinen.
Het UWV is een instantie die we allemaal hard nodig hebben, maar waar niemand van schijnt te houden. Dat kenmerkt ook de geschiedenis van dit soort uitkeringsinstanties. We weten vrij weinig over de beleidsagenda van dit kabinet ten aanzien van het UWV, behalve dat er bezuinigd wordt. Dat is trouwens niet helemaal waar. Op 19 oktober 2010 kregen de leden van de vaste commissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van de vaste commissie Financiën persoonlijk een brief waarin de raad van bestuur van het UWV ons duidelijk maakt wat deze bezuinigingen in beleid vertaald behelzen. Deze leden hebben zich dus al uitgesproken net als de minister-president, ik kom straks nog met enkele van zijn uitspraken. De bewindslieden hebben echter nog geen kans gehad hierop te reageren. Wat gaat er namelijk plaatsvinden? De WW-begeleiding zal gereduceerd worden met ruim 60%. Sterker nog, in 2012 zal geen enkele WW'er meer aanspraak kunnen maken op re-integratie, aldus de raad van bestuur van het UWV. Klopt dit? Dit betekent het UWV in maart 2011, over pakweg twee weken, zal stoppen met het aangaan van verplichtingen ten aanzien van re-integratie van WW'ers. Klopt dit? Ze zullen tevens gedwongen worden veel minder Werkpleinen in stand te houden. Is dat juist? Worden die in de loop van dit jaar gesloten? Werkgevers zullen niet langer een landelijk aanspreekpunt hebben om centrale afspraken te maken. Dit was juist zo goed bevallen in tijden van crisis toen we de deeltijd-WW en de mobiliteitscentra hadden. We wachten nog op een uitwerking van de bewindslieden ten aanzien van deze bezuinigingen. Me dunkt dat het bestuur van de uitvoeringsorganisatie al besloten heeft en precies weet wat er gaat gebeuren. Is dit terecht?
Ik ga graag in op het onderzoek naar de overschrijding rond de re-integratie. Het UWV gaat over drie zaken. Men verstrekt uitkeringen en daar komen weinig klachten over binnen. We vinden ook dat deze organisatie dat moet doen. Daarnaast beoordelen en keuren ze bij arbeidsongeschiktheid. We zijn allemaal van mening dat er een onafhankelijk keuringsinstituut moet zijn in het land, ook al kunnen we van mening verschillen over de beoordelingscriteria. Tevens bemiddelt het UWV mensen naar werk. Rond dat laatste punt is de afgelopen jaren veel te doen geweest. Er is echter ook veel goeds gebeurd. Zoals we echter gemerkt hebben, heeft vorig jaar een forse overschrijding van 89 mln. plaatsgevonden. We maakten ons zorgen over het ontbreken van een selectiemechanisme bij het UWV bij de begeleiding naar werk. Als ik kort wil zijn, dan zijn er drie groepen: een groep «schop onder de kont, ga snel aan het werk, dat lukt je wel», een groep waarbij je twijfelt, maar denkt dat het na een paar stevige gesprekken wel gaat lukken, en een groep waarin stevig geïnvesteerd moet worden voordat ze er weer klaar voor zijn. Bij de kortlopende WW'ers werd veel geïnvesteerd en mensen die het moeilijk hadden lieten we twaalf maanden op de bank zitten. Dit tot groot ongenoegen van mijn fractie en andere fracties, omdat we het graag omgekeerd zouden zien.
Er is een onderzoekscommissie met drie wijze mannen aan de gang gegaan. Ik was niet onder de indruk van het rapportje dat ze hebben geproduceerd. Klein hoeft niet altijd slecht te zijn, maar dit was buitengewoon mager. De conclusie van de drie heren is dat we een raad van advies onder de raad van bestuur moeten maken. Dit moet de bewindslieden toch niet aanspreken? Het is toch niet de stijl van dit kabinet om weer een tussenlaag te organiseren, noch een hele gespreksreeks erbij? We willen juist de mensen helpen die het nodig hebben en die mensen streng aanpakken van wie we weten dat dat eigenlijk niet nodig is. De drie wijze heren constateerden tevens dat er meer aan stakeholdermanagement moet worden gedaan. Een duur woord voor meer pr-functionarissen. Mijn fractie is daar ook niet over te spreken. Hoe kijken beide bewindslieden hiertegen aan? Ik kan me niet voorstellen dat deze bewindslieden hier heel gelukkig mee waren.
Er lag wel een ander interessant rapport bij dit onderzoek, namelijk het rapport van de Inspectie Werk en Inkomen (IWI). Hieruit blijkt dat het UWV professionele herbeoordelingen achterwege laat. Er wordt niet tijdig gekeken naar wat mensen wel kunnen en of daar verbeteringen dan wel verslechteringen zijn opgetreden. Een aantal mensen wordt hierdoor onnodig lang aan hun lot overgelaten, zoals we eerder al hebben gezien bij de WAO. Mensen van wie de gezondheid is verbeterd, moeten zo snel mogelijk aan werk worden geholpen en niet te lang op de bank blijven zitten. Verder blijkt uit het IWI-rapport dat het UWV, tegen de nadrukkelijke wens van de Kamer, re-integratiediensten heeft ingezet ter voorkoming van de werkloosheid. We zijn juist op zoek naar mensen die het echt nodig hebben. Preventie van werkloosheid is de taak van de sociale partners en niet van het UWV, en daar zouden we deze middelen ook niet voor in willen zetten.
In het programma Buitenhof was een prachtig interview met de heer Rutte. Hij zei daarin een aantal goede dingen, waaronder: «Een ander deel van de mensen is werkloos, meestal tegen de eigen schuld. Daar hoort een fatsoenlijke sociale zekerheid bij die mensen weer aan het werk helpt.» Hoe verhoudt zich dat tot het stopzetten van re-integratie voor mensen met WW?
De heer Ulenbelt (SP): Voorzitter. De VVD zei voor de verkiezingen dat het UWV moest worden opgeheven. Gaat het kabinet het UWV ook daadwerkelijk opheffen? We hebben twee liberalen op Sociale Zaken en afspraak is afspraak, dus ik ben benieuwd.
Er wordt gesproken over fundamentele keuzes en de minister zou daar in het voorjaar mee komen, maar wat valt er te kiezen? Kan hij daar iets over zeggen? In ieder geval moet er 660 mln. bezuinigd worden. De ABVAKABO heeft berekend dat dat minstens 4000 banen gaat kosten. Wat betekent dat voor de dienstverlening? Er wordt nu al aangekondigd dat er minder tijd is voor de klanten. Kan de minister dat uiteenzetten?
In een van de rapporten staat dat 40% van de mensen met een uitkering twee of drie ernstige psychische of fysieke gezondheidsproblemen heeft. Deze 380 000 mensen komen volgens het onderzoek niet meer aan het werk. Het credo van het kabinet is dat werk de uitweg uit de armoede is. Als deze mensen niet meer kunnen werken, wat heeft het kabinet dan voor hen in petto? Erkent dit kabinet dat er mensen een uitkering hebben – en dan bedoel ik niet alleen de WAO – voor wie werk niet is weggelegd? Deze mensen moeten toch ook een plekje in deze maatschappij hebben?
De IWI schrijft dat er extra aandacht nodig is voor de positie van 45-plussers. Daar zijn echter al een heleboel maatregelen voor. We hebben de doorwerkbonus, de premiekorting en de no-riskpolis en het helpt allemaal niet. De IWI zegt dat we niet in staat zijn werkgevers te motiveren om ouderen in dienst te nemen. Ik kan het kabinet wel vragen welke mental coach het gaat inschakelen om de werkgevers wel te motiveren, maar dat is een doodlopende weg. Ik verzoek het kabinet om, naar analogie van het ontslagbesluit, een aannamebesluit te maken, een aannamebesluit waarin staat dat vacatures in het bedrijf opgevuld moeten worden om het personeelsbestand in overeenstemming te brengen met de beroepsbevolking. Zou de minister willen uitzoeken of dat kan, want inmiddels is er meer nodig dan motiveren van werkgevers om oudere werklozen aan de slag te krijgen.
Het UWV geeft aan dat de deeltijd-WW correct is uitgevoerd. Het bedrijf ASML maakte in 2009 echter gebruik van deeltijd-WW en heeft tijdens dat crisisjaar al bonussen uitgekeerd. Vorig jaar heeft ASML 1 mld. winst geboekt en de bonussen zijn nog groter geworden. Zelfs de werknemers krijgen per persoon € 8000 bonus. Ik gun ze dat wel, maar ze horen dat zelf te verdienen en niet binnen te krijgen door gebruik te maken van de deeltijd-WW. Wil het kabinet toegeven dat het toch niet erg verstandig was om bij de deeltijd-WW geen koppeling te leggen met het bonusbeleid van ondernemingen?
We hebben een rapportje ontvangen over de interne sturing van het UWV. Er staat een intrigerende zin in die niet wordt uitgelegd: «Een helder beeld van de verschillende rollen is uit zicht geraakt.» Dat doet me een beetje denken aan toneelspelers die hun tekst niet meer weten of elkaars teksten beginnen uit te spreken. Meer kan ik er ook niet van maken. Zit daar achter dat er een soort ontoelaatbare, ongewenste vermenging is geweest van de beleidsrol van het ministerie en de uitvoeringsrol van het UWV? De vorige minister was regelmatig bezig met de uitvoering. Hij deed zelfs uitspraken over dingen die niet konden of juist wel. Hoe moet ik dit zinnetje uitleggen en welk probleem zit daar achter? Hoe gaat de minister dat oplossen? Wordt het de raad van advies? Wat is dat voor onding in deze constructie? Weer dure mannen aan de top erbij, terwijl er 4000 mensen uit moeten.
Een klein foutje van het UWV. De Nationale ombudsman publiceerde deze week in de Telegraaf over een terugstorting van € 800 aan een verpleegkundige. Deze mevrouw had daar geen recht op, waarna ze drie keer met het UWV belt. Ze krijgt drie keer te horen dat het wel klopt. Later komt het UWV tot de conclusie dat het toch niet klopt en vordert het bedrag terug. Het UWV vordert echter niet alleen dat bedrag terug, maar ook de belasting die door het UWV is afgedragen. Die mevrouw die € 800 kreeg moest toen € 1 200 terugbetalen, maar door de interventie van de heer Brenninkmeijer is dit voorkomen. We krijgen regelmatig van dit soort klachten en ik vraag mij af hoe vaak dit voorkomt. Zou het niet veel logischer zijn als de belasting bij een onterechte storting niet wordt teruggevorderd?
Het UWV meldt dat ontslag om bedrijfseconomische redenen is afgenomen. De bouw meldt echter dat dat op papier wel zo is, maar dat er juist een toename is van individuele beëindigingovereenkomsten. Het zou zelfs gaan over een verdrievoudiging daarvan. De minister heeft toegezegd dat hij Wet melding collectief ontslag (WMCO) snel zal aanpassen. Wanneer komt hij daarmee?
De heer Van den Besselaar (PVV): Voorzitter. We hebben vandaag een scala aan verslagen, rapporten en brieven op de agenda staan. Ik wil met name ingaan op vier punten. Doelgroepenbeleid, dienstverlening op de Werkpleinen, de elektronische dienstverlening en uitkeringsgerechtigden met meervoudige problemen. Ik geef op voorhand aan dat ik niet inga op de problematiek van 45-plussers, want ik neem dat mee in het AO Arbeidsmarktbeleid. Ik ga ook niet in op het vangnet van de ZW, want dat stel ik aan de orde bij het AO Anticumulatie WW en Ziektewet.
De IWI signaleert in het jaarverslag 2009 een spanning tussen tijd en aandacht voor de nieuwe instroom van werklozen en het hulp bieden aan mensen die langer geen werk hebben. Het blijkt dat gemeenten in 2009 lang niet al het geld hebben gebruikt dat ze voor re-integratie beschikbaar hadden. Ik heb de vele stukken bestudeerd en ik ben tot de ontdekking gekomen dat er onvoldoende afspraken gemaakt zijn over de inzet van middelen per doelgroep binnen de WW. Van bepaalde groepen is bekend dat ze binnen enkele weken weer aan het werk zijn. Andere beroepsgroepen doen er wat langer over. Er is daarnaast een categorie die überhaupt niet aan de bak komt. Bij de eerste twee groepen moeten we wel alert zijn en bekijken of mensen langer dan gemiddeld in de uitkering blijven hangen. We moeten niet wachten totdat ze echt langdurig werkloos zijn. Ik ontvang van de minister graag informatie over het huidige doelgroepenbeleid. Is er per doelgroep en per regio inzicht in de uitstroomcijfers naar beroepsgroep of opleidingsniveau? Is dat beschikbaar en wordt op basis hiervan doelgroepenbeleid uitgevoerd? Of worden er louter gestroomlijnde werkzaamheden uitgevoerd voor de totale groep werklozen? De PVV is van mening dat de aandacht en de activiteiten zich primair moeten richten op de moeilijk bemiddelbare werklozen, waarbij niet alleen de duur van de werkloosheid maatgevend moet zijn. Graag een reactie van de minister.
Bij de ketenpartners UWV en de colleges van B&W ontbreekt het vooralsnog aan een geïntegreerde dienstverlening aan uitkeringsgerechtigde werkzoekenden en werkgevers op de Werkpleinen. De PVV is net als de minister van mening dat deze dienstverlening te kort schiet. Uit eigen onderzoek van de minister blijkt dat Werkpleinen achterblijven en een inhaalslag moeten maken, met name daar waar het gaat om de gezamenlijke dienstverlening aan werkgevers. De samenwerking is vaak beperkt tot de kop van het proces, doelstellingen zijn veelal niet institutieoverstijgend en een regionaal arbeidsmarktbeleid als ankerpunt voor de uitvoering op de Werkpleinen ontbreekt vaak. Ondanks dat de ketenpartners maatregelen hebben genomen ter verbetering van deze punten, heeft de minister aangegeven te komen met nadere regelgeving. Hij geeft daarbij aan dat het noodzakelijk is expliciet richting geven aan de voorwaarden waaraan de Werkpleinen moeten voldoen om het proces van de integratie van de dienstverlening te versnellen. De PVV is net als de VNG en Divosa geen voorstander van deze nadere regelgeving. De huidige inspanning van de ketenpartners en de Werkpleinen zou tot het gewenste doel moeten leiden. Ik vraag de minister geen nadere regelgeving op te stellen voor die Werkpleinen. De ontwikkeling van het regionaal arbeidsmarktbeleid is wel een punt van grote zorg: het blijkt vaak in zijn geheel te ontbreken.
Mevrouw Koşer Kaya (D66): De PVV-collega spreekt over de randvoorwaarden ten aanzien van de toekomst van het UWV. Ik hoor hem ook zeggen dat de regionale Werkpleinen moeten blijven. Geeft hij de minister dan ook mee dat daar niet op bezuinigd mag worden?
De heer Van den Besselaar (PVV): Ik kom terug op de vraag van mevrouw Koşer Kaya, want ik zal het straks hebben over wat de PVV wenst ten aanzien van de toekomst van het UWV.
Goed regionaal arbeidsmarktbeleid is van groot belang, vooral om mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt aan het werk te helpen. Onderschrijft de minister het belang van zo'n regionaal arbeidsmarktbeleid en op welke wijze denkt de minister dit te kunnen stimuleren?
Ik kom nu bij de vraag van mevrouw Koşer Kaya. Wat de PVV-fractie betreft heeft het UWV in de toekomst geen zelfstandig bestaansrecht. Wij hebben dat al meerdere malen aangegeven. Voor het verstrekken van uitkeringen zijn gemeenten en de SVB voldoende geëquipeerd. Werklozen, werkzoekenden en werkgevers kunnen terecht bij clusters van gemeenten en bij verzelfstandigde Werkpleinen. Voordat het zo ver is, is de PVV voor een efficiënter en kleiner UWV. De daarbij behorende kernbegrippen betere dienstverlening, minder lasten, transparantie en een grotere doelmatigheid zijn ons dan ook uit het hart gegrepen. Een en ander kan worden bereikt door e-dienstverlening aan burgers. De intake via internet evenals het doen van een aanvraag WW of WWB en de mogelijkheid tot inzage en correctie van eventuele gegevens, vormen daarbij een belangrijk onderdeel.
De PVV onderschrijft het IWI-rapport De burger bediend wat betreft de afspraken omtrent e-dienstverlening. Kan de minister in het kader van een kleiner en efficiënter UWV inzicht geven in de voortgang van het afslankingstraject bij het UWV? Kan hij daarnaast aangeven hoeveel fte's dit jaar daadwerkelijk bij het UWV verdwijnen?
