Vastgesteld 17 december 2013
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken en de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking hebben op 5 november 2013 overleg gevoerd met Minister Timmermans van Buitenlandse Zaken en Minister Ploumen voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over:
− de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken van 7 juni 2013 over de situatie in Darfur, alsmede over de Nederlandse inzet in Sudan, waaronder in het bijzonder de inzet op het gebied van de bescherming van de rechten van vrouwen (Kamerstuk 22 831, nr. 89);
− de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken van 26 augustus 2013 houdende de beantwoording van openstaande vragen naar aanleiding van het algemeen overleg over Sudan van 3 juli 2013 (Kamerstuk 22 831, nr. 92).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Eijsink
De voorzitter van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, De Roon
De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Van Toor
Voorzitter: Van der Steur
Griffier: Wiskerke
Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: De Caluwé, Omtzigt, Servaes, Sjoerdsma, Van der Steur en Voordewind,
en Minister Timmermans van Buitenlandse Zaken en Minister Ploumen voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, die vergezeld zijn van enkele ambtenaren van hun ministerie.
Aanvang 16.00 uur
De voorzitter: Dames en heren. Ik open dit voortgezette algemeen overleg van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken. Ik heet de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van harte welkom. Uiteraard heet ik ook de leden van harte welkom, de aanwezigen in deze zaal en de mensen die dit overleg volgen via internet.
Dit algemeen overleg is een voortzetting van het algemeen overleg over Sudan op 3 juli 2013. Er staan twee brieven op de agenda. Een brief van 7 juni 2013 over de situatie in Darfur, alsmede over de Nederlandse inzet in Sudan, waaronder in het bijzonder de inzet op het gebied van de bescherming van de rechten van vrouwen, en daarnaast een brief, die is ontvangen na het algemeen overleg op 3 juli, met de antwoorden op de openstaande vragen naar aanleiding van dat algemeen overleg.
Ik geef graag het woord aan mevrouw De Caluwé voor haar inbreng van vier minuten met maximaal één interruptie per persoon.
Mevrouw De Caluwé (VVD): Voorzitter. Wij hebben vorige keer al een aantal zaken besproken. Ik zal daar nu niet meer uitvoerig op ingaan. Ik dank beide bewindslieden voor het beantwoorden van de vragen die nog openstonden na het algemeen overleg van 3 juli jongstleden.
Wij hebben tijdens dat algemeen overleg gesproken over de inzet van Nederland in Sudan ten behoeve van conflictoplossing, wederopbouw en mensenrechtenbeleid. Ook in Zuid-Sudan concentreert Nederland zich volgens de HGIS-nota op rechtsstaatontwikkeling, wederopbouw en vredesopbouw. Volgens het meerjarenplan voor Zuid-Sudan is Nederland ook actief op het gebied van voedselzekerheid en water, maar ik zie dit niet terug in de begroting. Bij de besteding van een groot budget is het ook logisch dat Nederland een bredere inzet laat zien. Mijn korte vraag aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking is dan ook wat precies de inzet is in Zuid-Sudan, behalve wederopbouw en de ontwikkeling van de rechtsstaat.
Dan terug naar Noord-Sudan. De VVD steunt de pogingen van de Europese Unie voor bemiddeling in de conflicten in Sudan. De Minister van Buitenlandse Zaken schrijft dat Nederland en de EU druk uitoefenen op landen die geen gevolg geven aan de aanhoudingsbevelen van het Internationaal Strafhof. De Afrikaanse Unie heeft zich er recentelijk tegen uitgesproken dat staatshoofden voor het ICC moeten verschijnen. Kan de Minister aangeven welke contacten hierover zijn met de Afrikaanse Unie en wat de stand van zaken in dezen is?
Dan over de grensregio. Op 27 oktober jongstleden ging de grensregio Abyei naar de stembus; men sprak zich uit voor aansluiting bij Zuid-Sudan. De Afrikaanse Unie waarschuwde voor het risico op geweld tussen stammen naar aanleiding van deze stembusgang. Recentelijk zijn nog tientallen doden gevallen bij schermutselingen in het noorden van Zuid-Sudan. Hoe schat de Minister de huidige situatie daar in?
Een ander heikel onderwerp is de olieproblematiek. De mogelijkheden voor olieleveranties uit Zuid-Sudan zijn momenteel zeer beperkt doordat deze via Sudan lopen. Na een korte hervatting is de doorvoer van olie via Sudan in juli weer stopgezet. In september is overeengekomen dat de oliedoorvoer zal worden hervat. Volgens berichten in de media van eind oktober zijn van de oorspronkelijke doorvoer van 300.000 barrels per dag, weer 190.000 barrels hersteld. Kan de Minister aangeven hoe de stand van zaken is? Zuid-Sudan wil alternatieve exportroutes aanleggen door Uganda, Kenia en Ruwanda. Tijdens het vorige algemeen overleg kon de Minister hierover nog niet veel zeggen. Is inmiddels al bekend wanneer met de aanleg van deze nieuwe oliepijpleidingen zal worden begonnen?
Wij hebben vorige keer al gesproken over de Matra-Zuidgelden. De VVD ziet nog steeds bezwaren in het besteden van die gelden in Sudan. Dit draagt tot op heden niet bij aan de verbetering van de betrekkingen tussen Nederland en Sudan. Bovendien blijft de VVD tegen de versnippering van Matra-gelden buiten de partner- en prioriteitslanden om.
De heer Sjoerdsma (D66): Voorzitter. Wij spraken voor de zomer uitvoerig over de zeer zorgwekkende situatie in Sudan. Die zorgen worden Kamerbreed gedeeld en leven duidelijk ook bij het kabinet. Ik dank beide Ministers voor de schriftelijke beantwoording van de vragen die toen zijn blijven liggen.
Ik moet helaas constateren dat de situatie in Sudan in de tussentijd bepaald niet is verbeterd. In Abyei stemde een getraumatiseerde bevolking in een inofficieel referendum voor aansluiting bij Zuid-Sudan. In Darfur is het geweld opnieuw opgelaaid. De vluchtelingekampen puilen uit. In de Nuba Mountains en de Blue Nile zijn honderdduizenden dorpelingen verdreven uit hun huizen. Zij schuilen in grotten tegen bombardementen terwijl de Sudanese regering humanitaire toegang verhindert. In Khartoem en andere Sudanese steden heeft de overheid meer dan 200 protestanten gedood.
Dit oplaaiende geweld in alle regio's van Zuid-Sudan vraagt om een nieuwe aanpak. Het lijkt er echter op dat de gehele internationale gemeenschap het langzaam laat afweten. De Verenigde Staten zijn Sudan gaan beschouwen als een belangrijke bondgenoot op het terrein van terrorismebestrijding en sindsdien zijn onze Amerikaanse vrienden net even iets minder kritisch. De Europese Commissie springt helaas niet in dat gat. Ashton heeft bij mijn weten Sudan nog niet bezocht en het mandaat van de Speciale Vertegenwoordiger is verwaterd tot de hele Hoorn van Afrika. Ook de Afrikaanse Unie pakt helaas niet door. President Bashir komt nog steeds op praktisch elke top en de Afrikaanse Unie lijkt machteloos als het gaat om de problemen in de drie gebieden.
Deze Ministers willen een andere Nederlandse rol: geen inzet meer op conflictoplossing en wederopbouw, wel op mensenrechten en de humanitaire situatie. De Minister verklaart die nieuwe rol vanuit de gewijzigde context; verwijten van neokolonialisme zouden op de loer liggen. Ik heb begrip voor het stoppen van de wederopbouwactiviteiten en ik ben het eens met de inzet op mensenrechten en de humanitaire situatie, maar ik begrijp niet dat Nederland stopt met de politieke en diplomatieke inzet op het gebied van conflictoplossing. Ik begrijp dit niet omdat geen van de verschrikkelijke gebeurtenissen in Sudan het gevolg is van natuurrampen; het regime van Bashir draagt daarvoor verantwoordelijkheid. Een inzet op mensenrechten en noodhulp heeft dus alleen zin als deze regering zich ook actief politiek en diplomatiek inzet voor conflictoplossingen.
