Kamerstuk 24587-631

Verslag van een algemeen overleg

Justitiƫle Inrichtingen

Gepubliceerd: 23 december 2015
Indiener(s): Loes Ypma (PvdA)
Onderwerpen: openbare orde en veiligheid organisatie en beleid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-24587-631.html
ID: 24587-631

Nr. 631 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 23 december 2015

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie heeft op 11 november 2015 overleg gevoerd met Staatssecretaris Dijkhoff van Veiligheid en Justitie over:

  • de brief van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie d.d. 5 januari 2015 houdende informatie over het aantal voorvallen van ongeoorloofde afwezigheid (OA) in 2013 van jeugdigen die onder verantwoordelijkheid vallen van een Justitiële Jeugdinrichting (JJI) (Kamerstuk 24 587, nr. 612);

  • de brief van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie d.d. 6 februari 2015 inzake de aanbieding procesevaluatie gedragsinterventie Brains4Use (Kamerstuk 24 587, nr. 614);

  • de brief van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie d.d. 21 juli 2015 houdende de beleidsbrief Justitiële Jeugdinrichtingen (Kamerstuk 24 587, nr. 618);

  • de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 12 oktober 2015 houdende de voortgangsrapportage Adolescentenstrafrecht (Kamerstuk 28 741, nr. 27);

  • de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 10 november 2015 houdende het antwoord op vragen commissie over het bericht «Alarmerend jonge criminelen krijgen geen behandeling» (Kamerstuk 24 587, nr. 625).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de commissie, Ypma

De griffier van de commissie, Nava

Voorzitter: Oskam

Griffier: Hessing-Puts

Aanwezig zijn vijf leden der Kamer, te weten: Van der Burg, Helder, Kooiman, Oskam en Volp,

en Staatssecretaris Dijkhoff van Veiligheid en Justitie, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

Aanvang 10.08 uur.

De voorzitter: Goedemorgen. Ik heet de Staatssecretaris, zijn staf, alle betrokkenen, alle belangstellenden en mijn collega-woordvoerders van harte welkom. De spreektijd is vijf minuten met twee interrupties per persoon.

Mevrouw Helder (PVV): Voorzitter. Er staan een aantal punten op de agenda. Twee betreffen een toezegging aan mijn fractie. Ik begin met de toezegging om het aantal ongeoorloofde afwezigheden af te zetten tegen het aantal jeugdigen dat in de jji's (justitiële jeugdinrichtingen) verblijft en niet tegen het aantal verlofbewegingen. Het komt erop neer dat het aantal ongeoorloofde afwezigheden in 2013 14% bedroeg en niet 0,26%. Helaas geeft de Staatssecretaris de cijfers over 2014 dan toch weer aan als een percentage van het aantal verlofbewegingen. Ik ga ervan uit dat dat een eenmalige vergissing is. Ik hoor graag de bevestiging dat hij de gedane toezegging voortaan nakomt.

Elke ongeoorloofde afwezigheid en elke ontvluchting is er een te veel. 80% van de ongeoorloofde afwezigheden doet zich voor bij jeugdigen die al ver in hun traject zijn. Is de Staatssecretaris het met mijn fractie erover eens dat dit betekent dat het behandelingstraject op dit punt blijkbaar niet of onvoldoende werkt en, zo ja, wat gaat hij daar dan aan doen?

Een paar jeugdigen onttrekken zich meerdere keren. Wat zijn de consequenties daarvan? Waarom wordt een jeugdige die zich steeds weer onttrekt, de kans geboden om dat weer te doen? Wat mijn fractie betreft houdt het een keer op. En hoe vaak worden er strafbare feiten gepleegd tijdens een ongeoorloofde afwezigheid of ontvluchting? Veel jeugdigen zien de kans om tijdens begeleid verlof te ontsnappen. Hoe kan dit? Waarom neemt de Staatssecretaris niet wat voorstellen van mijn fractie op dit punt over, zoals een broekstok? En als hij geen broekstok wil toepassen, kan hij er in ieder geval voor zorgen dat de begeleider direct contact kan leggen met de meldkamer van de politie en dat de politie alvast een signalement heeft van degene die op verlof gaat. Bij een ontsnapping of onttrekking kan dan meteen gehandeld worden en gaat er geen tijd verloren.

Dan kom ik bij de toezegging aan mijn fractie om zo spoedig mogelijk het evaluatierapport van Brains4Use naar de Kamer te sturen. Dat is een individuele gedragsinterventie die gericht is op het verminderen van de kans op recidive door problematisch middelengebruik. Werkt een dergelijke gedragsinterventie, die veel belastinggeld kost ook? Vermindert die de recidive? Na de procesevaluatie zou een doeltreffendheidsevaluatie en een effectevaluatie volgen. Met name de effectevaluatie vindt mijn fractie interessant, maar die heeft blijkbaar vertraging opgelopen, getuige de mededeling dat eerst nog een aantal zaken moet uitkristalliseren op basis van de gevonden resultaten. In gewoon Nederlands: wij weten het nog niet. Mijn fractie wil zo spoedig mogelijk duidelijkheid over de effectiviteit en niet pas in 2016 of 2019, want het kost een heleboel belastinggeld. In 2007 was het bedrag per dag € 300 per jongere. In 2014 was het al € 608.

De Staatssecretaris beraadt zich op een brede herziening van het erkenningssysteem van gedragsinterventies, want de uitvoering hiervan in de jji's staat onder druk. Mijn fractie is benieuwd naar die brede herziening. Waar moet ik precies aan denken? Worden interventies dan makkelijker erkend omdat er niet meer aan bepaalde eisen hoeft te worden voldaan? Dan komt er namelijk niks meer van de toezegging dat gedragsinterventies evidencebased moeten zijn. Daar was voormalig Kamerlid Van der Steur zo'n voorstander van. Ik krijg graag een reactie.

Dan kom ik op de doorlichtingsrapporten. Ik mis in de brief wat de Staatssecretaris concreet gaat doen met de in de rapporten vermelde verbeterpunten, namelijk de disciplinaire straffen en het drugsontmoedigingsbeleid. Ik hoop dat hij daar zo spoedig mogelijk wat mee gaat doen. Mijn fractie snapt niet dat jeugdigen na al die incidenten en na al die keren dat wij daarover gesproken hebben, nog steeds niet goed gecontroleerd worden op contrabande zoals drugs wanneer zij de inrichting weer binnentreden. Er moet dus niet alleen een metaaldetector staan bij de toegangspoortjes, maar er moeten ook drugshonden worden ingezet, het liefst zo veel mogelijk, want – het klinkt wat populair – wiet piept niet. Graag krijg ik een reactie hierop.

Dat slaat ook aan bij de laatste brief over de behandeling van veroordeelde jongeren. Niet alleen zijn jeugdgevangenissen niet vrij van mobieltjes en drugs. Wij konden vandaag in de media ook vernemen dat het meer regel dan uitzondering is dat ze daar hun tijd zitten te verdoen. Ze moeten aan de slag om, zoals ze zelf ook aangeven, een beter mens te worden en een kans op een baan te hebben na detentie. In het verleden heeft mijn fractie gepleit voor heropvoedingskampen, niet vanwege die kampen op zich, maar vanwege het feit dat dan vergelding en preventie centraal komen te staan, ofwel: leren en werken. Al in 2013 was bekend dat jonge criminelen in detentie nauwelijks repressie ervaren. Het is verbazingwekkend dat daar in 2015 nog steeds niets mee is gedaan. Wat gaat de Staatssecretaris hieraan doen?

Ik wil het kort hebben over de voortgang van het adolescentenstrafrecht. Het is geen geheim dat mijn fractie geen voorstander is van het ophogen van de strafrechtelijke leeftijd. Ik volg de voortgang dan ook kritisch. Mijn vraag is of bij de monitoring en de evaluatie door het WODC ook de vraag wordt meegenomen of het adolescentenstrafrecht ertoe heeft geleid dat meer verdachten dan voorheen via het jeugdstrafrecht zijn berecht. Zo nee, is de Staatssecretaris dan bereid om die vraag alsnog in de onderzoeksopdracht te laten meenemen?

Mevrouw Kooiman (SP): Voorzitter. Ik wil beginnen met een bijeenkomst die wij hebben gehad met Young in Prison, georganiseerd door mevrouw Volp van de Partij van de Arbeid. De heer Oskam en mevrouw Van der Burg waren daar ook bij. Dat was een bijeenkomst met ervaringsdeskundige jongeren, die zelf in detentie hebben gezeten. Van hen hebben wij gehoord waar zij tegen aanlopen en wat er nodig is om niet meer terug te vallen in oud gedrag. Ze zeiden dat ze onvoldoende perspectief hebben gehad in detentie om uiteindelijk uit de vicieuze cirkel te breken. Zij droegen heel veel punten aan, waarvan ik er vier naar voren wil brengen. 1. Zet in op ervaringsdeskundigen in detentie. 2. Zet meer in op scholing. 3. Organiseer meer slachtoffer-dadergesprekken. 4. Zet meer in op nachtdetentie. Ik krijg heel graag een reactie van de Staatssecretaris op deze vier voorstellen. Is hij of zijn mensen op het ministerie bereid om met deze jongeren te spreken? Zij hebben waarschijnlijk nog heel veel andere punten waarvan wij kunnen leren.

Ik ga nu in op het laatste punt, nachtdetentie. De SP was niet blij met de sluiting van Amsterbaken. Dat geldt voor meer partijen. Het CDA heeft ook tegen de sluiting gevochten. Juist Amsterbaken was een plek waar vrij veel nachtdetentie kon worden aangeboden. In hoeverre kunnen andere jji's die rol nu op zich nemen?

Ook jeugdgevangenis De Heuvelrug staat op de nominatie om gesloten te worden. Ik heb in die regio gewerkt als gezinsvoogd en reclasseerder. Ik was zelf zeer tevreden over en onder de indruk van wat ze in De Heuvelrug/Eikenstein allemaal presteerden. Ik zou het zonde vinden als deze inrichting ook gesloten wordt. De argumentatie van de Staatssecretaris volg ik niet helemaal. Hij zegt: je hebt een heel grote inrichting nodig om die kwaliteit te kunnen behouden. Maar inrichting Eikenstein is al gekrompen en uit het rapport van de inspectie blijkt dat die het hartstikke goed doet. Dus het is niet nodig om een grote inrichting te hebben om goed te kunnen presteren.

Daarmee kom ik op het advies van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ). In zijn notitie Gekanteld perspectief adviseert hij juist om meer regionale en kleinere voorzieningen in te richten. Bij VWS doen ze dat eigenlijk al. In de jeugdzorg gaat men steeds meer van grootschalige inrichtingen naar kleinschalige voorzieningen dicht bij iemands gezonde netwerk. Dat willen wij ook. Onderwijs, werk, een gezond netwerk zoals familie, behandeling en resocialisatie moeten volgens de raad dicht bij huis worden georganiseerd. De raad zegt ook dat het in detentie veel veiliger is als je aan kleinschalige inrichtingen doet. Grootschalige inrichtingen met minder controle verhogen de kans op onveilige situaties met geweld. Dat is ook onveilig voor het personeel. Als je inzet op detentie dichter bij huis, kun je passende trajectbegeleiding bieden dicht bij de woonplaats. De raad adviseert dus kleinschalige opvang. Wat gaat de Staatssecretaris met dit advies doen?

De raad heeft nog een heel belangrijk advies: hij wil één landelijke, gespecialiseerde inrichting voor jongeren met ernstige psychische problemen, met daarbij aangesloten een team dat kan invliegen als een jongere in detentie psychische klachten heeft waarvan de jji niet weet wat zij ermee moet. Je zou het jeugd-tbs kunnen noemen. Die bestaat nu niet. Hoogleraar Peter van der Laan en directeur Jeugdbescherming Noord Martin Sitalsing zijn hier beiden een groot voorstander van. Die mensen hebben heel veel ervaring met deze doelgroep. Kan de Staatssecretaris ingaan op dat advies van de RSJ? Het zou hartstikke goed zijn als wij dat inzetten.

Ik wil afsluiten met een positief punt. De SP heeft altijd gevochten voor onaangekondigde inspectiebezoeken. Voorheen kregen medewerkers van jji's weleens een notitie met wat ze wel en niet mochten zeggen tegen een inspecteur. Dat moet verleden tijd worden. Daar hebben wij ook een motie over ingediend. Die heeft de Staatssecretaris uitgevoerd. Er komen meer onaangekondigde bezoeken. Hoe staat het daarmee?

Mevrouw Volp (PvdA): Voorzitter. Collega Kooiman refereerde er al aan: twee weken geleden, vlak voor de oorspronkelijke datum waarop dit overleg was gepland, hebben wij een aantal jongeren ontvangen. Ik had de korte film die zij hadden gemaakt al eerder gezien. De ochtend dat wij hier met veel notabelen 200 jaar Staten-Generaal vierden, was er een bijeenkomst in de Pauluskerk, een heel andere festiviteit, waarop die film werd gepresenteerd. Ik was daar zo van onder de indruk dat ik dacht: dit moeten mijn collega's ook zien.

