Vastgesteld 20 juli 2016
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft op 26 mei 2016 overleg gevoerd met de heer Koenders, Minister van Buitenlandse Zaken, over:
− de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 17 december 2015 inzake Reactie op de motie van het lid Ten Broeke over richtsnoeren voor een etiketteringsbeleid voor de herkomst van producten (Kamerstuk 23 432, nr. 418);
− de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 16 maart 2016 inzake Antwoorden op vragen van de commissie over de reactie op de motie van het lid Ten Broeke over richtsnoeren voor een etiketteringsbeleid voor de herkomst van producten (Kamerstuk 23 432, nr. 419);
− de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 26 mei 2016 inzake Uitvoering van de motie van het lid Ten Broeke over richtsnoeren voor een etiketteringsbeleid voor de herkomst van producten (Kamerstuk 34 300 V, nr. 22) (Kamerstuk 23 432, nr. 420).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie, Eijsink
De griffier van de vaste commissie, Van Toor
Voorzitter: Van Bommel
Griffier: Van Toor
Aanwezig zijn tien leden der Kamer, te weten: Van Bommel, Ten Broeke, Knops, Kuzu, De Roon, Servaes, Sjoerdsma, Van der Staaij, Voordewind en Voortman,
en de heer Koenders, Minister van Buitenlandse Zaken.
Aanvang 16.01 uur.
De voorzitter:
Ik moet de commissie formeel vragen of mevrouw Voortman van de fractie van GroenLinks, die geen lid van de commissie is, aan deze vergadering mag deelnemen. Ik zie de leden instemmend knikken. Omdat er tien woordvoerders zijn en wij twee uur de tijd hebben, zal ik de spreektijd van maximaal vijf minuten strikt handhaven. Ik gun de leden in eerste termijn één onderlinge interruptie.
De heer Ten Broeke (VVD):
Kunnen wij het AO niet een halfuur langer laten duren? Dan kunnen wij de spreektijd op zes minuten zetten. Eventueel ben ik bereid mijn interruptie in te leveren voor één minuut meer spreektijd.
De voorzitter:
Wij hebben afgesproken dat dit AO maximaal twee uur zou duren. De Minister heeft na deze vergadering een andere afspraak, dus voor een uitloop van een halfuur is geen ruimte.
Ik meld nog dat vanochtend een brief bij de Kamer is binnengekomen over de uitvoering van de motie van het lid Ten Broeke over richtsnoeren voor een etiketteringsbeleid voor de herkomst van producten in algemene zin (34 300 V, nr. 22). De brief is gedrukt op stuk nr. 420 (23 432). Er is ruime belangstelling vooraf voor dit debat getoond. Ik heb de afgelopen week circa 3.250 e-mails over dit thema ontvangen. Ook aan de publieke belangstelling vandaag lees ik af dat het thema ruime belangstelling geniet. Ik heet de aanwezigen in de zaal en degenen die het debat op een andere manier volgen, van harte welkom.
De heer Ten Broeke (VVD):
Voorzitter. Op 13 april 2015 schreef deze Minister samen met vijftien collega's een brief aan de toen nog kersverse Hoge Vertegenwoordiger Mogherini. In de brief werd zij verzocht om haast te maken met de etikettering van producten uit nederzettingen in de door Israël bezette Palestijnse gebieden. De ondertekenaars stelden dat het niet alleen ging om correcte consumentenvoorlichting, maar ook om een Europese bijdrage aan het redden van de tweestatenoplossing. Of etiketten en consumententransparantie daar ook echt een bijdrage aan leveren, durf ik te betwisten – mogelijk is de bijdrage van etikettering zelfs negatief – maar het staat wel in die brief. Enfin, de etikettering is er gekomen, maar alleen voor producten uit de door Israël bezette gebieden en niet voor producten uit de bezette of geannexeerde gebieden elders op de wereld, terwijl de grondslag ook daar consumententransparantie is en niet een regeerakkoord of een partijprogramma of politiek opportunisme. Voor deze landen geldt ook de richtlijn inzake oneerlijke handelspraktijken, maar er is geen interpretatieve mededeling. Dat maakt dat Israël nu een bijzondere positie inneemt.
En dat maakt dat ik zes maanden geleden samen met een groot aantal leden van de Kamer een motie heb ingediend (34 300 V, nr. 22) waarin de regering wordt opgeroepen om richtsnoeren op te stellen, niet alleen voor producten uit Israëlische nederzettingen, maar voor alle producten uit alle gebieden die krachtens het internationaal recht bezet of illegaal geannexeerd zijn, teneinde de consumenten correct, duidelijk en consequent voor te lichten. De Minister omarmde de motie en schreef in de uitvoeringsbrief van 17 december jongstleden dat het kabinet hierover de Europese Commissie en de lidstaten zou sonderen en de Kamer uiterlijk dit voorjaar over de uitkomst zou berichten. Dat is vandaag dus gebeurd.
Heel veel vragen werden op 16 maart niet beantwoord. Neem bijvoorbeeld de vraag of het gaat om een politiek drukmiddel, zoals stond in de Raadsconclusie. Neem de vijf simpele vragen waarin het ministerie, dat over een uitstekende en op dit onderwerp ongetwijfeld ook zeer gemotiveerde juridische dienst beschikt, werd gevraagd om een kort overzicht van de krachtens internationaal recht bezette of illegaal geannexeerde gebieden. Als service voor de Minister zeg ik erbij dat het gaat om de vragen 9, 10, 51, 52 en 53. Dat overzicht kregen wij niet. In de reactie op de vragen 35 en 36 lazen wij dat de EU Israëlische nederzettingen beschouwt als strijdig met het internationaal recht. Dat weten wij, maar ik wil het overzicht wel gewoon hebben. Ik heb Pieter Omtzigt om advies gevraagd. Hij zei: je moet er gewoon om vragen en een beetje doorzetten, en dan komt het er uiteindelijk wel.
In de brief van het kabinet staat dat het vergaren van steun voor eerlijke en consequente etikettering niet gelukt is. De motie is feitelijk niet uitgevoerd. Het ontbreekt volgens het kabinet aan brede consensus, behalve in het geval van de door Israël bezette gebieden. Er zou ook geen vraag bestaan naar interpretatieve mededelingen die een verbijzondering van Israël mogelijk maken voor herkomstaanduiding van producten uit andere gebieden. Nogmaals, herkomstaanduiding is niet het probleem. Zo wordt een maatregel die beoogt om consumenten correct voor te lichten tot een maatregel die discriminatoir en daarmee al snel politiek van aard is.
Rest ons de vraag: wat gaan wij doen? Hoe gaat de Minister tegemoetkomen aan de zorgen in de Kamer die in de motie zijn verwoord? Kan hij misschien met ons delen wat de gemene deler was van de lidstaten die onwillig waren om ook hier interpretatieve mededelingen te verwelkomen? Over welke bezette of illegaal geannexeerde gebieden kon eigenlijk geen consensus worden bereikt? Ik hoef ze niet allemaal te horen, het kunnen ook verschillende coalities zijn geweest, maar waar gaat het nu eigenlijk om? Waarom is het etiketteren van die fles uit de Golanhoogte, die ik net op tafel heb zien staan, zoveel gemakkelijker dan het etiketteren van de trui van mijnheer Spekman uit Tibet of tomaten uit de Westelijke Sahara? Misschien kan mijn charmante assistente de fles straks nog even laten zien. Het kan ook gaan om een doos dadels van de Westoever. Op de vraag waarom uitsluitend deze producten worden gelabeld, blijft het kabinet antwoorden dat «dat zo is in antwoord op vragen van het bedrijfsleven». Ik verwijs naar de antwoorden op de vragen 1, 18, 38 en 49 ...
De voorzitter:
U hebt nog een halve minuut.
De heer Ten Broeke (VVD):
Het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel (CBL) en ook Europese tomatenexporteurs hebben evengoed om helderheid gevraagd. Dat lijkt toch wel een klein beetje op het verbijzonderen van Israël.
Ik sluit af. Dit is wel de smaak die mijn fractie aan de status quo overhoudt: inconsequente etikettering omdat toepassing van de maatregel bij dit land in praktische en politieke zin net even gemakkelijker gaat dan bij andere landen. Ik ben niet tegen labeling, ik ben wel tegen labeling van alleen producten uit Israël, dat toevallig via codering hieraan meewerkt. Het leidt ertoe dat wij met de import van geëtiketteerde producten uit bezette gebieden ook het sektarisme uit het Midden-Oosten importeren. Wij zagen het gisteren al. Er vonden een soort halalinspecties in de supermarkten plaats door BDS ...
De voorzitter:
U bent door uw spreektijd heen.
De heer Ten Broeke (VVD):
Ik weet het.
De voorzitter:
Ik moet u echt afkappen. Ook uw eigen klok begeeft het. Ik dank u voor uw bijdrage.
De heer Ten Broeke (VVD):
Ik wil even mijn zin afmaken.
De voorzitter:
Nee. Het betoog was afgerond.
De heer Ten Broeke (VVD):
Mooi.
De voorzitter:
Ik zie wel een aantal interrupties, onder anderen van mevrouw Voortman.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Ik kijk even naar de annexatie van de Krim. Daar zijn maatregelen genomen die nog veel verdergaan: een importverbod, een breder handels- en investeringsverbod. Zou je dan niet net zo goed kunnen zeggen dat ten opzichte van Rusland Israël juist positief wordt gediscrimineerd?
De heer Ten Broeke (VVD):
Nee, die indruk heb ik helemaal niet. Er zijn ook heel veel landen waar dit niet gebeurt. De Westelijke Sahara dient zich direct aan als het beste voorbeeld. Tomaten uit de Westelijke Sahara en uit de West Bank zou je allebei conflicttomaten kunnen noemen. Die uit de Westelijke Sahara mogen zich echter verbergen. Die worden niet geëtiketteerd, die worden niet gelabeld. Die uit de West Bank moeten wel worden gelabeld. De Israëlische regering werkt daar ook aan mee. Importeurs zouden het ook zelf kunnen doen. De verantwoordelijkheid voor juiste consumentenvoorlichting is niet direct een regeringsverantwoordelijkheid, maar ligt eigenlijk bij het bedrijfsleven zelf. Het bedrijfsleven zou om meer helderheid hebben gevraagd. De grap is dat dat ook gebeurt bij de Westelijke Sahara. Dat staat in diezelfde brief, maar daar komt geen specifiek beleid op. Dat is een heel opmerkelijk verschil tussen de Westelijke Sahara en de West Bank.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Dat is geen antwoord op mijn vraag. Ik vroeg naar producten uit de Krim. Daarvoor geldt een importverbod. Het kabinet stelt dat niet voor voor producten uit de illegaal bezette gebieden.
De heer Ten Broeke (VVD):
Nee, maar een importverbod zou nog veel gekker worden. Het gaat erom dat consumenten weten van de herkomst van de producten die zij in de schappen tegenkomen. Er komen helemaal geen producten uit de Krim meer. Daar wordt namelijk niet meer geëxporteerd. Dat is onmogelijk, want er is een exportverbod. Er komen wel producten uit de Westelijke Sahara en die producten zijn prima te vergelijken. Het beleid wordt niet consequent toegepast. Ik vind het niet erg dat er inconsequenties bestaan, maar wees daar eerlijk over. Zeg dan niet meer dat je bezig bent met consumentenbeleid, want consumentenbeleid staat of valt met non-discriminatie en generieke toepassing. De consument heeft als zodanig geen voorkeur of afkeer, anders dan die inspecties die wij gisteren zagen van BDS Nederland ...
De voorzitter:
Ik moet u onderbreken.
De heer Ten Broeke (VVD):
Alweer bij het noemen van BDS Nederland. Dat is opvallend.
De voorzitter:
U bent lang aan het woord. Als we het debat op deze wijze gaan voeren, garandeer ik u dat het blijft bij één termijn. Bovendien zal de Minister dan waarschijnlijk maar kort kunnen antwoorden. Ik neem aan dat de leden geïnteresseerd zijn in zijn reactie. Laten wij ervoor zorgen dat hij daarvoor de gelegenheid krijgt.
De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):
Het is voor het eerst dat ik hoor dat de VVD zich zorgen maakt over discriminatie. Je zou wensen dat de partij dat breder doortrekt op de arbeidsmarkt, in de zorg, in het onderwijs, op allerlei vraagstukken. Is dit het enige motief van de heer Ten Broeke of zijn er meerdere motieven?
De heer Ten Broeke (VVD):
Ik maak mij altijd zorgen over discriminatie als die onterecht is. Discriminatie als zodanig ... Er wordt altijd gediscrimineerd. Discriminatie is het maken van onderscheid. Ik heb bezwaren tegen onterecht discrimineren, onterecht verbijzonderen, zoals de heer Kuzu dat met een aantal collega's van Turkse afkomst deed die in zijn ogen verkeerd stemden en die door hem op zijn website werden verbijzonderd. Als het gaat om producten uit gebieden die volgens internationaal recht bezet of illegaal geannexeerd zijn, heb ik er bezwaar tegen als één land verbijzonderd wordt. Op andere landen, die ook moeten voldoen aan de richtlijn, wordt geen bijzonder beleid van toepassing geacht, zogenaamd omdat er niet om gevraagd zou worden ...
De voorzitter:
Dat hebt u reeds gezegd. Ik herhaal mijn oproep om korte vragen te stellen en korte antwoorden te geven. De vraag van de heer Kuzu was kort, maar het antwoord van de heer Ten Broeke niet. Probeert u het echt, anders kunnen wij dit debat niet voltooien, en dat zou ik buitengewoon onaangenaam vinden.
De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):
Ik zal u helpen, voorzitter. Ik begrijp dat er weer onderscheid wordt gemaakt. Er wordt discriminatie gemaakt tussen terechte en onterechte discriminatie. Ik vind dat een frappante definitie. Er kan ook voor een andere lijn worden gekozen. Al decennia lang vindt onrecht plaats in een gebied. Je zou kunnen zeggen: laten wij eens beginnen met de aanpak van het onrecht daar. De redenering van de VVD is: daar vindt onrecht plaats, hoewel ik de heer Ten Broeke dat niet expliciet hoor zeggen, maar het is niet goed om daar te beginnen. Nee, in dit soort gevallen worden alle conflicten in de hele wereld er bijgehaald. Wij sluiten onze ogen voor het onrecht dat daar al decennia lang plaatsvindt. Vindt de heer Ten Broeke dat een consequente lijn?
De heer Ten Broeke (VVD):
Ik sluit mijn ogen niet voor onrecht elders in de wereld. Ik kan mij zelfs voorstellen dat er momenten zijn waarop je niet alles even consequent kunt toepassen. Dat is nou eenmaal onderdeel van het buitenlands beleid. Maar wees er eerlijk over. Je moet niet vragen om consequente toepassing van consumentenregels, want die zijn hier niet aan de orde. Als je verschil wilt maken ...
De voorzitter:
U valt echt in herhaling.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik prijs de heer Ten Broeke juist om zijn ferme uitspraken. Hij stelt deze discriminatie aan de kaak. Er is inderdaad sprake van discriminatie als het gaat om Israël. Maar hij was wel de indiener van de motie waarin gevraagd werd om die discriminatie te voorkomen en het voor alle betwiste gebieden te doen. Wat gaat de heer Ten Broeke doen nu de motie niet wordt uitgevoerd?
De heer Ten Broeke (VVD):
De motie spreekt niet van betwiste gebieden, want dan wordt het heel ruim. Nee, de motie betreft volgens internationaal recht bezette gebieden en illegaal geannexeerde gebieden. Tegen de heer Kuzu zeg ik dat dat op zichzelf al iets zegt over mijn beoordeling en appreciatie. Als wij het daarover eens zijn en als wij vervolgens zien dat in die categorie sommige producten uit sommige landen, die wel degelijk aangewezen kunnen worden, niet van een label kunnen worden voorzien, ofwel omdat de overheid daar niet aan meewerkt, ofwel omdat er volgens de regering geen behoefte aan bestaat, terwijl in de brief van het CBL uit 2013 wel degelijk ook de Westelijke Sahara wordt genoemd, dan wil ik graag consequente toepassing. Dat is nu eenmaal eigen aan consumentenbeleid.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik prijs de heer Ten Broeke, omdat hij zegt daarin consequent te willen zijn. Ik vraag me dan wel af wat zijn signaal aan de Minister is, want die zegt: ik merk dat er geen draagvlak is, ik ga daar niet op door en ik ga de motie uiteindelijk niet uitvoeren. Wat is de conclusie van de heer Ten Broeke?
De voorzitter:
Mijnheer Ten Broeke, probeert u nu eens iets korter te zijn.
De heer Ten Broeke (VVD):
Nou, voorzitter, ik ga over mijn eigen antwoorden.
De voorzitter:
Maar ik ga over de vergaderorde en we hebben zojuist afgesproken dat ... Als u zich daar niet aan wenst te houden, moet u een ander voorstel doen of een andere voorzitter kiezen.
