Vastgesteld 25 mei 2016
De vaste commissie voor Economische Zaken heeft op 13 april 2016 overleg gevoerd met de heer Kamp, Minister van Economische Zaken, over:
− de brief van de Minister van Economische Zaken d.d. 22 december 2015 inzake de voortgangsrapportage Gastvrijheidseconomie (Kamerstuk 26 419, nr. 61);
− de brief van de Minister van Economische Zaken d.d. 18 december 2015 inzake de aanbieding van het Actieprogramma regeldruk winkelambacht (Kamerstuk 32 637/29 515, nr. 221);
− de brief van de Minister van Economische Zaken d.d. 1 maart 2016 inzake de aanbieding van de voortgangsrapportage Actieagenda en sleutelprojecten gastvrijheidseconomie (Kamerstuk 26 419, nr. 62).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Vermeij
De griffier van de commissie, Franke
Voorzitter: De Caluwé
Griffier: Kruithof
Aanwezig zijn vijf leden der Kamer, te weten: De Caluwé, Jasper van Dijk, Monasch, Agnes Mulder en Ziengs,
en de heer Kamp, Minister van Economische Zaken.
Aanvang 14.01 uur.
De voorzitter:
Goedemiddag. Ik heet de Minister van Economische Zaken, zijn ambtenaren en de collega's van harte welkom. Dit debat zal twee uur duren. De spreektijd is vastgesteld op vier minuten per fractie, maar laten we daar vier minuten en vijftien seconden van maken.
De heer Ziengs (VVD):
Voorzitter. Dank voor die vijftien seconden extra. Er is veel goed nieuws vanuit de gastvrijheidssector. Die sector staat garant voor bijna 660.000 werkzame personen. Wij moeten daar trots op zijn en wij moeten die sector koesteren en stimuleren. De Minister die op dit dossier zit, zet gelukkig echt stappen. Neem de ov-kaart voor toeristen. Dit punt uit het AO van vorig jaar, dat mede gedragen werd door de collega's van D66 en CDA, is nu werkelijkheid geworden. Staatssecretaris Dijksma heeft ons laten weten dat de pilot zo spoedig mogelijk van start gaat. Dat is een eerste stap in de goede richting. Is de Minister bereid om dit project vanuit EZ te blijven volgen? Het bevat immers veel economische aspecten.
Is hij ook bereid een bijdrage te leveren om vervolgonderzoek naar de wensen en behoeften van internationale bezoekers ten behoeve van de nationale spreiding mogelijk te maken? Spreiding blijkt hard nodig. Het succes van de komst van toeristen naar Amsterdam lijkt de lokale bestuurders over de schoenen te gaan lopen. In de media komen paniekreacties voorbij. Trolleys moeten eigenlijk voorzien worden van zachte bandjes tegen het lawaai en men denkt zelfs over toeristenvrije zones. Hoe gek kun je het maken? Een economische impuls van deze orde als melkkoe gebruiken voor toeristenbelasting en de toerist vervolgens wegzetten als «lastig». Lekker gastvrij! Nederland is voor buitenlandse toeristen slechts een klein stipje op de kaart. Mijn fractie vindt dan ook dat de inzet moet zijn om spreiding te bevorderen.
En ja, we hebben het al veel en vaker gehad over de toeristenbelasting. Als rijksoverheid gaan we er niet over, maar de VVD-fractie vindt er wel iets van. Veel gemeentes zien toeristenbelasting als stopverf voor de begroting. Stijgingen zijn aan de orde van de dag, maar er is geen beleid aan gekoppeld om deze middelen daadwerkelijk in te zetten voor de gastvrijheidseconomie. Hoewel we er niets over te zeggen hebben, zou het wellicht een goede zaak zijn indien de Minister opnieuw dit signaal afgeeft aan de VNG. Daarnaast stel ik voor dat de Minister jaarlijks een aantal trofeeën uitreikt in de vorm van een ouderwetse pispot in respectievelijk de kleuren goud, zilver en brons. Op die manier kan aan de kaak worden gesteld dat er gemeentes zijn die gruwelijk misbruik maken van dit belastingsysteem.
Tijdens de begrotingsbehandeling is de motie-Bosman over het buitenlandse toerisme (34 300 XIII, nr. 24) ingediend en met brede steun aangenomen. De Minister geeft aan dat hij met een bijdrage van € 400.000 invulling heeft gegeven aan de motie. Dat is een leuke geste, maar ik weet me te herinneren dat deze toezegging in het debat zelf al was gedaan. De motie diende ertoe om ook in de komende jaren te zoeken naar dekking voor het zogenaamde Azië-offensief. Het voorstel dat het NBTC (Nederlands Bureau voor Toerisme en Congressen) hiervoor heeft gedaan, voldoet aan alle vereisten, namelijk een begin- en een eindtermijn, cofinanciering en afrekenbare doelen. Is de Minister bereid om hier nogmaals naar te kijken zodat dit project ook de komende jaren kan worden uitgevoerd? Het gaat namelijk om echte groei, bestedingen en banen. Ook hierop krijg ik graag een reactie van de Minister.
Een groot punt van zorg van de recreatiebranche heeft betrekking op de BAG, de basisregistratie adressen en gebouwen. Er zijn gemeentes die een adres met huisnummer toekennen aan stacaravans die op kampeerterreinen geplaatst zijn. Ze doen dat om meer geld te krijgen van het Rijk, want hoe meer adressen, hoe meer geld. Het gevolg is dat waterbedrijven gebruikmaken van hun recht om aan de hand van die adressen een vastrecht op te leggen voor waterleverantie. Terwijl er vroeger sprake was van een vastrecht op basis van grootverbruik door een camping die vervolgens zelf zorgde voor een netwerk, zien we nu een veelvoudig gebruik van een vastrecht. Dat betekent een enorme kostenverhoging voor de branche. Is het kabinet bereid om dit oneigenlijk gebruik van de BAG door gemeentes een halt toe te roepen en om de Kamer hierover in te lichten?
Ik kom op de Wet werk en zekerheid. Die wet is een monster, een gedrocht. Hij is niet alleen desastreus voor de gastvrijheidssector maar ook voor andere branches. De brieven met voorbeelden stapelen zich op. Dit gaat niet werken. Is de Minister bereid om in navolging van de mogelijkheden die worden geschapen in de agrarische sector, ook voor deze sector een ander beleid af te dwingen met betrekking tot de periode van zes maanden tussen de contracten? Deze sector wil perspectief bieden aan enthousiaste mensen die graag willen werken in de gastvrijheidssector. Een wrakke wet voortkomend uit een overpolderd sociaal akkoord hoort daar niet bij.
Mijn laatste punt gaat over de windmolendiscussie. Motivaction voert op dit moment een belevingsonderzoek uit in opdracht van EZ. De uitkomsten worden half april verwacht. Heeft de Minister al een indicatie van wat dit onderzoek gaat brengen? Gaat hij dit onderzoek ook betrekken bij de verdere besluitvorming?
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Vooral ondernemers in de kustgemeenten maken zich grote zorgen over een mogelijke plaatsing van windmolens binnen de twaalfmijlszone. De VVD-fractie in de Tweede Kamer heeft gezegd dat dit rustig binnen de twaalfmijlszone kan, maar zou het onderzoek van Motivaction voor de VVD-fractie toch een aanleiding kunnen zijn om daarvan af te zien?
De heer Ziengs (VVD):
Ik vraag de Minister of de uitkomsten van het onderzoek misschien perspectief bieden om te bekijken hoe hij daar in de besluitvorming verder mee omgaat. Als daaruit blijkt dat dit misschien desastreus is voor bepaalde sectoren en dat dit niet is meegenomen in de besluitvorming, zullen wij daar zeker discussie over voeren in de fractie.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Ik ben blij met dit antwoord van de VVD-fractie. Die opstelling is minder star dan de opstelling die ik bij haar heb waargenomen tijdens het debat over windenergie op zee. Dat biedt dus perspectief. Ik knoop dat goed in mijn oren.
De heer Monasch (PvdA):
Mijn collega gaf een interessante bespiegeling over de Wet werk en zekerheid. Mijn fractie vindt dat die wet waar mogelijk verbeterd moet worden. Volgens mij is dat ook afgesproken, maar als je afspraken maakt, zitten er natuurlijk meerdere partijen aan tafel. Via MKB-Nederland en VNO-NCW hebben de werkgevers overal mee ingestemd. Kan de heer Ziengs uitleggen wat er bij die werkgeversorganisaties is misgegaan? Hoe komt het dat zij hebben ingestemd met zaken die hun achterban kennelijk niet kenden? Wil de heer Ziens eigenlijk zeggen dat MKB-Nederland en VNO-NCW gewoon niet weten wat er bij hun achterban speelt?
De heer Ziengs (VVD):
Het is net hoe je het formuleert. Ik wil in elk geval aangeven dat het een desastreus vehikel is. Zoals gezegd is het sociaal akkoord zo enorm doorgepolderd dat partijen kennelijk niet voldoende hebben stilgestaan bij de effecten die het heeft voor heel veel branches. Naar aanleiding van het grote aantal reacties dat ik heb gehad, kan ik dus rustig de conclusie trekken dat dit geen goede wet is. Ik weet niet wat de overwegingen van die partijen zijn geweest om hun handtekening eronder te zetten, want ik zat daar niet bij. Ik geef hier alleen aan dat het gewoon niet goed uitpakt.
De heer Monasch (PvdA):
Maar goed, de heer Ziengs zegt dus dat VNO-NCW en MKB-Nederland gewoon niet weten wat er onder hun leden en onder de werkgevers leeft.
