Vastgesteld 22 januari 2014
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft op 27 november 2013 overleg gevoerd met Staatssecretaris Klijnsma van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over:
– de brief van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 3 juli 2013 over intensivering armoede- en schuldenbeleid (Kamerstuk 24 515, nr. 265);
– de brief van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 10 september 2013 houdende een afschrift van de reactie aan de Kinderombudsman op het rapport «Kinderen in armoede in Nederland» (Kamerstuk 24 515, nr. 267);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 27 september 2013 houdende de reactie op de Kinderrechtenmonitor (Kamerstuk 31 839, nr. 314).
– de brief van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 25 november 2013 inzake samen werken aan een effectieve armoede- en schuldenaanpak (Kamerstuk 24 515, nr. 269);
– de brief van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 25 november 2013 inzake reactie op het onderzoek «Armoede in Nederland 2013» (Kamerstuk 24 515, nr. 270).
– de brief van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 25 november 2013 inzake Afschrift reactie aan de Werkgroep Arme Kant van Nederland/EVA over voorstellen anti-armoedebeleid.
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Van der Burg
De griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Post
Voorzitter: Van der Burg
Griffier: Weeber/Post
Aanwezig zijn negen leden der Kamer, te weten: Van der Burg, Kuzu, Potters, Karabulut, Heerma, Van Weyenberg, Schouten, Klein en Voortman,
en Staatssecretaris Klijnsma van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, die vergezeld is van enkele ambtenaren van haar ministerie.
Aanvang 10.00 uur
De voorzitter: Ik heet de Staatssecretaris en haar staf van harte welkom, evenals de Kamerleden en de mensen die dit debat fysiek of via de moderne media volgen. Er geldt een maximale spreektijd van vijf minuten.
De heer Kuzu (PvdA): Voorzitter. Ik ga mijn best doen om het binnen die vijf minuten te redden. Ik begin met het uitspreken van mijn waardering voor alle mensen, organisaties en gemeenten die zich bezighouden met het veelkoppige monster dat «armoede» heet. Er gebeurt immers veel in het land. Dat heb ik mogen ervaren tijdens vele werkbezoeken. Ik geef ook de Staatssecretaris een bijzonder compliment. Zij maakt echt werk van dit thema, voert daar beleid op en verkent zelf wat er allemaal gebeurt.
Het verheugt de PvdA dat dit kabinet extra middelen uittrekt voor het bestrijden van armoede. De PvdA wil dat dit geld terechtkomt bij mensen die dat echt nodig hebben. Aangezien oormerken het moeilijk maakt om maatwerk te leveren en aangezien middelen dan verdwijnen in verantwoordingsmechanismen, zijn wij er tevreden over dat de Staatssecretaris heeft aangekondigd dat zij in het voorjaar van 2014 gemeenten zal vragen welke inspanningen zij leveren. De PvdA wenst dat een overzicht van de inspanningen die worden geleverd, naar de Kamer wordt gezonden. Is de Staatssecretaris daartoe bereid?
Mevrouw Karabulut (SP): Zoals de heer Kuzu wellicht weet, houdt een voorgenomen wetswijziging op het punt van de bijstand in dat de verordening die gemeenten moeten opstellen om kinderen uit de armoede te helpen, wordt geschrapt. Daarmee wordt ook specifiek beleid om kinderen uit de armoede te halen, geschrapt. Is de PvdA het met mij eens dat wij moeten regelen dat dit niet verdwijnt?
De heer Kuzu (PvdA): Het is aan de gemeenten om maatwerk te leveren. De PvdA vindt het hartstikke belangrijk dat daaraan wordt toegevoegd – dat was het volgende punt waarop ik wilde ingaan – dat de prioriteit moet komen te liggen bij kinderen die in armoede leven. Wij vragen de Staatssecretaris om in het eerder genoemde overzicht aan te geven hoeveel gemeenten kindpakketten regelen en wat er allemaal in die kindpakketten zit, zodat wij als Kamer kunnen volgen welke inspanningen gemeenten op dat punt leveren. Dan kunnen wij op dat punt eventueel ook aansturen.
Mevrouw Karabulut (SP): Ik moet helaas tot mijn grote spijt concluderen dat de PvdA net als de Staatssecretaris heel veel wil gaan vragen, maar een concrete bestaande regeling om kinderen uit de armoede te krijgen, die er nota bene is gekomen op initiatief van Spekman, samen met collega Van Hijum, gewoon in de prullenbak gooit. Dat is bijzonder pijnlijk.
De heer Kuzu (PvdA): Daar doen wij niets aan af, want de PvdA vraagt om een extra inspanning voor kinderen in armoede. De PvdA verzoekt de Staatssecretaris ook om gemeenten te vragen om te laten zien wat zij doen aan het bestrijden van sociaal isolement van kinderen, zonder al te veel verantwoordingsmechanismen in het leven te roepen, zodat het geld niet verdwijnt in de zakken van accountants, maar echt terechtkomt bij de kinderen die dat nodig hebben. Daarom vragen wij de Staatssecretaris of gemeenten in het eerder genoemde overzicht ook laten zien wat zij doen op het gebied van het bestrijden van armoede onder kinderen.
Vervolgens vraag ik de Staatssecretaris om in het eerder genoemde overzicht ook op te nemen hoeveel gemeenten samenwerken met het Jeugdsportfonds, het Jeugdcultuurfonds en de Stichting Leergeld. Is de Staatssecretaris bereid om deze initiatieven landelijk uit te rollen en om daar een bijdrage aan te leveren?
Onlangs kreeg de commissie het bericht van de Stichting Leergeld dat er geen instellingssubsidie geleverd gaat worden maar een activiteitensubsidie. Dat juicht de PvdA van harte toe. Er schijnt een kink in de kabel te zitten bij het verstrekken van de beschikking. Is de Staatssecretaris bereid om die kink in de kabel weg te nemen?
Mijn volgende punt betreft de voedselbanken. Onlangs heeft de Europese Commissie een voorstel gedaan voor een minstbedeeldenfonds. Het Europees Parlement heeft daarmee ingestemd. De Staatssecretaris heeft aangegeven dat zij deze middelen effectief wil inzetten. De PvdA wil van de Staatssecretaris weten hoe zij dit wil doen.
De voorzitter: Mevrouw Karabulut, ik begrijp dat u veel interrupties hebt, maar op een gegeven moment ga ik «knijpen». Ik ben heel liberaal in het geven van interrupties, maar als u die achter elkaar plaatst, is het op een gegeven moment klaar.
Mevrouw Karabulut (SP): Ook aan het liberalisme zitten grenzen; dat begrijp ik. Wat dat Europese geld voor armoedebestrijding betreft: is de PvdA het met mij eens dat we in ieder geval de voedselbanken, die in voedselnood zitten, zouden moeten steunen en dat we, na twee jaar hierover gesproken te hebben, de Staatssecretaris die opdracht zouden moeten meegeven?
De heer Kuzu (PvdA): De PvdA is van mening dat wij, als er vanuit Europa geld komt dat wij kunnen bestemmen voor de meest behoeftigen in het land, dat geld ook moeten aanwenden. Wij hebben in het vorige overleg een discussie gehad over het standpunt van de regering dat zij die middelen niet wil gebruiken. Het standpunt van de PvdA is dat wij, als die middelen er komen, die moeten inzetten. We moeten dan echter wel breed kijken naar het bestrijden van armoede in totaliteit en niet alleen naar de voedselbanken, want het minstbedeeldenfonds is breder dan het vorige programma, waarbij alleen werd gewerkt met voedseloverschotten.
Mevrouw Karabulut (SP): Zeker, maar het gaat natuurlijk om de primaire levensbehoeften. Op een lege maag kun je niet eten en kun je niet sporten. Ik vraag de heer Kuzu dus nogmaals of we de voedselbanken in ieder geval incidenteel moeten helpen om met voldoende pakketten naar de mensen te kunnen gaan, want die pakketten zijn er nu niet. Er is voedselnood in Nederland.
De heer Kuzu (PvdA): Nogmaals: we moeten kijken naar het brede palet van de armoede. Daar hoort voedsel inderdaad bij. Heel veel gemeenten geven voedselbanken facilitaire ondersteuning. Het minstbedeeldenfonds is echt veel breder dan het voedselhulpprogramma uit het verleden. Je kunt kijken naar veel meer andere aspecten. Voor een dakloze is de primaire behoefte een dak boven zijn hoofd. Het is dus veel breder dan alleen voedsel.
De PvdA wil in dit AO drie punten actief agenderen, allereerst de vroegsignalering van schulden. Die is erg belangrijk. De dienstverlenende instanties waar de grootste schulden uitstaan, zijn nutsbedrijven, de Belastingdienst – die staat met stip op nummer 1 – corporaties, telecombedrijven, zorgverzekeraars en postorderbedrijven. Ik zie graag een zorgplicht voor deze dienstverleners. Die kunnen we regelen via al dan niet gemeentelijke convenanten. Daarbij gaat het om een melding bij een betalingsachterstand van enkele maanden, gevolgd door een snelle interventie door de gemeentelijke schuldhulpverlening.
Dit kan echter ook wettelijk worden geregeld. Daarbij denk ik aan initiatiefwetgeving op de volgende onderdelen. Op grond van de Wet normering buitengerechtelijke incassokosten moet een consument die niet op tijd betaalt, eerst worden aangemaand. Als de vordering dan niet binnen veertien dagen wordt voldaan, mag een incassobureau kosten in rekening brengen. Wij vragen om een inspanningsverplichting voor dienstverleners om binnen veertien dagen na de aanmaning, dus binnen de periode waarin de rekening alsnog kan worden voldaan, telefonisch persoonlijk contact op te nemen over de betaling en eventueel een betalingsregeling af te spreken. Ik verwijs naar het goede voorbeeld dat de Belastingdienst afgelopen week heeft gegeven. Het tweede punt betreft de wettelijke erkenning van incassobureaus. In het vorige overleg heeft Staatssecretaris Teeven aangegeven dat hij met de branche in gesprek zou gaan. Ik heb begrepen dat dat is gebeurd. Staatssecretaris Teeven zal de Kamer daarover een brief sturen. Ik wil vervolgens afwachten hoe dit gaat en ik wil in de initiatiefwetgeving een wettelijk keurmerk voor incassobureaus meenemen. Het derde punt betreft incassokosten per totale schuld in plaats van incassokosten per niet betaalde rekening.
Mijn tweede onderwerp is de private schuldhulpverlening. Er ligt een vrijstelling van het verbod op schuldbemiddeling tegen betaling. De PvdA vindt het goed dat de Minister van Economische Zaken – ik heb begrepen dat dat departement bij dit voorstel het voortouw heeft – private schuldhulpverleners reguleert, maar wij vinden de Algemene Maatregel van Bestuur niet ver genoeg gaan. Wij vinden dat er aandacht moet komen voor kwaliteit en toezicht en dat, in plaats van het «no cure, no pay»-beginsel te hanteren, de vergoeding gemaximeerd moet worden. De vraag aan de Staatssecretaris is wat de status is van deze Algemene Maatregel van Bestuur en of zij bereid is om onze zorgen over te brengen aan de Minister van Economische Zaken en er bij hem op aan te dringen dat hij de desbetreffende AMvB herschrijft op de zojuist door mij aangedragen punten.
Het derde punt betreft het CJIB en de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp). In het minnelijke schuldsaneringstraject is er geen sprake van finale kwijting na drie jaar. De zogenaamde mulderboetes blijven openstaan. Er kan echter wel aan het saneringstraject begonnen worden. Het CJIB gaat altijd akkoord als de overige schuldeisers dit ook doen. Bij de Wsnp, de wettelijke saneringsregeling, toetst de rechter echter eerst op goede trouw en strafrechtelijke boetes. Pas daarna kan een saneringstraject begonnen worden. Na afloop van de drie jaar worden de mulderboetes kwijtgescholden. De vraag van de PvdA is waarom dit niet gelijk wordt getrokken met het minnelijke traject, zodat in ieder geval met schuldsanering begonnen kan worden en zodat boetes na afloop nog betaald kunnen worden. De PvdA heeft dit ook gevraagd bij de begrotingsbehandeling van Veiligheid en Justitie.
Tot slot vraag ik hoe het staat met het overleg met Veiligheid en Justitie over de structurele dekking voor het moratorium.
De heer Potters (VVD): Voorzitter. Vandaag bespreken we het armoede- en schuldenbeleid van de overheid. Namens de VVD benadruk ik allereerst dat mensen vooral zelf de kansen moeten zien en grijpen om uit de armoede te komen. Een baan is daarvoor nog altijd de beste manier. Uit de Publieksmonitor 2013 blijkt dat 71% van de Nederlanders vindt dat kunnen rondkomen een eigen verantwoordelijkheid is. In dat licht kan het wat de VVD betreft dan ook niet zo zijn dat een gemeente een miljoenenschuld van bijstandsontvangers afkoopt, zoals in Rotterdam met 2.500 mensen is gebeurd. Wat de VVD betreft, is dat echt niet te tolereren. Schulden maken mag niet beloond worden. Is de Staatssecretaris met de VVD van mening dat het niet mag lonen om schulden te maken? En wat vindt de Staatssecretaris ervan dat het geld op deze manier wordt besteed?
De heer Kuzu (PvdA): Ik vraag mij af of de VVD op dat punt het onderliggende probleem ziet. Met andere woorden: wat vindt de VVD van de zogenaamde bronheffing van 130% van het openstaande bedrag?
De heer Potters (VVD): De problematiek is bekend, maar het gaat erom dat mensen die ziektekostenschulden niet betalen, als het ware beloond worden doordat die schulden door de gemeente massaal worden afgekocht voor een heel grote groep van 2.500 mensen. Dat kan niet de bedoeling zijn. Dat levert een enorme precedentwerking op. Wat gaat er gebeuren in steden als Amsterdam en Utrecht? De vraag is wat je met dit soort middelen moet doen. We hebben het over maatwerk per persoon, maar het kan niet zo zijn dat de gemeente op die manier inkomensbeleid gaat voeren dat ook landelijke effecten krijgt.
De heer Kuzu (PvdA): Ik vind dat de woordvoerder van de VVD op dit punt het onderliggende probleem onderschat, want er is sprake van een zogenaamde bronheffing, die in 2010 landelijk is ingevoerd. De gemeente Rotterdam – ik kom daar zelf vandaan en ik zat daar toen in de raad – is in 2008 overgegaan tot het maken van een afspraak. De wethouder van Rotterdam heeft trouwens een uitgebreide brief gestuurd. De PvdA is blij dat er, als er sprake is van een probleem op lokaal niveau, wethouders zijn die dat lokale probleem oppakken. De wethouder van Rotterdam heeft ervoor gezorgd dat een kwetsbare groep van 2.500 Rotterdamse burgers niet nog verder afglijdt in een negatieve spiraal van schulden.
De heer Potters (VVD): Ik ben altijd de eerste die zegt dat gemeenten beleidsvrijheid moeten hebben om individuele kwesties zelf op te kunnen lossen, maar we hebben het hier over een groep van 2.500 mensen van wie de schulden geheel worden kwijtgescholden. Bovendien gaat het om heel veel geld. Het gaat mij erom dat dit een volstrekt verkeerd signaal naar de samenleving is. Iemand die netjes werkt, hard zijn best doet en vervolgens keurig zijn ziektekostenverzekering betaalt, wordt echt benadeeld, want ten koste van het geld van anderen wordt deze schuld kwijtgescholden. Nogmaals: we kunnen het niet met elkaar eens zijn. Ik wil van de Staatssecretaris graag een duiding hiervan krijgen.
De heer Klein (50PLUS): De heer Potters huilt tranen met tuiten over het feit dat dit gebeurt, maar ik hoor niets concreets. Bedoelt de heer Potters dat het hele schuldsaneringsbeleid door de rijksoverheid moet worden uitgevoerd en dat gemeenten daar dus niets meer aan moeten doen? Individueel maatwerk is mooi, maar in de ogen van de heer Potters zijn 2.500 gevallen, zoals in Rotterdam, er veel te veel. Moet dit volgens hem dan een landelijk beleid worden en wil hij geen gemeentelijke autonomie meer?
De heer Potters (VVD): Het beleid dat de VVD voorstaat, is dat de gemeenten individueel maatwerk kunnen leveren. Als er sprake is van een bijzonder schrijnende situatie, moet de gemeente daarin een andere afweging kunnen maken. Hier gaat het erom dat van 2.500 mensen die hun rekening niet hebben betaald, de schuld aan de ziektekostenverzekering wordt kwijtgescholden, wat een enorme precedentwerking heeft. Wat betekent dit immers voor andere mensen in het land die ook ziektekostenschulden maken? We weten nu al dat de gemeenten die schulden gaan afkopen, want dat is wat er hier is gebeurd. Nogmaals: dat was wat ons betreft niet de bedoeling van de regeling. We vinden dat de Staatssecretaris daar duidelijkheid over moet geven. Als u mij even de laatste vraag hierover laat stellen, weet u ook wat ik van de Staatssecretaris vraag.
De heer Klein (50PLUS): Ik begrijp wel wat u eventueel nog wilt vragen, maar veel belangrijker is uw opmerking dat dit een precedentwerking zou hebben en dat andere gemeenten precies hetzelfde zouden gaan doen. Daar bent u tegen. Dat betekent dat de VVD wil ingrijpen in het schuldsaneringsbeleid van alle gemeenten. Zie ik dat juist?
De heer Potters (VVD): Ik kom hier in de loop van mijn betoog op terug. Misschien kan de heer Klein deze vraag nog even bewaren. Als hij mijn betoog niet voldoende vindt, kan hij altijd weer interrumperen. Is dat een goede afspraak?
De heer Klein (50PLUS): Ik wacht het met belangstelling af.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Het is inderdaad opmerkelijk dat hier een punt wordt aangekaart dat op gemeentelijk niveau speelt, overigens in een college waar de VVD zelf zitting in heeft. De VVD heeft op lokaal niveau dus kennelijk een andere afweging gemaakt dan op landelijk niveau. Ik zou dus tegen de heer Potters zeggen: ga eerst even naar uw fractie in Rotterdam toe. Maar goed, dat ter zijde. De heer Potters loopt iets te gemakkelijk weg voor het onderliggende probleem. Als die mensen continu in de schulden blijven zitten, wordt er bijvoorbeeld telkens ingehouden op de zorgtoeslag, bijvoorbeeld doordat de beslagvrije voet niet gerespecteerd wordt, terwijl zij met de zorgtoeslag juist hun nieuwe zorgverzekeringskosten moeten betalen. Die mensen komen dus in een vicieuze cirkel. Dat levert de maatschappij heel veel kosten op. Die afweging heeft Rotterdam waarschijnlijk ook gemaakt. Ik denk bijvoorbeeld aan kosten voor schuldhulpverlening, schuldsanering en gerechtelijke kosten. Heeft de heer Potters überhaupt aan Rotterdam gevraagd wat daar de afweging is geweest en welke maatschappelijke kosten de gemeente hiermee misschien heeft uitgespaard?