De heer Ten Broeke (VVD):
Ik heb u een ander voorstel gedaan.
De voorzitter:
Dat is niet aanvaard door de vergadering en dus houden we vast aan het voorstel dat ik in het begin heb gedaan. Ik vraag u nu kort te antwoorden; anders ontneem ik u het woord.
De heer Ten Broeke (VVD):
Voorzitter. Ik hoop natuurlijk dat deze pogingen van de Minister wel slagen. Als ze dat niet doen en als er geen behoefte aan is – ik moet daarvoor de beantwoording van de Minister afwachten – zullen we moeten bekijken of een tweede ronde nuttig is en of het doorzetten van deze interpretatieve mededeling überhaupt nuttig is. Dat zijn volgens mij de twee uitersten waartussen vandaag het debat zal verlopen.
De voorzitter:
Dank voor het antwoord.
Dan is nu het woord aan de heer Voordewind van de ChristenUnie.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Voorzitter. Vandaag staan de labeling en de Midden-Oosten Vredespolitiek op de agenda. Ik moet het nu «Vredespolitiek» noemen en niet langer het «Vredesproces»; van die verandering heb ik kennis genomen.
Ik begin met het labellen. De Minister heeft ons daarover een duidelijke brief gestuurd. Ik kan me nog herinneren dat de voorganger van de Minister mij heeft uitgemaakt voor iemand die misleidend is en feitelijk onjuiste informatie zou geven, omdat ik zei dat deze labeling alleen voor Israël zou gelden. Toen werd mij van alles en nog wat verweten. Ik ben deze Minister er in ieder geval dankbaar voor dat hij aan ons terugkoppelt en ons een beeld heeft gegeven van wat er in Europa speelt. Dat beeld bevestigt mij in het idee dat er inderdaad sprake moet zijn van discriminatie, want de Minister zegt ons dat de overige landen wel de labels willen toepassen op Israël en de betwiste gebieden, maar niet op de andere gebieden. Dat stelt mij zeer teleur. Ik heb mijn hoop dan ook op de heer Ten Broeke van de VVD gesteld, want ik hoop dat wij met de andere medestanders van de motie deze Minister en het discriminerende optreden van Brussel bij deze labeling van Israëlische producten een halt kunnen toeroepen. Ik heb begrepen dat het om een richtlijn gaat en niet om een verordening. De lidstaten gaan dus zelf over de interpretatie. Ik krijg daarop graag een reactie van de Minister.
Een ander voorbeeld van een dubbele standaard is het betalen van de salarissen van Palestijnse terroristen in Israëlische gevangenissen. Dat punt is in de Kamer meerdere keren aan de orde geweest en hierover zijn verschillende moties aangenomen. Na doorvragen van de Noorse Minister van Buitenlandse Zaken blijkt dat het geld dat daarvoor bedoeld was, van de Palestijnse Autoriteit naar de PLO is doorgesluisd. Het gaat om precies hetzelfde bedrag. Sterker nog: degene die dat departement beheerde, is zelfs overgegaan naar de PLO. Het was dus een cosmetische wijziging, want de betalingen gaan gewoon door. De betalingen door de Palestijnse Autoriteit aan de PLO gaan ook gewoon door en ik hoor dan ook graag van de Minister of hij het nog steeds onacceptabel vindt dat deze perverse prikkels – hoe meer slachtoffers, hoe hoger de premie – gewoon blijven bestaan en dat die met Nederlands en Europees geld worden betaald. Wij betalen immers nog steeds de Palestijnse Autoriteit zo'n 70 miljoen. Ik hoor graag een reactie van de Minister op het feit dat terrorisme op deze manier wordt beloond.
Een ander voorbeeld is dit poppetje, een poppetje dat ik gisteren toevallig in handen kreeg. Het is een poppetje van een Palestijnse strijder met een steen in zijn hand en met als opschrift: wij zullen Israël en Jeruzalem in bezit nemen. Dit poppetje wordt met duizenden verspreid in Samaria en Judea en de Palestijnse Autoriteit staat dat gewoon toe. Ik vraag de Minister of hij hiervan weet heeft en of hij dit wil aankaarten bij de Palestijnse Autoriteit. Met dit soort speelgoed kweekt men haat in de harten van jonge kinderen en moedigt men deze kinderen aan om stenen te gaan gooien. Ik overhandig via de bode dit poppetje aan de Minister.
Dat waren de negatieve elementen. Ik hoop dat de Kamer ook andere projecten wil stimuleren. De Minister is bijvoorbeeld vast en zeker enthousiast over de verzoeningsprojecten. In het kader van die verzoening wil ik niet alleen dat poppetje aan de Minister geven, maar ook deze fles wijn. Het is een bijzondere fles, die waarschijnlijk een collectorsitem wordt omdat het straks het enige flesje wijn is dat nog geen label heeft als dat hele labelen doorgaat. Ik wil de Minister deze fles wijn niet onthouden. Het is wijn die is gemaakt door Palestijnse en Joodse landbouwwerkers en die daardoor ook een symbool is van de verzoening die toch kan plaatsvinden. Een cadeautje uit Beth-El voor de Minister!
Ik wil de Minister ten slotte vragen hoe het staat met de verzoeningsprojecten. Ik heb begrepen dat het geld daarvoor al op is, ook al zijn we nog niet eens halverwege het jaar. Is de Minister bereid om verder te zoeken naar mogelijkheden om op een positieve manier, zonder elkaar te bestrijden, tot verzoening te komen? Ik heb hiervan deze zomer een mooi voorbeeld gezien in een kinderopvangcentrum. Een Joods-Russisch kindje kwam daar voor het eerst binnen, werd achtergelaten, was in tranen en werd opgevangen en getroost door een Palestijns-Arabisch kindje. Dat soort mooie voorbeelden van kinderopvangcentra, waarin verschillende etniciteiten bij elkaar zitten en kinderen van jongs af aan geleerd wordt om met elkaar om te gaan, zijn projecten die de ChristenUnie en ik denk ook de Minister van Buitenlandse Zaken graag zouden willen stimuleren.
De heer Sjoerdsma (D66):
Ik denk dat iedereen aan deze tafel heel graag zou zien Palestijnen en Israëliërs zich verzoenen. Deze verzoening kan natuurlijk alleen maar plaatsvinden als er ook een mogelijkheid wordt geschapen voor een tweestatenoplossing. Ik heb het idee dat de ChristenUnie daarover toch een beetje met twee monden spreekt: ja tegen verzoeningsprojecten, maar nee tegen de tegenstanders van nederzettingen en illegale nederzettingen. De ChristenUnie zegt: nee hoor, die nederzettingen moeten we gewoon erkennen; die zijn op geen enkele manier een obstakel voor vrede. Ik zou de ChristenUnie toch willen vragen, te reflecteren op die tegenstrijdigheid.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
De heer Sjoerdsma heeft er zelf gewoond, dus hij weet dat er in 1967 een demarcatielijn is afgesproken en dat er op dat moment geen definitieve grenzen zijn afgesproken. Je kunt dus spreken over gebied waarover via de onderhandelingstafel overeenkomst moet worden bereikt. Alleen via de onderhandelingstafel! Zo is dat ook in Oslo afgesproken. Zolang dat niet het geval is, spreken wij in ieder geval over betwiste gebieden.
De heer Sjoerdsma (D66):
Dat vind ik echt heel erg opvallend, ook gezien de uitgangspunten van het verkiezingsprogramma van de ChristenUnie. Daarin wordt namelijk gesproken over recht, christelijke waarden, respect voor internationaal recht en mensenrechten, en dan heb ik het nog niet eens over de Geneefse conventie. Dat zijn allemaal zaken die met die nederzettingen met voeten worden getreden. Als de tweestatenoplossing en verzoening hem dierbaar zijn – volgens mij zouden die ons allemaal dierbaar moeten zijn – en als vrede hem dierbaar is, bezint u dan nog een keer en neemt afstand van die PVV-standpunten van uw partij.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
De heer Sjoerdsma weet ook dat er verschillende onderhandelingsronden zijn geweest. In al die onderhandelingsronden was het niet de Israëlische regering die van de onderhandelingstafel wegliep, want het waren echt de Palestijnen die telkens de onderhandelingen stopten. De heer Sjoerdsma heeft er in die tijd misschien wel zelf bij gezeten. Ja, wij zijn voor hernieuwde onderhandelingsgesprekken, maar niet op de manier waarop Frankrijk dat nu probeert door meteen het zwaard van Damocles boven het hoofd van Israël te hangen: als u niet komt opdagen of niet voldoende meewerkt, gaan wij eenzijdig de Palestijnse staat uitroepen. Dat zijn geen voorstellen die bevorderen dat de twee staten ooit vreedzaam naast elkaar kunnen leven.
De heer Servaes (PvdA):
Niet dat we deze discussie nog nooit gevoerd hebben, maar dan toch nog maar een keer.
De heer Voordewind vlucht natuurlijk weg in historische zaken van langgeleden, want er gebeuren vandaag de dag ook allerlei zaken. Het is nu bijna 50 jaar na 1967, merk ik toch maar even op. We stevenen af op een nogal treurig jubileum. Hoe kijkt de heer Voordewind aan tegen al die illegale nederzettingen, die sindsdien zijn gevestigd en die vandaag de dag nog steeds worden gevestigd? Soms zijn ze zelfs volgens de Israëlische regels illegaal. Het worden wel outposts genoemd. Wat vindt hij ten slotte van het fiscale stimuleringsregime van de Israëlische regering om het ook nog eens een extra push te geven?
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Het is heel bijzonder dat Israël het enige land in het Midden-Oosten is dat een rechtsstaat is. Als daar dingen gebeuren die tegen de wet ingaan, hebben mensen, ook Palestijnen en Arabieren, de mogelijkheid om naar de rechter te gaan. Op het moment dat er een outpost wordt gebouwd, verwijdert de Israëlische regering die mensen. Israël heeft dus, in tegenstelling tot de Palestijnse Autoriteit, corrigerend vermogen. We hebben een rapport gehad van UNICEF over de behandeling van Palestijnse jongeren. Ik heb daarop aangedrongen, maar ik heb UNICEF toen ook gevraagd of het eenzelfde rapport zou willen maken over de behandeling van jongeren in Palestijnse gevangenissen. Ik kreeg toen te horen dat men dat niet zou doen, maar dat ik ervan verzekerd kon zijn dat de situatie daar nog veel slechter is.
Ik ken de situatie van nu. Ik weet dat er steekpartijen plaatsvinden. Ik zie dat de bedreigen er nog steeds zijn. Ik hoop dat de Partij van de Arbeid die grote bedreigingen van de Israëliërs – dat staat overigens nog los van de raketbeschietingen uit Gaza – ook erkent.
De voorzitter:
Mijnheer Servaes, u hebt het woord. Dit ging wel buiten de vraag om.
De heer Servaes (PvdA):
Dit antwoord heeft helemaal niets met mijn vraag te maken, voorzitter.
Er wordt mij impliciet verweten dat ik iets niet zou zeggen en dat ik niet zou erkennen dat er vreselijke steekincidenten plaatsvinden. Ik wil er toch een punt van maken dat ik dat een buitengewoon onplezierige insinuatie vind. Ik ga geen nieuwe vraag stellen, maar ik ga de heer Voordwind gewoon vragen om alsjeblieft alsnog antwoord te geven. Dat antwoord moet dan wel iets met de vraag te maken hebben.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik weet niet of de microfoon heeft uitgestaan, maar ik heb volgens mij antwoord gegeven op de vraag over de outposts. Zelfs de Israëlische regering is daar heel kritisch over. We zien dat door de druk van het Westen in Samaria en Judea heel veel banen verdwijnen. Ik heb een aantal projecten bezocht waar Palestijnen onder druk worden gezet om niet samen te werken met Israëliërs. Als gevolg van die internationale druk gaan er honderden banen verloren. Mensen raken werkloos, omdat het Westen Israël dwingt om Israëlische bedrijven weg te halen uit Samaria en Judea. Dat helpt absoluut niet, ook de Palestijnse zaak niet.
De heer De Roon (PVV):
Voorzitter. Lieberman wordt Minister van Defensie in het Israëlische kabinet. «Kolonist gaat nu over bezet gebied» kopte een artikel in nrc.next. Ik feliciteer Lieberman met zijn nieuwe functie, maar ik feliciteer vooral alle inwoners van Israël met deze benoeming. Zij hebben er baat bij dat Lieberman, inderdaad een bewoner van Judea, Minister van Defensie is geworden. Hij, Lieberman, begrijpt als geen ander dat de Palestijnse terroristen alleen respect hebben voor een ijzeren vuist en niet voor een Minister met een slap handje. Daar is iedereen in Israël mee gediend.
Waar, afgezien van terroristen, ook niemand mee gediend is, is de actie deze week waarbij anti-Israëlische actievoerders in winkels zijn binnengevallen om daar de etiketten van Israëlische producten te controleren. Op hun website vergelijken zij de verkoop van die producten met het verkopen van gestolen fietsen. Die producten duiden zij aan als apartheidswaar. Antisemitischer kan het bijna niet! In Frankrijk is BDS verboden verklaard. In New York wordt gewerkt aan wetgeving die dergelijke boycotacties verbiedt. Het Zwitserse parlement wil een onderzoek naar al die anti-Israëlische organisaties en in het bijzonder naar de financiering daarvan met geld van de belastingbetaler. Er zijn aanwijzingen dat ook de Nederlandse belastingbetaler, zonder dat hij het weet, bijdraagt aan de financiering van BDS en antisemitisme. Ik ga dat allemaal uitvoerig bestuderen om te bezien of wij in Nederland ook die kant op kunnen. Mij lijkt dat aantrekkelijk en ik vraag de Minister om in ieder geval van die BDS-actie in Nederland afstand te nemen. Wil hij dat doen?
Uit de brief van vandaag van de Minister blijkt dat de Europese Unie in het algemeen geen maatregelen wenst met betrekking tot de etikettering van producten uit bezette gebieden. In het algemeen niet, alleen voor gebieden waarvan de EU vindt dat die door Israël bezet zijn, wil de EU het wel! Voor Israëlische producten gelden blijkbaar andere regels. Daar blijkt duidelijk uit dat de behandeling van Israël en Israëlische producten gestuurd wordt door politieke motieven. Een rechtsbeginsel als gelijke gevallen gelijk behandelen speelt daarbij geen rol. Dat leidt in de praktijk natuurlijk tot oneerlijke handelspraktijken. Ik vraag de regering vandaag dan ook via de Minister om aan het bedrijfsleven en aan de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit kenbaar te maken dat gelijke behandeling van gelijke gevallen niet mogelijk is door deze politieke weigering van de Europese Unie. Dat alleen al zou voldoende reden moeten zijn om aan die exclusief anti-Israëlische toepassing van EU-regels helemaal geen gevolg te geven. Dat hele gezeur over labels draagt totaal niets bij aan de vrede in het Midden-Oosten en dat is op zichzelf al reden genoeg om dat gezeur totaal te negeren.
Wat we natuurlijk niet moeten negeren, is de sponsoring van terroristen door de Palestijnse Autoriteit. De regering zegt ons dat dit niet gebeurt met het ontwikkelingshulpgeld dat zij en de Europese Unie van de Nederlandse belastingbetaler overmaken naar dat Palestijnse regime. Maar dat verhaal is gewoon een schaamlap waar de regering zich voor zou moeten schamen. Door geld naar terrorismebeloner Abbas over te maken, wordt hem de financiële ruimte geboden om die terroristen te belonen. Het Palestijnse regime krijgt die ruimte doordat het zelf geen of minder geld in andere zaken hoeft te steken, want die worden betaald met geld van Henk en Ingrid uit Nederland. Het enige wat moreel juist is, is om die terroristenvrienden in Ramallah helemaal geen geld te geven. Nederland moet die stap nu zetten. Stop met de financiering van de Palestijnse Autoriteit!
Tot slot de vredesconferentie in Parijs op 3 juni. Het is duidelijk dat vrede alleen bereikt kan worden door onderhandelingen tussen de partijen in een geschil. Israël wil rechtstreeks onderhandelen, ook in Parijs, maar Abbas wil dat niet. Bij de conferentie in Parijs zijn beide partijen al helemaal niet betrokken. Die conferentie is dus nutteloos. Onze Minister moet daar niet naartoe gaan. Dat vraag ik hem.