Ik vraag de Minister daarom om, voordat hij besluit de Nederlandse rol opnieuw in te vullen, eerst een bezoek te brengen aan Sudan opdat hij met eigen ogen kan zien wat daar gebeurt en hij zelf kan bepalen in hoeverre Nederland daar nog een gesprekspartner is. Daarnaast vraag ik hem zich bilateraal in te zetten om het budget van de ambassade in Khartoem voor ondersteuning van democratische bewegingen en ngo's te verhogen, en in te zetten op crossbordernoodhulp in de Nuba Mountains en Blue Nile door UNMISS. De Minister schrijft dat hij via anderen wil werken. Ik moedig dat ook aan, naast de bilaterale inzet. Ik roep hem op zich ervoor in te zetten dat de Europese Unie een factfindingmissie afvaardigt naar de Nuba Mountains om te onderzoeken welke gewelddadigheden daar hebben plaatsgevonden. Verder roep ik hem op zich ervoor in te zetten dat de Afrikaanse Unie Abyei bezoekt om daar eindelijk een mediërende rol op te zich te nemen. Ik krijg graag een reactie op deze voorstellen.
De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Nadat wij hier over Sudan hadden gesproken, is de situatie niet verbeterd, maar alleen verder verslechterd. Ik steun daarom de goede gedachte van de heer Sjoerdsma dat de Minister een bezoek brengt aan Sudan.
Ik denk dat wij een aantal dingen nog wel kunnen doen en mogelijk nog kunnen versterken. Ik noem bijvoorbeeld de Driegebiedenwerkgroep. Nederland was eerder betrokken bij de uitvoering van de CPA (Comprehensive Peace Agreement). Hoe kunnen wij de ervaringen die wij toen hebben opgedaan, overdragen aan de Afrikaanse Unie ter uitvoering van de nog openstaande onderdelen van de CPA? Die ervaring kunnen wij nog steeds inzetten, zij het ter ondersteuning van de Afrikaanse Unie.
Wij hebben tijdens een ander overleg gesproken over de EU Speciale Vertegenwoordiger voor de Hoorn van Afrika. De Minister had ook zo zijn bedenkingen of er niet langer een Speciale Vertegenwoordiger voor Sudan zou moeten zijn. De Kamer heeft hem gevraagd om nog eens bij zijn collega's van Buitenlandse Zaken in Europa te peilen of er nog een mogelijkheid is om de Speciale Vertegenwoordiger voor Sudan te behouden. Ik ben erg benieuwd naar de uitkomst van zijn inzet op dit punt.
Wij zien dat de ambassade nog een aantal bedragen uitgeeft. Het zijn beperkte bedragen: 5,2 miljoen voor noodhulp aan Darfur. De Matra-fondsen leveren maar 0,4% van het totale bedrag, namelijk € 40.000, voor de democratisering, de versterking van de mensenrechten en goed bestuur. Aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking vraag ik of er niet meer kan worden geïnvesteerd in de democratiseringsprocessen onder de vluchtelingen in Sudan en Zuid-Sudan.
Op 28 februari 2014 zal het mandaat van UNAMID opnieuw worden bekeken. Dat zou een unieke mogelijkheid zijn voor Nederland om via de Europese Unie te proberen dit mandaat sterker en robuuster te maken. Dan zal UNAMID beter in staat zijn om de burgers maar ook de hulporganisaties te beschermen. Nu worden auto's geconfisqueerd door rebellengroepen. Wat is de inzet van Nederland in de richting van 28 februari om dat mandaat te versterken?
Ik vergeet bijna nog een belangrijk punt: de pilot godsdienstvrijheid in Sudan. De Minister heeft vorige keer gezegd dat een en ander in kaart is gebracht, maar ook dat er nog behoefte was aan implementing partners voor het verder op de rit zetten van de pilot godsdienstvrijheid. Is de Minister hier al mee gevorderd? Ik heb destijds gezegd dat de Raad van Kerken van Sudan een goede gesprekspartner zou kunnen zijn. Ik ben benieuwd naar de stand van zaken.
De heer Servaes (PvdA): Voorzitter. Ik was niet aanwezig bij het eerste deel van dit overleg, daarom past mij enige bescheidenheid in deze tweede termijn. Ik heb natuurlijk wel het verslag teruggelezen. In de eerste termijn werd de zorg over en de analyse van de situatie in Sudan gedeeld. De discussie richtte zich met name op de vraag welke instrumenten moeten worden ingezet, bilateraal, Europees of via de Afrikaanse Unie.
Ik sluit mij aan bij de vaststelling van eerdere woordvoerders dat de situatie in de tussentijd eerder is verslechterd dan verbeterd. Ik las een artikel waarin de situatie in Sudan treffend werd omschreven als «Syria in slow motion». De omvang van de humanitaire rampspoed is vergelijkbaar. Dit geldt ook voor de vluchtelingen en de toegang van humanitaire hulpverleners. De zorg die eerder is uitgesproken, blijft dus overheersen en is zo mogelijk nog groter geworden. Wij hebben berichten gelezen over demonstranten die zijn gedood en anderen die in grote aantallen zijn gearresteerd. De vluchtelingenstromen nemen toe en in de drie gebieden wordt weinig voortgang geboekt. Het referendum had weliswaar een duidelijke uitslag, maar die wordt niet door alle partijen omarmd.
Zuid-Sudan is in de voorbije periode ook sterk getroffen in economisch opzicht. De vraag is welke internationale inzet het meest effectief is. Ik vraag de bewindslieden te reflecteren op de ontwikkelingen sinds het vorige algemeen overleg. Er werden veel kaarten op de Afrikaanse Unie gezet, maar hoe groot zijn de kansen dat de Afrikaanse Unie werkelijk kan optreden in de richting van Sudan, gelet op de ontwikkelingen rond het Internationaal Strafhof en het feit dat Al-Bashir min of meer de hand boven het hoofd wordt gehouden?
Over de EU heb ik dezelfde vragen. Hoe staat het met de Speciale Vertegenwoordiger? Is er nog een kans dat er een speciale vertegenwoordiger specifiek voor Sudan wordt aangesteld, dan wel is het mogelijk om in het mandaat van de Speciale Vertegenwoordiger voor de Hoorn van Afrika de focus meer te richten op Sudan? Beide Sudans, zou ik eigenlijk moeten zeggen.
Ik wil er één internationale laag aan toevoegen, namelijk de internationale financiële instellingen. Daarom is het zo prettig dat de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking hier aanwezig is. Wij weten dat zij grote programma's hebben, met name voor schuldverlichting. Ik weet dat het gevoelig ligt om schuldverlichting te koppelen aan politieke processen, maar nood breekt wetten. Welke mogelijkheden ziet de Minister om de leverage die de internationale financiële instellingen hebben, in te zetten om de druk ook politiek op te voeren?
Tot slot vraag ik aandacht voor de bilaterale inzet. Mijn lezing is, anders dan die van de heer Sjoerdsma, dat de vorige keer wel degelijk de conclusie is getrokken dat Nederland zich ook zal blijven inzetten voor conflictbemiddeling. Ik krijg daar graag een bevestiging van, want het zou toch zonde zijn als er ook in deze tweede termijn nog verschil van interpretatie zou blijven bestaan.
Ook ik ben zeer geïnteresseerd in de voortgang van de Nederlandse pilotprojecten, met name in de projecten die zijn gericht op mensenrechten en vrouwenrechten.
De heer Omtzigt (CDA): Voorzitter. De CDA-fractie is van mening dat Nederland hoge prioriteit moet blijven geven aan de diplomatieke inzet in internationaal verband voor de conflictoplossing in Sudan. Het is prima om steun te geven aan human rights defenders en humanitaire hulp te bieden, maar die humanitaire hulp blijft dweilen met de kraan open zolang de conflicten in Sudan met de huidige regering niet worden opgelost. Het gaat gewoon de klok rond: de ene keer is het Darfur, de andere keer is het Abyei, dan weer de Nuba Mountains of de Blue Nile. Zelfs in Port Sudan zijn rellen. Het lijkt erop dat er alleen niets gebeurt in de zone rondom het hoofdkwartier van de politieke, militaire en economische macht van de elite in Khartoem die weigert die te delen met de burgers in de periferie. Na tien jaar begon de nieuwe oorlog in South Kordofan en Blue Nile. De collega's hebben al gerefereerd aan Abyei. Verder zijn er voortdurend bombardementen op de burgerbevolking in de Nuba Mountains. Amnesty International typeert dit niet voor niets als oorlogsmisdaden. Humanitaire hulp wordt nauwelijks toegelaten en internationale observers komen er niet binnen. Burgerlijke en politieke rechten worden met voeten getreden in Sudan.
Nederland was heel actief in Sudan, bijvoorbeeld bij het sluiten van de Sudanese vredesakkoorden en de tenuitvoerlegging daarvan. Nu willen wij actieve steun gaan geven aan de regionale en internationale initiatieven. Dat is een andere manier om te zeggen dat de inzet omlaaggaat. Op de ambassade gaat het aantal personen dat zich inhoudelijk met dergelijke onderwerpen bezighoudt, terug van zestien naar drie. Overigens moeten zij sinds 2011 ook Eritrea, Tsjaad en de Centraal Afrikaanse Republiek erbij doen. Dat zijn ook niet bepaald pareltjes in de democratische rechtsorde van deze wereld. Het bedrag van € 40.000 is al genoemd.