Die jongeren hebben een aantal zaterdagen met elkaar gebrainstormd over wat ze gemist hebben in detentie en wat volgens hen nodig is om gepast te straffen. Zij noemen dat: precies hard en effectief genoeg. Dat is een heel belangrijk punt. Dat komt ook naar voren in een aantal stukken die vandaag op de agenda staan. De vraag is of wat wij nu hebben aan straffen en detentie werkt. Bij mijn partij bestaat daar twijfel over. Wij zijn van mening dat dat anders en beter moet. Ik heb een notitie voor de Staatssecretaris, maar ik wil nog een stapje verdergaan dan collega Kooiman. Het zou niet alleen goed zijn als hij met die jongeren gaat praten. Wij zouden ook echt moeten nadenken over een taskforce, een commissie die het hele spectrum onder de loep gaat nemen.

Ik wil het voorbeeld noemen van een van de jongeren die hier zat. Hij vertelde dat hij op zijn twaalfde in een justitiële jeugdinrichting kwam aan de andere kant van het land. Hij zei dat hij daar zat met 15-, 16-jarigen die een overval met geweld hadden gepleegd en dat het enige wat hij dacht was: ik moet duiken; ik moet overleven. Hij zei daarover: je raakt er bevroren. Dat staat ook in de notitie. Dat kan niet de bedoeling zijn. 12-jarigen komen niet zomaar ineens in jeugddetentie. Je moet er uiteindelijk beter uitkomen dan je er ingaat. De straffen zouden gericht moeten zijn op het voorkomen van recidive en het beschermen van de samenleving, maar wij zien dat het recidivegetal enorm hoog is. Uit rapporten van onder andere de RSJ, Brains4Use en de hogescholen Utrecht, Leiden en Windesheim komt het beeld naar voren dat wij het niet effectief genoeg doen. Vandaar mijn simpele vraag: kan de Staatssecretaris een commissie instellen die gaat praten met jeugdzorg, de rechterlijke macht, de gemeenten, het onderwijs, het veld en bovenal met de ervaringsdeskundigen om hun input te gebruiken om te bekijken hoe wij dit effectiever kunnen krijgen? Daar kan zij inderdaad de adviezen van de RSJ bij betrekken.

Daar kan ook tbo (terbeschikkingstelling aan het onderwijs) bij worden betrokken. Dat is een oud punt, maar ik wil het hier weer een keer genoemd hebben. Dat is een voorstel van mijn collega Ahmed Marcouch. Ook onderwijs is een sleutel om te voorkomen dat jongeren na detentie weer afglijden. Dit voorstel ligt er al enige tijd, om precies te zijn vier jaar. Gaat de Staatssecretaris hiermee aan de slag of zouden wij dat ook deze commissie mooi kunnen laten doen? De Staatssecretaris is ook aan het kijken naar de isd-maatregel (isd: inrichting voor stelselmatige daders) voor jongvolwassenen. Daar zou ook onderwijs als vast onderdeel in kunnen. Mijn partij ziet grote kansen om alles wat er ligt in gezamenlijkheid te bekijken, onder andere kleinschalige opvang meer in de buurt, het erbij betrekken van onderwijs en werk.

Een ander punt dat meespeelt is de vog. Ik hoor nog te veel signalen dat die als drempel wordt ervaren. Ik heb gesproken met Justis. Die geeft aan dat zij vog's vrij makkelijk conform de regels verstrekt, maar dat er een hardnekkig beeld bestaat onder jongeren en hulpverleners, onder wie reclasseringsmedewerkers, dat je die toch niet krijgt. Dan krijg je een soort defaitisme en tracht men niet eens om een vog te krijgen. Wij zouden graag willen dat er een soort voorwaardelijke vog wordt afgegeven waarbij je een soort laatste kans krijgt. Als je die verpest, dan heb je dat zelf gedaan en daarmee je eigen ruiten ingegooid. In hoeverre wil de Staatssecretaris hiernaar kijken? Of zou die commissie dit kunnen meenemen?

Jongeren in detentie zijn in toenemende mate verstandelijk beperkt. Dat is in detentie misschien niet zo'n probleem maar ze komen er ook weer uit. Het zijn vaak jongeren die streetwise zijn, dus het duurt even voordat je doorhebt dat ze echt niet de capaciteiten hebben om zich te redden in de maatschappij. Ook dat punt moet meegenomen worden. In hoeverre wordt dat in het huidige beleid al bekeken in de jeugddetentie, in het belang van de terugkeer in en de aansluiting bij de steeds ingewikkeldere maatschappij?

Mevrouw Helder (PVV): Die 12-jarige in de jji zal daar vrijwel zeker niet op een strafrechtelijke titel hebben gezeten maar op een civielrechtelijke, vanuit een uithuisplaatsing et cetera. Ik heb op werkbezoeken gehoord dat jongeren die op basis van een strafrechtelijke titel en jongeren die op basis van een civielrechtelijke titel vastzitten, altijd bij elkaar worden geplaatst omdat er zo weinig jji's zijn. Dat worden er nu alleen maar minder, terwijl de PvdA aan het roer staat, want met het Masterplan DJI worden ook een aantal jji's gesloten. Gaat mijn PvdA-collega dit terugdraaien?

Mevrouw Volp (PvdA): Je ziet ook minder instroom in de jji's. Dus je kunt ze wel allemaal openhouden, maar als de instroom lager is, dan neemt de effectiviteit van de gedragsinterventies ook af. Dat blijkt ook uit Brains4Use. Wel moet je naar andere mogelijkheden kijken, bijvoorbeeld nachtdetentie en kleinschalige opvang in de buurt. Dat komt bijvoorbeeld naar voren uit het advies van de RSJ. Dan kun je zware jonge criminelen gescheiden houden van civielrechtelijk geplaatste jongeren. Dan kan er meer maatwerk geleverd worden. Dus ik wil de sluiting niet terugdraaien omdat de instroom afneemt, maar om het op een andere manier te bekijken is inderdaad de opdracht die ik aan de Staatssecretaris wil meegeven.

Mevrouw Kooiman (SP): Ik vind het heel mooi om het betoog van mijn collega van de Partij van de Arbeid te horen. Dat is bijna hetzelfde als mijn betoog, maar anders is dat wij nu weer moeten wachten op een taskforce. Als wij weer een taskforce in het leven gaan roepen, dan wordt een beslissing over kleinschalige opvang, die wij allebei willen, of over psychische begeleiding in detentie weer uitgesteld. Kunnen wij niet zeggen dat wij al die adviezen bundelen, dus ook het RSJ-rapport, en de Staatssecretaris vragen om met een plan te komen om dat te realiseren? Want er zijn een aantal instellingen genomineerd om gesloten te worden die nu kleinschalig werken, zoals De Heuvelrug/Eikenstein. Ik zou het zonde vinden als die deskundigheid wordt weggegooid. Hoe denkt de Partij van de Arbeid daarover?

Mevrouw Volp (PvdA): Vanochtend schreef de Volkskrant dat collega Segers ons nog weleens uit elkaar wil spelen, maar in dit opzicht kunnen wij elkaar redelijk vinden. Tempo is belangrijk maar ook zorgvuldigheid. Uit de verschillende adviezen blijkt dat er echt wat moet veranderen. Ik begrijp het verzoek om snelheid en misschien kan de Staatssecretaris dat zelf allemaal in een plan doen, maar ik wil hem met klem vragen om juist die ervaringsdeskundigen te gebruiken. Collega Oskam heeft ook al aangegeven dat hij signalen krijgt dat de aansluiting niet goed is. In de rapportage adolescentenstrafrecht stond niet veel – het waren twee kantjes – maar daar stond één belangrijke passage in: gemeentes weten nog niet goed hoe ze om moeten gaan met voormalig gedetineerde jongeren. Dat soort aspecten moeten wij zorgvuldig doen. Daar is tijd voor nodig maar er is ook haast geboden. Dat deel ik met de SP.

Mevrouw Kooiman (SP): Ik denk dat wij uiteindelijk wel op hetzelfde uitkomen, maar ik maak mij zorgen over de ontwikkeling die gaande is. Vanuit het kabinet is de stroom: wij gaan naar grotere inrichtingen zodat wij de kwaliteit kunnen behouden. Dat laatste zegt de Staatssecretaris, denk ik, onterecht, want dat is niet helemaal waar gelet op een aantal inrichtingen die er waren. Zo is Amsterbaken helaas al dicht. Dat kunnen wij niet terugdraaien, maar laten wij dan in ieder geval een pas op de plaats maken voor De Heuvelrug. Als je die nu weghaalt, dan is er geen jji meer in Midden-Nederland, zeker niet voor meisjes. Die moeten dan helemaal naar Arnhem afreizen. Kan de Partij van de Arbeid samen met de SP verzoeken om een pas op de plaats te maken en dan te komen met een nieuw plan? Ik zou het namelijk echt zonde vinden als wij nu de kwaliteit wegknikkeren.

Mevrouw Volp (PvdA): Ik denk dat hierbij gekeken moet worden naar de vraag in hoeverre de instroom het in stand houden van instellingen vereist. Ik begrijp het punt. Ik denk dat wij daarbij de mogelijkheid moeten bekijken van meer maatwerk, meer nachtdetentie in de buurt en meer kleinschalige interventiemogelijkheden in de buurt. Ik ben benieuwd wat de Staatssecretaris vindt van het verzoek van de SP. Ik kan mij vinden in wat de RSJ daarover zegt, namelijk: misschien heb je één grote centrale instelling nodig waarin ernstige gevallen intensief begeleid worden, maar je moet ook veel meer het kleinschalige maatwerk in de regio gaan benutten en op een andere manier gaan kijken naar het detentiebeleid voor jongeren. Daarin vinden wij elkaar denk ik wel.

Mevrouw Van der Burg (VVD): Voorzitter. Laten wij beginnen met het goede nieuws en dat is dat de jeugdcriminaliteit daalt. Daarom gaan er ook jji's dicht, kennelijk ook nog versneld. Dat is voor de jongeren die het betreft buitengewoon belangrijk maar ook voor de samenleving. Dat is goed voor de veiligheid van Nederland. De keerzijde is helaas dat het ook banen kost van de mensen die daar werken. Dat is altijd een hard gelag. Hoe gaat het met het van werk naar werk begeleiden bij de instellingen waar de Staatssecretaris verantwoordelijk voor is?

Mevrouw Kooiman (SP): Ik krijg altijd heel erg de kriebels als iemand vanuit het kabinet of in ieder geval de VVD-fractie zegt: ja, maar de criminaliteit neemt af. Laten wij wel wezen, er wordt bijna een half miljard bezuinigd op de jeugdzorg, waardoor je helemaal niet meer de eerste slag kunt maken om te voorkomen dat jongeren de criminaliteit ingaan. En op het moment dat jongeren afglijden naar de criminaliteit bezuinigen wij gewoon 2.000 politiemannen weg en zorgen wij ervoor dat het OM niet meer kan vervolgen aangezien daar een kwart weggaat en de rechterlijke macht wordt uitgehold. Ja, nogal wiedes dat mensen niet meer in detentie komen of gestraft worden! Dus dat de criminaliteit afneemt, is zonder meer niet waar.

Mevrouw Van der Burg (VVD): Dat is een nogal boude stelling, vooral omdat sinds 2008 blijkt dat de jeugdcriminaliteit gehalveerd is. Daar zijn meerdere kabinetten ook zonder bezuinigingen bij betrokken. Misschien zou mevrouw Kooiman eens moeten nadenken over de vraag of effectiviteit altijd met meer geld te maken heeft. De jeugdcriminaliteit daalt gewoon. Dat heeft te maken met het consequent erbovenop zitten, bijvoorbeeld op de jeugdbendes. Dat is een belangrijk gegeven. Dat is belangrijk voor de samenleving en voor de jongeren, want wij weten ook dat jeugddetentie een laatste mogelijkheid is om jeugdigen te corrigeren. Daarvoor zitten een heleboel stappen. Het klopt dat wij bezuinigen op de jeugdzorg, of eigenlijk de jeugdhulp – laten wij wel wezen – maar dat betekent niet dat het minder effectief kan zijn. De hele Kamer kwam tot de conclusie dat het niet goed werkte. Mevrouw Kooiman was er toen nog voor, behalve toen het ingevoerd werd.

Mevrouw Kooiman (SP): Dat klopt, want de SP was ten minste nog zo verstandig dat zij het recht op jeugdzorg wilde behouden en niet een half miljard wilde bezuinigen. Dat de VVD dat wel doet, is aan haar. Maar ik heb respect voor de struisvogelpolitiek van de VVD. Het zou mooi zijn als zij een keer met de politieagenten en het Openbaar Ministerie zelf zou praten. Dan zou zij hier wel anders piepen.

Mevrouw Van der Burg (VVD): Als er bezuinigd wordt, is het standpunt van mevrouw Kooiman altijd dat dat afbraakpolitiek is. Gelukkig hoor ik dat vandaag niet meer, dus dat is al winst.