De heer Potters (VVD): Los van het argument dat mevrouw Schouten gebruikt – dat is waarschijnlijk ook de afweging van de wethouder geweest, en ja, ik heb inderdaad nadere informatie ingewonnen – gaat het met name om twee dingen. Als je schulden maakt, zeker op het punt van ziektekosten, moet het niet zo zijn dat je weet dat de gemeente die schuld gaat afkopen. Dat geldt zeker als daar een algemene regeling voor komt; daar was in dit geval sprake van. Bovendien heeft dit precedentwerking. Wij willen wel dat er maatwerk geleverd kan worden. Wat mij betreft, had de gemeente kunnen bekijken of zij er met minnelijke bemiddeling voor kon zorgen dat de schuld op een bepaalde manier snel of misschien met een wat langere spreidingstermijn terugbetaald kon worden. Wij zijn echter absoluut geen voorstander van het meteen kwijtschelden en afkopen van schulden. Dat signaal willen we hier duidelijk geven.
De voorzitter: Mevrouw Schouten, in tweede instantie, graag met een vraag.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Volgens mij gaat de heer Potters er al van uit dat er meteen schuld afgekocht wordt. Ik heb er geen bewijzen van gezien dat de gemeente al klaarstond om de rekening te betalen toen die binnenkwam. En nogmaals: de door de heer Potters aangedragen oplossing is geen structurele oplossing voor het probleem waar deze mensen in zitten en daardoor kan de maatschappij uiteindelijk nog meer kosten hebben. Ik wil graag een concreet voorstel van de heer Potters horen: hoe moet deze onderliggende problematiek volgens hem dan wel aangepakt worden, behalve met een maandje meer uitstel van betaling?
De heer Potters (VVD): Deze verhandeling kunnen we nu gaan doen, maar volgens mij hebben wij daar in dit AO geen tijd voor. Het gaat mij erom dat de gemeente wel een rol heeft om individueel mensen te helpen om van schulden af te komen – daar zijn wij zeker voorstander van – maar dat wij niet willen dat van een heel grote groep mensen de schulden kwijt worden gescholden en dat zij hun ziektekosten niet gaan betalen, al is het maar omdat dit een verkeerd signaal is aan andere mensen in Nederland, die misschien ook overwegen om hun schulden qua ziektekosten niet te gaan betalen.
Mevrouw Karabulut (SP): De heer Potters en de VVD zijn er meester in om telkens weer «de anderen» op hun verantwoordelijkheid te wijzen. Ik vraag de heer Potters waar zijn verantwoordelijkheid dan ligt. Of je nu miljonair bent of op de armoedegrens leeft, je moet allemaal een vette premie betalen door de privatisering van het zorgstelsel. Heel veel mensen kunnen dat niet. Vervolgens krijgen zij een boete van 30%. Als je € 600 achterstand hebt, komt daar dus € 180 bij. Hoppa, dan is het € 780 en dat gaat van kwaad tot erger.
De voorzitter: Wat is uw vraag?
Mevrouw Karabulut (SP): Deze gemeente heeft getracht om daar een oplossing voor te vinden. Is de heer Potters het in ieder geval met mij eens dat bij degenen die niet kunnen betalen en die een boete krijgen, dat bedrag in mindering moet worden gebracht op het openstaande bedrag? Degenen die niet kunnen betalen, moeten helemaal geen boete krijgen. Neem uw verantwoordelijkheid!
De heer Potters (VVD): We hebben met elkaar afgesproken dat wij de ziektekosten individueel, door de mensen zelf, laten betalen. Dat is een vast bedrag. Dat weet iedereen. Iedereen weet ook dat men daar rekening mee moet houden. Als iemand in de bijstand zit, kan hij deze kosten ook dragen. Als we op dit moment al gaan zeggen dat we dat per definitie gaan betalen voor mensen die dat niet kunnen betalen, zal dat een enorm sneeuwbaleffect hebben, want dan gaat iedereen individueel die afweging maken en dan zullen die kosten niet gedekt worden. Ik ga geen discussie voeren over het zorgstelsel. We hebben het hier over het schuld- en armoedebeleid. Dit signaal willen wij afgeven. Ik heb de vraag aan de Staatssecretaris gesteld en daar wil ik het bij laten.
Mevrouw Karabulut (SP): Ik vind dit te gemakkelijk en eerlijk gezegd ook beledigend, want de heer Potters doet net alsof al die mensen die betalingsachterstanden hebben, niet hard werken en niet hun verantwoordelijkheid nemen. Vervolgens spreek ik de heer Potters aan op zijn verantwoordelijkheid, bijvoorbeeld om de maatregel te nemen om bij degenen die een boete krijgen omdat zij niet kunnen betalen, dat boetebedrag in ieder geval in mindering te brengen op het openstaande premiebedrag, zodat we de schulden kunnen oplossen.
De voorzitter: Wat is uw vraag?
Mevrouw Karabulut (SP): Zelfs daarop durft de heer Potters geen antwoord te geven. Ik verwacht wel een antwoord van hem.
De heer Potters (VVD): Volgens mij gaan we een discussie voeren. Ik stel voor dat ik verderga met mijn betoog.
De heer Heerma (CDA): Ik moet zeggen dat ik wel een beetje geïrriteerd raak door dit interruptiedebat. De VVD wekt de indruk dat zij aan een soort «belletjestrekpolitiek» doet. Er werden grote woorden gesproken: er werd gezegd dat dit onacceptabel is. Vervolgens vroeg de heer Klein wat de heer Potters concreet voorstelt. Het antwoord van de heer Potters was dat hij alleen een signaal aan de Staatssecretaris wil geven. Volgens mij stelde mevrouw Schouten daarna een terechte vraag over het rapport Paritas Passé, waarin het diepere maatschappelijke probleem keer op keer beschreven is. Volgens mij heeft ook de heer Potters daar in eerdere debatten aandacht voor gevraagd.
De voorzitter: Ook voor u geldt: een vraag.
De heer Heerma (CDA): Vervolgens antwoordde de heer Potters dat het daarbij gaat om een heel brede discussie, waar hier geen tijd voor is. Als dat het antwoord is, moet je ook geen «belletjestrekpolitiek» doen door hier even een balletje op te werpen en dan weg te rennen. Dat vind ik een beetje jammer, want volgens mij zijn de problemen daarvoor te groot.
De heer Potters (VVD): Volgens mij heb ik een duidelijk antwoord gegeven. Ik vind dat gemeenten individueel maatwerk moeten leveren. Het kan inderdaad zo zijn dat zij moeten bekijken hoe zij in het schuldhulpverleningstraject gaan voorkomen dat mensen in grotere schulden terechtkomen, maar dat is echt maatwerk. Waar wij echt tegen ageren – dat moet volgens mij inmiddels wel duidelijk zijn – is dat gemeenten op voorhand met miljoenen schulden gaan afkopen voor zo'n grote groep. Dat signaal willen wij hier echt afgeven. Volgens mij kan ik het niet duidelijker stellen.
De heer Heerma (CDA): Ik zou toch nogmaals een poging willen wagen, los van dat signaal. We snappen allemaal welke maatschappelijke gevoelens dit oproept. Volgens mij gaan wij hier ook allemaal iets over zeggen, maar het blijft zo dat het rapport Paritas Passé aangeeft dat er een enorm web van schulden kan ontstaan. Daarbij worden de zorgverzekeringen en de boetes steeds weer als een van de grote voorbeelden genoemd. Ik heb overigens niet begrepen dat de gemeente Rotterdam alles kwijtscheldt. Ik heb het gevoel dat er naar aanleiding van de stapeling van problemen voor de niet-kunners, de mensen die niet meer kunnen betalen, is gekozen voor een «stop the bleeding»-insteek. Dat is iets heel anders dan «een beloning zetten op niet-betalen». Dat is op zich volgens mij al schandelijke stemmingmakerij. Mijn vraag is of de heer Potters uitsluit dat al veel meer gemeenten dit soort dingen doen. Als dat zo is, is dat dan voor de heer Potters alsnog een reden om er eens over na te denken of hier niet een dieper maatschappelijk probleem aan ten grondslag ligt?
De heer Potters (VVD): Die laatste vraag is een heel goede vraag. Die vraag heb ik nog niet aan de Staatssecretaris gesteld, maar misschien kan zij daar antwoord op geven: zijn meer gemeenten bezig met het op die manier afkopen van schulden? Het rapport Paritas Passé staat hier niet ter discussie. Het gaat erom welke rol de gemeente oppakt bij het beheersen en beheersbaar maken van de schulden van mensen die in schulden zitten. Dit is wat ons betreft niet de manier.
De heer Van Weyenberg (D66): Ik vind dit een treurig debat. Er is hier sprake van een serieus probleem, dat thuishoort in de Rotterdamse gemeenteraad, maar de heer Potters trekt hier nu een heel grote broek aan. Ik heb twee zeer concrete vragen aan hem. Wil hij dat de Staatssecretaris dit gaat verbieden, ja of nee? Ik vind het buitengewoon ongepast dat de heer Potters de indruk wekt dat mensen nu een soort beloning krijgen voor niet-betalen. Volgens mij doet dat totaal geen recht aan de groep mensen in grote betalingsproblemen. Er wordt op dit moment gekeken naar de regeling inzake de zorgverzekeringen. Er wordt bekeken of het nog wel handig is om ook voor niet-kunners een veel hogere premie te hanteren. Daar wordt op dit moment door het ministerie van VWS onderzoek naar gedaan. Zegt de heer Potters nu dat hij daar geen enkele behoefte aan heeft?
De heer Potters (VVD): Ten eerste: volgens mij heb ik de Staatssecretaris een aantal vragen gesteld waarop ik graag eerst antwoord wil krijgen voordat ik een conclusie trek. Ten tweede gaat het mij om de rol die de gemeente nu op zich neemt. Voor de VVD is het cruciaal dat we niet weer categoriale vormen van bijstand of andere groepen per definitie schulden gaan kwijtschelden omdat zij bij een bepaalde groep horen. Het moet maatwerk zijn. Dat punt willen wij hier maken. Ik sta natuurlijk altijd open voor nieuwe argumenten in de discussie.
De heer Van Weyenberg (D66): Nu staat de heer Potters ineens daarvoor open, terwijl hij zojuist echt helemaal leegliep over wat er allemaal schandelijk is aan deze oplossing. Het zou hem sieren als hij nu gewoon erkent dat er geen sprake is van kwijtschelding. Die indruk heeft hij hier met kracht gewekt. Dat is onjuist, zoals ook blijkt uit de brief van de wethouder. Zou de heer Potters dat in ieder geval willen terugnemen? Volgens mij is dat gewoon niet waar. De gemeente is hier ingesprongen. Daarover kun je nog van mening verschillen, maar dat hier dingen worden kwijtgescholden, lijkt mij echt niet conform de feiten.
De heer Potters (VVD): Ik ga over mijn eigen woorden en ik blijf bij het standpunt dat ik heb ingenomen.
De VVD is tevreden met het afschaffen van de categoriale vormen van bijzondere bijstand. Wij zijn er voor degenen die het nodig hebben, maar we zullen niet op voorhand hele groepen bijzondere bijstand toekennen. De VVD is ook tevreden met het in de brief van de Staatssecretaris verwoorde standpunt over het rapport van de Kinderombudsman over kinderen in armoede. In de brief geeft de Staatssecretaris aan dat alleen aan individuele gevallen nog bijzondere bijstand wordt toegekend. Dit betekent dat gemeenten echt individueel maatwerk kunnen leveren, ook voor gezinnen met kinderen.
De VVD vindt het belangrijk dat werken echt loont. Wie werkt, moet er financieel op vooruitgaan en niet achteruit. Dat betekent dat gemeenten geen generiek inkomensbeleid meer mogen voeren, want dat werkt de zogenaamde armoedeval juist in de hand. Extra financiële ondersteuning maakt de overstap van een uitkering naar een betaalde baan onaantrekkelijk, omdat alle inkomensondersteunende maatregelen wegvallen als je weer aan het werk gaat. Iemand houdt op die manier netto minder over dan wanneer hij bijvoorbeeld in de bijstand blijft zitten. De VVD vraagt de Staatssecretaris dan ook hoe zij erop gaat toezien dat dit in de praktijk toch niet gaat gebeuren. Hoe voorkomt zij dat er toch gemeentelijke beleidskaders voor generieke groepen gaan ontstaan en dat er wel degelijk gemeentelijk inkomensbeleid wordt gevoerd, zoals ik in mijn beleving nu ook in Rotterdam zie? Wat is de rol van de Inspectie SZW in dezen en wat zijn de gevolgen voor gemeenten die wel categoriale vormen van bijstand verstrekken?
Het volgende punt betreft de extra armoedegelden ten aanzien van de BES-gemeenten, met circa 22.000 inwoners. Ik zeg dat nog maar eventjes, gelet op dat kleine aantal. Hoeveel geld gaat daarheen in het kader van de schuld- en armoedebestrijding? En welk bedrag komt daar nu bovenop? Hoe verhoudt dat zich tot de inmiddels toegepaste verhoging met meer dan 20% van de onderstand? Daarnaast willen we graag weten hoe het geld precies wordt besteed en wat de meetbare doelstellingen zijn. Of wordt zonder nadere criteria een vast bedrag overgemaakt naar de BES-eilanden? Hoe monitort de Staatssecretaris dat dit extra geld echt 100% rechtmatig en doelmatig wordt besteed?
Mevrouw Voortman (GroenLinks): De heer Potters vraagt om meetbare doelstellingen ten aanzien van de besteding van het geld voor de BES-eilanden. Wij hebben er eerder een punt van gemaakt dat er geen concrete doelstellingen zijn verbonden aan het geld dat voor armoedebestrijding onder kinderen vrij is gemaakt. Begrijp ik hieruit dat de VVD vanaf nu vindt dat bij alle middelen concrete doelen gesteld moeten worden voor de besteding van dat geld en dat de VVD nu dus wel een voorstel van mij zou steunen over concrete doelstellingen ten aanzien van de bestrijding van armoede onder kinderen?
De heer Potters (VVD): De VVD is zeker voor meetbare doelstellingen, zodat wij als Kamer achteraf kunnen monitoren of die doelen zijn «geraakt». Ik zal dus kijken naar uw voorstel.
Mevrouw Voortman (GroenLinks): Dat is heel mooi. Dan zijn wij het nu toch eens.
De heer Potters (VVD): Ik heb nog een aantal korte punten. De VVD is tevreden over het feit dat de beslagvrije voet dient te worden gerespecteerd, ook door de lagere overheden. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe de praktijksituatie inmiddels is? Wordt er nu echt rekening gehouden met die beslagvrije voet?
De VVD is verder tevreden over de integrale benadering van de schuldhulpverlening door gemeenten. Het belangrijkste daarbij is dat gemeenten schuldenaars helpt om weer zelf verantwoordelijkheid te nemen voor het vermijden, beheersen en afbouwen van schulden. Voorkomen moet worden dat gemeenten de hele verantwoordelijkheid overnemen, schuldenaars passief maken en hun de eigen verantwoordelijkheid ontnemen. Dat dit belangrijk is, wordt nog eens ondersteund door recente berichtgeving naar aanleiding van onderzoek van Wijzer in geldzaken onder 1.000 Nederlanders. Daaruit blijkt namelijk dat een op de drie Nederlanders geen financiële buffers heeft aangelegd. Dan kan men dus geen financiële tegenvallers opvangen, mocht dat nodig zijn. Deelt de Staatssecretaris de mening van de VVD dat ook in de schuldhulpverlening de eigen verantwoordelijkheid echt voorop moet staan? Daarbij wijs ik bijvoorbeeld op de succesvolle groepsaanpak van schuldenproblematiek die ik onlangs in Utrecht heb gezien. Tegen veel lagere kosten en met veel meer eigen verantwoordelijkheid voor de schuldenaars worden zij succesvol geholpen om hun schulden beheersbaar te maken. Wat is de visie van de Staatssecretaris op deze nieuwe vorm van schuldhulpverlening? Kan deze aanpak wellicht door andere gemeenten worden overgenomen?
Tot slot dank ik de Staatssecretaris voor de toezegging dat zij gemeenten gaat wijzen op de specifieke problematiek waarmee huiseigenaren te maken hebben. Ook voor mensen die hun huis niet verkocht krijgen, zou schuldhulpverlening toegankelijk moeten zijn.
Mevrouw Karabulut (SP): Voorzitter. Dit is een ontzettend belangrijk debat in een tijd waarin de armoede toeneemt. Om het heel simpel te zeggen: ondanks de gigantische crisis worden de rijken rijker en de armen armer. Ik ben blij dat de Staatssecretaris en dit kabinet in ieder geval erkennen dat er armoede is, maar erkent de Staatssecretaris ook dat juist de verarmingspolitiek van dit kabinet ertoe leidt dat de armoede toeneemt? Vergroot dit kabinet de armoede of maakt het kabinet korte metten met de armoede? Die vraag wil ik de Staatssecretaris allereerst stellen.
De Staatssecretaris zegt dat zij drie oplossingen heeft voor armoede. De eerste oplossing is werk. Ik moet concluderen dat de werkloosheid nog nooit zo hoog is geweest. Er zijn ongeveer 700.000 werklozen. Er wordt voorspeld dat volgend jaar meer dan 800.000 mensen werkloos zullen zijn, in de bijstand of in de WW. Deelt de Staatssecretaris mijn mening dat op dit moment werk niet voor iedereen de oplossing is om uit de armoede te komen?
Het tweede punt is dat er extra geld vrij is gemaakt voor mensen in armoede. Dat is hartstikke goed; daar zijn wij heel blij mee. Volgend jaar gaat het om 80 miljoen, maar hiermee staat toch in schril contrast dat via een nieuwe wet, die wij binnenkort gaan behandelen, 400 miljoen wordt bezuinigd op de mensen met de laagste inkomens, op de ouderen en op mensen met kinderen? De Staatssecretaris en de PvdA kunnen wel doen alsof zij gigantisch veel doen tegen de kinderarmoede of de armoede in het algemeen, maar zij halen het geld met bakken weg bij de mensen en geven een aalmoes terug. Daarop krijg ik graag een reactie van de Staatssecretaris.