Mevrouw Vermeij (PvdA): De heer Van den Besselaar deed twee opvallende uitspraken over de toekomst van het UWV. Hoe ziet hij de verzelfstandigde Werkpleinen voor zich en wie runt deze Werkpleinen? Dient er in dit land niet een onafhankelijk keuringsinstituut te zijn dat mensen keurt en hun afstand tot de arbeidsmarkt dan wel hun arbeidsongeschiktheid bepaalt?
De heer Van den Besselaar (PVV): Er zijn meerdere plekken waar je die keuring zou kunnen uitvoeren. Dat hoeft niet speciaal bij het UWV te gebeuren. Ik ben wel met mevrouw Vermeij eens dat het onafhankelijk moet gebeuren. De verzelfstandiging van de Werkpleinen zien we in een publiek-private samenwerking, tussen werkgevers en werknemers en de gemeentelijke overheden en clusters van gemeenten die de Werkpleinen mee kunnen beheren.
Mevrouw Koşer Kaya (D66): Ik wil het ook graag over de clustering van de gemeenten hebben. Neem de Wajong. Werkgevers gaan niet al die gemeenten af om te vragen wat voor regels zij weer hebben en hoe zij aan Wajongers kunnen komen. We vinden het echter heel belangrijk dat Wajongers aan het werk komen. Als er geen regionaal punt bestaat, dan lijkt me dat toch ontzettend moeilijk voor elkaar te krijgen. Hoe ziet de heer Van den Besselaar dat voor zich?
De heer Van den Besselaar (PVV): We zien een dertigtal Werkpleinen voor ons, 30 herkenbare economische regio's die uitstijgen boven de 417 gemeenten die we hebben. Met al die 417 gemeenten contact hebben gaat niet goed, daarom moeten ze zich clusteren binnen het totaal van de verzelfstandigde Werkpleinen.
Mevrouw Koşer Kaya (D66): Er wordt dus iets afgebroken om precies hetzelfde weer voor elkaar te krijgen. Dat kost klauwen met geld. Heeft de heer Van den Besselaar daar over nagedacht?
De heer Van den Besselaar (PVV): Dat kost helemaal niets, want wat ik afbreek levert geld op en het wordt aan de andere kant van nature opgebouwd.
De heer Klaver (GroenLinks): Hoor ik de heer Van den Besselaar zeggen dat hij kijkt naar publiek-private samenwerking? Worden werknemers en werkgevers verantwoordelijk voor de re-integratie van werklozen? Wil de heer Van den Bessleaar de uitvoering van de WW in handen van de sociale partners leggen?
De heer Van den Besselaar (PVV): Niet zozeer de uitvoering van de WW als zodanig, maar wel het zorg dragen voor de re-integratie van de mensen in het arbeidsproces. Dat is belangrijk.
De heer Klaver (GroenLinks): Hoe bedoelt u dan «niet zozeer de uitkering van de WW als zodanig»? Volgens mij worden de sociale partners op deze manier volledig verantwoordelijk voor de uitvoering van de re-integratie.
De heer Van den Besselaar (PVV): Ze worden niet anders verantwoordelijk voor de uitvoering van de re-integratie dan dat dat nu gebeurt bij de bijstand, zoals nu door de gemeenten wordt uitgevoerd.
De heer Klaver (GroenLinks): Het gaat nu niet om de gemeenten, maar om de sociale partners, werkgevers en werknemers, want daar legt u nu de verantwoordelijkheid. Dat is toch privatisering van de WW?
De heer Van den Besselaar (PVV): Ik leg het accent bij de publiek-private samenwerking op een aantal onderdelen. Een van die onderdelen is het verstrekken van betere dienstverlening en daar zijn werkgevers en werknemers nauw bij betrokken.
Het volgende punt dat ik wil bespreken zijn de uitkeringsgerechtigden met meervoudige problemen. Naar aanleiding van het onderzoek dat de minister heeft laten uitvoeren, streeft hij ernaar afspraken te maken met het UWV, de VNG en Divosa over de aanpak van uitkeringsgerechtigden met meervoudige problemen. De PVV kijkt uit naar de resultaten van die afstemming, maar vraagt zich wel af of er al een plan is om de uitkeringsgerechtigden met meervoudige problemen uit hun isolement te halen. Deze doelgroep heeft het vaak erg zwaar op verschillende vlakken. Ze hebben weinig contact met de maatschappij, er is spanning in het gezin en men schaamt zich voor de buitenwereld. Eigenlijk participeren ze in het geheel niet. Uit onderzoek blijkt dat de spiraal zonder verdere ondersteuning verder neerwaarts gaat. Er is ook nog een andere speler, de ondernemer. Die is veel tijd kwijt aan sollicitatieprocedures en hij is nauwelijks bereid te investeren in iemand die hij niet kent en zeker niet wanneer blijkt dat er sprake is van meervoudige problemen. De PVV wordt vaak verweten niet met oplossingen te komen. Nog los van het feit dat we vaak wel met oplossingen komen die echter niet door andere partijen gewaardeerd worden, heb ik nu toch een oplossing die ik het kabinet graag mee zou willen geven: creëer voor deze doelgroep en voor andere uitzichtloze langdurige werklozen een zinvolle dagbesteding op een locatie, bij voorkeur op een bedrijventerrein. De bedoeling is dat ze met behoud van uitkering diverse mogelijkheden krijgen om de dag te vullen. Vooropstaat dat werklozen iedere dag van de werkweek acht uur aanwezig zijn om te wennen aan het normale arbeidsritme. Ze kunnen op die locatie op allerlei manieren bezig zijn, recreatief, sportief, creatief of zelfs effectief. Daarnaast moet de mogelijkheid voor cursussen of opleiding geboden worden. Voor coaching kan gebruikgemaakt worden van vrijwilligers, gepensioneerden en oudere werklozen met een vakachtergrond. Ondernemers uit de regio kunnen een bijdrage leveren door stageplaatsen met begeleiding beschikbaar te stellen. Na afloop van deze kortdurende stage wordt bekeken of iemand verdere ondersteuning nodig heeft om tot volwaardige participatie te komen in het arbeidsproces. Van de deelnemer mag wel worden verwacht dat hij of zij zich aan de afspraken houdt en het normale sanctieregime van de WW of de WWB is dan ook van toepassing. Aldus krijgen werklozen de kans deel te nemen aan het arbeidsproces en er komt weer structuur in hun leven. Sociale contacten nemen toe en er ontstaat uitzicht op een financiële verbetering. Het zelfbeeld verandert in positieve zin. De kosten zijn minimaal, wamt het gaat slechts om de huur van een geschikt pand en een bedrijfsleider c.q. beheerder. De andere taken kunnen worden uitgevoerd door de werklozen zelf. Ik weet dat er werklozen en ondernemers zijn die op deze wijze graag aan de slag zouden willen. Ik ben dan ook benieuwd naar de reactie van de minister.
Mevrouw Sterk (CDA): We hebben al zoiets en dat noemen we de sociale werkplaatsen.
De heer Van den Besselaar (PVV): Volgens mij zijn de sociale werkplaatsen iets heel anders. Die mensen hebben een indicatie op basis waarvan ze geacht worden niet op een normale arbeidsplaats te kunnen werken. Dat is in dit geval niet aan de orde. Hier is er sprake van multiproblematiek, mensen met tweevoudige, drievoudige en soms viervoudige problemen. Deze mensen hebben er belang bij buiten de deur aan het ritme te gaan wennen, waarna zij kunnen doorstromen naar de reguliere arbeidsmarkt. Bij de WSW-werkplaatsen zien we nauwelijks doorstroom naar de reguliere arbeidsmarkt.
Mevrouw Sterk (CDA): We zijn bezig met de regeling onderkant arbeidsmarkt en daarbij hebben we het ook over mensen met meervoudige problematiek. We hebben het er juist over dat de sociale werkplaatsen veel meer mensen naar regulier werk zouden moeten brengen. Ik vind het een heel sympathiek idee, alleen we moeten niet opnieuw het wiel willen uitvinden. We hebben al instrumenten voorhanden om te bereiken wat we allemaal willen.
De heer Van den Besselaar (PVV): Als we daarmee een deel van de WW-populatie waarvan we vinden dat ze niet meer thuishoort in de WW ook hierin kunnen sluizen, dan zou ik dat prima vinden.
De heer Ulenbelt (SP): Een geweldige oplossing. 380 000 mensen uit het isolement helpen en dat kost niets. Dat is knap. Dit lijken wel PVV-kampen, want vrijwilligheid is er niet. Het rapport geeft nadrukkelijk aan dat het om mensen gaat met twee of drie psychische of fysieke problemen die niet in staat zijn tot werken. De heer Van den Besselaar gelooft blijkbaar dat hij ze voor niets aan het werk krijgt. Het lijkt bijna mishandeling om deze mensen in de PVV-kampen te stoppen.
De heer Van den Besselaar (PVV): Ik maak ernstig bezwaar tegen het woord «kampen». Het zijn geen kampen, maar gewoon locaties waar mensen terechtkunnen en allerlei activiteiten kunnen doen, activiteiten die bijdragen aan de oplossing van die meervoudige problematiek. Ik heb aangegeven dat dat op verschillende manieren kan: recreatief, sportief, creatief en ook effectief.
De heer Ulenbelt (SP): Vakantiekampen dus.
De heer Van den Besselaar (PVV): Nee, geen vakantiekampen.
De heer Huizing (VVD): Er zijn veel grote ondernemingen die, als zij helaas een aantal mensen moeten laten gaan, mobiliteitscentra inrichten om mensen weer naar het werk te begeleiden. Mag ik het daarmee vergelijken?
De heer Van den Besselaar (PVV): Nee, het is niet te vergelijken met mobiliteitscentra, want dat zijn werkgevers die mensen proberen van werk naar werk te helpen. Dit zijn mensen met meervoudige problematiek die wij proberen naar een stukje arbeidsritme te laten groeien en die wij weghalen uit een thuissituatie die vaak heel deprimerend is.
De heer Huizing (VVD): Natuurlijk gaan mensen dan van werk naar werk, maar die mensen zitten juist in dat centrum om dat ritme vast te houden. Vandaar mijn vergelijking.
De heer Van den Besselaar (PVV): Ja, in die zin is het vergelijkbaar.
Mevrouw Koşer Kaya (D66): Er is weer een luchtballon opgelaten en daar zal wel weer braaf over geschreven worden. Multiproblematiek moet het hart van de regeling onderkant arbeidsmarkt zijn. Gaat de heer Van den Besselaar dat aan de staatssecretaris meegeven? Dat vind ik relevant, want dan kunnen we wat gaan doen.
De heer Van den Besselaar (PVV): Ik heb aan de minister gevraagd te reageren op het plan dat ik heb geopperd. We zullen eerst in een proef moeten kijken of het goed gaat. Ik weet dat er ondernemers en werklozen zijn die hier graag aan mee zouden willen doen.
De heer Klaver (GroenLinks): Ik waardeer het als collega’s met oplossingen voor problemen komen. Een probleem dat hiermee opgelost wordt, is dat leegstaande bedrijventerreinen opgevuld gaan worden. Wat het gaat doen voor mensen, daar heb ik nog een vraag bij. Het gaat om mensen met meervoudige problematiek. Hoe ziet de heer Van den Besselaar het voor zich dat iemand die depressief is en in een rolstoel zit, naar een bedrijventerrein gestuurd wordt en daar mag gaan sporten, kleien en vingerverven? Hoe maakt zo iemand dan een grotere kans op de arbeidsmarkt?
De heer Van den Besselaar (PVV): Dat iemand in een rolstoel zit betekent niet dat hij niet zou kunnen functioneren. We hebben hier een griffier die in een rolstoel zit en die kan ook functioneren. Er zijn talrijke mensen die in een rolstoel zitten en die administratief werk doen, dus dat is helemaal geen probleem. De werkloze kan zelf bepalen aan welke activiteiten hij wil meenemen, zodat hij met behulp van coaches uiteindelijk naar het arbeidsproces wordt geleid.
De heer Klaver (GroenLinks): Uiteraard, als je een handicap hebt dan kun je werken. Het voorstel van de heer Van den Besselaar draagt echter niet bij aan een betere arbeidsparticipatie en leidt alleen tot een betere vulling van de bedrijventerreinen. Dat is echter geen taak van deze commissie.
Mevrouw Vermeij (PvdA): Naast de sociale werkplaatsen hebben we ook een regeling die Work First heet. Ik wil van de heer Van den Besselaar weten wat voor zin het heeft om mensen in een hal te laten sporten, vingerverven en biljarten, terwijl wethouders in verschillende steden langdurig werklozen in een supermarkt aan het werk helpen. Moeten die mensen niet met hulp van de werkgevers een reguliere baan krijgen, in plaats van in een hal gestopt te worden om een beetje te badmintonnen? Ik vind het een beetje slap.
De heer Van den Besselaar (PVV): Mevrouw Vermeij weet ook dat een groot deel van deze categorie mensen niet aan het werk komt, ook al zouden we dat wel willen. We willen heel graag dat deze mensen participeren, niet alleen participeren in de samenleving, maar ook in het arbeidsproces. We hebben iedereen nodig om in de toekomst in Nederland het arbeidsproces op gang te houden. Als je aan die problematiek iets zou willen doen, dan moet je zorgen dat mensen uit hun deprimerende omgeving worden gehaald. Ze worden ondersteund om actief bezig te zijn en deze activiteiten zijn gericht op werk. Dat is de kern van het verhaal.
Mevrouw Vermeij (PvdA): Maar hoe kunt u het participatie noemen dat we die mensen met zijn allen naar een andere deprimerende omgeving helpen, in een blokkendoos zetten en rondjes laten rennen, voor zover dat mogelijk is? Dat is toch geen participatie? Bij participatie begeleiden we mensen, kijkend naar wat er met ze aan de hand is. Dan helpen we ze zo veel mogelijk in het arbeidsproces. Dat is niet in een hal op een bedrijventerrein.
De heer Van den Besselaar (PVV): U kunt overal een karikatuur van maken. Deze mensen moeten begeleid worden door coaches. Dat kunnen gepensioneerden, vrijwilligers of andere werklozen met een vaktechnische opleiding zijn. Ik heb het niet over rondjes rennen in een of andere hal. Ik heb het over een meer bedrijfsmatig proces.
De heer Huizing (VVD): Voorzitter. Het was een interessante uitwisseling daarnet. Het valt me op dat iemand met een idee komt en volkomen afgebrand wordt ter linker- en ter rechterzijde. Ik ben benieuwd of er nog opmerkingen komen die wel oplossingen bieden. We zouden moeten leren niet alles af te branden en te vertellen hoe het niet moet.
Ten aanzien van de SUWI-onderwerpen is er veel oud materiaal. Hierdoor kunnen we lessen trekken uit het verleden, maar we moeten wel naar de toekomst blijven kijken. De inrichtingsaspecten van de Wet SUWI zijn doelmatigheid, klantgerichtheid en efficiency. De VVD-fractie vindt dat je daar alles aan moet toetsen. De resultaten waren niet onaardig, maar er is wel veel ruimte voor verbetering, vooral op het gebied van interne sturing en risicobeheersing. De doelmatigheid en efficiency blijken onvoldoende. Uit rapporten blijkt ook dat het UWV goed is in standaardzaken, maar meer moeite heeft met ad-hocdingen, de niet-standaardwerkzaamheden. Ik weet niet of de minister merkt of en, zo ja, wat er dan geleerd is uit het verleden en hoe men hier in de toekomst mee om zal gaan.
Verder is het volkomen onduidelijk of de inzet van de re-integratiebudgetten enig netto-effect heeft gehad. We kunnen dus vraagtekens zetten bij de doelmatigheid en de efficiency. Kan de minister vertellen hoe het staat met de toezegging van zijn staatssecretaris tijdens het begrotingsdebat om de netto-effectiviteit van re-integratie te onderzoeken?
We constateren dat binnen de Wet SUWI maar liefst zeven organen actief zijn en dat is nog exclusief gemeenten en gezamenlijke baby's als Werkpleinen. Dat gaat ten koste van alle drie de inrichtingsaspecten: doelmatigheid, klantgerichtheid en efficiency. Het is daarom hoog tijd dat de structuur op de schop gaat en niet alleen omdat er bezuinigd moet worden, zoals de staatssecretaris schrijft in zijn brief van 30 november. De burger mag namelijk altijd efficiency en doelmatigheid van ons verwachten. Voor de VVD betekent dat dat de herstructurering de volgende doelen moet hebben: uitvoering zo dicht mogelijk bij de klant en de vacatures, re-integratie zo veel mogelijk in één hand en alleen voor mensen die het echt nodig hebben en uitkeringsverstrekkingen ook zo veel mogelijk in één hand.