Voorzitter. Ik wil graag van de Staatssecretaris weten hoe het met het van werk naar werk begeleiden gaat, want dat is een belangrijk onderwerp.

Als de capaciteit in justitiële jeugdinrichtingen afneemt, is het extra belangrijk om op de kwaliteit te letten. Daar is de laatste jaren heel veel in geïnvesteerd. In 2012 is geconstateerd dat je daar een bepaalde schaalgrootte voor nodig hebt in verband met de interventies die gepleegd moeten worden, maar ook met het onderwijsaanbod. Er zijn zeker zorgpunten genoemd, maar ik constateer met genoegen dat het leefklimaat nog steeds op het goede niveau zit. Daar verdienen de jji-medewerkers, die met al die reorganisaties geconfronteerd worden, een groot compliment voor.

Dat laat onverlet dat er ook zorgen zijn. Ik kom nu met drie concrete punten. Het eerste punt is de gedragsinterventies. Uit de evaluatie van Brains4Use blijkt dat alle gedragsinterventies in de jji's onder druk staan. Dat schrijft de regering ook in haar brief. Ook de effectiviteit ervan staat ter discussie door de dalende instroom van jongeren in de justitiële jeugdinrichtingen en het afstoten van capaciteit. Wat betekent dit voor de Staatssecretaris? Betekent dit bijvoorbeeld dat een deel of alle gedragsinterventies worden afgeschaft en, zo ja, welke gevolgen heeft dat dan? Of gaan wij richting meer kleinschalige opvang en stedelijke en regionale voorzieningen, zoals de RSJ adviseert? Wij zijn daar heel benieuwd naar. Wij zijn er zelf nog niet uit welke kant het op moet gaan, maar het lijkt mij onzinnig om gedragsinterventies te hebben die niet goed werken maar waar wij wel heel veel geld in investeren. Inmiddels zijn de kosten van een jji-plaats namelijk opgelopen naar € 631 per dag. Komt de Staatssecretaris hierop terug? Er stond in de brieven dat hij met een plan zou komen, een gedachtevorming. Kunnen wij die in het voorjaar tegemoetzien? Ik hoor dat graag.

Mijn tweede zorgpunt is de recidive. In de rapportage zie je dat het recidiveniveau bij jongere delinquenten buitengewoon hoog is, nog hoger dan bij volwassenen. Het is wel heel licht gedaald na alle inspanningen, maar het is nog niet om over naar huis te schrijven. Dat geldt vooral bij het opleggen van een vrijheidsstraf. Zeker bij zwaardere straffen daalt de recidive nauwelijks. Maar als een vrijheidsstraf wordt opgelegd gecombineerd met een soort voorwaardelijke straf, dan heeft dat wel effect op de recidive. Welke consequenties heeft dat voor het beleid op dit terrein? De VVD-fractie vindt het zorgelijk dat de recidive onder jongeren, vooral bij zware delicten, zo hoog is en nauwelijks daalt, ondanks alle investeringen de afgelopen jaren. Ik heb het al gezegd: een verblijf in een jji kost € 631 per dag met alle gedragsinterventies. Dat moet op een gegeven moment wel leiden tot betere resultaten. Graag krijg ik een toezegging van de Staatssecretaris dat hij dit het komend voorjaar betrekt bij het vorige punt: waar gaan wij naartoe met die gedragsinterventies? Waar wil hij landen?

Over de Youthlabs is al veel gezegd. Het lijkt mij verstandig om die ervaringen daarbij te betrekken. En nog bedankt aan mevrouw Volp voor het organiseren daarvan.

Mijn derde punt is de ongeoorloofde afwezigheid. Hier is stevig op ingezet. Je kunt ook zien dat dat tot resultaten leidt. Natuurlijk is elke onttrekking er een te veel en elke ontvluchting helemaal, maar daar zijn ook verbeteringen. Hoe worden die verder doorgezet? Leidt de extra verbeteringsaanpak rondom verlof van september 2013 nog tot extra resultaten? Kan de Staatssecretaris daar al iets over zeggen? En welke respectieve sancties worden nu opgelegd bij ontvluchtingen en onttrekkingen? Dat zijn namelijk twee verschillende dingen.

Tot slot, ik was nog een vraag vergeten bij de recidive. Wanneer krijgen wij een overzicht van de laatste recidivecijfers? Die zijn belangrijk voor de Kamer om een analyse te kunnen maken van hoe de extra investeringen hebben uitgewerkt. Ik zie uit naar de beantwoording door de Staatssecretaris.

Mevrouw Helder (PVV): Ik heb mijn VVD-collega goed horen zeggen: de jeugdcriminaliteit daalt. Daar sla ik altijd op aan, bij dezen nog een keer. Het gaat niet om dé jeugdcriminaliteit. Het gaat om de geregistreerde jeugdcriminaliteit. Dat staat ook gewoon op de website van het WODC: «Al enkele jaren is een daling waarneembaar in de door politie en Justitie geregistreerde jeugdcriminaliteit (...) veranderingen in de wijze van registreren binnen de justitieketen een rol te spelen.» Dat is een wat eerlijker verhaal. Dat wil ik mijn VVD-collega voorhouden. Wij hebben inmiddels het programma Versterking prestaties in de strafrechtketen (VPS), nadat de Algemene Rekenkamer in 2013 gehakt had gemaakt van de cijfers van politie en justitie, want het gaat niet goed in de strafrechtketen. Is mevrouw Van der Burg bereid om voortaan te spreken over de geregistreerde criminaliteit?

Mevrouw Van der Burg (VVD): Dat is net als met zaken als illegaliteit: wat je niet registreert, staat ook niet in de cijfers. Dat klopt. Neem jeugdbendes. Die worden keurig geregistreerd. Wetenschappers hebben via een methode waar wij het allemaal mee eens waren, helemaal in kaart gebracht hoeveel er waren, hoeveel erbij komen et cetera. Daarin heeft een enorme vermindering plaatsgevonden. Dat is pure winst. Dat mag ook worden gezegd. Als mevrouw Helder zegt dat wij daar nog veel meer aan moeten doen, dan vindt zij mij en mijn fractie volledig aan haar zijde, want de impact van dit soort daden van jongeren is gigantisch op henzelf maar vooral ook op de maatschappij.

Mevrouw Helder (PVV): Dat schept hoop, want voormalig Minister Opstelten beantwoordde niet de vraag hoeveel jeugdbendes er waren aangepakt. Dat betekende niet van de straat gehaald. Dat was ook al een beetje een keerzijde. Hij heeft ook nooit antwoord gegeven op de vraag of zij in een nieuwe samenstelling terugkomen. Dat weten wij dus ook niet zeker. Dat sluit aan bij het verhaal van vandaag in De Telegraaf: Jeugdbende kon ongemoeid roven. Dus er is nog een heleboel werk te verzetten. Ik ben blij dat collega Van der Burg bereid is om daaraan mee te werken. Ik overweeg nog een motie in te dienen. Dan kunnen wij samen optrekken om dit echt te bestrijden.

Mevrouw Van der Burg (VVD): In het begin hebben wij discussie gevoerd over de vraag: zien wij ook de nieuwe jeugdbendes? Ook de nieuwe jeugdbendes zijn daarin ondergebracht. Daarom zijn ze niet tot nul gereduceerd, wat eerst het voornemen was. Er komen immers elke keer nieuwe jeugdbendes. Maar het is enorm gereduceerd: met twee derde. Ik ben ook heel benieuwd hoe dat dit jaar loopt. En ja, dat bericht over Rotterdam is zorgwekkend. Ik hoop dan ook dat de Staatssecretaris nog even in kan gaan op de vraag of die zaak daadwerkelijk wordt opgepakt, ook omdat er een verband werd gelegd met detentie. Het lijkt mij zaak om boven op dat soort zaken te zitten. Als dat niet gebeurt, dan wil ik dat de Staatssecretaris daar aandacht aan besteedt. Wat mij betreft zijn wij dus op de goede weg, maar het moet nog veel beter, want dit soort misdaden heeft een enorme levensbepalende impact op mensen. Daar zijn wij het over eens.

De voorzitter: Het CDA heeft ook nog een aantal opmerkingen en vragen. Die worden naar voren gebracht onder het voorzitterschap van mevrouw Helder.

Voorzitter: Helder

De heer Oskam (CDA): Voorzitter. In oktober heb ik een aantal uitspraken bestudeerd naar aanleiding van zorgwekkende berichten van officieren van justitie dat zij de plaatsing van jeugdige veroordeelden niet rondkrijgen. Er blijken in heel het land zaken te zijn waarin de rechter concludeert dat de adviezen van de psychiater, de psycholoog en de jeugdreclassering geen gevolgen hebben gekregen. Noodzakelijke behandelingen zijn niet van de grond gekomen. Instellingen missen de financiële middelen en voldoen niet aan het vereiste veiligheidsniveau. Officieren van justitie noemen zelf plaatsgebrek, gebrek aan geld en bureaucratie bij plaatsingen als obstakels.

Twee weken geleden werden een paar voorbeelden aangehaald door RTL in het nieuws. De Minister heeft de Kamer gisteravond een brief gestuurd. Die brief verbaasde mij enigszins. De Minister schrijft daarin namelijk dat er geen gegevens bekend zijn over de start van de behandeling van jeugdigen. Blijkbaar is het voor RTL wel mogelijk om die gegevens door middel van een aantal concrete casussen boven tafel te krijgen. Ik stel mijn vraag over die schrijnende voorbeelden vandaag dus maar weer en ik zal ook de voorbeelden geven. Voor een criminele jongere die is veroordeeld tot negen maanden jeugddetentie, kan geen instelling worden gevonden vanwege wachttijden. Een andere minderjarige wordt in mei 2014 voor diefstal veroordeeld, maar krijgt niet de juiste behandeling en gaat opnieuw de fout in. Een negentienjarige jongere moet naar een instelling, maar door bezuinigingen wordt zijn plek geschrapt. Gemeenten ruziën over de vraag wie de behandeling zou moeten betalen in het kader van een gebroken gezin, want de jongere in kwestie woont bij zijn moeder en staat ingeschreven bij zijn vader. Zij wonen in verschillende gemeenten en er is gedoe over de vraag wie de rekening gaat betalen.

De CDA-fractie is hier enorm van geschrokken. Dit kan en mag niet waar zijn. Het gaat om jongeren met veel problemen. Zij hebben vaak last van depressies, zwakbegaafdheid en alcohol- en drugsverslaving. Tijdens een ander AO hebben we met de Staatssecretaris gesproken over de aanpak van verwarde personen. Dit zijn mogelijk de verwarde personen van de toekomst die nergens terechtkunnen. Daarom is het van het grootste belang dat die behandeling plaatsvindt, zeker wanneer de rechter dit expliciet heeft bepaald. Dat is niet alleen van groot belang voor de ontwikkeling van de jongere zelf, maar ook voor de veiligheid van de samenleving. De brief van gisteren bood geen zicht op de wijze waarop deze problemen worden aangepakt. Is de Staatssecretaris bereid om nog voor de begrotingsbehandeling te inventariseren hoeveel behandelingen zijn vertraagd? Het gaat dan niet om een paar dagen vertraging maar wel om enkele maanden vertraging en om behandelingen die niet zijn uitgevoerd. De CDA-fractie is van mening dat er meer nodig is dan het plan van de Staatssecretaris om gemeenten nieuwe factsheets te geven. Zoals de Staatssecretaris schrijft, hebben gemeenten de financiële plicht om deze jongeren te begeleiden. Dat is zo, maar er is ook een communicatieprobleem. De gemeenten kunnen gewoon niet aan die eis voldoen. Kan de Staatssecretaris zeggen op welke wijze gemeenten erbij worden betrokken als het Openbaar Ministerie een zogenaamde terugmelding doet wanneer een behandeling niet is opgestart? Dan moet er toch ook contact zijn met degene die dat betaalt en die daar verantwoordelijk voor is? De betreffende gemeente moet dan ook weten om welke reden het niet gelukt is. Afgezien van de casussen die ik heb genoemd, zouden er door het hele land casussen zijn van jongeren die na een jaar nog niet zijn behandeld. We willen precies weten hoe we dit probleem de komende tijd gaan tackelen, juist omdat het zo ingrijpend is en het op deze manier de verkeerde kant op gaat met de ontwikkeling van deze jongeren.

Ik kom op de inrichtingen zelf. Zoals gezegd heeft de Staatssecretaris zijn plan om een aantal goedlopende jeugdinstellingen te sluiten, helaas doorgezet. Amsterbaken in Amsterdam is inmiddels gesloten. Met betrekking tot die instelling heeft voormalig Staatssecretaris Teeven nog wel de toezegging gedaan dat er wordt gekeken naar de verdere begeleiding van preventief gehechte jongeren in Amsterdam en omgeving. Hoe staat het met het overleg tussen de gemeente Amsterdam en de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie? Is de Staatssecretaris bereid mee te werken aan een kleinschalige nieuwe voorziening of worden deze jongeren elders begeleid? Hoe zit het met de financiering van deze begeleiding, in de nasleep van de sluiting van Amsterbaken? Ik krijg daar graag meer duidelijkheid over.