Allerlei partijen in de samenleving maken zich zorgen. Kerk in Actie, de voedselbanken en de gemeenten zeggen allemaal dat er met dit desastreuze beleid moet worden gestopt. Wat is de reactie van de Staatssecretaris hierop, behalve dan dat zij het ontzettend goed en fantastisch leuk vindt dat die mensen allemaal zo'n goed werk verrichten? Dat vinden wij allemaal, maar daarmee lossen we de armoede niet op.
Er is een mail bij ons binnengekomen van de Stichting Leergeld, die een paar miljoen subsidie krijgt om kinderen te helpen met hun huiswerk. Dit komt door technische problemen op het departement niet van de grond. Heeft de Staatssecretaris die problemen intussen opgelost?
Een van de negen kinderen in Nederland groeit op in armoede. Dat zijn ongeveer drie kinderen per schoolklas. Kinderen krijgen niet goed te eten, kunnen niet naar verjaardagspartijen en kunnen niet sporten. Uit het rapport van de Kinderombudsman blijkt dat ongeveer een kwart van het aantal geïnterviewde kinderen zegt weleens hoofdpijn, buikpijn of tekenen van vermoeidheid te hebben, in dit nog altijd rijke land Nederland. En wat doet de Staatssecretaris?
De heer Potters (VVD): Ik zou mevrouw Karabulut graag willen vragen hoe zij het rapport van het SCP duidt. Uit dat rapport blijkt dat 93% van de kinderen die opgroeien in armoede, het later financieel beter heeft dan hun ouders en dat zij in Nederland de grootste kans ter wereld hebben om de armoede te ontstijgen. Kan zij die dingen nog met elkaar rijmen? Mevrouw Karabulut schetst het beeld dat het in Nederland, bijvoorbeeld in vergelijking met andere landen, ontzettend slecht is, maar uit onderzoek blijkt dat het juist heel goed gaat met Nederland, ook in deze tijd van crisis. Graag krijg ik daar meer duidelijkheid over.
Mevrouw Karabulut (SP): Het kan altijd nog erger. Ik heb nooit gezegd dat het in Nederland zoveel slechter is in vergelijking met landen in Afrika of in Europa. Natuurlijk, het kan nog veel erger, maar aan de hand van de voorspellingen, het beleid en de maatregelen die op ons afkomen, zien we dat grote groepen mensen met lage inkomens en kinderen in armoede heel hard geraakt zullen worden. De erfelijke armoede zal toenemen. Als het aan de VVD ligt, zijn armoede en werkloosheid je eigen schuld en moeten we alle hulp en solidariteit afbouwen, want dan zou het beter worden. Ik geloof daar niet in. Helaas is de Staatssecretaris tot nu toe niet in staat geweest om het sociaaldemocratische geluid te laten horen, maar voert zij een heel hard rechts liberaal beleid uit.
De voorzitter: U gaat nu verder met uw betoog, tenzij de heer Potters behoefte heeft aan een vervolgvraag.
De heer Potters (VVD): Nee.
Mevrouw Karabulut (SP): Dat dacht ik al.
De Staatssecretaris schaft de specifieke regeling af waarmee gemeenten kinderen in armoede helpen. Ik snap dat niet. De heer Potters vindt dit fantastisch, want alles moet individueel en dan gebeurt er niets, maar voor de kinderen is dit een ramp. Ik dring er dus bij de Staatssecretaris op aan om dit niet te doen. Ik zal daartoe ook voorstellen doen.
De Staatssecretaris zegt dat er vanuit Europa weer geld vrijkomt voor armoedebestrijding. We hebben heel veel gedoe gehad over een bestaande regeling. De Staatssecretaris zegt dat er een nieuwe regeling komt. Ik wil echt een beroep op de Staatssecretaris doen om in ieder geval middelen vrij te maken om de eerste levensbehoeften van iedereen in Nederland te kunnen vervullen. De voedselbanken zijn in Nederland de snelst groeiende banken. Er zijn wachtlijsten en er is niet genoeg voedsel. Schande, schande, schande. Alstublieft, Staatssecretaris, los dit op en ga daarmee aan de slag!
Ik kom bij de schulden. De derde oplossing van de Staatssecretaris is namelijk: efficiency. Partijen moeten beter gaan samenwerken. Dat is allemaal prachtig, leuk en aardig, maar gemeenten worden fors gekort op de terreinen van zorg, inkomen en banen, sociale werkplaatsen worden vernietigd, jonggehandicapten worden door de Staatssecretaris massaal in de bijstand geloodst. Met welke middelen moeten de gemeenten dit dan doen? Zijn er genoeg middelen om aan de toenemende vraag naar schuldhulpverlening tegemoet te komen? Wij hadden het zojuist in een interruptiedebat al over de boetes voor mensen die hun zorgpremies niet kunnen betalen. Is de Staatssecretaris het met mij eens dat in ieder geval dat boetebedrag gebruikt moet worden om de schulden af te lossen, zodat die vicieuze cirkel doorbroken kan worden? En wil zij kijken naar het Rotterdamse voorbeeld om te zien hoe wij hier een landelijke oplossing voor kunnen vinden in plaats van door te gaan op dezelfde weg, waarmee wij mensen dieper in de schulden en de ellende storten en daarmee zieker maken?
Er mag in principe geen beslag worden gelegd op toeslagen, maar als er sprake is van een toeslagenschuld, kan de Belastingdienst wel degelijk beslag leggen op andere toeslagen, bijvoorbeeld om een achterstand op het punt van de huurtoeslag af te lossen. Dat is geen goede zaak, want daarmee worden wederom geen schulden opgelost maar nieuwe schulden gecreëerd. Is de Staatssecretaris dat met mij eens? En is zij bereid om hier een oplossing voor te vinden?
Tot slot: hoe staat het nu met de invoering van het moratorium? Ik heb gelezen dat de Staatssecretaris op zoek is naar middelen. Die middelen moeten te vinden zijn, zeker als wij in ogenschouw nemen dat je met het bevriezen van een schuldensituatie op langere termijn heel veel maatschappelijke kosten kunt voorkomen.
De heer Kuzu (PvdA): Wat vindt de SP van het bericht van twee weken geleden dat heel veel incassobureaus oneigenlijke kosten in rekening brengen? Ik vraag mij af of de SP een voorstel heeft om dat tegen te gaan.
Mevrouw Karabulut (SP): Daar kan ik natuurlijk nooit voor zijn; dat zal de heer Kuzu al begrepen hebben. Sterker nog: wij hebben in het verleden een initiatief genomen om een eind te maken aan onredelijke incassokosten. Voor een deel is dat toen overgenomen door de heer Hirsch Ballin. Als er nieuwe problemen zijn en als nieuwe maatregelen getroffen moeten worden, kan de heer Kuzu daarbij uiteraard rekenen op de steun van mijn partij.
De heer Kuzu (PvdA): Dat is altijd fijn om te horen.
De heer Heerma (CDA): Voorzitter. Dit is niet de eerste keer dat wij als Kamercommissie met de Staatssecretaris debatteren over armoede en schulden, maar telkens als ik een debat daarover voorbereid, word ik verdrietig bij het lezen van de stukken. Ik denk dat dat ook geldt voor collega's aan deze tafel, niet alleen omdat armoede en schulden in zichzelf vaak samengaan met schrijnende situaties, groot verdriet en vaak een sociaal isolement, vooral voor gezinnen met kinderen, maar ook omdat het web rondom schuldenproblemen elke keer weer heel weerbarstig lijkt. Enerzijds gaat het om private partijen die zaken doen die het daglicht niet kunnen verdragen, maar helaas gaat het ook om overheidshandelen dat problemen soms vergroot, wel de regels achter de mensen weet te vinden, maar niet altijd de mensen achter de financiële problemen in het oog weet te houden. Tot slot gaat het ook om het gebrekkige succes dat wij met elkaar weten te behalen bij het vroegtijdiger voorkomen van problemen bij schulden.
Om met dat laatste te beginnen, ga ik nu in op de langlopende discussie over de ViP en het LIS en over de inzet om het BKR als vindplaats voor schulden te gebruiken. Diverse bij deze langlopende discussie betrokken partijen wijzen op het risico dat ook dit laatste initiatief weer gaat vastlopen op dezelfde problemen: gebrek aan draagvlak en problemen ten aanzien van de privacy. Ik hoop dat de Staatssecretaris in dit AO kan aangeven hoe zij die barrières weg wil nemen en hoe zij wil voorkomen dat wij ook dit initiatief vanwege privacyaspecten niet van de grond krijgen.
Ter reflectie wijs ik de Staatssecretaris op berichten uit België, waar de Minister vorige maand heeft aangekondigd dat het in België onmogelijk gemaakt gaat worden om nog op krediet te kopen zodra er sprake is van betalingsachterstanden. Ik krijg daarop graag een reactie van de Staatssecretaris: hoe kijkt zij hiertegen aan, ook gelet op de langlopende discussie in Nederland?
Ik had een heel stuk tekst over het voorbeeld van vorige week in het AD over de gemeente Rotterdam. We hebben daar via interrupties al het nodige over gewisseld. Ik zou graag van de Staatssecretaris willen horen of meer gemeenten zich genoodzaakt voelen tot dit soort toch opmerkelijke acties. Ik snap ook de boze reacties die dit oproept bij mensen die proberen om aan het eind van de maand nog een beetje geld over te houden in plaats van geld tekort te komen. Omdat het Paritas Passé echter zo diep ingaat op dit voorbeeld als een van de grote problemen die ontstaan in een web van schulden, ben ik benieuwd of de Staatssecretaris kan aangeven of meer gemeenten dit doen en of dat een bevestiging is van het diepere maatschappelijke probleem.
De heer Potters (VVD): Nu ben ik een beetje in verwarring door de bijdrage van de heer Heerma, want ik had de indruk dat hij mijn bijdrage op dat punt niet kon onderschrijven. Begrijp ik nu uit zijn woorden dat hij net als de VVD eigenlijk vindt dat de actie van Rotterdam niet de juiste actie is en ook zeker niet nagevolgd moet worden?
De heer Heerma (CDA): Volgens mij heeft de heer Potters niet goed naar mijn bijdrage geluisterd. Ik heb niet gezegd dat schulden kwijtgescholden zijn. Ik heb ook het woord «onacceptabel» niet gebruikt. Ik heb gezegd dat ik de actie opmerkelijk vind en dat ik ook snap dat er mensen zijn die daar boos over worden, maar ik heb juist gevraagd – luister goed naar mijn woorden – of de Staatssecretaris denkt dat meer gemeenten zich genoodzaakt voelen tot deze stap en, zo ja, of dat een bewijs is voor een dieper maatschappelijk probleem, zoals ook is omschreven in Paritas Passé. Als de heer Potters vindt dat dit, ondanks wat hij daadwerkelijk in zijn termijn heeft gezegd, hetzelfde is als wat hij heeft gezegd, ben ik met terugwerkende kracht tevreden over wat hij heeft gezegd.
De heer Potters (VVD): Dat zijn een heleboel woorden naar aanleiding van een duidelijke vraag. Bent u het, misschien los van de toon, met de VVD eens dat het kwijtschelden van schulden in het kader van armoedebestrijding niet de bedoeling kan zijn? Of wilt u het eerst afwachten omdat u het misschien een fantastische maatregel vindt?
De heer Heerma (CDA): Volgens mij probeert de heer Potters nu via interruptie enige nuance aan te brengen in zijn eigen zeer ongenuanceerde verhaal in zijn eerste termijn. Ik vond het gebruik door de heer Potters van de term «onacceptabel» niet terecht. Volgens mij herhaalt hij die term nu niet. Hij herhaalt wel dat er schulden kwijtgescholden zijn. Volgens mij hebben diverse partijen al gerefereerd aan de brief van de gemeente Rotterdam, waarin wordt aangegeven dat daar geen sprake van is. Misschien zou het verstandiger zijn als de heer Potters zich bij de feiten houdt in plaats van op deze manier allerlei suggesties te wekken. Dus nee, ik voel mij niet thuis bij het verhaal dat hij zojuist heeft gehouden.
Mijn collega van de SP ging zojuist in op de overheidsbureaucratie. De Staatssecretaris verwijst in bijna alle brieven volgens mij terecht naar allerlei maatschappelijke initiatieven die op het punt van bestrijding van armoede en schulden goede resultaten realiseren. Dat gaat van kerk tot voedselbank. Volgens mij wordt ook de Stichting Leergeld hier en daar expliciet genoemd. De brief die wij als Kamercommissie van de Stichting Leergeld hebben gekregen over alle bureaucratie met betrekking tot de subsidieaanvraag, roept bij mij echter het beeld op dat het goede stukloopt op het bureaucratische. Hoe wil de Staatssecretaris dit in de toekomst voorkomen?
Ik kom nu bij misschien wel mijn grootste zorgpunt. We hebben daar in het vorige AO uitgebreid over gesproken, maar dat was met de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, nadat de Staatssecretaris van SZW weg moest. Ik heb daarna nog contact gehad met het departement, maar het zorgpunt blijft voor mij bestaan. Het gaat om incassobureaus en gerechtsdeurwaarders die ook bewindvoering doen voor de persoon wiens belangen zij behartigen bij een incasso. Dat leidt er dus toe dat private partijen de belangen van schuldeisers vertegenwoordigen en tegelijkertijd de bewindvoering voor schuldenaren moeten doen. Vaak krijgen zij daar via de bijzondere bijstand ook nog financiering voor, waardoor een dubbelfinanciering ontstaat. Volgens mij bestaat hierdoor een enorm risico van belangenverstrengeling. De CDA-fractie is van mening dat we dit niet moeten willen en dat we dit moeten voorkomen. Toch blijven de voorbeelden binnenkomen. Het zijn er geen tien per week, maar ik krijg ze toch echt zo nu en dan. Ik wil graag van de Staatssecretaris horen dat ook zij dit onwenselijk vindt. Na het vorige debat heb ik vanuit het departement van Veiligheid en Justitie begrepen dat het wetsvoorstel Wijziging curatele, beschermingsbewind en mentorschap dit onmogelijk zou maken. Ik wil graag van de Staatssecretaris horen dat dit echt zo is en dat dit dus niet meer kan voorkomen of dat de Gerechtsdeurwaarderswet zal moeten worden aangepast om ervoor te zorgen dat gerechtsdeurwaarders als neventaak niet ook curator en bewindvoerder kunnen zijn. De NVVK heeft hier eerder iets over gezegd. Volgens mij heeft de kantonrechter in een zaak in het noorden van Nederland zelfs ingegrepen om een andere bewindvoerder aan te stellen. Moeten we deze mogelijkheid niet gewoon uitsluiten in de wet en gaat dat nu ook gebeuren?
Ik heb drie heel korte vragen ter afronding. Ik kijk erg uit naar de nog voor dit jaar toegezegde uitvoering van de maatregel met betrekking tot Paritas Passé, het beslagregister en de rijksincassovisie. Kan de Staatssecretaris daar meer over zeggen?
Tijdens het laatste overleg zijn volgens mij twee gesprekken toegezegd, ten eerste een gesprek van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie naar aanleiding van het door ongeveer de hele Kamer aangehaalde pleidooi van de NVI over een keurmerk voor incassobureaus. Ik ben benieuwd of dat gesprek heeft plaatsgevonden.
Het tweede gesprek betreft schulden van jongeren bij telecombedrijven; daarover heeft collega Karabulut veel vragen gesteld en volgens mij is ook daarover een gesprek toegezegd. Ik ben benieuwd of daar meer over te melden is.
De heer Van Weyenberg (D66): Voorzitter. Kortheidshalve sluit ik mij op het punt van de incassobureaus aan bij de vragen van de heren Kuzu en Heerma, in het bijzonder bij de zojuist door de heer Heerma gestelde vraag over het keurmerk. Hoe staat het daarmee en wat kan nu al wel? Er kan vast een heleboel niet, maar wat kan er wel? Ik noem ook de vragen over de bewindvoering, de incasso en de dubbele petten waar mensen weleens tussen vermalen zouden kunnen worden.
Het was even wachten, maar we hebben nu eindelijk inzicht in de bestemming van de extra middelen voor armoede en schuldbeleid. Ik begrijp de keuze – die keuze steun ik ook – om een groot deel van die middelen aan gemeenten te geven. Zij zijn verantwoordelijk voor armoede- en schuldbeleid, staan het dichtst bij de burgers en de problematiek en kunnen maatwerk bieden, maar ik vind dat de informatie nog beperkt blijft tot de hoofdlijnen. Ik heb er geen behoefte aan om hier aan micromanagement voor gemeenten te doen. Zij moeten hun eigen afweging kunnen maken, maar alleen constateren dat het geld naar goede initiatieven gaat, zoals in de brief gebeurt, is de andere kant van het spectrum. Zou de Staatssecretaris op dat punt iets specifieker kunnen zijn? Ik vraag haar daarbij in het bijzonder of zij met gemeenten spreekt over de intentie om een groot deel van deze middelen ten goede te laten komen aan kinderen die in armoede opgroeien en of wij daaraan het vertrouwen kunnen ontlenen dat de middelen daadwerkelijk op die manier worden ingezet.
Er zijn hier al veel landelijke initiatieven en landelijke organisaties genoemd. Ik voeg graag de Stichting Jarige Job aan dat mooie lijstje toe. Een deel van het geld gaat naar Caribisch Nederland. Zou de Staatssecretaris preciezer kunnen zeggen hoeveel elk van die organisaties kan verwachten en welk deel naar Caribisch Nederland gaat, waar de armoedesituatie soms buitengewoon schrijnende vormen aanneemt?
Over Rotterdam zijn de vragen wel gesteld. Ik herhaal dat ik uit de brieven, ook van de wethouder, opmaak dat er echt geen sprake is van kwijtschelding. In die zin worden mensen die wel netjes hun premie betalen, ook als zij een heel smalle beurs hebben, hiermee dus op geen enkele wijze benadeeld of achtergesteld. Graag hoor ik van de Staatssecretaris de bevestiging dat ook zij dit op die manier heeft begrepen.
