Vastgesteld 21 mei 2015
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft op 25 maart 2015 overleg gevoerd met Staatssecretaris Klijnsma van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over:
− de brief van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 19 november 2014 met een reactie op het verzoek van het lid Karabulut over het bericht dat inmiddels 2,5 miljoen Nederlanders onder de armoedegrens leven (24 515, nr. 293);
− de brief van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 19 november 2014 ter aanbieding van het onderzoek naar gemeentelijk armoede- en schuldenbeleid (Kamerstuk 24 515, nr. 294);
− de brief van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 15 december 2014 ter aanbieding van een actueel overzicht van projecten op het terrein van armoede in Caribisch Nederland (Kamerstuk 24 515, nr. 296);
− de brief van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 12 december 2014 met de agenda voortgang maatregelen schuldenbeleid (Kamerstuk 24 515, nr. 297);
− de brief van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 19 december 2014 ter aanbieding van de Monitor Betalingsachterstanden 2014 (Kamerstuk 24 515, nr. 298);
− de brief van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 24 maart 2015 inzake voortgang vereenvoudiging beslagvrije voet (Kamerstuk 24 515, nr. 300).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Van der Burg
De griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Post
Voorzitter: Van Weyenberg
Griffier: Post
Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Pieter Heerma, Karabulut, Moors, Schouten, Voortman, Van Weyenberg en Yücel,
en Staatssecretaris Klijnsma van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, die vergezeld is van enkele ambtenaren van haar ministerie.
Aanvang 18.00 uur.
De voorzitter: Ik open dit algemeen overleg over armoede- en schuldenbeleid en heet de Staatssecretaris en haar medewerkers van harte welkom in de Kamer. Ik stel voor om de spreektijd vast te leggen op vijf minuten.
Mevrouw Karabulut (SP): Voorzitter. Wanneer je in een mooi, rijk en trots land als Nederland steeds meer mensen hebt die niet in de rijkdom kunnen delen, moet dat je te denken geven. Op zijn minst moeten wij op zoek naar de oorzaken en naar eerlijke oplossingen, bijvoorbeeld structurele oplossingen voor kinderen in Apeldoorn die acute hulp nodig hebben en voor kinderen die honger of geen kleding hebben en op scholen geholpen moeten worden. Schrijnende gevallen noemen de gemeenten het. Op alle van de in totaal 70 geïnventariseerde scholen verkeren 3 tot 8 kinderen in acute nood. Ik beeld mij dan in dat het mijn kind is of vriendjes of vriendinnetjes van mijn kinderen, die in zo'n situatie verkeren. Zou ik dat accepteren? Nee. Voorzitter, zou u dat accepteren? Ik denk het niet. Accepteert de Staatssecretaris dit? Wat is de reactie van de Staatssecretaris op de politiek van het kabinet-Rutte I en Rutte II, die heeft gezorgd voor 150.000 meer mensen in armoede? Het kabinet-Rutte II, waarin de Staatssecretaris verantwoordelijk is voor armoede, is verantwoordelijk voor een toename met 75.000 van die mensen. Sinds 2010 zijn er 110.000 kinderen meer in de armoede geraakt, van wie 50.000 onder Rutte II. Inmiddels hebben meer dan een miljoen Nederlanders problematische schulden en groeien de rijen bij de voedselbanken iedere dag. Twee weken geleden hoorden wij dat honderdduizenden mensen onder het absolute bestaansminimum leven. Dat is overigens geen nieuw geluid. Het komt voornamelijk door het handelen van overheidsbureaucratieën, zoals de Belastingdienst en de gerechtsdeurwaarders.
Wij hebben het al heel lang over deze problemen. De Staatssecretaris heeft ons oplossingen beloofd. Er is een brief gekomen, er wordt gewerkt aan wetsvoorstellen en er is overleg met heel veel partijen. Dat begrijp ik allemaal. De Staatssecretaris schrijft in haar brief dat er op korte termijn iets moet gebeuren en dat het absolute bestaansminimum echt gerespecteerd moet worden. Als we ons daar niet aan houden, leidt dit namelijk tot meer schulden. Het is teleurstellend dat de kortetermijnacties volstrekt onvoldoende zijn. Is de Staatssecretaris bereid om vanavond of morgen een regeling in leven te roepen die inhoudt dat er bij lagere inkomens gestopt wordt met de toepassing van het bankbeslag – bij bankbeslag kun je immers pas achteraf de beslagvrije voet vaststellen – dat er gestopt wordt met het verrekenen van vorderingen van toeslagen, dat vooraf de belastingvrije voet wordt berekend in plaats van achteraf door middel van het huidige piepsysteem en dat met terugwerkende kracht de te hoge vorderingen op basis van de belastingvrije voet worden terugbetaald?
Gemeenten en schuldhulpverleners willen dolgraag afspraken met de Staatssecretaris maken. Ik weet dat er wetten veranderd moeten worden, maar we moeten daar niet op wachten. Is de Staatssecretaris bereid om hiermee aan de slag te gaan bij wijze van experiment? Het maakt mij niet uit hoe ze het noemt, maar doe het en regel het.
De MOgroep, Aedes en andere instanties die zich bezighouden met schulden, zeggen dat de kostendelersnorm niet per 1 juli doorgevoerd moet worden. Het wordt dan nog ingewikkelder om het absolute bestaansminimum en de beslagvrije voet te berekenen. Ikzelf en anderen vrezen ook de gigantische sociale en economische gevolgen. Er zijn genoeg voorbeelden. De Staatssecretaris schrijft niet voor niets in haar brief dat zij een uitvoeringstoets gaat doen. Dit betekent in mijn ogen dat invoering per 1 juli per definitie is uitgesloten. Is de Staatssecretaris bereid om de invoering van de mantelzorgboete om te beginnen uit te stellen tot 1 januari 2016?
Wij hebben door bureau KWIZ een onderzoek laten doen naar het gemeentelijke armoedebeleid. Ik doe dit onderzoek via de griffier aan alle commissieleden en de Staatssecretaris toekomen. Ik wil graag een schriftelijke reactie van de Staatssecretaris op dit onderzoek. Het is heel interessant dat uit dit onderzoek blijkt dat gemeentelijk armoedebeleid belangrijk is en een aanvulling is, maar dat gemeenten met de beste wil van de wereld de gaten die door het landelijk beleid geslagen worden niet kunnen vullen. Groepen mensen komen honderden euro's tekort om rond te kunnen komen. De Staatssecretaris kan er niet omheen dat zij dweilt met de kraan open. Erkent of ontkent ze dit? Heeft zij de wil en de mogelijkheid om die kraan van armoede en tweedelingspolitiek dicht te draaien? Is zij bereid om voor volgend jaar alle wetsvoorstellen te toetsen op de effecten op armoede en tweedeling, zodat wij ongelukken kunnen voorkomen in plaats van achteraf te repareren?
Ik weet heel zeker, en ik denk met mij iedereen, dat er in Nederland genoeg voor iedereen is. Het gaat er bij mij niet in dat wij de mensen die afhankelijk zijn geworden van de voedselbanken in de steek laten, terwijl wij voor 80 miljard de banken redden en de bankiers en de speculanten aan het infuus leggen. Ik wil graag dat wij een echt armoedebeleid voeren en de armoede bestrijden in plaats van bevorderen, zodat alle mensen trots kunnen zijn en zich niet hoeven te schamen en zodat ieder kind echt gelijke kansen krijgt. De vraag is of dat met of zonder deze Staatssecretaris zal zijn.
Mevrouw Yücel (PvdA): Voorzitter. Te veel kinderen groeien op in armoede. Te veel volwassenen komen in problematische schulden terecht, ook in ons welvarende land. Het is altijd pijnlijk om dat te constateren. De PvdA vindt dat kinderen nooit de dupe mogen worden van de financiële situatie van hun ouders. Alle kinderen moeten de kans hebben om zich in goede gezondheid te ontwikkelen. Daarom wil de PvdA dat alle gemeenten een kindpakket opnemen in hun armoedebeleid. Zo zorgen wij ervoor dat de 100 miljoen extra voor armoede die dit kabinet uittrekt, goed terechtkomt. De PvdA vraagt het kabinet om gemeenten te ondersteunen en te stimuleren om tot deze gerichte aanpak te komen. Hoe staat de Staatssecretaris hier tegenover?
Daarnaast vinden wij het belangrijk dat ook kinderen uit armere gezinnen kunnen sporten. Met collega Van Dekken werk ik aan een initiatiefnota op dit punt. In de motie-Van Dekken werd verzocht om aan het Jeugdsportfonds een jaarlijks bedrag ter beschikking te stellen. Kan de Staatssecretaris toelichten wat het resultaat daarvan is? Deelt de Staatssecretaris onze mening dat elk kind moet kunnen sporten? Nogmaals, alle kinderen verdienen kansen en een goede ontwikkeling in een goede gezondheid. Op welke manieren wordt sport voor kinderen uit armere gezinnen nog meer gestimuleerd?
Mevrouw Karabulut (SP): Mevrouw Yücel wil graag dat alle gemeenten kindpakketten samenstellen en toepassen. Dat wil ik ook graag. Wat is haar concrete voorstel? Dient zij een motie in, opdat dit landelijk dekkend wordt? Of is het een oproep aan de Staatssecretaris?
Mevrouw Yücel (PvdA): Het is allereerst een oproep aan gemeenten om werk te maken van armoedebestrijding en die door middel van een kindpakket te richten op kinderen. Sommige gemeenten doen dat heel goed, maar te veel doen dit niet of slechts gedeeltelijk. Ik vraag de Staatssecretaris concreet om dit aan te jagen, te stimuleren en te faciliteren. Wij investeren 100 miljoen extra in armoedebeleid. Dat geld komt goed terecht als het aan de kinderen wordt besteed wanneer zij schoolspullen, een biebpas, deelname aan sportactiviteiten of, heel schrijnend, een winterjas nodig hebben. Dat vind ik erg belangrijk. Kinderen moeten op een goede manier naar school gaan en zich goed ontwikkelen om te voorkomen dat armoede van generatie op generatie overgaat.
Mevrouw Karabulut (SP): Ik ben het daar hartgrondig mee eens. Dat maakt het des te pijnlijker dat er onder dit kabinet met de PvdA 50.000 kinderen in armoede bij zijn gekomen. Niet alle gemeenten doen dit. Wij hebben in het verleden talloze discussies gevoerd over het reserveren van dit geld, zodat het echt aan kinderarmoede wordt besteed, en over het maken van afspraken met gemeenten. De PvdA en de Staatssecretaris hebben telkenmale gezegd dat dit geld niet geoormerkt wordt. We zien dat het niet werkt. Mijn conclusie is dat dit weer praatjes voor de bühne zijn, terwijl er in Apeldoorn kinderen zijn die nergens aan kunnen meedoen.
Mevrouw Yücel (PvdA): Mevrouw Karabulut heeft het over het oormerken van armoedegelden. Wij willen allebei dat alle armoedegelden lokaal goed ingezet worden en gericht worden op kinderen. Je kunt van mening verschillen over de manier waarop wij dit kunnen bereiken. Oormerken is daarvoor een middel, maar ik constateer dat daar landelijk en lokaal, bij de gemeenten en de VNG, geen draagvlak voor is. Dan hebben wij de verantwoordelijkheid om de Staatssecretaris op te roepen om met de middelen die zij heeft dit doel te bereiken. Ik wil graag dat de Staatssecretaris met de VNG en de gemeenten in gesprek gaat om ervoor te zorgen dat er kindpakketten komen, maar ook dat de good practices gedeeld worden en de kennis daarover zich blijft ontwikkelen. De Staatssecretaris kan daar een heel goede ondersteunende en aanjagende rol in spelen. Als wij daarnaast onze eigen politici binnen gemeenten oproepen om van onderaf druk uit te oefenen zodat de raadsleden en de wethouders dit in hun gemeente opnemen, komen wij een heel eind.
De voorzitter: Mevrouw Karabulut, u hebt al twee interrupties gehad.
Mevrouw Karabulut (SP): Ik wist niet dat dat de afspraak was. Bij dezen neem ik daar kennis van.
De voorzitter: Dat is altijd de afspraak en dat weet u donders goed.
De heer Pieter Heerma (CDA): Mevrouw Yücel geeft aan dat er verschillen zijn in de mate van aandacht die gemeenten hebben voor gezinnen met kinderen die in armoede leven. Verzoekt zij de Staatssecretaris om gemeenten te laten zien wat de best practices zijn? Zijn die best practices, dus wat gemeenten al doen, wat zij een kindpakket noemt? Of is er nog een apart voorstel voor een kindpakket?
Mevrouw Yücel (PvdA): De heer Heerma begrijpt goed wat ik bedoel. Om het concreet te maken: de Ombudsman heeft heel mooie aanbevelingen gedaan voor het lokaal realiseren van een kindpakket vanuit de armoedemiddelen. Sommige gemeenten hebben dit goed opgepakt, sommige hebben dit gedeeltelijk opgepakt en sommige helemaal niet. Ik wil graag dat de Staatssecretaris met de VNG en gemeenten in gesprek gaat om tot een modelpakket te komen. Dat betekent geen vast omlijnd kader, want gemeenten willen natuurlijk hun eigen beleidsvrijheid en maatwerk kunnen leveren, maar tools om dit lokaal uit te voeren of in het beleid op te nemen. Het is dus aanjagen, stimuleren en de good practices delen.
Mevrouw Voortman (GroenLinks): De gemeenten kunnen allang kennisnemen van voorbeelden uit andere gemeenten. Vooralsnog gaan ze niet aan de slag om een kindpakket te realiseren. Moet de landelijke overheid dan niet zeggen dat het geld besteed moet worden aan kinderen? Als mevrouw Yücel zegt dat zij het heel belangrijk vindt, moet zij er ook de maatregelen bij geven.
Mevrouw Yücel (PvdA): Gemeenten kunnen dit al. Ik heb de afgelopen maanden veel werkbezoeken gedaan en veel raadsleden en mensen die lokaal actief zijn op het gebied van armoedebestrijding gesproken. Ik constateer dat er heel veel verschillen zijn en dat te veel gemeenten zelf het wiel willen uitvinden, terwijl er veel goede voorbeelden in andere gemeenten aanwezig zijn. Ik zie een meerwaarde in een stimulerende en aanjagende rol van de Staatssecretaris. De Ombudsman heeft hiervoor een mooie lijst met aanbevelingen en methoden uitgedokterd. Met die lijst in de hand en met eigen inzichten kan de Staatssecretaris actief op pad om gemeenten te stimuleren tot dit pakket te komen. Daarnaast kunnen onze eigen bestuurders en raadsleden hier lokaal werk van maken. Ik zal dit actief onder de aandacht van PvdA-raadsleden en -wethouders brengen. Als iedereen dat doet, komen wij een heel eind.
Mevrouw Voortman (GroenLinks): Wij hebben in het kader van de Wet werk en bijstand (WWB) verschillende wetsvoorstellen behandeld die juist inhouden dat mensen door gemeenten worden gekort in het geval dat zij niet voldoende doen om aan het werk te komen. Dit werd landelijk opgelegd. Waarom doen wij dat wel, maar laten we het over aan gemeenten om kinderen uit de armoede te helpen? Dat is inconsequent.
Mevrouw Yücel (PvdA): Het kabinet investeert 100 miljoen extra in de bestrijding van armoede. Ik wil graag dat die middelen efficiënt en gericht besteed worden en dat de armoede effectiever bestreden wordt. Mijn wens is dat de middelen gericht worden op kinderen. Mijn collega van GroenLinks denkt dat dit sneller voor elkaar komt door het geld te oormerken of een wetje of regel op te leggen. Ik weet dat niet. Gemeenten vinden het belangrijk om gemeentelijke beleidsvrijheid te hebben en maatwerk te kunnen leveren. Dat heeft veel voordelen. Laten we doen wat wij kunnen met de middelen die wij hebben. Als dat niet voldoende is, kunnen wij altijd nog een stapje verder.