Naar aanleiding van de inspectierapporten over Juvaid en De Heuvelrug geeft de Staatssecretaris in zijn brief van 21 juli aan dat hij verwacht dat andere instellingen de gedane aanbevelingen van inspecties ter harte zullen nemen en zullen oppakken. Dat is natuurlijk wel erg vaag en algemeen. Hoe gaat de Staatssecretaris erop toezien dat dit echt gebeurt bij deze instellingen? Betreft het alle aanbevelingen of betreft het een aantal specifieke aanbevelingen? Welke maatregelen worden genomen als dat laatste het geval is? Bij welke instelling is dat volgens de Staatssecretaris dan nodig? Ik krijg graag inzage in de wijze waarop dit in de praktijk gaat.

Ik heb nog een vraag over de borginstellingen. In een aantal gevallen werd geadviseerd om plaatsing in een borginstelling te realiseren in het kader van een voorwaardelijke pij. Dat is ook vastgelegd in een aantal vonnissen. Er zijn in Nederland vier borginstellingen. We willen een en ander meten en bekijken hoe de zaken lopen. Ik wil daarom graag weten hoeveel opnamen er in die borginstellingen zijn geweest sinds 1 april 2014 met als financieringstitel of juridische titel «voorwaardelijke pij».

Voorzitter: Oskam

De voorzitter: De Staatssecretaris heeft laten weten een kwartier nodig te hebben om zijn beantwoording voor te bereiden. Ik schors dit algemeen overleg tot 11.05 uur.

De vergadering wordt van 10.51 uur tot 11.06 uur geschorst.

Staatssecretaris Dijkhoff: Voorzitter. Er is een heel breed palet aan vragen gesteld. Ik ga geen algemeen verhaal houden, maar ik kom per vraag op de verschillende onderwerpen en we kunnen dan een en ander uitdiepen als daar behoefte aan is.

Mevrouw Helder vroeg: waarom hebben we eigenlijk geen heropvoedingskampen? Wij hebben geen kampen. Er is geen wetenschappelijke onderbouwing van de stelling dat dat beter zou zijn. De inspecties hebben daar in het verleden niet echt een positief oordeel over gegeven. Het element van heropvoeding of verbetering of hoe je dat ook noemt, krijgt natuurlijk wel de aandacht via de zorg, de behandelingen en de begeleiding van jeugdigen. De aandacht daarvoor is fors geïntensiveerd. Er is fors geïnvesteerd om de kwaliteit te verbeteren. Er zijn dus geen kampen, maar bepaalde elementen zou je wel als heropvoeding kunnen beschouwen.

Mevrouw Helder vroeg voorts naar het aantal strafbare feiten dat tijdens ongeoorloofde afwezigheid is gepleegd. Er is wel een clausule, want de registratie gaat uit van gepleegde feiten waarvoor voorlopige hechtenis is gerechtvaardigd. Ik geef meteen toe dat dit wel een drempel is, maar winkeldiefstal is al een delict waar voorlopige hechtenis voor kan worden opgelegd, dus het is niet zo dat we veel missen. In 2014 zijn er vier incidenten geweest tijdens een onttrekking. In 2013 waren het er drie.

Mevrouw Helder vroeg ook naar de effectevaluatie van Brains4Use. Er is een opbouw in de beoordeling van interventies. Een en ander verloopt standaard in fases. Je hebt een procesevaluatie, een doeltreffendheidevaluatie en een effectevaluatie. Daardoor is de effectevaluatie inderdaad voor 2019 voorzien en niet voor een eerder moment.

Er werd gevraagd waarom we de broekstok niet standaard inzetten bij verlof of waarom wij hem niet vaker inzetten. De broekstok kan op indicatie worden ingezet, maar de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat het niet vaak voorkomt. Bij deze jeugdigen wordt toch vaak voor een andere oplossing gekozen. Als een broekstok nodig wordt geacht voor verlof, worden er vaak eerst andere stappen gezet en wordt het verlof niet gegeven. Verlof is van essentieel belang voor de re-integratie. Zonder verlof kunnen we die niet goed volbrengen. Er zit altijd enig risico aan. Ik heb de cijfers gegeven, maar die moet je wel afzetten tegen het aantal personen dat op verlof gaat. Dan krijg je natuurlijk een ander percentage. Een ongeoorloofde afwezigheid betekent overigens niet altijd dat iemand geprobeerd heeft de benen te nemen om te ontvluchten. Er zitten natuurlijk ook gevallen bij waarin er sprake was van vertraging en van verlaat binnenkomen. Ik denk dat het een goed beeld geeft als we over beide zaken blijven communiceren. Er werd gevraagd waarom dat niet is gebeurd. Wat mij betreft doen we dat en zetten we het tegen beide af. We gaan het niet vervangen, maar de Kamer ontvangt dan twee percentages met twee onderbouwingen.

Mevrouw Helder zei dat de behandeling niet heeft gewerkt als mensen die verlof hebben wel proberen om ertussenuit te knijpen, vooral als dat aan het eind van het verlof gebeurt. Dat kan natuurlijk. Dat kan de reden zijn, maar ik vind het iets te gemakkelijk om dat in het algemeen te zeggen. Het is ook een moment waarop je ziet wat het effect is van bepaalde elementen van de behandeling. In een besloten, veilige omgeving met weinig prikkels kun je niet alles even goed meten als in de situatie waarin je het verlof van iemand opbouwt. Er is dan weleens sprake van een terugval tijdens de behandeling. Zo zou ik dat willen zien. Ik zou het niet willen zien als een bewijs dat de behandeling niet deugt, maar als een terugval in de behandeling waar je zeker op moet acteren. Het stapsgewijs toewerken naar vrijheid vind ik wel een essentieel onderdeel.

Mevrouw Van der Burg vroeg wat de sancties dan zijn. Er zijn geen standaardsancties. Wij hebben het bij andere gelegenheden weleens gehad over sancties bij volwassenen. Daar zijn wij echter deels weer op teruggekomen, omdat je wilt dat het behandeleffect voorop blijft staan. Op basis van de deskundigheid in het verlofplan en het perspectiefplan ga je bekijken wat een passende sanctie is bij het type ongeoorloofde afwezigheid dat zich heeft voorgedaan. Het moet dus altijd op maat zijn en gekoppeld zijn aan het perspectief, maar je kunt denken aan intrekking van de verlofrechten, plaatsing op de kamer en/of beperking of intrekking van andere rechten die zijn opgebouwd.

Mevrouw Helder (PVV): De Staatssecretaris had het over het stapsgewijs toewerken naar verlof. Daar ben ik een voorstander van. Daar staan wij niet afwijzend tegenover. Ik heb wel gezegd dat 80% van de ongeoorloofde afwezigheden zich voordoet als jongeren al ver in het behandelingstraject zijn. Dat moet toch wel een aanwijzing zijn dat het dan niet helemaal goed gaat. Je kunt inderdaad niet zeggen dat het dan niet werkt, maar je kunt ook niet zeggen dat het wel werkt. De Staatssecretaris gaat over zijn eigen antwoorden, maar ik zou toch een iets beter onderbouwde motivering willen hebben.

Staatssecretaris Dijkhoff: Dan moeten we het wel gaan preciseren, want het meeste verlof vindt ook laat in de behandeling plaats. Als je geen verlof krijgt, kun je je er ook niet aan onttrekken. Ik vind het dus niet zo gek dat dat met elkaar samenhangt. We zouden dan ook dieper moeten graven om te bekijken of er ook echt inhoudelijke koppelingen zijn, afgezien van het feit dat je nu eenmaal later in je behandeling, als je richting het einde daarvan gaat, verlof krijgt en dat je je dan dus ook pas kunt onttrekken. Ik zie die inhoudelijke link dus nog niet meteen.

Mevrouw Helder (PVV): Ik wel. Tijdens werkbezoeken en uit diverse rapportages heb ik vernomen dat er een drempel is. Er wordt aangegeven dat er na een jaar gewoon verlof moet zijn. Punt. Er wordt dus niet zozeer gekeken naar de vraag of degene die het betreft daar al klaar voor is, maar er wordt gezegd: hij of zij zit al een jaar, dus er moet nu gewoon verlof komen. In dat geval gaat de redenering van de Staatssecretaris toch niet helemaal op.

Staatssecretaris Dijkhoff: Dat is niet de beleidslijn. Als mevrouw Helder die signalen heeft gehad, dan vind ik het goed om hier nog eens te bestendigen dat het niet de lijn is dat iedereen na een jaar verlof moet hebben. Er moet een inhoudelijke afweging worden gemaakt. Het behandelingsperspectief staat voorop. Als je achteraf terugkijkt, zou kunnen blijken dat dat vaak na een jaar is, maar het is niet zo dat wij er druk op zetten en na een jaar zeggen: nu gaan we iemand maar met verlof sturen, ook al denken wij dat hij of zij er niet aan toe is. Ik wil wel uitspreken dat dat niet de lijn is. Dat moet niet gebeuren.

Mevrouw Helder en mevrouw Van der Burg hebben gevraagd naar de herziening van het stelsel gedragsinterventies. Waar gaat dat heen? Er komt meer aandacht voor de uitvoerbaarheid van de interventies, voor de praktische kant. Blijft het evidencebased? Ja, dat blijft het uitgangspunt. Er ontstaan meer mogelijkheden om individuele interventies aan te bieden naast groepsinterventies. Het systeem van erkenning wordt flexibeler, zodat je beter kunt bekijken of de interventie voldoet aan de stand van de wetenschap op dat specifieke terrein op dat moment. Ook komt er meer uniformiteit in de registratie en de monitoring van interventies en is er meer variatie mogelijk in het type evaluatieonderzoek. Op die manier spelen we in op de veranderingen die er zijn op het gebied van gedragsinterventies. Er is sowieso sprake van een dalende instroom in de strafrechtketen, dus de doelgroep voor justitiële gedragsinterventies wordt kleiner. Dan kun je niet meer blijven uitgaan van hetzelfde type interventie, want dat vereist een bepaalde schaal en je zult dan moeten wachten totdat je die hebt bereikt. Daarom is een flexibelere en betere aansluiting nodig, ook bij de reguliere jeugdzorg, en is het belangrijk om individuele mogelijkheden te behouden om inhoudelijk effectief te blijven in veranderde omstandigheden.

Mevrouw Van der Burg (VVD): Ik begrijp dat er aanpassingen nodig zijn, maar de Staatssecretaris zei net ook dat de effectevaluatie van Brains4Use voor 2019 blijft staan. Mevrouw Helder vroeg daarnaar. In de brief stond echter dat het eigenlijk niet zo goed mogelijk was om de effectiviteit te evalueren – dat was een conclusie van de onderzoekers – omdat het gewoon niet goed genoeg werd uitgevoerd door een gebrek aan uniformiteit in het proces et cetera. Daarom stelde ik de vraag wat we gaan doen met die gedragsinterventies. Als dat immers het geval is, als we daar zo veel middelen aan besteden en als we ook in de recidive geen effecten zien ... Ik heb ook gevraagd om dat in combinatie met de recidive te bekijken. Ik heb de Staatssecretaris gevraagd om daar in het voorjaar op terug te komen. Die zaken moeten goed met elkaar in verband worden gebracht en worden doordacht, want ik denk dat er wel een probleem is. In de jeugdzorg kennen we heel veel interventies die niet bewezen effectief zijn. Ik zou dat niet graag in de justitiële sfeer hebben, want de effectiviteit moet voorop blijven staan. Kan de Staatssecretaris daarop reageren?

Staatssecretaris Dijkhoff: Mevrouw Van der Burg heeft natuurlijk gelijk als zij zegt dat het lastig is. We hebben allemaal dezelfde intentie: we willen betere gedragsinterventies en we willen dat de recidive daardoor daalt. We willen een soort garantie hebben dat ze werken. Als je vraagt om ze te evalueren, stuit je echter op een methodologisch probleem. Je hebt natuurlijk een beperkte kring, terwijl je een kring van een bepaalde omvang nodig hebt om iets te kunnen controleren. Je hebt geen controlegroep voor een nulmeting. Wij willen eigenlijk graag een soort zegeltje waarop staat dat iets wel of niet effectief is, zodat we besluiten kunnen nemen, maar doordat de schaal beperkt is, kan niet met de wetenschappelijke validiteit die je zou willen hebben, worden gezegd of het effectief is of niet. Dan wordt het dus lastiger om daar een studie naar te doen. We zien de recidive inderdaad nog niet vanzelf teruglopen. Ik zeg graag toe dat we dit aspect daarbij betrekken, dat we daarop blijven terugkomen en dat we in die zin niet wachten tot 2019. De voorziene effectiviteitsmeting staat echter wel voor 2019 gepland.