In dezelfde brief van 30 november schrijft de staatssecretaris dat de minister en hij in overleg gaan met de organisaties over de toekomst. We zijn nu drie maanden verder. Hoe staat het met dit overleg? Wanneer kan hij zijn plannen kenbaar maken? Zorgvuldige haast is geboden vanwege de absolute noodzaak van hervormingen en vanwege de duidelijkheid richting de organisaties. Organisaties die te lang in een soort «oblivion» verblijven, functioneren minder goed vanwege een gebrek aan richting en motivatie.
De heer Ulenbelt (SP): De fractievoorzitter van de VVD heeft gezegd dat hij het UWV wil opheffen. Wat is nu het standpunt van de VVD-fractie?
De heer Huizing (VVD): Ik heb net aangegeven welke doelen we willen bereiken. Het was duidelijk dat het UWV niet zo goed functioneerde dat die doelen bereikt gingen worden en daarom zou het helemaal op de schop moeten. We realiseren ons echter dat een grote organisatie als het UWV niet zomaar opgeheven wordt. Bovendien zijn er nu nog allerlei andere zaken aan de hand. Ik laat het graag aan de minister en staatssecretaris over met plannen te komen. Die zullen wij dan beoordelen.
De heer Ulenbelt (SP): Dus opheffen in de verre toekomst. De heer Blok zei dat hij het UWV wilde opheffen, maar dat ziet u deze kabinetsperiode niet gebeuren?
De heer Huizing (VVD): Daar kan ik helemaal niets over zeggen. De staatssecretaris en de minister spreken nu met de betreffende organisaties. Ik ben echt heel erg benieuwd naar die plannen. Ik heb gezegd dat haast geboden is, maar het moet wel zorgvuldige haast zijn. Ik zie het graag tegemoet.
Mevrouw Koşer Kaya (D66): Al in 2005 heb ik samen met andere collega's gezegd dat we voor de re-integratietaak van het UWV naar een eenloketgedachte moeten. Van het CWI naar het UWV en vervolgens weer naar integratiebureaus en terug naar de gemeenten, dat willen we niet. Dat heeft steeds meer vorm gekregen. Nu hebben we al een grote stap gezet naar de eenloketgedachte. Er ligt echter wel een bezuiniging. Ik wil graag van de VVD-fractie horen welke taken het UWV moet behouden. Hoe wordt die bezuiniging ingevuld? Dit kabinet heeft steeds een plan, maar geen invulling. Hoe gaat dat gebeuren?
De heer Huizing (VVD): Ik heb net al aangegeven dat ik zeer geïnteresseerd ben in de invulling. Je hebt een aantal taken waaronder de re-integratietaak. Daarvan blijkt dat het volkomen onduidelijk is welk netto-effect dat heeft. Je ziet dat re-integratie op meerdere plekken gebeurt, waardoor de verantwoordelijkheid voor mensen vaak ontdoken wordt. Breng dat naar één hand. Bij de keuringen moeten we ons ook afvragen op welke plek dat gaat plaatsvinden. Dat alles wordt nu besproken en daar worden plannen voor gemaakt en ik wacht die gewoon af.
Mevrouw Koşer Kaya (D66): We trekken samen op waar het de re-integratiegelden en de effectiviteit daarvan betreft. Daar wordt een project op gezet. Je kunt echter geen bezuiniging inboeken zonder dat je weet wat de plannen zijn. Dat is misplaatst, zeker bij een liberale partij die zegt orde op zaken te willen stellen. De heer Huizing zou de minister de randvoorwaarden van de VVD-fractie mee moeten geven.
De heer Huizing (VVD): Ik denk dat dingen al heel duidelijk zijn aangegeven in het regeerakkoord. Dat zijn onder andere bezuinigingen, en dus minder budget, voor re-integratie, en taakstelling voor alle uitvoerende organisaties puur op basis van efficiencyverbetering. Ik denk dat wij het eens zijn dat er heel veel ruimte is voor efficiencyverbetering. Laten we daar eerst mee beginnen.
Mevrouw Vermeij (PvdA): Ja, dit is toch wel een heel andere woordvoerder dan in de vorige periode, toen wij de heer Blok hadden. Het is echt een grote omslag, want die was zeer uitgesproken. Hij had een idee en had ook een plan geschreven. Van deze VVD-fractie horen we echter niet anders dan taakstelling en efficiency en voor de rest laten we het over aan de bewindslieden. Gaat een WW'er straks nog geholpen worden om werk te vinden bij de Werkpleinen? Of schrappen we die dienstverlening integraal omdat mensen dat zelf moeten doen?
De heer Huizing (VVD): Wij denken wel dat veel meer mensen hun eigen verantwoordelijkheid daarin moeten nemen. Heel veel mensen kunnen dat ook zelfstandig. Als mevrouw Vermeij mij kan laten zien dat er een netto-effect is van al dat geld dat we de afgelopen jaren in integratie hebben gestopt, dan hebben we daar een gesprek over. Niemand heeft het echter kunnen aantonen. Je kunt er geld in blijven pompen zonder dat je enig idee hebt of het iets oplevert. Wij denken dat dat niet de juiste richting is.
Mevrouw Vermeij (PvdA): Maar zegt u daarmee dat de recente mobiliteitscentra en een regeling als deeltijd-WW niet gewerkt hebben? Ik hoor u niet zeggen dat u uitsluit dat er dienstverlening blijft bestaan voor mensen die in de WW terechtkomen en weer aan het werk geholpen worden. Of zegt u, net als de heer Van den Besselaar, dat de sociale partners daar een grotere rol in moeten spelen? Dan zouden we daar een interessant debat over kunnen hebben, want dat heeft raakvlakken met de verkiezingsprogramma's van CDA, PvdA en GroenLinks.
De heer Huizing (VVD): U noemt net een aantal dingen die ik niet gezegd zou hebben. Ik heb dat inderdaad niet gezegd. Het is belangrijk te kijken naar hoe we mensen weer naar werk krijgen. Sommige mensen hebben daar inderdaad hulp bij nodig. We moeten kijken wat daar de beste mogelijkheid voor is, hoe we ze het best kunnen helpen en hoe dat efficiënt kan. Als daar een rol voor de sociale partners bij kan zijn, dan zullen we daar over moeten praten met die sociale partners. Het uiteindelijke doel is dat we mensen weer aan het werk krijgen. Dat is de beste manier om ze weer volwaardig te laten participeren in deze samenleving. Nogmaals, ik heb er moeite mee als er alleen maar gesproken wordt over hoe het niet moet. Ik wil graag praten over hoe het wel moet. Daar kunnen ideeën voor geponeerd worden. Sommige zijn beter dan andere. Alleen maar vertellen hoe het niet moet, zonder een alternatief te hebben, daar kan ik niet zoveel mee.
De heer Klaver (GroenLinks): Ik hoor toch echt wat ruimte als het gaat om de discussie over de WW. Klopt dat? Volgens mij moeten we eerst hier in de Kamer bespreken of de WW neergelegd kan worden bij de sociale partners. Is dit een uitnodiging van de VVD-fractie aan de oppositie om van gedachten te wisselen?
De heer Huizing (VVD): Wat mij betreft kan er altijd van gedachten gewisseld worden over zaken. Vooral over dingen die misschien meer bereiken tegen minder geld.
De heer Klaver (GroenLinks): Dank voor deze beantwoording. Ik zie ruimte en ik ga graag het gesprek aan.
De voorzitter: Zo zie je maar dat het altijd goed is met elkaar in gesprek te blijven.
Mevrouw Koşer Kaya (D66): Voorzitter. Het moet niet gekker worden. GroenLinks zegt dat je niet eerst met de sociale partners moet praten maar eerst in de Tweede Kamer, en een liberaal zegt eerst met de sociale partners te praten en dan pas met de Kamer.
Ik wil de toekomst van het UWV en de multiproblematiek aan de orde stellen, te beginnen met de toekomst van het UWV. Dit kabinet lijkt soms eerst bezuinigingen in te boeken om daar achteraf een plan bij te verzinnen. We hebben dat vastgesteld bij de anticumulatie Ziektewet WW en we hebben dat gezien bij de AOW-partnertoeslag. Het is weer teruggestuurd vanuit de Eerste Kamer en de oppositie had al eerder aangegeven dat het geen goed plan was. Nu wordt dus een bezuiniging bij het UWV ingeboekt zonder te weten wat de plannen zijn. Er wordt namelijk 0,5 mld. bezuinigd, zonder dat duidelijk is welke taken het UWV moet afstoten. Een doordacht plan ontbreekt. Ik vind het wel makkelijk dat de heer Huizing zegt dat we geen kritiek moeten hebben en dat we met plannen moeten komen, maar hij komt zelf ook niet met plannen.
Ik heb een paar randvoorwaarden. Bezuinigen kan, maar we moeten niet het kind met het badwater weggooien. Laten we kijken waar het UWV goed in is en wat dus moet blijven en wat weg kan. Er zijn drie taken waar het UWV goed in is. Ten eerste is het UWV zeer geschikt als landelijk backoffice. Het UWV heeft al een ICT-systeem voor de registratie van uitkeringen. Het is verstandig om de gemeenten dit systeem ook te laten gebruiken. De tweede meerwaarde van het UWV is het regionaal arbeidsmarktbeleid. Mensen zoeken niet alleen binnen hun dorp of gemeente naar een baan, maar ook daarbuiten. Dat moeten ze ook. De beperkte reikwijdte van de gemeenten moet niet leiden tot ineffectief arbeidsmarktbeleid. Ten derde kan het UWV een centraal aanspreekpunt voor bedrijven zijn. Sommige bedrijven willen verspreid over het land meerdere Wajongers aannemen. Nu is het UWV een centraal aanspreekpunt daarvoor. Het is onwerkbaar als een werkgever met 418 gemeenten moet onderhandelen. Bij clustering krijg je weer een regionale wijze van dienstverlenen. Waarom breek je het dan af? Wajongers worden er uiteindelijk de dupe van als we een extra barrière opwerpen voor de werkgevers. Dat zouden we toch niet moeten willen? Zien de bewindslieden ook een toegevoegde waarde van het UWV bij deze drie taken en zal het UWV deze taken blijven uitvoeren? Graag een helder antwoord.
Dan de multiproblematiek. Veel Nederlanders hebben problemen op meerdere levensgebieden tegelijkertijd. Schulden, verslaving, taalachterstanden, fysieke problemen, psychische problemen en huisvesting zijn daar voorbeelden van. Multiproblematiek is een groot vraagstuk en geen randverschijnsel. De cijfers zijn schrikbarend: 50% tot 70% van de mensen in de bijstand kampt met multiproblematiek. Dat zijn maar liefst 450 000 tot 630 000 personen en dan zijn er nog velen in de Wajong en de sociale werkplaatsen in dezelfde situatie. Mensen met elk een eigen verhaal, eigen problemen en ook eigen dromen. Voor deze groep dreigt een neerwaartse spiraal. Psychische problemen leiden tot ontslag, ontslag leidt tot een sociaal isolement en dat verstrekt de psychische problemen weer. Ik heb dat vaak genoeg meegemaakt in mijn praktijk. Tijdig ingrijpen is van enorm belang. Dienstverleners moeten daarom getraind worden om problematiek op tijd te herkennen. Verschillende instanties moeten tevens nauwer samenwerken. Er is een brij aan hulpverleners en ambtenaren en dat is onoverzichtelijk en onoverkomelijk. In het verleden was dat al een grote ramp. Mensen weten niet meer waar ze moeten zijn, hoe ze door de bomen het bos moeten zien. Daar moet een antwoord op komen.
Het kabinet gaat de bijstand, de Wajong en sociale werkplaatsen herzien. Er komt een nieuwe regeling voor de onderkant van de arbeidsmarkt. Dat juich ik toe, wij willen dat ook. Deze stelselherziening is bij uitstek het moment voor nieuw en beter beleid. Een uitwerking van de stelselherziening verwachten we binnen enkele weken. De kabinetsvisie op multiproblematiek komt echter pas op 1 juni. Dat lijkt me rijkelijk laat. Het beleid op multiproblematiek moet in het hart van de nieuwe regeling onderkant arbeidsmarkt liggen. Het moet specifieke en nadrukkelijke aandacht krijgen en we moeten niet achteraf een plannetje verzinnen, bijvoorbeeld om deze mensen in gebouwen te plaatsen. Ze moeten duidelijk in het plan meegenomen worden.
Kunnen de bewindslieden ingaan op multiproblematiek in de uitwerking van de regeling onderkant arbeidsmarkt? Dat is voor mij van wezenlijk belang. Als ik hier geen duidelijk antwoord op krijg, dan zal ik om een Kameruitspraak vragen. In ieder geval moet er een visie komen, zodat wij weten wat de gevolgen van de nieuwe wetgeving zal zijn.
De heer Huizing (VVD): Mevrouw Koşer Kaya had het over het schrikbarend hoge aantal mensen met die multiproblematiek. Ze noemde ook het sociaal isolement, waar die mensen niet moeten inkomen. Als ze er al inzitten, moeten ze er uitgehaald worden. Wat is haar oplossing daarvoor?
Mevrouw Koşer Kaya (D66): Op zich waardeer ik het dat de heer Van den Besselaar daar een plan voor maakt, maar er wordt geen financiële onderbouwing gegeven en er wordt totaal niet aangegeven hoe dat vorm zou moeten krijgen, wie dat zou moeten doen en hoe de begeleiding zou moeten plaatsvinden. Er wordt alleen aangegeven dat je die mensen eruit moet halen en ergens moet neerzetten. Daar kan ik niet zoveel mee, tenzij de heer Van den Besselaar van tevoren een plan aanreikt dat we kunnen bekijken en beoordelen.
De heer Huizing (VVD): Ik vroeg wat uw oplossing is.
Mevrouw Koşer Kaya (D66): Er zijn ten eerste al heel veel projecten om dit soort mensen te activeren en verder te begeleiden en te kijken hoe ze vervolgens op de arbeidsmarkt terecht kunnen komen. We moeten kijken welke projecten goed werken en hoe we die kunnen overnemen. Ten tweede komt daarbij dat de herkenning en begeleiding van deze mensen nog niet optimaal is, zodat niet preventief opgetreden kan worden. Ook dat dient een onderdeel te zijn. Ten derde heeft de staatssecretaris een schare aan medewerkers. Mijn punt is – en dat geeft de staatssecretaris ook in zijn brief aan – dat het een steeds groter wordende groep is. Als je met een regeling onderkant arbeidsmarkt komt, moet je deze problematiek ook meenemen in dat voorstel.
De heer Van den Besselaar (PVV): Mevrouw KoşerKaya komt toch niet met een oplossing. Zij draagt wel aan dat het isolement een groot probleem is, maar wat heeft zij concreet voor oplossing? Zij kijkt alleen naar wat is goed gegaan, maar er is juist heel veel verkeerd gegaan in de afgelopen jaren.
Mevrouw Koşer Kaya (D66): Ik dacht dat ik helder was, maar ik zal het met liefde nog een keer zeggen. Ten eerste moet je heel goed van tevoren kijken of je deze mensen sneller kunt bereiken en helpen. Dan kunnen ze eerder naar werk geholpen worden en hoef je ze niet als aparte groep in die gebouwen van de heer Van den Besselaar te stoppen. Met die preventie begin je. Ik wil weten of dat meegenomen wordt in de voorstellen onderkant arbeidsmarkt. Ten tweede hebben degenen die met deze mensen werken, vaak niet de kennis en kunde om dat te doorzien. Als je dat meeneemt, heb je er geen apart plan voor nodig. Ten derde, als er dan nog steeds een groep is die geholpen moet worden, hebben wij WSW en Wajong. De heer Van den Besselaar verzint een extra plan dat leuk klinkt, maar nergens toe leidt zonder inhoudelijke onderbouwing.
De heer Van den Besselaar (PVV): Ik hoor van mevrouw KoşerKaya dat het vooral gaat om preventie, maar ik vraag haar wat zij concreet voor oplossing heeft voor de mensen die er nu inzitten.
Mevrouw Koşer Kaya (D66): Mijn antwoord bevalt de heer Van den Besselaar niet. We hebben allerlei regels waarmee we de zwakkeren opvangen. Daar hebben we dat gebouw van de heer Van den Besselaar niet voor nodig.