Het takenpakket van de EU Speciale Vertegenwoordiger voor Sudan wordt toegevoegd aan het takenpakket van de EU Speciale Vertegenwoordiger voor de Hoorn van Afrika. De Minister wil ervoor pleiten om beide Sudans een belangrijke plaats te laten innemen in het mandaat van deze Speciale Vertegenwoordiger. Het CDA is en blijft echter van mening dat het onbestaanbaar is dat de Europese Unie geen speciale vertegenwoordiger heeft voor het land waar de afgelopen vijftien jaar waarschijnlijk het grootste aantal moorden is gepleegd. Wij kunnen hier praten over mensenrechtenverdedigers, maar als wij geen poging doen om dit conflict internationaal op te lossen, zijn wij niet geloofwaardig. Nederland moet dus hoge prioriteit geven aan de diplomatieke inzet. Bij wie ligt op dit moment de bal?
Van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking hoor ik graag hoe het staat met de bevordering van handel en investeringen, en de schuldhulpverlichting. Ik herinner aan het amendement van het CDA dat bij de behandeling van de begroting is aangenomen. Wij zouden hier niet mee doorgaan tot over dit onderwerp met de Kamer was gesproken. Worden hierover ergens gesprekken gevoerd? Het CDA is van mening dat hierover alleen kan worden gesproken als de ongrondwettelijke veiligheidswetten, de National Securitylaw, de Public Orderlaw en de Journalism and Publicationlaw zijn ingetrokken, net als de amendementen op de Sudan Armed Forces Act. Dan wordt in ieder geval een minimum aan burgerrechten hersteld. Er moet een einde komen aan het geweld tegen demonstranten en het bombarderen van burgerdoelen. Sudan moet onafhankelijke internationale waarnemers toelaten. Verder moet er humanitaire toegang komen tot de getroffen gebieden, de humanitaire crisisgebieden. Deelt de regering die opvatting? Hoe kan worden bereikt dat er op die punten ook iets gebeurt?
Welke afspraken zijn met de Afrikaanse Unie gemaakt? Is Nederland bereid om samen met de EU het initiatief te nemen voor een factfindingmissie naar de Nuba Mountains om te onderzoeken of er sprake is geweest van oorlogsmisdaden?
Ik kom aan mijn laatste punt: het ICC en de aanhouding van president Bashir. Er zijn warme banden met Ethiopië. De heer Bashir is daar op bezoek geweest. Er wordt gezegd dat wij druk blijven uitoefenen met het oog op de aanhoudingsbevelen. Welke contacten zijn er geweest met Ethiopië, partnerland van Nederland bij uitstek in hulp- en handelsrelaties, om ervoor te zorgen dat hij daar werd gearresteerd?
De voorzitter: Ik geef graag onmiddellijk het woord aan de Minister van Buitenlandse Zaken voor de beantwoording van zijn deel van de vragen. Daarna zal de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking de aan haar gestelde vragen beantwoorden.
Ik sta twee interrupties per woordvoerder toe in totaal voor beide bewindslieden.
Minister Timmermans: Voorzitter. Ik ben het met iedereen eens die zegt dat wij te maken hebben met een complexe en zware situatie voor met name de Sudanezen zelf. Wij moeten dat wel plaatsen in een bredere zeer instabiele regio op dit moment. De instabiliteit stopt niet aan de grenzen. Er ligt een soort gordel van instabiliteit over heel Afrika vanaf de westkust tot aan de Golf van Aden. Sudan is daar een onderdeel van. Je ziet ook dat daar een vrij verkeer van terrorisme, geweld en onrust is. De onruststokers en terroristen die actief zijn in Nigeria, duiken ook op in Sudan, Mali of op andere plekken in Afrika waar zij denken winst te kunnen halen, zowel in letterlijke als in politieke zin. Sudan heeft daar veel onder te lijden.
Tegelijkertijd zijn ook de binnenlandse politieke ontwikkelingen in Sudan zorgelijk, omdat Bashir niet alleen de afschaffing van subsidies heeft moeten aankondigen, maar ook omdat hij na ruim twintig jaar bestuur nog steeds niet op resultaten kan wijzen die door de bevolking als positief worden ervaren. Hij heeft nu niet alleen te maken met de oppositie van andere politieke krachten, die trouwens heel zwak zijn, maar hij krijgt ook binnen zijn eigen politieke groepering meer te maken met oppositie. Zoals alle dictators dat doen, antwoordt hij daarop met meer repressie. Wij hebben dit de afgelopen tijd in Khartoem, maar ook daarbuiten veel gezien. Er wordt hard opgetreden tegen demonstranten, er wordt met scherp geschoten, er vinden massa-arrestaties plaats, internet wordt afgesloten en er is sterke censuur. Dit zijn allemaal tekenen dat het regime zich in een lastige positie bevindt.
Ik zie ook wel dat men de buitenlandse druk op dit punt kan opvoeren. Ik vind ook dat de Europese Unie dat moet doen in nauwe samenspraak met de Afrikaanse Unie. Wij hebben daarover al in juli gesproken. Ik zou het jammer vinden als er een valse tegenstelling zou worden geschetst tussen de Nederlandse inzet via de Europese Unie en de Nederlandse inzet bilateraal. In het huidige stadium is de effectiviteit van een inzet via de Europese Unie en de Afrikaanse Unie groter dan die van een bilaterale inzet. Ik voel mij daarin gesterkt door wat mijn collega's in EU-verband zeggen over deze benadering.
Enkele woordvoerders zijn van mening dat er een aparte speciale vertegenwoordiger voor Sudan zou moeten zijn. De Hoge Vertegenwoordiger heeft besloten de taken onder te brengen bij de Speciale Vertegenwoordiger voor de Hoorn van Afrika. Dat is ook niet helemaal onlogisch, omdat – zoals ik aan het begin van mijn betoog zei – de problematiek zich uitstrekt over de grenzen van Sudan en Zuid-Sudan heen. Het komt er nu op aan dat wij ervoor zorgen dat de problematiek van Sudan ook voldoende aandacht krijgt van deze Speciale Vertegenwoordiger. Je kunt dit doen door ervoor te zorgen dat hij de juiste mensen in zijn team heeft; je kunt dat ook doen door politieke afspraken te maken over zijn mandaat. Nederland heeft een politiek adviseur gedetacheerd bij de Speciale Vertegenwoordiger, de detachering programmamanager bij de IGAD, de regionale organisatie voor de Hoorn van Afrika. Hij ondersteunt de onderhandelingen van het Mbeki-panel. In de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties hebben wij via de EU bepleit dat het mandaat van de onafhankelijke expert wordt verlengd en dat hij toegang krijgt tot South Kordofan en Blue Nile. Op die manier proberen wij het zo breed mogelijk te houden. Zoals de Kamer weet, moeten wij proberen iedere aanleiding, bedoeld of onbedoeld, te voorkomen van Europese of Amerikaanse kant die Bashir de gelegenheid geeft om te zeggen: kijk daar komen ze weer om ons te vertellen hoe het moet. Wij moeten dit zien te ondervangen door ervoor te zorgen dat alles wat wij doen, zo veel mogelijk wordt ondersteund door de Afrikaanse Unie. Dat is niet altijd even gemakkelijk.
Dit brengt mij meteen bij de vraag van mevrouw De Caluwé naar de rol van het Internationaal Strafhof in Den Haag en de wens die wij allen delen om de positie van het Strafhof te bevorderen. Een van de manieren waarop die positie kan worden bevorderd, is ervoor te zorgen dat aanhoudingsbevelen worden uitgevoerd. Dat ligt ongelooflijk gevoelig in de Afrikaanse Unie. Er is een toenemende weerstand in een groeiend aantal Afrikaanse landen om samen te werken met het ICC. Tegelijkertijd komt een aantal Afrikaanse landen nu uit een heel moeilijke periode dankzij de inspanningen van het ICC. Die landen zijn bereid om te pleiten voor het ICC en om het te steunen. Wij willen die landen uitdrukkelijk steunen in die activiteiten. Dan horen zij het ook eens van een ander en niet alleen van ons. Als zij het van andere Afrikaanse landen horen, maakt dat meer indruk. Het ICC gaat natuurlijk over het bestraffen, maar ook over het achter je laten van straffeloosheid als een ontzettend belangrijk element bij het opbouwen van een nieuwe rechtsstaat en het verzoeningsproces dat in die landen moet plaatsvinden. Als de Liberianen zeggen dat het bij hen goed heeft gewerkt, moet je daarmee reclame maken in andere landen.