Voorzitter. De PvdA pleit voor een zorgplicht voor bedrijven en overheidsinstanties. Deze inspanningsverplichting voor dienstverleners houdt in dat na een aanmaning persoonlijk contact met de schuldenaar over de betaling wordt opgenomen om eventueel tot een betalingsregeling te komen. Er moet dus niet alleen contact per brief gezocht worden, want die wordt vaak niet gelezen. Deelt de Staatssecretaris onze mening dat hiermee vroegtijdig schulden gesignaleerd en opgelost kunnen worden? Zo ja, op welke manier kan dit uitgevoerd worden? Kan de Staatssecretaris samen met de VNG gemeenten oproepen om lokaal tot een convenant te komen, zodat vroegsignalering plaatsvindt en er preventief gewerkt kan worden? Zo voorkomen wij dat mensen terechtkomen in nog grotere schulden, die onoplosbaar en uitzichtloos worden. Kan de Staatssecretaris dit aanjagen?
Eerder is gezegd dat de Belastingdienst bekijkt op welke manier de voorlichting en communicatie over de gevolgen van terugvorderingen van te veel betaalde toeslagen verbeterd kan worden, zodat mensen niet onder de beslagvrije voet terechtkomen. Hoever is de Staatssecretaris hiermee? Dit is een kortetermijnoplossing, want er zijn grote, urgente problemen met het respecteren van de beslagvrije voet door de Belastingdienst. Ook de Belastingdienst moet zich aan de beslagvrije voet houden. Om te voorkomen dat de beslagvrije voet niet wordt nageleefd, is op aanspraak van de PvdA begonnen met de ontwikkeling met een landelijk beslagregister. Kan de Staatssecretaris toelichten hoe het hiermee staat? Op welke termijn verwacht zij dat de overheidsorganisaties aan het register toegevoegd worden?
Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Laten wij de discussie over wie de geestelijk vader of moeder van het landelijk beslagregister is maar niet voeren. Ik heb daar zo mijn gedachten over. De Staatssecretaris zet in haar brief precies uiteen wat de stand van zaken rond de beslagvrije voet is. Ik vond die buitengewoon teleurstellend en bijna schokkend. Ik houd niet zo van grote woorden, maar in dit geval vind ik ze verantwoord. Is mevrouw Yücel het met mij eens dat er veel sneller actie moet worden ondernomen en dat er gestart moet worden met een pilot, in plaats van dat er nog minstens een halfjaar onderzoek wordt gedaan naar de manier waarop dit vormgegeven wordt?
Mevrouw Yücel (PvdA): Allereerst excuses dat ik alleen de PvdA heb genoemd. Ik heb niet zo diep gegraven in de geschiedenis van de totstandkoming van de wens voor een beslagregister. Ongetwijfeld hebben de ChristenUnie en andere partijen daaraan bijgedragen.
Het duurt mij ook te lang voordat de Belastingdienst de beslagvrije voet hanteert. Ik vind het een zeer urgent probleem. Ik wil met collega Schouten dat de Staatssecretaris hier haast achter zet en dat dit sneller opgelost wordt. De oplossing moet snel en effectief zijn, zodat wij ervoor zorgen dat de Belastingdienst de beslagvrije voet echt respecteert. Dit gebeurt te vaak niet en dat duurt veel te lang.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Wij hebben het over meer dan 100.000 mensen die door onze eigen overheid onder het sociale minimum zakken en, nog los van andere problemen, in schuldproblemen komen. Wij vragen nu al tweeënhalf jaar om die beslagvrije voet te respecteren. Wij vragen het zelfs eerder van bedrijven dan van onze eigen overheid. Wij hebben nu een brief gekregen die wij al in december hoopten te krijgen. Er gebeurt weer te weinig. De Kamer kan nu uitspreken dat zij een aantal criteria wil hanteren. Als daarbij fouten worden gemaakt, kunnen wij achteraf bekijken hoe wij die moeten oplossen. Nu is het tijd dat de overheid echt een stap zet. Deelt de PvdA deze mening? Is zij bereid om met ons de Staatssecretaris hiertoe op te roepen en niet te wachten op het zoveelste onderzoek en de zoveelste werkgroep? Daar zijn wij al tweeënhalf jaar mee bezig.
Mevrouw Yücel (PvdA): Nogmaals, ik vind het ook een urgent probleem. Het duurt te lang en het moet sneller opgelost worden. Ik deel de oproep aan de Staatssecretaris. Sterker nog, het staat in mijn tekst. Ik wil graag van de Staatssecretaris horen waarom het zo lang duurt en welke mogelijkheden er zijn om dit te versnellen. Dat is ook een sterke wens van de PvdA.
Mevrouw Karabulut (SP): De Staatssecretaris deelt in die vijf pagina’s mee waarom het zo lang duurt. Ik wil het concreter maken. Steunt mevrouw Yücel het voorstel van mevrouw Schouten en mijzelf, en waarschijnlijk van veel anderen, dat de Staatssecretaris de beslagvrije voet moet toepassen en daarover afspraken moet maken met de Belastingdienst, overheidsinstanties, gemeenten en schuldhulpverleners? Of zegt de PvdA met de staatsecretaris dat zij haar best doet voor die honderdduizenden mensen die onder het bestaansminimum zitten, maar dat dit probleem niet voor 2016 opgelost kan worden?
Mevrouw Yücel (PvdA): Volgens mij ben ik duidelijk geweest. Ik deel de zorgen. Ik wil ook van de Staatssecretaris horen waarom het zo lang moet duren. Het moet ordentelijk en goed geregeld worden, maar wij zijn er al lang mee bezig. Ik wil ook dat er haast gemaakt wordt.
Mevrouw Karabulut (SP): Dat betekent dat een concreet voorstel van de Kamer op steun kan rekenen van de PvdA. Alle wethouders in de grote steden, waaronder ook PvdA-wethouders, alle instanties die hiermee te maken hebben en de Ombudsman bepleiten om de wethouders die ruimte te geven. Staat de PvdA achter zo'n voorstel als de Staatssecretaris vandaag niet beweegt?
Mevrouw Yücel (PvdA): Volgens mij is de Staatssecretaris al bezig met zo’n voorstel en die wens. Ik wil graag van de Staatssecretaris horen wat de stand van zaken is. Aan de hand daarvan zullen wij tot een conclusie komen. Het is bekend dat de Staatssecretaris hiermee aan de slag is, maar het gaat ons niet snel genoeg. Ik wil daar graag een reactie van de Staatssecretaris op.
Voorzitter. Kan de Staatssecretaris in haar reactie op de beslagvrije voet ingaan op de ontwikkeling van de rijksincassovisie? Welke partijen worden daarbij betrokken en hoe staat het daarmee?
Medio 2016 zal het moratorium in de wettelijke gemeentelijke schuldhulpverlening in werking treden, maar dat vindt de PvdA te laat. Wat is de stand van zaken? In welk stadium krijgen wij daarover meer duidelijkheid? Kan de Staatssecretaris toezeggen dat dit proces versneld wordt?
Ik geef het kabinet mee dat bij de totstandkoming van een nieuw belastingplan gestuurd moet worden op eenvoud en een goed bereik van laaggeletterden, analfabeten en digibeten. Wij zien dit als een kans om de belastingen eenvoudiger en toegankelijker te maken. Uit mijn werkbezoeken blijkt dat het probleem niet is dat er geen sociale regelingen zijn, of dat de wet- en regelgeving voor de inkomensondersteuning niet goed op orde is, maar dat deze niet altijd de doelgroep bereiken. Dat heeft voor een deel te maken met de ingewikkeldheid en met de bureaucratie. Zeker voor laaggeletterden en laagopgeleiden zijn de formulieren ingewikkeld. Dit is de wereld op zijn kop. Ik roep de Staatssecretaris op om er in het kabinet op aan te dringen dat dit bij de totstandkoming van het nieuwe belastingplan als een belangrijke randvoorwaarde wordt meegenomen.
Mevrouw Voortman (GroenLinks): Voorzitter. Een op de zes Nederlandse huishoudens loopt het risico op problematische schulden of heeft ze al. Een op de negen kinderen groeit in Nederland op in armoede. Dit getal is de laatste jaren gestegen, ondanks gejubel van sommige partijen over een paar miljoen extra. Een derde van het aantal huishoudens heeft een vorm van betalingsachterstand. Het aantal mensen dat in armoede leeft stijgt en hun positie is mede door de economische crisis de afgelopen jaren verslechterd. Het is goed dat de Staatssecretaris aangeeft dat het kabinet zich daar niet bij wil neerleggen. Ik dank haar voor het overzicht van maatregelen die het kabinet neemt om armoede tegen te gaan. Mijn fractie maakt zich er echter zorgen over dat er meer kabinetsbeleid is doorgevoerd dat de positie van deze mensen verder verslechtert of mogelijkheden tot verbetering belemmert, dan beleid dat hun positie verbetert. De stapeling van kabinetsmaatregelen pakt voor sommige mensen zeer nadelig uit en maakt hun kwetsbare positie nog kwetsbaarder, zoals de vorig jaar met stoom en kokend water doorgevoerde veranderingen in de langdurige zorg en de fikse kortingen die daarmee gepaard gaan. Deze hebben niet alleen geleid tot veel onzekerheid bij mensen die deze zorg nodig hebben, maar ook bij mensen die in de zorg werken en zich afvragen of zij hun baan kunnen houden. Uit onderzoek dat TNS NIPO voor GroenLinks heeft uitgevoerd, blijkt dat mensen gemiddeld 244 euro per maand meer kwijt zijn voor die zorg. Dit baart mijn fractie zorgen. Het gaat niet om mensen met een dikke portemonnee. 80% van de mensen die vorig jaar huishoudelijke zorg kreeg, zat qua inkomen op het minimum. En dan zegt het kabinet dat mensen die huishoudelijke zorg maar zelf moeten betalen.
Ook de door de Staatssecretaris ingevoerde kostendelersnorm maakt de positie van veel mensen kwetsbaarder. Mijn fractie heeft zich verzet tegen invoering van de kostendelersnorm. Ik krijg graag een reactie op het signaal van de Federatie Opvang dat er gevallen bekend zijn van mensen die minderjarige kinderen of andere familieleden geen opvang meer willen bieden vanwege de kostendelersnorm en dat deze situatie dakloosheid kan veroorzaken met alle gevolgen van dien. Heeft de Staatssecretaris dit voorzien? Wat kan en wil zij doen om dit te repareren?
Ik ben het met de Staatssecretaris eens dat werk de manier is om uit de armoede te komen, maar ik vraag mij af in hoeverre het kabinetsbeleid mensen juist belemmert om te gaan werken. De nieuwe Participatiewet kent veel opgelegde verplichtingen om werk te vinden en voorziet in sancties als dit niet lukt. Die kunnen mensen juist verder in de schulden helpen. Tegelijkertijd is er in de praktijk nauwelijks een prikkel om aan het werk te gaan, want je mag maar een heel klein deel van wat je bijverdient houden en al snel wordt alles verrekend. Ook nemen mensen vaak liever geen tijdelijk werk aan uit angst om daarna weer de mallemolen voor het aanvragen van een uitkering in te moeten, terwijl ze juist baat hebben bij alle werkervaring en de daarbij behorende sociale contacten die ze kunnen opdoen. Het huidige beleid spoort niet aan om te gaan werken en gaat uit van een negatief mensbeeld, van uitkeringsgerechtigden die er alles aan doen om niet te hoeven werken. Is de Staatssecretaris het met mijn fractie eens dat gemeenten de vrijheid moeten hebben om hierin beleid te voeren dat mensen aanmoedigt en ondersteunt om werkend uit de bijstand te komen? Vindt zij ook dat wij ervan moeten uitgaan dat mensen juist wel willen werken, maar nu gek gemaakt worden door alle regels en verplichtingen? Gemeenten moeten de ruimte krijgen om ervan uit te gaan dat mensen wel willen werken en hen daarin positief te stimuleren, bijvoorbeeld door de bijverdienmogelijkheden te verruimen en minder verplichtingen op te leggen.
Ik krijg graag een reactie op de zorgen van de Federatie Opvang over vrouwen in de vrouwenopvang die geen alleenstaandeouderkop krijgen, doordat zij nog een toeslagpartner hebben. Is de Staatssecretaris bereid te bekijken of er een manier is om deze vrouwen hierop toch recht te geven?
Mensen die op grond van een vergissing een sanctie krijgen in het kader van de Fraudewet, krijgen geen toegang tot schuldhulpverlening of schuldsanering. Dat lijkt mij een dubbele straf, zeker wanneer het gaat om een vergissing. Is de Staatssecretaris bereid om te bekijken of hierin meer maatwerk mogelijk is? De Landelijke Cliëntenraad (LCR) en de Nederlandse Vereniging voor Schuldhulpverlening en Sociaal Bankieren (NVVK) signaleren dat gemeenten veel mensen afwijzen voor de schuldhulpverlening en dat daarmee de brede toegang tot de schuldhulpverlening onder druk staat. Hoeveel ruimte hebben gemeenten om categorieën uit te sluiten? Is de Staatssecretaris bereid om hierin meer duidelijkheid te verschaffen?
De heer Pieter Heerma (CDA): Voorzitter. In de tweeënhalf jaar dat we dit overleg met de Staatssecretaris voeren, is er nog geen algemeen overleg geweest waarin de Kamer niet breed heeft gerefereerd aan het rapport Paritas Passé van de NVVK, de noodzaak tot het aanpassen van de beslagvrije voet, het komen tot een beslagregister en aan de zorg dat het vooral de overheid zelf is, in de vorm van het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) en de Belastingdienst, die het verkeerde voorbeeld geeft. Uit het interruptiedebatje met mevrouw Schouten bleek de frustratie c.q. de moedeloosheid die er in de Kamer over dit dossier bestaat. Dat werd in het vorige debat ook duidelijk. Bij de stukken zitten weer twee voortgangsbrieven. Ik snap dat het heel complex en ingewikkeld is, maar als ik lees dat het 2016 wordt, word ook ik niet vrolijk. De signalen dat het de overheid zelf is die in de weg staat van het slagen van schuldhulptrajecten en het respecteren van de beslagvrije voet blijven binnenkomen. Ook vanuit gemeenten komen die signalen binnen via opinieartikelen van gemeentebestuurders die aangeven dat zij meer ruimte willen om de schuldhulptrajecten te laten slagen en de beslagvrije voet te respecteren. Kan het niet sneller? Kan het niet zorgvuldig en snel, gegeven het feit dat wij het hier al sinds het verschijnen van het rapport in de vorige kabinetsperiode over hebben?
In de beantwoording van de vragen van mevrouw Schouten naar aanleiding van de uitzending van Nieuwsuur van eind februari zit een haakje naar de kostendelersnorm. Daarvoor komt een uitvoeringstoets. Het voelt alsof dit op het laatste moment wordt gedaan. Klopt het dat er gepreludeerd wordt op het loslaten van de kostendelersnorm vanuit het beeld dat het beleid dan nog ingewikkelder wordt en dat dit wellicht tot nog meer ongelukken leidt?
Stel dat het beslagregister er is – nogmaals, wij hebben het hier al tweeënhalf jaar over – gaat daar dan een dwingende werking van uit? Wat gaat er dan in de praktijk anders?
Een punt dat verwant is met de beslagvrije voet zijn de signalen die mij bereiken over banken die bankbeslag leggen op een leefrekening. Ik heb daar in een eerder algemeen overleg aandacht voor gevraagd. De bank die mij het meest als voorbeeld wordt aangeleverd, is ABN AMRO, die via zijn incassobureau Lindorff leefrekeningen blokkeert waardoor mensen de simpelste boodschappen niet meer kunnen doen. Daarbij komt de beslagvrije voet niet in Frage en is een bestaansminimum al helemaal uit beeld. Mag dit? Willen wij dit? Is de Staatssecretaris bereid om hierover het gesprek met de bankensector aan te gaan, zoals zij eerder heeft gedaan toen de Kamer signaleerde dat er problemen en onwenselijke situaties met de telecomsector ontstonden?
Mevrouw Yücel (PvdA): Dit is een goed punt van de heer Heerma. Nu de Staatssecretaris ook door de heer Heerma wordt opgeroepen om met de banken in gesprek te gaan, wil ik graag weten of hij ook vindt dat een time-out moet worden genomen als er in een gezinssituatie een plotselinge inkomenswijziging is door het overlijden van een partner en het wegvallen van een inkomen, terwijl het gezin aan een hypotheek vastzit en het huis onder water staat. Mensen die plotseling in zo'n situatie komen, kunnen dan de zaak eerst op orde krijgen. Vindt de heer Heerma ook dat de Staatssecretaris met de banken naar dit punt moet kijken?