De heer Ziengs (VVD):
Ik kies mijn eigen woorden. Ik heb niet gezegd dat het als zodanig geformuleerd moet worden. Zo heb ik het niet geformuleerd, maar ik constateer in ieder geval wel dat de wet, die ongetwijfeld met de beste bedoelingen in elkaar is gezet, zo niet werkt. Daar moeten we wat aan gaan doen.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Voorzitter. Mijn complimenten aan de sector, ook vanwege zijn betrokkenheid bij het debat dat wij hier jaarlijks over hebben. Volgens mij zit de tribune iedere keer hartstikke vol. Dat geeft aan hoe betrokken men is en hoe kort de lijnen tussen Den Haag en de sector zijn. Maar toch is er een belangrijk pijnpunt, namelijk de Wet werk en zekerheid. De heer Ziengs wees daar net ook op. We hebben daar onlangs een brief over ontvangen van gedeputeerde staten van Overijssel. In het NOS-journaal sprak de heer Gerrit-Jan Hagedoorn van de Beerze Bulten in Overijssel over de kwestie dat er veel wordt gewerkt met tijdelijke contracten. Hij gaf daarbij aan dat dit eigenlijk niet anders kan omdat je niemand in dienst kunt nemen en kunt betalen wanneer je tijdens een bepaalde periode geen mensen op je camping hebt. Daarvoor is de overbruggingsperiode gewoon tekort. In de nieuwe wet wordt de wettelijke periode tussen opvolgende contracten verlengd van drie naar zes maanden. Dat is echt een heel erg groot probleem. Dat is niet alleen nadelig voor de werkgevers, onder wie de ondernemers die hier op de tribune zitten, maar ook voor de werknemers, zoals duidelijk bleek uit het NOS-journaal. Die werknemers hebben in principe leuk werk. Zij willen graag werken in de gastvrijheidseconomie, maar zij worden toch gedwongen om een andere baan te gaan zoeken. Volgens ons is dat een gemiste kans. Wij maken ons daar zorgen over. Hoe kijkt de Minister tegen deze wet aan in relatie tot deze sector? Wat doet hij om de situatie te veranderen?
Net als de Minister ziet het CDA kansen voor het meer verspreiden van toeristen over Nederland. Daarmee stimuleer je de lokale economie, het komt de leefbaarheid ten goede en het helpt mee om het voorzieningenniveau op peil te houden. Juist in gebieden die het soms moeilijk hebben, biedt dat ongelofelijk veel kansen. Ik ben zelf natuurlijk in Giethoorn geweest, vlak bij het mooie Assen in Drenthe. Daar zijn kansen voor toerisme, terwijl Amsterdam het toerisme juist een halt wil toeroepen, zoals collega Ziengs al zei. Die spreiding kan dus misschien best veel oplossingen bieden, bijvoorbeeld voor de leegstand van winkelpanden, een probleem dat daar weer mee samenhangt. Wij vinden het belangrijk dat winkelgebieden worden behouden. Dat punt speelt ook bij de bouw van outletcentra. Kan de Minister daar kort op ingaan?
Het afleggen van grotere afstanden kan worden gestimuleerd door goed openbaar vervoer. Daar zijn heel wat stappen in gezet. We hebben daar vorig jaar samen met de andere fracties aandacht voor gevraagd. We zijn blij met de voorlopige uitkomsten, maar kan er wellicht nog meer worden gedaan? Kan er ook een koppeling worden gemaakt met de verhaallijnen waarover de Minister het heeft en waarvoor hij landelijk ruimte wil bieden, onder andere om onze gasten meer over Nederland te verspreiden?
Bij het algemeen overleg over het bedrijfslevenbeleid hebben we het al gehad over Airbnb. Minister Kamp heeft toen toegezegd om in overleg te treden met Minister Blok om iets te doen aan het probleem dat mensen hun woning langer dan 60 dagen verhuren en aan de problemen die omwonenden daardoor ondervinden. Hoe staat het daarmee?
Ik kom te spreken over de Wet markt en overheid. Ondernemers in de recreatiebranche geven aan dat er toch sprake is van oneerlijke concurrentie. Collega Ziengs wees daar ook op. Het zijn bekende punten, waar we het ook vandaag over hebben. Is de Minister met gemeenten in gesprek over deze problematiek? Hoe wil hij die dadelijk aanpakken in de Wet markt en overheid?
Er zou in het voorjaar van 2016 een maatwerkplan komen voor de regeldruk in de gastvrijheidseconomie. Kan de Minister daar iets meer over vertellen? Hoe ver is hij daarmee? Welke punten worden al aangepakt?
Veel bedrijven in de recreatiesector zijn familiebedrijven. Het CDA vindt familiebedrijven van groot belang omdat ze een sterke oriëntatie hebben op de lange termijn. Ze zijn geworteld in de regio, ze zijn vaak solide gefinancierd en ze hechten aan een duurzame relatie met hun medewerkers, zoals net al naar voren kwam in het punt over de Wet werk en zekerheid. Het CDA vindt dat familiebedrijven een centralere plek verdienen in ons economische beleid. Zou de Minister bijvoorbeeld in lijn met de bestaande regeling voor jonge landbouwers willen werken aan een investeringsregeling voor jonge bedrijfsopvolgers? Ook in het hoger onderwijs zou aandacht kunnen worden besteed aan het voortzetten van een bedrijf in plaats van het beginnen van een nieuw bedrijf. Ziet de Minister kansen hiertoe? Ik zie dat ik moet gaan afronden.
De voorzitter:
U bent al ruim over de vier minuten en vijftien seconden heen.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Dan laat ik het hierbij.
De voorzitter:
Die extra seconden kwamen u ook goed van pas.
De heer Monasch (PvdA):
Voorzitter. We zijn zojuist al door de sector ontvangen met een kaart. Net als een nieuwe accu worden we zo opgeladen voor het opstellen van onze verkiezingsprogramma's. We zijn ook uitgenodigd om het gesprek aan te gaan. Iedereen heeft een mooi sandaaltje, een mooie slipper gekregen. Ik geloof dat ze zelfs bijna in de partijkleuren zijn. Ik weet niet of de heer Van Dijk van de SP nu mijn slipper gaat afpikken. Voorlopig houd ik die nog even.
Maar alle gekheid op een stokje, een en ander onderstreept het enorme belang van deze sector. Een sector waarin 68 miljard wordt omgezet en waarin er ruim 660.000 banen zijn – dat is zo'n beetje 6% van het totale aantal banen in Nederland – kan met recht een topsector worden genoemd. Wij moeten daar met veel interesse en aandacht naar kijken. Het is een markt die maar blijft groeien. Hoewel er veel moet verbeteren en er veel klachten zijn, is dat een prettig perspectief. Als we de cijfers mogen geloven, komen er nog ruim 2 miljoen gasten bij richting 2020. Dat betekent een boterham voor iedereen, zowel voor ondernemers als werknemers.
Kan de Minister preciseren waar het beleid zich naar de toekomst toe op richt? Welke toeristen wil hij het liefste hiernaartoe halen? Zijn dat toeristen die veel uitgeven of juist toeristen die geïnteresseerd zijn in instellingen en musea die buiten de Randstad liggen, waardoor die spreiding misschien beter tot haar recht kan komen? Of zegt hij dat elke toerist er één is en dat die dus welkom is en dat hij zich meer richt op een generiek beleid? Kan de Minister dat nog eens voor het voetlicht brengen?
Het woord «spreiding» is al een paar keer gevallen. Wij kijken met begrip maar ook met verbazing naar Amsterdam. Je zou bijna zeggen: dan halen we toch een aantal musea daar weg en zetten we ze ergens anders neer. In Eindhoven zou men immers graag het Van Gogh Museum willen hebben, maar ik heb dat nog niet met mijn fractie afgestemd, dus laat ik dat verder maar even rusten. Ik hoor mensen lachen, maar het wekt natuurlijk wel enige verbazing. Ik spreek met mensen uit de cultuursector vaak genoeg over spreiding van het culturele aanbod. De Randstad wordt buitengewoon goed toebedeeld. We proberen er alles aan te doen om zo veel mogelijk van het culturele aanbod ook in de rest van het land zijn beslag te laten krijgen. Een stad als Eindhoven groeit bijvoorbeeld enorm, maar heeft een heel mager cultureel aanbod. Daardoor oefent de stad minder aantrekkingskracht op toeristen uit. Welke mogelijkheden ziet de Minister om die spreiding meer vorm te geven? Dat kan bijvoorbeeld door toeristen te wijzen op alle mooie dingen die daar te zien zijn. Met het oog daarop is die mooie kaart met al die prachtige lijnen naar het diverse aanbod in Nederland gecreëerd. Ziet de Minister binnen een ruimer kabinetsbeleid mogelijkheden om bepaalde voorzieningen juist in de regio te versterken? Is er voldoende geld binnen het huidige budget om die spreiding voor elkaar te krijgen?
Ik sprak net met een licht serieuze ondertoon over Amsterdam en het Van Gogh Museum. Het ging mij daarbij niet om het Van Gogh Museum, maar om de gedachte dat we het aanbod gewoon nog meer moeten gaan verspreiden als Amsterdam klaagt over het grote aantal bezoekers. Ik ben groot voorstander van meer spreiding. Heeft de Minister daar overleg over met een stad als Amsterdam? Je geeft toch een beetje een raar signaal af aan toeristen als je zegt: jongens, jullie zijn eigenlijk met te veel; we willen jullie liever niet meer? Hoe kijkt de Minister daartegen aan? Heeft hij daar overleg over met bijvoorbeeld de burgemeester van Amsterdam? Die heeft daar immers ook het nodige over gezegd.
Gisteren is aangekondigd dat er een speciale ov-kaart voor toeristen komt. Daar ben ik zeer blij mee, maar ik ga toch even op zijn Hollands vragen hoe de prijs ervan tot stand is gekomen. Naar mijn mening is € 39 nog altijd een stevig bedrag. Ik weet dat je portemonnee tijdens de vakantie altijd iets losser in je binnenzak zit dan op gewone dagen, maar ik had het afgelopen weekend het plezier om het toerisme in New York te mogen stimuleren en ik kreeg daar een metrokaart voor zeven dagen voor ongeveer € 26. Die metrokaart beslaat ongeveer het gebied van Nederland. Kan de Minister nog eens aangeven hoe die prijs tot stand is gekomen? Is die prijs aantrekkelijk genoeg is voor toeristen?