Wij hebben eind juni samen met het ICC een regionaal seminar in Dakar georganiseerd. Daar waren Ministers en openbaar aanklagers uit negen Afrikaanse landen aanwezig. Op 16 oktober jongstleden hebben wij in Den Haag met het ICC en Zwitserland een bijeenkomst georganiseerd over het ICC in relatie tot de Afrikaanse landen. Daar waren 50 ambassadeurs aanwezig van de landen die zijn aangesloten bij het Statuut van Rome. Vorige week hebben wij samen met Noorwegen een bijeenkomst over het ICC in Arusha georganiseerd. Daar waren weer negen Ministers en aanklagers uit Afrikaanse landen aanwezig.
Mevrouw De Caluwé (VVD): Ik dank de Minister voor zijn antwoord op mijn vraag. Ik houd nog wel vragen over. De Minister zegt terecht dat er een toenemende weerstand is bij de Afrikaanse Unie. De helft van de Afrikaanse landen heeft het ICC oorspronkelijk gesteund, maar du moment dat hun presidenten – in concreto heb je het dan over Kenia – worden aangeklaagd, wordt het lastig. Dan wordt de druk binnen de Afrikaanse Unie groot om af te wijken van eerdere toezeggingen. Ik kan me ook voorstellen dat landen die nu heel positief staan tegenover het ICC, misschien in een situatie terechtkomen waarin zij zeggen: nu komt het in ons geval niet zo goed uit. Het is heel goed dat er wordt samengewerkt met de landen die positief staan tegenover het ICC, maar hoe wil de Minister, eventueel in samenwerking met de Europese Unie, optreden naar de Afrikaanse Unie om ervoor te zorgen dat wij deze impasse doorbreken?
Minister Timmermans: In ieder geval heel voorzichtig. Als je dat te veel uit een, op zich begrijpelijke, houding van verontwaardiging zou doen, zou je precies het tegenovergestelde bereiken. Daarom zeg ik dat het volgens mij de beste manier is om dat werk zo veel mogelijk te laten doen door de bondgenoten die je in Afrika hebt. Bij de top van de Afrikaanse Unie medio oktober was toch de positie dat veel Afrikaanse leiders van mening zijn dat zij niet voor het Hof kunnen verschijnen zo lang zij zittend staatshoofd zijn. Die positie is in strijd met het Statuut van Rome en die kunnen wij dus niet accepteren. Over de vraag hoe wij kunnen voorkomen dat het die kant uitgaat, zullen wij met hen in discussie moeten blijven op een niet te confronterende manier, maar juist via de Afrikaanse Unie en die landen in de Afrikaanse Unie die reclame kunnen maken voor het Hof als hulp bij het tot stand brengen van verzoening en het achter je laten van soms heel pijnlijke en langdurige conflicten.
Mevrouw De Caluwé (VVD): Ik ben er absoluut niet voor dat wij er met het gestrekte vingertje ingaan, zoals ik dat soms noem. Ik ben er niet voor om er zo beschuldigend in te gaan, maar dan is mijn vervolgvraag of er openingen zijn bij de Afrikaanse Unie die de Minister de indruk geven dat het mogelijkerwijs kan lukken.
Minister Timmermans: Wij hebben tijdens de AVVN-week in New York een bijeenkomst georganiseerd over «responsibility to protect». Daarin is ook het ICC ter sprake gekomen. Er zat een aantal Afrikaanse Ministers bij mij aan tafel die gepassioneerd het ICC bepleitten bij hun collega's. Zij spraken uit eigen ervaring over een burgeroorlog met ontelbare doden en een proces van rechtspraak waarin de daders zijn veroordeeld. Die zitten nu hun straf uit en vervolgens kan het verzoeningsproces binnenslands zijn loop krijgen. Dat zijn de beste advocaten voor de positie van het ICC. Ik wil graag bekijken hoe wij behulpzaam kunnen zijn om deze verhalen nadrukkelijker in meer Afrikaanse landen voor het voetlicht te krijgen. In die landen is men overtuigd van de cruciale positieve rol in hun verzoeningsproces van de gang naar het ICC en die landen kunnen helpen om de twijfelaars over de brug te trekken. Daar zul je Bashir niet mee overtuigen, laat dat gezegd zijn, maar je kunt hopelijk wel de landen overtuigen die nu twijfelen of zij hiermee willen doorgaan. Zij hebben het eerder wel gedaan, maar zij zien wat er in Kenia gebeurt, et cetera. Afrika is op dit punt boeiend, omdat de gemoederen weliswaar soms hoog oplopen, maar de ontwikkeling gaat in een goede richting vanuit Afrikaans perspectief en niet langer gedreven door Europa of de Verenigde Staten.
Mevrouw De Caluwé heeft vragen gesteld over de huidige situatie in Abyei en de invloed daarvan op de relatie tussen Sudan en Zuid-Sudan. Het is evident dat die niet bevorderlijk is voor verbetering van die relatie. Het blijft een open wond tussen beide landen. Het voorstel van Mbeki om een referendum te houden is overgenomen door de Afrikaanse Unie, de VN en Zuid-Sudan. Sudan was het daarmee oneens en er is geen overeenstemming bereikt over de stemgerechtigden bij het referendum. Tijdens de AVVN is een oproep gedaan aan beide landen om eerdere afspraken na te komen en geen eenzijdige stappen te zetten. Tijdens de wederzijdse bezoeken van Bashir en Kiir is geen doorbraak bereikt en zijn er ook geen duidelijke afspraken gemaakt. Daarom is het referendum uitgesteld. Ngok Dinka heeft daarom een unilateraal referendum georganiseerd waarvan de uitkomst bekend is. Die uitkomst wordt, uiteraard zou ik bijna zeggen, afgewezen door Sudan. Zuid-Sudan doet hierover vooralsnog het zwijgen toe.
De Afrikaanse Unie heeft hierop afwijzend gereageerd, zeg ik in reactie op een vraag van de heer Sjoerdsma. De Peace and Security Council (PSC) van de Afrikaanse Unie zal Abyei deze week bezoeken. Ik zit een beetje na te denken over de gedachte van een factfindingmissie die de heer Sjoerdsma naar voren bracht, daarin gesteund door de heer Voordewind. Het lijkt mij verstandig als de EU in contact treedt met de Afrikaanse Unie om te kijken of de fact finding met steun van de EU door de Afrikaanse Unie kan plaatsvinden of dat er een rol is voor de EU in de missie van de Afrikaanse Unie. Die modaliteiten kunnen misschien worden onderzocht. Misschien moeten wij die boodschap neerleggen bij de Speciale Vertegenwoordiger om te zien of dat een begaanbare weg is.
Mevrouw De Caluwé heeft nog een vraag gesteld over de pijplijn. Het plan ligt al enkele jaren op tafel, maar het is nog steeds niet duidelijk of de investering opweegt tegen de kosten, ook gelet op de veiligheidssituatie. Het zal nog jaren duren voordat er mogelijk kan worden begonnen met de aanleg. Nederland is daar vooralsnog niet bij betrokken, maar het instrumentarium van het bedrijfsleven staat daarvoor open.
Als het zo duidelijk is dat er in de EU nagenoeg geen steun is voor een aparte speciale vertegenwoordiger dan zeg ik Jan de Koning na: «Als het niet kan zoals het moet, dan moet het maar zoals het kan.» Het gaat mij erom dat wij het mandaat van de Speciale Vertegenwoordiger voor de Hoorn heel nadrukkelijk beladen met de klussen die met Sudan en Zuid-Sudan te maken hebben. Wij hebben ons daarvoor hard gemaakt in de EU. Wij hebben aan de heer Rondos gevraagd ervoor te zorgen dat hij goed samenwerkt met de aanwezige ambassadeurs in Sudan. Dat is ook toegezegd. Hij zal zich met name richten op de grensoverschrijdende zaken in de Hoorn, de relatie tussen Sudan en Zuid-Sudan en de conflicten in Darfur, South Kordofan en Blue Nile. Wij zullen er nauw op toezien dat hij de belangrijke rol en de actieve betrokkenheid van mevrouw Marsden voortzet. Nogmaals, de Nederlandse politieke adviseur die bij mevrouw Marsden zat, is overgestapt naar de heer Rondos. Daarmee is die continuïteit op dit dossier verzekerd.