De heer Pieter Heerma (CDA): Banken mogen heel veel, feitelijk en wettelijk, en het is lastig om dat in te perken. De beslagvrije voet is letterlijk niet in beeld. Als mensen net een bewindvoerder hebben gekregen, zorgt dat voor heel veel problemen. Het gaat dan vaak om de situatie dat mensen hun baan hebben verloren of in scheiding hebben gelegen. Dit is juridisch lastig aan te pakken. Kan de Staatssecretaris er iets aan doen? Als dat niet het geval is, moet ze de banken daarop aanspreken, net zoals zij deed met de telecomsector. Het punt van mevrouw Yücel kan prima in een dergelijk gesprek meegenomen worden. Ik hoor graag of de Staatssecretaris daartoe bereid is.
Mevrouw Yücel (PvdA): Ik ben blij om te horen dat de heer Heerma dit punt ondersteunt. Ik deel met hem de mening dat het heel moeilijk en misschien wel onmogelijk en niet wenselijk is om dit wettelijk te regelen. Deelt hij de mening dat een zorgplicht of een inspanningsverplichting breder in de werkwijze geïmplementeerd moet worden om te voorkomen dat mensen in onoplosbare schulden terechtkomen? Dus niet alleen voor banken, maar ook voor andere organisaties als woningcorporaties en ziektekostenverzekeraars? Dit is niet alleen in het belang van de schuldenaar, maar ook van de schuldeiser. Organisaties als woningcorporaties en banken worden daar zelf alleen maar beter van. Ondersteunt de heer Heerma mijn pleidooi voor een zorgplicht als inspanningsverplichting en het aanjagen daarvan via de VNG?
De heer Pieter Heerma (CDA): Het lastige van deze discussie is dat de overheid zelf het verkeerde voorbeeld geeft. Er verschijnen nieuwsberichten waarin staat dat niet-overheidspartijen die verantwoordelijkheid steeds nemen en dat de overheid dit bemoeilijkt en in de weg zit. Het lijkt mij goed om daar te beginnen. De banken kunnen aangesproken worden, maar de overheid moet bij zichzelf beginnen, zoals alle deelnemers aan dit debat zeggen.
Voorzitter. In verschillende brieven wordt gerefereerd aan de Fraudewet. De NVVK en de Landelijke Cliëntenraad hebben aandacht gevraagd voor de problemen die hierdoor ontstaan. Mensen worden uitgesloten van schuldhulpverlening en schuldsanering. De 100%-boetes en de preferentie leiden tot het stuklopen van schuldhulptrajecten. De wet moet worden aangepast in het kader van de discussie die de Kamer de afgelopen twee jaar over de werking ervan heeft gevoerd en omdat de conclusie van de rechter is dat er boetes ten onrechte zijn opgelegd. Minister Asscher heeft aangegeven dat de Kamer die wetsaanpassing voor 1 mei krijgt. Hoe kijkt de Staatssecretaris vanuit haar verantwoordelijkheid voor armoede en schuldhulpverlening naar mensen die in de schuldenproblemen zijn gekomen door een wet die op last van de rechter aangepast moet worden? Wat betekent dit, mogelijk met terugwerkende kracht, voor mensen die boetes hebben gekregen waarvoor de overheid is teruggefloten?
Ik rond af met de positie van kinderen en jongeren. Ik weet niet precies wat het kindpakket voorstelt, maar het is een goed idee als de Staatssecretaris bij de gemeenten de best practices voor het voetlicht gaat brengen. Sommige gemeenten doen veel meer dan andere. Gemeenteraden willen van elkaar leren en goede voorbeelden overnemen, maar soms is er ook behoefte aan informatie. Het lijkt mij prima als dit onder de aandacht wordt gebracht met respect voor de beleidsvrijheid van gemeenten om eigen keuzes te maken. Er staan verschillende brieven op de agenda die aandacht vragen voor de positie van jongeren, zoals voor de onmogelijkheid om met schulden te gaan studeren en om überhaupt in de schuldhulpverlening terecht te komen wanneer er sprake is van dakloosheid. Vindt de Staatssecretaris dat er specifieke aandacht moet zijn voor de problemen van jongeren? Hoe wil zij die oppakken?
Mevrouw Karabulut (SP): Ik spreek de Staatssecretaris, maar ook de Kamer, graag aan op haar verantwoordelijkheden. Het resultaat van de kabinetten-Rutte I en II, waarin wetsvoorstellen en maatregelen met grote steun van het CDA zijn aangenomen, is 1,4 miljoen mensen in armoede. De Fraudewet die de heer Heerma net noemde, werd ook gesteund door het CDA. Hoe ziet hij zijn eigen verantwoordelijkheid?
De heer Pieter Heerma (CDA): Dat is in dit specifieke geval niet zo’n moeilijke vraag. In het allereerste overleg dat hierover ging, nog met de voorganger van deze Staatssecretaris in de tijd dat het kabinet gevormd werd, heb ik mijn twijfels over de Fraudewet en de signalen die mij bereikten via lokale bestuurders uitgesproken. Men kan mij veel verwijten, maar niet dat ik niet mijn twijfels over die wet heb geuit of dat ik ben weggelopen voor het feit dat wij die wet in de vorige periode hebben gesteund. Ik heb de afgelopen twee jaar de gevolgen en uitwerking van de Fraudewet met de SP, D66, de PvdA en veel meer fracties ter discussie gesteld. Dat eindigde tijdens de laatste begrotingsbehandeling met een Minister die aangaf dat niet alleen de Ombudsman een vernietigend rapport had geschreven, maar dat ook de rechter in ultimo de wetgever dwingt om de wet aan te passen. Die aanpassing komt er per 1 mei. Ik vraag de Staatssecretaris hoe zij die aanpassing ziet, omdat mensen door deze wet in de schulden zijn gekomen.
Mevrouw Karabulut (SP): Natuurlijk ben ik blij met kritische vragen als mensen met € 18.000 boete worden opgezadeld omdat ze een foutje hebben gemaakt in de administratie. Gelukkig gaan wij dit aanpassen. Mijn vraag was echter een bredere politieke vraag. Het CDA heeft recent de Participatiewet en de mantelzorgboete gesteund. Dat zijn maatregelen die effect hebben op de inkomens, maar ook op de schuldenpositie van redelijk kwetsbare mensen. Neemt het CDA zijn verantwoordelijkheid door te zeggen dat we met z'n allen een beetje doorslaan, dat de cijfers van de groeiende armoede en tweedeling zorgen baren en dat het tijd is voor een socialere politiek?
De heer Pieter Heerma (CDA): Ook in deze kabinetsperiode zijn er heel wat wetten langsgekomen waarover de fracties een afweging gemaakt hebben. Ze zijn niet altijd plezierig om te steunen, maar gegeven de uitdaging die er ligt door de enorme crisis en de noodzaak om te bezuinigen, maken alle fracties de afweging of zij de wetten kunnen steunen. Voor mij is het richtsnoer daarbij altijd het verkiezingsprogramma. Ik heb van de Participatiewet gezegd dat die wel heel erg lijkt op de Wet werken naar vermogen (Wwnv). Het zou heel ongeloofwaardig zijn als het CDA helemaal niets te maken wil hebben met die wet en er geen verantwoordelijkheid voor wil nemen. De SP komt heel vaak, in bijna alle gevallen, op een nee uit en steunt de wet dan niet. De partij komt echter in lang niet alle gevallen in tegenbegrotingen en verkiezingsprogramma's met voorstellen om die wetten dan ook terug te draaien. De consequentie van het afstemmen van wetten is een vervolgactie. Ik weeg af wat in ons verkiezingsprogramma staat. Het CDA heeft daarom de Participatiewet en de bijstandswet gesteund, maar bijvoorbeeld de bezuinigingen op de kindregelingen niet. Dat zijn keuzes waarvoor ik sta. Vanaf het begin heb ik mijn twijfels over de Fraudewet geventileerd, ondanks het feit dat wij die gesteund hebben.
De voorzitter: Dit was uitlokking. Mevrouw Karabulut krijgt nog een keer heel kort het woord en dan mag de heer Heerma daar heel kort op reageren.
Mevrouw Karabulut (SP): Ik ben dit eerlijk gezegd niet gewend van de heer Heerma. Het is bezijden de waarheid dat wij onze alternatieven niet uitwerken of dekken. Dat was mijn vraag ook niet. Mijn politieke vraag is of hij de zorgen deelt die ontstaan door de toenemende armoede en de tweedeling, voor de grote groepen mensen die door de nieuwe maatregelen worden geraakt. Is dat voor het CDA aanleiding om de politieke koers die het tot nu toe vaart door deze heel harde economische maatregelen te steunen, te wijzigen? Een simpel ja of nee volstaat.
De voorzitter: Ik gaf u nog een keer het woord omdat u aangesproken werd, maar u stelt dezelfde vraag nog een keer.
De heer Pieter Heerma (CDA): Ik blijf ons verkiezingsprogramma als richtsnoer hanteren voor de keuzes die het CDA maakt. Door het antwoord van mevrouw Karabulut kijk ik reikhalzend uit naar de volgende tegenbegroting en het verkiezingsprogramma van de SP waarin de voorstellen waartegen is gestemd alsnog worden teruggedraaid.
De voorzitter: Ik heet de heer Moors, die voor het eerst het woord in deze commissie voert, van harte welkom.
De heer Moors (VVD): Voorzitter. Dit is inderdaad het eerste debat over mijn nieuwe portefeuille.
Een baan is de beste en de enige manier om uit armoede te geraken. Wij zijn met dit kabinet en deze coalitie bezig om Nederland uit de crisis te trekken en ervoor te zorgen dat er meer banen ontstaan. Om mensen aan het werk te krijgen, heeft het kabinet veel maatregelen doorgevoerd die werken lonend maken, bijvoorbeeld door de arbeidskorting te verhogen en de kindregelingen te hervormen. Het is een moeilijke fase waar Nederland doorheen gaat, maar de tekenen van herstel worden zichtbaar. Zo maakte het CBS in februari bekend dat de werkgelegenheid in het vierde kwartaal van 2014 verder is gestegen. Er kwamen ten opzichte van een kwartaal eerder 42.000 banen bij. Dat is de grootste toename in drieënhalf jaar.
Uit het rapport van UNICEF blijkt dat de kans op armoede en sociale uitsluiting bij kinderen voor een belangrijk deel wordt bepaald door de mate waarin de ouders werken. Ook hieruit blijkt dat werk de beste oplossing is om de kans op armoede terug te dringen. In Nederland is de kans op armoede voor kinderen de laagste van Europa en deze is de laatste jaren gedaald. Bovendien gaat de armoede in Nederland niet over van generatie op generatie. Sterker nog, 93% van de kinderen die geconfronteerd worden met armoede weten die dankzij goed onderwijs en goede ontwikkelingskansen te ontvluchten.
Mensen hebben de vrijheid om schulden te maken, maar ook de verantwoordelijkheid om die zelf op te lossen. Wanneer mensen in de schulden zitten en er niet goed uitkomen zijn er coachingsmogelijkheden. Schulden zijn naar voor de persoon die ze heeft, zeker als dat komt door pech en niet door roekeloos gedrag, maar dat ontneemt mensen niet de verantwoordelijkheid om ze zelf op te lossen. Om uit de schulden te komen moet de focus liggen op aan het werk gaan. Verder zorgt het stimuleren van sociale en maatschappelijke integratie voor een verhoogde kans op een baan en zorgt het ervoor dat kinderen in armoedesituaties kunnen meedoen.
Conform het regeerakkoord is 100 miljoen uitgetrokken voor gemeentelijk armoede- en schuldenbeleid. Uit de Armoedemonitor blijkt dat gemeenten deze gelden gebruiken voor inkomensondersteuning. Kan de Staatssecretaris aangeven of dit ook categoriale inkomensondersteuning is? Zo ja, hoe gaat zij erop toezien dat dit niet meer gebeurt? Met de invoering van de Participatiewet is dit immers niet langer toegestaan. Dankzij de decentralisaties hebben de gemeenten de kans om voor een integrale benadering te kiezen. Zo is er ruimte voor maatwerk bij de besteding van de middelen voor armoede- en schuldenbeleid. Het kabinet is zoals gezegd goed bezig en dient wat de VVD betreft koers te houden en maximaal in te blijven zetten op het laten lonen van werk.
Mevrouw Karabulut (SP): De kabinetten-Rutte I en II, met de VVD voorop, hebben ervoor gezorgd dat er 150.000 mensen meer in de armoede zitten. Het zijn er in totaal 1,4 miljoen, onder wie ontzettend veel werkende mensen. Recentelijk zag ik het voorbeeld van een mevrouw die gewoon 32 uur in de supermarkt werkt, maar toch iedere week met haar kinderen naar de voedselbank gaat om ervoor te zorgen dat zij eten heeft. Omarmt de heer Moors dit? Is hij hier trots op? Of neemt hij hier afstand van? Welke gevolgen geeft hij daar dan aan?
De heer Moors (VVD): Dit land en een groot deel van de wereld zijn sinds 2008 in een crisis geraakt. Dat daardoor de armoede is vergroot, is niet onbegrijpelijk. Het kabinet heeft alles op alles gezet om uit de crisis te komen en om ervoor te zorgen dat er meer werkgelegenheid kwam en dat de economie de kans kreeg om te groeien. Als de tekenen van herstel doorzetten, kunnen alle mensen straks profiteren van de economische groei die mede dankzij dit kabinet, maar vooral dankzij alle mensen in Nederland die daaraan hebben bijgedragen, wordt gerealiseerd en kan een groot deel van de armoede worden teruggedrongen. Voedselbanken zijn een mooi initiatief. Ik vind het jammer dat ze nodig zijn, maar ik blijf erbij dat met het beleid van dit kabinet de kansen om armoede te ontstijgen zijn vergroot. Als het SP-programma was uitgevoerd, was dat rampzalig geweest. Volgens de inschattingen van het CPB waren er dan 500.000 banen minder geweest. Dat had echt tot armoede geleid.
Mevrouw Karabulut (SP): Het is iedere keer weer ontluisterend dat de VVD het gegeven van een vergaande tweedeling ontkent. 1,4 miljoen mensen, onder wie heel veel hardwerkende Nederlanders, kunnen niet rondkomen. De werkloosheid is gigantisch gegroeid en er is meer dan 5 miljard bezuinigd op de mensen met de laagste inkomens. Aan de andere kant zijn de banken, de grote jongens, voor 8 miljard gesteund en hebben zij onderling allerlei baantjes verdeeld. De heer Moors heeft niet het lef of het inzicht om te zeggen dat dit verschrikkelijk is, dat wij daarnaar moeten kijken en dat wij iets niet helemaal goed doen. Hij zegt dat wij gewoon op deze weg moeten doorgaan en dat het dan vanzelf goed komt. Het komt niet goed. Heel veel mensen voelen dat en voelen zich, ook door de VVD, in de steek gelaten. Het zijn lang niet alleen maar de paupers waar de VVD al nooit naar omkeek. Het gaat ook om de middenstand die steeds verder in de armoede belandt en de mkb'ers die in nood zitten. Mensen moeten meer bestedingsruimte hebben om rond te kunnen komen.
De voorzitter: Wat is uw vraag?
Mevrouw Karabulut (SP): Meent de heer Moors werkelijk dat wij door moeten gaan op de weg van Rutte I en II, die ons 150.000 mensen meer in de armoede heeft opgeleverd?
De heer Moors (VVD): Als mevrouw Karabulut dezelfde vraag stelt, kan ze hetzelfde antwoord verwachten. Ik zal het iets anders formuleren. Er zijn mensen in dit land die het de afgelopen jaren moeilijk hadden. Het gaat steeds beter omdat wij met de Nederlanders hard hebben gewerkt om uit de crisis te komen. De werkgelegenheid stijgt, er is economische groei, het consumentenvertrouwen stijgt en de woningmarkt trekt aan. Alle tekenen zijn er dat het beter gaat. Zo komen mensen uit armoede, niet door te denken dat de overheid alles voor iedereen kan oplossen. Dit kabinet is heel goed bezig.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie): De heer Moors zei dat er steeds meer mensen met schulden zijn, maar dat dit «eigen schuld, dikke bult» is en dat je er door te werken uit kunt komen. Heel veel mensen die schulden hebben, hebben gewoon een baan. Is de heer Moors ermee bekend dat in de helft van de gevallen aan mensen die schulden hebben en die een incassobureau op hun nek krijgen, te hoge kosten worden gerekend, waardoor die mensen nog verder in de problemen komen? Vindt hij dat net zo onwenselijk als ik?