Mevrouw Van der Burg (VVD): Dank u wel voor deze toezegging. Kan dat ook in het voorjaar? Ik denk dat dit wel iets is waarover we moeten nadenken. We moeten die verbindingen leggen. Ik heb al weleens eerder gevraagd of interventies uit het strafrecht in de civiele sfeer zouden kunnen worden ingezet, omdat zij effectiever zouden zijn dan de jeugdzorg. Denk aan agressiereguleringsinterventies en dat soort zaken. Nog niet zo lang geleden kregen wij een brief waarin stond dat dat kon. Is het misschien een optie om dergelijke interventies wat vaker in te zetten? En kun je op die manier ook eerder de effectiviteit meten? Het hangt er natuurlijk van af of het nuttig is voor die jongeren. In civielrechtelijke sfeer zie je soms dat iemand geen delict heeft gepleegd, maar wel dezelfde problematiek heeft en in de gesloten jeugdzorg terechtkomt. Dan zou je dezelfde interventies kunnen toepassen.

Staatssecretaris Dijkhoff: De eerste vraag van mevrouw Van der Burg was of het in het voorjaar kan. Dat is akkoord. Dan nemen we ook het tweede punt mee. Het is een interessante gedachte om te bekijken of daar wat in zit. Ik gebruik het woord «kruisbestuiving» in dat kader, want een beter woord heb ik niet.

Mevrouw Volp (PvdA): Ik denk dat mevrouw Van der Burg een terecht punt aansneed. Je kunt wel een evaluatie in 2019 doen, maar het is de bedoeling dat de instroom verder afneemt en dan kun je geen effectiviteitsstudie uitvoeren. Ik vraag me dus af of we dat überhaupt moeten willen en of het niet zaak is om veel meer naar het instroomprofiel te kijken. Dan heb je natuurlijk de link met de jeugdzorg. Je hebt dan te maken met signalering en vroegsignalering. Dat zou veel meer kunnen zeggen over de gedragsinterventies die vanuit de strafrechtketen of vanuit de jeugdzorg nodig zijn. Ik vraag mij dus af of de Staatssecretaris dat niet breder moet zien in plaats van te zeggen: we bekijken straks wat er in 2019 uit de effectiviteitsstudies komt. Het lijkt mij dat dat per definitie niet kan.

Staatssecretaris Dijkhoff: Het ene sluit het andere natuurlijk niet uit. De vraag ging heel specifiek over de evaluatie van één gedragsinterventie. Ik heb het tijdpad geschetst en uitgelegd voor wanneer die voorzien is. Dat betekent niet dat wij ondertussen niet nadenken over het hele stelsel. Mocht de hele vormgeving van het jji-stelsel veranderen, dan heeft dat natuurlijk ook invloed. Op dat punt kom ik later in de beantwoording terug. Als je vooral werkt met bepaalde interventies waarvan je de indruk hebt dat ze werken maar die wel bepaalde aantallen vereisen, dan moet je bij dalende aantallen je manier van werken en interveniëren aanpassen. Het moet dan steeds meer de persoonsgerichte kant op. Daarom heb ik in antwoord op de vraag om alvast een doorkijkje te geven, ook aangegeven dat we die richting opgaan en dat we daaraan werken. De elementen die mevrouw Volp noemt krijgen daarbij zeker aandacht.

Mevrouw Kooiman (SP): Op sommige punten zijn we het niet eens, maar er wordt terecht op gewezen dat je gedragsinterventies ook in een civielrechtelijk kader zou kunnen toepassen. De Staatssecretaris gaat over beide; hij gaat bijvoorbeeld ook over de gezinsvoogdij. De systeemtherapie, de Multi Systeem Therapie (MST) wordt bijvoorbeeld veel toegepast in het strafrechtelijk kader en minder in het civielrechtelijk kader. Ik denk dat het een terecht punt is van mevrouw Van der Burg om daar goed naar te kijken. We hebben wel vaker aandacht gevraagd voor de mogelijkheid om dat breder inzetbaar toe te passen. Kan de Staatssecretaris toezeggen dat hij daarnaar kijkt en dat hij de Kamer daarover informeert?

Staatssecretaris Dijkhoff: Ik heb mevrouw Van der Burg toegezegd om dat sowieso in het voorjaar te doen. In aanvulling daarop zeg ik nog wel het volgende. We doen dat niet alleen, hoe slim we ook zijn. We werken samen met andere partners zoals Jeugdzorg Nederland en de Raad voor de Kinderbescherming, zodat we een en ander kunnen combineren en hen daar goed bij kunnen betrekken. Dat doen we dus zeker.

Mevrouw Kooiman (SP): Ik vind het goed om dat te horen, maar laten we dan ook contact opnemen met mensen die dat soort interventies plegen. Ik denk dat MST Nederland bijvoorbeeld een geschikte gesprekspartner is. Ik zie een aantal ambtenaren nu knikken, dus ze kennen die organisatie. Het zou fijn zijn als die mensen erbij betrokken worden, als met hen in gesprek wordt gegaan en als we een terugkoppeling daarvan krijgen.

Staatssecretaris Dijkhoff: In de Handelingen staat nu al dat mevrouw Kooiman de ambtenaren zag knikken, maar ik houd toch graag de illusie dat ik het ook zelf moet toezeggen. Dus, ja, we zullen hen daar ook bij betrekken.

Mevrouw Helder vroeg wat er gebeurt met de verbeterpunten die naar voren komen uit de doorlichting van de inspectie. Er zijn drie jji's doorgelicht. Over het algemeen was de inspectie tevreden. Er zijn natuurlijk altijd zaken die beter kunnen en die serieus opgepakt moeten worden, maar ik wil daar wel even op wijzen. Er zijn aanbevelingen gedaan met betrekking tot de personeelsinzet en het scholingsniveau van de groepsleiders. De jji's hebben afspraken gemaakt om die zaken op te pakken, om tot een flexibelere personeelsinzet te komen en om pieken en dalen in de capaciteit beter te kunnen opvangen. Er zijn groepsleiders ingehuurd door de jji's om dit punt te kunnen oppakken. Ook wordt geïnvesteerd in het opleidingsniveau, zodat eind 2015 75% van de groepsleiders geregistreerd is in het kwaliteitsregister.

Mevrouw Helder vroeg nog specifiek naar de niet piepende wiet, contrabande en drugs. Bij Intermetzo Lelystad en De Heuvelrug werkt men nu aan het verbeteren van de analyse voor de inzet voor de drugsontmoediging en de registratie van controlemiddelen, zodat inzichtelijk wordt welk percentage van de controles positief op drugs is. In Veenhuizen werkt men aan de verbetering van het toezicht tijdens het bezoek, om het doorgeven van drugs ook te voorkomen. Dat doen die verschillende instellingen conform de aanbevelingen die de inspectie heeft gedaan. Die worden dus opgevolgd.

Mevrouw Helder vroeg naar de monitoring en de evaluatie van het adolescentenstrafrecht. Wanneer komen er cijfers daarover? Zij vroeg naar het aantal jongeren dat als volwassene wordt berecht. Is er op dat punt een ontwikkeling, een stijging of een daling, zichtbaar? Kan dit ook worden meegenomen in het WODC-onderzoek? Dat kan ik bevestigen: dat doet het WODC. Er is een meerjarig onderzoeksprogramma op dit terrein. Daarin wordt dit aspect meegenomen.

Mevrouw Kooiman vroeg naar de sluiting van De Heuvelrug en de plaatsing van de meisjes. De Heuvelrug sluit per 1 mei. Er zal sprake zijn van een goede overdracht. De meisjes worden overgebracht naar De Hunnerberg, waar al eerder meisjes zijn gehuisvest. Men is daar bekend met de specifieke doelgroep. We denken dus dat er sprake zal zijn van een zorgvuldige overdracht.

Mevrouw Kooiman vroeg ook naar de aanbeveling van de RSJ over situaties die nader onderzocht moeten worden en het inzicht krijgen in het aantal jeugdigen dat aangewezen is op een gespecialiseerde hoogbeveiligde centrale behandelvoorziening. Daar moet ook de situatie van jongeren in een jeugdzorgplusvoorziening bij worden betrokken, gelet op de overeenkomst met justitiële jongeren. Al die vragen nemen we mee in het traject waar we nu mee bezig zijn. We nemen die gedachten niet alleen mee, maar we bekijken ook hoe we daar vorm aan kunnen geven. Voor de begrotingsbehandeling komt daar nog een beleidsreactie van de Minister op. De vraag van mevrouw Volp zal daar ook bij betrokken worden. Zij vroeg om een taskforce en een commissie om met heel veel mensen te praten, maar ook om naar het hele stelsel te kijken, naar hetgeen waar de RSJ op doelt en naar de adviezen om naar één grote centrale voor de meer psychische behandelingen toe te gaan en om verder op een kleinschaliger niveau aansluiting te zoeken. Ik zou de Kamerleden willen vragen om even af te wachten. De komende weken, in aanloop naar de begrotingsbehandeling ontvangt de Kamer de Verkenning invulling vrijheidsbeneming justitiële jeugd. Heel veel partijen zijn daar al bij betrokken geweest. Als ik de inbreng van de Kamer zo hoor, dan denk ik dat het zomaar zo kan zijn dat zij helemaal niet ontevreden is over de kant die het opgaat. We moeten het stuk nog finaliseren. Daarna krijgt de Kamer het. De lijnen die hier zijn genoemd, zien wij ook. Wij zien ook dat het niet mogelijk is om een concept dat gebaseerd is op grootschaligheid te hanteren en om dat dan maar steeds minder te doen, omdat de schaal afneemt. Ik denk dat de inbreng van de Kamer in grote lijnen heel goed past bij de richting die wij schetsen. De komende weken ontvangt de Kamer de verkenning als die helemaal af is. Dat is natuurlijk een beetje een cliffhanger, maar zo is het.

Mevrouw Kooiman (SP): De Staatssecretaris zegt nu nog niks, terwijl wij graag willen weten wat zijn visie is. Hij zegt dat Eikenstein, een kleinschalige organisatie waar de meisjes nu behandeld worden, wel gesloten wordt. Straks gebeurt dat dan alleen nog maar grootschalig in De Hunnerberg. Dat is natuurlijk een beetje tegenstrijdig met de visie die wij net hebben geschetst. Kan de Staatssecretaris alsjeblieft wat meer zeggen over zijn belangrijke visie? We hebben nu een algemeen overleg hierover. We hebben al ontzettend veel adviezen gehad, dus we willen graag wel wat meer horen.

Staatssecretaris Dijkhoff: Dat snap ik, maar dan had ik misschien nog minder moeten zeggen. Het duurt niet heel lang voordat wij daar uitgebreid over kunnen discussiëren. Dan kunt u ook echt alles lezen en in detail zien. De samenhang zal dan ook duidelijker worden. Daar kunnen we het bij de begrotingsbehandeling over hebben. Het is niet alleen van mij. Met name de Minister is hierbij betrokken.

Het is niet per se tegenstrijdig. Als je aansluiting zoekt bij andere vormen van jeugdhulp, kan het nog lokaler en kleinschaliger zijn. Ik heb liever dat de Kamer de verkenning in haar geheel beoordeelt, maar ik wil vast zeggen dat dit niet per se tegenstrijdig is. Ik dacht eigenlijk juist al veel te zeggen door te verwijzen naar hetgeen de Kamerleden zelf hebben ingebracht. Zij vroegen: moeten we de gevallen waarin echt een specifieke voorziening nodig is, de moeilijkere zaken, niet onderscheiden? Ook werd er gevraagd of we niet meer kunnen aansluiten bij hetgeen in andere domeinen, waaronder het lokale domein, al gebeurt. De Kamerleden hebben in dat kader gewezen op verschillende zaken die daar al gebeuren en die de behandeling vaak bevorderen. Ik wil het daar nu graag bij houden. Dan kunnen we later over het hele plan discussiëren.

Mevrouw Kooiman (SP): Begrijp ik het goed dat de Staatssecretaris het met de SP en de Partij van de Arbeid eens is dat je kleinschalige voorzieningen dicht bij het gezonde netwerk moet creëren en dat je tevens moet kijken naar één gespecialiseerde voorziening waar die psychische zorg voorhanden is? Zijn we het daar dan in ieder geval over eens?

Staatssecretaris Dijkhoff: Of het er nu precies een is... Laten we nog iets te raden overlaten, maar het gaat inderdaad in de richting van een lokale, regionale plaats waar jongeren zo dicht mogelijk bij het eigen leefsysteem, bij huis, de behandeling krijgen. Je moet echter ook voorzieningen hebben voor de moeilijkere gevallen waarvoor andere behandeltypen vereist zijn.