De heer Voordewind heeft gevraagd naar de positie van de christenen en met name naar het pilotprogramma godsdienstvrijheid. De post heeft de analyse afgerond en bekijkt nu welke mogelijkheden er zijn voor concrete interventies. Ik neem de suggestie mee om contact te zoeken met de Raad van Kerken; ik geef die graag door aan onze collega's. Ik zeg hier wel bij dat het in de context van Sudan heel moeilijk is om mensen te vinden die actief dit soort programma's zouden willen uitvoeren in dit stadium. Het is misschien goed om rechtstreeks te kijken. De ambassade is wel met diverse organisaties in gesprek, maar men vraagt ons om daarover, in het belang van de veiligheid van de mensen, verder niets te zeggen.
De heer Voordewind heeft verder gevraagd naar UNAMID. De missie kampt met een gebrek aan materieel en de Sudanezen leggen beperkingen op door bijvoorbeeld geen visa te verstrekken. Nederland pleit voor het bespreekbaar maken van verplaatsing van het materieel en eventueel ook troepen tussen de verschillende missies in de regio. UNMISS en UNAMID zouden ook capaciteit kunnen uitwisselen zodat de effectiviteit groter kan worden. Die effectiviteit is op dit moment voor de bescherming van burgers onvoldoende. Die moet echt worden verbeterd.
De situatie in de Nuba Mountains is erg zorgelijk. Wij hebben te weinig informatie over de humanitaire situatie. Fact finding is daarom zeer gewenst. De afgelopen tijd zijn er weer berichten over luchtbombardementen geweest. Er is wel minder geweld gerapporteerd tussen regeringstroepen en de SPLM in de afgelopen vier maanden. Dat kan te maken hebben met het regenseizoen, de ramadan, of een eenzijdig staakt-het-vuren. Wij kunnen dat niet precies inschatten. Humanitaire toegang blijft een onderwerp van grote zorg, met name tot die gebieden die onder controle van de SPLM staan. Wij blijven ons samen met de VN en internationale non-gouvernementele organisaties richten op de humanitaire situatie. Wij hebben in februari samen met OCHA een bijeenkomst in New York georganiseerd om hierover een strategie af te stemmen. Wij blijven hierop hameren bij de Sudanese autoriteiten.
Ik meen dat ik hiermee mijn deel van de beantwoording kan afronden.
De heer Sjoerdsma (D66): Ik heb nog geen antwoord gekregen op mijn vraag over het budget van de ambassade.
Minister Timmermans: Die vraagt ligt op het terrein van mevrouw Ploumen.
De heer Sjoerdsma (D66): Ik volg de Minister als hij zegt dat Nederland niet alles zelf hoeft te doen. Hij zegt dat wij minder bilateraal gaan inzetten op conflictoplossing; dit wordt verplaatst naar het niveau van de Europese Unie. Nederland blijft inzetten op noodhulp en mensenrechten. Mijn stelling is dat je daarmee twee negatieve vliegen in één klap slaat in die zin dat je, als je de toegang tot noodhulp en de situatie op het gebied van mensenrechten wilt bevorderen, juist een politieke gesprekspartner moet zijn. De Europese Unie die die politieke rol moet gaan vervullen, doet dat niet op dit moment. Ik kijk dan naar de inzet van mevrouw Ashton, maar ook naar de inzet van de Speciale Vertegenwoordiger. Mij bekruipt het gevoel dat je aan beide kanten net de verkeerde puzzelstukjes hebt gepakt.
Minister Timmermans: Als ik de indruk had dat wij, als wij die rol bilateraal zouden vervullen, meer toegang zouden krijgen dan de EU, zou ik meteen met de heer Sjoerdsma meegaan en dat doen. Ik ben ervan overtuigd dat wij niet meer toegang krijgen dan de EU als wij die rol bilateraal op ons nemen. Daarom is onze inzet er vooral op gericht om de EU voortdurend achter de vodden zitten, opdat wij op die punten met onze expertise, onze inbreng en de institutionele ervaring die de ambassade in Khartoem heeft opgebouwd, alles doen om dit proces te ondersteunen. Wij doen dit echter niet meer rechtstreeks, maar via de EU omdat wij het geloof en het vertrouwen hebben dat dit uiteindelijk een grotere kans van slagen heeft dan een bilaterale benadering. Ik hoop niet dat wij hier gaan zoeken naar politieke verschillen die er niet zijn. De heer Sjoerdsma moet ook niet veronderstellen dat wij, omdat wij het niet langer bilateraal doen, helemaal niets meer doen. Wij doen het nu via de EU. Dat zullen wij overigens in de toekomst elders in de wereld ook vaker moeten doen, simpelweg uit capaciteitsoverwegingen. Hier doen wij het ook uit capaciteitsoverwegingen, maar vooral uit politieke overwegingen. Ik ben er persoonlijk van overtuigd dat een bilaterale benadering van Nederland geen grotere kans van slagen heeft dan een benadering via de EU.
De heer Sjoerdsma (D66): Ik zoom in op wat de Minister wil dat de Europese Unie doet en waarvoor zij zich inzet. Ik heb daarvoor twee suggesties gedaan. In de eerste plaats dat de Europese Unie een factfindingmissie naar de Nuba Mountains stuurt om vast te stellen wat daar precies gebeurt. In de tweede plaats heb ik gevraagd of kan worden onderzocht of de Europese Unie ook met de Afrikaanse Unie mee kan naar Abyei. Dit laatste heeft de Minister al toegezegd. Als die twee concrete voorstellen werkelijkheid worden, zal ik in ieder geval enigszins gerust zijn over de invulling van de Europese rol.
De voorzitter: Ik heb overigens de stellige overtuiging dat de Minister ook een EU-missie naar de Nuba Moutains heeft toegezegd.
Minister Timmermans: Nee, ik heb gezegd: laten wij proberen om samen met de Afrikaanse Unie een inbreng van de EU te leveren voor de missie van de Afrikaanse Unie, of om onderdeel te zijn van die missie. Daarover moet natuurlijk eerst met de Afrikaanse Unie worden gesproken. Het laatste wat ik wil, is dat de Afrikaanse Unie de indruk krijgt dat de EU eroverheen walst. Dan is het effect contraproductief. Het is een beetje egeltjesliefde, maar dat kan niet anders in deze gevoelige kwestie. Als de heer Sjoerdsma ons de ruimte wil geven om in overleg met de Afrikaanse Unie te kijken op welke manier zijn, overigens terechte, zorgen via de EU in een factfindingmissie van de Afrikaanse Unie kunnen worden ingebracht, dan zal ik de Kamer rapporteren wat dit oplevert. Ik vraag u echter om de ruimte om dit zo veel mogelijk via de Afrikaanse Unie te doen. Wat mij betreft gebeurt dit met een aanwezigheid van de EU in de missie van de Afrikaanse Unie, maar als zelfs dat te gevoelig ligt voor de Afrikaanse Unie, in ieder geval met de input en misschien met de ambassadeurs van de Europese Unie in Khartoem. Ik probeer de heer Sjoerdsma tegemoet te komen op een manier die geen onnodige frictie met de Afrikaanse Unie oplevert.
De voorzitter: Dank u wel. Dan geef ik nu graag het woord aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
Minister Ploumen: Voorzitter. Ik dank voor de leden voor hun inbreng.
Mevrouw De Caluwé heeft gevraagd naar het Meerjarig Strategisch Plan (MJSP) voor Zuid-Sudan en de begroting. Dat is een uitstapje naar de buren. Daarnaast is het nog wat te vroeg in het proces voor een antwoord op die vraag. De MJSP's zijn in concept geformuleerd; ik heb ze zelf nog niet onder ogen gehad. De nieuwe MJSP's worden de komende weken bekeken en dan komen ze ook naar de Kamer toe. Ik zal de vraag van mevrouw De Caluwé in het achterhoofd houden en ik zal ervoor zorgen dat zij daar antwoord op krijgt.
Mevrouw De Caluwé (VVD): Ik kan mij voorstellen dat de Minister de MJSP's al in concept heeft gezien, maar ik sprak over het oude MJSP dat in 2011 is opgesteld. Daarin wordt gerept over voedsel en water, maar ik zie dit in de begroting niet terugkomen. Daarom vraag ik of wij ons beperken tot de rechtsorde en de staatsopbouw of dat wij nog meer doen voor die 44 miljoen die wij daar jaarlijks uitgeven. Vorig jaar was het zelfs 50 miljoen in die regio.
Minister Ploumen: Ik maak even een uitstapje naar de buren van Sudan, namelijk naar Zuid-Sudan. Ik heb de concepten van de nieuwe plannen nog niet gezien; die nu worden besproken. Het bestaande plan zal door alle ontwikkelingen, de verdere concentratie op een beperkt aantal partnerlanden en de aansluiting bij de praktijk, afwijken van het nieuwe plan. Wij willen zo precies mogelijk aansluiten bij de actuele situatie in de verschillende landen. In de afgelopen periode hadden wij een vrij brede inzet in Zuid-Sudan, in humanitair opzicht maar ook in de andere speerpunten. Mevrouw De Caluwé heeft gelijk als zij zegt dat wij nu wat doelgerichter willen werken. Ik zal hierover echter graag met haar van gedachten wisselen als wij spreken over de meerjarig strategische plannen of specifiek over Zuid-Sudan.