De heer Moors (VVD): Mensen die in schulden zitten, moeten die in principe zelf oplossen. Dat is mijn uitgangspunt. Daarnaast hebben wij in de wet vastgelegd dat er een bestaansminimum, de beslagvrije voet, moet worden gegarandeerd. Als dat niet gebeurt, is dat niet goed. Voor de incassokosten hebben wij het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Als dat niet wordt gerespecteerd, is dat niet goed. Men moet zich aan de wet houden. Dat neemt niet weg dat mensen verantwoordelijk zijn voor het oplossen van hun eigen schulden. Als mensen in grote problemen zitten, kunnen zij ondersteuning van de gemeente krijgen. Het is goed dat gemeenten aandacht geven aan de preventie van schulden en vroegsignalering en bekijken op welke manier mensen die niet met financiën om kunnen gaan, geholpen kunnen worden. Dat ontslaat die mensen echter niet van hun eigen verantwoordelijkheid.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Er worden veel dingen gezegd waarop ik wil reageren. Omwille van de tijd zal ik dat niet doen. Neem de suggestie dat puur en alleen het eigen gedrag veroorzaakt dat mensen in de schulden komen. Weet de heer Moors wat de afgelopen jaren de grootste veroorzaker van schulden is geweest? Dat zijn de restschulden van woningen. Dat is de grootste klap geweest. Wat kunnen mensen eraan doen dat zij in een huis wonen dat opeens € 50.000 minder waard wordt? Dat kun je die mensen niet verwijten. Feit is dat ze een schuld hebben en daardoor op andere terreinen schulden krijgen. Er is inderdaad een Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en dat wordt in de helft van de gevallen overtreden. Dat weten wij al heel lang, maar wij hebben geen mogelijkheden om te handhaven, want er worden geen boetes opgelegd. De ChristenUnie gaat samen met de PvdA een initiatiefwet indienen om dit soort praktijken aan te pakken. Steunt de VVD de lijn dat dit soort zaken aangepakt moet worden en dat de wet de wet is en al dan niet met boetes gewoon gehandhaafd moet worden?
De heer Moors (VVD): De VVD staat er volkomen achter dat de wet gehandhaafd moet worden. De VVD is een van de partijen die dat het meest benadrukken. Natuurlijk kunnen mensen pech hebben, dat noemde ik ook in mijn bijdrage, maar dat wil niet automatisch zeggen dat de overheid maar moet bijspringen om alles op te lossen. Waar mensen ondersteund kunnen worden, is dat goed, maar het blijft hun eigen verantwoordelijkheid om het op te lossen. Met een gedaalde huizenprijs wordt je schuld niet groter. Hooguit ontstaat er een probleem als je je huis wilt verkopen. Ik wil benadrukken dat het kabinet op dit punt goed bezig is. De woningmarkt trekt aan en dat is duidelijk een gevolg van het kabinetsbeleid. Ook daar zijn wij op de goede weg.
Mevrouw Voortman (GroenLinks): Mensen die op grond van een vergissing een sanctie krijgen in het kader van de Fraudewet, krijgen nu geen toegang tot schuldhulpverlening of schuldsanering. Zijn dat geen voorbeelden waarvoor maatwerk verleend kan worden?
De heer Moors (VVD): Het is niet mijn portefeuille, dus ik ken de details niet, maar volgens mij wordt de Fraudewet aangepast. Als mensen daardoor geen toegang hebben tot de schuldhulpverlening, ben ik benieuwd welke mogelijkheden de Staatssecretaris ziet om daarmee om te gaan.
Mevrouw Voortman (GroenLinks): De heer Moors zegt dat schulden de eigen verantwoordelijkheid van mensen zijn, terwijl een ongeluk soms in een klein hoekje zit. Ik beschouw zijn reactie zo dat hij met een open blik naar voorstellen van de Staatssecretaris zal kijken. Ik hoop dat die voorstellen in de richting gaan die ik net heb voorgesteld.
De heer Pieter Heerma (CDA): Ik begrijp dat de heer Moors niet de woordvoerder voor de Fraudewet is, maar hij benadrukt dat het allemaal goed komt met de schulden als iedereen zich aan de wet houdt. Het probleem van de Fraudewet is juist dat mensen in de schulden kwamen doordat instanties zich aan de wet hielden. De rechter zegt nu tegen de overheid dat dat niet de bedoeling was. Ik neem aan dat de heer Moors het vanuit dit perspectief terecht vindt dat de wet wordt aangepast en de rechter de overheid terugfluit als die mensen onnodig in de schulden duwt.
De heer Moors (VVD): Ik geef geen kwalificaties over de gerechtelijke uitspraak. Er komt een nieuwe wet van het ministerie, die wij moeten afwachten. Wij spreken daarover in het betreffende debat. Ik zie niet in waarom wij de wet nu bespreken als die nog moet komen.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Voorzitter. Ik heet de heer Moors van harte welkom. Ik hoop en verwacht dat we nog heel wat debatten over dit onderwerp zullen voeren.
De heer Heerma vatte het treffend samen in het woord «moedeloos». Dat was ik ook deze week. Ik hoopte oprecht dat ik dit niet hoefde te zeggen, maar afgelopen week kregen wij een brief over de beslagvrije voet en de beantwoording van de Kamervragen hierover en de moed zakte mij in de schoenen. Wij zijn inderdaad al zo'n tweeënhalf jaar bezig om te bekijken hoe wij het probleem van de beslagvrije voet en de overheid die hierin een overtreding begaat, kunnen tackelen. Wij hebben in de media de afgelopen maanden schrijnende voorbeelden gezien. Nieuwsuur en Reporter hebben er aandacht aan besteed. In Trouw of de Volkskrant stond ook een heel artikel. Het probleem wordt steeds groter en urgenter en het lijkt er niet op dat er stappen worden gezet. Ik heb de brief van de Staatssecretaris gelezen en ik moet zeggen dat zij echt bezig is. Het is niet zo dat er helemaal niets gebeurt. Er vinden veel overleggen plaats, het wordt bekeken, maar ik snap werkelijk niet waarom het zo lang moet duren. Kan de Staatssecretaris reflecteren op hoe zij vindt dat het gaat? Is zij tevreden met de voortgang van het armoede- en schuldendossier?
Ik heb mijn inbreng voor de algemeen overleggen van een halfjaar geleden erbij gepakt. Wij hebben het gehad over de beslagvrije voet, de introductie van het wettelijk moratorium, het aanpakken van de omhooggeschoten kosten voor bewindvoering waarmee met name gemeenten te maken hebben en het tegengaan van malafide incassopraktijken. Ik heb geen idee hoe het met het tweede en derde punt staat. Op het laatste punt hebben wij uiteindelijk zelf maar de handschoen opgepakt. Wij stellen een initiatiefwet op die ervoor moet zorgen dat incassobureaus die de wet keihard overtreden eindelijk eens aangepakt worden en dat er regels gesteld worden waaraan een incassobureau moet voldoen. Wij hopen die initiatiefwet binnenkort naar de Kamer te sturen. Van de andere punten weet ik niet wat er sindsdien is gebeurd. Kan de Staatssecretaris daarover meer duidelijkheid geven?
De Staatssecretaris geeft in haar brief over de beslagvrije voet aan dat er in Duitsland gewerkt wordt met een vrij eenvoudig systeem met een aantal heldere criteria om deze voet vast te stellen. Waarom kunnen die criteria niet in Nederland worden ingevoerd? In Duitsland is er kennelijk ervaring mee en weten ze wat er goed en niet goed gaat. Is het mogelijk om binnen nu en een maand iets dergelijks in te voeren, zodat het gaat lopen en wij niet maar blijven praten over de manier waarop wij dit moeten doen?
Pas volgend jaar gaat de Staatssecretaris de aandachtspunten voor de aansluiting van overheidsorganisaties op het beslagregister inventariseren. We hebben het dan nog niet eens over de aansluiting an sich, maar over de aandachtspunten die daarbij gelden. Waarom duurt het allemaal zo lang? Kunnen we niet meer slagen maken?
Ik kom op een aantal punten waarvoor wij al eerder de aandacht hebben gevraagd, maar waarvan ik niet weet wat de stand van zaken is. Het betreft het ontwerpvrijstellingsbesluiten schuldbemiddelaars. Al langere tijd hangt in de lucht dat het kabinet de mogelijkheden voor particuliere schuldhulpverlening wil verruimen. In september heeft de Kamer al gereageerd op het ontwerpbesluit daarover. Wij hebben nadien niets meer van het kabinet gehoord. Hoe staat het hiermee? Wij willen voorkomen dat mensen met schulden de dupe worden van doorgeschoten commerciële of kwaadwillende praktijken. Maximeer de vergoedingen, controleer de aanbieders actief en waarborg de integrale schuldhulpverlening van gemeenten. Van de week stond er in een artikel in De Gelderlander dat een commercieel bedrijf tarieven aan het rekenen is met zogenaamde vrijwillige vergoedingen voor particuliere schuldhulpverlening. Dat mag niet. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe snel wij het ontwerpbesluit krijgen? Wat zijn de regels? Hoe kijkt zij aan tegen dit soort praktijken? De PvdA heeft er een motie over ingediend, maar ik heb er verder niet zoveel meer over gehoord.
In januari van dit jaar had de algemene maatregel van bestuur voor de gegevensuitwisseling binnen de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening er moeten zijn. De verificatie van gegevens door gemeentelijke schuldhulpverleners gaat dan sneller door de toegang tot Suwinet. Dit maakt het voor gemeenten efficiënter. Waarom is die besluitvorming opnieuw uitgesteld? Wanneer verwacht de Staatssecretaris dat de AMvB alsnog komt?
Op vragen van de ChristenUnie over de toegang tot de gemeentelijke schuldhulpverlening heeft de Staatssecretaris aangegeven dat categoriale uitsluiting niet mag. Waarom heeft zij de gemeenten daar nog steeds niet over geïnformeerd? Misschien heeft zij dat inmiddels gedaan. Dat hoor ik dan graag. Zzp'ers worden uitgesloten als zij nog ondernemer zijn. Zij moeten eerst ondernemer af zijn en daar zit net het probleem. Kunnen zzp'ers gewoon toegang tot de schuldhulpverlening krijgen?
Voorzitter: Karabulut
De heer Van Weyenberg (D66): Voorzitter. Er is al veel gezegd. Ik sluit mij aan bij de partijen die het gevoel hebben dat er sprake is van een herhaling van zetten. Mevrouw Schouten zegt terecht dat er wel wat gebeurt, maar ik zit nu tweeënhalf jaar in de Kamer en bij algemeen overleggen over dit onderwerp en de geschiedenis herhaalt zich. De debatten over het moratorium en het beslagregister lopen nog steeds. Bij het lezen van de brieven krijg je het gevoel dat de overheid regelmatig niet vooroploopt, maar dingen in gang zet om zich achteraan aan te sluiten. Ik vraag de Staatssecretaris in navolging van de andere sprekers om daarop te reflecteren, want het is heel onbevredigend. Het is ook heel onbevredigend dat de dingen die gebeuren ver in de toekomst plaatsvinden. Het is ingewikkeld, maar kan het niet sneller? Wat is het beeld van de Staatssecretaris bij de voortgang van de afgelopen tweeënhalf jaar?
Ik sluit mij kortheidshalve aan bij de laatste opmerkingen van mevrouw Schouten over het uitsluiten. Ook ik krijg signalen dat tegen zzp'ers, jongeren en mensen met een huis wordt gezegd dat zij niet mogen meedoen. Herkent de Staatssecretaris deze signalen? Wat gaat zij daaraan doen? Misschien is er al wat gebeurd, maar volgens mij is hier een wereld te winnen.
Ook ik geloof heel erg in het belang van het hebben van een baan, zeg ik tegen de heer Moors. Dat is echter niet het gehele antwoord. Was het maar zo simpel. De armoede onder kinderen en de schuldhulpverlening voor mensen met een baan groeien nog steeds. Ik heb de indruk dat veel gemeenten zoeken naar de beste vorm voor de kindpakketten. Ik ben ook nieuwsgierig hoe de VNG en de Staatssecretaris hieraan ondersteuning kunnen geven, niet om in de plaats van de gemeenteraad en de colleges te treden, maar om hen te helpen om zo snel mogelijk dingen neer te zetten die aansluiten bij datgene waarvoor het extra geld bedoeld is.
Ik maak mij breder zorgen over jongeren. Ze worden regelmatig uitgesloten. Je kunt als jongere met schulden als je ook dak- en thuisloos bent, in een soort catch 22 terechtkomen. Dat kan overigens ook als je niet dakloos bent. Als je in de schuldsanering zit, mag je bijvoorbeeld niet studeren omdat je geen nieuwe schulden mag aangaan. Hoe ziet de Staatssecretaris dit? Is zij bereid om te verkennen of er knelpunten zijn en met een actieplan voor zwerfjongeren en andere jongeren te komen? Een knelpunt voor zwerfjongeren is dat zij geen vaste woon- en verblijfplaats hebben en daardoor niet kunnen studeren. Het is een onwenselijke situatie dat wat een uitweg zou kunnen zijn voor de toekomst is afgesloten.
Onder meer de Federatie Opvang vraagt aandacht voor vrouwen die in de vrouwenopvang verblijven, maar formeel nog een partner hebben en dus geen recht op de alleenstaandeouderkop hebben. In een eerder debat met Staatssecretaris Wiebes is besproken hoe je voorkomt dat vrouwen die samen in de opvang wonen door de Belastingdienst als eenheid voor de toeslagen worden gezien. De Staatssecretaris heeft daarop actie beloofd. Ik ben nieuwsgierig of hierover al wat gezegd kan worden. Moet hier geen oplossing voor komen? Ontbreekt wellicht een hardheidsclausule? Het is buitengewoon zuur als je moet vluchten voor een gewelddadige partner en je op een aantal zaken geen recht hebt omdat je formeel nog fiscaal partner bent.
Over de Fraudewet sluit ik mij kortheidshalve aan bij de vragen van de heer Heerma. Kan in de brief over de wetsaanpassing ingegaan worden op de manier waarop wordt omgegaan met mensen die niet in de schuldhulpverlening terechtkunnen omdat zij de afgelopen periode een boete hebben gekregen? Achteraf wordt gezegd dat die boete volgens de nieuwe regels niet gegeven zou worden en dat de bepaling over verwijtbaarheid veranderd is.
Ik kijk met grote belangstelling uit naar het initiatiefwetsvoorstel over de incassokosten. Het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten heeft volgens signalen die mij bereiken een bijna perverse werking, namelijk dat gerechtsdeurwaarders er uit financieel oogpunt belang bij hebben om het minnelijke traject zo kort mogelijk te laten duren en zo snel mogelijk de gerechtelijke procedure te starten, waarvoor een veel hogere vergoeding staat. Herkent de Staatssecretaris dit signaal? Wat wil zij hieraan doen? Het is misschien goed voor de omzet van de gerechtsdeurwaarder, maar niet voor de persoon met de openstaande schuld.
Voorzitter: Van Weyenberg
De vergadering wordt van 19.15 uur tot 19.30 uur geschorst.
Staatssecretaris Klijnsma: Voorzitter. Ik dank de leden van de commissie voor hun inbreng over het onderwerp armoede- en schuldhulpverlening. Ik begrijp dat alle leden staan te popelen om de hand aan de ploeg te slaan en ervoor te zorgen dat de benodigde instrumenten voor een goede schuldhulpverlening en armoedebestrijding boven tafel getild worden, zodat iedereen ermee aan de slag kan. Dat geldt ook voor de VVD, hoewel dat niet zo beklemtoond is. Het is inderdaad niet de eerste keer dat de commissie dit tegen mij zegt en het is ook niet de eerste keer dat ik antwoord dat wij er enorm hard mee aan de slag zijn. Ik benadruk dat niet alleen tot december, maar ook sinds december met alle partijen die ertoe doen ontzettend hard gewerkt is om alle facetten van het schuldenbeleid verder op de rails te helpen. Er zijn heel veel partijen bij betrokken: de Belastingdienst, de woningcorporaties, de banken, de zorgverzekeraars, de telecomsector, de NVVK, de werkgevers, de gemeenten en natuurlijk de rijksoverheid zelf bij monde van zeker zes ministeries. Al die partijen doen volmondig mee. Ik haal iedereen aan tafel om ervoor te zorgen dat de koers helder is en om ervoor te zorgen dat ik iedereen aanspreek op het beleid waarmee de grote puzzel in elkaar moet worden gelegd. Ik zeg tegen de heer Heerma dat er ambtelijk al is gesproken met de banken, maar dat ik dat ook zelf ga doen. Dat lijkt mij een goed plan.