De heer Servaes (PvdA):
Voorzitter. Lieberman wordt Minister van Defensie in Israël. Een kolonist gaat nu over bezet gebied. De heer De Roon feliciteerde het land Israël hier zojuist mee. De aftredende Minister van Defensie deed dat in ieder geval niet. Hij waarschuwde voor de sfeer die nu in Israël heerst. Ya'alon zei: «Extremist elements have taken over the country.» De woorden van de Israëlische legerleiding gingen nog een stuk verder. Als het Israëlische leger de redelijke factor in het land is, dan weet je wel hoe ernstig de situatie is. Mijnheer Lieberman vond dat de Gaza-oorlog van 2014 slappe hap was. «Not cracking down hard enough», zei hij over de aanpak van Netanyahu. Een vierde operatie is onvermijdelijk, stelt hij ons in het vooruitzicht. Terwijl wij het hier vandaag over vrede hebben, vind ik het bizar en ongelofelijk dat een collega dit verwelkomt. De regering van de Verenigde Staten zegt zeer diplomatiek gerechtvaardigde vraagtekens te plaatsen bij de koers die de regering van Netanyahu heeft ingesteld. Toen de regering een jaar geleden aantrad, noemden wij het al het meest rechtse kabinet ooit. Ik denk dat het nu definitief van het partijpolitieke links-rechtscontinuüm is afgedonderd.
Dit debat zou gaan over vrede, vredespolitiek en vredesinitiatieven. Bij de voorgaande drie sprekers heb ik er niets over gehoord. 3 juni vindt er echt een bijeenkomst in Parijs plaats van de International Support Group. Ik vind het goed dat Frankrijk, gesteund door de EU, nu eindelijk deze actie onderneemt. Ik vind het heel goed dat Nederland erbij is. Ik vind het goed dat het initiatief niet alleen door de EU wordt gesteund, maar ook door de VS, door Arabische landen en door de Verenigde Naties. Ik hoor graag van de Minister wat zijn inzet voor die bijeenkomst is. Het lijkt mij heel belangrijk dat daar de juiste kaders worden neergezet, zodat hopelijk later dit jaar inderdaad besprekingen tussen beide landen kunnen plaatsvinden.
Dat Netanyahu nu al zegt dat onderhandelen alleen kan zonder voorwaarden, uitgezonderd zijn eigen voorwaarden, maakt het natuurlijk lastig. Het is bovendien onwenselijk. Alle partijen moeten bereid zijn om over vrede te praten, omdat het zo ongelofelijk hard nodig is, omdat een status quo op korte of wat langere termijn voor nog meer ellende zal zorgen. Ik vind dat de EU wel degelijk duidelijk moet maken dat het consequenties moet hebben als een van de partijen niet bereid is om dit vredesinitiatief een kans te geven.
Ondertussen wordt het perspectief op de tweestatenoplossing steeds moeilijker gemaakt. De sloop van Palestijnse huizen in de bezette gebieden is in de eerste drie maanden van 2016 verdrievoudigd. Meer dan 500 gebouwen zijn vernietigd. Meer dan 800 mensen zijn dakloos gemaakt. Wat gaat de EU doen? Heeft de EU niet al in december 2014 besloten dat zij, als er niet binnen zes maanden een einde zou komen aan deze sloop, «systematische restitutie of compensatie zal vragen aan Israël op politiek niveau». Dat laatste zeg ik er met nadruk bij. Het betekent dus niet dat je het aan de individuele slachtoffers overlaat. Nee, de EU heeft zich vastgelegd om dit politiek te gaan doen. Op 12 februari zei Hoge Vertegenwoordiger Mogherini dat, als er niet een totale bevriezing van deze sloop plaatsvindt, Europa zal afzien van de EU-Israël Associatieraad. Is de Minister van plan om haar aan die toezegging, die belofte te houden?
De situatie in Israël is ook slecht voor mensenrechtenorganisaties. Een Minister riep de afgelopen maanden op tot zogenaamde targeted civil eliminations. Je zult het maar zeggen over je eigen maatschappelijk middenveld. Ondertussen wordt er in de Knesset ngo-wetgeving voorbereid die ik alleen maar als Poetinstijl kan kwalificeren. Breaking the Silence is een moedige organisatie, maar zij wordt monddood gemaakt met rechtszaken. De mensenrechtenorganisatie B'Tselem zegde gisteren de samenwerking op met de Israëlische militaire organisatie, omdat zij er geen vertrouwen meer in heeft. Wil de Minister zich inzetten om deze stappen luid en duidelijk te veroordelen? Wil hij bezien of hij extra steun kan geven aan deze organisatie? Het gaat niet alleen om bescherming voor individuele mensenrechtenbeschermers, maar ook om garanties dat deze mensen hun werk kunnen voortzetten.
Ik maak een slotopmerking over de etikettering. Uit de brief begrijp ik dat er geen draagvlak is voor een catch-allrichtlijn, waar alle gebieden onder geplaatst worden. Ik vraag de Minister of het mogelijk is om naar specifieke casussen te kijken. Er is er al één genoemd, maar wij kunnen het natuurlijk ook hebben over gebieden in Georgië, over de Krim etc.
De voorzitter:
Daarmee moet u afronden.
De heer Servaes (PvdA):
Is de Minister bereid om daarnaar nader onderzoek te verrichten?
De heer De Roon (PVV):
Snapt de heer Servaes dat de harde lijn tegen Israël die hij bepleit, precies de reden is waardoor de heer Lieberman nu Minister van Defensie is geworden?
De heer Servaes (PvdA):
Ik geloof dat collega De Roon mij nu wel heel veel eer toewuift. Ik zie niet echt een direct causaal verband tussen mijn inbreng en de aanstelling van de heer Lieberman. Ik ga niet over aanstellingen van het Israëlische kabinet. Ik vind dat wij het kabinet mogen beoordelen op zijn daden. Ik heb daar zojuist een aantal voorbeelden van genoemd.
De heer De Roon (PVV):
De heer Servaes verwijt collega's soms dat zij om zijn vragen heen draaien, maar dat doet hij nu zelf ook. Ik vraag hem niet of zijn verhaaltje heeft bijgedragen aan de benoeming van Lieberman, natuurlijk niet. Ik vraag hem of hij begrijpt dat de harde lijn die in zijn betoog tot uiting komt, er de oorzaak van is dat in Israël mensen als Lieberman belangrijke regeringsfuncties krijgen.
De heer Servaes (PvdA):
Ik wil om te beginnen ontkennen dat ik een harde lijn tegen Israël voer. Ik ben de eerste die hier begonnen is over het vredesinitiatief. Ik wil dat een kans geven. Ik vind het jammer dat geen van de drie voorgaande sprekers dat ook wil. Ik maak wel bezwaar tegen het beleid van de regering van Israël. Ik maak wel bezwaar tegen de keuze die de premier heeft gemaakt om niet in een grote coalitie met een gematigde politieke partij te treden, maar voor een coalitie te kiezen met een nog rechtsere partij, een nog rechtsere politicus dan hij nu al in zijn coalitie heeft. Het lijkt mij dat het mij vrijstaat om mijn mening te geven over het beleid dat die partij in woord, maar ook in daad voorstaat.
De heer Van der Staaij (SGP):
Fijn dat de heer Servaes in de laatste 30 seconden van zijn spreektijd nog inging op de brieven over labeling die vandaag onderwerp van dit debat zijn. Het verbaast mij dat hij kennelijk niet de bezwaren deelt en dat hij niet lijkt te beseffen dat bij zo veel partijen en burgers het gevoel leeft dat er hiermee een eenzijdige focus op Israël ontstaat. In feite gaat het om een verkapte sanctie, terwijl men zalvend spreekt van consumentenbescherming.
De heer Servaes (PvdA):
Het gaat over consumentenbescherming. Daar is het juridisch op gebaseerd. Ik snap het misverstand niet. Ik heb de motie van collega Ten Broeke gesteund. Aanvankelijk had ik een vergelijkbare motie opgesteld samen met GroenLinks. Uit collegialiteit hebben wij ons aangesloten bij de motie van Ten Broeke, zodat wij gezamenlijk het standpunt konden verwoorden. Ik ben er zeer voor dat het ook elders toegepast wordt. Sterker nog, als een catch-allmethode niet werkt, als er geen richtlijn komt die alle bezette en geannexeerde gebieden dekt, is het misschien mogelijk om nog eens te kijken naar de specifieke casussen die aan bod zijn gekomen. Ik vroeg de Minister om dat nog eens te onderzoeken.
De heer Van der Staaij (SGP):
Goed dat de heer Servaes dit nog even uiteenzet. Ik had het zo niet begrepen. De Minister heeft er lang over gedaan. Kennelijk heeft hij heel goed gesondeerd. Als hij zegt dat het allemaal niks oplevert, is het dan een faire conclusie om eenzijdig tegenover Israël door te gaan met deze labelingsactie?
De heer Servaes (PvdA):
Dit is een klassiek voorbeeld van whataboutism. Je wilt op een bepaalde plek beleid voeren. Als het dan niet lukt om het op een andere plek uit te voeren, wil dat toch niet zeggen dat je het moet opgeven op die ene plek? Wij zien ergens een misstand. Daar willen wij beleid op voeren. Ik ben met de heer Van der Staaij bereid om de Minister op te roepen om nog eens naar andere bezette of geannexeerde gebieden te kijken. Misschien moet de Minister er ook nog eens extern naar laten kijken hoe het juridisch kan worden vastgepakt. Maar als het elders niet lukt, wil dat niet zeggen dat het hier, waar het evident van toepassing is, moet worden losgelaten.
De heer Ten Broeke (VVD):
Ik ben heel blij met het verzoek van de PvdA-fractie voor een catch-allbenadering. Maar whataboutism is de kernvraag bij consumentenbeleid. Die vraag is heel erg gerechtvaardigd. Het gaat hier om een richtlijn inzake oneerlijke handelspraktijken. Wil je die aantonen, dan moet dat voor alle gebieden gelden waar je je druk over maakt. Is de heer Servaes niet met mij van mening dat consumentenbeleid alleen maar zin heeft als je het consequent doorvoert?
De heer Servaes (PvdA):
Dan moet ik toch even terugkomen op het voorbeeld dat mevrouw Voortman noemde: de Krim. Daarvoor geldt een veel strenger regime. Daar gaat het om sancties en een importverbod. Het is toch niet zo dat wij, omdat het ons niet lukt om voor Tibet of voor mijn part voor de bezette Palestijnse gebieden een importverbod af te kondigen, het ook voor de Krim moeten afschaffen? Dat is precies wat ik bedoel met whataboutism. Je hebt een zaak en je probeert, afhankelijk van je politieke overtuiging, een zo krachtig mogelijke respons te formuleren. Maar als het niet overal lukt, zak je niet automatisch naar de laagste gemene deler. Ik kan het mij niet voorstellen dat collega Ten Broeke nu is voor het opheffen van de sancties voor de Krim.
De heer Ten Broeke (VVD):
Nee, maar het punt bij de Krim is natuurlijk dat je het niet wilt hebben over de laagste gemene deler. Wij zien wat er gebeurt als wij politieke voorkeuren laten meewegen bij wat generiek consumentenbeleid zou moeten zijn. Daar loop je dan tegen een grens aan. Ook ik sprak over het vredesproces. Collega Servaes kan toch niet ontkennen dat door de Israëlische regering, in het bijzonder premier Netanyahu, twee dingen zijn gedaan die wel degelijk bijzonder zijn? Hij is na Olmert de eerste die is ingegaan op het Arabische vredesinitiatief.
De voorzitter:
Maakt u van deze tweede vraag nou niet een betoog. U hebt uw vraag gesteld.
De heer Ten Broeke (VVD):
Het Arabisch vredesinitiatief is daarmee benoemd. Dat is positief. Ten tweede wil de Israëlische premier zonder voorwaarden en direct aan tafel gaan zitten. Dat wordt nu geblokkeerd, niet door zijn voorwaarden, want die zijn er niet, maar door de PA, die dat niet wil, omdat die graag de dekmantel van de internationale gemeenschap erbij wil.
De heer Servaes (PvdA):
Ik wil ontkennen dat er bij mij een politieke voorkeur aan ten grondslag ligt. Ik ben juist zeer voor een consequente toepassing van consumentenrecht. Ik heb dat al een paar keer herhaald. Daarom heb ik ook de motie van collega Ten Broeke gesteund. Dat de Israëlische premier zich bereid toont om naar het Arabische vredesinitiatief te kijken, is hartstikke goed. Daarom zou hij ook moeten ingaan op de aanmoedigingen die hij van zijn vriend Al-Sisi uit Egypte heeft gekregen. Die heeft namelijk gezegd dat op basis daarvan in Parijs zou moeten worden gesproken. Dat is dus zonder voorwaarden. Toen het Franse vredesinitiatief nog een Frans vredesinitiatief was, kon ik mij nog wel iets voorstellen bij de collega's die zeiden: dat is wel heel smal; hebben die Fransen niet toch een soort voorkeur voor de Palestijnen? Maar precies wat zij toen eisten, is gebeurd: het is ingekaderd in een EU-kader, in een VN-kader, in het Arabisch vredesinitiatief. Iedereen staat erachter en de tafel staat klaar. Laat ze alsjeblieft naar Parijs gaan!
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Voorzitter. Ook ik wil met het citaat van de voormalig Minister van Defensie van Israël beginnen. Hij sprak van extremistische en gevaarlijke elementen die Israël en de Likudpartij overspoeld hebben. Ik vind dat een rake typering van het klimaat in Israël. Mensenrechten en vredesactivisten worden bedreigd en gemarginaliseerd. Het klimaat keert zich tegen voortzetting van het vredesproces. Vreedzame activisten over de hele wereld moeten de lange arm van Israël vrezen. Vrede in het Midden-Oosten is niet dichterbij gekomen in het afgelopen jaar. Onschuldige Israëlische burgers moeten vrezen voor aanslagen. Palestijnen lopen voortdurend kans om hun voorzieningen of hun bezit te verliezen. Het Israëlische leger voelt zich bovendien gerechtigd om Palestijnen hun vrijheid of zelfs hun leven af te nemen. De Palestijnse Autoriteit en de Hamas-regering hebben geen steun onder de bevolking en houden op autoritaire wijze vast aan hun posities. In deze moeilijke situatie moeten wij zonder aarzeling het internationale recht als uitgangspunt nemen. Waarom mogen producten uit illegaal bezette gebieden op de Nederlandse en Europese markt komen? Waarom is hierover geen gesprek binnen de Raad Buitenlandse Zaken? De Nederlandse overheid ontmoedigt al jaren economische relaties met bedrijven in Israëlische nederzettingen in bezet Palestijns gebied, zo schrijft de Minister, maar in enkele staten in de VS worden bedrijven gestraft als ze geen zaken willen doen in de bezette gebieden. Klopt het dat de ASN Bank om deze reden op een lijst van de staat Illinois staat van bedrijven die geen zaken mogen doen met de overheid? Heeft het kabinet hiertegen geprotesteerd of wil het dat alsnog doen?
De interpretatieve mededeling van de Europese Commissie is een halfhartige reactie op een uitzichtloze, schadelijke en illegale bezettingspolitiek, maar in deze situatie is etiketteringsbeleid wellicht beter dan geen beleid. Voeren de importeurs en de middenstand deze mededeling ook uit? Heeft de Minister ergens een product gezien dat naar aanleiding van deze communicatie een ander etiket heeft gekregen? Is het wel mogelijk voor Nederlandse bedrijven om dat onderscheid te maken? Hoe kan de Minister hen hierbij helpen? Heeft de NVWA wel de instrumenten om toe te zien op de correcte uitvoering van de mededeling?
Het Israëlische leger gaat onverminderd door met het vernietigen van hulpprojecten in de bezette gebieden, zoals scholen die door Europese donoren zijn gefinancierd. Sinds de start van de constructieve dialoog tussen de EU en Israël is het tempo van vernietiging verdubbeld. Heeft Israël compensatie betaald aan de eigenaren van de gebouwen, constructies en landerijen die het vernietigd heeft? Overlegt de Minister met zijn Europese partners over een daadkrachtig antwoord? Hoe blijft de Europese Unie volgens de Minister geloofwaardig als zij geen actie onderneemt, terwijl Europese hulpprojecten vernietigd worden?
Mijn partij is in de veronderstelling dat de eerbiediging van mensenrechten en het internationale recht deel uitmaken van de associatieakkoorden. Daarom vraag ik de Minister om duidelijkheid te geven over wat dit nu echt betekent. De aankondiging van een EU-Israël Associatieraad is wat ons betreft een verkeerd signaal op een verkeerd moment. Wat wil de Minister hiermee bereiken?
GroenLinks vindt het tijd om Israël en de Palestijnen meer duidelijkheid te geven. Wij willen vrede en zijn bereid om stappen die naar vrede leiden, te ondersteunen. Tegen acties die vrede verder weg brengen, moeten wij echter optreden.
De heer Sjoerdsma (D66):
Voorzitter. Algemene overleggen over Israël en Palestina stemmen helaas bijna nooit vrolijk, natuurlijk omdat de situatie nooit echt lijkt te verbeteren, maar vooral omdat 68 jaar na de oprichting van Israël een vreedzame co-existentie tussen de Israëli's en de Palestijnen verder weg lijkt dan ooit. De gedroomde veilige thuishaven voor Joden wereldwijd dreigt onder Netanyahu af te glijden naar een staat waarin de nachtmerrie op de loer ligt. En ook onder Abbas is de Palestijnse democratie vastgeroest: al tien jaar geen parlementaire of presidentiële verkiezingen meer. Palestijnen lijden onder de dagelijkse verschrikkingen van de bezetting. Israëlische families lijden onder de voortdurende angst voor luchtalarm en raketten.