Dan vroeg de heer Sjoerdsma naar de mogelijkheden om het Matra-budget te verhogen. Ik sta niet onwelwillend tegenover dit verzoek. Het is misschien goed om te zeggen waar wij nu staan. Wij zijn dit jaar gestart met een budget van € 40.000 voor steun aan kleine, maar effectieve partners. De inzet is vooralsnog beperkt. Dat heeft alles te maken met de situatie in Sudan en de mogelijkheden van de ambassade om met lokale partners te werken. Wij houden de voortgang van die projecten zorgvuldig in de gaten. Als wij zien dat er potentie is om meer te doen, om wat op te schalen, dan zullen wij zeker kijken naar uitbreiding. Het gaat er dus niet zozeer om dat wij niet meer middelen zouden willen inzetten, maar het heeft echt te maken met het type partner en het type activiteit. Ik neem aan dat wij hier op een later moment op terugkomen.
De heer Sjoerdsma wil ook weten of een cross border humanitaire inzet mogelijk is. Wij hebben bij een eerdere gelegenheid al gesproken over de moeizame humanitaire toegang. Wij zijn vooralsnog geen voorstander van cross border hulp, maar wij houden dat zorgvuldig in de gaten. Die kan een gevaar opleveren voor de bevolking en de hulpverleners, en zal de beperkte toegang die er is, alleen nog maar verder verkleinen. Het kan ook bijdragen aan de escalatie van een conflict. Internationaalrechtelijk is het natuurlijk problematisch. De heer Sjoerdsma weet net zo goed als ik dat er altijd een risico is van repercussies voor de overige inzet die wij plegen vanuit Khartoem. Dat willen wij vermijden.
Wij staan niet alleen in onze bezwaren. Dit is voortdurend onderwerp van gesprek, ook omdat wij de frustratie die de heer Sjoerdsma uitte, en zijn gevoel van machteloosheid delen. Het World Food Programm ziet vooralsnog ook veel bezwaren. Dit laat onverlet dat wij ons er onverminderd voor inzetten om via diplomatieke kanalen die humanitaire toegang te realiseren. Ook daarbij speelt de Afrikaanse Unie een belangrijke rol.
Ik kan de heer Sjoerdsma verzekeren dat dit onze voortdurende aandacht heeft, maar wij zien op dit moment meer risico's van cross border hulp dan dat die soelaas zou bieden, zowel op kortere als op langere termijn.
Ik zal nog wat specifieker ingaan op de vraag wat wij doen om de diplomatieke inzet te maximaliseren. Wij doen dit natuurlijk bilateraal vanuit de ambassade in Khartoem en multilateraal bijvoorbeeld via onze PV in New York. De VN heeft onlangs ook een delegatie uit Sudan ontvangen voor een bezoek aan de verschillende VN-instellingen die actief zijn op het gebied van humanitaire hulp. Ik noem OCHA, maar ook UNDP. Het doel van dit bezoek was om de dialoog tussen Sudan en de Verenigde Naties te versterken. Ook de Afrikaanse Unie speelt hierin een belangrijke rol in. Nederland zet zich hier aanmoedigend voor in.
Dan vroeg de heer Servaes naar de drukmiddelen die kunnen worden ingezet om Sudan in beweging te krijgen. Hij heeft gevraagd of de bijdrage van de internationale financiële instellingen als Wereldbank en IMF kunnen worden ingezet als politiek drukmiddel. Nederland is er geen voorstander van om dit via de Wereldbank en IMF te doen. De processen van IMF en Wereldbank zijn gebaseerd op technische criteria, dat zijn vooral financieel-economische afwegingen. Voordat er aan programma's wordt begonnen, wordt een wat algemeen assessment gemaakt van de situatie in het land. Juist de Wereldbank en juist het IMF willen zich verre houden van politieke conditionaliteit. In het belang van de opbouw van Sudan steunt de Nederlandse regering dit in deze fase zeer.
Een andere vraag is hoe het staat met de pilotprogramma's voor de versterking van de positie van vrouwen. Wij hebben hier ook vorige keer over gesproken. Ook dit proces verkeert nog niet in de uitvoeringsfase, net als het project godsdienstvrijheid. Wij zijn wel druk met het opzetten van het plan om met lokale partners te werken. Het trainen van potentiële vrouwelijke leiders en het verbeteren van de samenwerking tussen vrouwelijke leiders op verschillende niveaus, van dorp tot gemeente en van provinciaal tot nationaal, is naar mijn mening de sleutel. Er is ook een aantal initiatieven om vrouwen meer te betrekken bij de verschillende vredesprocessen. Achter de schermen schijnt de invloed van vrouwen wel toe te nemen, maar formeel zien wij daar nog niet veel van terug. Wij kunnen wel vaststellen dat de kracht van vrouwenorganisaties in Sudan in de afgelopen jaren is toegenomen dankzij de steun van internationale partners, maar toch ook doordat men zelf daarin zeer heeft geïnvesteerd. Hun organisatiecapaciteit, hun bewustzijn en profilering zijn versterkt. Nederland ondersteunt die processen ook financieel via het FLOW-programma. Zes organisaties worden gefinancierd. Een deel van die organisaties is actief binnen de mogelijkheden die zij hebben. Het pilotprogramma voor het nationaal actieplan 1325 is nog steeds in voorbereiding, maar daar wordt wel voortdurend met aandacht aan gewerkt door onze mensen op de ambassade in Khartoem.
De heer Voordewind heeft gevraagd of een extra financiële inzet mogelijk is voor humanitaire hulp. Wij doen dit in grote mate via de fondsen van de VN. Nederland gelooft erg in ongeoormerkte bijdragen opdat de fondsen het geld naar bevind van zaken kunnen inzetten. Wij zullen dit de komende periode zo blijven doen.
Tijdens een vorig overleg hebben wij onze zorg uitgesproken over het niveau van de dekking van het beroep op noodhulp uit de fondsen voor Sudan. Die dekking is ten opzichte van juni jongstleden wel gestegen. Dat is positief. Niet alleen Nederland maakt zich zorgen; die zorgen worden breder gedeeld.
De heer Omtzigt heeft gevraagd naar de schuldverlichting. Sinds wij hierover hebben gesproken tijdens het vorige overleg, is op dit punt weinig veranderd. Het proces voor schuldverlichting is gebaseerd op financieel-economische criteria. Sudan komt voorlopig niet in aanmerking voor schuldverlichting, omdat nog weinig vooruitgang wordt geboekt met het opbouwen van een trackrecord van omvangrijke economische hervormingen, een van de voorwaarden. Dit geldt ook de uitvoering van de armoedestrategie onder begeleiding van de Wereldbank. Die is weliswaar inmiddels goedgekeurd, maar dit heeft nog niet tot een vertrouwenwekkende uitvoering van die strategie geleid, waardoor schuldverlichting in het vizier zal komen. Nederland kijkt via de bestuursraden van het IMF en de Wereldbank nauwlettend mee of die criteria in de monitoring worden betrokken. Er kan geen schuldverlichting komen zolang Sudan niet aan die voorwaarde voldoet. Daar zijn wij nog lang niet.
Ik meen dat ik hiermee de vragen heb beantwoord.
De heer Omtzigt (CDA): Ik heb meerdere vragen gesteld die niet beantwoord zijn, maar ik zal er een met name noemen. Dat was de vraag over president Bashir en Ethiopië. Er zijn nauwe banden met Ethiopië door de hulp- en partnerrelatie. Hebben wij überhaupt aan Ethiopië gevraagd om mee te werken aan het oppakken van president Bashir toen hij Ethiopië bezocht?
Minister Ploumen: Ik ben onlangs in Ethiopië geweest. Wij hebben daarna in een algemeen overleg over het ICC gesproken. Voor een antwoord op de specifieke vraag van de heer Omtzigt verwijs ik naar de antwoorden van collega Timmermans. Wij werken op dit gebied zo veel mogelijk via de inzet van de EU. Er zijn verschillende demarches geweest. De EU is het meest krachtige instrument dat wij inzetten om opvolging te geven aan uitspraken van het ICC. Daarin zal geen verandering komen.