Alles is met elkaar verweven. Ik heb getracht om in de brief van december minutieus per onderdeel de stand van zaken, het tijdpad en het traject aan te geven, inclusief de deadlines. Ik hoor graag in tweede termijn wat de leden van de commissie daarvan vinden. Ik denk dat de aanpak van schulden niet eerder zo hoog op de agenda heeft gestaan als nu. Wij beklemtonen allemaal dat er heel veel Nederlanders zijn die met schulden te kampen hebben en dat wij er als de drommel voor moeten zorgen dat die mensen een helpende hand toegestoken krijgen.
De heer Pieter Heerma (CDA): Ik dank de Staatssecretaris voor de toezegging om met de banken om tafel te gaan. Begrijp ik goed dat zij nadrukkelijk ter sprake gaat brengen dat het blokkeren van leefrekeningen niet wenselijk is, dat het waarschijnlijk formeel mag maar tot zeer onwenselijke situaties leidt?
Staatssecretaris Klijnsma: Zeker. Ik maak een ordentelijke agenda voor mijn gesprekken en dit is een van de agendapunten. Ik doe het op dezelfde wijze als bij de telecomsector. Ik ga natuurlijk niet over de financiële sector, maar ik kan wel een appel doen om goed na te denken over de manier waarop men omgaat met de clientèle. Ik heb dat ook bij de telecomsector gedaan en dat heeft ons geen windeieren gelegd.
De heer Pieter Heerma (CDA): Dat laatste klopt. Laten wij hopen dat ook dit ons geen windeieren legt. Kan de Staatssecretaris de Kamer na afloop van dat gesprek per brief informeren over het resultaat van het gesprek?
Staatssecretaris Klijnsma: Met heel veel plezier. Ik doe dat ook als het gesprek niets heeft opgeleverd, want dat kan natuurlijk ook. Ik zal de Kamer hierover informeren. Mijn intentie is om onder de aandacht van de banken te brengen dat het niet simpel is om te leven als je niet meer bij je bankrekening kunt.
De voorzitter: Kunt u een indicatie geven wanneer die brief komt?
Staatssecretaris Klijnsma: Voor het zomerreces of zoveel eerder als ik de banken heb gesproken.
Mevrouw Karabulut (SP): Ik hoop dat wij met deze voortvarendheid kunnen doorpakken op het garanderen van het bestaansminimum. Daarover is de Staatssecretaris ook met allerlei partijen in gesprek. In de praktijk is dit echter nog niet geregeld. Is de Staatssecretaris bereid om met gemeenten, de Belastingdienst en de NVVK op basis van een aantal criteria afspraken te maken om de beslagvrije voet, het absolute bestaansminimum, te garanderen? Die afspraken kunnen parallel lopen aan de afspraak met de Belastingdienst dat er geen beslag of verrekening plaatsvindt van het ingebonden budget voor alleenstaande ouders met andere schulden. Het gaat om een afgebakende groep en afgebakende criteria. Kunnen wij een proeftuin of een pilot maken, zodat wij niet nog een jaar hoeven te wachten op de uitwerking van allerlei voorstellen en ingewikkelde wetten die aangepast moeten worden?
Staatssecretaris Klijnsma: Alle leden hebben aandacht voor de beslagvrije voet gevraagd. Ik kom daar straks graag op terug, want dan kan ik dit in één vloeiende beweging meenemen.
Mevrouw Karabulut (SP): Het is prima als de Staatssecretaris straks op de details terugkomt, maar het is geen ingewikkelde vraag.
Staatssecretaris Klijnsma: Dat is het inderdaad niet. Ik kan heel kort door de bocht zeggen dat het geen wijs idee is om te preluderen op de vereenvoudiging van de beslagvrije voet. Ik doe dit echter liever in het blokje antwoorden over de beslagvrije voet, want dan is helder binnen welke kaders ik dit voorstel.
Mevrouw Yücel (PvdA): In aanvulling op de vraag van de heer Heerma en de toezegging van de Staatssecretaris over het gesprek met de bankensector wil ik graag weten of de Staatssecretaris het punt van de time-out bij plotselinge inkomenswijzigingen door overlijden of een scheiding meeneemt. Banken moeten dan een time-out nemen in plaats van mensen al na een maand te bestraffen omdat ze de hypotheek even niet hebben kunnen betalen. Mensen hebben tijd nodig om de nieuwe financiële situatie op de rit te krijgen. Dit kan voorkomen dat mensen onnodig in problematische schulden terechtkomen. Kan de Staatssecretaris dit punt meenemen, ook in de terugkoppeling aan de Kamer?
Staatssecretaris Klijnsma: Ik ben voornemens een agenda te maken voor dat gesprek en het is prima om ook dit punt op de agenda te zetten en terug te koppelen aan de Kamer, met dien verstande dat de situatie voor de bank en de cliënt helder moet zijn.
Voorzitter. Ik noemde net al even de telecomsector, maar ook de woningcorporaties hebben er in nauwe samenspraak met gemeenten en andere partners voor gezorgd dat er ondanks de toenemende huurachterstanden en het zware weer van de economische recessie 15% minder huisuitzettingen zijn. De NVVK en de Koninklijke Beroepsorganisatie voor Gerechtsdeurwaarders (KBVB) hebben samen het systeem VISH gebouwd waardoor bij de deurwaarders bekend is wie in de schuldhulpverlening zit. Dat is echt een grote stap voorwaarts. Zo worden schuldenaren niet onnodig extra belast met onmogelijke invorderingsmaatregelen. Er is ook hard gebouwd aan een beslagregister. Kortom, het kabinet ondersteunt en stimuleert de initiatieven aan alle kanten. Het is dus een beetje een onjuiste voorstelling van zaken dat er geen voortgang wordt geboekt. Dat doet geen recht aan de inzet van alle partijen en van het kabinet.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Niemand zegt dat er geen voortgang is geboekt, maar de meeste woordvoerders zijn wel teleurgesteld over de mate van voortgang die geboekt is. Wat voelt de Staatssecretaris daar zelf bij? Is zij bijvoorbeeld tevreden over de voortgang van het beslagregister?
Staatssecretaris Klijnsma: Het is een groot goed dat het beslagregister eindelijk is ontwikkeld en dat het door de gerechtsdeurwaarders wordt benut. De gerechtsdeurwaarders zeggen dat zij hun uiterste best doen om alle deurwaarders in 2015 bij het register aan te sluiten. Het kabinet wil graag weten wat de deurwaarders tegenkomen aan eventuele hobbels, zodat als de overheid instapt – dat is echt ons voornemen – zij dit lean and mean kan doen. De gerechtsdeurwaarders hebben hun nek uitgestoken door het maken en het vullen van het register. Oud-collega Teeven en ik zijn drie weken geleden bij de gerechtsdeurwaarders op werkbezoek geweest en hebben met eigen ogen gezien hoe plezierig het voor cliënten is dat het beslagregister bestaat. Deurwaarders kunnen sec bekijken of er al beslag ligt op het salaris of de uitkering van een cliënt, voordat ze zelf beslag leggen. Als mensen helemaal geen middelen meer hebben, heeft het geen zin om opnieuw beslag te leggen. Het register werkt dus. De deurwaarders komen nog wat kinderziektes tegen en daarop wordt het register aangevuld. Dit jaar gaan alle deurwaarders erop inspelen en vanaf volgend jaar wil de rijksoverheid instappen. Er wordt echt voortvarend aan gewerkt.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Ik noemde het beslagregister omdat de Staatssecretaris daarop aanhaakte, maar mijn vraag is breder. Ik noemde voorbeelden van zaken waar wij al drie of vier keer om gevraagd hebben. Is de Staatssecretaris tevreden over de wijze waarop het gaat? Is het kabinet op het goede pad of baalt zij af en toe ook weleens van de trage voortgang? Elke dag dat wij langer wachten, zijn er meer mensen die last kunnen hebben van de manier waarop wij met schulden omgaan. Onderkent de Staatssecretaris dit?
Staatssecretaris Klijnsma: Ik sta te popelen, net als mevrouw Schouten en alle leden van de commissie. Daarom heb ik alle mensen die ertoe doen, mijn collega-bewindspersonen maar ook het veld, fysiek bij elkaar gebracht en de urgentie over het voetlicht gebracht dat de instrumenten zo snel mogelijk het licht moeten zien. Mevrouw Schouten loopt ook al wat langer mee, hoewel ze een stuk jonger is dan ik, en weet ook dat als je alle neuzen dezelfde kant op hebt – ik prijs mij gelukkig dat dit nu ook in de boezem van het kabinet het geval is – de weerbarstige materie van het wetgevingsproces nog aan de orde is. Dat vergt gewoon een tijdspanne. Enkele leden vroegen mij om alvast op een aantal zaken vooruit te lopen. Als dat kan, in de vorm van een pilot. Aan de andere kant, dien je toch aan het eind van de rit zaken ordentelijk in wetgeving te regelen. Het is niet meer dan logisch om de commissieleden netjes in kennis te stellen van de wijze waarop de trajecten eruitzien. In december heb ik dit heel minutieus gedaan, zodat voor alle onderdelen helder is wat aan de orde is en wat de deadlines zijn. Ik houd mijn collega's en het veld daaraan en ik mag hopen dat de commissieleden mij daaraan houden.
De voorzitter: Ik kijk even naar de klok en wil u allen vragen om uw interrupties zo bondig mogelijk te houden. De Staatssecretaris heeft voor een zo bondig mogelijke beantwoording nooit een aansporing nodig.
Mevrouw Yücel (PvdA): Ik begrijp dat de komende periode bedoeld is om de kinderziekten eruit te halen en de vinger te leggen op wat wel en niet werkt. Ziet de Staatssecretaris een mogelijkheid om een aantal gemeenten pilots te laten draaien, zodat wij wanneer wij aan wetgeving toe zijn precies weten hoe wij die wetgeving in elkaar moeten steken?
Staatssecretaris Klijnsma: Ik heb zeer recent een brief ontvangen van de G-4, de vier grootste gemeenten in ons land. Ik zie zaterdagochtend de vier wethouders en dan staat dit soort zaken ook op de agenda. De vraag is wat mogelijk is, want er spelen belangen van schuldenaars maar ook van schuldeisers. We kunnen niet door pilots even de wet terzijde zetten. Ik wil heel minutieus met de gemeenten bekijken wat mogelijk is, want daarvan kunnen we leren voor het wetgevingstraject. Ik kan echter niet de wet buiten haken zetten. Die beide belangen moeten in evenwicht zijn.
Mevrouw Karabulut (SP): Waarom wil de Staatssecretaris geen pilot draaien om het bestaansminimum te garanderen, met als argument dat zij de wet niet zomaar terzijde kan schuiven, terwijl honderdduizenden mensen onder de beslagvrije voet en het absolute bestaansminimum zitten? Waarom kan dat dan al jarenlang wel?
Staatssecretaris Klijnsma: Misschien moet ik nu maar een aantal dingen zeggen over de beslagvrije voet. Ik verlies dan de lijn van mijn betoog, maar ik vind dit belangrijk.
Het is essentieel dat wij de beslagvrije voet vereenvoudigen. Daarover zijn wij het allemaal eens, ook het kabinet. Het Duitse model, dat een van de leden noemde, is zo gek nog niet. Het is heel lean and mean. Wij moeten ons wel realiseren dat de beslagvrije voet voor mensen iets minder maatwerk wordt. Dat is het risico van het vak. Je stelt hem makkelijker vast: mensen hoeven niet tien verschillende factoren aan te dragen om dat ding ordentelijk vastgesteld te krijgen en de uitvoeringsorganisaties zijn er nog blij mee ook. Ik werk er hard aan om deze vereenvoudiging zo snel mogelijk op tafel te krijgen. Ik ben echter ook van het handhaven van de wet voor het evenwicht tussen schuldeisers en schuldenaars. Dat betekent dat ik niet vooruitloop, ook niet in een pilot, op het nu al implementeren van die vereenvoudigde beslagvrije voet. Wij moeten die eerst goed inkleuren en vervolgens bekijken wat dit voor de wetgeving betekent. Zo werken wij altijd en daar kunnen wij niet op vooruitlopen.
Mevrouw Karabulut (SP): Dit wordt een merkwaardig verhaal. Ik wil de Staatssecretaris graag alle lof geven voor het samen met de partners uitwerken van het Duitse eenvoudige model. Op de dag dat dit geregeld is, sta ik vooraan om te applaudisseren. Dat heeft de Staatssecretaris niet vaak meegemaakt.
De voorzitter: Ik denk dat de Staatssecretaris deze toezegging graag op papier krijgt.
Mevrouw Karabulut (SP): Echt waar. Hoe sneller, hoe beter. Ik begrijp dat dit tijd kost en ik geloof en zie echt dat de Staatssecretaris haar best doet, maar het gaat om de periode totdat wij dit geregeld hebben. De Staatssecretaris stapt snel over het feit heen dat de wetten voor het bestaansminimum wel geschonden kunnen worden ten koste van de mensen die al niks hebben en die verder in het moeras raken. Er ligt een aanbod van een aantal gemeenten, maar ook van de NVVK, de Ombudsman, alle betrokken instanties. Iedereen werkt dolgraag mee. De Staatssecretaris heeft de expertise. Zullen we dan op basis van een aantal criteria, dat volgens mij niet betekenen dat je de wet schendt, alvast in de praktijk gaan werken en de beslagvrije voet zo veel mogelijk toepassen door hem vooraf te berekenen en hem niet te korten en daarover afspraken te maken met de Belastingdienst? Het is onuitstaanbaar en oneerlijk dat de Staatssecretaris zo gemakkelijk zegt dat zij niet vooruit gaat lopen op wetgeving.
Staatssecretaris Klijnsma: We moeten goed begrijpen. Ik heb het in mijn betoog over de vereenvoudigde beslagvrije voet. De wethouders uit de vier grote gemeenten willen graag een pilot voor de huidige beslagvrije voet, maar ze willen ook dat die eerst netjes aan de voorkant wordt vastgesteld voordat we verder gaan. Ik wil hierover graag praten met de wethouders. Er zit ruis op de lijn omdat ik dacht dat mevrouw Karabulut mij vroeg of ik alvast wilde vooruitlopen op de nieuwe beslagvrije voet, het Duitse model. Dat kan ik niet, want ik moet binnen de context van de wet blijven. De G-4-wethouders willen in een pilot bekijken of ze in het huidige systeem de uitvoering kunnen verbeteren. Daar ben ik voor in.
De voorzitter: Nee, mevrouw Karabulut. Ik heb u het woord niet gegeven. Ik zou zeggen: tel uw zegeningen.
Mevrouw Karabulut (SP): Complimenten geven mag ook al niet.
De voorzitter: Dat compliment breng ik dan hierbij over.
De heer Pieter Heerma (CDA): De Staatssecretaris noemde het beslagregister. Zij gaf aan dat dit werkt. Hoe werkt het dan? Wat als er een tweede beslag gelegd wordt? Komt er dan een alarm? Wordt dat voorkomen? Kan er geacteerd worden? Hoe gaat het register er in de praktijk uit zien?