De heer Klaver (GroenLinks): Voorzitter. De stukken die wij voor ons hebben zijn oud, maar helaas nog niet achterhaald. Voor mij komt het beeld hieruit naar voren dat het UWV en de Werkpleinen nog steeds bureaucratische machines zijn, waarin mensen vastlopen. De integrale dienstverlening is verre van op orde. Slechts 34 van de 122 Werkpleinen slagen erin de integrale dienstverlening vorm te geven. Aan de voorkant gaat het vaak goed. Ze zitten in één gebouw, delen dezelfde computers en zitten aan hetzelfde bureau, maar ze werken aan de achterkant nog niet samen als één team met één taak. De samenwerking is ook te weinig instituutoverstijgend. Men zou samen – UWV, gemeenten en werkgevers – een regionaal arbeidsmarktbeleid moeten vaststellen. Uit de AKO-rapportage blijkt dat de eigen visie en doelstellingen van de verschillende organisaties die betrokken zijn bij de Werkpleinen, te veel overeind blijven en dat de visie voor een Werkplein te veel een optelsom is van individuele jaarplannen. Het succes van de Werkpleinen is grotendeels afhankelijk van individuele inzet. Dat is mijn eigen ervaring uit afgelegde bezoeken en dat komt ook uit die rapportage naar voren. Daarin wordt verder gesteld dat het management te weinig ruimte neemt of krijgt en onvoldoende gefaciliteerd wordt. Soms willen de mensen op de werkvloer wel sneller vooruit, maar worden ze tegengehouden. Het ligt er ook aan of de re-integratiecoaches in staat zijn om uit hun rol als registratiecoach te stappen en in te zetten op de bemiddeling naar werk.
Bij de Werkpleinen gaat het niet alleen over ketensamenwerking: over hoe al die verschillende partners kunnen samenwerken. Het gaat er ook om dat die professionals, die aan het loket zitten en direct contact met de klant hebben, hun professionele ruimte kunnen gebruiken. De IWI becijfert dat 40% van de langdurig werklozen, dat zijn zo'n 360 000 mensen, een meervoudige problematiek hebben. Te vaak lopen deze mensen vast, omdat de professionals niet in staat zijn om die problemen te herkennen en adequaat door te verwijzen. Vaak weten ze op de eerste verdieping niet wat er op de tweede of derde gebeurt. Ik denk dat we voor oplossingen geen nieuwe initiatieven hoeven te ontplooien in de zin van gebouwen waar we deze mensen naartoe gaan brengen. Het zou al een hele verbetering zijn als de professionals aan de balies bij de Werkpleinen beter geëquipeerd worden, zodat zij deze meervoudige problematiek kunnen signaleren. Zij zouden de sociale kaart van de regio beter in beeld moeten hebben en over de juiste contacten moeten beschikken alsmede over een goed netwerk om de mensen met meervoudige problematiek door te verwijzen. Verder moet er een casemanager zijn, een persoon bij wie je je kunt melden, met wie je het eerste contact hebt, die je blijft volgen, die verantwoordelijk is voor jouw case en als een soort makelaar zorgt voor een goed contact met alle andere hulpverlenende instanties. Dat zou mijn oplossing zijn. Ik ben benieuwd naar de reactie van de bewindspersonen hierop. Vinden zij ook dat de professionele ruimte vergroot moet worden en dat de mensen in de loketten beter geëquipeerd moeten zijn? Ook ben ik benieuwd of de bewindspersonen er een beeld van hebben welke wetgeving belemmerend werkt bij verdere integratie op de Werkpleinen en welke financieringsstromen daarbij een probleem vormen.
Iets meer dan de helft van de uitkeringsbestanden WWB en WW bestaat uit 50-plussers. Volgens mij kunnen we met recht zeggen dat dit de meest kwetsbare groep op de arbeidsmarkt is. Als je werkloos raakt op die leeftijd is de kans groot dat je werkloos blijft. Er wordt door dit kabinet stevig bezuinigd op de uitvoering van de re-integratie van de WW. Ik zie daar een groot probleem opdoemen. De dienstverlening gaat achteruit, want het UWV moet meer doen met minder geld. Er wordt meer geïnvesteerd in e-dienstverlening. Ik denk dat de komende twintig jaar zo'n beetje alle dienstverlening naar internet zal verschuiven, omdat mijn generatie dan het grootste aantal werklozen zal hebben en wij opgegroeid zijn met Blackberries, iPhones, iPads enz. Maar de huidige groep 50-plussers is vaak niet opgegroeid in een digitale omgeving en voor hen is persoonlijk contact van groot belang om het succes op bemiddeling naar werk te vergroten. Ik maak me dan ook zorgen over het uitkleden van de dienstverlening en over de re-integratie van mensen in de WW. Ik denk dat we dat nu niet kunnen oplossen met digitale dienstverlening, maar misschien wel op de langere termijn. Aandacht besteden aan deze kwetsbare groep is ook belangrijk vanwege het feit dat we straks langer moeten doorwerken. Als we de kranten mogen geloven is er volgende week een pensioenakkoord en daaruit zal blijken dat we allemaal langer moeten doorwerken. Als we voor deze groep nu niet specifiek de aandacht hebben, zullen de mensen straks in de bijstand terechtkomen. Daarom stel ik voor om na het actieplan jeugdwerkloosheid – dat volgens mij goed werkte voor deze kwetsbare groep in de crisis – te gaan werken aan een actieplan voor de 45-plussers. Deze groep zal echt speerpunt van beleid moeten worden. Alle inzet moet erop gericht zijn deze groep weer naar werk te bemiddelen en hen de juiste re-integratiemiddelen te bieden. Ik ben benieuwd hoe de bewindspersonen tegen zo'n actieplan aankijken en of ze dat zouden willen organiseren.
Mensen moeten naar vermogen participeren met perspectief op inkomen en zelfredzaamheid, en daarbij ziet dit kabinet een belangrijke taak weggelegd voor het UWV. Dit geldt bijvoorbeeld voor de Wajong. We zien dat slechts in 40% van de gevallen een Wajonger op tijd zijn participatieplan krijgt. Dat blijft ver achter bij de doelstelling van 80%. We zien wel meer dat het halen van doelstellingen achterblijft. We zien ook dat in de jaarplannen voor 2011 de ambitie omhooggaat, maar dat de middelen die het UWV krijgt naar beneden worden bijgesteld. Waar ik langzamerhand wel een beetje moe van word, is de UWV-bashing. Iedere keer als het UWV niet zijn resultaten behaalt, weten we niet hoe snel we naar de interruptiemicrofoon moeten rennen of Kamervragen moeten stellen. Ik vind dat niet terecht en wil de bewindspersonen vragen of zij vinden dat de huidige doelstellingen voor het UWV wel stroken met de middelen die het UWV krijgt. Is dit geen onhaalbare missie? Ik wil het rondje UWV-bashing volgend jaar voorkomen.
De heer Huizing (VVD): Is de heer Klaver bereid om bij het actieplan voor de 45-plussers ook te kijken naar het vraag- en aanbodgebeuren? Arbeidskrachten moeten zichzelf aantrekkelijk maken. Een van de redenen waarom veel 45-plussers niet aan de bak komen, is dat ze relatief duur zijn en niet dat extraatje meebrengen van mensen die tien, vijftien jaar jonger zijn. Als je iets wilt met die groep moet je ook daarnaar kijken.
De heer Klaver (GroenLinks): GroenLinks kijkt niet alleen naar de aanbodzijde van de arbeidsmarkt, maar ook naar de vraagzijde. Dus daar wil ik wel over nadenken, net zozeer als u over uw schaduw zou willen heenstappen als het gaat over de WW. Ik vraag u te kijken hoe we daar aanpassingen aan moeten plegen en of we het misschien moeten decentraliseren naar sociale partners. Ik wil er graag in meedenken hoe we voorkomen dat loonkosten voor ouderen een belemmering vormen om aangenomen te worden.
De heer Ulenbelt (SP): De woorden van de heer Klaver dat er een actieplan moet komen, zijn heel wijs. Ik heb een concreet voorstel gedaan voor een aannamebesluit waarbij je een afspiegeling van de beroepsbevolking in de bedrijven krijgt. Spreekt dat plan de heer Klaver aan? Het motiveren van werkgevers hebben we al geprobeerd.
De heer Klaver (GroenLinks): Nee, dan gaan we een soort blauwdruk opleggen hoe een bedrijf eruit moet komen te zien. Dat heeft niet mijn voorkeur. Ik denk dat je niet alleen werkgevers moet motiveren. We zien dat er een grote kwalitatieve mismatch is. Er is werk, maar 45-plussers hebben niet op tijd de juiste vaardigheden om in die banen in te stromen. Ik denk dat je die kwalitatieve mismatch moet oplossen. Daarvoor zijn de overheid en de werkgevers nodig en natuurlijk de doelgroep.
De heer Ulenbelt (SP): Ik kan me nauwelijks voorstellen dat de GroenLinks-fractie bezwaar heeft tegen blauwdrukken. Ze wil ook voorschrijven dat er meer vrouwen aan de top komen. Dan kunnen we toch ook een plek voor de 45-plusser voorschrijven?
De heer Klaver (GroenLinks): We schuwen het voorschrijven van minimumnormen absoluut niet, maar ik vind dat we daar terughoudend mee moeten omgaan. Over de quota voor vrouwen hebben we een ander standpunt. Je moet eerst kijken hoe je dit in samenwerking met elkaar kunt oplossen. Daarna zou het plan van de heer Ulenbelt in zicht kunnen komen.
Mevrouw Sterk (CDA): Voorzitter. Ik wil eerst zeggen dat we ondanks alle problemen ook zien dat er goede prestaties zijn neergezet dankzij SUWI en dat we daar veel waardering voor hebben. De afgelopen tijd is er hard gewerkt om een heleboel mensen weer aan de slag te krijgen en daar zijn goede resultaten in behaald.
Er is wel een knelpunt gesignaleerd in de geïntegreerde werkwijze op de Werkpleinen. Die is nog steeds niet goed. De deadline daarvoor is opgeschoven. Die lag op 1 januari 2011, maar het blijkt dat op dit moment slechts 34 van de 122 Werkpleinen klaar zijn met de invoering. Dat is ongeveer één op de vier en dat is volstrekt onvoldoende. Hoeveel gemeenten zijn daadwerkelijk aangesloten bij die Werkpleinen? Klopt het dat er slechts op drie van de vier Werkpleinen één aanspreekpunt is voor werkzoekenden? Komt er nadere regelgeving met betrekking tot betere sturing? We moeten constateren dat het op dit moment onvoldoende werkt. Maar het is belangrijk omdat we mensen weer aan de slag willen krijgen. Dat is een van de grote uitdagingen die dit kabinet zich heeft gesteld.
Ook met de cliëntenparticipatie lijkt het niet goed gesteld op de Werkpleinen. Op 40% van de Werkpleinen is de cliëntenparticipatie helemaal niet gerealiseerd. Graag een reactie op dat punt. Hoe kunnen we dat verbeteren?
Ook de positie van ouderen is voor ons een aandachtspunt. We moeten mensen die ouder zijn – het is eigenlijk erg dat we 45-plus al ouder noemen – weer naar de arbeidsmarkt zien te krijgen. Wat ons betreft zou het geld van de re-integratie juist voor deze doelgroep ingezet moeten worden en wel voordat er twaalf maanden om zijn, want in het begin is er veel winst te behalen. Een succesvolle oplossing is het speeddaten in samenwerking met uitzendbureaus. Als men die 45-plussers daadwerkelijk ziet, is er meer kans dat ze naar een baan worden geholpen. We zijn erg voor voortzetting en uitbreiding van die samenwerking tussen publieke en private groepen. We denken dat daar een kans ligt om voor deze groep ouderen wat te doen.
De cliënten met meervoudige problemen zijn een enorm grote groep. In de stukken staat 40%, dat zijn 360 000 mensen op een doelgroep van 900 000. Het is ontzettend belangrijk dat vroeg wordt vastgesteld wat de problemen zijn en dat er goed wordt doorverwezen. Ik kom terug op een debat dat is gevoerd bij de behandeling van de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Daar werd aangegeven dat er nog steeds een aantal knelpunten is, ontoereikende afspraken tussen samenwerkingspartners en ontbrekende ondersteuning in registratie en automatisering. Wij zijn het hier met elkaar eens dat integrale indicatiestelling ontzettend belangrijk is, zodat mensen maar één keer hun verhaal hoeven te doen, en dat daarachter mensen moeten samenwerken om te zorgen dat de zaken goed geregeld worden. Ik heb toen een motie aangehouden, die aangaf dat met name het UWV onvoldoende blijkt mee te werken in het project Regelhulp. Dat is een digitaal loket, waar mensen zich kunnen aanmelden. Daarachter wordt het dan geregeld. De minister zou toen binnen enkele weken een uitvoeringstoets doen. Inmiddels is het februari en ik vraag hem wat er is uitgekomen. Als er niks gebeurd is, overweeg ik mijn motie alsnog in te dienen. Het is te belangrijk om zo lang te laten liggen.
Tot slot het rapport over het CWI. Daar is van alles misgegaan, maar inmiddels is een aantal maatregelen getroffen. Het trof me dat door het intensieve overleg tussen SZW en het UWV de helderheid over de verschillende rollen uit beeld is geraakt. Heeft SZW het UWV betutteld? In de discussie over taakstellingen en het teveel aan mensen ben ik benieuwd hoeveel mensen er vanuit SZW betrokken zijn bij het UWV en of er een taakstelling is om dat terug te dringen. Ik denk dat we eerst eens moeten kijken hoe de getroffen maatregelen zullen uitwerken, maar het is goed om de vinger aan de pols te houden op dat punt.
Minister Kamp: Voorzitter. In dit dossier werken de staatssecretaris en ik samen. We zijn allebei betrokken bij de uitvoeringsorganisaties op het terrein van de sociale zekerheid. De verdeling van de werkzaamheden is zo, dat ik over de organisaties ga – UWV, SVB en de andere SUWI-organisaties – en de staatssecretaris over de samenwerking in de keten en de Werkpleinen.
Er is mij gevraagd met een voorstel te komen om het UWV op te heffen. Het antwoord is simpel. Het is een enorm besluit om een grote uitvoeringsorganisatie als het UWV op te heffen. Dat zou eerst vastgelegd moeten worden in een regeerakkoord, waarna je eraan kunt gaan werken. Er staat niet in het regeerakkoord dat het UWV wordt opgeheven, dus we werken daar niet aan. Ik voel mij meer thuis bij de benadering dat het UWV onze sympathie verdient en dat we niet aan UWV-bashing doen. Mevrouw Vermeij zei dat niemand van het UWV houdt, maar ik houd wel van het UWV. Het is een groot onderdeel van de rijksoverheid, waar vele duizenden ambtenaren werken die contentieus hun werk doen. Zij zijn aangesteld om voor het algemeen belang te werken. We zijn blij dat ze dat doen, en die werkzaamheden zullen altijd op de een of andere manier verricht moeten worden. Dat gaat niet maar zo: je moet eerst het besluit nemen of de uitkering kan worden verstrekt, dan moet je zorgen dat die verstrekt wordt, dan moet je controleren, er zijn keuringen nodig, je bent bezig met bemiddeling en re-integratie, je moet de administratie beheren en aan handhaving doen en je moet bezwaren en beroepen behandelen. Die werkzaamheden zullen altijd, linksom of rechtsom, gedaan moeten worden. Die werkzaamheden moeten zo veel mogelijk door één hand gebeuren. Het UWV is eigenlijk een schoolvoorbeeld van het werk in één hand houden. Ik behoor tot de 45-plusdoelgroep van de heer Klaver en ik heb nog meegemaakt dat we allerlei bedrijfsverenigingen hadden, zoals het GAK en vele varianten. We hadden een zeer versnipperde arbeidsvoorziening en dat is nu allemaal samengevoegd in het UWV. Ik ben het zeer eens met de heer Huizing als hij zegt dat we zorgvuldig met die organisatie – niet alleen het UWV maar ook de SVB – moeten omgaan, in het belang van de mensen die daar werken. Er zitten grote taakstellingen in het regeerakkoord, in het bijzonder met betrekking tot het UWV en de SVB. Niet alleen taakstellingen van dit kabinet, maar ook nog besluiten van het vorige kabinet die we nog moeten realiseren. Bovendien zijn er volumeontwikkelingen zoals – gelukkig – minder werklozen, waardoor je minder werk hebt bij het UWV. Dat moet allemaal doorvertaald worden in die organisatie. Er komt een ombuiging aan van 500 mln. bij het UWV en zo'n 50 mln. bij de SVB. Deze ombuiging zal grote consequenties hebben voor die organisaties en het personeel. Het is belangrijk dat er een nieuw perspectief komt, zodat die mensen duidelijkheid hebben en aan dat nieuwe perspectief kunnen gaan werken. We zijn hard aan het werk om dat voor elkaar te maken. We zijn bezig met het doorvoeren van de bezuinigingen uit het verleden en uit het huidige regeerakkoord en met het schetsen van een nieuw perspectief. We zijn van plan daarmee snel – in de loop van maart of april – in de Kamer te komen, zodat zij de analyse en het nieuwe perspectief kan beoordelen en kan zien hoe we uitvoering geven aan het nieuwe regeerakkoord.