Ik zie dat de voorzitter wil dat ik ga afronden, dus ik kom op mijn laatste vraag. Hoe verhoudt deze ov-kaart zich tot andere kaarten? Als je hem eenmaal hebt gekocht, mag je dan dwars door gebieden in Amsterdam reizen waar weer aparte ov-kaarten voor gelden? Is de ov-kaart echt voor het hele land en voor elke vorm van openbaar vervoer geldig of moet je weer elders supplementen of andere kaarten gaan kopen?
De heer Jasper van Dijk (SP):
Voorzitter. Het toerisme in Nederland is succesvol en dat is goed. De discussie over spreiding is daar direct aan gekoppeld. Ik sluit mij dan ook aan bij de vragen van de heer Monasch, ook op het punt van cultuur. Niet alles moet in de Randstad zijn gevestigd; het is ook belangrijk dat er een goed aanbod van cultuurvoorzieningen in de regio is. De Minister heeft het Nederlands Bureau voor Toerisme en Congressen, het NBTC, gevraagd om met een opzet te komen om toerisme meer over Nederland te spreiden. Dat heeft geleid tot een plan waarin Nederland als grote stad met een aantal denkbeeldige metrolijnen wordt neergezet. Dat is heel mooi. Wij hopen dat die verhaallijnen tot iets moois gaan leiden, maar het valt ons op dat die trips, de daarop afgebeelde lijnen, erg gericht zijn op historische attracties. Dat is terecht. Er is ook een shoppinglijn, maar is het de Minister opgevallen dat attractieparken zoals de Efteling en de dierentuinen in Emmen en Arnhem, er niet op staan? Hoe kijkt hij daartegen aan? Is het een optie om die aan de kaart toe te voegen?
Mijn collega Gesthuizen heeft in 2014 gesproken over een aparte handelsmissie speciaal gericht op de toeristische sector. De Minister heeft toen gezegd: laten we bekijken of we volgend jaar zoiets kunnen doen. Is deze handelsmissie al uitgevoerd? Zo nee, is de Minister dan bereid om alsnog zo'n handelsmissie te organiseren, bijvoorbeeld naar de ons omringende landen? Toeristen uit die landen richten zich veel meer op het hele land dan toeristen uit Azië of de VS. Daarmee sla je dus twee vliegen in één klap: én het bevordert toerisme, én het zorgt voor spreiding. Kan de Minister toezeggen dat hij, wellicht met zijn collega voor Buitenlandse Handel, Minister Ploumen, zo'n handelsmissie opzet in het kader van de gastvrijheidseconomie?
Als inwoner van Amsterdam kan ik ook zeggen dat spreiding belangrijk is. Het begint behoorlijk druk te worden. De discussie is deze week volop van start gegaan, ook in de media. Neem de verhuur van appartementen. Die vindt tegenwoordig vooral plaats via Airbnb. De gemeente probeert dat in goede banen te leiden. Airbnb betaalt in Amsterdam netjes toeristenbelasting. Het gaat jaarlijks om maar liefst 5,5 miljoen euro. De gemeente probeert te zorgen voor de handhaving, zodat appartementen niet het hele jaar door verhuurd worden en overlast gemeld kan worden. De Minister werkt hieraan mee, zo bleek twee maanden geleden, maar krijg je die problemen niet ook in andere Nederlandse steden als je het toerisme meer gaat spreiden? Er is nu vaak geen gelijk speelveld voor de traditionele hotels aangezien voor Airbnb-appartementen, zeker in de andere steden, geen toeristenbelasting wordt betaald. Wij krijgen daar klachten over. Ziet de Minister op dit punt een rol voor zichzelf weggelegd? Ziet hij bijvoorbeeld een mogelijkheid om het Amsterdamse Airbnb-model toe te passen op heel Nederland? Zou hij hierover in overleg willen treden met Airbnb?
Kan de Minister zijn mening geven over de discussie rondom de drukte in Amsterdam? Er zijn voorstanders die zeggen dat er helemaal niet zo veel toerisme is in Amsterdam. Anderen zeggen dat er te veel toerisme is. Ikzelf sta wat meer aan die kant en het verbaast mij bijvoorbeeld dat er nog steeds volop promotie plaatsvindt in de stad Amsterdam. Denk aan de campagne I amsterdam. Ik begrijp dat dit uiteraard een gemeentelijke kwestie is, maar de Minister heeft daar wellicht ook een oordeel over. Zou je dat geld niet veel beter kunnen besteden?
De voorzitter:
Hiermee zijn we gekomen aan het einde van de eerste termijn van de Kamer. De Minister geeft aan dat hij meteen kan antwoorden.
Minister Kamp:
Voorzitter. De heer Monasch schetste al even het algemene beeld van de gastvrijheidseconomie. Binnenlands en buitenlands toerisme in ons land zijn een belangrijk onderdeel daarvan. De totale omzet van de gastvrijheidseconomie in Nederland is 68 miljard op jaarbasis. Daar valt alles onder, bijvoorbeeld ook als we zelf naar de bioscoop gaan of iets gaan eten in een cafetaria of restaurant. De heer Monasch wees erop dat er inmiddels 600.000 banen in deze sector zijn en dat het om 6% van onze banen gaat. In totaal zijn er 10 miljoen banen in Nederland. Deze sector is dus van groot belang voor de Nederlandse economie en het toerisme is een steeds belangrijker onderdeel daarvan. Nederland is een aantrekkelijk toeristisch product. Er is een flinke groei. Het buitenlandse toerisme is op dit moment goed voor een omzet van 16 miljard. 50% van al het toerisme dat in Nederland plaatsvindt, komt uit het buitenland; de andere 50% is afkomstig uit ons eigen land. Al met al zijn het indrukwekkende cijfers, zeker gelet op de groei die erin zit. 2015 was toch echt geen jubeljaar in de wereldeconomie, maar het aantal toeristen dat vanuit het buitenland naar Nederland kwam, nam toen toch toe met 7%. Dat is veel.
De heer Monasch zei dat er tot 2020 een groei van 20% wordt voorspeld. Dat is erg optimistisch. De verwachting is dat we doorgroeien naar 16 miljoen. Dat is alweer een flinke vooruitgang. De grootste procentuele groei komt op dit moment vanuit Aziatische markten. In de eerste plaats komt dat doordat Nederland veel te bieden heeft. Nederland heeft veel te bieden, als samenleving, als land zoals het door de eeuwen heen gegroeid is en als product zoals het nu wordt neergezet door ondernemers. Dat komt in Azië steeds meer aan. Vorig jaar zijn er 300.000 Chinezen meer naar ons land gekomen. De groei van het aantal Chinezen dat naar Nederland komt, ligt op 21%. Het NBTC is heel actief in China geweest. Ik heb het daarin kunnen ondersteunen tijdens een bezoek aan China. We hebben toen samen meegedaan aan manifestaties. Mede dankzij de activiteiten van het NBTC wordt dit soort resultaten bereikt.
Als gevolg van het succes van Nederland en van Amsterdam – de Amsterdammer Van Dijk wees daar al op – zijn we nu ook bezig om ervoor te zorgen dat toeristen meer verspreid worden over Nederland. Ik zeg «we», maar met name het NBTC, de provincies en de ondernemers in de toeristische sector zijn daarmee bezig. Er zijn goede kansen om dat te bewerkstelligen. Het is niet het hele jaar door mooi weer, maar ook als het in onze ogen slecht weer is, is er toch nog het nodige te doen in Nederland. We denken dat er kansen zijn om de toeristenstroom meer over het jaar en meer over het land te verspreiden. Daar waar initiatieven worden genomen en kwaliteit wordt geboden, worden heel inspirerende resultaten geboekt. We spreken vaak over Giethoorn. Ik denk dat dit terecht is. Het wordt daar echt goed aangepakt. Giethoorn is in staat om zichzelf op de kaart te zetten, zelfs in China. Heel veel andere plekken in Nederland hebben ook die mogelijkheid. Zoals u weet, woon ik in het oosten van het land. Hetgeen Deventer en Zutphen te bieden hebben, is voor toeristen uit de hele wereld interessant. Je kunt je voorstellen dat veel meer plaatsen in heel Nederland aantrekkelijk zijn voor toeristen. Ik denk dat het NBTC daar heel goed op reageert door met verhaallijnen te werken.
Er is door de sector een actieagenda opgesteld. Vertegenwoordigers uit de sector hebben mij een paar jaar geleden laten weten dat de topsectorenaanpak van Nederland hun wel beviel en dat zij een vergelijkbare aanpak wilden opzetten. Zij hebben daaraan gewerkt en zij zijn met een actieagenda gekomen. In die actieagenda staat de ambitie beschreven dat Nederland in 2025 wereldwijd op de kaart moet staan als de bestemming met de grootste diversiteit aan belevenissen per vierkante kilometer. Ik denk dat dit mogelijk is. Nederland is een heel dichtbevolkt land met een klein oppervlak. Het heeft een lange, interessante geschiedenis. Heel veel dingen in de natuur zijn bewaard gebleven en de laatste jaren verder ontwikkeld. We hebben veel te bieden. De ambitie voor 2025 lijkt mij daarom realistisch. De sector wil daar een actieagenda aan koppelen en heeft een aantal projecten opgezet. Een daarvan houdt in dat er verhaallijnen worden neergezet. Een bezoek aan het Van Gogh Museum in Amsterdam kun je bijvoorbeeld heel goed combineren met een bezoek aan Arnhem. In het Kröller-Müller Museum zijn ook geweldige dingen van Van Gogh en andere kunstenaars te zien. Je kunt ook naar Brabant gaan, waar Van Gogh lang heeft gewoond en waar ook andere dingen te beleven zijn. Met zo'n verhaallijn trekken mensen uit Amsterdam het land in. Zo zijn er veel meer ideeën ontwikkeld. Denk aan het project Hanzesteden – ik noemde er net al twee – en de projecten Waterland en Dutch Cuisine. Mondriaan is gekoppeld aan Dutch Design. Er zijn ook veel castles en countryhouses in Nederland. Daar wordt ook een verhaallijn van gemaakt. Ik denk dat de aanpak met verhaallijnen een goede aanpak is. Die is erg kansrijk en kan goed worden weggezet in het buitenland. Ik verwacht dat het resultaat daarvan zal zijn dat er in de komende jaren meer spreiding over Nederland zal plaatsvinden.