Staatssecretaris Klijnsma: Ik kan de heer Heerma warm aanbevelen om naar de koepel van de gerechtsdeurwaarders af te reizen. Collega Teeven en ik hebben daar erg veel geleerd. Daar werd heel duidelijk wat het voor de uitvoering betekend als er zo'n bel gaat rinkelen. De gerechtsdeurwaarders zijn doende in opdracht van schuldeisers. Die schuldeisers moeten de gerechtsdeurwaarders betalen, terwijl er eigenlijk niets meer te halen valt omdat er allang beslag is gelegd. Door dit register is iedereen blijer. De schuldeiser is blij omdat hij de gerechtsdeurwaarder niet meer hoeft te betalen als er niets meer is. Dan verliest de keizer zijn recht. De deurwaarder zelf is blij, want beslag heeft dan gewoon geen zin. De schuldenaar is blij omdat hij niet meer met heel veel verschillende beslagen te kampen heeft, waardoor hij door de bomen het bos niet meer zag. De werkgever of de uitkeringsverstrekker is blij, omdat die ook met heel veel verschillende beslagen te kampen had. Het geeft de burger moed om van de deurwaarders zelf inzicht te krijgen in het register en de wijze waarop het werkt.
De heer Pieter Heerma (CDA): Ik neem de suggestie ter harte. De Staatssecretaris is zo enthousiast dat het voor ons allen goed lijkt om dit te doen. Gaat er een dwingende werking van het beslagregister uit?
Staatssecretaris Klijnsma: Vooralsnog niet. De beroepsgroep heeft zichzelf beetgepakt door te stellen dat het register voor de gehele beroepsgroep is en is zeer druk doende om alle gerechtsdeurwaarders daarop aan te sluiten. Dan wordt er ook mee gewerkt.
Voorzitter. Ik ga door met mijn betoog. Als ik al op iets ben ingegaan, sla ik het kortheidshalve over. Mocht ik iets over het hoofd zien, dan hoop ik dat de leden mij daar in de tweede termijn aan herinneren.
Er is in brede zin gesproken over de armoede en de schuldenproblematiek. Het zal niet verbazen dat ik graag benoem dat dit kabinet van alles doet, net als de gemeenten. Ik dank mevrouw Karabulut voor het rapport hierover. Er zijn heel veel wethouders en heel veel gemeenten die ontzettend hun best doen om voor de mensen in hun eigen gemeente de hulp te bieden die nodig is als men in de schulden komt. De wethouders zijn van allerlei pluimage en rijp en groen door elkaar, maar de sense of urgency staat bij vrijwel iedere wethouder op het netvlies. Dat is mooi om te zien. Iedere keer opnieuw roep ik wethouders en gemeenteraden op om onsjes meer te doen. Zwartepieten schieten niet op. Ik merk dat de gemeenteraden daarvoor echt in zijn.
Alle commissieleden hebben gesproken over kinderen die opgroeien in armoede. Dit is werkelijk speerpunt nummer 1, gelukkig ook bij de leden van de commissie. Zij willen graag dat het kabinet daarvoor extra aandacht vraagt, zodat de kindpakketten, waarmee de Kinderombudsman is begonnen, in alle gemeenten worden aangeboden op een manier die past bij de betreffende gemeenten. Ik heb daar heel mooie voorbeelden van gezien. Het kindpakket is echt in opkomst. Eén op de acht gemeenten werkt er al mee en dit aantal neemt verder toe. Het gaat heel snel, want diverse gemeenten hebben aangegeven in de komende periode kindpakketten te introduceren. Ik ben een paar weken geleden samen met de Kinderombudsman in Leeuwarden geweest om te zien hoe dit uitpakt. De Kinderombudsman promoot de kindpakketten ook en dat heeft effect. Als bouwstenen voor de kindpakketten heb ik middelen beschikbaar gesteld voor het Jeugdsportfonds, het Jeugdcultuurfonds en de Stichting Leergeld. In veel gemeenten zijn die stichtingen actief en worden de kindpakketten mede door de fondsen van deze stichtingen gevuld. Het mes snijdt aan veel kanten.
De voorzitter: Mevrouw Karabulut heeft haar laatste interruptie voor dit onderwerp bewaard.
Mevrouw Karabulut (SP): Is de Staatssecretaris bereid uitvoeriger per brief terug te komen op de aanbevelingen en de conclusies van het rapport? Eén punt pik ik eruit: dit rapport toont aan dat de gemeenten ontzettend hun best doen, maar dat ze met de beste wil en het sociaalste beleid van de wereld niet de gaten kunnen dichten die door het landelijk beleid geslagen worden. Hoe wil de Staatssecretaris dit kwalificeren? Welke acties wil zij hieraan verbinden?
Staatssecretaris Klijnsma: Ik wil met alle plezier schriftelijk op het rapport reageren. Het landelijk beleid heeft tal van maatregelen in zich. Sommige werken positief uit en sommige werken negatief uit. Iedere keer als er een maatregel over het voetlicht komt, wordt er gekeken wat deze voor de koopkrachtplaatjes betekent. Het is goed gebruik dat wij de koopkrachtplaatjes één keer per jaar breed uitmeten en over het voetlicht brengen. Er is mij door mevrouw Karabulut gevraagd of ik alle wetgeving op armoedebeleid wil toetsen. Dat gaat mij te ver, want ik wil het graag verdisconteren in de koopkrachtplaatjes. Gemeenten komen niet vanwege het landelijk beleid met tekorten te zitten. Het landelijk beleid van 100 miljoen extra voor armoedebestrijding is al een slok op een borrel. Het is echt niet zo dat gemeenten alleen maar gaten moeten dichten. Ik zie dat gemeenten ook vanuit hun eigen algemene middelen extra noden lenigen en mensen helpen, samen met fondsen, zoals de Stichting Urgente Noden of fondsen van kerken of aan de andere kant. Dit gebeurt overigens met heel veel vrijwilligers. Gemeenten doen erg veel en niet alleen maar om landelijk beleid te repareren. Het landelijk beleid is er juist om gemeenten te ondersteunen bij de schuldhulpverlening en de armoedebestrijding.
Mevrouw Karabulut (SP): Ik zou haast zeggen: dit is meesterlijk. Als je de 100 miljoen extra afzet tegen de bezuiniging van 5 miljard op zorg, werk en inkomen, erkent toch zelfs de Staatssecretaris dat dit een doekje voor het bloeden is? Ik vind het jammer dat de Staatssecretaris niet naar het bredere probleem wil kijken, want armoede betekent ook uitsluiting. In de koopkrachtcijfers zit lang niet alles. Het gaat om veel meer dan dat. Ik vind het jammer dat de Staatssecretaris niet bereid is om het beleid te toetsen op armoede en tweedeling. Erkent de Staatssecretaris op zijn minst dat de armoede groeit door toedoen van de kabinetspolitiek? Inmiddels zitten er 1,4 miljoen mensen in de armoede, waaronder 400.000 kinderen. De Staatssecretaris is er niet als enige verantwoordelijk voor, maar erkent zij dit?
Staatssecretaris Klijnsma: Armoede ontstaat door heel veel facetten. Het is te gemakkelijk om te zeggen dat alleen het kabinet daar debet aan is. Dat werp ik verre van mijzelf en van de overige negentien kabinetsleden. Als in 2008 de bankencrisis niet was ontstaan, hadden we nu echt een ander kabinetsbeleid gehad. De rijksbegroting moet goed op orde zijn en we proberen de lasten zo goed mogelijk te verdelen over alle schouders in ons land. Wat mij betreft zijn dan de stevigste schouders het meest aan de beurt. Wij doen ontzettend ons best. Het is te gemakkelijk om te zeggen dat er geen armoede zou zijn als dit beleid er niet was.
Mevrouw Karabulut (SP): Dan moet u wel heel precies zijn. Erkent u dat u mede bijdraagt?
De voorzitter: Mevrouw Karabulut, u mag alleen het woord als u een persoonlijk feit maakt.
Mevrouw Karabulut (SP): De Staatssecretaris verdraait mijn woorden. De vraag was of zij erkent dat het kabinetsbeleid bijdraagt aan armoede.
De voorzitter: Volgens mij hebben wij dit gewisseld. Wanneer verwacht de Staatssecretaris de schriftelijke reactie op het rapport te kunnen geven?
Staatssecretaris Klijnsma: In de brief die ik voor het zomerreces stuur.
Mevrouw Voortman (GroenLinks): Dat wordt een dikke brief. Volgens mij zei mevrouw Karabulut niet dat het alleen maar door het kabinetsbeleid komt. Armoede is geen natuurverschijnsel, maar een samenspel van factoren. De economische crisis speelt natuurlijk een rol, maar tegelijkertijd leidt het kabinetsbeleid tot het vernietigen van banen in de thuiszorg en de kinderopvang. Volgens mij bedoelde mevrouw Karabulut dat dit soort maatregelen kunnen bijdragen aan de verslechtering van de positie van mensen. Erkent het kabinet dit?
Staatssecretaris Klijnsma: We moeten dit in den brede zin van het woord zien. Als mensen om wat voor reden dan ook hun baan kwijtraken, raakt hun portemonnee minder gevuld. In navolging van het debat tussen de heer Heerma en de heer Moors zeg ik dat er in de schuldhulpverlening heel veel mensen zitten die wel degelijk een baan hebben. Dat betreft bijna de helft. De redenen dat je schulden oploopt, zijn velerlei. Het is niet alleen het gesternte waaronder je leeft, maar het heeft ook te maken met je uitgavenpatroon. We kunnen hierover heel de avond doorpraten.
Mevrouw Voortman (GroenLinks): Ik hoor hierin een voorzichtige erkenning dat sommige kabinetsmaatregelen wellicht een bijdrage hebben geleverd aan de verslechtering van de positie van sommige mensen in Nederland.
Staatssecretaris Klijnsma: Dan zijn mijn woorden wel heel erg ingekleurd. Ik zei dat het altijd zo is dat als mensen banen verliezen ... Goed, ik hoef het niet te herhalen.
De heer Moors (VVD): Heeft de Staatssecretaris het idee dat maatregelen van dit kabinet ertoe hebben geleid dat mensen het in dit land beter krijgen?
Staatssecretaris Klijnsma: Dat is te simpel. Natuurlijk neemt het kabinet maatregelen opdat ons land en de mensen in ons land perspectief hebben en houden. Daar gaat het om. Dat geldt voor alle mensen in ons land en daar kan men het kabinet iedere dag op aanspreken.
Voorzitter. Er werd mij gevraagd of ik het kindpakket wil promoten. Dat doe ik met liefde. Ik zal dit in mijn verzamelbrief dik onderstrepen, want de meerwaarde is onomstreden.
Mevrouw Voortman vroeg naar de kostendelersnorm. Die is op velerlei manieren aan de orde. De kostendelersnorm in de AOW is door de Tweede Kamer aangenomen en is in de Eerste Kamer on holt gezet. Wij doen onderzoek naar de kostendelersnorm in de AOW en voor de zomer zullen wij de resultaten van dat onderzoek met de Kamers wisselen. De kostendelersnorm voor de overige regelingen is gewoon ingegaan. We hebben niet het beeld dat die überhaupt iets doet voor het wel of niet in huis nemen van derden. Bij de AOW was dit een punt van aandacht, maar bij de rest van de kostendelersnorm krijgen wij dit signaal niet. Dan is er nog de kostendelersnorm die per 1 juli geïmplementeerd moet worden in de beslagvrije voet. In mijn brief heb ik geschreven dat ik de Belastingdienst om een uitvoeringstoets heb gevraagd om hierover meer te weten te komen.
Mevrouw Yücel (PvdA): Dit is een belangrijk punt. Aan de ene kant proberen wij de beslagvrije voet heel snel te laten gebruiken, ook door de overheid. Aan de andere kant moet het allemaal eenvoudiger en gemakkelijker. Als uit de uitvoeringstoets blijkt dat het ingewikkelder wordt, is de Staatssecretaris dan bereid om daar een oplossing voor te zoeken? Voeren wij de kostendelersnorm niet zomaar in waardoor het nog ingewikkelder wordt? Dat past niet binnen het beleid dat wij, net als het kabinet, voorstaan.
Staatssecretaris Klijnsma: Ik loop nooit vooruit op uitvoeringstoetsen. Ik heb van de Belastingdienst, de gerechtsdeurwaarders, de LCR en andere mensen het signaal gekregen dat de kostendelersnorm de beslagvrije voet zou kunnen compliceren. Daarom heb ik om een uitvoeringstoets gevraagd. Ik wacht die toets af. De Belastingdienst heeft mij verzekerd dat die heel snel op mijn tafel zal liggen. De kostendelersnorm zou voor 1 juli in de beslagvrije voet worden ingevoerd, dus wij moeten het ver voor 1 juli weten. Zodra ik hom of kuit van de Belastingdienst krijg, laat ik de Kamer weten wat mijn vervolgstap is.
Mevrouw Yücel (PvdA): Ik begrijp heel goed dat de Staatssecretaris niet vooruit kan lopen op een onderzoeksuitkomst. Wanneer kunnen wij de resultaten van de uitvoeringstoets verwachten? We hebben immers weinig tijd. Ik geef mee dat het voor de PvdA echt belangrijk is dat we het niet ingewikkelder en niet nodeloos moeilijker maken, want dat zal tot gevolg hebben dat de beslagvrije voet nog slechter gehanteerd wordt.
Staatssecretaris Klijnsma: Ik luister goed naar mevrouw Yücel. De Belastingdienst is echt van plan om deze uitvoeringstoets supersnel te doen, zodat we daarna een plan kunnen trekken. Supersnel betekent dat ik verwacht dat we de Kamer voor eind april op de hoogte kunnen brengen.
Mevrouw Voortman vroeg hoe wij omgaan met het partnerbegrip en de alleenstaandeouderkop. Het ging om eenoudergezinnen in de ouderopvang, waarvan de partners nog niet formeel gescheiden zijn. Echtgenoten kunnen een verzoek tot scheiding van tafel en bed indienen en dit doorgeven aan de Belastingdienst. Vanaf dat moment is er geen sprake meer van partnerschap en kunnen ze recht krijgen op de alleenstaandeouderkop. De scheiding van tafel en bed hoeft dus niet geëffectueerd te zijn. Ik denk dat dit voldoende soelaas biedt.
Er werd gevraagd hoeveel ruimte er is om mensen uit te sluiten van schuldhulpverlening. Fraude of recidive kunnen voor gemeenten aanleiding zijn om schuldhulpverlening te weigeren, maar in de wet is geen categoriale uitsluitingsgrond opgenomen, behalve voor onrechtmatig verblijvende vreemdelingen. Ik wil dat nog eens beklemtonen. Dat geldt dus ook voor zzp'ers. In alle andere gevallen moet een individuele toetsing door de gemeenten plaatsvinden. Ik heb dit onder de aandacht gebracht van de VNG, Divosa en de NVVK en ik zal het in mijn eerstvolgende verzamelbrief nog een keer onderstrepen.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Ik denk dat er heel veel mensen geholpen zijn als zij weten dat zij niet categoriaal uitgesloten kunnen worden. Over de zzp'ers wil ik wat meer duidelijkheid. Ik krijg niet de signalen dat het voor die groep goed werkt. Het gebeurt regelmatig dat zzp'ers eerst ondernemer af moeten zijn. Daar zit de crux: dat kost veel geld, terwijl het probleem bij de kop aangepakt kan worden. Hoe zorgen wij ervoor dat deze groep toegang krijgt tot de schuldhulpverlening?
Staatssecretaris Klijnsma: Ik heb mooie voorbeelden gezien van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz). Ik krijg graag van mevrouw Schouten een casus, want dan kan ik bekijken wat ik daarmee kan doen.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Die casus heb ik, dus die geef ik graag door aan de Staatssecretaris. Er wordt vaak verwezen naar de Bbz, maar dat is niet de oplossing. Zzp'ers moeten echt in de gemeentelijke schuldhulpverlening terecht kunnen komen.
Staatssecretaris Klijnsma: Voorzitter. De heer Heerma vroeg naar de Fraudewet en wat de aanpassing daarvan betekent voor mensen die door de Fraudewet in de problemen zijn gekomen. De Minister komt daarop terug. Binnenkort is er een algemeen overleg over SUWI-onderwerpen. Ik vraag de leden van de commissie om dit punt daar aanhangig te maken.
De heer Pieter Heerma (CDA): Verschillende mensen hebben gevraagd naar het uitsluiten van schuldhulptrajecten voor deze mensen. Volgens mij heeft dit niet alleen te maken met de wetswijziging van de Minister, maar gaat de Staatssecretaris hierover.
Staatssecretaris Klijnsma: Dit heeft alles te maken met de manier waarop we met de wetgeving en de gerechtelijke uitspraak willen omgaan. Die twee moeten we bij elkaar houden. Ik zal mijn collega melden dat de Kamer voor dit punt aandacht vraagt, zodat de Minister zich daarop kan prepareren. Op 8 april is er een algemeen overleg over SUWI-onderwerpen.