Wij hebben natuurlijk heel veel waardering voor alle vrijwilligers die mensen voorlichten en helpen om schulden te voorkomen, snel ingrijpen of hen uit een grote schuldenproblematiek loodsen. Ik vind het heel mooi dat we daar meer op vertrouwen. Het zijn fantastische initiatieven, maar we moeten oppassen dat we niet zo veel bij die vrijwilligers neerleggen dat het bij hen over de schoenen klotst. De grote rol die hun in het beleid van de Staatssecretaris wordt toegedicht, baart mij soms een beetje zorgen, niet omdat ik geen vertrouwen heb in de grote inzet van al die vrijwilligers die daaraan hun vrije tijd besteden, maar mede omdat ik met een aantal vrijwilligers heb gesproken. Zij zeggen dat zij op een gegeven moment aan de grenzen komen van wat zij nog verantwoord vinden. Dan wordt het zo ingewikkeld dat zij willen dat een professional ernaar kijkt, want zij zijn bang om fouten te maken in de rol van vrijwilliger. Zeker bij ingewikkelde schuldhulpverlening hoor ik die voorbeelden. Hoe ziet de Staatssecretaris dit? Zijn er misschien manieren om die vrijwilligers te ondersteunen vanuit de overheid en de gemeenten?
De Staatssecretaris zal de Kamer voor het einde van dit jaar informeren over het beslagregister, maar kan zij op dat punt niet al een tipje van de sluier oplichten? Dit dossier loopt al heel lang. Kunnen wij er vertrouwen in hebben dat er aan de horizon eindelijk een oplossing gloort?
In dat verband hebben we al heel vaak over Paritas Passé gesproken. Ik heb daarover een heel simpele vraag. Volgens mij was de eerste keer dat wij daarover met deze Staatssecretaris spraken, zeker meer dan een jaar geleden. Kan zij ons vertellen dat de overheidsinstanties vandaag de dag de beslagvrije voet beduidend beter respecteren dan in het verleden? We kunnen naar wetten en regels kijken – daarmee moet ook van alles gebeuren – maar het gaat ook om gedrag en uitvoering. Het belang dat de Kamer en de Staatssecretaris hieraan hechten, is helder, maar kan zij ons vertellen dat het nu beter gaat? Dat hoop ik toch wel na alle debatten die wij daarover met haar hebben gehad.
Tot slot de gemeentelijke praktijk van de schuldhulpverlening. De wet is nieuw. Wanneer gaat de Staatssecretaris voor het eerst de thermometer er insteken, bijvoorbeeld via de inspectie, om te bekijken hoe de schuldhulpverlening in de praktijk vorm krijgt? Ik ben het ermee eens dat je een wet niet extreem snel formeel kunt evalueren, maar ik heb voorbeelden gehoord waaruit blijkt dat de werking van die wet in de praktijk «divers» is; laat ik het maar diplomatiek zeggen. Ik ben benieuwd wanneer de Staatssecretaris daar meer duidelijkheid over verwacht te kunnen geven.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Voorzitter. Twee of drie weken geleden nam de Staatssecretaris een rapport in ontvangst van Kerk in Actie. Dat was het Armoedeonderzoek 2013. Dat onderzoek wordt periodiek uitgevoerd. Daarin wordt bekeken wat de rol van de kerkelijke diaconieën is op het punt van de armoede- en schuldenproblematiek. Ik noem een paar cijfers die uit dat onderzoek naar voren kwamen. Vanuit de kerken wordt ruim 12 miljoen verstrekt aan mensen in problemen. In totaal – dus niet alleen qua financiën maar ook qua immateriële zaken – wordt vanuit de kerken ruim 29 miljoen euro verstrekt. Als je dat omrekent in fulltimebanen, zetten ongeveer 950 mensen zich hier vrijwillig voor in. Het grootste probleem dat in het onderzoek wordt gesignaleerd, is dat de schuldenproblematiek in de afgelopen twee jaar behoorlijk fors is toegenomen. Dit kabinet is een groot voorstander van de participatiesamenleving. Ik wil benadrukken dat hieruit blijkt dat juist de kerkelijke diaconieën op dit punt een zeer grote rol vervullen en dat we ook naar hen moeten luisteren om te bekijken hoe we die problemen echt grondig kunnen aanpakken.
Ik ga nader in op het punt van de schulden. We weten veel van de problematiek maar dat is iets anders dan de problemen daadwerkelijk aanpakken. Ik word soms een beetje moedeloos als ik mij hierop weer stort. Waarom kunnen we deze situatie niet echt structureel verbeteren? Het lijkt zo moeizaam te gaan. Ik moet zeggen dat mijn spreektijd wel twintig minuten zou kunnen zijn, omdat ik in de praktijk zo veel problemen tegenkom, maar ik haal er nu een aantal zaken uit die wat ons betreft nu prioriteit moeten krijgen. Dat is ten eerste de problematiek van de incassobureaus, waarover wij steeds meer klachten krijgen. Uit recent onderzoek blijkt dat de helft van het aantal incassobureaus te veel kosten berekent. Voor een deel ligt die problematiek aan de wetgeving, want in de wetgeving is helemaal niet opgenomen welke kwaliteitseisen wij stellen aan incassobureaus. Er bestaat wel een lijstje met tarieven. Incassobureaus kunnen voor een eerste standaardaanmaning al € 40 rekenen. Ik vind dat wij hier echt iets aan moeten gaan doen. Samen met de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie moet bijvoorbeeld het berekenen van buitengerechtelijke kosten voor standaardmaningen wettelijk worden uitgesloten of moeten we gaan omschrijven wat de buitengerechtelijke handelingen zijn die voor een aparte vergoeding in aanmerking komen. Is de Staatssecretaris daartoe bereid?
Staatssecretaris Teeven zei in het vorige overleg dat hij «de beunhazen» – zo noemde hij hen – zou gaan aanpakken. Ik ben benieuwd wat die aanpak inhoudt, want ik heb daar nog niet veel van vernomen. Wellicht kan de Staatssecretaris daar meer inzicht in geven.
Volgens mij is preventie de sleutel voor het voorkomen van de problematiek. Daar moet veel meer in geïnvesteerd worden. Collega Heerma sprak al over het vervolg op het LIS als de vindplaats van schulden. Daar is men nu mee aan de slag, maar hoe voorkomen we dat dit weer de grootste deceptie aller tijden wordt, bijvoorbeeld omdat we de privacy weer niet van tevoren goed geborgd hebben? Hoe gaat de Staatssecretaris daarvoor zorgen, zodat we die vindplaats stapje voor stapje toch kunnen uitbreiden, met als doel natuurlijk om te voorkomen dat mensen echt weer diep in de schulden terechtkomen en dat het weer dweilen met de kraan open wordt?
Mevrouw Karabulut ging al in op de problemen met de toeslagen. Er kan beslag gelegd worden op de huurtoeslag, bijvoorbeeld – na verhuizing – op de huurtoeslag voor de vorige woning van een bewoner. Vervolgens zit die persoon weer in problemen met de nieuwe huurwoning. Zo komt men in een vicieuze cirkel terecht waar men ook niet meer uit kan komen. Hoe kunnen we dit probleem structureel aanpakken? Rotterdam heeft daar een creatieve oplossing voor gezocht. Kunnen we niet een knip maken wanneer iemand verhuist door een betalingsregeling te treffen voor bijvoorbeeld het aflossen van de huurschuld, zodat niet meteen beslag wordt gelegd op de toeslag?
Met betrekking tot de kinderalimentatie heeft Staatssecretaris Teeven naar aanleiding van vragen van de heer Slob, die de vorige keer deelnam aan het overleg, toegezegd dat hij met het LBIO in overleg zou gaan om te bekijken hoe we iets kunnen doen aan het niet betalen van de kinderalimentatie. Ik zag vandaag het bericht dat het aantal achterstallige betalingen met bijna 50% is toegenomen. Daar ligt natuurlijk een zeer belangrijke oorzaak van het probleem. Hoe gaat de Staatssecretaris die problematiek aanpakken?
Ongeveer half Nederland staat nu bijna onder beschermingsbewind. De kosten daarvoor worden verhaald op de bijzondere bijstand. Die hele pot gaat daaraan op, terwijl helemaal niet duidelijk is wat het beschermingsbewind precies oplevert. Ik wil graag van de Staatssecretaris weten hoe zij ervoor zorgt dat dit niet een makkelijke manier wordt om geld te verdienen, zonder dat de mensen echt geholpen worden.
De heer Klein (50PLUS): Voorzitter. Uit het Armoedeonderzoek van de kerken en uit de cijfers van het CPB blijkt dat de problematiek vooral groot is in de groep van 55 tot 65 jaar. Daar richt ik mij met name op, want van die groep kunnen we niet makkelijk zeggen: zoek maar weer een baan om je inkomenspositie te verbeteren. Er is een Actieplan 55-plus Werkt. Daar zijn we mee bezig. Dat actieplan is in eerste aanleg gericht op het naar de arbeidsmarkt toe leiden van die groep, maar daaraan ligt een heel ander punt ten grondslag, namelijk hoe je ervoor kunt zorgen en kunt stimuleren dat werkgevers de 55-plussers veel beter aan werk helpen, zodat wordt voorkomen dat zij in een armoedesituatie terechtkomen. Een van de treurige dingen is dat de hele systematiek er in feite op is gericht dat mensen in de bijstand komen. Een van de onderzoekspunten is de problematiek die bij verkoop van de eigen woning ontstaat met de restschulden, die alleen maar leiden tot meer ellende voor de betrokken groep, die een behoorlijk uitzichtloze positie heeft. In dat verband is het heel treurig dat er wordt gezegd dat de mensen reikhalzend uitkijken naar het moment waarop zij hun AOW krijgen, omdat er dan enige stabiliteit in hun inkomen ontstaat; en dat is ook nog maar relatief. Vandaar dat wij daar extra aandacht aan geven.
De heer Potters (VVD): De heer Klein richt zich in zijn bijdrage vooral op de groep tussen 55 en 65 jaar. Mag ik daaruit concluderen dat hij het eens is met het onderzoek van de OESO, waaruit blijkt dat de Nederlandse 65-plussers het minst te maken hebben met armoede, bijvoorbeeld in vergelijking met Luxemburg, Hongarije, Engeland en Duitsland, en dat het percentage van mensen die in armoede leven, in die groep het kleinst is? Is dat de reden waarom hij zich nu richt op de groep tussen 55 en 65 jaar?
De heer Klein (50PLUS): Ik richt mij op iedereen in Nederland, want 50PLUS staat voor iedereen. U hebt gelijk: uitgaande van het rapport van de OESO is volgens mij bij 1,4% van de ouderen sprake van armoede. Dat moet natuurlijk niet leiden tot de gedachte dat daar niets aan de hand is en dat wij daar geen aandacht aan hoeven te geven. Daar moeten we zeker aandacht voor hebben, maar in de feitelijke situatie is de problematiek, ook blijkens het CPB-onderzoek, bij ouderen relatief minder groot. 50PLUS heeft nooit gezegd dat ouderen arm zijn. Je moet ouderen echter wel gelijkwaardig behandelen ten opzichte van alle andere groepen, zeker op het punt van de koopkrachtontwikkeling voor de gepensioneerden, die immers achterloopt ten opzichte van de koopkrachtontwikkeling van andere groepen. Dat heeft niet zozeer te maken met de armoedeproblematiek, als wel veel meer met rechtvaardigheid. Het past immers niet bij een rechtvaardige samenleving dat de ene groep beter wordt bediend dan de andere. Met betrekking tot de echte armoedeproblematiek gaat het mij dus inderdaad vooral om de groep van 55 tot 65 jaar. Ik sluit mij uiteraard ook aan bij de opmerkingen die gemaakt zijn over bijvoorbeeld de positie van kinderen.
De voorzitter: Mag ik u even onderbreken? Anders wordt het antwoord wel heel lang. Heeft de heer Potters nog behoefte aan een vervolgvraag?
De heer Potters (VVD): Nee, het antwoord was prima.
De voorzitter: Dan vervolgt de heer Klein zijn betoog.
De heer Klein (50PLUS): De weg naar de bijstand wordt ook voor zzp'ers erg gestimuleerd. Ook uit onderzoek blijkt dat met name de positie van zzp'ers steeds meer een probleem wordt. In allerlei onderzoeken zie je dat deze problematiek met name bij de lagere inkomensgroepen wordt veroorzaakt door de negatieve inkomenspositie van zelfstandigen zonder personeel, kleine ondernemers die steeds meer in de ellende dreigen te komen. Vervolgens komen zij in de bijstand, maar het BBZ en de IAOZ – de regelingen waarop zij kunnen terugvallen – kennen zware eisen: men moet tien jaar ondernemer zijn geweest ofwel men moet drie jaar ondernemer zijn geweest en zeven jaar in loondienst zijn geweest. Er zijn echter natuurlijk ook andere situaties. Dat betekent dat mensen wellicht toch weer in de normale, reguliere bijstand komen en daar vervolgens niet uit komen. Ons grootste probleem daarbij is dat het hele uitgangspunt van al die regelingen is dat mensen niet meer zzp'er moeten zijn. Wij zouden juist willen stimuleren dat mensen hun ondernemerschap kunnen blijven invullen als zij de stap hebben genomen om zelfstandig ondernemer te worden, slechte jaren hebben gehad, sappelen in hun baan – dat zie je met name bij 50-plussers – en wellicht ook uit schaamtegevoel niet iets anders gaan doen. Juist in een economisch slechte situatie moeten zij niet gedwongen worden om met alles te stoppen, wat het uitgangspunt is van de twee genoemde regelingen. We moeten die mensen daadwerkelijk een alternatief bieden door hen te stimuleren, bijvoorbeeld door samen met zzp-organisaties, MKB-Nederland, ondernemers en gemeenten acties te ondernemen om mensen er juist toe te stimuleren om het ondernemerschap te continueren en om daar ook perspectief in te vinden.
Een merkwaardig aspect van de schuldenproblematiek is dat er preferente schuldeisers zijn. Een van de belangrijkste daarvan is de Belastingdienst. Dat betekent dat wij als overheid mensen nog extra in de vernieling en in de armoede helpen en extra schulden bezorgen door de preferente schuldenpositie van de Belastingdienst. Dat zie je met name bij zzp'ers. Hoe kunnen we dit op een goede manier oplossen, zodat we dit niet alleen neerleggen bij de gemeenten en we als overheid de mensen juist niet meer in de schulden duwen?
In dit opzicht is ook de huurschuld heel belangrijk. Is het niet veel verstandiger om ervoor te zorgen dat de huurtoeslagen worden uitgekeerd via de verhuurder, zodat de huur gewoon doorgaat en de mensen een dak boven hun hoofd houden?
In het onderzoek zagen we dat er wellicht een grote armoedeproblematiek kan ontstaan door de verschuiving van de hele AWBZ naar de Wmo en de gemeenten. De conclusie van het Armoedeonderzoek 2013 is dat daarmee veel meer op het bordje van de gemeenten gaat komen.
Tot slot een kleine opmerking, die echter niet onbelangrijk is voor een grote groep, namelijk over het AOW-gat en de bijstand. Op het moment dat mensen 65 jaar worden, kan er een afkoop plaatsvinden van pensioenen. Dat wordt vervolgens meteen totaal gezien als inkomen en wordt vervolgens dus gekort op de bijstand, terwijl dat eigenlijk gespreid zou moeten worden. In feite worden mensen dus in een schuldenpositie gedwongen, terwijl we dat juist moeten voorkomen. Ik vraag daarop een reactie van de Staatssecretaris.
Mevrouw Voortman (GroenLinks): Voorzitter. De armoede neemt almaar toe, ook in de rest van de EU. Uit het onderzoek European Consumer Payment Report van Intrum Justitia blijkt dat een op de vijf Nederlanders vindt dat hij geen waardig leven kan leiden. De cijfers zijn weinig bemoedigend. Deskundigen vrezen dat de armoede de komende jaren nog fors zal toenemen. Op zich is het dus goed dat Staatssecretaris Klijnsma half oktober haar armoede- en schuldenestafette door het land maakte. In Trouw stond op 22 oktober 2013 een ingezonden stuk van Gerda de Vries met confronterende constateringen: armoededefinities lopen uiteen, er is een woud aan betrokkenen bij de bestrijding van armoede en doorgewinterde functionarissen zien door de bomen het bos niet meer, met als gevolg dat beschikbare fondsen onderbenut blijven. Herkent de Staatssecretaris dit beeld? Welke ervaringen heeft zij opgedaan tijdens haar estafette? Wij zijn met name geïnteresseerd in haar bevindingen ten aanzien van eerdere voorstellen die zij als Staatssecretaris heeft gedaan. In 2010 stelde zij bijvoorbeeld voor om armoedecoalities te smeden tussen overheden en deskundigen uit het veld; denk daarbij aan het Leger des Heils, de voedselbanken en woningcorporaties. Begin deze maand vond Staatssecretaris Klijnsma dat ook kerken hierin een rol moeten spelen en de overheid zouden moeten bijstaan, maar het is jammer dat wij in de stukken niets lezen over de opbrengsten van de armoede-estafette. Wat heeft die nou opgeleverd? Het zou immers pas echt armoedig zijn als het overheidsbeleid beperkt zou blijven tot een schouderklopje hier en een bemoedigend woordje daar.
De specifieke vraag is dus hoe het armoedebudget wordt verdeeld. Het grootste deel gaat naar gemeenten en moet in het bijzonder worden ingezet ten gunste van kinderen, maar een uitgesproken opvatting zit daar nog niet achter. Er komen nog best practices, maar voor het overige zoeken gemeenten het maar een beetje uit. Op 1 januari 2013 telde Nederland 408 gemeenten en 3 openbare lichamen. Dat betekent dat elke gemeente gemiddeld € 48.000 toebedeeld zou krijgen. Is dat niet erg schraal, zeker gelet op de oproep van de Staatssecretaris tot gemeenteraden en colleges om op lokaal niveau te komen tot een robuuste en integrale aanpak van de armoede- en schuldenproblematiek? Waar moeten de gemeenten dat dan van doen? Zij worden van rijkswege immers al enorm gekort op de budgetten voor zorg en sociale zaken.
De vraag doemt op of het ingezette «Klijnsma-beleid» op enig moment kan bijdragen aan de armoedebestrijding. Papier is geduldig, maar een hongerige maag niet. Een verstandig spreekwoord luidt: beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald. Misschien is nu dus wel het moment aangebroken om te kiezen voor een slagvaardig en ambitieus overheidsbeleid en om afrekenbare overheidsdoelstellingen te formuleren: welke groepen zijn wanneer uit de armoede? Als we echt menen dat werk de beste remedie tegen armoede is, moeten we ook inzetten op werkgelegenheid en goede loonregelingen. Dat wil zeggen dat werk echt loont voor uitkeringsgerechtigden in plaats van het verder uitkleden van uitkeringen. Bestaande regelingen moeten eenvoudiger toegankelijk gemaakt worden.