De heer Omtzigt (CDA): Moet ik hieruit de conclusie trekken dat Nederland het arresteren van de belangrijkste ICC-verdachte op dit moment, degene die waarschijnlijk zijn best doet om als enige staatshoofd een miljoen doden op zijn naam te hebben, niet aan de orde stelt in een gesprek met vertegenwoordigers van een bevriend land waarmee het een ontwikkelingsrelatie heeft? Ik heb het niet over een voorwaarde, maar over het aan de orde stellen.
Minister Ploumen: Zoals ik al zei, komt in de gesprekken met Ethiopië, maar ook met andere landen, het ICC altijd wel aan de orde, of er nu een actualiteit is of niet.
Wij hebben er daarnaast voor gekozen om het krachtigste signaal af te geven dat er is en dat is doorgaans via demarches van de EU. Het kan best zijn dat wij in actuele situaties naast de inzet van de EU ook nog eens bilateraal een krachtige inzet zullen tonen, maar wij zijn nu van mening dat wij via de EU een goed signaal kunnen afgeven.
De heer Omtzigt (CDA): Ik heb nog een vraag over de schuldhulpverlichting. Hoeveel van het budget van Sudan wordt op dit moment besteed aan de veiligheidsdiensten en defensie? Hoeveel van het geld van IMF en Wereldbank wordt daaraan besteed?
Minister Ploumen: Het IMF verstrekt geen directe financiering. De Wereldbank spreekt doorgaans heel strikte criteria, specifieke trajecten en programma's af. Ik zal dat checken, maar dit lijkt mij vooralsnog een lijn die wij kunnen volgen. Ik ga ervan uit dat die lijn kan worden gesteund door de heer Omtzigt.
De heer Omtzigt (CDA): Dat klopt, maar het ging mij om het budget van Sudan. Meer dan twee derde van het budget van de regering wordt op dit moment uitgegeven aan veiligheid en maar een paar procent aan volksgezondheid en onderwijs. De regering van dat land heeft niets met haar eigen bevolking, helemaal niets! Zij bombardeert, zij moordt, zij verkracht, zij heeft lak aan de internationale gemeenschap en er komt nog geen school van de grond. Vindt de Minister dat wij met zo'n land banden moeten onderhouden? Wat doen wij hieraan in het verband van IMF en Wereldbank en in bilateraal verband?
Minister Ploumen: Minister Timmermans sprak over de inzet van de AU en de EU en ik heb gesproken over de inzet van Nederland, onder andere vanuit de ambassade in Khartoem. De heer Omtzigt spreekt over volstrekt juiste feiten over de opstelling van de regering van Sudan ten opzichte van de eigen bevolking. Wij stellen dat natuurlijk aan de orde, bilateraal of binnen de EU of AU. Er is geen sprake van dat er instemmend wordt geknikt als een regering zich op die manier opstelt ten opzichte van haar bevolking. Wij maken daarbij gebruik van alle kanalen die daar naar onze mening voor geëigend zijn. De Afrikaanse Unie is daarvoor natuurlijk zeer goed gepositioneerd. Die stelt zich kritisch op ten opzichte van Sudan. Wij doen dit ook. Wij steunen organisaties vanuit de ambassades, wij maken programma's en voeren pilots uit om de veerkracht van het maatschappelijke veld in Sudan te versterken. Ook via de bestuursraden zien wij er nauwkeurig op toe dat die verontwaardiging, die terecht wordt geuit door de heer Omtzigt, doorklinkt in de wijze waarop IMF, Wereldbank en andere actoren zich opstellen.
De voorzitter: Ik dank de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking voor haar beantwoording van de gestelde vragen.
Hiermee is een einde gekomen aan de eerste termijn. Er is nu gelegenheid voor een tweede termijn. De leden hebben twee minuten spreektijd en kunnen één interruptie plaatsen. Dan halen wij het allemaal net.
Mevrouw De Caluwé (VVD): Voorzitter. Ik dank de bewindslieden voor hun antwoorden. De VVD is voorstander van conflictoplossing, mede via de EU, juist omdat wij ook voor sterke coördinatie zijn en bundeling van activiteiten. Wij hebben dat al eerder gezegd. Dat gebeurt in Zuid-Sudan en het is goed als dit ook in Sudan gebeurt.
De heer Sjoerdsma (D66): Ik ben geprikkeld door de opmerking van mevrouw De Caluwé: «mede via de EU». Zegt zij daarmee dat wat de VVD betreft de Nederlandse ambassade in Khartoem kan blijven bestaan?
Mevrouw De Caluwé (VVD): Ik zei dit omdat Nederland daaraan een bijdrage levert; dat heb ik begrepen uit het antwoord op de vragen die op 3 juli zijn gesteld. Daarin wordt gesteld dat wij voor conflictoplossing inzetten via de EU. Nederland levert daar een substantiële bijdrage aan.
De heer Sjoerdsma (D66): Ik had even de hoop dat de VVD dat naargeestige plan om alle ambassades in de Grote Merenregio, inclusief Sudan, te sluiten, had laten varen. Dat is helaas niet het geval.
Mevrouw De Caluwé (VVD): Helaas voor de heer Sjoerdsma, dat laten wij niet varen. Ik zal hierop terugkomen tijdens de begrotingsbehandeling.
De VVD is ook voorstander van een sterkere coördinatie en bundeling van activiteiten om te voorkomen dat dingen dubbel worden gedaan, dat er parallelle stromen ontstaan en dat sluipenderwijs het zestiende partnerland ontstaat.
De VVD is er ook voorstander van dat wij samenwerken met de Afrikaanse Unie, bijvoorbeeld in een factfindingmissie. Als wij willen dat zich ontwikkelende landen meer verantwoordelijkheid nemen – en dat wil de VVD – dan moeten wij ook meewerken als zij het voortouw nemen. Temeer omdat ik mij zorgen maak over het recente afzetten van de Afrikaanse Unie tegen de noordelijke landen, om het maar even zo te zeggen. Ik heb het dan over de Economic Partnership Agreements (EPA's), de handelsrelaties tussen de EU en de Afrikaanse landen, en bijvoorbeeld het ICC. Ik vraag de bewindslieden dan ook om de samenwerking met de Afrikaanse Unie wat breder te trekken dan de factfindingmissie en wat meer te kijken naar de algehele relatie met de Afrikaanse Unie. Er mag geen cherry picking ontstaan waarin aan de ene kant wel met de EU wordt samengewerkt en aan de andere kant niet. Ik doe een beroep op de bewindslieden om zich daarvoor nog meer in te zetten.
De heer Sjoerdsma (D66): Voorzitter. Dank aan beide Ministers voor hun beantwoording in eerste termijn. Ik dank hen ook voor hun toezegging dat zij zullen inzetten op deelname aan of ondersteuning van de EU – afhankelijk van wat haalbaar is – bij bezoeken van de Afrikaanse Unie aan Abyei en de Nuba Mountains. Hoe concreter en politieker de Europese rol is, des te zichtbaarder Nederland een dergelijke rol nastreeft, des te geruster kan ik zijn dat wij Sudan niet aan zijn lot overlaten. Ik heb daar ondanks de geruststellende woorden van de Ministers toch nog wel wat zorgen over. Nederland bijvoorbeeld zet in op het bevorderen van de humanitaire toegang, maar de laatste door Nederland georganiseerde bijeenkomst dateert van februari 2013 zonder dat het regime daarbij aanwezig was. Het laatste bezoek van Nederlandse Ministers dateert uit de tijd Verhagen/Koenders. Gezien de recente verslechtering in Darfur en de drie gebieden zou ik heel graag zien dat de Minister van Buitenlandse Zaken de Nederlandse inzet op noodhulp en humanitaire toegang echt gewicht geeft door zelf ook een bezoek te brengen aan Sudan.
De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Het is goed te horen dat de bewindslieden bereid zijn bij de EU aan te dringen op deelname aan de factfindingsmissie van de Afrikaanse Unie. Daarmee kan de betrokkenheid van de EU worden vormgegeven. Dit geldt met name voor de Nuba Mountains, een belangrijk gebied waar zich een hoop leed afspeelt.
Ik heb gevraagd wat Nederland kan doen met de ervaring die is opgedaan tijdens het voorzitterschap van de Driegebiedenwerkgroep. Dat werk is afgelopen, maar er komt nog een staartje van de uitvoering van de CPA. Wat kan Nederland nog doen om die ervaring en kennis over te dragen aan de Afrikaanse Unie? Welke ondersteuning kan Nederland daarbij bieden?
Ik heb verder gevraagd wat de Nederlandse inzet in de aanloop naar 28 februari 2014 zou kunnen zijn om het mandaat van UNAMID robuuster maken. Misschien wil de Minister van Buitenlandse Zaken daar nog iets over zeggen.