Mevrouw Volp (PvdA): Ik voel mij een beetje zoals mijn jongste zich voelt nu Sinterklaas bijna weer in Nederland is. Ik wil namelijk heel graag weten wat ik strakjes krijg. Mag ik een paar dingen vragen die misschien richting kunnen geven? Gaan de Staatssecretaris en de Minister de ervaringsdeskundigen gebruiken? Ik geef de notitie zo nog een keer. Ik raad het de Staatssecretaris echt aan om voor het uiteindelijk plan nog met hen te spreken. Worden de gemeenten hierbij betrokken? Ik denk dan met name aan de fase voor en na de overdracht. Hoe zit het met onderwijs en heel specifiek met de tbo? De Staatssecretaris komt daar ongetwijfeld zo nog op terug. En hoe zit het met de voorwaardelijke vog? Als we dan toch nog even moeten wachten, kunnen we er maar beter voor zorgen dat we wachten op iets wat we daadwerkelijk graag willen.

Staatssecretaris Dijkhoff: Ik heb nog geen kinderen maar ik ben nu al inconsequent, dus dat is geen goed teken. Ik ga nu toch weer iets meer zeggen. Op de laatste twee onderwerpen, de vog en het tbo, kom ik dadelijk wat uitgebreider terug. Bij het opstellen van de verkenning, die u volgende week of de week daarna in uw schoen krijgt, zijn ruim honderd stakeholders betrokken geweest. Dat waren niet alleen de gebruikelijke justitiepartners, maar ook, zoals mevrouw Volp vraagt, gemeenten, wetenschappers, ngo's en jeugdzorginstellingen. Het is dus niet alleen maar gebaseerd op iets wat wij in onze prachtige toren hebben bedacht; een en ander is het resultaat van een verkenning. Ik heb met een breed scala aan partners en stakeholders – dat is ook weer zo'n mooi woord – gesproken.

Mevrouw Volp (PvdA): Ik beloof dat ik extra hard zal gaan zingen bij de schoorsteen. Ik mis echter nog een partij en ik ga die hier toch nog even noemen: de ervaringsdeskundigen. Dat lijkt me een heel belangrijke als we het hebben over stakeholders.

Staatssecretaris Dijkhoff: Ik hoor van mijn ambtenaren dat zij betrokken zijn. Mevrouw Kooiman en mevrouw Volp vroegen ons nog specifiek om met hen in gesprek te gaan. Dat zullen we naar aanleiding van hun verzoek doen, maar het is niet zo dat de ervaringsdeskundigen tot nu toe niet betrokken zijn geweest.

Mevrouw Van der Burg (VVD): Ik heb een procedurele vraag. Er wordt ons iets toegezegd voor de behandeling van de begroting van Veiligheid en Justitie. Aanstaande maandag bespreken we het onderdeel Jeugd daaruit. Dit gaat over het jeugdstelsel. Ik vraag mij dus af of wij dit nog voor het wetgevingsoverleg Jeugd van aanstaande maandag kunnen krijgen. Dat lijkt mij wel relevant, want volgens mij zit de Minister die hierover gaat, daarbij ook aan tafel.

Staatssecretaris Dijkhoff: Hoewel u nu misschien wat minder enthousiasme bij mijn ambtelijke ondersteuning ziet, zeg ik ook dit toe.

Mevrouw Volp had het over jongeren die een verstandelijke beperking hebben, maar die wel heel streetwise en beïnvloedbaar zijn. Hoe gaan we met hen om? Hoe zorg je ervoor dat de behandeling in de jji's aansluit op de maatschappij? Daar doen we het nodige aan. Begeleiding, heropvoeding en voorbereiding op de terugkomst in de samenleving staan centraal in de jji's. Daar wordt aan gewerkt, bijvoorbeeld door middel van YOUTURN, de gedragsinterventies die we hebben – Brains4Use werd in dat kader al veel genoemd – en het leren van het delict. In de zedensfeer hebben we het programma Out of the Circle. Verder is er aandacht voor agressieregulatie. Er zijn programma's die gericht zijn op sociale vaardigheden. Als het nodig is, kan familietherapie worden ingezet. Je hebt het programma In Control!. Ook is er specifieke aandacht voor jeugdigen met een verstandelijke beperking als zij in een jji of een andere instelling komen. Er wordt dan specifieke aandacht besteed aan de arbeidstoeleiding. De ouders en een eventuele partner worden nauwer betrokken bij de behandeling van deze doelgroep.

Het plan voor de tbo ligt er al een tijd. De Minister is daarmee bezig. Ik bedoel daar niet mee dat het onder hem valt en dat hij daar dus mee bezig is, want ik weet toevallig dat hij er deze week mee bezig was. Het is wel complex en het vereist dus enig nader denkwerk. Het is ingewikkelde materie, maar ik weet dat de Minister en zijn ambtenaren er actief mee bezig zijn om dat plan weer wat stappen verder te brengen en om de Kamer daar ook over te informeren.

Ik kom op de voorlopige vog. Mevrouw Volp zei eigenlijk twee dingen die allebei kloppen. Zij vroeg enerzijds of we de drempel misschien kunnen verlagen door middel van een volwaardige vog. Anderzijds zei zij dat de drempel vooral een perceptiedrempel is. Daarom hebben we in Rotterdam pilots gehad met de vog onder specifieke voorwaarden. Er werd toen ook gedacht dat de drempel misschien echt te hoog was. Vanuit roc's en het OM kwamen er signalen die daarop wezen. Er werd gezegd dat veel jongeren zouden worden uitgesloten. De animo om deel te nemen aan de pilot bleek zeer gering te zijn. Toen er wat beter naar werd gekeken, bleek dat mensen heel vaak het beeld hadden dat ze geen vog zouden krijgen, terwijl die toch zou zijn afgegeven als ze het geprobeerd hadden. De pilot gaf geen aanleiding om te denken dat de eisen voor de vog zelf het probleem waren. Zoals mevrouw Volp ook aangaf, zit dit eerder in de beeldvorming die niet overeenkomt met de werkelijkheid. In 2013 werd 0,4% van de aanvragen geweigerd. Dan kun je natuurlijk zeggen dat zo'n percentage niet zo veel zegt als de aanvragen van de mensen die nu geen aanvraag indienen omdat ze denken dat die geweigerd zal worden, ook echt geweigerd zouden worden. Daarom trekken de Dienst Justis en het Centrum School en Veiligheid samen op om extra aandacht te geven aan dit onderwerp op scholen. Ook is er een nieuwsbrief voor de sector- en jongerenorganisaties. Dat is nog een tussenlaag. Die nieuwsbrief gaat niet rechtsstreek naar de jongeren. Daarom worden er ook andere communicatiemiddelen ontwikkeld zoals de vog-app. Daarin kunnen hulpverleners samen met de jongere per beroepsgroep checken hoeveel kans hij of zij eigenlijk maakt op een vog. De app is als pilot gestart. Omdat die succes had, gaan we de app nu verder ontwikkelen samen met VWS en de VNG. Ik vind het een heel goed initiatief om op die manier gewoon te bekijken hoe je iemand zo snel mogelijk iets duidelijk kunt maken en hoe je de vrees dat het zinloos is om een vog aan te vragen omdat je die toch niet krijgt, weg kunt nemen. Ik denk dat wij dat op die manier moeten doen. De informatie die wij hebben, wijst erop dat dit tot meer aanvragen zal leiden, die vervolgens niet geweigerd zullen worden. Mocht dat anders zijn, dan kunnen we dat oppakken. We hebben echter sterk de indruk dat het vooroordeel de aanvraag verhindert en niet zozeer dat het verstrekken het probleem zou zijn.

Mevrouw Volp (PvdA): Laat ik het even op dat laatste punt toespitsen. Zelf heb ik in de afgelopen jaren regelmatig contact gehad met het Jeugd Preventie Team in Amsterdam. Dat zijn ex-delinquente jongeren die met een soort streetcorner-idee proberen hun jongere broeders en zusters op het goede pad te houden. Dit leeft enorm. Het probleem is dat er een blinde vlek bestaat. De Dienst Justis (Justitiële uitvoeringsdienst Toetsing, Integriteit en Screening) geeft aan dat ook reclasseringsmedewerkers weleens vinden dat het niet nodig is om een verklaring omtrent het gedrag aan te vragen. Het is ontzettend belangrijk dat we deze heel moeilijk te bereiken groep in beeld krijgen, en dat we dat actief doen via de scholen. Ook werkgevers moeten hierbij worden betrokken, en misschien moeten die wat dapperder zijn bij het aannemen van deze mensen. De vog moet daarbij niet als belemmering worden gezien. Nogmaals, we zijn aan de verkeerde kant aan het voorlichten. Ik denk dat reclasseringsmedewerkers heel belangrijk zijn, maar hoe komen we bij die grote groep die dat defaitistische gevoel heeft dat het allemaal geen zin heeft, die denkt «laat maar» en daardoor een hoog risico loopt om verder de criminaliteit in te gaan?

Staatssecretaris Dijkhoff: Daarom doen we dit langs twee kanten, zoals via communicatie gericht op de mensen ertussen, die de jongeren helpen. De jongeren zelf proberen we via zo'n app te bereiken. Dat zijn de twee sporen die we volgen om ervoor te zorgen dat er geen blinde vlekken en veroordelingen komen. We moeten daar nu mee aan de slag.

Mevrouw Volp (PvdA): Mag ik in dat kader voorstellen om juist de ex-gedetineerde jongeren via Young In Prison, het Jeugd Preventie Team of Streetcornerwork te benaderen? Zij weten dat die jongens niet zozeer op zoek gaan naar een app en zij werken juist via mond-op-mondreclame. Met de begeleiding van dit soort organisaties kunnen ze een aanvraag doen en, bijvoorbeeld, weten wanneer ze in beroep kunnen gaan. Ik denk dat wij onze partners heel strategisch moeten kiezen.

Staatssecretaris Dijkhoff: Het wordt actief opgepakt zoals mevrouw Volp het heeft omschreven, ook via het programma voor jeugdgroepen. We zullen dit lijstje meenemen. Als ze er nog niet in zitten, zullen we ze hierbij betrekken. Dit is een toezegging, maar ik krijg het sterke signaal dat we dit al doen.

Mevrouw Van der Burg vroeg of de kwaliteitsverhoging van de jji's in de afgelopen jaren, de eventuele veranderingen in het stelsel en de aanpassingen op de veranderde instroom geen desinvesteringen zijn geweest. Ik denk dat deze zaken elkaar niet hoeven te bijten. De kwaliteitsinvestering is sowieso nodig voor de mensen die nu in jji's zitten en behandelprogramma's volgen. De mensen die daarvan beter zijn geworden, zijn straks in de nieuwe situatie ook beter af. Natuurlijk moet je, naast naar kwaliteitsverbetering in het algemeen, ook blijven kijken naar de druk op de sector door de dalende instroom. Daarvoor is het traject «Verkenning invulling vrijheidsbeneming justitiële jeugd» nodig, de formele titel van wat er straks in de schoen komt.

Mevrouw Van der Burg (VVD): Volgens mij vroeg ik iets anders. Die gedragsinterventies kunnen eigenlijk niet goed worden geëvalueerd. Er is sprake van een steeds dalende instroom. Dan rijst de vraag of de investeringen in die gedragsinterventies niet te weinig opleveren, ook vanwege de combinatie met recidive. Ze kosten namelijk te veel. U heeft al toegezegd om daar nog eens goed naar te kijken. Een en ander laat onverlet dat we moeten kijken naar het verdere stelsel, maar dat zat al in mijn vraag. Moeten we naar een andere inrichting van het stelsel? We krijgen hier nog een brief over en die wacht ik graag af. Dat was eigenlijk mijn vraag. Het eerste had u al toegezegd. Ik ben hier heel benieuwd naar. Misschien kunnen we dit verbreden. In dit geval is dat prima, maar als dit niet goed kan worden uitgevoerd, zijn die investeringen inderdaad nutteloos.

Staatssecretaris Dijkhoff: Daar heeft mevrouw Van der Burg gelijk in. Er is sprake van een dilemma. Je ziet niet meteen van grote afstand dat de recidive daalt na andere gedragsinterventies. Ik zeg daarbij vanuit mijn achtergrond als wetenschapper dat je nog extra onderzoek zou moeten doen naar de vraag of er sprake is van een echt causaal verband; dan zou je in ieder geval wat meer vertrouwen kunnen hebben in de effectiviteit ervan. We zien nu de recidive niet dalen, maar we weten ook niet hoe die zou zijn zonder de interventies. De wetenschap geeft aan dat het op deze schaal heel moeilijk is om te kunnen zeggen of ze effectief zijn. Ik zie het probleem. Zoals eerder toegezegd, zal ik dit meenemen in de bredere discussie.

Mevrouw Van der Burg vroeg ook naar het van-werk-naar-werk-beleid. In de jeugdsector loopt dat erg goed. Het gaat daarbij om hoogopgeleide professionals, die in de zorg en de jeugdzorg als werknemers erg gewild zijn. Voor deze doelgroep loopt dit traject dus erg goed. Verder vroeg mevrouw Van der Burg wanneer de verse recidivecijfers zullen komen. Het WODC komt in 2016 met een nieuw rapport hierover.