In de actieagenda wordt bijzondere aandacht besteed aan de nationale parken. Het Nationaal Park De Hoge Veluwe is een spectaculair park, ook mondiaal gezien. Het heeft heel veel te bieden en je kunt het ook per fiets verkennen. Denk ook aan het museum dat er is. De Hoge Veluwe is een heel mooi park, maar we hebben nog twintig andere parken in Nederland en die zijn ook interessant. Er wordt daar ook gewerkt aan verdere kwaliteitsverbeteringen. De nationale parken in Nederland worden als merk neergezet. Dat is weer een extra attractie in Nederland, die ook aantrekkelijk is voor het binnenlandse toerisme.
In het kader van de actieagenda is besproken dat de overheid op een aantal punten samen met het bedrijfsleven verbeteringen kan realiseren. Het bedrijfsleven heeft aandacht gevraagd voor de regeldruk. Vanuit Economische Zaken hadden we al de opzet geformuleerd dat iedere sector die belangstelling heeft voor vermindering van de regeldruk zich bij ons kan melden. Wij bekijken dan samen met de sector tegen welke regels men precies aanloopt en wij zoeken daar vervolgens een oplossing voor. Dat project wordt ondersteund door Patrick van Domburg, oud-wethouder van Zoetermeer en tegenwoordig burgemeester. Hij doet dat heel goed. Hij zorgt ervoor dat de verbindingen die moeten worden gelegd om dit project tot een succes te maken, worden gelegd. Hetzelfde gaan we doen in de gastvrijheidseconomie als geheel. We gaan bekijken hoe we in afzonderlijke sectoren als de evenementsector, de recreatiesector, de watersportsector en de horeca, de regeldruk bespreekbaar kunnen maken en samen kunnen aanpakken. Daar zijn we op dit moment druk mee bezig. De resultaten daarvan verwachten we voor de zomer.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Ik meen dat het actieplan al in het voorjaar van 2016 naar de Tweede Kamer zou komen, maar de Minister heeft het nu over de zomer. Waren er zulke grote hobbels op de weg dat uitstel nodig is? Waar ligt dat aan?
Minister Kamp:
De actieagenda is er al. Ik heb het nu over regeldruk en die wordt per sector bekeken. Nadat de sector zich gemeld heeft en we de zaak samen verkend hebben, zijn we nu bezig om het hele traject te doorlopen, zoals ik net al zei. De Kamer zal de resultaten daarvan voor de zomer ontvangen. Dat is wat ik hierover kan melden.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Ik refereerde even aan de brief van de Minister. Op pagina 4 van de Kamerbrief over toerisme en recreatie van 22 december (26 419, nr. 61) staat dat het actieprogramma regeldruk bedrijven in het voorjaar van 2016 zou worden opgemaakt. Nu begrijp ik eigenlijk van de Minister dat dit naar achteren wordt geschoven. Ik vraag mij af wat de achtergrond daarvan is. Als dit niet op een specifiek punt ziet, hoop ik dat de Kamer het actieprogramma toch zo snel mogelijk ontvangt.
Minister Kamp:
Ach, wat is naar achteren schuiven? Mijn grote doel is niet om iets naar de Kamer te sturen maar om iets te bereiken in de sectoren waar de mensen ermee te maken hebben. Bedrijven hebben gemeld dat zij last hebben van regeldruk. Zij denken dat het beter kan en hebben daar ideeën over. Vervolgens heb ik die zaken met hen doorgenomen. We nemen dat allemaal serieus en we zijn daarmee bezig. We hadden eerst ingeschat dat de resultaten daarvan er in het voorjaar zouden zijn, maar we denken nu dat dit voor de zomer zal zijn. Ik denk niet dat de Kamer heel veel verdriet hoeft te hebben over dat verschil.
De heer Ziengs (VVD):
In lijn daarmee ben ik even benieuwd naar de positie die de Minister inneemt in de discussie over het ondernemingsdossier. We hebben destijds een doelstelling geformuleerd. In de stukken lees ik niet terug wat de stand van zaken op dat punt is. Kan de Minister daar iets over zeggen? Dit is immers echt een instrument om de regeldruk te verminderen.
Minister Kamp:
Dat is een aparte discussie. Dat punt is niet geagendeerd. Ik heb daar op dit moment geen nieuws over te melden. Wij zijn van plan om het ondernemingsdossier in een breder kader neer te zetten zodat het voor alle ondernemers toegankelijk wordt. Wij zijn dat aan het uitwerken. Het is een onderdeel van de dingen die wij doen om ICT bij de overheid steeds meer te benutten. Wij proberen daar steeds beter gebruik van te maken, vooral ook in het belang van ondernemers. De Kamer zal daar op enig moment een rapportage over ontvangen, zoals afgesproken. Naar aanleiding daarvan kunnen wij dan apart over dit onderwerp spreken.
Het is misschien goed om de maatwerkaanpak meteen mee te pakken. Mevrouw Mulder zei dat er in de steden een probleem is vanwege de leegstand van winkelpanden. Dat is zeker waar. De leegstand in de binnensteden is een groot probleem. Het is te groot om dat in dit overleg over de gastvrijheidseconomie te bespreken, maar als binnensteden minder aantrekkelijk zijn, dan heeft dat inderdaad ook effecten op het toerisme. Dat is een extra reden om ons in te zetten om de binnensteden weer aantrekkelijk te maken en aantrekkelijk te houden. Dat moet in de eerste plaats door de gemeenten zelf worden gedaan, maar ik heb daar ook een organisatie op gezet. Gemeenten kunnen zich aanmelden bij de organisatie van de Retailagenda. Die denkt vervolgens met hen mee en probeert per gemeente tot een specifieke aanpak te komen waarmee de kansen kunnen worden benut en de problemen kunnen worden opgelost. Het gaat er dan vaak om dat je indikt, dat je de zaak compacter maakt, dat je de straten die naar het centrum voeren saneert en dat je activiteiten onderbrengt in het compacte centrum waar panden leegstaan. Het is een moeilijk proces, omdat er vastgoedeigenaren bij betrokken zijn en omdat winkeliers lang proberen om zelf hun problemen op te lossen voordat ze eraan toe zijn om mee te werken aan gezamenlijke afspraken. We moeten daarin zoeken naar evenwicht. Er vindt een verschuiving naar online kopen plaats. Daarbinnen zien we op dit moment een verschuiving naar het buitenland. Over dat proces moet zeker nog een keer een apart overleg met de Kamer plaatsvinden. Ik zal daarin dan ook vertellen hoe het gaat met onze Retailagenda en waarom we nadenken over een intensivering van de aanpak op dat gebied.
Ik denk dat de binnensteden winst kunnen behalen door zich op ambachtelijke ondernemers te richten. De bakkers, de kappers, de slagers, de bloemisten en de schoenherstellers ervaren bij het uitoefenen van hun ambacht ook problemen met regeldruk. Wij zijn daar specifiek mee bezig. Eind vorig jaar heb ik de Kamer het Actieprogramma regeldruk winkelambacht toegestuurd. Dat zal mevrouw Mulder zeker niet ontgaan zijn, want zij houdt dat soort dingen altijd heel goed bij. Ik heb daarbij ook aangegeven hoe wij samen met en toegespitst op deze sector proberen om tot verbeteringen te komen.
In het vorige overleg in dit verband is de ov-kaart nadrukkelijk aan de orde gekomen. Ik stel het op prijs dat de woordvoerders zich daar positief over uitlaten. Wij hebben hiermee een eerste, belangrijke stap gezet. Als Rijk kunnen wij niet zeggen wat openbaarvervoerbedrijven moeten doen, want zoals het woord al zegt, zijn openbaarvervoerbedrijven bedrijven. Zij hebben een eigen verantwoordelijkheid en zij kunnen besluiten om dingen wel of niet met elkaar af te spreken. Wij hebben intensief gesproken met de openbaarvervoerbedrijven. Met name mijn collega van I en M heeft dat gedaan. In het Nationaal Openbaar Vervoer Beraad zijn de openbaarvervoerbedrijven nu samen tot een goede aanpak gekomen. Voor € 39 kun je een kaart kopen waarmee je in heel Nederland, dus van Middelburg tot Maastricht en van de metro in Amsterdam tot in Delfzijl, uit de voeten kunt. Die kaart is geldig op de dag van aankoop en kan tot 02.00 uur 's nachts worden gebruikt. Als je per se voor 09.00 uur 's morgens in de spits wilt reizen, betaal je € 59. Je weet dan immers dat je gebruikmaakt van de schaarse capaciteit in de spits. Er komt een aparte regionale kaart voor de provincie Zuid-Holland. Amsterdam heeft ook voorzieningen getroffen. Er is een Engelstalige website waarop je tickets kunt kopen en er zijn aparte balies op Schiphol waarbij je dat kunt doen. Daarnaast kunnen toeristen eenmalig vervoersbewijzen kopen door gebruik te maken van de automatische voorzieningen die daarvoor zijn gecreëerd. Zij kunnen ook met een creditcard betalen. We denken dat we dankzij de openbaarvervoersbedrijven een goede, belangrijke eerste stap hebben gezet. Ik ben van plan om dit al na een jaar samen met hen te bekijken. Wat wilden we hiermee bereiken en is dat gelukt? Zijn er nog verbeteringen mogelijk en, zo ja, op welke manier?