Over het regeerakkoord gesproken, ik heb nog meegemaakt dat het begrip 65-plus zijn intrede deed. Daarna kwamen er slimme mensen die zich gingen richten op 55-plus en daarna op 50-plus. Nu vraagt de heer Klaver om een actieplan voor 45-plus. Ik ben ervan overtuigd dat zijn kinderen straks zullen vragen om een actieplan voor 18-plus. Ik kan alvast zeggen dat dat er al is. Dat actieplan voor 18-plus is het regeerakkoord! Dus de heer Klaver is op zijn wenken bediend.
De heer Klaver (GroenLinks): Volgens mij ben niet ik op mijn wenken bediend, maar mijn kinderen, als dit regeerakkoord een actieplan zou zijn voor 18-plussers. Het vorige kabinet heeft een actieplan ingezet voor de jeugdwerkloosheid. We zien nu dat, als je boven de 45 jaar werkloos raakt, de kans om weer aan het werk te komen heel klein is. Volgens mij vraagt het extra inzet om dat probleem in de toekomst te voorkomen. Die extra inzet noem ik een actieplan.
Minister Kamp: Ik maak een andere inschatting van de situatie en ik ben heel serieus als ik zeg dat het regeerakkoord een actieplan is voor 18-plus. De situatie op de arbeidsmarkt is aan het veranderen. We hebben binnenkort te maken met een krimpende beroepsbevolking. Dat hebben we in Nederland nog nooit meegemaakt, want er was altijd sprake van groei van de beroepsbevolking. We staan op een omslagpunt naar een krimpende beroepsbevolking. Gelijktijdig zie je dat de groep ouderen gaat verdubbelen. Dat betekent dat een groter wordend deel van die krimpende beroepsbevolking nodig is om voor de ouderen te zorgen. We zullen zo'n 500 000 à 700 000 extra mensen nodig hebben om voor die ouderen te zorgen. Dat betekent dat op de arbeidsmarkt concurrentie zal ontstaan. Werkgevers zullen hun best moeten doen om goede werknemers te vinden en te behouden. Dat heeft nadelen, omdat vacatures moeilijker vervuld worden en er opwaartse druk op de lonen komt, waardoor je concurrentiepositie op de wereldmarkt slechter wordt. Maar het heeft ook grote voordelen voor groepen op de arbeidsmarkt die nog niet volwaardig participeren. Vrouwen, immigranten, mensen met een gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid en ouderen participeren nog niet evenredig. Afgelopen jaren is er al een behoorlijke groei geweest in de arbeidsdeelname van ouderen, maar we zijn ook met de sociale partners bezig om in het kader van het pensioenakkoord die ouderendeelname verder op te pakken. De sociale partners zijn hiervoor zeer gemotiveerd. Werkgevers, werknemers en wijzelf hebben voorstellen gedaan en we gaan proberen tot een gezamenlijke aanpak te komen. Die sociale partners hebben de wind mee. Als je maatregelen gaat creëren terwijl er op de arbeidsmarkt bovendien steeds meer behoefte ontstaat aan goede werkkrachten, is het makkelijker om die ouderen meer te laten deelnemen. Die ouderendeelname moet je niet alleen aandacht geven op het moment dat die mensen ouder zijn – of dat 45- of 55-plus moet zijn, laat ik in het midden – maar gedurende de hele werkzame periode, dus tussen de 18 en 67 jaar. Wij noemen dat duurzame inzetbaarheid. Als werknemer zul je moeten zorgen dat je flexibel bent, dat je van het ene bedrijf naar het andere kunt gaan en ook van de ene bedrijfstak naar de andere. Je moet daar zelf in je hele werkzame periode aan werken. Werkgevers moeten hun werknemers daartoe in staat stellen, omdat ze belang hebben bij capabele werknemers.
De heer Klaver (GroenLinks): Volgens mij zijn we allemaal bekend met het feit dat we meer mensen in de zorg nodig hebben. Het gaat om 400 000 mensen in 2025, in een krimpende beroepsbevolking. De komende vier jaar daalt de werkgelegenheid echter met 100 000 banen. Volgens mij moet je dus zorgen voor een actieplan op de korte termijn. Er is sprake van een kwalitatieve mismatch en ik vind het een utopie om te denken dat er automatisch herallocatie zal plaatsvinden. Is de minister het daarmee eens?
Minister Kamp: De heer Klaver zegt dat er de komende vier jaar 100 000 banen minder zullen zijn. Ik moet dat nog zien. In september 2009 werd voor het jaar 2010 voorspeld dat er 675 000 werklozen zouden zijn. Het zijn er 425 000 geworden. Er is op dit moment al tien maanden achter elkaar een daling van het aantal werklozen te zien. De vraag op de arbeidsmarkt groeit en de concurrentie onder werkgevers is aan het toenemen. Bedrijven zitten alweer met moeilijk vervulbare vacatures. Ik denk dat dat kansen biedt voor mensen die op dit moment niet volwaardig participeren. Als werkloze heb je nu al goede kansen op die veranderende arbeidsmarkt, als je zorgt dat je aantrekkelijk bent voor een werkgever. Die kansen zullen in de toekomst alleen maar toenemen.
Met de taakstelling voor het UWV en de SVB zijn we aan het werk en in maart of april zullen we daarmee komen.
Dan iets over de commissies die het overschrijden van het re-integratiebudget bij het UWV hebben onderzocht. Eén onderzoek is door de IWI gedaan en het andere door een externe commissie. Ik vind het rapport van de externe commissie, hoewel dun qua omvang, niet dun qua inhoud. De commissie heeft een goede analyse gemaakt. Ik denk dat we met beide rapporten terechte aandacht hebben gegeven aan het probleem, dat uiteindelijk is meegevallen. De oorspronkelijke verwachting van overschrijding van het budget voor re-integratie van WW'ers in het jaar 2010 met 89 mln. is uiteindelijk 36 mln. geworden. Dat is dus meegevallen. Maar in maart dreigde al overschrijding van het jaarbudget, dus er zat iets niet goed in de aansturing. Dat is onderzocht en er zijn heldere aanbevelingen geformuleerd. Die richten zich voor een deel op het UWV. Ik vind dat niet raar, want het UWV is een zeer grote organisatie met een zeer breed takenpakket, waarin veel goed gaat maar ook wel eens iets verkeerd gaat. De organisatie heeft positief gereageerd op de twee rapporten en is bereid het beter te doen. Ze zijn bezig om de aanbevelingen uit die rapporten uit te voeren. Na een jaar gaan we controleren hoe het gaat en we verwachten dat de zaak dan tot een goed einde is gebracht. Gelijktijdig is geconstateerd dat er bij het ministerie iets aan de hand is. Onze aansturing is niet helder genoeg. Mevrouw Sterk vroeg mij om een taakstelling te realiseren om daar minder mensen op te zetten. We kunnen inderdaad helderder zijn in onze aansturing van het UWV. We hebben de neiging ons overal mee te bemoeien, maar het UWV is een professionele organisatie in de vorm van een zbo, die op enige afstand staat en alleen aansturing naar de letter van de wet behoeft. We gaan dat met minder mensen doen en zullen een deel van onze taakstelling op dat punt realiseren.
Mevrouw Vermeij heeft de brief van oktober 2010 genoemd van de voorzitter van de raad van bestuur van het UWV en aangegeven dat er een aantal knelpunten zullen ontstaan als de bezuinigingen worden doorgevoerd. Van die brief heb ik kennisgenomen en ik spreek ook regelmatig rechtstreeks met hem en met de raad van bestuur als geheel. Ook van de uitlatingen die hij naar buiten toe doet, neem ik met veel belangstelling kennis, want hij weet waar hij over praat. Ik denk dat de keuze die gemaakt is in het regeerakkoord, om geen re-integratie voor WW'ers meer te financieren vanuit de publieke middelen, geen rare keuze is. Daar heb ik met hem over gesproken en daar zullen we over blijven spreken, totdat we de plannen voor de toekomst aan de Kamer kunnen presenteren. Ik stel vast dat negentien van de twintig mensen die in de WW komen, niet in de bijstand terechtkomen. Zij gaan weer aan het werk of voorzien op een andere manier in hun inkomen. Van de mensen die de hele WW-periode uitzitten, komt er maar een op de vijf uiteindelijk in de bijstand. Er is een grote dynamiek in de WW en veel WW'ers redden zich op eigen kracht. Driekwart van de WW'ers is binnen een jaar weer aan het werk. Mijn inschatting is dat de veranderende situatie op de arbeidsmarkt ertoe zal leiden dat mensen die werkloos worden bij het ene bedrijf, snel door een ander bedrijf zullen worden overgenomen. Die mensen hebben geen UWV, WW of ontslagbescherming nodig. Die gaan gewoon van werk naar werk. Dan kun je als kleiner wordende overheid die moet bezuinigen op re-integratiemiddelen, die middelen richten op de groep die het het meest nodig heeft. Dat is dus niet de groep WW'ers, omdat die behoorlijk sterk op de arbeidsmarkt staat en het vaak op eigen kracht redt.
Mevrouw Vermeij (PvdA): In de brief van de heer Linthorst staat ook dat er al in maart 2011 actie ondernomen zou moeten worden om deze bezuiniging te realiseren. De minister komt pas in maart of april met zijn visie en daarna moeten wij er nog in de Kamer over spreken. Graag op dat punt een reactie van de minister.
In de Kamer wordt er vrij positief gedacht over van werk naar werk gaan. Sterker nog, in de vorige kabinetsperiode hebben wij gepleit voor een experimenteerregel die 2 mln. omvatte. Kan de minister daarop ingaan? Zal hij daarop terugkomen in zijn visie op van-werk-naar-werktrajecten, inclusief de rol van sociale partners?
Minister Kamp: Het is niet zo dat in maart al alle re-integratieprojecten voor WW'ers worden gestopt. Dat zal in de loop van dit jaar zijn en volgend jaar is daar geen budget meer voor.
Wat betreft de overgang van werk naar werk heeft mevrouw Vermeij gelijk dat die arbeidsmarkt verandert en dat je dat in de toekomst dus op een andere manier kunt gaan doen. De experimenteerregel is inmiddels verder uitgewerkt. Het budget dat daarvoor beschikbaar is gesteld, wordt gebruikt. Er zijn 40 projecten bij ons aangedragen, waarbij samenwerkende werkgevers mensen die bij het ene bedrijf overtollig worden bij het andere bedrijf in dienst nemen, zonder UWV en WW. We hebben negen projecten uitgekozen en die worden gedurende een jaar uitgevoerd. We volgen dat vanaf het begin, en aan het eind gaan we kijken welke les we daarvan kunt leren. Ik denk dat we die les niet gaan gebruiken om het UWV en de arbeidsbemiddeling af te schaffen, maar om in de arbeidsmarkt van de toekomst meteen van werk naar werk te gaan als dat in de praktijk mogelijk is.
Dan de arbeidsbemiddeling in de toekomst. Anders dan de heer Klaver, denk ik dat het wel verstandig is om ons bij de arbeidsbemiddeling in de eerste plaats op internet te richten, want ik zie dat ouderen zich op dit moment al op de arbeidsmarkt oriënteren via internet. Het zou een goede zaak zijn als het UWV alle landelijke informatie over vacatures verzamelt, zodat werkzoekenden individueel en niet afhankelijk van commerciële aanbiedingen hun eigen weg kunnen zoeken in het objectieve aanbod bij het UWV. Ook zouden uitzendbureaus van die informatie gebruik moeten kunnen maken. Aanvullend kan er voor de minderheid die zich niet via internet kan redden, rechtstreeks contact met het UWV worden geregeld.
Mevrouw Vermeij (PvdA): Ik wil graag weten welke negen projecten u geselecteerd hebt voor die regeling.
Minister Kamp: Ik heb het lijstje bij me en zal u een kopie geven.
De heer Ulenbelt (SP): De minister zei dat deze mensen geen ontslagbescherming nodig hebben. Wat gaan we nu weer doen?
Minister Kamp: De mensen zijn niet gebaat bij ingewikkeld ontslagrecht en langdurige werkloosheidsuitkeringen, maar wel bij het behouden van hun onafhankelijkheid in hun werk en het kunnen ontplooien van hun talenten. Dat blijkt ook uit alle – Nederlandse en internationale – onderzoeken. Als je werkt ben je gelukkiger en gezonder en word je ouder. Mensen willen graag een andere baan terug hebben als hun baan verdwijnt. Ze vragen mij niet om ingewikkelde regelingen, maar vooral om werk. Als dat lukt is het prachtig en als dat niet lukt hebben we in onze rechtsstaat voorzieningen als ontslagrecht en WW. Daar kan dan gepast gebruik van gemaakt worden.
De heer Ulenbelt (SP): Dus de minister komt niet met voorstellen rondom het ontslagrecht. Hij zegt tegelijkertijd dat we ook nog uitzendbureaus hebben. We hebben 6000 malafide uitzendbureaus. Hij gaat mensen toch niet naar dat soort bureaus verwijzen?
Minister Kamp: Nederland heeft een geweldige uitzendbureaubranche. Het overgrote deel van de werknemers in de uitzendbranche werkt via bonafide bureaus: grote internationaal opererende bureaus en een aantal kleine. Verder heb je ook nog kleine malafide bureaus. Daaraan heb ik al twintig jaar de pest. Ik ben zeer gemotiveerd om ze aan te pakken. Ik zeg niet dat de hele branche niet deugt, want er gaat daar heel veel goed en we hebben ook veel profijt van de flexibiliteit ervan. Dat heeft ervoor gezorgd dat de groei van de werkloosheid in Nederland zeer beperkt is gebleven.
Mevrouw Koşer Kaya (D66): Het is mij nog niet duidelijk wat de minister met het ontslagrecht bedoelt. Hij wil niet aan het stelsel komen, maar hoe wil hij het dan wel doen? Hij erkent dat ongeveer 550 mln. wordt bezuinigd. Ik wil precies weten hoe daar invulling aan wordt gegeven, zodat ik kan beoordelen of dat terecht is.
Minister Kamp: Die informatie zal ik geven op het moment dat we in maart of april met de invulling komen, maar ik kan het ongeveer aanduiden. De lopende taakstellingen voor het UWV en de volumeontwikkelingen hebben een financiële consequentie van ongeveer 170 mln. De specifieke taakstellingen, met name het vervallen van het re-integratiebudget voor de WW, omvatten een bedrag van ruim 100 mln. In het regeerakkoord is een grote generieke inkrimpingstaakstelling aan de hele SZW-keten opgelegd. Het UWV is het grootste onderdeel daarvan en dat betekent dat het grootste deel van die taakstelling door het UWV wordt ingevuld. Dat gaat om ruim 200 mln. Dat is opgeteld ongeveer 500 mln. in totaal. In maart of april wordt dit nader gespecificeerd.
Mevrouw Koşer Kaya (D66): Mijn eerste vraag, hoe het met het ontslagrecht zit, is niet beantwoord. Verder geeft de minister nu aan hoe die 550 mln. is samengesteld, maar waar het mij om gaat is waar dit precies terechtkomt en welke taken precies worden afgestoten. Maart is rijkelijk laat als er nu al een bezuiniging is ingeboekt.
Minister Kamp: U noemt het rijkelijk laat, maar ik ben wel een van de eersten die met de invulling van de taakstelling komt, terwijl de taakstelling op SZW de grootste is.
We hebben bij het samenstellen van deze regeringscombinatie afgesproken om niet te tornen aan het ontslagrecht en aan de duur van de WW, maar er wordt wel gekeken of er verbeteringen kunnen worden doorgevoerd. De heer Van den Besselaar komt met het voorstel om mensen die aan de kant staan, maar die hij er toch graag bij wil betrekken, iets aan te bieden waarbij ze in een arbeidsritme van acht uur per dag komen. Dat is iets nieuws in de sfeer van de WW en dat is positief. Op die manier mogen we daar rustig naar kijken. Als een bedrijf mensen ontslaat, moet je die mensen niet met de feitelijke gevolgen van het ontslag confronteren en laten wegzakken in de WW, maar meteen als werkgevers gezamenlijk een alternatief aanbieden. We proberen op die manier invulling te geven aan de afspraken in het regeerakkoord.