In deze fragiele status quo maak ik mij grote zorgen over wat de illegale bezetting doet met Palestina en Israël. En natuurlijk: we kunnen het over etikettering hebben – ik ben het van harte eens met degenen die zeggen dat ze het liever consistent hebben en ik ben het ook eens met degenen die zeggen dat we ook moeten kijken naar de Westelijke Sahara – maar als er geen EU-draagvlak is, houdt het op een gegeven moment wel op. Je kunt het alleen gezamenlijk doen. Dat heeft collega Ten Broeke eerder ook al betoogd.
Ik ga nu in op de bezetting. Palestina gaat daaronder gebukt en Israël lijkt erdoor te worden gecorrumpeerd. Zelfs de Verenigde Staten plaatsen openlijk gerechtvaardigde vraagtekens bij de nieuwe rechtse regering gesmeed in Israël. Hoe beoordeelt deze Minister de nieuwe Israëlische regering, waarin kolonist Lieberman inderdaad Minister van Defensie is? Hij heeft gezegd dat de Palestijnen beter in de Dode Zee verdronken kunnen worden. Ik heb daar wel een oordeel over. Het is absurd, absurd, absurd.
Hoe beoordeelt de Minister de uitspraken van oud-minister Ya'alon, die stelt dat Netanyahu extremisme bevordert of de uitspraken van voormalig premier Barak, die stelt dat Israël afdrijft richting fascisme? Het lijkt mij duidelijk dat het meer dan ooit nodig is dat er een geloofwaardig vredesinitiatief komt. Of dat nu het Franse moet zijn of niet, weet ik niet, maar het is wel het enige proces dat op dit moment gaande is. Ik vraag de Minister of het klopt dat Netanyahu dat initiatief op dit moment afwijst. Wat is de reactie van de Europese Unie op deze afwijzing van Israëlische zijde? Klopt het dat Nederland is uitgenodigd voor het vooroverleg? Wat zal de inzet van de Minister zijn? Ook in dat kader sluit ik mij graag aan bij de woorden van collega Servaes. Hij had het over het inblazen van nieuw in het Arab Peace Initiative. Ik denk dat dat de allerbeste kans is op vrede tussen de Israëli's en alle Arabische staten. Ziet de Minister gelegenheid om op dat vlak iets voor elkaar te boksen in Parijs? Want, zoals ik al aan het begin zei, de huidige situatie in Israël en Palestina is echt onhoudbaar. Of het nu gaat over de keukenmescampagne, de dagelijkse aanvallen vanuit Gaza of een koelbloedige executie van een Palestijn op klaarlichte dag door een Israëlische soldaat: dat geweld moet stoppen.
(Onrust op de publieke tribune.)
De heer Sjoerdsma (D66):
Ik verwijs het publiek graag naar de directe filmbeelden van dat incident.
De voorzitter:
Tegen de heer Sjoerdsma en de mensen op de publieke tribune zeg ik dat er geen interactie dient plaats te hebben tussen de Kamerleden en de mensen in de zaal. De heer Sjoerdsma vervolgt zijn betoog.
De heer Sjoerdsma (D66):
Dit jaar heeft de Israëlische regering al meer dan 500 Palestijnse projecten en huizen vernield, meer dan in heel 2015. Ook de nederzettingenbouw maakt de tweestatenoplossing vrijwel onmogelijk. Het verbaast mij dan ook ten zeerste dat er in deze Kamer nog steeds partijen zitten – ik noem de ChristenUnie en de PVV – die daar de ogen voor sluiten. Zij sluiten hun ogen voor de misstanden die gebeuren onder de regering van Netanyahu en steunen de kolonisten blind. Zij spreken over «betwiste gebieden» in plaats van over «bezette gebieden». Ik hoop dat deze partijen op hun schreden terugkeren.
Ik zou de Minister op dit onderwerp nog twee vragen willen stellen. Ik sluit mij aan bij eerdere vragen over het terugvorderen van de Europese en Nederlandse gelden voor kapotgemaakte Europese en Nederlandse projecten. Geen actie nemen naar aanleiding van deze vernielingen is nu echt ongeloofwaardig. Wat gaan we doen om systematisch restitutie te vragen voor vernielingen op hoog politiek niveau?
Helemaal tot slot kom ik op de mensenrechtenschendingen en de mensenrechtenorganisaties als B'Tselem en Breaking the Silence. Deze organisaties wordt helaas, helaas steeds meer het zwijgen opgelegd. Is de Minister niet bereid om als tegenwicht tegen die moeilijke campagne en het lastige klimaat waarin deze organisaties hun werk moeten doen, de bijdrage die Nederland aan die organisaties geeft, substantieel te verhogen?
De heer Van der Staaij (SGP):
Voorzitter. Wij hebben onvermoeibaar, dag in dag uit, herhaald dat we klaarstaan voor vrede. We hebben niet de hoop laten varen om wegen naar het hart van onze buren te vinden. Dat zijn niet mijn woorden, want zo mooi kan ik het niet zeggen, maar die van Golda Meïr in 1970 in een toespraak tot de Knesset. Ik hoop dat dat verlangen naar vrede zo lang mogelijk levend kan blijven en ook dat er nieuw leven aangewakkerd kan worden.
Ik heb gemerkt dat Moshe Ya'alon, de oud-minister van Defensie, al vaak genoemd is. Zijn fanclub in dit parlement is groeiende, stel ik met vreugde vast. Ik heb een aantal jaren geleden een lange avond met hem mogen doorbrengen waarin hij met mij zijn visie op het vredesproces in het Midden-Oosten deelde. Veel daarvan – dat kan ik nu wel verklappen – heb ik in debatten hier ingebracht. De samenwerking moet juist van onderop gezocht worden en van daaruit moet je bekijken hoe je concreet kunt bijdragen aan vrede in plaats van met allerlei drastische maatregelen van buitenaf en met veel politieke druk proberen om het dak op het huis te zetten als het huis er helemaal nog niet staat. Als mijn collega's nu in toenemende mate gecharmeerd zijn van Moshe Ya'alon hoop ik ook dat ze gecharmeerd zijn van de inzichten die hij mij met succes heeft bijgebracht.
Vandaag staan vooral de brieven over de labeling centraal. Ik moet zeggen dat de hele discussie die we nu weer hebben en de verhitte debatten die daarover gevoerd worden, voor mij juist het bewijs zijn dat dit dus echt de verkeerde route is. Dit is alleen olie op het vuur gooien en het aanscherpen van de tegenstellingen in plaats van ergens positief aan bijdragen. Zou dat alleen al niet een reden zijn om te zeggen: stop met die hele onzin, want het is toch een sprookje dat het hier om neutrale consumentenvoorlichting zou gaan? Het is toch gewoon duidelijk dat het om een verkapte sanctie gaat die dan niet zo mag heten? Dat wordt nog bevestigd doordat het nu op andere gebieden niet van toepassing wordt verklaard, maar alleen op dit gebied gericht blijft. Dan wordt er niet alleen olie op het vuur gegooid, maar krijg je ook nog wantrouwen. Er ontstaat een visie smaak, omdat er geen eerlijk debat wordt gevoerd in de zin van: ja ik ben voor sancties. Want dan weet je waar je het over hebt. Nu wordt het een beetje op een slinkse manier als sanctiemaatregel ingevoerd. De BDS-beweging in Nederland is daar heel open over. Die viert het als een succes dat nu gevolgd moet worden door een boycot. Dat is de volgende stap.
Nu duidelijk is dat de Minister verder geen steun vindt voor bredere consumentenvoorlichting, is mijn vraag hoe hij hiermee wil verdergaan. Is het dan niet beter om gewoon te stoppen met deze eenzijdige labelingactie? Ik zie ook nog enkele lastige praktische punten, maar daar zal ik niemand tijdens dit debat mee lastigvallen. Ik zat even na te denken over de wijn van de Golanhoogten. Wat moet daar precies op het etiket komen staan: betwist gebied in Syrië of zo? De consumentenvoorlichting over wat er uit Syrië komt, lijkt mij ook behoorlijk ingewikkeld, maar dat laten we maar even voor dit moment.
Een punt dat ik wel nog nadrukkelijk wil maken, gaat over de BDS-acties die ik net al noemde. Die worden in Nederland grimmiger. De intimiderende praktijken door zogenaamde inspecteurs in supermarkten zijn door de collega's al genoemd. Wat zegt het deze Minister dat in Frankrijk – het land van «Je suis Charlie» – niettemin zelfs al strafvervolging is ingesteld tegen dit soort praktijken die zo dicht tegen antisemitisme aanschurken? Is dat niet ook iets wat in Nederland overwogen zou moeten worden? Nu hebben dit soort clubs zelfs de anbi-status en worden ze gefaciliteerd in plaats van aangepakt.
Ik rond af. Ik ben heel benieuwd naar de antwoorden van de Minister op de vragen die naar voren kwamen. Wat de SGP-fractie betreft moeten we werken aan echte vrede en verbetering van samenwerking en niet aan dit soort «olie op het vuur»-maatregelen.
De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):
Voorzitter. Nederland heeft altijd een voortrekkersrol gehad bij het bevorderen van de internationale rechtvaardigheid. Helaas is deze voortrekkersrol niet voor Nederland weggelegd bij het conflict tussen Israël en Palestina dat al decennia voortduurt. Minister Koenders dreigt net als zijn voorgangers op de lijst te komen van ministers die de kans hebben gehad om een actieve rol te spelen in het conflict tussen Israël en de Palestijnen, maar die kans aan zich hebben laten voorbijgaan of voorbij dreigen te laten gaan. Is de Minister zich ervan bewust dat hij nog maar één jaar de tijd heeft en dat het daarna niet meer kan?
De passieve rol van de Nederlandse regering hebben we op 22 maart jongstleden kunnen zien. De VN-Mensenrechtenraad heeft toen twee resoluties aangenomen over de Israëlische nederzettingen. Nederland heeft zich tijdens deze stemming over de resoluties onthouden van stemming. Waarom heeft Nederland zich onthouden van stemming als Nederland het standpunt inneemt dat Israëlische nederzettingen in Palestijns bezet gebied illegaal zijn?
Het conflict tussen Israël en de Palestijnen duurt nu al meer dan een halve eeuw. Dit conflict heeft gezorgd voor bloed, onrecht en veel tragedie. De zomer van 2014 was een bloedige zomer voor de mensen in Gaza. De beelden waarop te zien was dat lijken van Palestijnse kinderen werden weggedragen, staan ons nog scherp op het netvlies. Miljoenen mensen hebben voor het Israëlisch-Palestijns conflict een zware prijs betaald, sommigen de zwaarste prijs. Dat waren niet alleen Palestijnen, maar ook Israëli's. Maar de Palestijnen zijn het hardst getroffen. Het bestaan van de Palestijnen is volledig ontwricht geraakt. Deze ontwrichting gaat door tot op de dag van vandaag. Zo gaat het bouwen van illegale nederzettingen in Palestijnse gebieden onverminderd door. De Israëlische regering kijkt toe en faciliteert de bezetters zelfs, waar nodig. De grotere spelers in de wereld geven een beetje kritiek, maar doen verder alsof hun neus bloedt.
Wanneer er een lichtzinnig etiketteringsadvies volgt vanuit de Europese Commissie voor producten uit de nederzettingen, zien we dat Israëlische ministers en ook sommige Kamerleden dit advies aanduiden als discriminatoir en verholen antisemitisme. Als je daar iets van zegt of kritiek op hebt, kruipt de Israëlische regering onmiddellijk in de slachtofferrol en trekt ze de antisemitismekaart.
Het etiketteren van producten uit de nederzettingen is het minste wat gedaan kan worden tegenover illegale nederzettingen. Wij van DENK hebben echter onze twijfels bij het naleven van het etiketteringsbeleid. Van verschillende organisaties hebben wij te horen gekregen dat tijdens supermarktinspecties bij geen enkele supermarkt een nederzettingenetiket is aangetroffen. Hoe is dit mogelijk? Het lijkt ons in ieder geval onwaarschijnlijk dat er geen enkel product in de schappen ligt dat uit nederzettingen afkomstig is. Heeft de Minister andere cijfers? Hoe handhaaft de Nederlandse regering het etiketteringsbeleid?
Daarnaast betwijfelen wij of etikettering van producten afkomstig uit nederzettingen wel voldoende is, want illegaal is illegaal, ook al plak je er tien of honderd stickers op. Wordt het geen tijd voor een importverbod op producten uit illegale nederzettingen? Of wil de Minister ook bij dit onderwerp wachten op een strategisch moment, net als bij de erkenning van Palestina.
Een ander punt dat ons zorgen baart – ik hoor dat de mensen in de zaal daar ook zorgen over hebben – is de onderdrukking van bewegingen die zich verzetten tegen het onrecht waarmee de Palestijnen dagelijks te maken hebben. Een voorbeeld hiervan is de BDS-beweging. De Israëlische regering trekt miljoenen dollars uit voor digitale aanvallen en sabotage. Minister Katz zei op 28 maart jongstleden dat Israël met de hulp van de Israëlische veiligheidsdiensten gerichte aanvallen moet aanvoeren op BDS-leiders. DENK vindt het zorgelijk dat dergelijke bewegingen die hun geluid willen laten horen, zoals BDS en Breaking the Silence, de mond wordt gesnoerd. Wat vindt de Minister van deze acties van de Israëlische regering? Is hij het mij eens dat een beweging als BDS bestaansrecht heeft zolang zij zich binnen de kaders van de wet begeeft? Wat kan de Minister doen om het bestaansrecht van dergelijke bewegingen te waarborgen?
De heer Knops (CDA):
Voorzitter. In het Midden-Oosten Vredesproces is nog nauwelijks sprake van vrede; zo is al door verschillende collega's gezegd. Door alle andere conflicten in het Midden-Oosten lijkt dit conflict op de achtergrond te raken. Daarom is het goed dat hierover vandaag een debat plaatsvindt, dat op brede steun van de Kamer heeft kunnen rekenen.
Israël is de enige westerse democratie in het explosieve Midden-Oosten waarin een Arabische winter woedt. Het wordt bedreigd door Iran, Hezbollah, Hamas en IS. Onze fractie is echter buitengewoon bezorgd over de explosieve situatie in Israël zelf en over het ultranationalisme, dat al eerder werd aangeduid door een aantal collegae. Het ontslag van de Minister van Defensie, nadat hij was opgekomen voor een generaal die het politieke klimaat in Israël vergeleek met het Duitsland uit de jaren dertig van de vorige eeuw, en de benoeming van zijn opvolger zijn daarvoor tekenend. In dit klimaat staan ook mensenrechtenorganisaties onder druk, zoals de eerder genoemde Breaking the Silence. Maar dit geldt ook voor andere organisaties. Onze fractie roept de Minister op om het belang van bewegingsruimte voor deze ngo's te blijven benadrukken.
Het is merkwaardig dat Israël aan de ene kant investeert in goede relaties met de buurlanden, zo voorziet het de Jordaanse hoofdstad Amman van drinkwater, terwijl het aan de andere kant heel anders optreedt tegen de Palestijnse bevolking in bezet gebied. In veel Palestijnse dorpen lijdt men aan een watertekort. Daarnaast blijft Israël nederzettingen uitbreiden en zet het ruimtelijke ordening effectief in als strategie voor de inbeslagname van veel Palestijns land. De sloop van Palestijnse huizen en humanitaire projecten in Area C is enorm toegenomen. Volgens de VN zijn er in 2016, tot en met 8 april, 539 Palestijnse gebouwen in Area C vernield door het Israëlische leger, tegenover 453 gebouwen in heel 2015. Het lijkt erop dat dit systematisch gebeurt en dat deze trend de verkeerde kant opgaat. De Minister van Buitenlandse Zaken noemt de situatie zorgwekkend en ik deel dat met hem. Nederland stelt bij sloop of confiscaties wel schadevergoeding aan de orde, maar zegt dat de juridische basis daarvoor ontbreekt. Israël keert echter geen schadevergoeding uit. Het CDA vindt dat de Minister steviger stelling moet nemen en zich in EU-verband harder moet inzetten om druk uit te oefenen op Israël. Ik geloof dat ik het al een keer eerder heb gevraagd in een andere context: is de ambassadeur al eens ontboden en zo nee, waarom niet?
Een voorbeeld is de Tent of Nations. Deze boerderij met bijbehorende gronden nabij Bethlehem is sinds 1916 eigendom van de christelijke familie Nassar. De grond werd, in strijd met het internationaal recht, door Israël tot staatseigendom verklaard en is steeds verder ingesloten geraakt door nederzettingen die zich constant uitbreiden. De elektriciteit is afgesloten, de toegangsweg is geblokkeerd en duizenden fruitbomen zijn vernield. Na jaren van vruchteloos procederen, dreigt nu sloop. Het staat symbool voor de wijze waarop Israël zich gedraagt tegenover de Palestijnen. Is de Minister bekend met deze situatie en is hij bereid om zich in te zetten voor het behoud van de Tent of Nations?