Een van de leden, ik dacht de heer Monasch, heeft gevraagd hoe de prijs tot stand is gekomen. Die prijs is tot stand gekomen doordat de vervoersbedrijven hebben bepaald dat dat de prijs zou moeten zijn. Ze hebben dat gerelateerd aan hun andere prijzen. Ook is rekening gehouden met de wisselwerking die er zou kunnen zijn tussen mensen uit Nederland die een kaart kopen en mensen uit het buitenland die een kaart kopen. Dat moet allemaal met elkaar in verhouding zijn. Er is ook gekeken naar het gebruik in de spits. Uiteindelijk zijn deze prijzen er uitgekomen. Tot zover mijn beantwoording over de openbaarvervoersvoorziening, voorzitter. Dat is een belangrijke voorziening, zeker als je Nederland, breder dan Amsterdam, door de buitenlandse toeristen wilt laten ontdekken.
Ik kom op de specifieke vragen, te beginnen met die van de heer Ziengs. Ik ben reeds ingegaan op de woorden van de heer Ziengs inzake de spreiding van toeristen over Nederland. Op dat punt ben ik het zeer met hem eens. Wat de toeristenbelasting betreft zijn er wat dingen gaande die ook de heer Ziengs onder ogen zal zien, zo schat ik in, namelijk dat wij op dit moment onderzoeken of het mogelijk is om met een verschuiving van het belastinggebied richting gemeenten te komen. Dat betekent een lagere inkomstenbelasting. In plaats daarvan worden er hogere en/of meer belastingen geheven door de gemeenten. Dat wordt op dit moment verkend door de Staatssecretaris van Financiën, samen met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Zij hebben gezegd – zo zeg ik specifiek tot mevrouw Mulder – de Kamer hierover voor de zomer van 2016 te informeren.
De gemeenten krijgen hiermee meer vrijheid en kunnen dan bepalen of ze een bepaalde belasting wel of niet willen heffen en, als ze die willen heffen, hoe hoog ze die willen laten zijn. Ze zullen ook minder geld uit het Gemeentefonds krijgen. Dan komt er ook druk te staan op de belastingen. Dat zou weleens wat anders kunnen zijn dan de lijn die de heer Ziengs met betrekking tot de toeristenbelasting voor ogen heeft. Ik denk dat hier echt geldt dat de gemeente het zelf uitmaakt. Je moet als gemeente zelf bekijken welk profijt je hebt van toeristen, welke kosten er moeten worden gemaakt en hoe je daarop wilt reageren. Welke kosten wil je door je eigen inwoners laten dragen en welke kosten wil je door de toeristen, die van voorzieningen gebruikmaken, laten dragen? Ik ben op dit moment niet van plan om daar, los van het proces dat ik net heb aangegeven, tussen te gaan zitten. Dit is echt de verantwoordelijkheid van de gemeenten zelf.
De heer Ziengs maakte een opmerking over de motie-Bosman (34 300 XIII, nr. 24), die was bedoeld om extra geld beschikbaar te stellen voor het NBTC. De heer Ziengs zei dat ik in een debat al wat had toegezegd en dat deze motie er vervolgens is gekomen. Dat is echter gebruikelijk hier. Ik zeg iets toe in een debat en dan krijg ik hetzelfde vervolgens toch nog een keer in een motie te horen. Dat is toch niet bijzonder?
De voorzitter:
Ik denk dat daar een interruptie op komt van de heer Ziengs.
De heer Ziengs (VVD):
Ik weet dat ik beperkt ben in mijn interrupties, dus ik was al druk aan het schrijven voor mijn tweede termijn. Anders ben ik er zo doorheen. We mogen toch in totaal twee interrupties plaatsen?
De voorzitter:
Drie toch?
De heer Ziengs (VVD):
Drie? Whatever. Laat ik deze dan eerst even pakken. Ik vind het een prachtig argument, maar ook de Minister weet dat als er binnen een debat een keiharde toezegging wordt gedaan, het vrij simpel is. Dan ga je daarover niet weer een motie indienen. Het is goed gebruik bij de VVD-fractie om dat niet te doen. Dat is nu ook niet gebeurd. In het debat is toen aangegeven dat het geld beschikbaar gesteld zou worden. In de motie wordt voorgesteld om ook in de toekomst te bekijken of er middelen kunnen worden gevonden om het Azië-offensief in te zetten. Ik vind het heel charmant dat dan wordt geschreven dat die vier ton nu ter beschikking is gesteld, maar mijn vraag is heel helder. Ziet de Minister, ook gezien het enthousiasme van de Chinezen die naar Nederland toe komen, mogelijkheden om hier toch nog iets extra's te doen?
Minister Kamp:
Nou ja, iets extra's … Ik heb al gezegd dat we tot € 300.000 extra zijn gekomen, oftewel 21%. Daar is dus al wat spectaculairs gaande. De vraag of daarbovenop weer iets extra's zou moeten, kun je met elkaar bespreken. Ik denk dat het iets is wat we ernaast geven en wat geleidelijk moet worden ingepast. De motie is er gekomen. Vervolgens is er een voorjaarsnota geweest, die heeft geleid tot besluitvorming in de Kamer. Daarbij is een bedrag van € 400.000 extra beschikbaar gesteld. Met dat geld is een aantal activiteiten ondernomen, waarbij met name de provincies betrokken zijn. Ik heb met alle provinciale bestuurders gesproken die verantwoordelijk zijn voor toerisme. Die hebben er nog eens € 300.000 bijgelegd. Op die manier is er een bedrag van € 700.000 extra beschikbaar gekomen. We moeten ons ook realiseren dat er voor het NBTC weliswaar minder geld dan in het verleden, maar toch nog een bedrag van 8,5 miljoen structureel per jaar beschikbaar is. Voor de voorbereidingen voor de begroting voor 2017 heb ik al een heleboel werk moeten verrichten, maar dat werk ging alleen nog maar over minder geld en niet over meer geld. Ik heb dus niet meer geld te verdelen. Naast de bedragen die ik net noemde, verricht het NBTC nog een aantal activiteiten zoals de Holland Shopping Alliance en een destination support program. Wij denken dat op grond van die activiteiten ook meer geld vanuit het bedrijfsleven, vanuit derden, kan worden aangetrokken. Dat geeft ook weer extra ruimte. Het is mijn voornemen om optimaal gebruik te maken van de middelen die beschikbaar zijn gesteld, met name het grote bedrag dat jaarlijks structureel beschikbaar is, en om zo veel mogelijk samenwerking te organiseren en derden erbij te betrekken, zoals andere overheden, om er uiteindelijk het maximale effect uit te halen. Gezien de resultaten lukt dat tot dusverre.
De heer Ziengs (VVD):
Ik voelde eerst wat weerspannigheid bij de Minister, maar in de beantwoording wordt het ei volgens mij uiteindelijk gelegd. Cofinanciering is heel belangrijk. Het ging mij er echter met name om dat het een begin en een einde heeft. Het is echt een project. Ik voel nu aan bij de Minister dat hij het vinden van participanten toch wel ondersteunt, weliswaar op een andere manier, dus niet direct in geld maar wel in inzet van het ministerie.
Minister Kamp:
Ik heb veel plezier in het samenwerken met het NBTC. Ik vind dat het NBTC het goed doet. Ik vind dat het geld eraan goed besteed wordt. Er worden goede activiteiten ontwikkeld. We kunnen ook veel samen doen. Ik denk eveneens dat de samenwerking met de provincies en gemeenten kansrijk is. Als het NBTC in staat is om eraan bij te dragen dat toeristen niet alleen vanuit het buitenland naar Nederland komen, maar ook vanuit Amsterdam verder het land ingaan, is het heel redelijk om van provincies en gemeenten en ook van ondernemers die ermee te maken hebben, te verwachten dat zij zich daar vervolgens ook bij betrokken voelen en er ook financieel aan bijdragen. Om dat te ondersteunen, werk ik met plezier samen met het NBTC, ook richting de gemeenten, de provincies en derden. Ik werk ook met het NBTC samen bij missies in het buitenland. Ik zal daar zeker mee doorgaan.
Nu ik het over missies in het buitenland heb, reageer ik meteen ook even op het punt van de heer Van Dijk. Hij zei dat er aparte handelsmissies moeten worden georganiseerd. Dat is zeker waar. Ik zie de meeste mogelijkheden in het bij bestaande handelsmissies aandacht vragen voor de toeristische mogelijkheden van Nederland. Ik heb dat ook gedaan in Azië, aanvullend op de activiteiten van het NBTC zelf; op verschillende plekken in China maar ook in Korea en Japan, alsmede in landen in het Midden-Oosten. Daar gaan we zeker mee door. Mijn collega Ploumen, die het voortouw heeft bij de handelsmissies en dat volgens mij heel goed doet, is ook daarmee bezig. Ook gebruiken wij steeds de mogelijkheden die er zijn bij de staatsbezoeken. Bij dit soort activiteiten werken we ook samen met KLM. Er zijn afspraken gemaakt met Japanse touroperators. Ik ben van plan om voor het lopende jaar, maar ook voor het volgende jaar, zowel te bekijken hoe we dit bij bestaande missies kunnen voortzetten als te bezien of aanvullend daarop – zoals ik al eerder heb toegezegd – een aparte missie zinvol zou zijn. Ook zo'n aparte missie is geen doel op zichzelf. Het gaat erom dat je de loop erin houdt. Ik heb al gezegd dat het buitenlands toerisme vorig jaar een groei van 7% kende, waaronder 21% groei bij de Chinezen. We hebben de loop er dus goed in. De aanpak nu, gecombineerd met de bestaande handelsmissies, is succesvol. Hoe dat eventueel kan worden aangevuld met een aparte handelsmissie laat ik even boven de markt zweven.