De heer Van den Besselaar (PVV): Ik neem aan dat de minister bedoelt dat er niet getornd moet worden aan de voorwaarden van de WW die we met elkaar zijn overeengekomen. Dan is er inderdaad niets aan de hand.
Minister Kamp: Wat de heer Van den Besselaar heeft voorgesteld vind ik geen gek idee en de staatssecretaris zal er verder op ingaan wat daar al voor invulling aan gegeven is. Aan de kant staan, is slecht voor mensen. Ze moeten geholpen worden om in het arbeidsritme te komen – dat betekent 's morgens op tijd beginnen en het de hele dag volhouden – en met zinvolle dingen bezig zijn. Iets terugverwachten voor het recht op uitkering vind ik een constructieve manier van binnen de regels kijken wat je in hun belang kunt doen. Zo interpreteren wij het regeerakkoord en daar lijkt mij niks op tegen.
Mevrouw Vermeij haalde minister-president Rutte aan en zei dat hij het goed had gedaan in Buitenhof. Dat ben ik met haar eens. Hij zei onder andere dat hij een fatsoenlijke sociale zekerheid wil om mensen aan het werk te helpen. Dat ben ik zeer met hem eens, maar wat is een fatsoenlijke sociale zekerheid precies? Ik denk dat dat een sociale zekerheid is die ervoor zorgt dat degenen die kunnen werken, ook daadwerkelijk werken en geen beroep op de sociale zekerheid hoeven te doen. Als mensen echt niet kunnen werken vanwege permanente omstandigheden moeten ze permanent geholpen worden. Als het gaat om tijdelijke omstandigheden moeten we ook proberen ze te helpen. Voor mij en de minister-president staat voorop dat sociale zekerheid in de eerste plaats activerend moet zijn en mensen niet gevangen moet houden in een uitkering.
Mevrouw Vermeij (PvdA): De minister zegt klip-en-klaar dat hij straks geen re-integratiemiddelen meer gaat toekennen aan WW'ers om ze aan werk te helpen, maar de minister-president zei in Buitenhof dat hij mensen in de WW gaat helpen om aan werk te komen. Strookt dat wel met elkaar?
Minister Kamp: We gaan ze op twee manieren helpen. Ten eerste zal de arbeidsbemiddeling in de toekomst alle informatie over vacatures verzamelen, zodat mensen die werk zoeken daar kennis van kunnen nemen. Ten tweede wordt die informatie ook beschikbaar gesteld aan uitzendbureaus, zodat die een bemiddelende rol kunnen spelen voor mensen die bij het UWV geregistreerd staan als werkzoekend. Verder gaan we met negen projecten beginnen om te kijken hoe je van-werk-naar-werk kunt realiseren. We zijn ermee bezig in het licht van een veranderende arbeidsmarkt, waarin aan werknemers getrokken zal worden, een andere arbeidsmarkt dan we gewend zijn en waarbij steeds meer een beroep zal worden gedaan op de individuele verantwoordelijkheid van de mensen zelf. Die individuele verantwoordelijkheid en inzet heb je in je werk nodig en ook als je werk moet zoeken.
Mevrouw Vermeij (PvdA): We zien ernaar uit om die brief in maart of april te ontvangen, want het lijkt nu tussen iets en niets te zitten. We zullen er zeer kritisch naar kijken omdat arbeidsbemiddeling een publiek goed is, waar mensen volgens internationale verdragen recht op hebben.
Minister Kamp: Die arbeidsbemiddeling gaat in de vorm van het op internet beschikbaar stellen van alle aanwezige informatie. Aanvullende individuele aandacht blijft mogelijk voor een beperkte groep die dit nodig heeft. De grote groep moet het via internet doen. Die moet zichzelf redden. Deze groep bestaat uit mensen die al gewerkt hebben zoals u en ik. Ze hadden collega's, klanten, een baas en leveranciers. De creativiteit en inzet die ze bij hun werk nodig hadden, hebben ze nu nodig om weer werk te vinden. Daarvoor kunnen ze de informatie van het UWV gebruiken. In bijzondere gevallen is er extra gerichte aandacht mogelijk.
De heer Ulenbelt haalde de situatie bij een groot automatiseringsbedrijf in chipmachines aan. Dat vroeg eerst werktijdverkorting aan en vervolgens maakte het weer winst. Dat klopt allebei. Een bedrijf vraagt niet voor de flauwekul werktijdverkorting aan. Het heeft dan een serieus probleem. Het loopt bovendien het risico mensen kwijt te raken die het later weer hard nodig heeft. Het bedrijf is dus genoodzaakt om via een deeltijd-WW of via een beroep op de werktijdverkortingregeling te proberen de mensen vast te houden. We hebben er met z'n allen belang bij dat die mensen niet in de WW komen en dat het bedrijf overeind blijft. Als de markt weer verandert en het bedrijf sterk blijkt te staan op de wereldmarkt, kan het die mensen weer vol in dienst nemen. Als het bedrijf weer geld verdient en een deel van de winst weer aan het personeel uitkeert, hebben we goed gebruikgemaakt van de werktijdverkorting of de deeltijd-WW. Dan hebben we ons doel bereikt.
Ik weet niet precies hoe het zit met het terugbetalen van bedragen die ingevorderd worden door het UWV. De heer Ulenbelt noemde een voorbeeld van iemand die € 800 kreeg terugbetaald en vervolgens weer € 1200 aan het UWV moest terugbetalen. De vraag werd gesteld hoe dit mogelijk was en of dit veel voorkwam. Had in dit geval niet volstaan moeten worden met een terugbetaling van € 800? Ik zal het laten uitzoeken en de heer Ulenbelt hierover informeren.
Met betrekking tot de aanpassing van de wet om de collectiefontslagregels te veranderen weten we allebei waarover we spreken. Op dit moment stellen we vast dat sommige werkgevers die regels lijken te ontduiken. Daartegen moet iets gedaan worden. Ik heb dit ook aan de Kamer toegezegd. Afgelopen vrijdag hebben we het wetsvoorstel in de ministerraad behandeld en in procedure gebracht.
De heer Van den Besselaar wil alleen aandacht voor de problematische werkloze. Hij zal op zijn wenken bediend worden. Hij en ik zijn allebei van mening dat werklozen niet per definitie problematisch zijn. Je komt vanuit een werksituatie, dus je kunt wat. Dan heb je ook de mogelijkheid weer door te gaan. Ik heb genoemd hoeveel van hen er in korte tijd weer aan werk komen en hoe weinig er in de bijstandswet terechtkomen. Er zijn natuurlijk mensen bij wie wel sprake is van een bijzondere problematiek. Die groep bijzondere gevallen is klein. Er zal gekeken worden naar de manier waarop deze groep de benodigde aandacht kan krijgen.
We voeren geen regionaal arbeidsmarktbeleid. We verzamelen wel informatie die ook voor regio's van belang is. De regio's gaan daarmee vervolgens zelf aan de gang. Dat zie je in Noordoost-Groningen. Ook in Limburg zie je dat sterk. De regio's hebben er belang bij dat de werkgevers en werknemers vanuit de specifieke regionale omstandigheden benaderd worden. SZW heeft niet de capaciteit om dit te doen. Bovendien heeft het ministerie daar geen meerwaarde. Het kan het beste vanuit de regio's zelf gebeuren.
De heer Van den Besselaar (PVV): Ik zeg niet dat de minister het regionale arbeidsmarktbeleid moet uitvoeren. De vraag is op welke manier hij het beleid gaat stimuleren. Het beleid blijft namelijk ontzettend achter. Het is van groot belang voor iedereen die in de regio actief is om te zorgen dat mensen snel aan het werk kunnen of geschoold worden. Er kan ook een scholingsachterstand zijn doordat er in de regio veranderingen plaatsvinden. Welke stimulans kunnen de bewindspersonen hieraan geven?
Minister Kamp: Ik merk dat de regio's dit zelf op willen pakken. Er zitten ambitieuze bestuurders en ambitieuze werkgevers- en werknemersorganisaties. Die willen dingen verbeteren uitgaande van de specifieke situatie van de regio. Er zit trek in vanuit de regio zelf. Bovendien zijn we bezig met verschillende projecten van-werk-naar-werk. Die worden voornamelijk in de regio uitgevoerd. De werkgevers werken in de regio samen met de werknemersorganisaties om deze projecten te realiseren. We hebben 30 regionale Werkpleinen. Die hebben daar een sterke positie en fungeren als katalysator. Dat zal ook zo blijven. Bovendien verzamelen we, zoals gezegd, informatie die we aan de regio's beschikbaar stellen. De basis voor regionaal arbeidsbeleid is op deze manier opgezet.
De heer Van den Besselaar (PVV): De vraag was welke stimulans de minister hieraan wil geven.
Minister Kamp: We doen niet meer dan we nu hebben gezegd. De discussie bij SZW gaat niet over meer, maar over minder. We hebben een zeer grote taakstelling in het regeerakkoord opgelegd gekregen. We hebben de overtuiging dat we die kunnen realiseren als we kunnen profiteren van de veranderende samenstelling van beroepsbevolking, de krimp in de beroepsbevolking en de krapte op de arbeidsmarkt. Als we profiteren van de eigen kracht en verantwoordelijkheid van mensen, zijn we in staat deze taakstelling te realiseren. We hebben echter geen mogelijkheden om te intensiveren en nieuwe dingen te stimuleren.
Het bieden van meer professionele ruimte voor medewerkers in onze organisaties spreekt me zeer aan. Ik denk dat het typisch Nederlands is dat te doen. Als je het vergelijkt met de ruimte die professionele medewerkers in de overheid in het buitenland hebben, is het hier veel beter geregeld. Je moet wel duidelijke kaders hebben. Het enthousiasme van de professionele medewerkers heeft er vorig jaar toe geleid dat de re-integratiebudgetten bij het UWV in maart al uitgeput dreigden te raken. Het is goed die kaders in de gaten te houden. Beide dingen moeten gebeuren: het respecteren van de professionele ruimte en het bewaken van de kaders.
De dienstverlening wordt niet uitgekleed. De dienstverlening wordt aangepast aan de nieuwe werkelijkheid, de nieuwe mogelijkheden die internet biedt en de nieuwe situatie van een krimpende beroepsbevolking.
Samen met het ministerie van VWS zijn we in het project Regelhulp aan het kijken hoe het met alle regels zit en op welke manier men in die regels zijn weg kan vinden. Volgende week verwachten we de informatie die we nodig hebben om richting de Kamer te kunnen reageren. Het is vrij complex omdat niet alles bij VWS en ons al op internet staat. Het is dan niet zo gemakkelijk van het een naar het andere door te koppelen. Dat moet wel gebeuren. We zullen in de brief aangeven hoe de situatie is en wat het tijdpad is om de gewenste verbeteringen te realiseren.
Mevrouw Sterk (CDA): Heeft de uitvoeringstoets al plaatsgevonden? Het ging er vooral om dat het UWV onvoldoende meewerkt in de integrale indicatiestelling. De andere organisaties willen wel. Daar was nog een uitvoeringstoets voor nodig. Nu heeft de minister het ineens over VWS. Ik kan het niet helemaal plaatsen.
Minister Kamp: De regels betreffen ook VWS. Het UWV staat wel positief tegenover de regels maar wordt ook met zijn eigen beperkingen geconfronteerd. Je kunt niet alles wat je ideaal vindt. Die uitvoeringstoets is gedaan. Daarover verwachten we volgende week informatie. De reactie stellen dan we samen met VWS op en sturen we naar de Kamer. Uit de reactie zal zeker ook blijken wat de betrokkenheid van VWS is.
Staatssecretaris De Krom: Voorzitter. Er zijn me twee dingen opgevallen in het overleg. In de eerste plaats dat niemand mij in aanwezigheid van de minister nog minister noemt zoals in de vorige overleggen het geval was. Dat is jammer. In de tweede plaats heeft een aantal leden opgemerkt dat ze zuchten en kreunen onder de papierlast. Dat herken ik. Ik kan het me voorstellen dat er veel op je afkomt als je aan de andere kant van de tafel zit.We zijn hier om de Kamer zo goed mogelijk te bedienen. Ik geef de commissie dan ook het volgende in overweging. De Kamer krijgt van ons drie keer per jaar een heel pakket aan informatie over het UWV en de SVB. Daarin zit het viermaandse verslag, het achtmaandse verslag, het jaarverslag, de meibrief, het jaarplan en het meerjarenbeleidplan. Daarnaast krijgt de Kamer ook nog een groot aantal verantwoordingsdocumenten over de kleine SUWI-organisaties, de RWI (Raad voor Werk en Inkomen), het IB (Inlichtingenbureau) en het BKWI (BureauKeteninformatie Werk en Inkomen). Daar komt al dat papier vandaan. Daarom hebben de leden van de commissie nu ook zo'n enorme stapel op hun bureau liggen. De minister en ik trouwens ook. De informatie die we aan de Kamer sturen, gaat veel verder dan wat de wet vereist. In de SUWI-wet staat dat we alleen een jaarplan, het jaarverslag en het meerjarenbeleidplan van het UWV, de SVB en de RWI toesturen. We sturen de Kamer dus meer dan nodig is. Om die papiermassa een beetje terug te dringen, stel ik voor om met ingang van dit jaar alleen deze drie documenten aan de Kamer aan te bieden. De Kamer krijgt dan in mei de jaarverslagen en de meerjarenbeleidplannen en in december de jaarplannen. Ik stel voor dat we de Kamer alleen over de kleine SUWI-organisaties informeren als dat nodig is of als er iets wezenlijks verandert. Dit betekent een verdere vermindering van de papierstroom. Ik kan me zo voorstellen dat de Kamer dat verwelkomt.
De voorzitter: Dan wil ik even een procedurele opmerking maken. Ik wil graag dat u dit voorstel in een brief verwoordt. Het hoeft geen nota te zijn. Er hoeven geen bijlagen bij. U moet wel even in een brief aangeven aan de commissie wat u precies wilt veranderen. Dan kan de commissie daarover een weloverwogen besluit nemen.
Staatssecretaris De Krom: Dat kan ik doen, maar eigenlijk stel ik alleen voor dat te doen wat in de wet staat. Het is heel simpel.
De voorzitter: De procedures in de Tweede Kamer zijn ook simpel. U moet dit in een brief aan ons meedelen. Wat mij betreft kan dat kort, maar het moet wel duidelijk zijn.
Staatssecretaris De Krom: Dan zal ik dat uiteraard doen.
De voorzitter: Wanneer kunnen we deze brief tegemoet zien?
Staatssecretaris De Krom: Deze week.
De voorzitter: Dat lijkt me een keiharde toezegging.
Staatssecretaris De Krom: Een aantal leden heeft gesproken over de Werkpleinen. Een groot aantal van de Werkpleinen is vrijwel of helemaal klaar met de geïntegreerde dienstverlening. Voor zover de informatie nu strekt, gaat het iets minder snel dan gedacht. Er is wel degelijk vooruitgang, zoals de leden hebben kunnen lezen in het achtmaands verslag van 2010 van de Programmaraad. De samenwerking gaat beter. Op 35 Werkpleinen is het werk klaar. Een grote middencategorie is goed op weg maar heeft nog niet alles afgerond. Een aantal achterblijvers krijgt extra begeleiding van de ketenpartners. Een stuk of drie Werkpleinen vertonen helemaal geen vooruitgang. We hebben eerder afgesproken dat het ministerie van SZW kan interveniëren op verzoek van de Programmaraad. Er zijn bij ons nog geen verzoeken binnengekomen. We hebben dus ook nog geen interventies gedaan. We krijgen binnenkort het eindverslag van de Programmaraad over het vorige jaar. Daarin kan ik zien waar we uiteindelijk op 1 januari 2011 zijn aanbeland. Vervolgens zal ik mijn oordeel hierover geven en uiteraard met de Kamer delen.
Vorig jaar is er op aangeven van toenmalig minister Donner een AMvB door de ministerraad gegaan en in de Staatscourant geplaatst. Deze is niet in werking getreden doordat deze afhankelijk was van de voortgang en ligt dus nog op de plank. Deze AMvB geeft nadere aanwijzingen over de geïntegreerde dienstverlening op de Werkpleinen. Ik weet nu nog niet wat ik ermee ga doen. Ik wil in ieder geval eerst het verslag van de Programmaraad afwachten. Als ik hierover een oordeel gevormd heb, zal ik dit de Kamer zo snel mogelijk laten weten.