Onze fractie vraagt zich ook af hoe de praktijk van de detentie van Palestijnse minderjarigen zich ontwikkelt. De nachtelijke raids hebben een heel grote impact en minderjarigen hebben te weinig procedurele rechten. Door internationale druk en publiciteit zijn er enkele verbeteringen doorgevoerd, maar de vraag is of die betekenisvol zijn. Ik wil daarop graag een reactie van de Minister.
De Palestijnen zijn onderling verdeeld. Het leiderschap van Abbas is zwak en heeft geen democratische legitimiteit. Hamas bereidt zich voor op de volgende oorlog en gebruikt cement en andere bouwmaterialen voor nieuwe tunnelterreur. Daarnaast is er sprake van een messenintifada, die al maandenlang duurt. Er zijn tientallen aanslagen gepleegd en daarbij zijn onschuldige burgers om het leven gekomen. Wij hebben eerder, samen met de heer Voordewind, schriftelijke vragen gesteld over de door Nederland gesubsidieerde betaling van Palestijnen in detentie. Ik moet eerlijk zeggen dat ik de antwoorden van de Minister daarop niet bevredigend vind en ik wil hem dan ook verzoeken om daar nog verder op in te gaan.
Kan de Minister ook aangeven hoe het ervoor staat met de mensenrechtensituatie onder de Palestijnse Autoriteit? Klopt het dat ook daar vrijwel geen sprake is van persvrijheid?
Hoe staat het met de positie van de christenen? Op de Ranglijst Christenvervolging van Open Doors zijn de Palestijnse gebieden gestegen en dat betekent in dit verband een verslechtering van de situatie. In Gaza zouden christenen nauwelijks rechten hebben en op de Westelijke Jordaanoever lopen zij gevaar als ze in het openbaar samenkomen. Ze zouden bedreigd worden door radicale islamitische groeperingen. Daarnaast zouden moslims die zich tot het christendom bekeren, hevig vervolgd worden. De Palestijnse christenen ondervinden ook hinder van het Israëlische beleid. Veel van hen wordt de toegang tot heilige plaatsen in Jeruzalem ontzegd. Ik wil graag een reactie van de Minister op dit punt.
Ondanks de verslechterende situatie blijft het nodig om dit vredesproces – alhoewel sommigen het al niet meer zo noemen – nieuw leven in te blazen. Een tweestatenoplossing blijft nog steeds mogelijk, mits de wil er is. Een krachtige opstelling van de EU is vereist, ook en vooral bij het beschermen van de levensvatbaarheid van de tweestatenoplossing.
Het onderwerp etikettering is al vele malen aan de orde geweest.
De voorzitter:
U hebt daar nog een halve minuut voor.
De heer Knops (CDA):
Dan moet ik snel praten. Ik hoop dat men mij nog kan volgen. Wij hebben de motie-Ten Broeke gesteund. Daarin stond heel nadrukkelijk dat het bij etikettering niet alleen om Israël mag gaan. Als we het doen, moeten we het breder trekken. De EU heeft tot dusver alleen richtlijnen uitgevaardigd voor de etikettering van producten uit het door Israël illegaal bezette gebied. Andere gebieden worden ongemoeid gelaten. Dat is niet wat wij bedoelen met gelijke monniken, gelijke kappen; waar de hele Kamer om gevraagd heeft. Ik wil een uitvoerige reactie van de Minister op de vraag hoe hij dit ziet, hoe hij dit kan verantwoorden en hoe hij kan uitleggen dat dit geen selectieve politiek is, die alleen is gericht op Israël.
Tot slot. Er is meer druk nodig op dit vredesproces en er is meer druk nodig op zowel de Palestijnen als de Israëliërs om hen te bewegen aan de onderhandelingstafel plaats te nemen. Elk initiatief, ook dat van Frankrijk, zou daarvoor benut moeten worden. Welke rol ziet de Minister voor zichzelf en voor de EU weggelegd? Waar blijft het strategieplan van Mogherini?
Ik dank de voorzitter voor zijn buitengewone coulance.
De voorzitter:
Ik dank u zeer voor dat compliment.
Voorzitter: Voordewind
De voorzitter:
Ik geef de heer Van Bommel het woord, die spreekt namens de SP.
De heer Van Bommel (SP):
Voorzitter. De discussie over etiketten op producten uit bezet gebied is niet alleen een afgeleide discussie, maar ook een afleidende discussie. De discussie moet niet gaan over etiketten, maar over het echte probleem: de bezetting van Palestijns gebied.
De vorige Minister van Buitenlandse Zaken noemde de nederzettingen het grootste obstakel voor de vrede, omdat ze in strijd zijn met het internationale recht en ze een tweestatenoplossing steeds minder goed mogelijk maken. Ik neem aan dat dit ook het standpunt is van deze Minister van Buitenlandse Zaken en ik hoop dat hij dat ook ondubbelzinnig wil uitspreken. De consequentie van die stellingname is dat je niets moet doen wat die nederzettingen in stand houdt, want anders verlies je je politieke geloofwaardigheid. In plaats van te discussiëren over etiketten, praat ik liever over een boycot van de import en over het tegengaan van investeringen in nederzettingen. Ik vergelijk het met de situatie op de Krim. Op dat punt werd wel heel snel en eensgezind besloten tot een volledig import- en investeringsverbod. Er wordt met twee maten gemeten. Erkent de Minister dat en zo nee, kan hij dan uitleggen waarom dat niet het geval is? Ik daag hem daartoe uit.
De SP heeft in een eerder verband ook al gepleit voor het afschaffen van belastingkorting aan Nederlandse belastingbetalers die donaties doen aan projecten in nederzettingen. Het is nog steeds zo dat door de anbi-status van Nederlandse organisaties die daar projecten doen, de belastingbetaler en de Belastingdienst – wij allen – de nederzettingen indirect mede financieren. Daar zou een einde aan moeten komen.
Ook investeringen van Nederlandse pensioenfondsen in Israëlische banken die hypotheken verstrekken aan kolonisten, dragen bij aan de instandhouding van nederzettingen. Dat is misschien niet verboden, maar het is zeker geen maatschappelijk verantwoord ondernemen. Ik noem hier graag met name het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds, dat een slecht voorbeeld geeft door bij te dragen aan de instandhouding van illegale nederzettingen. Ook daar zou een einde aan moeten komen.
In de Nederlandse Grondwet staat de opdracht om het internationale recht te bevorderen. Waarom neemt de Nederlandse regering nog geen maatregelen, terwijl die wel genomen kunnen worden? Ik noem als voorbeeld de eerder gesuggereerde opschorting van het associatieakkoord of het bijeenroepen van de associatieraad om de structurele problemen te bespreken en om te bekijken wat daarop het Europese antwoord zou moeten zijn.
Ik noem nog een ander voorbeeld van het schenden van het internationale recht. Het betreft artikel 76 van de Conventie van Genève. Daarin staat dat beschermde personen, onder wie kinderen, die worden verdacht van strafbare feiten, hun voorlopige hechtenis of eventuele straf in het bezette land moeten ondergaan. UNICEF wijst erop dat Palestijnse kinderen buiten de Westelijke Jordaanoever worden opgesloten in Israël. Wat doet Nederland om dat tegen te gaan? De brief uit december aan de Nederlandse ambassadeur is nog steeds onbeantwoord gebleven. Kan de Minister daarop ingaan?
Nederzettingen vormen geen gering probleem. Toen premier Netanyahu in Nederland aanwezig was, zei hij dat slechts 2% van het bezette gebied uit nederzettingen bestaat. Maar samen met Area C, waarover Israël de controle heeft en waarin Palestijnen niet mogen wonen, is 60% van het bezette gebied onder Israëlische controle. Erkent de Minister deze feiten?
Sinds 2009 is de bouw van ruim 30.000 nieuwe woningen in nederzettingen goedgekeurd. De Israëlische bouwwoede gaat gepaard met de sloop van Palestijnse gebouwen. Het gaat ook om projecten die met Europees, en dus ook Nederlands, belastinggeld zijn betaald. Dat is in strijd met artikel 53 van de Conventie van Genève. Waarom laat de Europese Unie dit al jarenlang gewoon gebeuren?
Er is discussie geweest over de vraag of dit overleg nog wel het Midden-Oosten Vredesproces moet heten; een internationale aanduiding. Is er nog wel sprake van een Midden-Oosten Vredesproces? Ik ben blij dat er binnenkort weer een overleg komt, waarin er enige kansen zijn om stappen te zetten op weg naar vertrouwenwekkende maatregelen die uiteindelijk zouden kunnen leiden tot vrede, en wellicht tot een tweestatenoplossing. Ik vind dat we geen afstand moeten nemen van de term «Midden-Oosten Vredesproces». Als je afstand neemt van die term, laat je de hoop op vrede eigenlijk varen. De SP voelt daar niets voor en daarom zal zij blijven hechten aan die term.
De voorzitter:
Ik dank de heer Van Bommel voor zijn inbreng.
Voorzitter: Van Bommel
De voorzitter:
Ik vraag de Minister of hij meteen kan antwoorden en ik constateer dat dat het geval is.
Minister Koenders:
Voorzitter. Ik wil allereerst de leden van de Kamer hartelijk bedanken voor het grote aantal vragen en beschouwingen dat naar voren is gebracht.
Laat ik beginnen met een algemene opmerking. Ik ben om een groot aantal redenen blij dat we dit debat vandaag hebben. Het Midden-Oosten staat in brand, er is sprake van grote vluchtelingenstromen en we zien grote risico's voor de bescherming van mensen. De internationale gemeenschap probeert met alle middelen die zij heeft, de zaak ten goede te keren, maar zij schiet daarin soms tekort. In deze tijd moet het besef vooropstaan dat al die aandacht niet ten koste mag gaan van datgene wat terecht het Midden-Oosten Vredesproces wordt genoemd, alhoewel men zich afvraagt of die term eigenlijk nog wel bestaat. Ik geloof echt dat het onze opdracht is om dit grote probleem niet te vergeten. Ik voel op dat punt ook een consensus in de Kamer, terwijl ik de indruk heb dat die op andere punten niet heel groot is. We zijn allemaal gefrustreerd over de omvang van het probleem en over de risico's op verdere verslechtering en radicalisering. Als dat probleem hier en daar vergeten dreigt te worden, mag er van de Nederlandse regering terecht worden gevraagd om daar zo activistisch mogelijk in te opereren.
Er is weinig aandacht voor het Midden-Oosten Vredesproces. De Nederlandse regering heeft zich, op basis van de wens van de Kamer, zo activistisch mogelijk opgesteld. Dat doen we op allerlei fronten: in de Europese Unie, bilateraal, voor en achter de schermen en met toenaderingsprojecten tussen Israëliërs en Palestijnen. Maar we doen dat ook door nieuwe vredesinitiatieven te stimuleren, want dat is in the end de kern van wat er moet gebeuren. We kunnen sceptisch zijn over datgene wat er tot nu toe is bereikt; dat begrijp ik. De meningsverschillen over dit probleem zijn niet alleen groot in de regio, maar spelen ook een bredere rol, bijvoorbeeld in de Nederlandse samenleving. Ik merk dat er ook hier aan tafel forse meningsverschillen zijn over de vraag wat er wel en niet zou kunnen helpen en wat wel of niet rechtvaardig is. Niettemin is het de opdracht van ons allen, dus ook van de Nederlandse regering, om ons zeer actief in te zetten – op basis van non-discriminatie, maar daar kom ik straks nog even op terug – om ervoor te zorgen dat we dit probleem dat al zo lang bestaat, niet hier importeren, maar dat we er zo veel mogelijk aan werken op basis van consensus. Ik voel die consensus ook hier in de Kamer. We kunnen immers alleen op basis van een redelijke mate van consensus effectief opereren in het buitenland. Zo werkt het nu eenmaal in de buitenlandse politiek en dat geldt in het bijzonder voor een relatief klein land.
Ik loop mij het vuur uit de sloffen, en ik realiseer mij natuurlijk heel goed dat Nederland een aantal voordelen heeft. Wij hebben goede betrekkingen met beide kanten. Dat betekent niet dat we onkritisch zijn, zowel ten aanzien van Israël als ten aanzien van de Palestijnse Autoriteit. Ik zal daar zo nog iets meer over zeggen. Ik denk dat dit ook een van de redenen is dat Nederland een van de landen is die gevraagd is om volgende week naar Parijs te komen. Ik heb daar ook hard achteraangezeten. Ik ga hier vanmiddag niet vertellen dat het automatisch gaat lukken. De eerste reacties van partijen zeggen immers niet zo veel; dat hebben we wel gezien in de geschiedenis. Ik denk dat het echt belangrijk is dat ook de Amerikanen er volgende week bij zijn, net als de Europese Unie. Ik zal daar zo nog wat meer over zeggen. Het is essentieel dat we ons hierop blijven richten. Van alle activiteiten moet het verder brengen van dit soort initiatieven het aandachtspunt zijn van de Europese Unie, van Nederland en van de Kamer.
Ik wil mijn beantwoording beginnen met het grote verhaal: de vraag wat Nederland daar wel en niet kan doen. Ik zal echter niet verhullen dat er nog een aantal andere punten zijn. Ik zal daarna ingaan op een aantal kritiekpunten die te maken hebben met de situatie in hetzij Israël, hetzij de Palestijnse gebieden. Hoe moeten we daar nu eigenlijk mee omgaan? Ik begrijp heel goed dat ik tot op de komma zal worden gecontroleerd om te bekijken of dat wel of niet evenwichtig is. Ik ga er gewoon van uit dat de Nederlandse regering opereert op basis van mensenrechten en het internationale recht. Dat is ook de manier waarop ik dit conflict bekijk. Ik wil dat we op basis van dat soort principes proberen om verder te komen, maar ik ben het zeer eens met de leden dat dit ingewikkeld is. Ik deel ook hetzelfde gevoel van frustratie dat veel mensen hebben op dit punt. Zij vragen zich af of dit niet vergeten wordt; of er niet één groep wordt uitgehaald; of we niet te weinig oog hebben voor Israël nu het Midden-Oosten in brand staat en of we niet juist te weinig oog hebben gehad voor de Palestijnen waardoor de radicalisering toeneemt. Dat zijn allemaal bekende uitgangspunten en die worden natuurlijk ook gereflecteerd in het debat van vandaag. Ik heb daar ook alle begrip voor.
Laat ik beginnen met het noemen van een aantal ontwikkelingen aan de Palestijnse en Israëlische zijde om daarna iets te zeggen over de rol van actoren binnen die twee gebieden. Ik kom vervolgens op het vredesproces en de brieven over etikettering die ik aan de Kamer heb gestuurd. De Kamer heeft op dat punt ook een aantal opmerkingen gemaakt ten aanzien van de motie die zij heeft aangenomen.
Ik ga eerst even in op de problemen, want het is natuurlijk belangrijk om te zien waar de risico's precies zitten. Op het ogenblik is een aantal elementen echt ingewikkeld. De interne politieke situatie aan Palestijnse zijde is zorgwekkend. Er is sprake van een toenemende autoritaire koers. De instelling van een constitutioneel hof per presidentieel decreet wekt de indruk dat dit niet onafhankelijk zal opereren. Net als in Israël – waar ik zo nog even op terug zal komen – ziet men dat ngo's door de afwezigheid van een functionerend parlement onder toenemende druk van de overheid komen te staan, bijvoorbeeld door beperkingen in het ontvangen van buitenlandse financiering. Gelukkig is premier Hamdallah, op aandringen van ons en van anderen, de dialoog aangegaan met die ngo's om de wetgeving te herzien.
Wat mij echter het meeste zorg blijft baren, is de relatie tussen Hamas en Fatah. De gespletenheid van de Palestijnen blijft een groot probleem in de onderhandelingen. Juist daarom is het Arabisch Vredesinitiatief zo belangrijk. Ik denk dat de Europese Unie, de Verenigde Staten en het Arabisch Vredesinitiatief gezamenlijk het beste de voorwaarden kunnen scheppen voor de partijen om het onderling eens te kunnen worden. Dat kan via directe, indirecte of parallelle besprekingen gebeuren. Ik vind de vorm eigenlijk minder belangrijk dan de principes waarop het gebaseerd is. Ik hoop dat de Egyptenaren, maar ook Saudi-Arabië, wat actiever op gaan treden, ook ten aanzien van de Palestijnen en Israël. De relaties zijn aanmerkelijk verbeterd in vergelijking tot een aantal jaren terug. De relatie tussen Egypte en Israël is bijvoorbeeld volstrekt anders dan tien of vijftien jaar geleden. Saudi-Arabië wil zich er ook in mengen. Ik moet mijzelf bij dat soort dingen engageren. Ik weet dat de leden terecht kritische noten hebben geplaatst ten aanzien van die landen, maar soms moet je juist met die landen praten om verder te kunnen komen. Ik denk dat Hamas voor een groot dilemma staat. Is men bereid om met de Egyptenaren te spreken of kiest men voor een militaire weg? Dat laatste zou natuurlijk desastreus zijn. De committering van de Arabische landen is echt enorm belangrijk. Dat is ook een van de redenen waarom de Nederlandse regering daar in al haar contacten vrij actief mee bezig is, zowel voor als achter de schermen.