De positie van kinderen in armoede blijft schrijnend. Ook op dit punt wordt het nergens concreet. Graag zien wij concrete doelstellingen waarop wij deze Staatssecretaris kunnen afrekenen.
De voorzitter: We zijn gekomen aan het eind van de eerste termijn van de Kamer.
De vergadering wordt van 11.15 uur tot 11.25 uur geschorst.
Staatssecretaris Klijnsma: Voorzitter. Allereerst dank ik natuurlijk de leden van de commissie voor hun bijdragen aan dit debat. We hebben al vaker in deze setting bijeen gezeten en dat is maar goed ook. Het zal ook zeker niet de laatste keer zijn. Hoe verdrietig dat ook is, het is altijd belangrijk om te bekijken hoe het gaat met de mensen in het land die geen dikke portemonnee hebben en die het in deze tijd gewoon heel moeilijk hebben. Eigenlijk hebben alle woordvoerders daar aandacht voor gevraagd en zij zijn hier ook nauw bij betrokken.
Ik ga straks de waslijst af, waarbij ik zal proberen om zo veel mogelijk gecomprimeerd te antwoorden. Mevrouw Voortman zei dat ik een soort estafette heb gedaan om inzichtelijk te maken wat er in Nederland al gebeurt op het punt van schuldhulpverlening en armoedebestrijding. Dat is zo en ik heb heel veel fantastische en mooie initiatieven gezien in het land. Die initiatieven heb ik allemaal op een rij gezet. Ik vind het ontzettend belangrijk dat mensen ook van elkaar leren. Ik heb natuurlijk ook gezien dat die fantastische initiatieven hartstikke nodig zijn omdat er nood is die gelenigd moet worden. Dat mag duidelijk zijn.
De heer Kuzu vroeg hoe het precies zit met de kindpakketten en of ik een overzicht kan geven van wat er in het land op dat punt en eigenlijk ook met betrekking tot de armoedebestrijding in haar geheel gebeurt. Ik heb de gemeenten gevraagd om in de loop van volgend jaar – er zitten dan immers nieuwe colleges – inzicht te bieden in wat men op het punt van de armoedebestrijding en de schuldhulpverlening allemaal op poten heeft gezet en om ons dat inzicht te verschaffen, zodat ik in het najaar van volgend jaar de Tweede Kamer en daarmee ook de rest van de wereld daarvan op de hoogte kan brengen en zodat de gemeenten ook van elkaar kunnen leren. Dat is immers de achterliggende gedachte van het beleid: het voortouw ligt natuurlijk bij de gemeentebesturen en door zaken bij elkaar te halen bied je de gemeenten inzicht in goede voorbeelden van collega-gemeenten.
Verscheidene woordvoerders vroegen hoe het precies zit met de subsidie voor de Stichting Leergeld. Die subsidieaanvraag hebben wij inderdaad gekregen. Wij hebben de aanvraag goed doorgeakkerd. Ik stel mij voor dat wij binnen nu en twee weken daarover een besluit kunnen nemen en dat een deel van de subsidieaanvraag gehonoreerd zal worden. De aanvraag kan niet helemaal worden gehonoreerd, maar een deel van de subsidieaanvraag zal gehonoreerd worden.
Diverse woordvoerders vroegen aandacht voor het Europese minstbedeeldenfonds. Als dat fonds er straks zou komen – dat zeg ik heel voorzichtig, want Europa is nog niet volledig bevallen van het besluit om dat fonds al dan niet te implementeren – hoe zetten we die middelen dan in? Daar hebben we hier al vaker over gesproken. We hebben toen tegen elkaar gezegd dat we weten dat het fonds, als het er komt, eigenlijk een sigaar uit eigen doos is, omdat er dan minder inzet zal komen voor bijvoorbeeld het ESF. Ik vind het wel een beetje treurig dat hiermee weer extra bureaucratische rompslomp in het leven wordt geroepen, maar zo is het leven. Wij laten dat geld daar natuurlijk niet op de plank liggen. Als dat geld beschikbaar komt, komt het ook naar Nederland. Dan bekijken we hoe we met die middelen omgaan in de zin van de inclusie, want daarvoor wordt het fonds, als het er komt, in het leven geroepen. Dat kan natuurlijk allerlei doelen in zich dragen, maar als die middelen er zijn, gaan we bekijken hoe we die zodanig kunnen inzetten dat mensen kunnen worden betrokken bij de samenleving als geheel. Ik loop hier echter niet op vooruit, want eerst moet dit in Europa nog volledig worden afgetikt.
De heer Kuzu (PvdA): Ik heb begrepen dat het Europees Parlement heeft ingestemd met het voorstel over het minstbedeeldenfonds. Ik denk dat een en ander nog moet worden uitgewerkt, maar mag ik erop rekenen dat de Staatssecretaris de Kamer, wanneer de uitwerking op Europees niveau klaar is, informeert over hoe dit precies gaat gebeuren?
Staatssecretaris Klijnsma: Uiteraard. Net zoals ik de Kamer altijd zeer nauw betrek bij de besteding van de ESF-middelen en bij de nieuwe plannen voor de nieuwe tranches, zal ik dat ook zeker doen met deze middelen.
Met betrekking tot de vroegsignalering heeft de heer Kuzu een aantal zaken genoemd die hij al dan niet in een soort initiatiefwetsvoorstel wil vervatten. Dan heb ik het bijvoorbeeld over de vraag hoe je als schuldeiser omgaat met degene van wie je de middelen zou moeten krijgen. Moet je dan een telefonisch contactmoment hebben? Op dit moment is al in de wet geregeld dat een schuldeiser sowieso contact moet leggen met degene van wie hij geld krijgt. Of dat al of niet telefonisch moet, is natuurlijk niet geregeld, maar ik wacht af of de heer Kuzu daar een initiatiefwetsvoorstel over wil maken. Dit is overigens natuurlijk zeer aan de orde bij collega Teeven. Het raakvlak tussen zijn portefeuille en mijn portefeuille is evident. Ik heb hierover dus natuurlijk contact met hem – en meer dan dat – want we moeten tot echte voorstellen komen. Daar zijn wij zeer mee bezig. Voor de wettelijke erkenning van incassobureaus geldt hetzelfde. Daar komt een brief over van de heer Teeven. De incassokosten horen daar onlosmakelijk bij. De heer Kuzu noemde op dit punt een trits. Die trits wordt nader uitgewerkt. Ik wacht dus af of de heer Kuzu op dat punt zelf een initiatief neemt.
Met betrekking tot private schuldhulpverlening heeft de collega van Economische Zaken inderdaad een AMvB gemaakt. De internetconsultatie daarover is afgerond. Economische Zaken is nu bezig met het verwerken van alle reacties. De zorgen over de kwaliteit en de aansluiting met de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening blijken na de internetconsultatie terugkerende thema's te zijn. EZ bespreekt deze zorgen nu in overleg met SZW, de NVVK en de VNG, waarbij wordt bezien of de Algemene Maatregel van Bestuur op deze punten kan worden aangepast. Ik heb van de collega van EZ gehoord dat deze AMvB in het voorjaar van 2014 in een voorhangprocedure naar de Tweede Kamer en Eerste Kamer wordt gestuurd.
Mevrouw Karabulut (SP): Dit is een heel belangrijk punt. Ik mag hopen en ga ervan uit dat SZW en de Staatssecretaris tegen EZ zeggen dat de schuldhulpverlening niet geprivatiseerd moet worden. Als je die privatiseert, heb je immers totaal geen zicht op de kwaliteit en sta je toe dat private partijen winst maken met andermans ellende. Kan de Staatssecretaris zich daarover uitspreken?
Staatssecretaris Klijnsma: Het gaat daarbij natuurlijk om schuldbemiddeling. We hebben er natuurlijk niet voor niets voor gekozen om de schuldhulpverlening als zodanig bij de gemeentelijke overheid onder te brengen. Daarbij is de publieke waarborging dus gewoon aan de orde.
Mevrouw Karabulut (SP): Zegt de Staatssecretaris nu dat de schuldbemiddeling wel geprivatiseerd mag worden omdat de schuldhulpverlening onder toezicht staat van de gemeenten? Ik kan mij toch niet voorstellen dat de Staatssecretaris zou toestaan dat private partijen geld gaan vragen waarmee die schuldbemiddeling daadwerkelijk geprivatiseerd gaat worden, met alle gevolgen van dien?
Staatssecretaris Klijnsma: Op dit moment is er in de schuldbemiddeling al sprake van private aanbieders, dus dat is helemaal niet nieuw. Het gaat er nu om dat je de zaak goed borgt. Vandaar ook die AMvB die zal worden voorgehangen bij beide Kamers.
De heer Kuzu heeft gevraagd of het minnelijk traject gelijkgesteld wordt in de context van het Wsnp. Binnen het minnelijk traject wordt niet getoetst of schulden te goeder trouw worden gemaakt. Het is aan de schuldeisers om aan te geven of ze bereid zijn mee te werken aan een schuldregeling. Het kenmerk van de minnelijke schuldhulpverlening is natuurlijk juist de vrijwilligheid van de schuldeisers. De rechter kan binnen het wettelijk traject schuldeisers dwingen. Dat verschil is dus juist de onderlegger van beide wetten. Dat blijft natuurlijk gewoon in stand.
De heer Kuzu (PvdA): Bij de minnelijke regeling geldt dat als schuldeisers aangeven akkoord te gaan met een voorstel, het CJIB zegt daarin ook mee te gaan. Echter, als bij het Wsnp de rechter toetst op te goeder trouw, is het zo dat wanneer mulderboetes of strafrechtelijke boetes openstaan men niet voor een Wsnp-traject in aanmerking kan komen. Waarom trekken we dat niet gelijk met het minnelijk traject waardoor genoemde boetes geen belemmering zijn om in het Wsnp-traject terecht te komen? Het is toch raar dat wanneer iemand door rood licht loopt, hij niet meer in aanmerking komt voor het Wsnp-traject?
Staatssecretaris Klijnsma: Dat heeft te maken met het fenomeen al dan niet te goeder trouw. Die scheidslijn moeten we natuurlijk wel blijven trekken.
De heer Kuzu (PvdA): Ben je dan niet te goeder trouw als je door rood licht loopt?
Staatssecretaris Klijnsma: Het zou wel heel heftig zijn om meteen te zeggen dat je dan niet te goeder trouw bent, maar je begaat wel een overtreding. En dat weet je ook. Je weet namelijk dat als het licht op rood staat, het niet te doen gebruikelijk is om dan het zebrapad te betreden. Ik kan er natuurlijk aan toevoegen dat de rechter altijd beoordeelt of iets al dan niet te goeder trouw is.
Dan de structurele financiering van het moratorium. Dat moet nu gewoon gaan gebeuren. Ik zit daar ook ten zeerste achteraan. Er was daarvoor al een financiering gevonden maar die is gesneefd bij het Voorjaarsakkoord van vorig jaar met de wet inzake intrekking van griffierechten. Die wet vormde de structurele dekking voor het moratorium. Dus we zijn nu naarstig bezig om te kijken of we ergens anders een dekking kunnen vinden. Ik ben daarover in gesprek met Staatssecretaris Teeven en zal de Kamer zo snel mogelijk nader informeren hierover. Ik doe mijn uiterste best om dat nog voor het einde van het jaar te doen, want ik vind dat dit al veel en veel te lang duurt. Ook als het niet lukt, meld ik dat de Kamer, want daarover moet u gewoon bijgepraat blijven worden.
De heer Potters heeft het gehad over de manier waarop de gemeente Rotterdam met de zorgverzekeraars doende is om te kijken hoe er soelaas kan worden geboden voor degenen die grote schulden hebben en dus ook grote achterstanden hebben in het betalen van de premie voor de zorgverzekering. Ook van mijn kant wil ik heel helder zijn: de schuld van deze mensen wordt niet kwijtgescholden. Het lijkt mij goed om dat te onderstrepen. Uiteraard heb ik Rotterdam er ook op bevraagd. Het kan namelijk niet zo zijn dat je mensen schulden kwijtscheldt, want dat zou inderdaad kunnen betekenen dat andere mensen hun premie ook niet meer gaan betalen. Nogmaals, de schulden worden niet kwijtgescholden. Sterker nog, de gemeente Rotterdam is doende om bij de mensen die het betreft die middelen terug te krijgen. Er is mij niet bekend of er ook andere gemeenten op deze manier aan de slag zijn, maar ik wil wel stellen dat het gemeentelijk beleid is om te kijken of men wel of niet iets wil doen met een dergelijke constructie.
De heer Heerma (CDA): Ik dank de Staatssecretaris voor dit heldere antwoord en ook voor het wegnemen van bepaalde suggesties die hier gedaan zijn. Ik heb eigenlijk twee vragen. Het is volgens mij wel relevant om te weten of meerdere gemeenten dit doen. Als zij zich in groten getale genoodzaakt voelen dit te doen, zegt dat ook wat over de maatschappelijke problemen, zoals die ook in Paritas Passé worden aangehaald. Wellicht wil de Staatssecretaris navraag doen of er meer gemeenten zijn waar dit speelt. De collega van de VVD heeft in het debat herhaaldelijk aangegeven dat hij het onacceptabel vindt wat er in Rotterdam is gebeurd. Dat staat ook op zijn website. Klopt het dat de Staatssecretaris het niet onacceptabel vindt en niet van plan is om in te grijpen in datgene wat er in Rotterdam is gedaan?
Staatssecretaris Klijnsma: Op de eerste vraag kan ik antwoorden dat VWS op dit punt navraag heeft gedaan bij zorgverzekeraars als Achmea, bij Zorgverzekering Nederland en bij het CVZ. Gebleken is dat ook bij hen niet bekend is dat andere gemeenten deze constructie zouden hanteren. De Minister van VWS is doende om de vragen te beantwoorden die gesteld zijn op dit terrein. Dat doet zij ook in nauwe samenspraak met mij. Wij zullen ook bij de VNG nog nagaan of zij misschien weet of er andere gemeenten zijn die met deze constructie aan de slag zijn. Ik heb reeds gezegd dat het voortouw bij de gemeenten ligt als het om dit soort zaken gaat.
De heer Potters (VVD): Deelt de Staatssecretaris wel de zorg van de VVD dat deze constructie in ieder geval de suggestie gaat wekken bij een aantal schuldenaren dat het misschien wel handig is om deze rekening toch maar even opzij te leggen omdat er, al dan niet indirect, rekening mee wordt gehouden dat zij die niet kunnen betalen? De Staatssecretaris geeft aan dat het in eerste instantie een gemeentelijke aangelegenheid betreft, maar ik wijs er wel op dat het gaat om een groep van 2.500 mensen voor wie de gemeente Rotterdam een heel hoog bedrag inzet en dat het gevolg daarvan weleens zou kunnen zijn – die angst en die zorg zijn bij ons heel erg groot – dat ook andere schuldenaren gaan denken dat vooral deze kosten niet betaald behoeven te worden omdat er toch wel op een bepaalde manier een voorziening voor getroffen gaat worden. Deelt de Staatssecretaris die zorg en, zo ja, is zij het er dan mee eens dat dit geen vervolg zou moeten krijgen in andere gemeenten?
Staatssecretaris Klijnsma: Wij hebben bij onze medeoverheden het voortouw gelegd wat betreft de schuldhulpverlening en de armoedebestrijding. Ik zie bij al die gemeenten dat ze echt nadenken over hoe ze dat voor hun eigen inwoners het beste gestalte kunnen geven. Als je aan schuldhulpverlening doet, kijk je dus ook naar wat het betekent voor mensen die in de schulden geraakt zijn en hoe je met de schuldeisers tot iets kunt geraken. Soms zijn dat corporaties, soms zorgverzekeraars en soms energieleveranciers. Overigens is ook preventie van belang. Het is ook heel belangrijk dat bij de vroegsignalering en de preventie men nauwe contacten heeft met al die aanbieders van voorzieningen. Ik kan dus niet anders dan toejuichen dat gemeenten heel korte lijnen hebben met dit soort instellingen. Als een gemeente aan het eind van de rit met een instelling bijvoorbeeld een algemeen contract afsluit zodat mensen met een heel laag inkomen daarvan gebruik kunnen maken voor de aanvullende verzekering, dan is dat gewoon aan die gemeente. Nogmaals, ik leg het voortouw daar waar het hoort. Ik moet daarbij echt onderstrepen dat het natuurlijk niet zo is dat schulden worden kwijtgescholden, want mensen blijven altijd verantwoordelijk voor hun eigen uitgaven en hun eigen schulden. De gemeente Rotterdam heeft dat ook hoog in het vaandel staan. Ik heb begrepen dat een groot deel van dat miljoen waarover we hier praten, is teruggekomen in de zin van aflossing door de mensen die het betreft.
De heer Potters (VVD): We hebben binnenkort de aanscherping van de Wet werk en bijstand in de Kamer aan de orde. Een van de afspraken die worden gemaakt, is dat we niet meer gaan voor categoriale vormen van bijstand maar voor individueel maatwerk. Dergelijk maatwerk hebben we ook met elkaar afgesproken in het kader van de schuldhulpverlening; het is aan de gemeenten om te kijken waar die schuldhulpverlening wel en niet echt nodig is, zonder dat bij voorbaat ten aanzien van specifieke groepen sprake is van kwijtschelding. Is de Staatssecretaris het met de VVD eens dat dit nog steeds het leidend principe van de gemeenten zou moeten zijn als ze dit soort trajecten gaan aanbieden, namelijk individueel maatwerk voor de betrokkenen en dus niet hele grote groepen in één keer?
Staatssecretaris Klijnsma: We moeten nauwgezet kijken of dit nu valt onder de bijstand of dat dit een andere constructie is. Dat is dus ook aan gemeenten. Ik heb begrepen dat hierbij een akte van cessie aan de orde is. De heer Potters heeft natuurlijk een punt dat het fenomeen categoriale bijstand niet meer op de oude manier benut wordt maar dat we heel specifiek de bijzondere bijstand inzetten. Dat neemt echter niet weg dat gemeenten natuurlijk ook nog steeds bijvoorbeeld stadspassen kunnen inzetten die ook niet gebaseerd zijn op de bijstand als zodanig. Ik hecht aan die beleidsvrijheid van gemeenten, ook op dit punt.