De heer Oskam vroeg hoe het mogelijk is dat jonge criminelen geen plek in een instelling krijgen als de rechter dit heeft opgelegd. In het jji-deel zien we zoiets niet; daar is dus voldoende plaats, daar spelen geen problemen bij de plaatsing van strafrechtelijk veroordeelde jeugdigen. In de jji's is ook behandeling voorhanden. Het is voor een kleinere, beperkte groep jeugdigen moeilijk om na de jji een vervolgbehandelplek te vinden. Dit speelt vooral bij de pij-maatregel en de vaak complexe problematiek daaromheen. Het gaat hierbij om een samenspel van oorzaken, zoals de wachtlijsten voor de jeugdzorgvoorzieningen en behandelinstanties die soms beoordelen dat de problematiek van een jeugdige te zwaar is voor de reguliere doelgroepen in de voorziening. De heer Oskam gaf al aan dat er onduidelijkheden zijn over de financiële verantwoordelijkheid. Vaak hebben gemeenten onvoldoende zwaardere behandelplekken ingekocht, terwijl ze daar wel de verantwoordelijkheid voor dragen. Wij laten nader onderzoek uitvoeren naar de doorplaatsing van jongeren na afloop van de pij-maatregel. Dat onderzoek wordt eind dit jaar afgerond. Voor oplossingen moet er diepgaander onderzoek plaatsvinden. We moeten dit samen met de gemeenten oppakken. Wij hebben namelijk wel de verantwoordelijkheid om de gemeenten hierop te wijzen, maar nemen hun rol in dezen niet over.

De heer Oskam (CDA): Ik begrijp dat het een zoektocht is voor de gemeenten, want die zijn hier net een jaar mee bezig. Als je nog niet weet wat er gaat komen, is het ook lastig om van tevoren zaken te moeten inkopen. Misschien kan hier breder en landelijk naar worden gekeken. Ik zeg maar meteen dat het verhaal dat de jji's wel allemaal voldoende strafrechtelijke plaatsen zouden hebben, door mensen van het Openbaar Ministerie wordt tegengesproken; die zeggen dat jongens die lang moeten zitten, bijvoorbeeld negen maanden, niet kunnen worden ondergebracht. Ik wil het Openbaar Ministerie daarom vragen om hier eens goed naar te kijken, juist omdat dit zo belangrijk is. Het gaat mij niet om gehakketak over cijfers. Die jongens moeten gewoon de behandeling of begeleiding krijgen die de rechter hun oplegt.

Staatssecretaris Dijkhoff: Wij nemen dit signaal zeker mee terug, ook omdat er plek is. Als ik even specifiek inzoom op de jji's, kan ik dit moeilijk rijmen met de situatie binnen de jji's. We herkennen dit wel voor de andere instellingen, maar daar ligt het niet aan een gebrek aan capaciteit. Wij zullen dit intern oppakken, maar dat dit op dit moment zou spelen, kan ik moeilijk plaatsen. Het zij misschien zo voor oudere kwesties, maar voor nu kan ik dit eigenlijk niet verklaren.

De heer Oskam (CDA): Het gaat niet altijd om capaciteit; soms heeft het met geld te maken. Ik denk dat dit voor strafrechtelijke gevallen niet opgaat, omdat het Openbaar Ministerie daarover gaat. Wel zit het vaak in bureaucratie en ook wel in plaatsbaarheid, dus dat er wel plek in een bepaalde inrichting is, maar een jongen daarin niet past en eigenlijk naar een andere inrichting zou moeten, of dat het belangrijk voor zijn familie is dat hij in de buurt blijft. Ik snap heel goed dat dat allemaal onderdelen zijn die zo'n beslissing moeilijk maken, maar hier moet wel een oplossing voor komen.

Staatssecretaris Dijkhoff: Ik denk dat we zoiets vooral zien als er een voorwaardelijke straf met een behandeling in een instelling is opgelegd, en de gemeente vervolgens de plaatsing moet organiseren. De heer Oskam vroeg ook of er wordt teruggemeld als het niet is gestart. Het OM meldt het wel aan de gemeente, maar als de gemeente vertraging heeft of de persoon niet kan plaatsen, komt het niet vanzelf terug bij het OM, omdat de gemeente daarvoor verantwoordelijk is. Het kan dus daaraan liggen: rechters leggen als rechter een behandeling op als onderdeel van voorwaardelijke straf, waarvoor de gemeente weer verantwoordelijk is.

De heer Oskam (CDA): Nog iets over die terugmelding aan de gemeenten. Voor de gemeenten is dit allemaal nieuw. Wij begrijpen van de burgemeesters dat het voor de gemeenten belangrijk is dat zij weten waarom dingen niet doorgaan. Het is dus niet alleen een kwestie van terugmelden. Als ze de reden kennen, kunnen ze actief anticiperen.

Staatssecretaris Dijkhoff: Het OM meldt aan de gemeenten dat er iets is opgelegd, de gemeente moet het organiseren. Als het niet doorgaat en de gemeente zelf niet weet waarom het niet is gelukt om het te organiseren, dan weet het OM het al helemaal niet; de gemeente was immers aan zet. Daarmee wil ik niet zeggen dat hier niets aan moet worden gedaan. Ik heb al gezegd dat we intern voor onszelf heel specifiek de pij onderzoeken. Verder blijven we in gesprek met de gemeenten om hen bij de overdracht te helpen, maar uiteindelijk moeten zij wel hun verantwoordelijkheid nemen.

De heer Oskam vroeg verder naar de pij'ers geplaatst in een BOG-instelling en het samenwerkingsverband tussen de vier SGLVG-instellingen (Sterk Gedragsgestoord Licht Verstandelijk Gehandicapt). Voor jeugdigen is er alleen ingekocht bij Boschoord. Vanaf 1 april zijn er zes pij'ers geplaatst in Hoeve Boschoord. Het zijn er zeven in totaal.

De heer Oskam vroeg ook naar niet-uitgevoerde behandelingen. Eigenlijk valt dit onder de Minister, maar deze gegevens zijn niet zomaar beschikbaar. Wij zullen die ook niet voor de begrotingsbehandeling kunnen melden. De Minister heeft al aangegeven dat hij samen met Jeugdzorg Nederland gaat bekijken of deze gegevens beschikbaar kunnen komen, maar er is geen systeem waar je ze zo uit kunt halen. Vóór de begroting gaat dit dus niet lukken. In antwoord op de specifieke vraag over Amsterbaken in Amsterdam zeg ik dat wij in gesprek zijn met de burgemeester. Dat gesprek verloopt goed, dus wij verwachten eruit te komen. Met betrekking tot de financiering van de pilot die Amsterdam graag in 2016 wil doen, verwacht ik ook geen problemen. Wij hebben daar constructieve gesprekken over, dus ik heb daar goede verwachtingen van.

De voorzitter: Dit is het eind van de termijn van de Staatssecretaris. Ik heb geen verzoek gehad voor een korte stop, dus we gaan onmiddellijk door.

Mevrouw Helder (PVV): Ik dank de Staatssecretaris voor de beantwoording van de vragen. Ik weet het niet direct van de voormalige Minister en Staatssecretaris, maar werkten die gedragsinterventies toen wel? Pas na enig doorvragen hoorde ik van deze Staatssecretaris: ik weet niet of het werkt, maar ik mag hopen van wel. En na nog iets meer doorvragen: dit zal worden onderzocht. Vandaag zitten we er nog mee. Ik waardeer het wel dat deze Staatssecretaris op dit punt eerlijk is en zegt dat dit lastig is vanwege de dalende instroom en de afwezigheid van een controlegroep. Maar goed, een uitdaging moet je niet uit de weg gaan. We moeten dus nog maar even op deze weg voortgaan. Het blijft immers evidencebased. Mijn fractie blijft dit natuurlijk in de gaten houden. Helaas gaat het om 2019, al is er de toezegging gedaan dat dit naar voren wordt gehaald. We wachten het maar af.

Mijn fractie pleitte eerder voor heropvoedingskampen, maar niet zoals ze in het verleden wel zijn voorgesteld, met vernedering door eigen groepsleden en medegedetineerde jongeren die als leiders van de groep moesten fungeren. Wij hebben andere voorstellen gedaan, die neerkwamen op de ervaring van repressie, maar natuurlijk ook op werken en leren. Ik verwees in dat kader naar het rapport Justitiële Jeugdinrichtingen 2013, een onderzoek naar het leef-, leer- en werkklimaat van justitiële jeugdinrichtingen. Ik verwijs hier nogmaals naar, want in de samenvatting ervan staat een aantal nuttige conclusies; zaken waar we volgens mij heden ten dage nog steeds aan zouden moeten denken, zeker als oudere jongeren in het adolescentenstrafrecht volgens het jeugdstrafrecht zullen worden berecht. De instroom zal dus waarschijnlijk toch toenemen, al moeten we dit allemaal nog even afwachten. De Staatssecretaris heeft er in ieder geval een toezegging over gedaan. In de samenvatting van dat rapport staan met name aandachtspunten op het gebied van onderwijs. Er staat letterlijk: «de feitelijke mogelijkheden (...), het behalen van een diploma of de bruikbaarheid van de geboden leerstof, en het perspectief tijdens de scholing op het vinden van een passende (vervolg)opleiding en/of werk». Mijn fractie is altijd voor repressie. Dat blijft zo, maar we moeten hier niet blind voor zijn. Is de Staatssecretaris bereid om hier nader naar te kijken?

Mevrouw Kooiman (SP): Ooit heb ik een collega-SP'er horen zeggen: toen Onze-Lieve-Heer het geduld uitdeelde, waren heel veel SP'ers net aan het flyeren. Dat is ook hierbij het probleem. De Staatssecretaris vraagt mij om heel veel geduld te hebben, maar dat heb ik natuurlijk niet. De Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming heeft een heel mooi advies geschreven. Ik ben blij om te horen dat de Staatssecretaris kleinschalige voorzieningen, dicht in de buurt, wil gaan regelen, evenals mogelijk een grootschalige voorziening voor psychologische ondersteuning van de groep die nu buiten beeld valt. De Staatssecretaris heeft ook toegezegd dat wij zullen worden geïnformeerd vóór het wetgevingsoverleg over jeugdzorg. Ik vraag de Staatssecretaris om dat op een vrijdag te doen en in ieder geval niet pas een uur voordat het wetgevingsoverleg begint. In dat geval kan ik me namelijk goed inlezen. Ik vind het belangrijk dat we dit goed kunnen bestuderen.

Bij de sluiting van De Heuvelrug zijn er dingen die elkaar bijten. Als je de kleinschalige voorzieningen dicht in de buurt wilt behouden, zeker voor de groep van meisjes die met De Hunnerberg in Arnhem straks maar één plek hebben om naartoe te gaan, krijgen we met de sluiting van Eikenstein zeker een probleem. Kan de Staatssecretaris toezeggen dat hij in ieder geval die voorziening openhoudt?

Tot slot Young in Prison. Inderdaad waren er heel mooie aanbevelingen. De Staatssecretaris heeft toegezegd dat hij nogmaals in gesprek zou gaan. Ik hoor graag wanneer we daarvan een terugkoppeling krijgen. Er zijn namelijk zo veel voorstellen gedaan dat ik het belangrijk vind om daar inhoudelijk over geïnformeerd te worden.

Mevrouw Volp (PvdA): Ik wil beginnen met: vol verwachting klopt ons hart. Helaas ben ik net zo min als collega Kooiman gezegend met heel veel geduld. Ik kan dus niet wachten. Ik zie wel dat de Staatssecretaris en zijn collega op het ministerie inzien dat het huidige systeem niet oplevert wat we graag zouden willen, namelijk een vergroting van kansen. Ja, er moet worden gestraft. En ja, er moet sprake zijn van een mate van genoegdoening en herstel voor de slachtoffers. Ik denk dat we daar in het huidige systeem niet uitkomen. Ik hoop dus dat ik over een paar weken «dank u, Sinterklaasje!» kan zeggen, of «Klaasje» in dit geval, omdat ergens precies staat wat ik wil horen. Ik dank de Staatssecretaris voor het gesprek dat hij wil aangaan. Ik zal hem de notitie van Young in Prison straks vast geven, dan kan hij zich daarop voorbereiden. Ik denk dat die echt een meerwaarde heeft.

Ik heb nog zorgen over de tbo. Ik weet dat daar goed over wordt nagedacht, maar dat gebeurt al vier jaar. Ik zou daarom enige urgentie willen zien. Verder denk ik dat de vog's enorme drempels voor het resocialisatieproces van veel jonge ex-gedetineerden opleveren. We moeten dus echt inzetten op verbeteringen op dat punt.

Ik maak me ook zorgen over een passage in de brief over de voortgang van het adolescentenstrafrecht, namelijk dat het proces van toeleiding naar geïndiceerde zorg na de transitie gemakkelijker is geworden, maar dat kennis hierover bij zorgaanbieders en gemeenten nog ontbreekt. Ik hoor graag van de Staatssecretaris hoe hij dat beter denkt op te pakken.