Verkiezingen waaraan Fatah en Hamas in de verzoeningsovereenkomst lippendienst bewijzen, lijken in de praktijk verder weg dan ooit. Ik vind dat een lastig punt. Het vormt een groot probleem, ook voor de legitimiteit van de Palestijnse Autoriteit. Het is van belang dat wij er alles aan doen om te helpen daarvoor het juiste klimaat te scheppen. Dat doen wij op allerlei manieren, bijvoorbeeld via projecten en programma's. Ik kom straks nog even terug op de kritiek op sommige van die programma's, maar dat is in ieder geval wel de doelstelling daarvan. Het NIMD (Nederlands Instituut voor Meerpartijendemocratie), het instituut van de politieke partijen, wil bovendien ook actief worden in de Palestijnse gebieden.
Ik denk ook dat we moeten blijven samenwerken met de Palestijnse veiligheidsdiensten, zodat die de uitkomsten van een mogelijke verkiezing zullen respecteren. Ik weet dat het kabinet president Abbas tijdens zijn bezoek hier ook nogmaals heeft opgeroepen de stap te zetten om tot verzoening te komen. Een verzoening op basis van de PLO-agenda zal er niet alleen toe leiden dat de weg voor verkiezingen wordt vrijgemaakt en dat de legitimiteit van het Palestijnse leiderschap wordt versterkt, maar zij zal ook de Palestijnse positie in de onderhandelingen versterken.
Dat is ook van belang voor de situatie in Gaza. Wij zijn daar zeer actief. Als je als kleiner land het grote verhaal niet meer kunt beïnvloeden, moet je er in ieder geval voor zorgen dat mensen werk hebben en dat ze kunnen exporteren. Wij hebben op dat punt de discussie over de scanners gehad. Ik dank de Kamer voor de steun die zij daar in brede zin en op allerlei manieren, ook persoonlijk, aan heeft gegeven. Dat heeft nog niet geleid tot voldoende export uit die regio, maar wel tot een enorme verhoging van het aantal. Dat is in ieder geval van belang om verelendung tegen te gaan.
De Nederlandse regering zet, samen met internationale partners, druk op Israël, vooral op het punt van Area C. Ik vind dat echt een essentieel punt. Ik geloof dat de heer Knoops dat ook al aan de orde heeft gesteld. Mijn excuses, ik bedoel uiteraard de heer Knops, alhoewel de heer Knoops het er vast ook wel mee eens is. In Area C moet er economische groei komen en al die sloop enzovoorts helpt daar niet aan mee. Er moet echt verandering komen in Area C, ook wat betreft de uitbreiding van de nederzettingen, want die leiden alleen maar tot verdere radicalisering en tot een vermindering van de veiligheid. Je moet er juist voor zorgen dat mensen hun eigen broek kunnen ophouden. Dat is heel essentieel, vandaar dat de Nederlandse regering zich daar ook op richt.
Ik denk dat iedereen bezorgd is over de toename van de sloop en wij keuren dergelijke acties ten zeerste af. Dat doen we in bilateraal verband en dat hebben wij ook aan de orde gesteld binnen de Europese Unie, overigens als enige land uit de Raad. Dat is soms weleens jammer. De Kamer roept mij terecht tot een heleboel dingen op, maar we zijn natuurlijk met zijn allen en alleen met zijn allen kunnen we een deuk in een pakje boter slaan. Niettemin liggen er in Brussel wel verschillende opties op tafel om te bevorderen dat de sloop een halt wordt toegeroepen. Ik vind dat op dit moment echt essentieel.
Een aantal ontwikkelingen in Israël is van groot belang; daarover is vandaag ook gesproken in de Kamer. Er is natuurlijk een nieuw kabinet van conservatieve snit. Er waren allerlei speculaties die ervan uitgingen dat het anders zou worden: er zou een opening komen voor de Arbeiderspartij en dat zou een andere politiek opleveren. Ik denk dat het in ieder geval belangrijk is dat de stabiliteit en de manoeuvreerruimte van het kabinet zo klein was, dat er naar meerderheden gezocht moet worden. Israël Ons Huis heeft twee ministerposten. Ik ben het uiteraard eens met de Amerikaanse regering dat de uitlatingen van de heer Lieberman niet wijzen op een enorme interesse voor het vredesproces. Tegelijkertijd zeg ik als Nederlandse Minister dat wij mensen gewoon moeten beoordelen op hun daden, zoals we dat overal doen. Dat is namelijk het belangrijkste. De heer Lieberman kan ook weleens heel pragmatisch zijn. Ik heb hem geregeld gesproken toen hij nog Minister van Buitenlandse Zaken was. Maar laat er geen enkel misverstand over bestaan – zo zeg ik ook tegen de heer Kuzu en mevrouw Voortman – dat zijn uitlatingen over de doodstraf en een aantal andere elementen die racistisch van aard waren, uiteraard niet op de steun van de Nederlandse regering kunnen rekenen. We moeten echter vooral bekijken wat de acties zullen zijn. Dat is het belangrijkste.
De voorzitter:
De heer Sjoerdsma wil een vraag stellen, maar ik wil eerst met de Kamer afspreken dat slechts één interruptie is toegestaan. De Minister is immers nog bezig met zijn algemene inleiding en hij is nog niet toegekomen aan het beantwoorden van de vragen. Ik weet zeker dat de leden antwoord willen op al hun vragen, dus ik wil de Minister daar ook de tijd voor geven. Ik stel daarom voor om de interruptie nog even uit te stellen totdat de Minister klaar is met het grotere verhaal en hij aan de vragen zal beginnen. De Minister zal zelf markeren als het zover is en dan bent u de eerste die een vraag mag stellen. Zullen we het zo afspreken, mijnheer Sjoerdsma?
De heer Sjoerdsma (D66):
Dat is goed, voorzitter.
Minister Koenders:
Ik zal mij daar uiteraard ook aan houden. Ik probeerde het gewoon even snel te schetsen, ook al valt er natuurlijk veel meer over te zeggen. Dat geldt ook voor de directe onderhandelingen. Het is jammer dat de Israëlische premier nu al heeft gezegd dat het niet zo'n goed plan is. We zullen straks zien hoe het zal gaan met het Franse initiatief. Ik zie daar best wel dynamiek in. Ik ben een politicus die uitgaat van mogelijkheden en niet alleen van beperkingen. Ik doe dat niet uit naïviteit, maar ik doe dat omdat we gewoon geen alternatief hebben.
Ik denk dat de Arabische landen een essentiële rol moeten spelen in de geopolitieke context. Dat is niet eenvoudig in deze tijd; laten we dat maar gewoon eerlijk zeggen. Er is een enorme strijd gaande tussen Iran en Saudi-Arabië en daarin is sprake van grote tegenstellingen. Dat is een van de redenen waarom het moeilijk is om op dit punt verder te komen. Dat heeft dus niets te maken met bestraffingen, sancties of what have you, maar met de realiteit van de geopolitiek in het Midden-Oosten. Ik vind dat het mogelijk is om verder te komen met het Arabisch Vredesinitiatief, maar ik heb daar geen garanties voor. Als je de verschillende kanalen bekijkt die wij hebben, is er op dat vlak best iets mogelijk. Ik zie dat de betrekkingen tussen de Israëlische regering en een aantal Arabische staten is verbeterd. Ik hoop dat dat voortgang zal hebben in de huidige setting van de nieuwe Israëlische regering, maar dat zullen we moeten bezien.
Daarnaast is het erg belangrijk dat ook wij hier in Nederland proberen om, samen met de partijen die we goed kennen, alles te doen om die katalyserende werking te bevorderen. We moeten dus rekening houden met katalyserende initiatieven. Ik heb nu geen tijd om allerlei essentiële dingen in dat verband te benoemen, want dan kom ik niet meer toe aan de beantwoording van de vragen, maar volgend jaar zijn er Amerikaanse verkiezingen en in Frankrijk heeft zich een initiatief ontwikkeld. Ik heb niet de illusie dat daardoor volgende week ineens de vrede uitbreekt. Dat kan ook helemaal niet, want de partijen horen daarin de eerste verantwoordelijkheid te hebben, maar ik vind het wel belangrijk. Je ziet dat erover nagedacht is. Langzaam maar zeker is daar met partijen over gesproken, met de Verenigde Staten bijvoorbeeld. De Amerikaanse Minister van Buitenlandse Zaken zal volgende week vrijdag bij die bijeenkomst zijn. De Fransen gaan het niet koppelen aan allerlei straffen. Dat ga ik dus ook niet doen, zeg ik maar vast. Ik ga niet vooruitlopen op het verloop van de onderhandelingen en ik ga daar geen premie op leggen. De Fransen doen dat ook niet. Eerst zeiden ze dat ze de Palestijnse staat zouden erkennen als het niet zou lopen, maar zo werkt het niet. Dat gaan wij dus ook niet doen. Ik zie echter heel goed, net als iedereen hier, dat de huidige situatie niet handhaafbaar is, vanwege radicalisering, de risico's van terrorisme in de regio, de uitbreiding van nederzettingen en de verminderde kans op een tweestatenoplossing. Er is dus urgentie voor dit initiatief. Als daar iets gebeurt, wil ik dat wij erbij zitten. Ik wil de ideeën van de Kamer daar verder brengen. Dat zal ik ook doen, ook als het gaat om etikettering indien het gevoel bestaat dat die discriminatoir is. Uiteraard zullen we dat soort dingen aan de orde stellen. Ik hecht dus veel belang aan die bijeenkomst.
Ik wil eerst een paar vragen beantwoorden voor ik bij de etikettering kom. Ik zal een aantal dingen overslaan gezien de tijd. Wat wordt mijn inzet in Parijs? Het klinkt misschien soft, maar het is van belang dat de tweestatenoplossing in ieder geval een herbevestiging krijgt. Daarnaast moet er een begin worden gemaakt met een pakket van incentives en garanties. Ik zal me ook sterk maken voor een evenwichtige uitkomst van de bijeenkomst. Die gaat natuurlijk over de bekende parameters; dat is essentieel. Het is van belang dat de partijen parameters overeenkomen die de basis vormen voor een oplossing. De internationale gemeenschap kan daar een rol in spelen. We kunnen een voorzet doen, maar in the end moeten de partijen het uitonderhandelen. Het is allemaal nog veel te vroeg om te zeggen of dat moet gaan in de richting van een Veiligheidsraadresolutie of een breed gedragen verklaring. Je zou de partijen daar in ieder geval direct bij moeten betrekken. Bovendien hebben we niets aan Veiligheidsraadresoluties die gevetood worden, dus het moet iets zijn wat op brede consensus kan rekenen. Dit soort dingen wordt daar uiteraard besproken.
Ik kom op de kritische opmerkingen over de stand van zaken in Israël en de Palestijnse Autoriteit. Ik zal enkele vragen daarover beantwoorden. Ik begin met de nieuwe en beoogde projectvoorstellen om Israëli's en Palestijnen bij elkaar te laten blijven. De heer Voordewind heeft daar veel aan getrokken in het verleden. Het is belangrijk dat zij elkaar zien en spreken. Het is de ramp van deze tijd dat men elkaar niet meer ziet. Dat heeft te maken met de situatie van nu, de muur, de separatie en de identiteitspolitiek. Dat betekent dat je mensen op de een of andere manier met elkaar in gesprek moet brengen. Het gaat goed met die projectvoorstellen. Ik heb een aantal zeer hoopvolle projecten gezien. Ik heb ze ook bezocht in het verleden. Er zijn projectvoorstellen die in de afrondende fase van toekenning zijn: de Council of Religious Institutions of the Holy Land en Talking Peace. Diverse andere projectvoorstellen, waaronder het eerder genoemde voorstel van Seeds of Hope, vergroten het draagvlak voor de tweestatenoplossing aan beide kanten en bevorderen het wederzijds begrip en de samenwerking tussen Israëli's en Palestijnen over de groene lijn. Aandacht voor jongeren is daarbij echt een pre. Jongeren aan beide kanten kennen elkaar niet. Zij worden steeds meer onderdeel van de logica van hun eigen narrative. Dat is ongeveer het beroerdste wat je kunt hebben als het om dit soort zaken gaat.
Er zijn ook vragen gesteld over de toetreding van de heer Lieberman tot het Israëlische kabinet. Ik heb al eerder gezegd dat het niet aan mij is om te oordelen over kabinetswisselingen in Israël. Ik ga Israël beoordelen op wat het doet. Ik verwerp de uitspraken die gedaan zijn over het opblazen van de Aswandam, de verplichting om Arabische Israëli's een loyaliteitsverklaring te laten tekenen, de suggestie om Hamasleiders te liquideren et cetera. Ik geloof dat dat een slechte zaak is. Ik ga er nu van uit dat wij met de regering die er zit de zaak verder gaan brengen. We gaan dus uit van de daden en de pragmatiek die er hopelijk is.
De heer Sjoerdsma (D66):
Ik heb toch een vraag over de heer Lieberman. De Minister noemde net een aantal uitspraken die volgens mij iedereen aan deze kant van de tafel verschrikkelijk vindt. Hij heeft ook dingen gezegd als: Palestijnen moeten maar worden verdronken in de Dode Zee. Het interessante is dat we in een andere commissie, die voor integratie, debatten hebben over haatpredikers en acties tegen hen. De Minister kan dus wel zeggen dat iemand beoordeeld wordt op zijn daden, maar in een andere context wordt iemand wel degelijk op zijn woorden beoordeeld. Hoe verschilt dat van elkaar?
Minister Koenders:
Vrij fundamenteel. Dit heeft betrekking op leden van een regering in een ander land. Die wil ik op hun daden beoordelen. Het gaat niet om een prediker in Nederland die op Nederlands grondgebied iets zegt. U zult mij niet op enige steun voor dit type uitspraken betrappen. Ik denk dat dit overduidelijk is. De Amerikaanse regering vindt dat niet; ik denk dat niemand het vindt. Althans, bijna niemand, want ik hoorde ook steunbetuigingen dat dit de beste keuze zou zijn. Maar het gaat de Nederlandse regering niet aan om te beoordelen wie in het kabinet van een ander land zit. We gaan met de Israëlisch regering werken en zullen zien of we aan de projecten kunnen werken die we aangegaan zijn.
De heer Sjoerdsma (D66):
Dat antwoord strookt natuurlijk niet met de antwoorden die Minister Asscher eerder deze week gaf, maar ik zal daar verder niet op doorgaan. De lijn die deze Minister inzet, is mij welgevallig, namelijk dat dit in zekere zin een zeer problematische benoeming is. Aangezien ik maar één interruptie heb, wil ik de Minister vragen of hij verwacht dat met deze Minister bijvoorbeeld het geld van vernielde projecten teruggehaald kan worden, of er zal worden gestopt met het vernielen van projecten en met nederzettingenbouw, en of Israëlische mensenrechtenorganisaties degelijk kunnen functioneren.
Minister Koenders:
Dat weet ik niet. Mijn collega daar is de Minister van Buitenlandse Zaken, de heer Netanyahu. Ik zal daar dus met hem over spreken als er een mogelijkheid voor is. Er zijn uiteraard regelmatig contacten. U weet wat onze positie is. Laat er geen misverstand over bestaan: die sloop is gewoon slecht. Daar zal iedereen het over eens zijn. Maar als je over compensatie praat, zitten daar allerlei juridische elementen aan. Dat is gewoon zo. In de Europese Unie is daar aandacht voor gevraagd. Dat wordt nu ingebracht bij de Israëlische regering. We moeten zorgen dat Area C een andere area wordt; de heer Knops, de heer Servaes en anderen hebben daarop gewezen.
Er werd gevraagd wat Nederland in de afgelopen jaren heeft gedaan voor de Tent of Nations. De Nederlandse vertegenwoordiging onderhoudt nauwe contacten met de Tent of Nations. Regelmatig wordt Nederland geïnformeerd over de juridische ontwikkelingen en de uitdagingen waar de familie Nassar mee wordt geconfronteerd. In de afgelopen jaren hebben verschillende Kamerleden de Tent of Nations bezocht en hun steun ervoor uitgesproken. Deze week is de Nederlandse vertegenwoordiger er nog op bezoek geweest. Vanuit het Nederlandse landbouwprogramma zal de Tent of Nations in het komend jaar steun ontvangen voor de ontwikkeling van landbouwgrond en het planten van fruitbomen.