De heer Pieter Heerma (CDA): De wetswijziging komt voor 1 mei naar de Kamer. Ik begrijp dat de Staatssecretaris erop gaat aandringen dat er wordt gekeken naar het probleem dat mensen die in het kader van de inlichtingenplicht voor de Fraudewet een boete hebben gekregen, worden uitgesloten van het schuldhulpverleningstraject.
Staatssecretaris Klijnsma: Dat doe ik en ik laat daarbij onze expertise behulpzaam zijn.
Mevrouw Yücel vroeg naar het belang van sport. Ik denk dat dit evident is. Ik heb het een en ander gezegd over het kindpakket en het Jeugdsportfonds. Vanuit de middelen wordt er 5 miljoen naar het Jeugdsportfonds overgeheveld. Daar worden mooie dingen mee gedaan in het kader van de sportimpuls. Ik heb laatst een werkbezoek aan Delft gebracht en gezien wat dat voor kinderen van ouders met heel kleine portemonnees betekent. Om een beeld te schetsen: mede dankzij de subsidie zijn er in 2014 30.000 kinderen geholpen om te gaan sporten, in 2015 zijn dat er 35.000 en de verwachting is dat in 2016 40.000 kinderen kunnen worden geholpen. Dat is substantieel.
De heer Moors vroeg of ik signalen krijg dat gemeenten aan categoriale inkomensondersteuning doen. Die signalen heb ik niet. Gemeenten kunnen bijzondere bijstand verstrekken. Wij hebben gekozen voor individueel maatwerk. Dat betekent dat wij daarmee afscheid hebben genomen van de 110% en dat gemeenten nu mogen bepalen in hoeverre ze mensen individueel ondersteunen. Ik heb geen aanwijzingen dat gemeenten zich niet aan de wet houden. Het is primair aan de gemeenteraad om toe te zien op het beleid van de gemeente.
Mevrouw Schouten vroeg naar de stand van zaken van de AMvB over private schuldbemiddeling. Die AMvB is onder de hoede van mijn collega van Economische Zaken, die in nauw overleg met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de beantwoording van de vragen ter hand heeft genomen. Ik heb begrepen dat er een voorhangprocedure speelt en dat die meer tijd kost dan verwacht. De Minister van EZ hoopt op afzienbare tijd de antwoorden te kunnen toesturen. Ik zal mijn collega vragen of de vragen over de AMvB voor de zomer beantwoord kunnen worden.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie): De AMvB is er nog niet en de kaders zijn nog niet afgebakend. Er doen zich echter al situaties voor waarin door schuldhulpverleners om een kostenvergoeding wordt gevraagd. Je kunt je afvragen of dit mag. Erkent de Staatssecretaris die signalen? Zo ja, wat gaat zij ertegen doen?
Staatssecretaris Klijnsma: Vanuit Amsterdam heb ik daar een hele poos geleden signalen over opgevangen. Ik heb er in mijn verzamelbrief de aandacht op gevestigd. Als gemeenten derden inhuren om schuldhulp te leveren, moeten dat bonafide derden zijn die door de gemeente betaald worden. Ik heb dit over het voetlicht gebracht en ga ervan uit dat gemeenten hier alerter op zijn. Bovendien merk ik dat ook andere derden, zoals voedselbanken, SchuldHulpMaatje en Humanitas, heel alert zijn op dit soort malafide schuldhulpverleners die zichzelf willen verrijken over de rug van mensen die het toch al moeilijk hebben. Daar moet zo snel mogelijk paal en perk aan gesteld worden. De clubs die ik net noemde hebben daarvoor goede antennes ontwikkeld. Waar het nog aan de orde is, kunnen wij op dit moment niet anders doen dan naming-and-shaming.
De heren Heerma en Van Weyenberg vroegen naar jongeren met studiefinanciering die niet in de schuldhulp terecht kunnen. Dat klopt. Formeel is er dan geen mogelijkheid om een schuldregeling af te spreken, omdat studiefinanciering geen fiscaal inkomen is. Gemeenten kunnen echter wel schuldhulp aanbieden en jongeren helpen om hun portemonnee weer op orde te krijgen.
Voorzitter: Karabulut
De heer Van Weyenberg (D66): Mijn vraag ging ook over het omgekeerde: wanneer je in de schuldsanering hebt gezeten of zit, heb je geen recht op studiefinanciering.
Staatssecretaris Klijnsma: Ik heb begrepen dat mijn collega Van Rijn op het vlak van jongeren en zwerfjongeren bezig is met een plan van aanpak. Ik heb toegezegd om daar vanuit de schuldhulp mijn bijdrage aan te leveren. Ik neem dit mee als een punt van aandacht.
De heer Van Weyenberg (D66): Dat lijkt mij uitstekend. Ik ben heel blij dat er extra aandacht voor zwerfjongeren en schulden is, maar dit speelt voor meer jongeren, ook voor hen die niet op straat leven. Wil de Staatssecretaris in de brief die zij voor de zomer heeft toegezegd, ingaan op de relatie tussen schulden en studeren en daarvoor het kader schetsen?
Staatssecretaris Klijnsma: Ik vind dat de moeite waard en zal dat in nauwe samenspraak met het Ministerie van OCW doen. Dan kunnen wij bekijken wat dit over en weer voor de studiefinanciering betekent.
Voorzitter: Van Weyenberg
Mevrouw Karabulut (SP): Wordt het nieuwe schuldenstelsel voor jongeren ook meegenomen? Dit is een nieuwe maatregel, gesteund door D66, die jongeren juist opzadelt met schulden.
Staatssecretaris Klijnsma: Ik bekijk samen met OCW wat relevant is voor het vraagstuk dat de heer Van Weyenberg heeft aangezwengeld en zal de Kamer daarover in de brief voor de zomer informeren.
Er werd gevraagd naar de gegevensuitwisseling tussen gemeenten, Divosa en derden. Op basis van de uitvoeringstoetsen is besloten om af te zien van een brede AMvB. Het bleek dat die hoge kosten met zich zou meebrengen en dat andere methoden voor gegevensuitwisseling, zoals Suwinet, meer voor de hand liggen. Er zijn altijd grote zorgen over privacy en Suwinet. Met de VNG, Divosa en de NVVK is afgesproken een vervolgstap te zetten. We gaan na welke gegevens die al bekend zijn voor de sector werk en inkomen zich lenen voor hergebruik voor gemeentelijke schuldhulpverlening. We bekijken ook hoe we deze gegevens het best kunnen ontsluiten. Die verkenning zal voor de zomer afgerond zijn.
De heer Van Weyenberg vroeg of het besluit over de maximering van incassokosten voor de deurwaarder tot een perverse prikkel leidt om een zaak door te zetten naar het gerechtelijke traject. Als een gerechtsdeurwaarder bewust op het gerechtelijke traject aanstuurt, past dat niet binnen het kader van de beroepsregels van deurwaarders. Hierover bestaat een KBvG-verordening. Bovendien is dit niet in het belang van de opdrachtgever die de vordering zo snel mogelijk wil innen. Een deurwaarder zal de kosten voor zowel zijn opdrachtgever als zijn debiteur zo beperkt mogelijk willen houden. Ik denk dat die perverse prikkel niet of nauwelijks aanwezig is.
De voorzitter: Ik dank u voor de beantwoording van de vragen uit de eerste termijn. Ik hoop dat we de tweede termijn in anderhalve minuut per fractie en zonder onderlinge interrupties kunnen doen, zodat we genoeg tijd hebben om naar de antwoorden van de Staatssecretaris te luisteren.
Mevrouw Karabulut (SP): Voorzitter. Laat ik eindigen met het goede nieuws en beginnen met het slechte. Ik vind het schokkend dat de Staatssecretaris in een tijd dat meer dan honderdduizend mensen afhankelijk zijn geworden van de voedselbank, mede door toedoen van politiek beleid van het kabinet-Rutte I maar ook van Rutte II, niet in staat is om hiertussen een relatie te leggen. Dit belemmert in mijn ogen de structurele oplossingen. Ik ben blij met alle beetjes die kunnen helpen, zelfs als het pleisters zijn. Daar concentreer ik me dan maar op.
Betrokkenen zeggen dat het opnemen van de kostendelersnorm in de beslagvrije voet zo ingewikkeld is, dat deze oplossing niet gaat werken. Als dit de uitvoering ingewikkeld maakt en meer problemen oplevert voor het waarborgen van het bestaansminimum, is de Staatssecretaris dan bereid om uitstel te overwegen? Je kunt het beleid niet loskoppelen van de uitvoering, zoals ik meende dat de Staatssecretaris deed.
Dan het goede nieuws. Heb ik goed begrepen dat door samenwerking met gemeenten, de NVVK en de Belastingdienst het absolute bestaansminimum gegarandeerd wordt, zoals de G-4 hebben voorgesteld? Als dit niet het geval is, dien ik op dit punt voor de zekerheid een motie in. Ik wil mij zeker niet beperken tot de G-4.
Mevrouw Yücel (PvdA): Voorzitter. Ik ben blij te horen dat de Staatssecretaris met liefde het realiseren van het kindpakket binnen het gemeentelijk beleid opnieuw op de agenda zet. Ik wil graag in de voortgangsbrieven de voortgang daarvan terugzien. Hoeveel gemeenten pakken dit goed op? Zijn er belemmeringen waaraan gewerkt wordt? Ik heb nog niet gehoord of de Staatssecretaris het stimuleren van de inspanningsverplichting op de agenda zet in haar gesprekken met de VNG. Ik wil dit graag van de Staatssecretaris vernemen. Ook is ze niet echt ingegaan op de stand van zaken van de rijksincassovisie en het moratorium.
Ik heb nog een laatste punt dat mij aan het hart gaat en dat collega Van Weyenberg al inbracht: de vrouwen die door geweldsituaties in de opvang terechtkomen en daardoor onder een minimum raken. Hierbij zijn heel vaak kinderen betrokken. Ik snap dat gemeenten een individuele toetsing doen, maar wat is eenvoudiger dan een automatische melding aan de gemeente als vrouwen bij een opvangorganisatie terechtkomen? Dan kan de individuele toetsing gemakkelijker plaatsvinden. Kan er met gemeenten gesproken worden zodat zij dit in hun werkwijze opnemen? Dan zorgen wij ervoor dat de kinderen in die moeilijke situatie naar school kunnen, zich goed kunnen ontwikkelen en niet hoeven te lijden onder een onnodige financiële noodsituatie.
Mevrouw Voortman (GroenLinks): Voorzitter. Ik heb gevraagd naar de kostendelersnorm en de signalen van de Federatie Opvang dat er mensen op straat terechtkomen als gevolg hiervan. De Staatssecretaris geeft aan geen signalen te hebben. Het is dus het woord van de een tegenover dat van de ander. Ik zal nader onderzoek doen en er desnoods bij het VAO op terugkomen.
De Staatssecretaris zei dat je, als je bij de Belastingdienst aangeeft dat er sprake is van een scheiding van tafel en bed, in aanmerking komt voor de alleenstaandeouderkop. Is dat zo? Hoe zit het met mensen die niet getrouwd zijn, zoals mensen met een geregistreerd partnerschap of een partner in de gevangenis? Klopt het wat de Staatssecretaris zegt?
Ik heb aandacht besteed aan het belang om mensen te ondersteunen zodat zij werkend uit de bijstand kunnen komen, door bijvoorbeeld meer bijverdienmogelijkheden te geven of door minder verplichtingen op te leggen. Kan de Staatssecretaris hierop ingaan?
De heer Pieter Heerma (CDA): Voorzitter. Ik bedank de Staatssecretaris voor de antwoorden, specifiek voor de toezegging om met de banken te gaan praten en haar intentie daarbij. Ik sluit wat betreft de scheiding van tafel en bed aan bij de vragen van mevrouw Voortman. Over dit soort vraagstukken, ook als het gaat om gevangenisstraf en zelfs over mensen die in coma liggen, loopt de discussie bij Financiën al heel lang. Een scheiding van tafel en bed kan bij een huwelijk wel, maar bij een geregistreerd partnerschap niet. Ik vraag mij af of het zo simpel is als de Staatssecretaris suggereert.
De Staatssecretaris geeft aan dat het beslagregister vooralsnog geen dwingende werking heeft. Stel dat in de praktijk een deurwaarder in het register ziet dat er beslag op loon is gelegd. Kan die deurwaarder dan alsnog beslag leggen op een bankrekening? Volgens mij kan dat in de praktijk nog en kan een deurwaarder zich dan beroepen op de ministerieplicht, omdat hij moet meewerken aan alles wat hij kan doen om het geld terug te halen. Hoe verhoudt het beslagregister zich tot die ministerieplicht? Wordt voorkomen dat nadat er beslag op loon is gelegd, er alsnog beslag wordt gelegd op een bankrekening?
Kunnen wij ervan uitgaan dat de Minister in zijn brief voor 1 mei specifiek terugkomt op de schuldhulpuitsluiting door de Fraudewet?
De heer Moors (VVD): Voorzitter. Ik dank de Staatssecretaris voor de beantwoording. De overheid moet niet alle verantwoordelijkheid van mensen overnemen. Daar waar ondersteuning door gemeenten helpt om de financiën op orde te krijgen en gemeenten inzetten op preventie en vroegsignalering, is dat een goede investering. Daar dient het beleid op gericht te zijn. Wij wachten de resultaten en de terugkoppeling van de gesprekken af. Voor de VVD blijft vooropstaan dat een baan de beste uitweg is uit armoede. Het kabinet dient koers te houden, zodat straks alle mensen kunnen profiteren van de aantrekkende economie.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Voorzitter. Ik dacht van tevoren dat we nog even moesten blijven trekken en duwen, maar het lijkt erop dat we ten aanzien van de beslagvrije voet een stapje hebben kunnen zetten. Als teken, ook aan mijn collega's, dat het ons serieus is, wil ik dit samen met mevrouw Karabulut met een motie onderstrepen. Laten wij op basis van de pilot bekijken wat nu al mogelijk is. Wij moeten pragmatisch zijn en bekijken hoe wij mensen kunnen helpen en tegelijkertijd alle wettelijke kaders op de goede stand kunnen zetten.
Ik heb nog geen antwoord gekregen op mijn vraag over het wettelijk moratorium. Wij wachten daar al enorm lang op. Ik hoop dat de Staatssecretaris er wat meer over kan zeggen.
Ik zal de casus over de zzp'ers overleggen, maar volgens mij zit het probleem echt in de regeling. Als ik het mis heb, hoor ik het graag, maar ik heb geen andere informatie. Zzp'ers worden niet als particulieren aangemerkt. Klopt dat? Moet er dan niet iets in de wet- en regelgeving veranderen?
Voorzitter: Karabulut
De heer Van Weyenberg (D66): Voorzitter. Ook ik dank de Staatssecretaris voor haar beantwoording. Ik sluit mij aan bij de laatste vraag van mevrouw Schouten over de zzp'ers. Iemand die onderneemt, moet bij de schuldhulpverlening terechtkunnen en niet alleen als hij zijn zelfstandig ondernemerschap beëindigt. Dat zou zonde zijn.
De Staatssecretaris zegt met betrekking tot de Fraudewet dat de Minister met een brief komt, maar ik herhaal de oproep van de heer Heerma. Ik hoop dat de Staatssecretaris kan toezeggen dat in die brief aandacht wordt besteed aan de manier waarop wij omgaan met mensen die in de afgelopen periode voor een klein vergrijp zijn beboet en daardoor zijn uitgesloten. De aanpassing van de Fraudewet gaat heel wat van dit soort vragen oproepen en deze mag daarbij niet ontbreken.
Ik dank de staatsecretaris voor haar toezegging om in te gaan op de relatie tussen studeren en lenen. Dat vraagstuk speelt volgens mij zowel bij de huidige systematiek als bij het studievoorschot.
Ik ben ook fan van de kindpakketten, maar ik krijg signalen dat gemeenten nog zoekende zijn. Op welke wijze vinden volgens de Staatssecretaris goede voorbeelden van de VNG en misschien ook van de Staatssecretaris hun weg in het land? Ik snap dat de Staatssecretaris niet primair verantwoordelijk is. Het is een afweging van gemeenten, maar hoe ondersteunt zij dit? Is er nog meer mogelijk?