De heer Van Weyenberg (D66): Ik word wel een beetje verdrietig van het feit dat de VVD het woord «kwijtschelding» blijft gebruiken, alsof mensen die niet kunnen betalen vrolijk achterover kunnen zitten omdat iemand anders de rekening wel overneemt. Volgens mij is dat echt niet aan de orde.
Mijn vraag aan de Staatssecretaris is de volgende. Begrijp ik hier nu goed dat wat er nu gebeurt rond deze maatregel in Rotterdam, niet valt onder categoriale bijstand? Waar de heer Potters dit onacceptabel vindt, zegt de Staatssecretaris dus dat dit acceptabel beleid van de gemeenten is dat ook binnen de regels valt?
Staatssecretaris Klijnsma: Je zou kunnen zeggen dat Rotterdam de schulden van de mensen in kwestie overneemt. Het is dan een soort akte van cessie, waarbij de vordering op die mensen door de gemeente wordt overgenomen. Dat is geen bijstand in de betekenis van dat woord. Dat is een constructie die de gemeente Rotterdam hanteert. Ik hecht eraan om nogmaals te beklemtonen dat er dus niet sprake is van kwijtschelding maar dat mensen gewoon zelf verantwoordelijk blijven voor datgene wat ze zelf ook hebben te verhapstukken.
De heer Klein (50PLUS): In antwoord op de tweede vraag van de heer Van Weyenberg geeft u in feite aan dat er geen sprake is van precedentwerking en van enige aantasting van de gemeentelijke vrijheid om wel of niet iets te doen op dit punt, waarbij u dus de vrijheid van de gemeenten onderschrijft om een oplossing te kiezen zoals die in dit geval gekozen is.
Staatssecretaris Klijnsma: Dat heb ik al beklemtoond en dat doe ik bij dezen nogmaals.
De heer Potters heeft verder ingezoomd op de vraag hoe we omgaan met de drie openbare lichamen aan de andere kant van de oceaan, te weten Bonaire, Sint-Eustatius en Saba. Ik kan het niet mooier maken: ook daar tref je armoede aan. Ik ben van plan om voor het kerstreces nog een brief naar de Kamer te sturen over wat ik daar heb aangetroffen in de zomer en over de gesprekken die ik een paar weken geleden nog heb gevoerd met de bestuurders van deze drie eilanden om te kijken hoe we de nood daar wat kunnen lenigen. Als er extra geld is op onze rijksbegroting mogen deze drie eilanden daar natuurlijk ook staat op maken. Ik heb ervoor gekozen om van de 20 miljoen die voor dit jaar beschikbaar was, twee keer een ton naar deze eilanden te sturen. Die hebben daarvoor ook heel goede projectvoorstellen ingediend die we vervolgens getoetst hebben; de middelen daarvoor zijn dus bij die drie eilanden terechtgekomen. Het is natuurlijk ook gewoon onze rol in de context van het minimumloon en gelet op de afspraken die rond 10-10-10 gemaakt zijn, om te kijken hoe het gaat met zaken als de onderstand die daar aan de orde is. Bijvoorbeeld op Saba ga ik er nu toe over om het minimumloon iets te verhogen; dat kan daar ook omdat de werkgevers, de bestuurders en ikzelf daarover hebben gesproken. Dus daar gaat het minimumloon iets omhoog en daarmee kun je dan natuurlijk ook de uitkeringen iets verhogen. Op die manier kun je de nood een beetje lenigen. Als je dat minimumloon niet kunt verhogen, wat op Sint-Eustatius en Bonaire aan de orde is, aangezien de werkgevers daar absoluut niet zo ver zijn, kun je die koppeling niet hanteren zoals die bij 10-10-10 is afgesproken. Op die manier moeten we met deze drie «gemeenten» omgaan, want ze horen bij ons.
De heer Potters (VVD): Hoe monitort de Staatssecretaris nu dat het geld ook echt 100% rechtmatig en doelmatig wordt besteed? Ik vraag dat ook, omdat de BES-eilanden nogal ver van Nederland liggen en er geen sprake is van een provinciale tussenlaag. Is de Staatssecretaris bovendien van mening dat de levensstandaard in de regio de norm moet zijn, zodat er een nadrukkelijk verschil blijft als het gaat om bijvoorbeeld de bijstand en schuldhulpverlening in relatie tot de regio en dat die niet dezelfde is als in relatie tot Nederland?
Staatssecretaris Klijnsma: Het is heel goed dat die vraag gesteld wordt. De drie eilanden liggen natuurlijk behoorlijk ver van ons vandaan, maar bijvoorbeeld vanuit SZW hebben we daar wel mensen zitten die daar de uitvoering van ons beleid ter hand nemen. Ik zei zo-even niet voor niets dat er rond het minimumloon goede afspraken zijn gemaakt. In Nederland stellen we dat minimumloon vast. Daarom ga ik het op Saba ook iets verhogen. Bovendien hebben we afgesproken dat ons CBS in positie wordt gebracht om nauwgezet in kaart te brengen hoe daar de situatie zich ontwikkelt. Ik heb begrepen dat het CBS in 2015 met de eerste rapportages daarover zal komen. Omdat we daar onze eigen mensen hebben zitten, zien ze ook bij uitstek wat er gebeurt rond de projecten die door de bestuurders zijn ingediend als het gaat om de armoedebestrijding. Aangezien het daar zo kleinschalig is en er relatief weinig Nederlanders wonen, kunnen onze medewerkers die projecten aldaar heel goed volgen, misschien nog wel veel beter dan wij dat hier bij onze gemeenten kunnen doen omdat die veel groter zijn. Dus ik ga dat niet echt helemaal apart monitoren, want de bestuurders op de eilanden dienen ook hun eigen invalshoeken te kunnen kiezen. Ik heb wel heel goed contact met die bestuurders en ik vind echt dat ze hun best doen om daar de boel overeind te krijgen. Ik wil ook publiekelijk gezegd hebben dat het daar voor sommige groepen mensen gewoon ingewikkeld is om de tering naar de nering te zetten.
Het goede initiatief in Utrecht dat de heer Potters noemde, is mij niet specifiek bekend. Ik ken wel het armoedebeleid in Utrecht. Dat is behoorlijk om over naar huis te schrijven. Dus ik ga mij verdiepen in genoemd initiatief, want misschien kan dat verder uitgevent worden. Ik hoor dus graag van de heer Potters om welk initiatief het precies gaat.
De huiseigenaren vormen een nieuwe groep die soms aanklopt bij de poort van de schuldhulpverlening omdat deze mensen heel hoge hypotheken hadden afgesloten en ze die vaak niet hebben afgelost. Als ze dan ineens hun huis moeten verkopen, om welke reden dan ook, blijven ze met een restschuld zitten waar je u tegen zegt. En als men in een scheiding verzeild raakt, is het helemaal ingewikkeld. Ik heb over deze problematiek met de Vereniging Eigen Huis contact. Er zijn ook goede voorbeelden te noemen waar het gaat om de interactie tussen de NVVK en de Vereniging Eigen Huis. Ik zal de Kamer daarover bijpraten over hoe dat verder verloopt, ook in de brieven die ik u regelmatig stuur. Dan kom ik op de vragen van mevrouw Karabulut. Ik ben echt blij dat ze er weer is en nogmaals gefeliciteerd.
Mevrouw Karabulut geeft aan dat het goed is dat het kabinet erkent dat er ook in Nederland armoede aan de orde is. Inderdaad en dat ga ik echt niet onder de tafel schuiven, want het is zo. Natuurlijk, je kunt het altijd nuanceren, want armoede in een ontwikkelingsland ziet er heel anders uit, maar de verschillen in Nederland zijn groot. De vraag van mevrouw Karabulut is dus ook wat het kabinet daaraan doet. Het kabinet is heel erg druk doende om te proberen zo veel mogelijk werkgelegenheid overeind te tillen, in die zin dat de ondernemers daarbij wel als eersten aan zet zijn maar dat we er altijd vanuit gemeenschapsgeld voor kunnen zorgen dat we die ondernemers extra prikkelen. Dat doen we ook door sectorplannen. Daar zijn echt honderden miljoenen voor beschikbaar. Dat doen we ook door de jeugdwerkloosheid te bestrijden. Ook daar is extra geld voor beschikbaar. Dat doen we ook als het gaat om 50-plussers verder te schragen, want ook daar is hulp geboden en ook daarvoor is extra geld beschikbaar. Dus er gebeurt veel op dat vlak. Dan nog vind ook ik het natuurlijk treurig en triest dat de economie nu nog zodanig is dat er veel mensen zijn die geen baan hebben. We moeten er dus echt voor zorgen dat we die mensen zo snel mogelijk weer op het pad naar vacatures helpen, want er zijn nog wel degelijk vacatures die nog niet vervuld zijn. Kortom, werk is ontzettend belangrijk.
We stoppen ook extra geld in de armoedebestrijding. Ik beluister bij niemand dat die dat geen goed idee vindt. U zegt hier eigenlijk allemaal dat het goed is dat het kabinet dit heeft gedaan. Natuurlijk is het waar dat dit kabinet ook bezuinigt. Daar ben ik altijd hartstikke eerlijk in. We bezuinigen omdat we de rijksbegroting ook weer op orde moeten brengen. Bij dat bezuinigen kijken we altijd heel proportioneel naar waar die bezuinigingen terechtkomen en welke lasten op welke schouders worden geplaatst. Het is zoals het is, bezuinigingen slaan overal neer en de proportionaliteit daarbij is natuurlijk essentieel en die bewaken we.
Mevrouw Karabulut (SP): Erkent het kabinet naast het feit dat er armoede is, dat de politiek van dit kabinet verarming tot gevolg heeft? Ik noem een aantal zaken. De uitkeringen worden verlaagd en dat treft de allerlaagste inkomens. Er komt een gezinsbijstand die eerder nog verfoeid werd door de PvdA, waardoor AOW'ers en alleenstaande mensen in de bijstand tot wel € 200 gekort gaan worden. Ik noem verder de jonggehandicapten in de sociale werkvoorziening; uitkeringen worden verlaagd en er verdwijnen daar 100.000 plaatsen. Erkent de Staatssecretaris dan ook dat dit kabinet armoede veroorzaakt in plaats van dat het die armoede vermindert?
Staatssecretaris Klijnsma: Ik erken dat we bezuinigen, maar ik herken niet wat mevrouw Karabulut zegt over bijvoorbeeld de sociale werkbedrijven. De mensen die nu in die werkbedrijven aan de slag zijn, blijven daar gewoon aan de slag. Mevrouw Karabulut doet het voorkomen alsof sociale werkbedrijven gesloten zouden worden. Dat is niet het geval. Zo noemt zij een aantal andere voorbeelden die ik ook niet herken, omdat we juist ontzettend ons best doen om de mensen met de allerlaagste inkomens uit de wind te houden en hen juist niet extra te benadelen. Nogmaals, ik erken dat er bezuinigd wordt maar ik vind het ontzettend belangrijk dat we dat proportioneel doen, zodanig dat de mensen met de allerkleinste portemonnees uit de wind worden gehouden.
Mevrouw Karabulut (SP): Nog een keer, want de Staatssecretaris geeft geen antwoord op mijn vraag. Erkent de Staatssecretaris dat die bezuinigingen tot gevolg hebben dat bijvoorbeeld chronisch zieken en gehandicapten verarmen? Erkent zij dat die bezuinigingen tot gevolg hebben dat de mensen met de laagste inkomens, de uitkeringsgerechtigden, verarmen? Erkent de Staatssecretaris dat? Want dan kunnen we verdergaan.
Staatssecretaris Klijnsma: Nogmaals, ik erken dat er bezuinigd wordt en ik herken dat álle Nederlanders een stapje terug doen. Ik herken echter niet dat dit bij de laagste inkomens disproportioneel zou zijn. Echt niet!
Mevrouw Voortman (GroenLinks): Dan zou de Staatssecretaris wellicht toch eens wat beter moeten kijken naar de koopkrachteffecten van de verschillende maatregelen. Een maatregel als een half miljard extra om hogere inkomens te ontzien, een maatregel als het verlagen van het hoogste belastingtarief, en dan ondertussen € 48.000 per gemeente voor armoedebestrijding beschikbaar stellen. Dat is toch disproportioneel?
Staatssecretaris Klijnsma: Ik kan dan ook heel veel voorbeelden noemen van wat we doen om de laagste inkomens te schragen, juist in de koopkrachtplaatjes. Als je de hele kopkrachtdiscussie tegen het licht houdt, zie je ook dat de percentages goed in evenwicht zijn waar het gaat om dikkere en minder dikke portemonnees. We moeten er wel echt voor waken dat de bezuinigingen disproportioneel neerdalen, bij wie dan ook.
Mevrouw Voortman (GroenLinks): Op het moment dat mensen met de laagste inkomens er net zo veel op achteruitgaan als mensen met de hoogste inkomens, wat ik overigens bestrijd, dan worden de verschillen tussen beide groepen toch niet kleiner? Ik zou verwachten van een sociaaldemocraat als deze Staatssecretaris dat ze zich er nu juist wel voor inzet om die verschillen te verkleinen. Die verschillen worden door dit kabinet juist groter.
Staatssecretaris Klijnsma: Ik vrees dat we daarover van mening blijven verschillen. De percentages die aan de orde zijn, zijn over de gehele linie ongeveer gelijk.
Mevrouw Karabulut heeft gevraagd naar de wijze waarop wordt omgegaan met de toeslagen en of dit leidt tot extra schulden. De terugbetaling mag in termijnen van € 20 geschieden. Men kan kiezen om het vastgestelde maandbedrag rechtstreeks over te maken aan de Belastingdienst of die te laten verrekenen met een uit te betalen bedrag. Als de belanghebbende door de verrekening van huur- of zorgtoeslag onder de beslagvrije voet uitkomt, is in het beleid geregeld dat de verrekening geheel of gedeeltelijk ongedaan gemaakt kan worden. Die beslagvrije voet wordt door de Belastingdienst natuurlijk ook gehanteerd. De Belastingdienst zal met eventuele volgende verrekeningen rekening houden met de vastgestelde beslagvrije voet.
Dan kom ik op de vragen van de heer Heerma.
Mevrouw Karabulut (SP): Er is nog een belangrijke vraag van mij niet beantwoord en die gaat over het feit dat de Staatssecretaris de verordening voor gemeenten om kinderen uit armoedesituaties te helpen, op wil heffen. Dat vind ik een kwalijke zaak. Is de Staatssecretaris bereid dat te heroverwegen en een specifieke regeling voor kinderen in het leven te roepen, zoals de Ombudsman terecht ook aanbeveelt?
Staatssecretaris Klijnsma: Dit is een voorstel dat ik bij de WWB-maatregelen heb gedaan. Daarover debatteert uw commissie op 16 december met mij. Daarin komt dan inderdaad aan de orde hoe we omgaan met categoriale bijstand.
Mevrouw Karabulut (SP): Dat zal zeker gebeuren. Alleen, we hebben het hier nu over armoede. Heel zorgwekkend is dat de armoede onder kinderen groeit. De Ombudsman zegt terecht: er zijn grote verschillen tussen gemeenten. Er zijn gemeenten die het ontzettend goed doen en er zijn gemeenten die het minder goed doen. Het ontbreekt aan specifiek beleid en het specifieke beleid dat er is, wil de Staatssecretaris afschaffen. Dat leidt wederom tot verarming. Vandaar mijn vraag of de Staatssecretaris bereid is om dat specifieke beleid wel in stand te houden en dat aan de gemeenten te vragen. Gemeenten die het doen, hoeven er geen last van te hebben en gemeenten die het niet doen, moeten het dan alsnog gaan doen.
Staatssecretaris Klijnsma: Mijn voorstel in de WWB-maatregelen is nu juist dat ik individueel wil kijken bij de kinderen of de gezinnen die het betreft, wat men nodig heeft en wat dit van gemeenten vergt. Ik ben erg voor de bijzondere bijstand en ook erg voor het maatwerk dat je per mens of per gezin kunt leveren.
De heer Heerma heeft gevraagd hoe het staat met het BKR. Er is een eerste houtskoolschets door het BKR gemaakt. Het heeft in dat kader gesprekken gevoerd met Aedes, Energie Nederland en de NVVK. Die houtskoolschets wordt nu verder ingevuld. Ik zal de Kamer zo spoedig mogelijk laten weten wat dat betekent. Ik denk dat ik in het voorjaar de Kamer erover kan bijpraten. Dan wil ik namelijk de Kamer sowieso meer inzicht bieden in hoe we verdergaan met het armoedebeleid.
Verder heeft de heer Heerma gezegd dat men in België niet meer op krediet kan kopen als men in de schulden zit. Daar ga ik mij echt eens even in verdiepen, dit onder het motto «als je van een goede buur kunt leren, moet je dat niet laten».
Dan kom ik op de incassobureaus. In de Wet wijziging curatele beschermingsbewind en mentorschap wordt uitgesloten dat de bewindvoerder tegelijk ook als beschermingsbewindvoerder kan worden benoemd door de kantonrechter. Die wetswijziging treedt per 1 januari aanstaande in werking. Dat zou dus een oplossing moeten bieden voor de dubbelepettenproblematiek die de heer Heerma terecht hier aankaart. Als hij in de praktijk signaleert dat die na 1 januari 2014 toch nog aan de orde zou zijn, nodig ik hem uit om dat zowel bij mij als bij de bewindspersoon op Justitie aan te kaarten.
De heer Heerma (CDA): Dat zal ik zeker blijven doen. Is de Staatssecretaris voornemens om actief te gaan communiceren dat dit straks niet meer mag? Mijn tweede vraag op dit punt ging over de noodzaak om in de gerechtsdeurwaarderswetgeving tot een aanpassing te komen waardoor het onmogelijk wordt dat deurwaarders ook bewindvoering doen als nevenactiviteit. Ik verwijs op dit punt naar de recente rechtszaak in Noord-Nederland.
Staatssecretaris Klijnsma: Ik kan nu natuurlijk heel makkelijk zeggen dat dit ligt op het terrein van de collega van Justitie, maar zoals ik al zei trekken we heel nauw samen op; als de heer Heerma mij vraagt om nog wat meer ruchtbaarheid aan dit geheel te geven, dan heb ik natuurlijk altijd de verzamelbrief voor gemeenten. Ik vind dat gemeentebestuurders hier ook van in kennis moeten worden gesteld. Dus in die brief zal ik dat opnemen.