Er zijn grote zorgen over de mensenrechtensituatie in bezet gebied uitgesproken. Waarom onthouden we ons van bepaalde resoluties in Genève? Dat gebeurt precies om de reden die mensen hier vandaag ook niet willen, namelijk dat dan zou worden gediscrimineerd op basis van resoluties die niet evenwichtig zijn. Die steunen wij niet, of het nou over Israël of waar dan ook gaat. We bekijken of de feiten kloppen en of we op basis van die feiten en overwegingen voor kunnen stemmen. Als je je daarvan onthoudt, betekent dit niet dat je instemt met nederzettingen of bepaalde beleidsuitingen. Dit heeft ook iets te maken met de discussie over boycot en etikettering waarover ik het zo zal hebben. De Nederlandse regering is tegen een boycot. Een resolutie waarin wordt gesproken over een database voor bedrijven die opereren in Israëlische nederzettingen gaat veel verder dan het Nederlandse beleid. Daar zijn we dus niet voor en daarom hebben we ook niet voor die motie gestemd. Nederland is kritisch op Israël, maar we gaan niet discrimineren op basis van feiten en beleidslijnen die wij zelf niet goed vinden.
Ik ga nu in op de BDS-organisaties. Kunnen we die uitsluiten van belastingvoordelen? Zoals ik eerder ook aan de Kamer heb gecommuniceerd, is een dergelijke uitsluiting binnen de huidige regels niet mogelijk. Afgezien van een expliciet verbod op het aanzetten tot geweld of haat, wordt het begrip «algemeen nut» niet verder beperkt. Als het kabinet bepaalde organisaties hun anbi-status zou willen ontnemen, kan dat alleen via een wetswijziging. Een politisering van het anbi-begrip is in mijn ogen ongewenst voor bepaalde instellingen die in bepaalde politiek omstreden gebieden voornamelijk humanitaire hulp verlenen. Ik acht een wetswijziging dus niet wenselijk.
De heer Van der Staaij (SGP):
Ik heb daar een vraag aan gekoppeld naar aanleiding van bijvoorbeeld de supermarktinspecties. Kan er ook niet een strafrechtelijke grens in beeld komen in het licht van de acties die in Frankrijk zijn ondernomen tegen dit soort praktijken?
Minister Koenders:
Laat ik beginnen met de feiten. Wij zijn tegen een boycot. Dat is de positie van de Nederlandse regering. Wij ondersteunen de internationaal georganiseerde oproep van BDS tegen Israël dus niet. Tegelijkertijd is het onderschrijven van BDS niet illegaal en geldt vrijheid van meningsuiting. Men mag dat vinden. Ik heb kennisgenomen van de berichtgeving dat men in supermarkten op zoek zou zijn gegaan naar producten waar «Israël» op staat maar waarvan men vermoedt dat die uit een illegale nederzetting afkomstig zijn. Ik moet eerlijk zeggen dat ik de exacte feiten over hoe dat gelopen is niet ken. Volgens mij zijn een aantal dingen aan de orde, waarvan het niet aan mij is om ze te beoordelen. Enerzijds is er de vrijheid van meningsuiting. Als er anderzijds incidenten plaatsvinden waarbij sprake zou zijn van het gebruik van geweld, bijvoorbeeld het aanbrengen van schade aan goederen en/of mensen, of van intimidatie, dan is het strafrecht uiteraard aan de orde. Dat is het enige wat ik er op dit moment over kan zeggen.
De heer Van der Staaij (SGP):
Maar het viel mij op dat Frankrijk kennelijk in de discriminatiebepalingen een titel heeft gevonden. Als er eenzijdige oproepen tot boycot zijn om bepaalde producten vanwege de afkomst niet te kopen, kan dat in strijd zijn met antidiscriminatiebepalingen. Ik ben erin geïnteresseerd of dat in Nederland ook zou kunnen gelden.
Minister Koenders:
Dat denk ik niet. Ik heb die opvatting niet, maar het is niet helemaal aan mij. Als er strafrechtelijke overtredingen worden begaan, moeten die uiteraard bestraft worden.
De heer Knops vroeg naar de stand van zaken rond Palestijnse minderjarigen in Israëlische detentie. De stijging van het aantal Palestijnse minderjarigen in detentie is inderdaad verontrustend. De impact op de Palestijnse gemeenschap is uiteraard groot vanwege nachtelijke arrestaties en nachtelijke oproepen voor verhoor. Israël heeft tegelijkertijd een aantal hervormingen doorgevoerd. Het is belangrijk dat die nu ook in de praktijk worden uitgevoerd. Uiteraard heeft dat onderwerp onze aandacht, ook weer vanuit mensenrechtenperspectief. Daar zijn discussies over met Israël, die overigens zeer goed verlopen, met de mensenrechtenambassadeur en het Israëlische Ministerie van Defensie, mede om openheid van hun kant te verkrijgen. Dat is goed. De transparantie is in Israël vaak hoog. Daar is dus goed overleg over te voeren. We brengen dit ook in EU-verband op. Mede op verzoek van Nederland gebeurde dat ook bij de informele EU-mensenrechtendialoog in april. Tegen de mensen die allerlei verdragen willen opzeggen, zeg ik dat juist de mensenrechtendialoog zich ervoor leent om dit soort dingen serieus te bespreken. Nederland is overigens chef de file voor de Europese lidstaten in Tel Aviv. Wij zijn samen met het Verenigd Koninkrijk voorzitter van de EU-ambassades in Tel Aviv als het gaat om het probleem van kinderen in gewapende conflicten. Wij bevorderen de informatie-uitwisseling tussen ambassades over Palestijnse minderjarigen in detentie. UNICEF en een paar andere organisaties zijn daar ook bij actief. Wij ondersteunen ook verschillende Israëlische mensenrechtenorganisaties op dat terrein.
Ik kom nu op het opschorten van het EU-associatieakkoord. Dat akkoord vormt de politieke en juridische basis voor de samenwerking tussen de EU en Israël. Ik ben niet voor opschorting. Het zou betekenen dat relaties feitelijk stil komen te liggen. Ik heb net gezegd waarom ik een andere benadering kies met betrekking tot vrede en vooruitgang in het Midden-Oosten. Ik denk dat echt politiek engagement daar essentieel voor is. Natuurlijk zijn er zorgen over een aantal punten – u hebt daar gelijk in – in relatie tot het bekende artikel 2, de mensenrechten et cetera. Zo vonden enkele weken geleden de politieke dialoog en de informele dialoog onder het associatieakkoord plaats over een aantal zaken die de woordvoerders noemden: Palestijnse kinderen, de positie van de Arabische minderheid et cetera.
De heer Servaes stelde een vraag over het klimaat voor de mensenrechtenverdedigers. Ik heb kennisgenomen van de aantijgingen aan het adres van Breaking the Silence en B'Tselem. Ik heb begrepen dat er geen aanklacht is tegen Breaking the Silence en dat de aantijgingen ongegrond blijken te zijn. Er heerst wel een klimaat, zoals ik dat net ook beschreef bij de Palestijnse Autoriteit – je vindt het ook elders in de wereld – van een beklemmende vermindering van de ruimte voor ngo's. Het is belangrijk dat het niet die richting op gaat. Fundamentele rechten als de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vereniging en vergadering moeten gerespecteerd worden. Ik heb dat in mijn afgelopen bezoeken aan Israël uiteraard aan de orde gesteld bij de autoriteiten. Wij zijn zelf ook een aanzienlijke donor van mensenrechtenorganisaties. Wij kijken daar uiteraard objectief naar. We bekijken de programma's en beoordelen die op hun merites.
De heer Servaes (PvdA):
Dit leek me precies het goede moment voor een vraag, voordat we overschakelen naar een ander onderwerp. De Minister ging op heel wat zaken in. Laat ik overigens vooropstellen dat ik de manier waarop hij zich voorbereidt op en beschouwt op het Franse vredesinitiatief ten volle steun. Ik vind het buitengewoon goed dat Nederland daarbij aanwezig is. Ik geloof dat Nederland en Zweden als enige landen buiten de grote vijf binnen de EU uitgenodigd zijn. Dat is een teken aan de wand van het activisme dat de Minister eerder zelf benoemde. Als we het over de EU hebben, vind ik wel dat je moet nakomen wat je zegt. Ik heb daar in mijn inbreng een paar voorbeelden van genoemd. Over de sloop van huizen zei de EU anderhalf jaar geleden al: als het niet stopt, gaan wij op het hoogste politieke niveau zelf restitutie eisen, dus niet via de boeren en dergelijke maar zelf. De HV (hoge vertegenwoordiger) zei in februari: als het niet wordt bevroren, komt er geen associatieraad. Ik heb niet gezegd dat het associatieakkoord opgeschort moet worden, maar heb wel herinnerd aan die uitspraak. Is de Minister het met mij eens dat het nu tijd is om die uitspraken ook na te komen? Anders zet je immers je eigen geloofwaardigheid en je leverage volledig op het spel.
Minister Koenders:
Je moet altijd zeggen wat je doet. Dat is altijd het beste in de politiek. Ik vind de zaak van die sloop serieus. Vandaar dat wij dat bij de Minister van Buitenlandse Zaken aan de orde hebben gesteld. Ik weet niet helemaal zeker – dat zou ik voor de heer Servaes moeten nagaan – op welke manier dat aan de orde geweest is in de herhaalde contacten die mevrouw Mogherini heeft met premier Netanyahu. De heer Servaes heeft wel een beetje een punt. Ik denk dat iedereen zich nu richt op dit vredesinitiatief en daar de prioriteit bij legt. Dat gaat soms ten koste van wat anders. Die afweging is soms moeilijk te maken, want je wil niet je principes opgeven om alleen over vrede te praten als je niet zeker weet dat dit goed werkt. Dit onderwerp is zeker niet weg. Ik heb net aangegeven dat dit zowel bilateraal als op Europees niveau aan de orde wordt gesteld. Wij zullen dat blijven doen. De EU is wel – dat geldt ook voor mevrouw Mogherini – een structurele dialoog aangegaan over de slooporders. Dat heeft helaas nog niet geleid tot een positieve verandering van het Israëlische beleid. Wel is het geen one-off. Er wordt wel degelijk geprobeerd om te zorgen dat dit ook betaald wordt. Het is natuurlijk wat moeilijker om dat af te dwingen.
De heer Servaes (PvdA):
Daar zit wel het probleem in. De EU zei erover te willen praten met Israël en dat een halfjaar een redelijke kans te geven. Anders zal dat consequenties hebben; dat is niet mijn dreigement maar dat van de EU. Ik ben op zich altijd voor dialoog, maar als je blijft praten en ziet dat de realiteit op de grond de sloop alleen maar verergert, met nieuwe uitbreidingen, dan geloof ik dat je je eigen geloofwaardigheid op het spel zet. Ik begrijp dat de eerste focus moet liggen bij het Franse vredesinitiatief. Ik begrijp de Minister ook als hij zegt dat we het niet meteen moeten volhangen met dreigementen als die besprekingen mislukken. Maar vindt hij wel dat al die partijen die zich er nu achter hebben geschaard, duidelijk moeten maken dat wij van beide partijen eisen dat ze het in ieder geval kans geven en het dus onacceptabel is als ze op voorhand al zeggen niet mee te doen?
Minister Koenders:
Ik onderstreep dat het eerste punt niet weg is. Ik geloof niet dat er in termen van een dreigement over is gesproken, maar er is wel fors over die sloop gesproken, en terecht. Ik heb net al iets gezegd over het belang van Area C. Dat is dus niet weg. Ik heb begrepen uit de informatie van mijn mensen dat er forse discussies over gaande zijn tussen de Europese Unie en Israël. Dat is punt een. Het is natuurlijk wel de bedoeling dat iedereen gaat meewerken en niet dat de hele internationale gemeenschap bij elkaar komt voor iets wat boven de partijen uitgaat. Laten we niet vergeten dat het gaat om het risico van radicalisering en om de veiligheid voor iedereen in de regio, zowel Israël als de Palestijnen, met de uitgangspunten die we kennen. Er is niet voor niets frustratie bij de internationale gemeenschap dat de partijen geen overeenstemming vinden. We gaan niet bij elkaar zitten om te zeggen: we proberen het nog eens. Er wordt serieus naar gekeken. Ik heb de punten genoemd waar het om gaat. Ik verwacht dat dit volgende week constructief kan verlopen. Er zitten allerlei mensen om de tafel met verschillende visies op het Midden-Oosten. Ik denk dat het belangrijk is dat zij volgende week laten zien waar we staan. Ik heb al iets gezegd over de bijdrage van de Nederlandse regering.
De voorzitter:
Ik vraag de Minister om de beantwoording van de vragen prioriteit te geven en om daar in één ruk mee door te gaan. Ik vraag de Kamerleden om hun interrupties even op te houden, zodat we in ieder geval de vragen beantwoord krijgen, want anders gaat dat niet gebeuren, verzeker ik u. Dan gaat men morren aan het eind en dan gaat iedereen ontevreden naar huis, zeker de mensen die de moeite hebben genomen om hiernaartoe te komen. Ik geef de Minister daartoe de gelegenheid.
Minister Koenders:
Ik wil nog iets zeggen over de Palestijnse Autoriteit. Ik neem opnieuw scherp afstand van terroristische aanvallen in welke vorm dan ook en van verheerlijking van dergelijke aanvallen. Wij dragen dat uit in bilaterale contacten met vertegenwoordigers van de Palestijnse Autoriteit, ook toen president Abbas hier was. Die moeten verworpen worden, want anders krijgen we een golf van antisemitisme en radicalisering. Daarop moet vroegtijdig een antwoord gegeven worden. Het kabinet dringt er bij de Palestijnse Autoriteit op aan om af te zien van uitspraken of handelingen die gezien kunnen worden als vergoelijking van terrorisme of geweld of die haaks staan op het officiële beleid van het Palestijnse leiderschap. We hebben daar expliciet op aangedrongen bij president Abbas en daar zullen we ook mee doorgaan. Ik wil niet in een discussie terechtkomen dat de Palestijnen dan weer zeggen dat er aan Israëlische zijde verheerlijking of vergoelijking van geweld plaatsvindt. Dit zijn allemaal zaken waarvan we echt afstand moeten nemen. We moeten hierover niet met meel in de mond spreken. Het moet helder zijn dat er geen verheerlijking van geweld of terreur is. Als die poppetjes, die ik niet kende, daar een onderdeel van zijn, wijzen wij dat natuurlijk heel stevig af. De grote problemen zijn identiteitspolitiek en radicalisering, het niet met elkaar praten en niet elkaars legitieme rechten accepteren. Het is ook belangrijk dat dit conflict niet eeuwig voortduurt, want daar worden mensen alleen maar gefrustreerder van; geen werk, geen toekomst. Dan komen we niet verder, wat er ook rond de tafel wordt voorgesteld.
Ik heb al eerder gezegd dat wij de uitkeringen aan de Palestijnse gevangenen een serieuze kwestie vinden. Wij hebben deze ook aan de orde gesteld bij de Palestijnen. Dat doen wij ook bij president Abbas. Het was op zichzelf een positieve stap dat het ministerie voor gevangenen werd overgeheveld naar de PLO. Ik zeg nogmaals dat zeker is dat er geen donorgeld dat aan de PA is gegeven, wordt gebruikt voor dergelijke betalingen. Ik begrijp dat er meer nodig blijft, want het systeem is niet veranderd. Het is ook een pervers systeem, omdat de duur van de detentie bepalend blijft voor de toelage. We hebben regelmatig aangedrongen op aanpassing hiervan. Bij beide partijen kom ik niet altijd uit waar ik wil, maar het is wel van belang om dat aan de orde te blijven stellen. Op een gegeven moment komt er een moment waarop het wel werkt. We hebben dit op verzoek van de Kamer ook met de EU-lidstaten besproken. Binnen de EU ligt de focus op het voorkomen dat donorgelden voor de PA worden gebruikt voor deze betalingen. Met alle waarborgen is die zekerheid er wel. Het is ook belangrijk om dat te zeggen.
De christenen vormen een belangrijke groep in de Palestijnse gebieden, zoals de heer Knops weet. Er worden prominente posities bekleed in de Palestijnse maatschappij door christenen, zoals de burgemeesters van Ramallah en Bethlehem. Er zijn ook christenen die in de PLO prominente posities bekleden, zoals de bekende woordvoerder, sinds jaar en dag. Veel christenen vertrekken omdat de situatie zo uitzichtloos is en omdat zij een uitgebreid netwerk hebben in derde landen. Die ontvolking van christenen vind ik ook zeer verontrustend. De eeuwenoude kerken, vanaf de vierde eeuw, moeten er blijven. Ik denk dat hiermee ook iets wordt gezegd over de urgentie van het MOVP. Dit is niet direct een consequentie van grootschalige discriminatie of vervolging van christenen. Dat zal ongetwijfeld voorkomen, en waar dat voorkomt, moet het ook aangepakt worden, want het gaat er juist om dat er meerdere culturen en religies zijn in dat gebied.