Ik wil graag een schriftelijke reactie over de vrouwen die met hun kind in de opvang zitten en op de vragen die mevrouw Voortman en de heer Heerma daarover stelden. Ik hoop van harte dat wat de Staatssecretaris zei, klopt. Dan is er een vrij eenvoudige manier om dit op te lossen. Dit geldt dan ook voor de casus over iemand wier partner in coma lag en die allerlei toeslagen zoals kinderopvangtoeslag misliep, omdat er werd gezegd dat zij een partner had. Kan de Staatssecretaris samen met de Staatssecretaris van Financiën bekijken hoe dit zit? Er ligt volgens mij een breder punt onder. De heer Heerma en de heer Omtzigt hebben hierover ook vragen gesteld. Het roept bij mij de vraag op of een hardheidsclausule noodzakelijk is om dit goed op te lossen.
Voorzitter: Van Weyenberg
Staatssecretaris Klijnsma: Voorzitter. Ik dank de leden wederom voor hun vragen.
Mevrouw Karabulut vraagt hoe het zit met de kostendelersnorm en de beslagvrije voet. Ik heb niet voor niets een brief gestuurd met de mededeling dat ik aan de Belastingdienst een uitvoeringstoets heb gevraagd. Ik weet dat de Belastingdienst die zeer spoedig zal leveren. Op basis van de uitvoeringstoets bekijk ik wat dit betekent voor de beslagvrije voet, indachtig de signalen die ik niet alleen van deze commissie, maar ook elders in de samenleving heb gehoord. Ik hoor daarin dat hierdoor de beslagvrije voet verder gecompliceerd wordt en dat het onhandig is. Daarnaast willen wij de beslagvrije voet vereenvoudigen. Dit speelt allemaal mee in de afweging die ik voor de zomer maak.
Mevrouw Karabulut (SP): Staat in die brief een eindafweging, zodat wij hier nog voor 1 juli een Kamerdebat over kunnen voeren?
Staatssecretaris Klijnsma: Als dat noodzakelijk is. Dat moeten we even bezien.
Mevrouw Karabulut heeft een motie over een pilot aangekondigd. Ik wil samen met de G-4 bekijken wat wij in dit verband kunnen doen. De commissie roept breed op om onorthodox om te gaan met zaken die soelaas voor de schuldhulpverlening kunnen bieden. Die oproep is niet aan dovemansoren gericht. Edoch, ik moet bekijken of het kan. Ik heb de brief van de G-4 gelezen, praat daar zaterdag mee en bekijk dan welke mogelijkheden er zijn. Ik zet echt niet de hakken in het zand. Als mevrouw Karabulut behoefte heeft aan een VAO hierover is dat geheel aan haar, maar we kunnen ook zaterdag afwachten. Ik weet dat VAO'tjes niet altijd onverwijld op de agenda staan. Ik laat dat aan de commissie.
Mevrouw Yücel vraagt nogmaals om een stevige promotie van het kindpakket, omdat het een groot goed is. Ik ben dat vast van plan. In de praktijk doe ik het al, want ik heb in beeld gebracht op welke manier gemeenten het kindpakket in de praktijk vormgeven en op welke wijze maatschappelijke organisaties en de kinderen zelf bij de vormgeving betrokken kunnen worden. Die voorbeelden verspreid ik onder gemeenten, zodat ze van elkaar kunnen leren. Het is altijd aan de gemeenten om te bekijken welk kindpakket het beste bij hen past. De gemiddelde gemeente is daarmee doende. Er zijn een paar gemeenten die nog nadenken over de of-vraag, maar de meeste kijken naar de hoe-vraag en daar wil ik bij helpen.
Mevrouw Yücel (PvdA): Ik ben blij met het antwoord van de Staatssecretaris, maar ik bespeur dat zij zegt: ik deed dit al en ga het op dezelfde manier voortzetten. Dat is niet mijn wens. Ik wil graag dat de Staatssecretaris stimulerende gesprekken aangaat en de aanjagende rol versterkt. Er zijn in de praktijk bij gemeenten en landelijke stichtingen heel mooie voorbeelden, zoals de Stichting Jarige Job en het Jeugdsportfonds. Als je naar de praktijk kijkt, voel je je eigenlijk heel klein. Wij zijn hier alleen maar bezig met papier en praten en daar doen ze het. Het gaat mij erom dat al die mooie initiatieven en voorbeelden daadwerkelijk bij de gemeenten terechtkomen, veel meer en veel vaker dan nu. Ik wil graag horen dat de Staatssecretaris er een stapje bij zet.
Staatssecretaris Klijnsma: In al mijn gesprekken benadruk ik dat zo'n kindpakket een groot goed is en dat je daar allerlei attributen in kunt stoppen, waaronder de stichting de Jarige Job. Dat is ook een prachtig initiatief. Ik doe echt mijn uiterste best om het kindpakket te promoten, niet in de laatste plaats omdat ik er zelf enorm in geloof. Ieder vehikel dat ik vind, of het nu verzamelbrieven zijn of interviews of werkbezoeken of wat dan ook, benut ik om het kindpakket over het voetlicht te brengen. Aan mij zal het niet liggen. Volgens mij heb ik hier zeven personen aan mijn zijde die dat ook doen en dat is heel mooi. Ik promoot dit echt heel stevig, net als de Kinderombudsman.
Mevrouw Yücel vroeg naar het vroegtijdig signaleren van schulden in het contact met een debiteur. In de meeste gevallen is een aanmaning voor mensen die hun rekening niet betalen voldoende, maar als er echt contact is met een debiteur kun je heel veel kou uit de lucht nemen. Ik deel dat het goed is dat dienstverleners heel snel na een aanmaning telefonisch contact opnemen. Dat werpt in de praktijk echt zijn vruchten af. Een inspanningsverplichting bij wet opleggen is echter het andere uiterste. Ik doe hierbij precies hetzelfde als bij de kindpakketten. In de gemeenten Amsterdam, Tilburg en Groningen zijn er mooie voorbeelden. Ik promoot die waar ik kan en dat helpt enorm. Daarom zijn er nu veel minder huisuitzettingen dan een paar jaar geleden. Corporaties trekken letterlijk veel sneller aan de bel.
Mevrouw Schouten en mevrouw Yücel vroegen naar het moratorium. Ik heb in mijn brief van 12 december minutieus aangegeven hoe het tijdpad eruitziet. De invoering van het brede moratorium vraagt om een wetgevingstraject. Wij hebben samen met SZW en V en J een beleidsnotitie opgesteld op basis waarvan het Ministerie van V en J die wet gaat maken. De voormalige Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft mij toegezegd dat hij daarvoor dit jaar wetgevingscapaciteit vrijmaakt. Dat is een heel mooie toezegging, want wetgevingscapaciteit bij V en J is een schaars goed. Het maken van een wet kost tijd. Hoezeer ik ook zelf een snellere introductie van het moratorium zou willen, ik zie echt geen mogelijkheden om mijn nieuwe collega van Veiligheid en Justitie die wet nog sneller te laten maken. Wij doen dus het toegezegde tijdstip gestand.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Heel vaak zijn taken niet alleen een kwestie van capaciteit, maar ook van prioriteit. Misschien kan de Staatssecretaris beleidsambtenaren vrijmaken om mee te denken in het wetgevingsproces als dat voor de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie een probleem is. Ik constateer dat de Kamer heel veel wetten heeft aangenomen op het terrein van de Staatssecretaris. De ambtenaren zijn niet lui, maar misschien hebben zij wat tijd over, waardoor ze mee kunnen denken. Het gaat toch om prioriteiten.
Staatssecretaris Klijnsma: Waarom denkt mevrouw Schouten dat wij de beleidsnotitie hebben geschreven? Ik ben met die beleidsnotitie onder mijn arm naar V en J getogen om te bekijken wat er precies dient te gebeuren. Ik bedoel dit bloedserieus, want de oud-staatssecretaris heeft dit met voorrang op zijn wetgevingsagenda gezet. Het moratorium stond eerst een jaar later gepland. Ik heb bij collega Teeven de kat de bel aangebonden. Aan mijn medewerkers heeft het niet gelegen en ligt het nog niet. Hun expertise wordt ook in nauwe samenspraak met de collega's van Veiligheid en Justitie afgetapt, maar de eindverantwoordelijkheid ligt bij V en J. De commissieleden kennen mij langer dan vandaag; al mijn collega's van de Ministeries van V en J, VWS, OCW en EZ en de Belastingdienst spoor ik aan om de wetgeving in deze context te bespoedigen. Het kabinet moet hierin gezamenlijk optrekken. De leden hebben een aantal vragen gesteld die eigenlijk mijn collega's regarderen, maar daar waar ik kan probeer ik mijn collega's te motiveren.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Het wettelijk moratorium is niet van gisteren, maar van jaren geleden. We hebben te maken met de coördinerend bewindspersoon van dit onderwerp. Kan de Staatssecretaris garanderen dat het proces geen vertraging oploopt doordat er een nieuwe Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie is? Ik vrees dat dat ook nog kan gebeuren.
Staatssecretaris Klijnsma: De nieuwe Staatssecretaris is vijf dagen in functie als je het weekend meetelt. Ik heb per sms contact met hem gehad over de brief die naar de Kamer is gestuurd. Hij heeft meteen gereageerd, dus het is een voortvarende collega. Volgens mij doet hij gewoon mee. Mevrouw Schouten spreekt mij met recht aan als coördinerend bewindspersoon, dus ik ga ook bij deze Staatssecretaris beklemtonen dat het traject dat ik met zijn voorganger heb afgesproken gestand wordt gedaan. Het moet mij net als mevrouw Schouten wel van het hart dat toen ik hier vijf jaar geleden zat, het moratorium ook al aan de orde was en dat het vorige kabinet er niet enorm hard aan heeft getrokken.
Mevrouw Voortman vroeg naar het partnerbegrip alleenstaandeouderkop. Mijn collega van Financiën heeft dit onderwerp onder zijn hoede. Ik heb begrepen dat hij tijdens de behandeling van het Belastingplan na berichten van de Federatie Opvang met de Kamer van gedachten heeft gewisseld over het partnerbegrip in relatie tot personen in opvangsituaties. Ik bekijk de aanvullende vragen met mijn collega van Financiën goed. Ik zei dat je vanaf het moment dat je de scheiding van tafel en bed aanvraagt, een beroep kunt doen op de alleenstaandeouderkop. Ik ga bij Financiën na hoe het precies zit met andere samenlevingsconstructies.
De voorzitter: Bij mijn weten ging dat debat over nieuwe samenlevingsvormen, namelijk drie ouders et cetera en gaat het nu om hoe wordt omgegaan met een voormalige relatie. De Staatssecretaris heeft toegezegd hierop terug te komen. Wanneer is dat?
Staatssecretaris Klijnsma: Voor de zomer stuur ik een bulkbrief met tal van onderwerpen. Dat heb ik in december gedaan, dus misschien is het wel een goed gebruik om dat twee keer per jaar te doen.
Mevrouw Voortman vroeg hoe het zit als je in de bijstand zit en flexibel werk hebt. Naar aanleiding van een motie van de heer Kerstens heb ik daarover op 11 november 2014 een brief naar de Kamer gestuurd. Ik heb in die brief nauwgezet aangegeven wat gemeenten nu al kunnen en wat ik heb gedaan om het mogelijk te maken dat je makkelijker in en uit de bijstand kunt stappen. Ik erken en herken wat mevrouw Voortman naar voren brengt. In die brief staat precies hoe en wat.
Mevrouw Voortman (GroenLinks): Mijn vraag ging over een ander aspect, namelijk het geven van meer mogelijkheden aan mensen om bij te verdienen boven op de bijstand of door minder regels op te leggen.
Staatssecretaris Klijnsma: In die brief staat ook dat ik samen met drie voorbeeldgemeenten bekijk hoe je nog flexibeler met de bijstand kunt omgaan.
Mevrouw Voortman (GroenLinks): Ik pak de betreffende brief erbij. Volgens mij ging het om iets anders. Zo niet, dan kom ik hierop terug.
Staatssecretaris Klijnsma: De heer Heerma vroeg naar het register en in hoeverre het kader daarvan dwingend is. De KBvG wil een bestuursregel vaststellen die ertoe strekt dat kantoren verplicht zijn om beslagen in het register te doen opnemen. De naleving van de bestuursregel kan via de tuchtrechter worden gehandhaafd. Het is het voornemen om medio 2015 de bestuursregel om te zetten in een verordening. Dat is een vorm van dwingend recht.
De heer Pieter Heerma (CDA): Ook al is het opnemen dwingend, dan geldt nog steeds de ministerieplicht. Zorgt de verplichting om te registeren ervoor dat er geen beslag meer op een bankrekening gelegd mag worden als er al beslag op loon is gelegd, terwijl dat via de ministerieplicht wel zou moeten?
Staatssecretaris Klijnsma: Dit moet ik verifiëren bij mijn nieuwe collega van Veiligheid en Justitie. Volgens mij is dat niet het geval, omdat je aan het eind van de rit kunt kijken naar de grootte van het beslag. Dan moet je bekijken of er nog aanvullende beslagen gelegd kunnen worden. Het grote goed van dit register is dat de deurwaarders niet over elkaar heen buitelen bij het beslagleggen, als blijkt dat er niks meer te halen valt. De gerechtsdeurwaarders hebben echt hun uiterste best gedaan door een bestuursregeling te treffen.
De heer Pieter Heerma (CDA): Toch laat die bestuursregeling nog ruimte. In theorie is die heel goed, maar in de praktijk moet het nog gaan werken. De Staatssecretaris zei dat zij dit nog moet uitzoeken. Besteedt zij hier ook aandacht aan in de brief die wij voor de zomer krijgen?
Staatssecretaris Klijnsma: Het kabinet komt sowieso nog met een reactie op het preadvies. Daarin wordt dit ook meegenomen.
Mevrouw Schouten heeft een casus over zzp'ers en de schuldhulp. Voor de helderheid: de toegang tot de schuldhulpverlening is voor ingezetenen van een gemeente en niet voor ondernemingen. De Bbz kan voor nog levensvatbare bedrijven een mooie weg zijn en is een passender voorziening. Ik ben zeer geïnteresseerd in de casus om te bekijken waar lacunes zouden kunnen zitten. De Wet gemeentelijke schuldhulpverlening verbiedt de toegang niet als het om persoonlijke voorzieningen gaat.
De voorzitter: Ik heb de volgende toezeggingen genoteerd:
− De Staatssecretaris stuurt voor de zomer een brief waarin ingegaan wordt op: de uitkomst van het gesprek met de bankensector over de werkwijze bij de schuldenproblematiek, het rapport dat mevrouw Karabulut ter vergadering heeft uitgereikt, de problematiek met betrekking tot studeren en schuldhulpverlening en hoe die twee kanten op werkt, en de vragen die zijn gesteld over voormalige partners en vrouwen in opvangsituaties et cetera.
− De Staatssecretaris informeert de Kamer eind april over de resultaten van de uitvoeringstoets met betrekking tot de kostendelersnorm van de Belastingdienst.
Wil de Staatssecretaris de bespreking van de casus van de zzp'er bilateraal met mevrouw Schouten doen of informeert zij de Kamer hierover?
Staatssecretaris Klijnsma: Het lijkt mij wijs om dit bilateraal te bekijken en samen met mevrouw Schouten te bezien of het opportuun is om iets naar de Kamer te sturen.
De voorzitter: Volgens mij hoorde ik ook de toezegging dat in de brief over de Fraudewetaanpassingen de schulden een plek krijgen, waarbij de Staatssecretaris opmerkte dat zij over de inhoud daarvan nog niks kan zeggen.
Staatssecretaris Klijnsma: Ik zal mijn collega op het departement vertellen wat hier gewisseld is. Het is aan hem om de brief te schrijven, maar ik zal dit aan hem meegeven.
De voorzitter: Dan denk ik dat de Kamer ervan uitgaat dat dit ook tot resultaat leidt. Dat is een soort inspanningsverplichting, zeg ik met een knipoog.
Er is een VAO aangevraagd door mevrouw Karabulut. Ik dank de Staatssecretaris en haar ambtenaren voor hun komst naar de Kamer, de collega's en in het bijzonder de mensen die het debat volgden.
Sluiting 20.30 uur.