Voorzitter. Ik ben nog steeds bezig met de vragen van de heer Ziengs. Hij sprak over een situatie die zich voordoet, waarbij hij de provincie niet noemde. Hij krijgt dat woord misschien wat minder makkelijk over zijn lippen dan het woord Drenthe, maar in dit geval gaat het over Zeeland. De heer Bosman heeft daar weer wat minder moeite mee. In Zeeland doet zich inderdaad de situatie voor dat er stacaravanparken zijn waar iedere stacaravan als een gebouw wordt aangemeld voor het register waarop de heer Ziengs doelde. Vervolgens mag dan ook voor iedere stacaravan het bedrag voor de wateraansluiting worden betaald. Het is niet de bedoeling dat dit zo gaat. Dat is ook duidelijk gemaakt. Hierover zal nog wel het een en ander aan overleg moeten plaatsvinden, maar mijn collega van I en M heeft daarover geen misverstand laten bestaan.
De heer Ziengs heeft zich met grote woorden – vond ik – uitgelaten over de Wet werk en zekerheid, waaraan fracties van zijn partij overigens steun hebben gegeven, zowel in de Tweede Kamer als in de Eerste Kamer. Het is dus een wet die er is en waarmee op dit moment ervaringen worden opgedaan. De heer Ziengs zegt dat de ervaringen die worden opgedaan in deze sector, geen goede ervaringen zijn. Hij zegt dat er mensen zijn die een deel van het jaar, met name in het late voorjaar, de zomer en het vroege najaar, werk hebben in deze bedrijven maar in de wintermaanden niet. Zij zouden ieder jaar opnieuw in dienst moeten kunnen worden genomen.
Je kunt daar op verschillende manieren tegen aankijken. Ik weet niet wat die mensen in de winter doen. Een aantal zal een andere baan hebben. Dat is mooi, maar als je alleen een zomerbaan hebt, dan is dat natuurlijk niet ideaal. Je moet gewoon het hele jaar door voor je eigen inkomen zorgen. Die overwegingen spelen daarbij een rol. Mijn collega van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft terecht gewezen op de mogelijkheden die de wet kent om binnen sectoren maatwerk te leveren als daartoe noodzaak is. Hij heeft ook een verkenner aangesteld, Lodewijk de Waal, die dat onderzoekt. Hij kan dit ook voor deze sector onderzoeken. Het lijkt me zeker nuttig om te bekijken of er zich knelpunten voordoen die niet redelijk zijn en waarvoor een oplossing moet worden gezocht. Ik denk dat dat binnen de wet mogelijk is. Ik weet dat dit de aandacht heeft van mijn collega van SZW, maar ik zal het er nog eens met hem over hebben.
De heer Ziengs gebruikte grote woorden. Hij gebruikte zelfs het woord «desastreus» – hij zei daar nog bij: misschien – met betrekking tot de windmolens op zee. Daar kijk ik iets anders tegen aan. Als je ziet wat nu de plannen zijn voor windmolens op zee, namelijk dat er op 18,5 kilometer van het strand windmolens komen te staan, heb ik niet de indruk dat het desastreus zal zijn. Dat komt ook niet naar voren. De onderzoeken die daarover informatie zouden kunnen opleveren zijn niet dik gezaaid, maar geven geen aanleiding om dat te veronderstellen. Er is een onderzoek gedaan, specifiek gericht op de Nederlandse kust, maar dat vond ik niet voldoende. Er wordt dus aanvullend onderzoek gedaan naar windmolens voor de kust. Uiteindelijk zal in de loop van dit voorjaar een besluit worden genomen wanneer er een structuurprogramma moet worden vastgesteld. Die procedure komt dus helemaal nog.
Voorlopig is de lijn van het kabinet – maar die zal dus nog nader worden besproken – dat wij het niet nodig vinden om als Nederlandse samenleving over een periode van vijftien jaar 3 miljard euro extra uit te geven om windmolens op 23 kilometer afstand te krijgen in plaats van op 18,5 kilometer. Daarvan zien wij de noodzaak niet in. We denken ook niet dat de gevolgen voor de sector die het aangaat zodanig ernstig zullen zijn dat er een andere lijn zou moeten worden gekozen. We zullen de uitkomsten van het onderzoek afwachten en daaruit dan conclusies trekken. Op dit moment wordt ingeschat dat de effecten liggen tussen 0% en 10%. Ik schat zelf in, als ik alles goed heb gelezen en tot me neem, dat er geen effect is of dat het effect zeer gering zal zijn. We zullen het zien in de verdere besluitvorming.
Ik kom bij de vragen van mevrouw Mulder, die ook over de Wet werk en zekerheid sprak, alsmede over de windmolens en de spreiding van toeristen. Ook sprak zij over Airbnb. Zij wil weten hoe het staat met het overleg dat daarover plaatsvindt. Als het gaat om Airbnb zien wij de allerergste druk in de gemeente Amsterdam. Deze gemeente is ook het verste in het loslaten van beleid hierop. Dat moet ook, want het heeft helemaal geen zin om hierop landelijk beleid los te laten. De situatie in de ene stad of het ene dorp is namelijk onvergelijkbaar met die in de andere stad of het andere dorp. Dat moet echt per gemeente gebeuren. Gemeenten kennen de situatie ter plekke en weten wat daar het beste kan gebeuren.
In alle gevallen lijkt mij dat er in ieder geval een heel duidelijke grens moet zijn tussen het informeel verhuren van je huis gedurende een klein deel van het jaar, bijvoorbeeld als je zelf met vakantie bent, en het professioneel verhuren van je huis. Zodra je het professioneel verhuurt, moet je voldoen aan de regels voor de professionele verhuur. Zolang je het informeel op kleine schaal doet, kan het op een andere manier worden benaderd. De mensen willen tegenwoordig via internet op verschillende manieren delen. Soms gaat het over taxi's, soms over vakantiehuizen. Daarop moet je inspelen. Dat gebeurt op dit moment ook. Wij denken dat een meldplicht en dergelijke niet nodig is, dat we daarmee te ver gaan, maar we denken wel dat het verstandig is dat hiervoor samen met Amsterdam, die hierin het verste is, beleid wordt ontwikkeld. Vervolgens kunnen andere gemeenten daaraan een eigen gevolg geven. Om dat te ondersteunen ben ik van plan om hierover zowel met geïnteresseerde gemeenten als met Airbnb overleg te voeren. Ik heb al een nota daarover aan de Kamer gestuurd. Ik heb de datum zo niet paraat, maar ik ben van plan om een citydeal te sluiten met die gemeenten om te bekijken hoe alle betrokkenen – Airbnb, gemeentebesturen, anderen – met elkaar afspraken kunnen maken over de wijze waarop deze maatschappelijke ontwikkeling in goede banen kan worden geleid.
Mevrouw Mulder liet zich kritisch uit over de Wet markt en overheid. Het probleem bij de Wet markt en overheid zit in het amendement dat het CDA samen met de PvdA heeft ingediend. Zij hebben namelijk gezegd dat als gemeenten van mening zijn dat iets in het algemeen belang is, de beperkingen van deze wet niet hoeven te gelden. Dat zijn beperkingen waarbij gemeenten niet zomaar met ondernemers mogen concurreren, maar alleen binnen bepaalde randvoorwaarden. In het amendement is echter vastgelegd dat dit niet geldt als dat in het algemeen belang is. Nu blijkt dat de gemeenten dat heel vaak zeggen, dat ze dat vaak niet goed onderbouwen en dat daar dus een probleem is. Het kabinet ziet dat probleem op dit moment onder ogen en heeft daarvoor een oplossingsrichting voor ogen, die nu verder wordt uitgewerkt. Ik weet ook dat er een initiatiefnota ligt van de heer Ziengs en de heer Verhoeven, waarin een vrij drastische oplossing voor dit probleem wordt bepleit. Wij zijn bezig om een wat minder drastische oplossing te onderzoeken. Zodra dat is afgerond, zullen we daarmee naar de Kamer gaan. We kunnen dan bespreken hoe het kabinet en de Kamer dit probleem inschatten en hoe wij het mogelijk eens kunnen worden over een oplossing.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
De Minister voelt hem natuurlijk al aankomen: wanneer gaat dat ongeveer naar de Tweede Kamer?
Minister Kamp:
Wij zijn daar in het kabinet al mee bezig. Er hebben al besprekingen in het kabinet plaatsgevonden, die tot vervolgactiviteiten op de ministeries hebben geleid. Daarna moet het opnieuw binnen het kabinet besproken worden. Het zou mij niet verrassen als het nog een week of vijf, zes duurt voordat we eruit zijn; iets in die orde van grootte.
Mevrouw Mulder sprak over de familiebedrijven. Ik denk dat wij daar niet vaak genoeg over kunnen praten. Ons midden- en kleinbedrijf is de backbone van onze economie. Binnen het midden- en kleinbedrijf zijn de familiebedrijven van het allergrootste belang, ook omdat zij – dit geldt in het bijzonder voor de agrarische bedrijven – altijd op de lange termijn zijn gericht bij het beheer van de natuur nu en in de toekomst. Dat geldt ook voor familiebedrijven in de industriële sector, die er in positieve zin uitspringen, en voor bedrijven in de gastvrijheidseconomie. Ik ben er niet zo voor om hiervoor voortdurend nieuwe regels te maken en aparte voorzieningen te treffen. Vanuit de Kamer wordt bepleit om aparte voorzieningen te treffen voor sociale ondernemingen. Nu vind ik bijna alle ondernemingen sociaal, dus daar ben ik al niet voor. Ik heb het dan over familiebedrijven en agrarische bedrijven. Als je ondernemer bent, bouw je iets op met het nemen van risico en met hard werken. Creëer je werkgelegenheid en ben je in staat om belasting te betalen, dan verdien je respect vanwege dat ondernemerschap. Dat moet ook zo veel mogelijk gelijk zijn. Binnen het ondernemerschap zijn de familiebedrijven belangrijk, maar ik ben er niet op uit om aanvullende nieuwe regelingen te treffen voor familiebedrijven. Wel ben ik bereid en van plan om de bedrijven de aandacht te blijven geven die ze verdienen, maar dan in een breder perspectief.