Volgens gegevens van het UWV is de cliëntenparticipatie op 20 Werkpleinen bijna klaar en op 49 Werkpleinen is deze in oprichting. Dit zijn initiatieven waarbij in ieder geval de cliëntenraden van het UWV zijn betrokken en zo veel mogelijk gemeentelijke cliëntenraden. Ik heb vorige week een overleg gehad met de cliëntenraden waarbij dit onderwerp ook aan de orde is gekomen. Het deed me veel deugd om te horen dat het overleg van de cliëntenraad van het UWV met het UWV heel goed loopt. Ook op een aantal andere Werkpleinen loopt het goed, op een aantal andere wat minder. Maar nogmaals, er is voortgang. Ik teken er ook bij aan dat het de eerste verantwoordelijkheid van de ketenpartners zelf is om er invulling aan te geven. Er kan heel veel op lokaal en regionaal niveau georganiseerd worden. Daarvoor heeft niemand mij nodig. Dat kunnen de mensen en de organisaties zelf doen. De ketenpartners stimuleren dit proces heel actief en monitoren het ook goed. Dat is belangrijk. Wij houden dit zeker zelf ook in de gaten en hebben hierover ook overleg.
We hebben een prachtige website: www.samenvoordeklant.nl. Daarop is te vinden hoeveel gemeenten er zijn aangesloten bij een Werkplein en hoeveel er aangesloten zijn bij de 30 plusvestigingen. Daarop is ook te vinden dat er nog 17 Werkpleinen zijn waar nog niet alle gemeenten meedoen. Als men doorklikt, kan men zien welke gemeenten dat zijn.
De afspraak was dat per 1 januari 2011 één aanspreekpunt voor een werkzoekende geregeld zou zijn. Ik wacht even het verslag van de Programmaraad af om te zien hoe ver we hiermee zijn.
Ik benadruk dat het UWV prioriteit geeft aan cliënten die zelf herbeoordeeld willen worden. Dat staat bij het UWV hoog op de agenda en het handelt ook daarnaar. Dit is de manier van werken van het UWV, naast de wettelijke keuringen.
Erkent de regering dat er nu mensen in een uitkering zitten die geen kans hebben op werk? Ja, voor de een is het moeilijker dan voor de ander. We moeten wel uitkijken dat we niet dezelfde fout maken als in het verleden door op voorhand al aan te nemen dat mensen niets kunnen. Naar deze paradigmashift moeten we toe. We moeten toe naar een systeem dat mensen ondersteunt in wat ze wel kunnen. Daarin is nog een slag te maken. We moeten mensen niet te snel afschrijven. De komende krapte op de arbeidsmarkt door de vergrijzing en de ontgroening zal daarbij de komende periode helpen. Dat is een heel belangrijke factor waarop de minister ook heeft gewezen. We kunnen nu al in de kranten lezen dat bepaalde bedrijfssectoren staan te springen om mensen. Ik sprak gisteren nog iemand die in het werkveld zelf aanwezig is. Er zijn kansen genoeg en er zijn banen genoeg. Daar zit het probleem niet in. Het probleem zit in de mismatch tussen vraag en aanbod. Dat moeten we met z'n allen beter organiseren. Daarin zie ik grote kansen.
De heer Ulenbelt vroeg wat we vonden van het idee van een aannamebesluit. Als ik het goed heb verstaan, wil hij door dat besluit opleggen dat vacatures gevuld worden met mensen die wat verder van de arbeidsmarkt afstaan. Ik begrijp de urgentie. Die voel ik zelf ook. Laat daarover geen misverstand bestaan. Het klinkt me een beetje in de oren alsof we toe moeten gaan naar een systeem van quota, dwang en opleggen. Daarvan ben ik geen voorstander. Dat heb ik bij de begrotingsbehandeling ook al aangegeven. Bovendien kunnen we allerlei andere instrumenten inzetten; de overheid en de sociale partners trouwens ook. De minister heeft net gesproken over een eventueel sociaal akkoord. Daarin kunnen afspraken worden gemaakt. Ook in cao's kunnen afspraken worden gemaakt. Als de sociale partners hun eigen verantwoordelijkheid nemen, is daarvoor heel wat ruimte. Ik hoop eerlijk gezegd ook dat ze dat doen. Bij de overheid kun je over aanbestedingen denken. En natuurlijk moeten we een goed gevulde gereedschapkist hebben om het voor werkgevers aantrekkelijk te maken om mensen die wat verder van de arbeidsmarkt afstaan, ook daadwerkelijk aan te nemen. De toenemende krapte op de arbeidsmarkt zal de komende jaren de belangrijkste factor zijn. Ik ben er vast van overtuigd dat daar geweldige kansen liggen.
De heer Ulenbelt (SP): Ik heb hier een berichtje van een blinde meneer die heeft gesolliciteerd bij de Belastingdienst. Hij wordt afgewezen omdat er al een mevrouw zit die blind is. Die functioneert wel, maar niet goed genoeg, en die gaat er weer uit. Een cao-afspraak is ook iets opleggen. Wil de staatssecretaris onderzoeken hoe zo'n regeling eruit zou kunnen zien? Dat is geen opleggen maar het stimuleren van bedrijven tot maatschappelijk verantwoord ondernemen. Daarbij wil de staatssecretaris toch wel een handje helpen?
Staatssecretaris De Krom: Ik voel niets voor systemen van quota en opleggen. Die krapte op de arbeidsmarkt zal de komende jaren een zo grote factor vormen dat het in ieders belang is om te zorgen dat mensen die wat verder van de arbeidsmarkt afstaan, aan het werk gaan. Het is sociaal niet aanvaardbaar als er mensen langs de kant van de arbeidsmarkt staan, terwijl ze wel willen en wel kunnen, ook al is dat misschien gedeeltelijk. Het is economisch niet verantwoord omdat we die mensen nodig hebben om die vacatures te vullen. We hebben straks iedereen hiervoor nodig. Bovendien is het financieel onhoudbaar om het zo door te laten gaan. Nogmaals, er zijn instrumenten die bijvoorbeeld de sociale partners heel goed kunnen inzetten om te bereiken wat we willen. Daarbij zullen we ze graag faciliteren.
De heer Ulenbelt (SP): Voor wie kiest de Belastingdienst als de grenzen voor Bulgarije en Roemenië open zijn? Kiezen ze dan voor een gezonde Bulgaarse jongen of meid, of kiezen ze voor deze blinde 45-plusser? Als de grenzen opengezet worden, gaat het hele verhaal dat ze wel aan het werk komen, niet meer op.
Staatssecretaris De Krom: We kunnen het ons als samenleving niet permitteren om mensen in Nederland die kunnen en willen werken, langs de zijlijn te laten staan. Ik heb al aangegeven waarom. We moeten toe naar een systeem dat mensen activeert om de aanwezige kansen te grijpen en het voor werkgevers aantrekkelijk maakt deze mensen in dienst te nemen. Dat wil ik. Daarmee zijn we bezig. We hebben bij de begrotingsbehandeling al een discussie gehad over het opleggen van quota. Ik geloof er niet in. In het buitenland zijn er ook geen goede ervaringen mee. Ik voel er helemaal niets voor. Ik ga het niet doen.
Een aantal leden van de Kamer heeft met passie gesproken over multiproblematiek. De gedachte om iedereen erbij te trekken spreekt mij zeer aan. De vraag is op welke manier je dat doet. De gemeenten kunnen nu al veel doen. Een aantal weken geleden had ik een gesprek met een bekende ondernemer uit het oosten van het land. Die is zelf heel actief bezig om met de gemeente mensen erbij te halen via stages en contacten met bedrijven in de regio. Die vroeg mij of dat allemaal wel zo kon. Ik heb hem gezegd het gewoon allemaal te doen en het met de gemeente te regelen. Daarbij heeft hij mij niet nodig. Gemeenten hebben heel veel beleidsvrijheid. We hebben veel verschillende en goede projecten, bijvoorbeeld Work First. Gemeenten zijn op veel manieren actief om daaraan invulling te geven. De gemeenten hebben genoeg vrijheid en mogelijkheden om invulling te geven aan de voorstellen. Als gevraagd wordt er nog een tandje bovenop te zetten, beschouw ik dat als een aanmoediging voor de gemeenten. Die hebben daarvoor de mogelijkheden.
Voor 1 april 2011 informeer ik de Kamer over de resultaten van de gesprekken over de uitvoering van de aanbevelingen van het IWI-rapport Maatwerk bij meervoudigheid. Dat rapport heeft de Kamer. Het gaat over een betere samenwerking tussen de professionals uit de diverse sectoren, de ontwikkeling van een methodiek voor een gezamenlijke aanpak van de multiproblematiek, re-integratie, een verbetering van het meetbaar maken van informatie-uitwisseling en het meten van de effecten van interventies.
Mevrouw Koşer Kaya(D66): Er is wel een bezuiniging op de WSW en Wajong. Er komt een regeling onderkant arbeidsmarkt. Ik wil dat er bij die regeling specifiek aandacht komt voor de multiproblematiek. Ik wil weten op welke manier dit kabinet daarmee omgaat en welke consequenties dit heeft voor mensen met multiproblematiek. Daarover wil ik een toezegging van de staatssecretaris.
Staatssecretaris De Krom: Ik heb goed naar mevrouw Koşer Kaya geluisterd. De regeling onderkant arbeidsmarkt noemen wij regeling Werken naar vermogen. Dat is precies wat het is. De centrale gedachte hierachter is dat we zo veel mogelijk partijen uit die keten in één hand proberen te leggen. We willen de regierol van de gemeente in die hele keten versterken. Uiteraard zal ik aandacht besteden aan de multiproblematiek. Dat doe ik trouwens nu al. Ik heb gesprekken met collega's van VWS en OCW om dit vanuit het ministerie in de keten zo goed mogelijk te organiseren en dit ook voor de gemeenten mogelijk te maken. Hier ligt ook een geweldige kans. Bij die rijstebrij van hulpverleners is een grote slag te maken. Dit is juist een stap om die rijstebrij van hulpverleners te verminderen. Ik kan dat niet allemaal morgen met één druk op de knop verbeteren. Het is wel het perspectief waar we naartoe moeten werken om in die hele keten de zaak beter te organiseren, bijvoorbeeld ook op het gebied van indicatiestellingen. Het project STIP loopt al, zoals u weet. Hierover zal ik de Kamer ook nog nader informeren. Het staat uitdrukkelijk op mijn netvlies.
Mevrouw Koşer Kaya(D66): Begrijp ik het goed dat de staatssecretaris met mij zegt dat de multiproblematiek het hart van de aankomende wetgeving Werken naar vermogen is? Worden daarbij die specifieke punten meegenomen in het voorstel dat naar de Kamer komt?
Staatssecretaris De Krom: Het hart van de regeling Werken naar vermogen zal zijn om mensen effectiever en efficiënter naar de arbeidsmarkt te bemiddelen. Daarvoor zijn verschillende dingen nodig waaronder de uitvoering zo veel mogelijk in één hand leggen. Gemeenten zijn voor mij dan ook een cruciale partner in dit hele proces om het goed voor elkaar te krijgen. Ook ontschotting is een manier om de beschikbare budgetten veel effectiever in te zetten. Er is veel ruimte om dat te doen. Ik zat gisteren aan tafel met iemand die al jaren in het uitvoeringswerk zit. Ze beschreef hoe werkgevers het af en toe ervaren. Dat is waarschijnlijk heel herkenbaar. De werkgevers hebben te maken met jongerenconsulenten, SWS-accountmanagers, klantmanagers WWB, routecoaches, accountmanagers van re-integratiebureaus, uitzendbureaus, leerwerkloketten, Wajong-consulenten, poortwachterscentra, WIA-consulenten etc. De regeling Werk naar vermogen moet een stap zijn om dit beter te organiseren. Ik los dat morgen niet met één druk op de knop allemaal op. Ik zie het wel als een stap in die richting. Het versterken van de regierol van de gemeenten is een stap op de goede weg. Dat is mijn visie.
Overigens gaat het bij de multiproblematiek dan niet alleen over dit proces. Ik noemde al het stroomlijnen van de indicatieprocessen. Daarover is de Kamer geïnformeerd. Het gaat ook over de uitwisseling van gegevens binnen de SUWI-kolom. Ook hiermee zijn we hard bezig en boeken we resultaten. Dat is nog niet klaar en daarmee gaan we verder. Voor de zomer zal ik de Kamer informeren over de manier waarop het kabinet in brede zin aankijkt tegen gezamenlijke arbeidstoeleiding, het voortzetten of aanpassen van lopende programma's, de genoemde gezamenlijke initiatieven voor methodiekontwikkeling en het meetbaar maken van interventies. Hierover krijgt de Kamer in de loop van het jaar informatie.
We informeren de Kamer voor 1 april over wat we bij het IWI-rapport Maatwerk voor meervoudigheid doen. Voor de zomer wordt het – zoals ik heb gezegd – veel breder getrokken. Nadere regelgeving hangt dus af van de Programmaraad en het rapport.
Er wordt heel hard gewerkt om gegevens van de bewegingen in de arbeidsmarktregio bij elkaar te brengen. Het UWV doet dit samen met onder andere het onderwijs, zodat dit goed op elkaar wordt afgestemd. Dit is cruciaal omdat het werk in de arbeidsmarktregio's zo goed mogelijk te kunnen doen.
Het debat over de netto-effectiviteit van re-integratie wordt, overigens terecht, in deze Kamer herhaald. Bij de begrotingsbehandeling hebben we daarover ook uitvoerig gesproken. We gaan er ook uitvoerig onderzoek naar doen. Dat hebben we de Kamer laten weten. We hebben een onderzoeksvoorstel gedaan. Dat onderzoek zal enige tijd in beslag nemen omdat de netto-effectiviteit pas na verloop van tijd goed zichtbaar kan worden. Daarmee zijn we dus al bezig. Ik ben het er van harte mee eens dat de uitvoering van de arbeidsbemiddeling zo dicht mogelijk bij de klant georganiseerd moet worden. Dat is ook precies de reden waarom we dat bij de gemeente leggen. Die zitten er het dichtst op. Is het geen probleem om het zo te organiseren? Het UWV opereert immers landelijk en is daarmee het enige aanspreekpunt. Dit is een spanningsveld waar we nog niet uit zijn. We willen de werkgevers beter bedienen. De gesprekken met de gemeenten en werkgevers gaan over de manier waarop we dit het beste kunnen organiseren. Aan de ene kant wil je het liefst niet bij 418 gemeenten langs de deur. Dat zeggen de werkgevers ook. Aan de andere kant kan de arbeidsbemiddeling veel beter georganiseerd worden door de regierol van de gemeenten te versterken, wellicht op regionaal niveau. Dat is een voor de hand liggend model. We bekijken nu hoe we binnen dit model nog één loket kunnen houden, in ieder geval voor de werkgevers die landelijk opereren. Overigens vindt de meeste arbeidsmobiliteit in de arbeidsmarktregio's plaats. Daar liggen dus ook de grootste kansen. Dit is een van die gesprekspunten waarover we nu nog hard bezig zijn. Het uiteindelijke doel van het anders organiseren is het ontlasten van de werkgever. Dat heet in het jargon ontzorgen. Ik hoop dat de gesprekken met de gemeenten deze maand afgerond worden. Ik heb haast. Zoals de heer Huizing het zei, ik heb zorgvuldige haast. Dat is precies wat ik wil. We moeten de kansen die hier liggen, zo snel mogelijk grijpen. Maar het moet wel zorgvuldig gebeuren. Het betreft een grote operatie en de gemeenten zijn voor ons een cruciale partner in dit hele verhaal. Het overleg loopt dus nog en het is intensief. Zodra het is afgerond, zal ik de Kamer informeren.
Het idee van een landelijke backoffice is interessant. Ik heb het al vaker gehoord. Er wordt ook over gesproken. Ik weet niet precies hoeveel gemeenten er iets voor voelen. De vraag zal vanuit de gemeenten moeten komen. Het punt is niet nieuw, maar degenen die met de uitvoering bezig zijn, moeten aangeven op welke manier ze het willen. Die gesprekken zijn gewoon nog niet afgerond, maar de ideeën zijn er.
De heer Klaver wil ook alles zo veel mogelijk in één hand. Hij vroeg zich af waarom er niet één casemanager is die alles doet. Als ik het rijtje afga dat ik net heb voorgelezen, hebben we daar nog een slag te maken. Die zullen we gaandeweg wel moeten maken. De regeling Werk naar vermogen is een stap op weg naar dat perspectief. Het punt dat gemaakt wordt, herken ik volledig.
Het UWV heeft ons gemeld dat de tijdigheid van het opstellen van het participatieplannen Wajong in december 2010 is gestegen naar 60%. Er wordt dus een inhaalslag gemaakt die dit jaar met kracht voortgezet wordt. Het UWV is er hard mee bezig.