Mevrouw Van der Burg (VVD): Ik dank de Staatssecretaris voor zijn beantwoording en voor zijn toezeggingen. Ik zie uit naar het resultaat van zijn toezegging om gedragsinterventies eventueel in het civielrecht in te zetten. Ik had daar al vaker om gevraagd. Ik vraag hem ook om in dat kader in gesprek te gaan met de kinderrechters, want die moeten wel weten dat die mogelijkheid bestaat. Ik zie ook uit naar het plan voor de combinatie met de recidive. Dat was volgens mij toegezegd voor het voorjaar van 2016, maar ik hoor graag een exactere datum, zodat wij ons daar ook op kunnen verheugen.

Ik wil nog wat zeggen over het nieuwe plan voor het jji-stelsel, om het zo maar te noemen. Dat komt volgens mij vóór het wetgevingsoverleg over jeugd. Dat is al over een paar dagen, dus daarvoor hoeven we niet zo veel geduld te hebben. Uit mijn hoofd zeg ik dat de Kamer in 2009 een breed gesteunde motie heeft ingediend om duidelijk te maken dat zij de zorgkant en de justitiekant juist gescheiden wil houden. Dit zou namelijk leiden tot een heleboel aparte nieuwe jeugdzorgplusinstellingen. Ik wil dit in herinnering roepen, zodat we heel goed nadenken over wat we daarmee gaan doen en of we die scheiding willen handhaven of niet. We moeten echt geen jojobeleid krijgen op dit vlak, dat lijkt me heel onwenselijk. Ik weet dat ouders het heel schadelijk vonden dat kinderen werden geplaatst in strafinstellingen, terwijl er alleen iets met hen aan de hand was. Ik vind dat we hen heel serieus moeten nemen. Dit wilde ik de Staatssecretaris nog even meegeven voor dat plan.

Dat brengt mij bij de tbo. Dat was altijd een heel goed punt van collega Marcouch, dat de VVD altijd heeft gesteund. Tegelijkertijd zie ik de complicaties. Als dit soort jongeren wordt geplaatst in het bijzonder onderwijs of in het passend of speciaal onderwijs, kan dat er weer toe leiden dat ze daar weer worden beïnvloed. Ik begrijp dus dat dit niet makkelijk is, maar met mijn collega van de PvdA wil ik wel graag weten wanneer wij dit tegemoet kunnen zien, want dit ligt er al lang.

Ik had nog twee onbeantwoorde vragen. Het pakket van 2013 in het kader van het ongeoorloofd afwezig zijn, leidt tot een extra effect. We zagen gelukkig een dalend effect. Ik wil daar graag meer over weten. Als de Staatssecretaris dit nu nog niet weet, wanneer dan wel? Verder had ik gevraagd welke lessen de Staatssecretaris trekt uit het feit dat een vrijheidsstraf in combinatie met een voorwaardelijke straf wel leidt tot recidivedaling. Graag nog een reactie daarop.

Voorzitter: Helder

De heer Oskam (CDA): Ik dank de Staatssecretaris voor zijn antwoorden. Ik kan er geen genoegen mee nemen dat de inventarisatie van de vertraagde behandeling niet lukt. De Staatssecretaris heeft gezegd dat dit bij de Minister ligt en dat het niet lukt vóór de begroting. Ik vind dat wij de controle moeten houden en dat wij daar druk op moeten houden. Ik wil daarom van de Staatssecretaris weten wanneer dat wel gebeurt. Als het antwoord mij niet bevalt, ben ik van plan om een VAO aan te vragen. Ik wil echt dat daar serieus naar wordt gekeken en dat er serieus wordt gehandeld.

Ik heb ook nog gevraagd naar het inspectierapport over Juvaid. Daarin stond een flink aantal aanbevelingen. De Staatssecretaris heeft gezegd dat hij ervan uitgaat dat de directie dit wel oppakt, maar ook dat vind ik te algemeen. Ik zou dus graag weten welke concrete maatregelen er bij Juvaid worden doorgevoerd om dit beter te doen lopen.

Voorzitter: Oskam

Staatssecretaris Dijkhoff: Mevrouw Helder vroeg naar de aanbevelingen in het rapport op het gebied van onderwijs. Ik geloof dat mevrouw Helder het over 2013 had, maar de resultaten van het leefklimaatonderzoek uit 2014 zijn in het algemeen positief. Het leefklimaat is ook een belangrijk onderdeel van de behandeling om recidive te voorkomen. Standaard worden de verbeterpunten, ook die op het gebied van onderwijs en arbeidsmarkttoedeling, opgepakt en worden er aan de hand daarvan maatregelen genomen. Dat gebeurt ook nu. Verder wordt bezien hoe zowel onderwijs als arbeidsmarkttoeleiding beter kunnen worden toegespitst op andere doelgroepen en op de veranderende samenstelling van de mensen in de jji's.

De leden Kooiman en Volp hadden niet veel geduld. Dat socialistische ongeduld is mij bekend; ik heb daarom ook nooit begrepen waarom Das Kapital zo'n omvangrijk werk is. Ik ben wel benieuwd of u het allemaal heeft gelezen. Er werd gevraagd of het vrijdag kan. Als de makkers het wild geraas staken, zeg ik vrijdag toe; u heeft dan het hele weekend.

Mevrouw Volp zei dat er bij de aangesloten partners op het gebied van het adolescentenstrafrecht kennis zou ontbreken. De ketenpartners hebben in de implementatiefase afspraken gemaakt over de samenwerking en investering in de bevordering van die kennis. De medewerkers van zowel jeugd- als volwassenenreclassering werken samen met een nieuw ontwikkelde methodiek, met de nietsverhullende titel «Reclasseren met adolescenten en jongvolwassenen». De organisaties van 3RO en de rapporteurs Pro justitia van het NIFP maken de afweging welk strafrecht moet worden toegepast. Bij die beoordeling is er ook sprake van kennisdeling. De kennis van zorgaanbieders en gemeenten is nog wel een punt van aandacht. Daarom voorzien de reclasseringsorganisaties de partijen van de jeugdreclassering over alle informatie die nodig is, niet alleen voor algemene beleidszaken maar vooral ook op casusniveau. De samenwerking wordt steeds beter en de kennis wordt steeds breder, maar het is allemaal nog steeds niet optimaal. Daarom is er met alle ketenpartners een netwerk van landelijke contactpersonen opgericht. Onlangs is een samenwerkingsconvenant gesloten tussen de Raad voor de Kinderbescherming en de reclasseringsorganisaties om de aanpak te intensiveren en de mogelijkheden van het adolescentenstrafrecht en het jeugdrecht optimaal te benutten.

Mevrouw Van der Burg vroeg of we in gesprek kunnen gaan met kinderrechters. Dat zit in de planning. Zij worden bij het traject betrokken. Er was ook een vraag over de onbekendheid bij zorgaanbieders en gemeenten met betrekking tot de toeleiding naar geïndiceerde zorg. Wij registreren dit ook, dus wij hebben dit niet losgelaten. V en J is samen met VWS en de VNG intensief bezig met een brede voorlichting van de betrokken partijen en de gemeenten, om ook hun kennispositie te verbeteren.

Mevrouw Van der Burg vroeg naar de implementatie van de verbetermaatregelen om het aantal onttrekkingen bij het begeleid verlof echt te verminderen. In juli 2013 zijn de vier maatregelen benoemd: standaardisering van de verlofprocedure, deskundigheidsbevordering, inzet van elektronische controle en begeleiding door de Dienst Vervoer & Ondersteuning. Op het terrein van de deskundigheidsbevordering is in alle jji's de SUST-training (Samen Uit, Samen Thuis) uitgevoerd, zodat medewerkers meer handvatten hebben om het begeleid verlof verantwoord uit te kunnen voeren en uiteindelijk met de verlofgerechtigden terug te keren. Dit jaar heeft elke jji voorzien in bijscholing. Voor de elektronische controle is de juridische basis te vinden in artikel 9 van de Regeling verlof, die per april 2014 in werking is getreden en dus is geïmplementeerd. Begeleiding kan op indicatie worden ingezet. Dit is in onderhavige gevallen als positief ervaren. Het aantal onttrekkingen zullen we blijven monitoren. Als daar aanleiding toe is, gaan we met de verantwoordelijke jji's in gesprek om te bekijken hoe dit beter kan.

Nu het laatste punt van mevrouw Van der Burg. Inderdaad willen we niet terug naar de situatie die we hebben afgeschaft. We willen dus niet de scheiding tussen juridisch en niet-juridisch wegnemen, want die is niet voor niets aangebracht. We gaan daar ook niet lichtvaardig mee om. We kijken wel naar initiatieven waarin een combinatie mogelijk is, zonder dat men onterecht denkt dat men in een juridisch kader zit. Daar is dus voldoende aandacht voor. Ik vertrouw erop dat u dat zult erkennen als u daarover leest.

Verder was er nog een vraag over de combinatie van vrijheidsstraffen en een voorwaardelijke straf. Er bestaat namelijk de indruk dat zoiets beter werkt. Laat ik even bekijken of de recidivecijfers van het WODC dat bevestigen. Het klinkt logisch, omdat er daardoor een langere behandeling en begeleiding is. Aangezien de rechter zoiets oplegt, ben ik enigszins beperkt als ik er ook voor moet zorgen dat zoiets gebeurt. In samenwerking met de Raad voor de Kinderbescherming zorgen we ervoor dat de rechter met een snelle rapportage van de jji wordt ingelicht over het gedrag van de jongere, zodat de rechter een betere afweging kan maken en deze combinatie wordt gestimuleerd. Effecten als recidivevermindering lijken op het eerste oog logisch. Als het WODC dit in zijn rapportage bevestigt, verwacht ik dat de rechter, die hier uiteindelijk over gaat, het nut van die combinatie nog sterker zal zien, dat hij zijn voordeel daarmee zal doen en een verstandige beslissing zal nemen.

De heer Oskam vroeg naar de beoordeling van Veenhuizen door de inspecties in het doorlichtingsonderzoek. Die rapportage is wel van 2014. De inrichting voldoet op bijna alle aspecten overwegend of volledig aan de verwachtingen; zo is er een positief leefklimaat. Natuurlijk zijn er verbeterpunten, bijvoorbeeld de personeelsinzet, de beveiliging en het toezicht. Er is vooral behoefte aan het waarborgen van een stabiele personeelsbezetting en aan vaste teams met voldoende gekwalificeerde groepsleiders. Ik gaf al eerder aan dat er op dit punt is gehandeld, met een investering in de opleiding, om een hoger percentage gekwalificeerd personeel te krijgen. Inmiddels is biometrieapparatuur in gebruik genomen voor de beveiliging en het beveiligingstoezicht. We zien op dat punt een belangrijke verbetering. Ook na afloop van een bezoek wordt iemands identiteit weer vastgesteld, zodat we weten dat de juiste persoon naar buiten gaat. Dit is nog niet af, het verbeterplan is nog steeds in werking. Ik heb al eerder aangegeven dat op 1 oktober 2015 een onaangekondigd bezoek is verricht. Wij verwachten het rapport hierover binnenkort.

Mevrouw Kooiman vroeg mij om terug te komen op een besluit tot sluiting. Ik ben dat niet voornemens. We bekijken hoe we de expertise van de locatie wellicht in andere domeinen kunnen inzetten, maar ik kan daar nog geen definitief nieuws over melden. Ik ben niet van plan om op de sluiting terug te komen.

De heer Oskam wilde de cijfers eerder weten; en als dat niet voor de begroting kan, wanneer dan wel? Dit is niet echt een kwestie van wil, het is gewoon moeilijk om die gegevens te genereren uit de bestanden en het kost veel werk. Ik kan hier nu dus geen datum op plakken. Als dat leidt tot een VAO dan is dat maar zo, maar wellicht gaat het sneller als hij daar maandag met de Minister zelf over van gedachten wisselt. Ik zal de Minister alvast waarschuwen, zodat hij een goed voorbereid antwoord heeft en meer inzicht kan bieden in het tijdstip waarop hij de Kamer hierover kan informeren. De heer Oskam kan dan zien of hij dat tijdig vindt.

De voorzitter: Dat lijkt me een goed voorstel van de Staatssecretaris. Ik zal aan mijn collega van VWS vragen om dit met de Minister te bespreken.

Wij komen zo tot de afronding van dit AO. Het is heel efficiënt gegaan, ook door ieders discipline. Ik hoorde af en toe een beoogde toezegging, maar later bleek het vaak om bestaand beleid te gaan. Er waren wel twee concrete toezeggingen.

  • De Kamer ontvangt in het voorjaar van 2016 de effectiviteitsmeting van de justitiële gedragsinterventies in relatie tot recidive en de civielrechtelijke titel;

  • De commissieleden van VWS ontvangen voor het wetgevingsoverleg Jeugdzorg de verkenning met de beleidsreactie op grootschalige en kleinschalige opvang en hulpverlening.

Zij zullen hun mailbox vrijdag dus goed in de gaten moeten houden.

Er komt geen VAO. Ik dank alle belangstellenden, de Kamerleden en de Staatssecretaris en zijn staf.

Sluiting 12.11 uur.