Ik ben al ingegaan op de maatwerkaanpak, waarover mevrouw Mulder heeft gesproken.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Ik had ook aan de Minister gevraagd in hoeverre er in het hoger onderwijs extra aandacht kan worden gevraagd voor het voortzetten van een bedrijf of het overnemen van een bestaand bedrijf, in plaats van alleen maar te beginnen met nieuwe bedrijven. Ik vraag me af hoe de Minister daarnaar kijkt. De Kamer van Koophandel richt zich hier traditioneel op, maar hoe kun je dat nog verder versterken? Er komen toch bedrijven te koop. Vinden de kopers en de verkopers elkaar voldoende in de ogen van de Minister?
Minister Kamp:
Soms zijn activiteiten van familiebedrijven zozeer aan een bepaalde persoon of aan enkele personen gebonden dat het bedrijf vervalt als zij ermee ophouden. Het moet dan echt weer opnieuw worden opgebouwd. Soms gaat het om een bedrijf dat al los is van één persoon of van enkele personen. Doorgeven is dan veel gemakkelijker. We hebben faciliteiten voor mensen die het bedrijf willen doorgeven aan familie, aan opvolgers. Die faciliteiten zijn er niet alleen voor de agrarische sector of alleen voor andere sectoren, maar die zijn er meer in algemene zin. Ik denk dat we goede regels daarvoor hebben, die we ook moeten handhaven. Ik geloof niet dat er op dit moment in de fiscale voorzieningen of in de regels belemmeringen zijn voor familiebedrijven om aan opvolging te komen. Ik geloof ook niet dat je nog meer aparte aandacht hieraan moet geven in de opleidingen dan nu al gebeurt. Wat daar speelt is naar mijn mening voldoende in beeld bij de Kamer van Koophandel, de opleidingen en de overheden. Ik denk dat we daarmee voldoende hebben geregeld. Het kabinet is eropuit om te proberen om regels te beperken en waar mogelijk ook te verminderen, en niet om te bekijken waar we nog meer regels kunnen doorvoeren.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Laat ik het even heel helder maken: het CDA is ook niet voor meer belemmeringen. Daarom vroeg ik ook naar de kansen. Ik hoor nu echter hoe de Minister ertegen aankijkt; dank voor het antwoord.
Minister Kamp:
Dank u wel.
De heer Monasch heeft gevraagd welke toeristen wij in Nederland willen hebben. Wij gaan in het buitenland niet zeggen: jij mag wel komen en jij mag niet komen. Dat begrijpt de heer Monasch wel en dat bedoelde hij ook niet. Wij willen wel graag toeristen hebben die echt kunnen genieten van wat wij in Nederland hebben en die dat ook kunnen waarderen. De cultuurtoeristen zijn voor ons zeer interessant. De gemiddelde buitenlandse toerist in Nederland besteedt tijdens zijn verblijf € 470. De cultuurtoeristen besteden gemiddeld € 850. Wij zijn handelaar genoeg om te zeggen dat wij cultuurtoeristen dus interessant vinden.
Dat betekent dat bij de verhaallijnen waarover ik al sprak, ook wordt bekeken hoe wij juist dat soort toeristen kunnen bedienen. We zitten natuurlijk niet te wachten op mensen die vanuit een Engelse voorstad naar Nederland komen, zich in Amsterdam laten vollopen en daar overlast veroorzaken. Dat is niet de doelgroep waarnaar we streven. Wij willen graag dat mensen in de wereld die vakantie hebben, gepensioneerd zijn of om andere redenen een reis willen maken, aandacht hebben voor Nederland. Wij denken dat wij hun mooie dingen in heel Nederland te bieden hebben. Wij proberen om dat zo goed mogelijk in te vullen, ook samen met die mensen. Dat betekent dat wij ons zo veel mogelijk richten op kwaliteit. Ik heb zonet twee bedragen genoemd waaruit blijkt dat het ook in financiële zin aantrekkelijk is om zo te handelen. Het accent dat wij leggen, dus dat wij zeggen dat Amsterdam druk is en dat wij juist willen dat mensen ook naar andere delen van het land gaan, wordt al enkele jaren gelegd. Dat doen we niet om de mensen uit Amsterdam weg te houden, maar wel om mensen erop te wijzen dat er in Nederland zo veel meer te beleven is, al dan niet in combinatie met Amsterdam.
Ik zoek even in mijn papieren, mevrouw de voorzitter. Ik heb zo veel papiertjes; dat is altijd mijn probleem.
De voorzitter:
Laten we de Minister niet nog meer papiertjes aanreiken! Het komt goed.
Minister Kamp:
Ik zoek gewoon mijn eigen aantekeningen. Die zijn in de strijd gesneuveld! Ja, ik heb ze weer.
De heer Monasch sprak over overleg met Amsterdam over spreiding. Wij hebben voortdurend, over alle onderwerpen, heel goed overleg met het gemeentebestuur van Amsterdam. Dat danken we aan de burgemeester, maar ook aan de wethouders. Of het nu gaat om de StartupDelta, die we samen met Amsterdam hebben opgezet of om innovatie – Amsterdam is onlangs innovatiehoofstad van Europa geworden –, het overleg met Amsterdam is intensief. Dat geldt ook voor dit onderwerp. De Minister voor Wonen en Rijksdienst en ik zullen nog apart naar Amsterdam gaan om over Airbnb te spreken. Het gaat dan om de uitwerking van de plannen, wat de gemeente van ons wil, hoe wij ertegen aankijken en hoe wij het er misschien samen over eens kunnen worden. Dat overleg zal worden voortgezet en zou voor de zomer tot conclusies kunnen leiden. Wat dat betreft is er dus geen gebrek aan overleg met het gemeentebestuur van onze hoofdstad.
De heer Monasch is uitgebreid ingegaan op de openbaarvervoerkaart. In reactie op vragen van andere leden ben ik daar ook op ingegaan. Ik heb gesproken over de prijs van de openbaarvervoerkaart. Over de marketing in het buitenland kan ik nog wel iets meer zeggen. Die marketing wordt voor het overgrote deel gedaan door het NBTC. Over het NBTC hebben we al gesproken. Het NBTC pakt dit altijd georganiseerd aan. Het heeft een strategie uitgezet, waarbinnen er verschillende zuilen zijn. Ook heeft het NBTC focusgebieden. Op die manier is het NBTC ermee bezig. Ik heb mijn waardering voor die aanpak al uitgesproken.
Ik kom bij de vragen van de heer Van Dijk. Ik ben al ingegaan op de handelsmissies, op de verhaallijnen om de mensen te spreiden over Nederland, op Airbnb en op de drukte in Amsterdam. De heer Van Dijk zal hebben gezien dat het in Amsterdam voor mogelijk wordt gehouden dat er in de toekomst zelfs nog een verdubbeling van het toerisme plaatsvindt. Ik denk dat de zorgen in Amsterdam terecht zijn, net zo goed als het terecht is dat Amsterdam daar vele mogelijkheden ziet. Ik heb het dan over mogelijkheden voor omzet, mogelijkheden voor werkgelegenheid, mogelijkheden ook om andere mensen te laten genieten van het mooie van Amsterdam, alsmede de mogelijkheid om het draagvlak voor voorzieningen groter te laten zijn, waardoor er dingen in Amsterdam kunnen plaatsvinden die er niet zouden zijn als al die toeristen er niet waren. Het is wel de kunst om dat allemaal in goede banen te leiden. In de eerste plaats is dat de verantwoordelijkheid van Amsterdam, maar het Rijk voelt zich zeker medeverantwoordelijk daarvoor. We zullen het overleg met Amsterdam dus blijven zoeken om dit in goede banen te leiden.
Mevrouw de voorzitter, ik hoop dat ik hiermee in voldoende mate heb gereageerd op de bijdragen in eerste termijn.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik zie geen vingers de lucht in schieten, dus hiermee zijn we gekomen aan het einde van de eerste termijn. Er is behoefte aan een tweede termijn. Omwille van de tijd bedragen de spreektijden anderhalve minuut per fractie.
De heer Ziengs (VVD):
Voorzitter. Ik heb in mijn eerste termijn aangegeven dat we een Minister op dit dossier hebben die ook echt stappen zet. Ik ben wel enigszins teleurgesteld door een aantal reacties op mijn inbreng. Daarop wil ik toch even terugkomen.
Ik heb inderdaad grote woorden gebruikt over de Wet werk en zekerheid, maar die horen bij de grote stapels voorbeelden die ik heb binnengekregen van daar waar het misgaat. De kwartiermaker, Lodewijk de Waal, wordt ingezet om te kijken naar maatwerk. Ik geef de Minister dan graag het signaal mee dat de voorbeelden die al zijn binnengekomen, met name uit deze sector, maatwerk rechtvaardigen. Ik doe die oproep dus opnieuw.
Als het om grote woorden gaat, gaf de Minister aan dat de BAG gewoon een waanzinnig iets is. Hij heeft andere woorden gebruikt, maar gaf aan dat het in ieder geval niet de bedoeling is dat de BAG op die manier wordt gebruikt. Ik heb begrepen dat ondernemers al wel rekeningen hebben ontvangen. Daarop krijg ik graag een reactie van de Minister.
Mijn laatste punt is de toeristenbelasting. Ik voel me machteloos in die hele discussie. Het vindt vaak plaats volgens absolute willekeur. De Minister geeft hier nu een winstwaarschuwing af voor de toekomst. Ik ben toch van mening dat de Minister op zijn minst aan de VNG het geluid van de vaste Kamercommissie moet meegeven. Ik denk namelijk dat dit punt hier breed gedragen wordt en merk nu aan de non-verbale signalen van de collega's dat dit het geval is.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Voorzitter. Ik dank de Minister en zijn mensen voor de antwoorden op de vragen over de Wet werk en zekerheid. We weten natuurlijk dat Lodewijk de Waal voor 1 mei met zijn conclusies naar buiten moet komen. De Minister weet dat ik altijd let op termijnen. Hier doe ik dat dus ook. Als er aandachtspunten zijn, als er maatwerk moet worden geleverd of als de wet moet worden aangepast, horen we dat natuurlijk graag zo snel mogelijk. We verwachten dat ook deze Minister vanuit het belang van de werknemers in de toeristische sector, maar ook vanuit het belang van de ondernemers in de deze sector, hier vol bovenop zit. We horen graag van de Minister dat hij dit dan ook zal doen, ook ten opzichte van zijn collega-minister.