Over de motie van de heer Ten Broeke over de herkomstaanduiding (34 300-V, nr. 22) wil ik het volgende zeggen. We hebben hierover al eerder gesproken, zowel voor als na de publicatie van de interpretatieve mededeling over de juiste herkomstaanduiding van producten uit de door Israël bezette gebieden. Uit de brede steun voor de motie van de heer Ten Broeke blijkt wel dat de Kamer hier belang aan hecht. Het kabinet heeft hier uitgebreid en actief opvolging aan gegeven in de afgelopen maanden. We hebben echt met alle landen gesproken. Ik heb ook met de Hoge Vertegenwoordiging hierover gesproken. Wij nemen die moties zeer serieus. De visie van het kabinet is bekend. Er zijn twee brieven aan de Kamer toegezonden en er zijn 56 schriftelijke vragen over dit onderwerp beantwoord. Na die sondering heb ik deze week nogmaals met de Hoge Vertegenwoordiging gesproken. Het heeft niet te maken met het niet uitvoeren van de motie, want de motie wordt uitgevoerd, zoals ik heb toegezegd. Ik kan er niet omheen dat er geen draagvlak bestaat voor interpretatieve mededelingen voor alle producten uit alle gebieden die krachtens het internationale recht bezet of illegaal geannexeerd zijn. Bij de lidstaten bestaat niet de vraag, of deze is niet serieus genoeg, om dat aan de orde te willen stellen.
Door de lidstaten worden drie overwegingen genoemd. Het is van belang dat de consumenten en het bedrijfsleven vragen om duidelijkheid. Het kan niet ons doel zijn om mededelingen te doen waar geen vraag naar is in de samenleving. De EU-positie over de door Israël bezette gebieden is vastgelegd in raadsconclusies, gebaseerd op het internationaal recht. Even voor de helderheid, dit zijn de overwegingen van mijn collega's. Men vindt dat die combinatie van elementen ontbreekt voor andere gebieden. Zoals bekend is het uitgangspunt van het kabinet dat elke situatie op de eigen merites beoordeeld moet worden. Het uitgangspunt is dat een EU-brede aanpak dient te worden nagestreefd, om te komen tot een eenduidige uitleg binnen de interne markt. Het gaat hier om uitleg aan het bedrijfsleven, waarbij verschillen in aanpak tussen de lidstaten kunnen leiden tot aantasting van het gelijke speelveld op de Europese markt.
Ik zou mij zeer verzetten tegen discriminatie, waarbij we het lekker wel doen in een geval en niet in een ander geval. Dat zou geen goed beleid zijn en daar ben ik dus op tegen. Maar we moeten de situatie ook niet omdraaien. Correcte herkomstaanduiding is overal van toepassing. Dat was zo en dat blijft zo. Het kan niet zo zijn dat de door Israël bezette gebieden – waar bijna iedereen het over eens is dat dit illegaal is – daarvan zouden worden uitgezonderd of dat we daar anders mee moeten omgaan dan bij andere landen of gebieden. Ik begrijp dit niet helemaal van de heer Voordewind, want die herkomstaanduiding moet iets zijn wat ook hij van belang vindt. Als je dat voor één land niet zou doen, zou dat een soort singling out betekenen. Herkomstaanduiding is juist niet singling out, maar gericht op gelijke behandeling. Ook in het geval van de door Israël bezette gebieden mag er geen sprake zijn van misleiding. Het gaat hier om een verduidelijking van algemene wetgeving. Bedrijven en consumenten hadden behoefte, zoals bekend, aan uitleg over wat de juiste herkomstaanduiding was voor deze producten. Men wilde meer informatie om te weten of het een product is uit een bezet gebied of uit een nederzetting. De geschiedenis daarvan is bekend. Het bedrijfsleven verzocht de overheid om duidelijkheid te scheppen en er kwam een interpretatieve verklaring.
Wat doe je dan met andere landen? Ik zal eerst iets zeggen over de wetgeving. Ik ben bereid om dat verder te bekijken, maar men moet goed zien dat dit niet te maken heeft met discriminatie. Als voorbeeld noem ik dat er inzake de Krim verdergaande maatregelen zijn genomen. Er is niet zozeer sprake van een consumentenaanduiding als wel dat men uit dat gebied niet mag importeren. De Westelijke Sahara behoort niet tot het grondgebied van Marokko, maar is volgens de VN een gebied dat niet zichzelf bestuurt. Nederland en de Europese Unie delen dat standpunt. Hieruit volgt dat op producten uit de Westelijke Sahara moet staan dat de herkomst de Westelijke Sahara is. Op de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) wordt het bedrijfsleven daarover geïnformeerd. De Nederlandse regering waarschuwt bij het doen van investeringen in zaken in het gebied van de Westelijke Sahara onder de zevenentwintigste breedtegraad. Dat is een vorm van actieve informatieverschaffing. De overheid wijst erop dat deze risico's ook gelden ten aanzien van certificering van herkomst van producten. Bedrijven moeten zich er in hun productieketen van vergewissen of hun product afkomstig is uit Marokko of uit de Westelijke Sahara, om een misleidende herkomstaanduiding te voorkomen.
Cyprus is een ander voorbeeld.
De voorzitter:
Mag ik de Minister vragen om niet te veel in andere voorbeelden te vluchten? Ik vraag de Kamer om toestemming voor een verlenging met een kwartier, zodat de Minister de vragen kan beantwoorden. Ik constateer dat de Kamer hiermee instemt.
Minister Koenders:
Ik zal niet op alle gevallen ingaan. Op grond van Europese wetgeving is er een verplichting voor het bedrijfsleven. Er zijn ook verzoeken geweest met betrekking tot de Westelijke Sahara. De Europese Unie geeft dan een interpretatieve verklaring. Dat is inderdaad consumentenvoorlichting. Men kan wel zeggen dat wij stiekem iets politieks proberen te doen. Er kan geen misverstand over bestaan dat er een probleem is met de nederzettingen. Om die reden is door het bedrijfsleven, met name de levensmiddelensector, gevraagd om helderheid te verschaffen, zodat men beter kan opereren en dat is door Europa gedaan. Ik geloof dat we het niet groter moeten maken dan het is. We hebben er ook met Israël over gesproken, dat er niet happy mee was. Er was ook een reactie in de richting van mevrouw Mogherini, maar inmiddels is dat voorbij.
Ik ben zeer bereid om de motie uit te voeren. Door een van de leden – naar ik meen de heer Voordewind – is gezegd dat de motie niet is uitgevoerd. We zijn naar alle landen gegaan en naar de Hoge Vertegenwoordiger. Ik kan er niets aan doen als andere mensen zeggen dat dit geen discriminatie is, maar dat het is op basis van datgene wat in Europa gezamenlijk is afgesproken. Ik ben zeer bereid om te kijken naar specifieke gevallen, als dat kan, maar ik denk dat er geen draagvlak is voor een motie met een verzoek over alle producten en alle situaties. Dat kan ik niet veranderen. Ik heb het nagegaan en ik rapporteer terug. Dat was mijn opdracht. Dat is wat ik hierover wil zeggen. Ik denk dat ik hiermee de vragen van de Kamer heb beantwoord.
De voorzitter:
We hebben net besloten tot verlenging, dus ik laat nog wat vragen toe.
De heer Ten Broeke (VVD):
Ik heb goed geluisterd. Het probleem is niet die herkomstaanduiding. Natuurlijk bestaat die voor alle landen, alle gebieden en alle producten. Dat is niet het probleem. Het gaat er niet om dat er een uitzondering gemaakt moet worden, maar dat één land verbijzonderd wordt, namelijk met de interpretatieve conclusie. De Minister zegt dat het niet voor alle gebieden opgaat. Dan wil ik weten of er nog enkele gebieden zijn waarvoor dit wel geldt. Hij weet dat niet, ook niet als ik ernaar vraag. Hij zegt dat er een vraag vanuit het bedrijfsleven moet zijn. Nou, die heb ik hier. De Westelijke Sahara staat in diezelfde brief. Is hij dan bereid om dat wel te doen?
De voorzitter:
Die vraag is helder zo. Ik sta één vraag toe. De heer Sjoerdsma en de heer Voordewind hebben ook nog een vraag.
Minister Koenders:
Zal ik deze eerst beantwoorden?
De voorzitter:
Dat is wellicht handig.
Minister Koenders:
Ik moet namelijk even weten of er geen misverstand bestaat en of we wel dezelfde taal spreken. Volgens mij zijn wij het helemaal niet oneens. Het punt omtrent de nederzettingen en de Israëlische positie daar, is niet dat daar alleen maar een politieke zaak gemaakt zou moeten worden. Integendeel, wij willen juist dat het niet om die reden zo is. In de andere gevallen zijn er geen onduidelijkheden of vragen van consumenten of bedrijfsleven; ik heb geschreven waarom. De heer Ten Broeke heeft daar weliswaar een brief van het CBL, maar die gaat waarschijnlijk over de Westelijke Sahara. Daarover heb ik net gezegd dat het bedrijfsleven over de Westelijke Sahara is geïnformeerd via de website van de RVO. De Nederlandse regering waarschuwt bij het doen van zaken en investeringen in de Westelijke Sahara onder de 27ste breedtegraad. Als er nog onduidelijkheid blijft, gaan we daar natuurlijk naar kijken. Er is dus vanuit de overheid geen enkele discriminatie als het gaat om de nadere precisering voor gevallen, als dat nodig zou zijn. Voor de Westelijke Sahara bestaat beleid. Daar blijkt al uit dat het niet discriminatoir is. Als dat niet helder genoeg is, moet er uiteraard naar gekeken worden, maar dat geldt voor een heleboel landen. Dit is zeker niet het enige.
De heer Sjoerdsma (D66):
Ik heb nog een vraag openstaan uit mijn eerste termijn. Ik had gevraagd of het mogelijk is om de Nederlandse steun aan Israëlische mensenrechtenorganisaties te verhogen, gezien het steeds moeilijkere klimaat voor deze organisaties.
Minister Koenders:
Dat ga ik niet in zijn algemeenheid zo zeggen. Ik weet dat er al een verhoging is geweest voor bepaalde organisaties die veiligheidsproblemen hadden. Die hebben we gegeven. Daar blijkt dat dus al uit. Voor de rest bekijken we gewoon of het adequaat is en of er goede voorstellen zijn gedaan. Er ligt overigens ook niet het probleem dat er ineens veel grotere aanvragen zijn. Het gaat om de politieke steun, dat mensen recht hebben op vrije meningsuiting en dat ze vrij kunnen opereren.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik wil nog even terugkomen op de Palestijnse terroristen in Israëlische gevangenissen. Ik begrijp best dat de Minister zegt dat dit is overgeheveld naar de PLO en dat we daar verder niets meer over te zeggen hebben. Maar uit de rapporten blijkt dat precies hetzelfde bedrag van de PA jaarlijks wordt overgeheveld naar de PLO, en dat zelfs de bemensing is overgegaan naar de PLO. Er wordt toch zand in de ogen van de internationale gemeenschap gestrooid als men zegt dat onze gelden niet gebruikt worden voor die betalingen? Ik worstel daarmee. Ik weet dat de Noorse collega van de Minister heel duidelijk is geweest tegen de PA en dat dit ook breed leeft binnen de Europese Unie.
Minister Koenders:
Ik geloof dat we dit debat al heel vaak hebben gevoerd. Ik ben het met de heer Voordewind eens. Ik verschil hierover ook niet van mening met mijn Noorse collega. Ik heb op precies dezelfde manier gecommuniceerd, zelfs scherper, denk ik. Ik heb de heer Voordewind erop gewezen dat daar geen donorgeld heengaat. Bij alle ontwikkelingssamenwerking heb je het risico van fungibiliteit. Daarom moeten we er ook politiek achteraangaan. Het gaat voor twee derde om eigen geld en voor een derde om donorgeld. Er is in ieder geval geen financiële overmaking van donorgeld aan de doelen die de heer Voordewind benoemt. Ik begrijp het risico dat hij benoemt, maar het kan niet zo zijn dat we dan ineens maar ophouden met iets wat om andere redenen erg belangrijk is. Ik zou het bijvoorbeeld niet weg willen halen bij de verzoeningsprojecten, om het zo maar te noemen.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Ik heb gevraagd naar de uitvoering van het etiketteringsbeleid. Hoe voeren importeurs en de middenstand die mededeling uit? Is het voor bedrijven wel mogelijk om dat onderscheid goed te maken? Heeft de NVWA de instrumenten om toe te zien op een correcte uitvoering? Zou de Minister daar nog op in kunnen gaan?
Minister Koenders:
Voor zover ik weet ziet de NVWA daarop toe. Dat geldt voor alle landen en dus niet alleen voor Israël of de bezette gebieden. Ik heb daar geen klachten over gehad. Dat is het enige wat ik erover kan zeggen.
De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):
Ik zei net al dat illegaal illegaal is. Ook al plak je er stickers op, het blijft illegaal. De regering is het daar niet mee eens. Ik merk ook dat het overgrote deel van de Kamer het daar niet mee eens is. De Minister zei net dat de onduidelijkheid blijft. Die blijft inderdaad bij de consumenten bestaan. Zij weten namelijk niet of de producten die zij kopen afkomstig zijn uit bezet gebied. Daar blijft de onduidelijkheid dus bestaan. Hoe kunnen we die wegnemen?
Minister Koenders:
De wens was een interpretatieve verklaring. Ik denk dat die voldoet aan de verduidelijking van waar producten vandaan komen. Ik denk dat daar de onduidelijkheid zit. Anders zouden we het debat niet zo scherp hoeven te voeren. Daar gaat het echt om. Ik zie daar ook helemaal geen kritiek van consumenten op. Als de heer Kuzu voor een boycot is, hebben wij een verschil van mening, want daar ben ik niet voor. Dat is een andere opvatting.
De voorzitter:
Als SP-woerdvoerder zou ik zelf nog een aanvullende vraag willen stellen over Palestijnse kinderen in Israëlische detentie. Het gaat niet alleen om de rol die Nederland daarin speelt als het gaat om kinderen die in detentie zitten in de bezette gebieden, maar juist ook om kinderen die in strijd met Geneefse Conventie worden overgebracht naar Israëlische gevangenissen. Daar heb ik een vraag over gesteld. Ik zou willen dat de Minister daar antwoord op gaf. Wat doet Nederland om dat bij te houden en tegen te gaan? Nederland speelt een leidende rol. Ook op dit vlak zou Nederland dat moeten doen.
Minister Koenders:
Mijn excuses als ik daarover onduidelijk ben geweest. Juist op dat terrein vinden er activiteiten plaats. Het gaat om mensen die overgebracht worden.
De voorzitter:
Dan zou ik daar graag nader over bericht worden. Ik heb daar in de stukken van de Minister namelijk niets over vernomen.
De heer Knops (CDA):
Ik begrijp dat dit een soort interruptieronde en tweede termijn ineen is. Ik dank de Minister voor zijn beantwoording en zijn inzet op het vlak van de mensenrechten. Hij sprak veel goede woorden over het exemplarische geval van Tent of Nations. Mijn vraag was of de Minister alles zal doen om de Tent of Nations te behouden, juist omdat het zo'n goed en duidelijk voorbeeld is. Daar heb ik nog geen antwoord op gekregen.
Minister Koenders:
Ik dacht dat ik die vraag beantwoord had. Wij ondersteunen de Tent of Nations actief, zowel financieel als politiek in termen van bescherming van wat ze doen. Dat zullen we ook blijven doen, zeker met de ondersteuning die de heer Knops daar ook nog eens aan geeft.
De heer Knops (CDA):
Dat heeft de Minister inderdaad gezegd, maar betekent dit dat de Minister er alles aan zal doen om de ondergang te voorkomen die nu dreigt? Zegt de Minister dat hij alles zal doen wat mogelijk is om die te voorkomen?
Minister Koenders:
Zeker, ja.
De voorzitter:
Bij deze vragenronde wilde ik het laten, maar nu zie ik weer allemaal nieuwe vingers. Dat is omdat u een VAO wilt aanvragen? Ja, dat kan natuurlijk. Maar wie was er eerder, de heer Sjoerdsma of de heer Kuzu? Vecht dat onderling maar even uit.
De heer Sjoerdsma (D66):
De heer Kuzu vraagt mij om het hem te gunnen. Bij dezen.
De voorzitter:
De heer Kuzu wil een verslag van dit algemeen overleg op de plenaire agenda plaatsen. Dat betekent dat de Kamer dan in de gelegenheid is om voorstellen te doen, om moties in te dienen dus. Ik stel voor dat we dat melden aan de Voorzitter van de Kamer zodat dit in de agenda kan worden opgenomen. Dat zal niet meer deze week zijn.
Ik dank de Minister voor zijn antwoorden, de collega's voor de getoonde discipline en de bezoekers en de mensen elders in het land voor hun belangstelling.
Sluiting 18.12 uur.