Wat betreft de tweede vraag van de heer Heerma: daar ga ik met collega Teeven mee aan de slag. Het is namelijk echt een punt van aandacht.
De heer Heerma (CDA): Volgens mij geldt dat wanneer het gaat om deurwaarders de situatie misschien nog wel erger is dan wanneer het gaat om incassobureaus. Kan de Staatssecretaris aangeven wanneer we daarover verder geïnformeerd kunnen worden?
Staatssecretaris Klijnsma: Ik ga sowieso in conclaaf met collega Teeven over tal van zaken. Dus ik stel mij zo voor dat ik dan ook in die brief die in het voorjaar zal komen, hierop nader zal ingaan. Het kan zijn dat collega Teeven op een moment dat hij opportuun acht de Kamer er ook verder over zal bijpraten.
Met betrekking tot het wettelijk keurmerk incassobureaus heb ik begrepen dat er op 19 november een eerste gesprek is geweest tussen de Nederlandse Vereniging van Incasso-ondernemingen, BeterBetalen en de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders. Ik zal vragen aan collega Teeven of hij de Kamer daarvan ook in kennis wil stellen.
Met de telecombedrijven heb ik mede op verzoek van de Kamer een gesprek gevoerd. Er zat een groot aantal telecombedrijven aan tafel. Zoals ze zelf onderling aangaven, was dat op zichzelf al uniek omdat ze concurrenten van elkaar zijn. Ter tafel bleek dat telecombedrijven al ontzettend veel doen als het gaat om preventie, omdat ze er zelf natuurlijk ook bij gebaat zijn. Ze gaven aan wat ze op dat punt al aan het doen zijn en gaven aan met heel veel interesse te kijken naar elkaars verrichtingen. We hebben met het ministerie van EZ afgesproken al die goede voorbeelden op een rij te zetten. De telecombedrijven gaan in januari/februari weer bij elkaar aan tafel zitten om dan uit te wisselen of deze best practices voldoende soelaas bieden. Daarover zal ik de Kamer in mijn brief in het voorjaar rapporteren.
De heer Van Weyenberg heeft mij gevraagd om vooral nauwgezet te monitoren hoe het gaat met de inzet ten behoeve van kinderen. Ik heb tegen de gemeenten gezegd om, zeker als er straks nieuwe colleges zitten, inzichtelijk te maken wat ze doen op het gebied van de armoedebestrijding – dat moeten ze namelijk ook doen voor hun gemeenteraden en met het oog op de begroting voor 2015 – zodat ik de Tweede Kamer in het najaar van 2014 inzicht kan bieden in de wijze waarop de verrichtingen rond de armoedebestrijding onder kinderen gestalte krijgen.
De positie van vrijwilligers is ook een heel wezenlijk punt waar de heer Van Weyenberg terecht aandacht voor vraagt. Vrijwilligers geven aan dat als ze alle mensen willen helpen die het betreft, ze wel heel veel aan hun fiets hebben hangen. Ik merk ook dat de instellingen die deze vrijwilligers ondersteunen, zoals Humanitas en de kerken, zeer druk doende zijn om ervoor te zorgen dat vrijwilligers niet door de bodem zakken, dat ze de juiste opleidingen krijgen om mensen adequaat te kunnen helpen en dat er ook altijd een achtervang voor die vrijwilligers is, zodat ze goed in positie zijn. Daarom heb ik er ook voor gekozen om niet alle armoedemiddelen een-op-een naar gemeenten te sluizen maar om een deel van het armoedegeld in te zetten voor de landelijke paraplu's die aan de orde zijn ten aanzien van de stichtingen die het betreft, zodat die ruggensteun voor vrijwilligers landelijk verspreid kan worden over al die verschillende stichtingen die in gemeenten actief zijn. Ik roep die stichtingen en de gemeenten op om nog veel meer dan tot nu toe elkaar te leren kennen en de handen ineen te slaan. Ik merk namelijk dat dit nog wel een onsje enthousiaster kan, ook op basis van de estafette die ik achter de rug heb.
Dan was er de vraag over Paritas Passé. Ik hoop dat dit een «continuing» vraag zal zijn, want iedere keer opnieuw moeten we dat aan de orde stellen en zal ik ook met collega Teeven kijken naar hoe het staat met de rijksincassovisie, het beslagregister en vooral de cultuuromslag bij onszelf als overheid. Het is een terechte opmerking van de heer Van Weyenberg dat we als overheden die beslagvrije voet hoog in het vaandel moeten hebben staan en dat we die niet met voeten mogen treden. Ook daarover zal ik de laatste stand van zaken geven in de brief die ik voornemens ben in het voorjaar naar de Kamer te sturen.
De heer Van Weyenberg (D66): Dat wacht ik dan natuurlijk even af. We hebben hierover al heel vaak gepraat. Dit rapport is inmiddels een aantal jaren oud. Los van de dingen die we gaan regelen om overheidsinstanties te helpen om de beslagvrije voet beter te respecteren zien we nu al in de praktijk dat de bewustwording en het handelen met de huidige instrumenten al wel zijn verbeterd. Heeft de Staatssecretaris daar wel al enig zicht op?
Staatssecretaris Klijnsma: Tijdens die armoede-estafette heb ik ook gesproken met vertegenwoordigers van KBvG. Ik heb begrepen dat zij het register nu snel wil realiseren. Zij verwacht dat volgende zomer gestart kan worden met het beslagregister voor en door deurwaarders. Dus dat is echt een stap vooruit.
De heer Van Weyenberg (D66): Dat register zou waarschijnlijk een grote stap voorwaarts zijn, maar het is natuurlijk ook wel een kwestie van cultuur. De Ombudsman zegt gewoon letterlijk: te vaak negeren deurwaarders de beslagvrije voet omdat ze zeggen dat het niet hun verantwoordelijkheid is. Je kunt dan wel instrumenten maken tot je een ons weegt, maar als dat de mentaliteit is, dan helpt het niet. Dus ik hoop dat de Staatssecretaris binnen de rijksdienst er nu al echt heel veel nadruk op wil leggen dat het van belang is om hiermee rekening te houden. Ik heb de indruk dat het niet alleen maar een gebrek aan informatie is maar ook een gebrek aan «oog hebben voor».
Staatssecretaris Klijnsma: Collega Teeven maakt een reactie op het rapport van de Ombudsman en die reactie zal de Kamer natuurlijk bereiken. Het is ook goed dat we het hier aan de orde stellen, want het is een spiegel die we ons steeds voor moeten houden als het gaat om de overheid in brede zin, dus niet alleen de rijksoverheid. Dus we kunnen dat niet genoeg beklemtonen. Ik zei zo-even niet voor niets dat een cultuuromslag bij onze medewerkers en onszelf echt aan de orde dient te zijn.
Verder heeft de heer Van Weyenberg gevraagd wanneer de Kamer inzicht kan krijgen in wat de nieuwe wet inzake schuldhulpverlening precies oplevert. Ik ben voornemens om de inspectie SZW te vragen om volgend jaar onderzoek daarnaar te laten doen. Zoals bekend, krijgt de evaluatie in 2016 gestalte.
Mevrouw Schouten heeft nog eens onder de aandacht gebracht het behartigenswaardige rapport van Kerk in Actie, dat ik in Utrecht in ontvangst heb mogen nemen en waaruit ook blijkt dat we nog niet bepaald helemaal klaar zijn met het bestrijden van de armoede in Nederland, waarbij ik mij nog heel eufemistisch uitdruk. Ook zij heeft de aandacht gevestigd op de incassobureaus en op het feit dat collega Teeven daar ook op is ingegaan. We blijven daar natuurlijk zeer mee doende.
De kinderalimentatie is iets waar Minister Asscher mee bezig is. In het voorgaande algemeen overleg zijn verschillende praktijksituaties aan de orde geweest waarbij de alimentatiegerechtigde in de problemen kwam doordat de alimentatieplichtige weigerde langer alimentatie te betalen. Collega Teeven heeft toegezegd dat hij met het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen in gesprek zou gaan. Ik heb begrepen dat dit gesprek voor het eind van deze maand nog plaats zal vinden. Ik zeg toe dat ik de Kamer daarover dan informeer in de brief die ik haar het komend voorjaar ga sturen.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Volgens mij was dit allang toegezegd. Meer dan een halfjaar geleden is toegezegd dat dit gesprek zou plaatsvinden en dat de Kamer er vervolgens over geïnformeerd zou worden. Ik constateer echter dat er nog niets is gebeurd.
Staatssecretaris Klijnsma: Mij wordt nu ingefluisterd dat het gesprek tussen collega Teeven en het LBIO op 2 december gepland staat.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Dan wil ik daar graag over geïnformeerd worden.
De voorzitter: Is het mogelijk de Kamer daarover voor het kerstreces te informeren?
Staatssecretaris Klijnsma: Dat moet ik natuurlijk aan collega Teeven vragen.
De voorzitter: Het lijkt mij goed dat de Staatssecretaris daarop dan even terugkomt richting de Kamer.
Staatssecretaris Klijnsma: Prima. Overigens is er wel ambtelijk contact geweest met het LBIO om dit gesprek goed voor te bereiden.
De voorzitter: We noteren dat de Staatssecretaris van Sociale Zaken even informeert of hierover voor het kerstreces teruggerapporteerd kan worden. Zullen we het zo afspreken?
Staatssecretaris Klijnsma: Ik zal voor het kerstreces rapporteren wanneer collega Teeven de Kamer zal informeren. Ik kan namelijk niet over zijn agenda gaan.
De voorzitter: Na overleg met collega Teeven kunt u wel aangeven wanneer hij de Kamer daadwerkelijk zal informeren.
Staatssecretaris Klijnsma: Met liefde.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Ik had ook nog een vraag gesteld over de vlucht die het beschermingsbewind neemt. Bijvoorbeeld Tilburg gaf in 2010 twee ton uit aan beschermingsbewind terwijl dit bedrag dit jaar al acht ton is.
Staatssecretaris Klijnsma: Het is mij zeer bekend dat dit probleem speelt. Ik was nog niet zo lang geleden bij een sociaal werkbedrijf waar bleek dat heel veel mensen die daar werken onder formeel beschermingsbewind staan. Ik sprak daar met iemand van de HRM en die gaf aan dat in vroeger tijden iemand van de familie altijd een oogje in het zeil hield als het ging om de financiën van de betrokkene die daar werkt, terwijl het nu meer en meer usance is om er formeel beschermingsbewind van te maken. Dat is natuurlijk een rare tendens. Familieleden hebben nu dus blijkbaar meer het gevoel dat ze het beter aan professionals kunnen overlaten dan dat ze zelf die verantwoordelijkheid op zich nemen. Ik vind dat geen goede tendens. Dus daar ga ik me eens flink in verdiepen. Ik heb ook de opdracht gegeven om na te gaan waardoor die stijging wordt veroorzaakt. Ik heb begrepen dat het desbetreffende onderzoek ongeveer eind januari kan worden afgerond. Dan wil ik met de VNG verder kijken hoe we hiermee omgaan. Het kan namelijk niet zo zijn dat we zo veel geld van onze bijzondere bijstand aan het beschermingsbewind moeten uitgeven.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Het is goed dat de Staatssecretaris zich hier nader op stort en dat ze met de VNG hierover in conclaaf gaat. Door de VNG wordt namelijk bij ons aan de bel getrokken dat het niet goed gaat. Met de wetgeving die per 1 januari ingaat, wordt verkwisting of het hebben van problematische schulden straks ook al een reden om onder het beschermingsbewind te vallen. Dat wordt dan wel een heel ruime definitie. Dus zijn we zelf nu niet het probleem alleen maar groter aan het maken op deze manier? Ik zou graag willen dat de Staatssecretaris er kritisch naar gaat kijken, in de zin of ze zelf niet de sluizen open gaat zetten op deze manier. Ik vind het echt zonde van het geld van de bijzondere bijstand als we het op die manier gaan uitgeven of, beter gezegd, gaan verkwisten.
Staatssecretaris Klijnsma: De wetgeving die per 1 januari ingaat, is een formalisering van bestaand beleid. Desalniettemin ben ik het zeer met mevrouw Schouten eens dat we nauwgezet moeten kijken naar hoe die tendens zich verder ontwikkelt, want het bevalt mij ook niet. Ik heb zo-even toegezegd dat ik er in nauwe samenspraak met de VNG al mee doende ben en dat ik de Kamer er ook van in kennis zal stellen wat het oplevert.
De heer Klein heeft een lans gebroken voor de 50-plussers en de situatie waarin zij verkeren. Hij heeft daarbij beklemtoond dat ook voor hen werk essentieel is. Ik heb al gezegd dat er extra inzet op wordt gepleegd.
De heer Klein heeft verder aandacht gevraagd voor de zzp'ers en heeft een pleidooi gehouden om mensen niet te laten stoppen als zzp'er als ze in de bijstand geraken. Ik ben doende om daar goed naar te kijken. Op een van mijn werkbezoeken is mij dit punt namelijk ook onder de aandacht gebracht. Ik vind dat we binnen de WWB eens goed moeten kijken naar hoe een en ander werkt in de praktijk zodat we die wet daarop kunnen enten. Dus dat is echt een punt dat nadere inkleuring behoeft.
Dan de huurtoeslagen. Een beslag op de huurtoeslag kan uitsluitend worden gelegd door de huidige verhuurder. Oude huurschulden, dus die bij de vorige verhuurders, dienen niet door middel van beslag op lopende huurtoeslagen te worden verhaald.
De heer Klein (50PLUS): Mijn vraag ging over iets anders, namelijk over het feit dat de huurtoeslag niet meer aan de verhuurder betaald wordt maar aan de huurder. Gisteren is er in de Kamer een motie van de heer Monasch aangenomen waarin staat dat dit weer terug moet. Met betrekking tot het éénrekeningsysteem hebben we gezegd dat je het eigenlijk weer moet omdraaien. Als Kamer hebben we gezegd dat voorkomen moet worden dat huurachterstand ontstaat en daarmee tevens schuldenproblematiek. Wellicht dat de Staatssecretaris met Staatssecretaris Weekers wil overleggen om te zorgen dat de termijn waarbinnen de huurtoeslag uitbetaald wordt wat naar achteren wordt geschoven waardoor die gelijk valt met de huurbetaling, waardoor er dus geen huurachterstand kan ontstaan.
Staatssecretaris Klijnsma: Ik ben te allen tijde bereid om met al mijn collega's te overleggen, maar ik bespeur ook dat de heer Klein dit punt al aan de orde heeft gesteld in het desbetreffende debat over dit onderwerp. De regeling laat nu al de mogelijkheid open om de huurtoeslag rechtstreeks aan de verhuurder over te maken. Ik heb begrepen dat er tot op heden geen invulling aan is gegeven, maar ik heb ook begrepen dat er een gesprek plaatsvindt om te bekijken of Aedes en de Belastingdienst tot een regeling kunnen komen. Wellicht kan dan ook dat andere punt dat de heer Klein zo-even bij interruptie naar voren bracht, daarin meegenomen worden. Dat wil ik dan wel bij Staatssecretaris onder de aandacht brengen.
De heer Klein heeft verder opgemerkt bezorgd te zijn over de decentralisatie van de zorgtaken naar gemeenten. Kortheidshalve parkeer ik dit even bij collega Van Rijn. En zo zijn langzamerhand bijna alle Staatssecretarissen de revue gepasseerd.
Mevrouw Voortman heeft gevraagd wat de schuldenestafette heeft opgeleverd. Ik meen dat ik de Kamer afgelopen maandag een brief heb gestuurd waarin dit punt als bijlage is opgenomen. De essentie is dat ik al datgene wat ik heb opgehaald, ook weer uitvent aan gemeenten en instellingen die met schuldhulpverlening en armoedebestrijding doende zijn, zodat ze ook van elkaar kunnen leren.
Mevrouw Voortman heeft verder een aantal zaken benoemd waar ik het zeer mee eens ben. Als beschikbare fondsen onbenut zouden blijven, waar ik overigens niet zo veel signalen over heb gekregen aangezien de fondsen die mij bekend zijn, behoorlijk aan het uitputten zijn, dan is het natuurlijk belangrijk dat we mensen met elkaar in verband brengen, zodanig dat er wel een beroep wordt gedaan op die fondsen.
Ook mevrouw Voortman beklemtoont dat het voortouw bij gemeenten ligt, maar zij vraagt wel aan mij om concrete doelstellingen inzake armoedebestrijding te formuleren. Welnu, dat heb ik reeds gedaan in mijn brief van juli jongstleden. Die doelstellingen vind ik ook essentieel, zeker rond de armoedebestrijding ten aanzien van kinderen, met dien verstande dat ik het voortouw blijf leggen bij gemeenten en dus ook bij gemeenteraden; die raden moeten zich namelijk ook heel goed realiseren dat zij van hun colleges armoedebeleid moeten vergen.
Mevrouw Voortman (GroenLinks): Het is nogal gemakkelijk om bij gemeenteraden neer te leggen dat zij armoedebeleid moeten vragen van hun colleges als diezelfde colleges vervolgens maar € 48.000 gemiddeld per gemeente krijgen, dit ook in het licht van de bezuinigingen die dit kabinet ter zake doorvoert. Verder heb ik gevraagd om concrete, afrekenbare doelstellingen. Hoeveel kinderen moeten er nu minder in armoede leven aan het eind van deze kabinetsperiode? Welke concrete meetbare en afrekenbare doelstellingen kunnen we van deze Staatssecretaris verwachten? We hebben eerder meegemaakt dat Staatssecretaris Aboutaleb extra geld uittrok voor armoedebestrijding en dat achteraf gezien helemaal niet helder was waar dat geld gebleven is.
Staatssecretaris Klijnsma: Dit is een vraag die volgens mij bij ieder AO wordt gesteld, namelijk of ik precies kan aangeven hoeveel mensen straks niet meer in een armoedesituatie verkeren. Steevast zeg ik dan dat ik daar geen namen en rugnummers aan wil verbinden, omdat ik natuurlijk ook zie dat het niet een ceteris-paribusclausule is, in de zin dat je de hele wereld stilzet, dan 100 miljoen aan gemeenten geeft en je dan daarna kunt zeggen dat er bijvoorbeeld 100 kinderen meer of minder uit de armoedesituatie zijn geraakt. Zo zit de wereld niet in elkaar. Het is natuurlijk essentieel om juist ook op kinderen in te zetten; dat monitoren we ook. Over de bevindingen daarvan rapporteer ik de Kamer in het najaar van 2014. Ik kan echter niet van gemeenten vergen dat ze precies gaan aangeven hoeveel kinderen ze uit de armoedesituatie getrokken hebben.