Het is goed dat de Minister in overleg gaat over de verhuurproblematiek in gemeenten vanwege Airbnb en dat er mogelijk citydeals komen. Wanneer kwamen die ook alweer?
Misschien dan nog een lichte aansporing aan het adres van de Minister, mocht hij die nodig hebben, over de regeldruk. Het maatwerkplan zou er in het voorjaar komen. Dat gaat nu richting de zomer. Hoe eerder het er is, hoe beter.
Tot slot geef ik de Minister een compliment voor de toeristenkaart.
De heer Monasch (PvdA):
Voorzitter. Ik ben in mijn eerste termijn niet ingegaan op de Wwz, omdat die uitgebreid besproken is in een andere commissie met de bewindspersoon bij wie de eerste verantwoordelijkheid ligt. Er mag echter geen misverstand bestaan over het volgende. Ik zal niet de woorden gebruiken die de heer Ziengs heeft gebruikt, want dan zou ik bijna een VAO moeten aanvragen en een verzoek moeten doen tot intrekking van de wet. Ik begrijp dat de heer Ziengs dat ook niet doet. Ik denk wel dat alle zorgen, ook die vanuit deze sector, serieus moeten worden genomen. In andere overleggen waarin het het mkb betrof, heb ik weleens gezegd dat het arbeidsmarktbeleid en het socialezekerheidsbeleid mkb-proof moeten zijn. Als ondernemers zeggen dat ze vanwege de regelgeving geen mensen meer aannemen, spannen we het paard achter de wagen. Ik deel dus de zorgen, maar heb ook de toezegging van het kabinet gehoord om er goed naar te kijken en voor de zomer met oplossingen te komen.
Ik kom toch nog even terug op de ov-kaart. Het is hartstikke goed dat deze kaart er is. Ik denk echter ook even vanuit een gezin, vanuit een familie. Als ik vier keer een ov-kaart moet kopen en ik ben € 160 verder, zeg ik tegen mijn kinderen: jullie krijgen een extra Big Mac, maar we gaan niet. Het is namelijk wel heel veel geld. Nogmaals, ik ben tevreden met wat er ligt, maar wordt er ook gedacht vanuit dat perspectief? Uiteindelijk moeten de kosten een beetje in de hand worden gehouden – daaraan herkent u mijn partij – en moet het ook betaalbaar zijn. Vier keer € 39 is bijna € 160. Zijn er mogelijkheden voor een familiekorting?
De heer Jasper van Dijk (SP):
Voorzitter. Ik dank de Minister voor de antwoorden. Hij heeft gezegd aan de slag te gaan met Airbnb. Dat is op zich goed, maar er mag wat mij betreft nog best een tandje bij. Ik heb zelf voorbeelden genoemd inzake handhaving en de meldplicht. Ook heb ik erop gewezen dat Amsterdam een voorbeeld kan zijn voor andere steden. Kan de Minister zeggen wanneer hij met nieuws naar de Kamer komt als het gaat om het overleg dat hij met de steden gaat voeren, zodat mijn fractie zich kan voorbereiden op een goed debat over deze problematiek?
De voorzitter:
Hiermee zijn we gekomen aan het einde van de tweede termijn van de zijde van de Kamer. De Minister kan meteen antwoorden; het woord is aan hem.
Minister Kamp:
Voorzitter. Ik begin met de vraag van de heer Van Dijk. Ik denk dat het goed is als ik de Kamer in de zomer informeer over het overleg met Amsterdam over Airbnb en over eventuele citydeals met andere gemeenten. Ik zal dus proberen om het zo te doen.
De heer Monasch heeft mij gevraagd of er kan worden gekeken naar een familiekorting op de ov-kaart. Het lijkt me goed om nu eerst deze stap te zetten, zoals de woordvoerders ook hebben gezegd. We hebben deze kaart nu en alle vervoersbedrijven hebben hun medewerking toegezegd. We gaan er nu een jaar ervaring mee opdoen. Het punt van de heer Monasch moet apart in de evaluatie worden opgenomen, zodat de mogelijkheden kunnen worden bekeken. Ik zal dat ook in de gaten houden.
De vraag van mevrouw Mulder over de termijn van de citydeals heb ik al beantwoord in reactie op de vraag van de heer Van Dijk. Ik heb gezegd dat we dit in de zomer meenemen, gekoppeld aan de uitkomsten van het overleg met Amsterdam. Het lijkt me goed om dit geheel dan bij de Kamer in beeld te brengen.
Het punt dat de heer Ziengs naar voren bracht over de Wet werk en zekerheid werd ondersteund door de heer Monasch. Dit zijn op zich belangwekkende signalen. Er is naar voren gebracht dat een maatwerkaanpak gewenst is, maar dat ook moet worden bekeken hoe het uitpakt voor het land als geheel. Worden de gewenste effecten daar wel bereikt? Ik denk dat de fracties dit punt bij andere gelegenheden ook rechtstreeks onder de aandacht zullen brengen van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Voor deze sector kan ik aangeven dat ik het van belang vind dat ook hier is vastgesteld dat in de cao's afspraken kunnen worden gemaakt die afwijken van wat er in de Wet werk en zekerheid staat. Dat geeft de sector dus mogelijkheden. De verkenner is bezig om dit te onderzoeken en zal mogelijk met aanbevelingen op dit punt komen. Als men bij cao wil afwijken van de ketenbepaling in de Wet werk en zekerheid, kan dat worden voorgesteld aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Hij kan dat vervolgens bij ministeriële regeling goedkeuren. Er ligt al zo'n verzoek van LTO Nederland voor de land- en tuinbouwsector. Ik zou me kunnen voorstellen dat iets vergelijkbaars in deze sector aan de orde komt.
De heer Ziengs sprak ook over de rekeningen die in een aantal gevallen in Zeeland verstuurd zijn. Hij heeft het woord Zeeland nu ook zelf in de mond genomen. De kwestie speelt zich daar af, maar zou zich ook elders in het land kunnen afspelen. Ik heb al gezegd dat hierover helderheid is gegeven door mijn collega van Infrastructuur en Milieu. Vanwege het feit dat het probleem zich in de praktijk al heeft voorgedaan, denk ik dat het behulpzaam zou zijn als we dit schriftelijk aan de Kamer uiteenzetten. Ik zal mijn collega van I en M dus vragen om dat te doen naar aanleiding van hetgeen door de heer Ziengs naar voren is gebracht.
De heer Ziengs heeft zijn opvatting gegeven over de toeristenbelasting. Mijn opvatting staat niet haaks op die van de heer Ziengs, maar ik vind wel dat er per gemeente een afweging moet worden gemaakt. Er zijn mensen die in gemeenteraden zitten en opvattingen hebben die vergelijkbaar zijn met die van de heer Ziengs. Zij kunnen die opvattingen daar naar voren brengen en kunnen vervolgens besluiten in die richting nemen. De gemeenten moeten bekijken hoe belangrijk toeristen zijn voor hun omzet, voor hun werkgelegenheid en voor het draagvlak voor hun voorzieningen. Ze moeten zich afvragen welk deel van de kosten ze door de eigen inwoners willen laten dragen en welk deel door de toeristen. Ze moeten daarin afwegingen maken en er vervolgens over besluiten. Ik zou dat graag bij de gemeenten willen laten, maar na de inbreng van de heer Ziengs in eerste en tweede termijn is het mij duidelijk wat zijn opvatting hierover is.
De voorzitter:
Hiermee zijn we gekomen aan het eind van de tweede termijn van het kabinet. Er zijn twee toezeggingen gedaan. We waren net in overleg, dus ik doe dit even uit mijn hoofd.
− De Minister zal de Kamer in de zomer informeren over het overleg met Amsterdam en andere gemeenten over Airbnb.
− De Minister zal de Kamer informeren over de uitkomsten van het overleg tussen de Staatssecretaris van I en M en de gemeenten over de BAG.
De heer Ziengs (VVD):
Ik kan mij voorstellen dat een en ander misschien nog wat compacter of anders kan worden geformuleerd, maar volgens mij is in de beantwoording door de Minister wel duidelijk geworden waar het om gaat. Het gaat vooral om het feit dat die nota's al verstuurd zijn en dat er een antwoord moet komen op de vraag hoe op dat punt kan worden ingegrepen.
De voorzitter:
Prima. Dat is bij dezen verduidelijkt. Ik begrijp dat de Minister daar nog een aanvulling op heeft.
Minister Kamp:
Ik wil graag misbruik maken van het feit dat we tijd overhebben en nog even een aardig feit onder de aandacht brengen. Ieder jaar is er een groot congres op het gebied van toerisme in de wereld. Dit jaar is dat in Texas gehouden. Tijdens dat congres is de streek uitgekozen die de beste toeristische bestemming ter wereld is. 157 streken in de wereld hebben geprobeerd om als beste daaruit te komen. Het is uiteindelijk niet Kaapstad geworden en het zijn ook de Zwitserse nationale parken niet geworden, maar Zuid-Limburg met Parkstad Limburg is naar voren gekomen als de beste toeristische bestemming ter wereld. Wij hebben gesproken over Amsterdam en over de wenselijkheid om toeristen ook andere plekken in Nederland te laten bezoeken. Deze uitverkiezing kan die ambitie ondersteunen en laat zien hoe kansrijk ons land, tot in het mooie Zuid-Limburg, is.
De voorzitter:
Dat lijkt me een mooie afsluiting van dit debat. Ik dank het publiek, de Minister, zijn ambtenaren en de collega's voor hun komst naar de Kamer.
Sluiting 15.21 uur.