De heer Klaver (GroenLinks): Dat is goed nieuws over de stijging van de participatieplannen. Dat is een stijging van 20%, maar we zitten nog steeds 20% onder de doelstelling. Denkt de staatssecretaris dat het UWV in staat is met de huidige budgetten uitvoering te geven aan het behalen van deze resultaten?
Staatssecretaris De Krom: Ja.
De heer Klaver (GroenLinks): Ik heb er mijn twijfels over. We leggen op deze manier een onmogelijke taak neer bij het UWV. Ik sluit me aan bij de woorden van de minister: ik heb geen zin in UWV-bashing. Dat wordt volgens mij op deze manier in de hand gewerkt, maar we zullen het zien.
Mevrouw Sterk (CDA): Voorzitter. Ik ben benieuwd naar het nieuwe perspectief voor het UWV dat binnenkort naar de Kamer komt. We hebben een aantal piketpalen. We moeten terug in het aantal doelgroepen dat bediend wordt. Het moet gaan om de mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. We moeten ook een efficiencyslag kunnen slaan door de digitalisering. Op het punt van de meer integrale indicatiestelling zie ik de brief tegemoet.
Er werd al min of meer aangekondigd dat er een VAO wordt aangevraagd. Ik vraag hiermee even te wachten totdat de brief er is. Wellicht wil ik naar aanleiding van die brief nog een motie indienen.
Verschillende vragen over de Werkpleinen zijn nog niet beantwoord. Ik word keurig doorverwezen naar een website. Dank daarvoor, maar het gaat er uiteindelijk om dat die Werkpleinen gaan functioneren. De staatssecretaris wil de rapportage hierover afwachten. Als er aanleiding voor is, moeten er dan echt maatregelen worden genomen. We hebben die Werkpleinen hard nodig om te zorgen dat we ook mensen uiteindelijk aan het werk kunnen krijgen.
Mevrouw Vermeij (PvdA): Voorzitter. Ik voel een paradox. Misschien krijg je die vanzelf als je twee liberalen op het ministerie van SZW zet. Het is namelijk eigen verantwoordelijkheid eerst en tegelijkertijd de weerbarstige werkelijkheid van pech van individuen en mensen die het misschien net niet hebben getroffen. De minister zegt dat hij wil dat de mensen die in de WW zitten, meer hun eigen weg zoeken. Dat ben ik met hem eens, voor zover dit mogelijk is. Mijn inbox en ook onze teletekstpagina's spreken andere boekdelen. Ik kom nog steeds mensen tegen die 400 sollicitatiebrieven schrijven. Misschien zijn het slechte brieven of worden ze niet geholpen door het UWV. Maar deze mensen willen dolgraag werken. Gisteren zagen we nog dat er geen gekwalificeerde mbo'ers zijn om in de havens van Rotterdam en Amsterdam aan de slag te gaan. Die werkelijkheid is dus weerbarstig. We hebben een overheid nodig die ervoor zorgt dat er scholing komt en dat die mensen geholpen worden. De arbeidsmarkt lost dit niet allemaal vanzelf op, hoe krap die ook is. Graag hoor ik een reactie.
De staatssecretaris zegt iets over de herbeoordelingen. Ik hoor graag zijn reactie op pagina 19 van het IWI-rapport. Daarin staat: «Daarnaast valt op dat het UWV stuurt op het niet uitvoeren van professionele herbeoordelingen». De staatssecretaris zegt iets anders. Ik hoop dat de staatssecretaris gelijk heeft.
De heer Ulenbelt (SP): Voorzitter. De minister houdt van het UWV. Dat is een hele draai van de VVD die vóór de verkiezingen het UWV nog wilde opheffen. De grote vraag is wat de minister met deze nieuwe liefde gaat doen.
Ik had nog een vraag gesteld of de bezuinigingen gaan leiden tot 4000 ontslagen. Hoeveel ontslagen worden het?
We hebben internationale verdragen. Daarin staat dat we een publieke arbeidsvoorziening, een publieke arbeidsbemiddeling zelfs nog gratis overeind moeten houden. Wil de minister het plan dat hij nu presenteert, naast dit internationale verdrag leggen? Het is toch geen arbeidsbemiddeling als het UWV alleen vacatures aanbiedt aan welke groep dan ook?
De minister zei vorige week dat hij bedrijven gaat sluiten die er een zootje van maken met uitzendbureaus die niet deugen. Dat is een ferme maatregel voor een liberaal. Dit kabinet schuwt dwang dus niet. Wil de staatssecretaris eens kijken hoe hij tussen dwang, drang en verleiding iets kan vinden om die bedrijven te wijzen op hun maatschappelijke verantwoordelijkheid om ook 45-plussers aan te nemen?
De heer Van den Besselaar (PVV): Voorzitter. Ik ben blij dat mijn jongste zoon een mbo-opleiding in de haven volgt. Die is verzekerd van een goede baan. Het is waar dat een grote groep mensen dat niet is. Ik ben het overigens met de bewindslieden eens dat ze de mensen gelukkig niet afschrijven. Dat moeten we zeker niet doen. Dat is ook de achtergrond van het plan dat ik heb geprobeerd neer te leggen bij de staatssecretaris. Hij heeft daarop geantwoord. Ik wil hierop nog een reactie geven. Als er binnen de gemeente zoveel succesvolle projecten zijn, stel ik voor deze in het land uit te dragen in brede zin zodat ook andere gemeenten daarvan kunnen profiteren en binnen de gecreëerde randvoorwaarden dit soort projecten kunnen entameren. Dat is goed voor alle mensen die langs de kant staan. Zo help je elkaar in dit land verder.
De heer Huizing (VVD): Voorzitter. Ik kijk halsreikend uit naar het perspectief van het onderzoek naar de netto-effectiviteit van de re-integratie. Ik wil daarover graag wat meer informatie krijgen in de komende tijd. Wanneer start het onderzoek? Wanneer wordt het beëindigd? Wordt er een vergelijkingsgroep gebruikt, in welke zin en waarom? Wat is de onderzoeksmethodologie?
Ik kan niet zoveel met de opmerking van de heer Ulenbelt over de plotselinge UWV-liefde van de VVD. Helemaal niet als die gemaakt wordt door iemand die voor het UWV in de bres springt op het moment dat wij terecht kritiek leveren op het UWV, en vervolgens het UWV met de grond gelijk maakt als het over WW en uit de WW gestarte zelfstandigen gaat. Laten we gewoon ophouden met deze discussie en verder de toekomst met elkaar ingaan.
Mevrouw Koşer Kaya (D66): Voorzitter. De minister wil 550 mln. bij het UWV bezuinigen. Nogmaals, er kan bezuinigd worden op het UWV maar ik wil wel weten welke taken het UWV behoudt. Dat is mij niet helder. Ik hoop daar duidelijkheid in te krijgen. Ik kan anders niet beoordelen of die bezuiniging terecht is en bij het juiste onderdeel terechtkomt.
Ik ben blij met de toezegging van de staatssecretaris dat er meer samengewerkt moet worden met verschillende instanties. Natuurlijk moet er niet een hele brij aan hulpverleners zijn. Er moet één iemand zijn die mensen met multiproblematiek kunnen benaderen. Ik wil wel dat in het voorstel dat naar de Kamer komt, een meer integrale visie meegenomen wordt. Ik dank de staatssecretaris in ieder geval voor de gedeeltelijke toezegging, maar er moet echt een paragraaf gewijd worden aan de manier we mensen met multiproblematiek kunnen helpen.
De heer Klaver (GroenLinks): Voorzitter. De minister spreekt vandaag in het overleg, maar ook in een interview op NU.nl, zijn geloof uit in de arbeidsmarkt. Een theoretisch geloof zou ik willen zeggen. Er is sprake van marktverstoring en het kabinet doet er niets aan om de arbeidsmarkt beter te laten werken. Er komt geen modernisering van de ontslagbescherming, geen modernisering van de WW, geen discussie over de beloning op basis van anciënniteit, en evenmin wordt het minimumjeugdloon aangepakt. Ook al krimpt de beroepsbevolking en is over een aantal jaren de vraag naar arbeid groter dan het aanbod, wil dit niet zeggen dat er vanzelf een goede herallocatie voor werklozen komt. Een goede herallocatie vraagt om extra inzet op het gebied van scholing en begeleiding. Daarom is het goed te kijken welke rol de sociale partners hierin kunnen spelen. Het is ook goed in deze regeerperiode te kijken wat de rol van de overheid is. In deze periode zal de vraag naar arbeid immers niet groter zijn dan het aanbod. Het extra inzetten op een groep die duurzaam langs de kant staat, is investeren in de toekomst. Hiermee zorgen we ervoor dat de huidige kwalitatieve mismatch niet nog veel groter wordt. Daarom is het verstandig om te blijven investeren in re-integratie, ook voor mensen die in de WW zitten. Naar aanleiding van de beantwoording van de minister kan ik niets anders constateren dan dat de minister voor een liberaal weinig inzicht heeft in de werking van de arbeidsmarkt. Dat maakt het beleid, of liever het uitblijven daarvan, tot een naïeve manier van wensdenken.
Minister Kamp: Voorzitter. De kwalificaties die de heer Klaver uitdeelt, laat ik graag voor zijn rekening. Ik moet nog reageren op de raad van advies die bij het UWV en de SVB komt. Er komt daar niet een soort raad van toezicht tussen de directie of raad van bestuur en mij. De raden van bestuur van beide organisaties wilden graag een raad van advies. Dat is een informele raad die hen vertelt over de voor hen relevante dingen in de samenleving. Ze kunnen tegen deze raad aanpraten over wat ze doen. De raad kan dan reageren vanuit zijn maatschappelijke ervaring. Het is meer informele adviesraad voor de leiding van de beide organisaties. De leiding heeft er zelf behoefte aan en ik heb er geen enkel bezwaar tegen. In ieder geval maakt het de zaak niet ingewikkelder. Het is ook heel begrijpelijk voor degenen die zulke grote zbo's leiden, dit soort overleg op deze manier zoekt.
Op de Werkpleinen en de re-integratie zal de staatssecretaris ingaan. Vanuit de organisaties geredeneerd heeft de ombuiging die bij het UWV gaat komen, grote consequenties voor het aantal Werkpleinen. Die onderzoeken naar re-integratie zijn nu minder interessant omdat er in totaliteit veel minder re-integratiebudget beschikbaar is na uitvoering van het regeerakkoord.
Er werd gezegd dat de werkelijkheid weerbarstig is en dat niet iedereen alles zelf kan. Er werd ook gezegd dat een goede herallocatie van werklozen er niet vanzelf komt. Dat is waar. De situatie voor werklozen is echter wel aan het verbeteren. Gegeven de huidige markt en de huidige regelingen, is op dit moment driekwart binnen een jaar aan het werk. Van de ruim twintig mensen die in de WW komen, is er maar één die uiteindelijk in de bijstand terechtkomt. Mensen die werkloos worden, doen dus nu al veel op eigen kracht. In de toekomst wordt het alleen maar gunstiger voor hen. Nogmaals, we praten over mensen die al gewerkt hebben en gepresteerd hebben. Die kunnen dat dus opnieuw. En ze kunnen ook die overgang in eigen hand nemen.
De heer Ulenbelt was verrast dat ik van het UWV houd. Het zou toch erg zijn als ik niet zou houden van de organisaties waarvoor ik verantwoordelijk ben. Ik moet opkomen voor het algemeen belang en de publieke zaak. Daarvoor heb ik gekozen. Dat is mijn vak. Dat doe ik als politicus, als Kamerlid. Dat heb ik als gemeenteraadslid en als Statenlid gedaan. Dat doe ik als minister. Ik kom op voor het publieke belang. Dat doe ik nooit alleen, maar altijd met anderen, en vooral samen met de ambtenaren die we daarvoor hebben aangesteld. Die doen hun werk en stellen ons in staat om ons werk te doen. Ik houd van die mensen en de organisaties waarin ze werken. Ik kijk graag samen met het UWV op welke manier de uitdaging waarvoor het nu staat, goed gepareerd kan worden. Daarbij moeten we ons realiseren dat er ook in de nieuwe situatie een budget overeind blijft van in totaliteit meer dan 1 mld. per jaar, wat er nu ook gebeurt bij het UWV en welke bezuiniging ook daar nu gerealiseerd moet worden. Daarmee kunnen een heleboel verstandige en goede dingen gedaan worden. We hebben samen nog vele mogelijkheden om daar optimaal gebruik van te kunnen maken.
Met betrekking tot het aantal ontslagen dat bij het UWV zal plaatsvinden, gaat het in de eerste plaats om een vermindering van de arbeidsplaatsen. Vervolgens wordt gekeken hoeveel door natuurlijk verloop kan worden opgevangen. Ik heb al gezegd bij de behandeling van de begroting dat er bij het UWV duizenden arbeidsplaatsen verdwijnen. Bij de SVB verdwijnen honderden arbeidsplaatsen. Ook bij het ministerie van SZW verdwijnen honderden arbeidsplaatsen. Er vinden dus zeer grote ingrepen plaats in de sociale sector.
We weten wat onze internationale verdragen zijn en we weten wat de arbeidsbemiddeling in Nederland is. Bij de arbeidsbemiddeling in de nieuwe opzet wordt alle relevante informatie verzameld. Individuen en uitzendbureaus worden in staat gesteld optimaal gebruik van deze informatie te maken. Informatie en begeleiding wordt via internet beschikbaar gesteld. Bovendien is face-to-facebenadering mogelijk voor de groep die dit specifiek nodig heeft. Ik denk dat deze arbeidsbemiddeling aan alle voorwaarden voldoet.
Het lijkt me verstandig dat mevrouw Koşer Kaya de keuzes die met betrekking tot het UWV – en ik neem aan ook die met betrekking tot de SVB en het ministerie – gemaakt worden zelf wil beoordelen. In maart/april zullen we de Kamer de stukken sturen. Hierin zullen we gedetailleerd inzichtelijk maken wat er moest gebeuren en op welke manier we dat ingevuld hebben. Ik hoop dat de Kamer dan tot de conclusie komt dat we dat op een goede manier gedaan hebben. Dat oordeel laten we graag aan de Kamer.
Staatssecretaris De Krom: Voorzitter. Ik onderschrijf het belang van een visie volledig. De minister gaf al aan dat de taakstelling natuurlijk ook invloed gaat hebben op de Werkpleinen. Over de manier waarop dat uitpakt, wordt de Kamer nog nader geïnformeerd.
De opmerking in het IWI-rapport «Het UWV stuurt niet op professionele herbeoordeling» gaat over de prioritering van de werkzaamheden. Bij de uitvoering van die herbeoordelingen geeft het UWV altijd prioriteit aan de herbeoordelingen op verzoek van de uitkeringsgerechtigden zelf en aan de herbeoordelingen die zijn voorgeschreven op basis van wet- en regelgeving. Daarnaast voert het UWV uiteraard die professionele herbeoordelingen uit.
Ik wil niet in herhaling vervallen. Ik heb al gezegd dat de Kamer ervan op aankan dat ik zal doen wat ik kan om de sociale partners te faciliteren om afspraken te maken over de inzet van mensen die wat verder van de arbeidsmarkt afstaan.
Voor de netto-effectiviteit van de re-integratie verwijs ik naar de brief die ik de Kamer vorig jaar heb gestuurd. Over de onderzoeksopzet en dat soort zaken hebben we al een uitvoerig debat gehad. De Kamer wordt over het verloop hiervan uiteraard op gezette tijden geïnformeerd. Het staat bij ons in ieder geval scherp op het netvlies.
De kwalificaties van de heer Klaver laat ik graag voor zijn rekening. Ik vind het wel opmerkelijk dat ik dat moet zeggen tegen iemand die twaalfenhalf jaar in het vak heeft gezeten.
De voorzitter: Ik bedank de minister en de staatssecretaris voor de beantwoording. Ik heb de volgende toezeggingen genoteerd:
− De minister zal in maart/april een uitwerking van het regeerakkoord over het UWV aan de Kamer toesturen.
− De minister zal de Kamer informeren over de terugvordering bij het UWV inzake de casus van de heer Ulenbelt.
− De minister zal de Kamer in maart informeren over de uitvoering van het project Regelhulp.
− De minister zal de commissieleden deze week een overzicht van de negen pilotprojecten van-werk-naar-werk sturen.
− De staatssecretaris zal de Kamer deze week een voorstel doen inzake de informatievoorziening over SUWI.
− De staatssecretaris zal in maart/april de Kamer informeren over zijn plannen ten aanzien van de Werkpleinen binnen de uitwerking van het regeerakkoord over het UWV.