Mevrouw Voortman (GroenLinks): Dan wil de Staatssecretaris dus kennelijk toch niet weten of die 100 miljoen wel of niet effectief besteed wordt. Dat vind ik toch wel jammer. Hierdoor krijg ik de indruk dat het hele beleid eigenlijk niet meer voorstelt dan een schouderklopje hier en een welwillend woordje daar.
Staatssecretaris Klijnsma: Ik zou daar graag op willen reageren, want het is wat mij betreft en-en. Dat betekent dat wij zoals wij hier zitten én de gemeenten al die hulpverleners en vrijwilligers een dikke schouderklop geven maar dat wij tegelijkertijd degenen bij de les dienen te houden die met gemeenschapsgeld doende zijn om mensen uit de sores te helpen. Natuurlijk willen we inzicht hebben in hoe die gemeenschapsmiddelen besteed worden. Daarbij verg ik ook van de gemeenten dat ze hierin inzicht bieden, zodat ik u als Kamer dat inzicht ook kan bieden. Gemeenteraden zijn net als de Tweede Kamerleden hierin aan zet om hun colleges bij de les te halen en te houden.
De voorzitter: Daarmee zijn we gekomen aan het eind van de eerste termijn. Ik geef de woordvoerders elk maximaal één minuut voor hun tweede termijn.
De heer Kuzu (PvdA): Voorzitter. Ik dank de Staatssecretaris voor de antwoorden. Ik ben blij dat de Staatssecretaris ons in het najaar een stand van zaken rond het armoedebeleid zal presenteren en dat zij ons actief gaat informeren over de invulling van het minstbedeeldenfonds.
Over twee punten wil ik nog mijn zorgen uitspreken. Het eerste betreft de Algemene Maatregel van Bestuur over de private schuldhulpverlening. We maken het nu mogelijk dat naast de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening, we private aanbieders verantwoordelijk maken voor schuldbemiddeling, waarbij de gemeentelijke schuldhulpverlening rekening houdt met alle schulden. Uitgaande van de AMvB zijn de private schuldbemiddelaars er niet op gericht dat ze rekening houden met alle schulden maar vooral met kortetermijngewin.
Mijn tweede punt betreft het landelijk beslagregister. Tijdens het vorige AO is aangegeven dat de gerechtsdeurwaarders daarop aansluiten, maar ook de Belastingdienst en andere overheden. Als het bij de KBvG geplaatst gaat worden, vraag ik mij af hoe ervoor gezorgd wordt dat andere overheden daar ook bij gaan aansluiten.
De heer Potters (VVD): Voorzitter. Wat mijn fractie betreft gelden drie zaken. Schulden blijven hoofdzakelijk de eigen verantwoordelijkheid van de schuldenaar. Geen categoriale vorm van bijstand meer maar individueel maatwerk. Ik ben ook blij dat de Staatssecretaris dit, weliswaar niet zeer uitgesproken, toch ook aangeeft in dit debat. En last but nog least: het hebben van schulden mag niet beloond worden. Het voorbeeld van Rotterdam moet wat ons betreft echt geen navolging krijgen.
De akte van cessie is een vorm om geen bijzondere bijstand te verlenen aan groepen maar houdt wel eenzelfde manier in wat betreft de te kiezen aanpak. Als VVD zijn wij daar geen voorstander van. Ik krijg graag van de Staatssecretaris duidelijkheid dat de bijzondere bijstand in de toekomst hiervoor niet gebruikt wordt.
Wat betreft de BES-eilanden moet de norm de regio zijn en dus niet Nederland. De VVD is dan ook absoluut geen voorstander van verhoging van welke uitkering dan ook.
Ten slotte verneem ik graag de stand van zaken met betrekking tot de beslagvrije voet. Hoe wordt daarmee in de praktijk omgegaan?
Mevrouw Karabulut (SP): Voorzitter. Met betrekking tot de toeslagen heeft de Staatssecretaris toegelicht dat achterstanden op toeslagen betaald kunnen worden in termijnen. Dat was echter niet mijn vraag. Het probleem dat ik wilde aanstippen, gaat erover dat bijvoorbeeld een achterstand ten aanzien van huurtoeslag verrekend kan worden met de zorgtoeslag wat vervolgens ook weer problematische situaties oplevert waardoor er een achterstand ontstaat wat betreft het betalen van de zorgpremie. Ik vind dat dit probleem opgelost moet worden. Is de Staatssecretaris daartoe bereid?
Verder heeft de Staatssecretaris gezegd geen specifieke regelingen te willen voor armoede onder kinderen, omdat het allemaal maatwerk moet zijn en zij het de gemeenten niet wil opleggen. Waarom wil de Staatssecretaris dat niet wat betreft armoedebestrijding, maar legt zij wel generieke verplichtingen op aan gemeenten om dwangarbeid toe te passen op uitkeringsgerechtigden?
De voorzitter: De heer Kuzu heeft mij laten weten dat hij graag een VAO wil aanvragen. Dat is bij dezen genoteerd.
De heer Heerma (CDA): Voorzitter. Ik dank de Staatssecretaris voor de beantwoording van de vele vragen die in de eerste termijn gesteld zijn. De vragen die ik heb gesteld, zijn volgens mij duidelijk door de Staatssecretaris beantwoord. Op een aantal zaken zal zij dit voorjaar terugkomen, waarvoor dank. Ik kijk daar reikhalzend naar uit.
Ten slotte moet mij toch van het hart dat in eerste termijn bij herhaling de term «onaanvaardbaar» is gebruikt en de suggestie is gewekt alsof een gemeente schulden heeft kwijtgescholden. Volgens mij is de Staatssecretaris helder geweest op beide punten. Ik ben benieuwd of de VVD na die term «onaanvaardbaar», hetgeen betekent dat je iets niet kunt laten gebeuren omdat het verwerpelijk is, nu ook met een motie komt. Ik wacht het VAO wat dat betreft dus af.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Voorzitter. Ik twijfel echt niet aan de goede intenties van deze Staatssecretaris, maar ik vind wel dat er heel veel in de overlegsfeer blijf hangen en dat er eigenlijk nog te weinig concrete stappen vooruit worden gezet.
Ik sluit mij aan bij de vragen van mevrouw Karabulut over de toeslagen waarop wel beslag kan worden gelegd voor andere doeleinden, waardoor we in een vicieuze cirkel terechtkomen.
Verder heeft de Staatssecretaris toegezegd een brief te zullen sturen over de incassobureaus waarover ik concrete vragen heb gesteld en concrete voorstellen heb gedaan. Ook over de kinderalimentatie heeft zij een brief toegezegd. Wat mij betreft moet er sneller en meer doorgepakt worden in plaats van het alleen maar te beperken tot brieven en overleggen. Dus ik hoop dat in die brieven ook concrete voorstellen zullen worden opgenomen om tot verbetering te komen.
Ik ben blij dat de Staatssecretaris met de VNG gaat spreken over het beschermingsbewind. Ik hoop dan wel dat ze snel met maatregelen zal komen om deze kwestie op te lossen.
De heer Klein (50PLUS): Voorzitter. Ik dank de Staatssecretaris met name voor haar antwoord op mijn vraag over de zzp'ers en de IOAZ waar het gaat om de 55-plusonderneming. Ik kijk met belangstelling uit naar de oplossingsrichting. Als we daarbij kunnen helpen, zijn we daar uiteraard graag toe bereid.
Twee vragen die ik in eerste termijn heb gesteld, zijn nog niet beantwoord. Het is van belang dat de schuldenpositie van mensen niet extra versterkt wordt. Ik heb in dat verband gevraagd naar de preferente schuldsituatie vanuit de Belastingdienst, waarbij je dus met de ene hand aan het nemen bent en je met de andere hand, via de schuldhulpverlening, aan het geven ofwel repareren bent. Mijn vraag is dan ook hoe de Staatssecretaris daartegen aankijkt.
Mijn tweede vraag heeft betrekking op de bijstand in relatie tot de afkoop van kleine pensioenen.
De heer Van Weyenberg (D66): Voorzitter. Ik heb nog twee korte vragen. Wat betreft het inspectierapport over de wijze waarop gemeenten werken met de wetgeving ter zake, vraag ik de Staatssecretaris ervoor te zorgen dat de inspectie haar werkzaamheden zodanig snel verricht, dat we op 1 juli de uitkomst ervan tegemoet kunnen zien. Is dat mogelijk?
De heer Klein heeft terecht een vraag gesteld over de zzp'ers. Is het mogelijk dat de Staatssecretaris haar visie hierop deelt voordat we in het WGO de nieuwe bijstandswet behandelen? Ik ben mij ervan bewust dat dit kort dag is, maar die twee dingen hangen natuurlijk wel enigszins met elkaar samen.
De voorzitter: Ik geef graag de Staatssecretaris het woord voor haar reactie in tweede termijn.
Staatssecretaris Klijnsma: Voorzitter. De heer Kuzu heeft gerefereerd aan de AMvB. Ik heb daarvan in eerste termijn al gezegd dat die zal worden voorgehangen bij de Kamer. Kortheidshalve zou ik willen zeggen, dat het opportuun is om alsdan te laten weten hoe tegen die private rol van schuldbemiddelaars wordt aangekeken, want ik snap het punt dat de heer Kuzu aan de orde stelt.
Dan het landelijk beslagregister. De KBvG is inderdaad al doende met de Belastingdienst om te kijken hoe men met elkaar dat register vorm kan geven. Uiteindelijk krijgen we natuurlijk een wet op het beslagregister. Eigenlijk geldt voor alle vragen die ter zake zijn gesteld, dat op dit dossier sprake is van nauwe verwevenheid met Veiligheid en Justitie. Collega Teeven en ik doen onze best om de boel op verhaal te brengen. Het is een beetje gemakkelijk om nu van mijn kant te zeggen: het ligt allemaal bij Justitie, dus we wachten in stille devotie. Dat doe ik dus zeker niet. De cri de coeur van mevrouw Schouten is ook mijn cri de coeur. Dus ik zit ook te porren en te pushen. Zoals gezegd, zal ik in het voorjaar komen met de stand van zaken. Dan moeten er ook echt een aantal dingen zijn afgetikt, bijvoorbeeld rond het moratorium. Met name dat laatste punt is langslepend; in mijn vorige periode als Staatssecretaris was dat namelijk ook al een punt van aandacht.
De heer Potters heeft vanuit zijn visie beklemtoond dat de eigen verantwoordelijkheid vooropstaat, dat hij tegen categoriale bijstand is en dat hij vindt dat schulden niet beloond mogen worden, waarvan akte. De heer Heerma heeft ten aanzien van dat laatste nog gerefereerd aan de term «onaanvaardbaar», waarover volgens mij in eerste termijn al genoeg is gezegd.
Met betrekking tot de BES-eilanden heeft de heer Potters gezegd geen voorstander te zijn van het verhogen van de uitkeringen aldaar. Ik neem overigens wel aan dat als de minimumlonen verhoogd worden op een van de eilanden, in dit geval het kleinste eiland, de uitkering navenant omhooggaat, want dat is conform de afspraken in het kader van 10-10-10.
In mijn eerste termijn heb ik al gezegd dat de beslagvrije voet vooral op basis van eigen houding moet worden ingevuld. Ik heb daarbij zelfs het woord «cultuuromslag» gebruikt. Dat moet gewoon gaan gebeuren, ook bij de overheid.
Wat betreft de toeslagen is het natuurlijk belangrijk dat als je een achterstand bij een van de toeslagen hebt, je dan niet via de andere toeslagen wordt «beetgepakt». Dat is ook een van de redenen waarom we toe willen naar de huishoudentoeslag. Het is belangrijk dat een gezin in één vloeiende beweging dan de toeslag kan krijgen, met dien verstande dat als er terugbetaald moet worden, dit dan niet pats-boem moet gebeuren maar op basis van kleine stappen.
Mevrouw Karabulut heeft in haar tweede termijn wederom de WWB-maatregelen ten tonele gevoerd. Zij gebruikte daarbij de term «dwangarbeid». Welnu, dat werp ik verre van mij, want we hebben het erover dat mensen iets terugdoen voor het krijgen van bijstand. Je mag mensen best vragen en een beetje prikkelen om een stap voorwaarts te zetten om actief te blijven. Dat is de achterliggende gedachte. Ik maak mij overigens sterk dat we in het debat over de WWB-maatregelen daarover nog verder te spreken komen.
De heer Van Weyenberg heeft gevraagd of ik de Inspectie SZW wil vragen om snel met haar rapport te komen. In het voorjaar laat ik de Kamer weten of dat al dan niet lukt. We moeten namelijk ook kijken wat de nieuwe colleges van B en W straks allemaal voornemens zijn te gaan doen. Ik stel mij zo voor dat we in het najaar van het inspectierapport bevallen.
Wat betreft de zzp'ers en de WWB ligt er het verzoek om een en nader in «no time» nu te regelen. Ik vrees dat me dat niet gaat lukken, maar ik heb de heer Klein al toegezegd dat deze kwestie op mijn netvlies staat en eigenlijk meer dan dat.
Mevrouw Schouten heeft gezegd dat iedereen wel met iedereen aan het praten is, maar dat het allemaal nog zo weinig concreet wordt. Ik herken daar wel dingen in. Ik heb zo-even niet voor niets gezegd dat ik op een aantal onderdelen echt verdere stappen wil zetten en dat ik daarover zal rapporteren in het voorjaar.
De heer Klein heeft nog gesproken over de preferente positie van de Belastingdienst. Welnu, die positie is een gegeven dat ik niet kan veranderen. Dat ga ik dus ook niet toezeggen en ook niet dat ik Staatssecretaris Weekers hierover zal bevragen. De beslagvrije voet moet uiteraard ook door de Belastingdienst gehanteerd worden.
Ten slotte de bijstand en het afkopen van een klein pensioen waardoor men minder snel in de bijstand zou kunnen geraken. Welnu, dat is zoals het is; daar kan ik verder niets aan veranderen.
De voorzitter: Dan zijn we hiermee gekomen aan het eind van dit algemeen overleg. Resteert mij om de toezeggingen voor te lezen.
– De Staatssecretaris geeft voor het eind van het jaar, 2013 dus, duidelijkheid over de structurele financiering van het moratorium.
– De Staatssecretaris zal voor het kerstreces de Kamer informeren over haar bezoek aan de BES-gemeenschappen in de zomer en de besteding van de armoedegelden ter plekke.
– De Staatssecretaris zal in het voorjaar, naar ik aanneem voor 1 april ...
Staatssecretaris Klijnsma: Voor 1 mei.
De voorzitter: De Staatssecretaris zal de Kamer voor 1 mei over een aantal onderwerpen informeren. Dat betreft plannen rondom uitbreiding registratie BKR, de problematiek rondom dalende huizenprijzen en de gesprekken hierover met onder andere de NVVK, de problematiek incassobureaus en bewindvoering, de nadere gesprekken met telecombedrijven en de vorderingen ten aanzien van de beslagvrije voet.
– De Staatssecretaris zal voor het kerstreces de Kamer informeren over het gesprek van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie met het LBIO over de problematiek rondom inning kinderalimentatie. Daarbij zal zij verslag doen van het gesprek dan wel zal zij aangeven wanneer dat komt.
– De Kamer wordt geïnformeerd over de uitwerking van de plannen van het minstbedeeldenfonds.
Dat waren de toezeggingen.
De heer Van Weyenberg (D66): Ik meende begrepen te hebben dat de Staatssecretaris in de brief die ze nog gaat zenden in december, de nadere verdeling van de middelen zou toelichten.
De voorzitter: Nee, dat heeft ze niet toegezegd.
Handhaaft de heer Kuzu zijn verzoek om een VAO?
De heer Kuzu (PvdA): Ja. Voor de kerst zou de Staatssecretaris het verslag van het gesprek tussen Veiligheid en Justitie en het LBIO aan de Kamer doen toekomen.
De voorzitter: Ja, dat was de vierde toezegging.
De heer Kuzu (PvdA): Ik zou daaraan ook gekoppeld willen zien het gesprek tussen Veiligheid en Justitie en de incassobranche.
De voorzitter. Dat zat in de derde toezegging. Daarover zal voor 1 mei gerapporteerd worden.
Staatssecretaris Klijnsma: Dat is dan collega Teeven.
De heer Kuzu (PvdA): Nou, voor 1 mei, dat gesprek heeft al plaatsgevonden. Het lijkt mij niet wenselijk om dan tot 1 mei te wachten. Dat kan dan ook voor het kerstreces.
Staatssecretaris Klijnsma: Nee, maar er zijn vervolggesprekken en daarover heb ik gezegd dat ik de Kamer daarvan op de hoogte breng voor 1 mei.
De heer Klein (50PLUS): Volgens mij heeft de Staatssecretaris ook toegezegd contact op te nemen met Staatssecretaris Weekers over de uitbetalingssystematiek rond de huurtoeslag.
De voorzitter: Maar had ze ook afgesproken met u dat ze daarover zou terugkoppelen? Alleen dat noteren wij hier namelijk als toezegging.
De heer Klein (50PLUS): Ik ga ervan uit dat over alles wat toegezegd wordt, een terugkoppeling plaatsvindt, want anders blijft het in het luchtledige hangen. Dat kan wat mij betreft in dit geval in een tweeregelig briefje.
Staatssecretaris Klijnsma: Ik heb in mijn eerste termijn gezegd dat de heer Klein dit punt al aanhangig heeft gemaakt in het debat dat daarover ging en dat het ook opportuun is dat collega Weekers daarop zal reageren. Daar wil ik hem dan wel aan helpen herinneren, maar om dat nou weer apart terug te koppelen lijkt mij wat al te enthousiast.
De voorzitter: Ik denk dat de Staatssecretaris duidelijk is. Voor de mensen die dit soort debatten niet dagelijks volgen, merk ik op dat we alleen de toezeggingen noemen waarover nog expliciet teruggekoppeld wordt door de bewindslieden aan de Kamer. Alles wat in het debat rechtstreeks wordt toegezegd, staat in het verslag en behoeft dus niet apart vastgelegd te worden in de toezeggingen.
Ik sluit dit algemeen overleg onder dankzegging aan de Staatssecretaris en haar staf, de Kamerleden en alle mensen die dit debat gevolgd hebben.
Sluiting 13.00 uur