De heer Servaes (PvdA): Voorzitter. Ik dank beide Ministers voor de beantwoording van de vragen. Het beeld dat ik meende terug te zien in het verslag van het vorige algemeen overleg wordt hier bevestigd. Het gaat vooral om de vraag welke instrumenten en welke organisaties kunnen worden ingezet om te proberen zo effectief mogelijk enige invloed uit te oefenen. Ik zeg het voorzichtig, want ik meen dat wij die machteloosheid allemaal voelen. Wij moeten het echter blijven proberen.
Ik steun het kabinet zeer in het streven om dit instrumenteel te bekijken. Wanneer werkt bilateraal het beste, wanneer werkt de EU het beste en wanneer kun je het beste samen met de Afrikaanse Unie optrekken? De mogelijkheid die wij vandaag hebben besproken van deelname, dan wel ondersteuning van een factfindingmissie is daarvan een prima voorbeeld. Het is goed om in de politiek verschillen van inzicht uit te vergroten om het debat vorm te geven, maar ik meen dat wij in dit geval wellicht iets te veel zoeken naar dat verschil. Volgens mij is er veel gedeelde analyse.
Het Internationaal Strafhof blijft ons allen zorgen baren. De vraag is nu wat wij nog meer kunnen doen om de dialoog tussen Europa en Afrika vorm te geven. Europa heeft toch een bijzondere verantwoordelijkheid en binnen Europa heeft Nederland als gastheer van het Hof nog een extra verantwoordelijkheid. Misschien is de EU-Afrika Top in het voorjaar van volgend jaar een goede gelegenheid om dit thema te accentueren en daarbinnen een sessie te organiseren waarin gelijkwaardig, maar wel met duidelijke boodschappen, over dit onderwerp met elkaar in discussie wordt gegaan. Dat lijkt mij essentieel voor het voortbestaan van het Strafhof.
Ik kom nog even terug op de internationale financiële instellingen. Ik begrijp heel goed wat de Minister zegt, namelijk dat je de Wereldbank niet te veel moet willen politiseren. De vraag is toch in hoeverre je hier nog dit onderscheid kunt maken. In dit opzicht voel ik met de heer Omtzigt mee. In hoeverre is er sprake van een zuiver financieel-economisch beleid dat je op technische gronden analyseert? Dit land is op allerlei punten stevig uit de bocht gevlogen en dat lijkt mij een goede reden om toch nog eens te kijken hoe je ook via dat kanaal, de internationale financiële instellingen en de Wereldbank in het bijzonder, de druk kunt opvoeren. Ik zei eerder al dat nood wetten breekt.
De heer Omtzigt (CDA): Voorzitter. Sudan is ongeveer de allerberoerdste plek op de wereld waar je kunt wonen. Ik zal geen ranglijst maken van Sudan, Syrië en Noord-Korea, maar dit is wel de manier waarop regimes met hun bevolking omgaan. Het is een drama. Ik heb het gevoel dat ik hier tegen een papieren werkelijkheid aankijk. Een papieren werkelijkheid waarin IMF en Wereldbank doorgaan met hun programma's en Nederland eventueel nog zou kunnen praten over handel en schuldhulpverlening – nu even niet – maar dat is niet aan de orde. Er is ook geen sprake van gelijk onderhandelen met dit regime. In Kenia is er een probleem met president Kenyatta, maar ik begrijp nog wel een beetje wat de parlementariërs in Kenia ons vertellen, namelijk dat zij nog wel iets in eigen hand kunnen nemen. Dat is een totaal andere situatie dan in Sudan. In Sudan heerst een moorddadig regime dat overigens ook nog het land leeg steelt. De bankrekeningen van Al-Bashir in Zwitserland zijn rijkelijk gevuld. Dan komt er een brief van de regering dat Nederland waar mogelijk en nodig bilateraal druk zal blijven uitoefenen op landen die geen uitvoering geven aan aanhoudingsbevelen van het Strafhof. Intussen bezoekt de grootste vis ons grootste donorland en wij durven er nog geen telefoontje aan te wagen. Ik vraag me dan toch echt af wat de regering met zo'n zin bedoelt. Creëren wij een papieren werkelijkheid?
Wij zullen wederom een debat aanvragen over Sudan. Ik vraag de regering om aan te geven hoe in internationaal verband echt iets wordt gedaan aan conflictoplossing.
De voorzitter: Bedoelt u dan een VAO?
De heer Omtzigt (CDA): Er komt een VAO en er komt een volgend debat, want de situatie in Sudan moet op de agenda van de wereld blijven staan. Iedere keer als de wereld wegkijkt, al is het maar gedurende twee seconden, omdat er bijvoorbeeld iets in Syrië aan de hand is, zijn de president en het regime van het land een genocide begonnen. Wegkijken betekent gewoon je goedkeuring geven. Ik weet alleen niet in welk deel van het land dit zal beginnen. Dat is de werkelijkheid.
Minister Timmermans: Voorzitter. Ik begrijp de emotie van de heer Omtzigt. Wie langer dan vijf minuten naar de situatie in Sudan kijkt, zal dezelfde emotie voelen. Ik begrijp niet zo goed dat hij zegt: laten wij er nog een debat over voeren, dan wordt alles anders. Hij zal het niet zo bedoelen, maar ik hoor graag wat hij dan wel bedoelt. Ik stel het juist op prijs dat wij met de Kamer proberen de dingen te identificeren die wij kunnen doen en dat wij die stappen dan ook zetten. Die constructieve houding merk ik bij de Kamer. Ik heb de indruk dat wij geprobeerd hebben om heel concreet antwoord te geven op de vragen van de heer Omtzigt.
Wij hebben al gesproken over Ethiopië en het ICC. Dat is een groot punt voor de heer Omtzigt. Ethiopië is de spil in de gesprekken over vredesonderhandelingen met Sudan en Zuid-Sudan. Dan maak je als EU een afweging. Voor die vredesonderhandelingen is Bashir nu eenmaal nodig. De heer Omtzigt zal dat ook niet betwisten. Dan ga je bilateraal en via de EU op het moment dat hij daar is, niet meteen hameren op het feit dat hij moet worden aangehouden en uitgeleverd. Iedereen weet wat onze positie daar is. Ethiopië heeft bovendien het Statuut van Rome niet ondertekend; het heeft op dat punt dus ook verdragsrechtelijk geen verplichting. Natuurlijk vinden wij dat Bashir voor het Strafhof moet verschijnen en moet worden berecht, maar de internationale gemeenschap maakt op dit moment de afweging dat Ethiopië er misschien in kan slagen om iets van een proces tot stand te brengen dat precies is gericht op de ellendige situatie van de mensen in Sudan waar de heer Omtzigt zich terecht zo boos over maakt. Dat zal in de internationale politiek altijd een duivels dilemma blijven. Moet je insisteren, heel luidruchtig, iedere keer weer en ook het bilaterale instrument inzetten tegen een land als Ethiopië, omdat Bashir moet worden opgepakt en uitgeleverd, of kun je op een gegeven moment de afweging maken – zoals de Europese Unie en de Afrikaanse Unie doen – dat Addis wel de plek is waar zij elkaar misschien kunnen ontmoeten om een aanzet te geven tot een vredesregeling? Die afweging is gemaakt. Ik leg die hier eerlijk op tafel. Ik respecteer iedereen die zegt dat dit een foute afweging is, maar het is een logische afweging. Je kunt natuurlijk zeggen: ik maak politiek een andere afweging. Dat respecteer ik volkomen, maar ik begrijp ook dat deze politieke afweging kan worden gemaakt in deze context. Ik zeg tegen niet tegen de heer Omtzigt dat wat de EU doet beter is dan wat hij voorstelt, maar ik geef hem alleen maar in overweging dat dit ook een benadering zou kunnen zijn met hetzelfde doel, namelijk proberen de ellende van de mensen in Sudan iets te verlichten. De tijd zal leren of dit proces op deze manier een kans krijgt.
Iedereen tast in het duister over de vraag hoe wij dat land een stapje verder kunnen helpen en Bashir weet iedere keer weer de dans te ontspringen. Soms, zoals laatst in Nigeria, door het land schielijk te verlaten vlak voordat hij mogelijk zou worden opgepakt.
Mevrouw De Caluwé heeft nog gevraagd naar de samenwerking tussen de Afrikaanse Unie en de Europese Unie. Wij streven naar een brede samenwerking. De Europese Unie heeft natuurlijk instrumenten die daarbij kunnen worden ingezet zoals het EOF (Europees Ontwikkelingsfonds) dat in het verleden toch een autonoom instrument was van de ACP-landen. Veel van die landen waren ook lid van de Afrikaanse Unie, maar er waren ook landen bij uit de Caraïben en de Pacific. Dat spoorde dus niet allemaal even goed.Je ziet nu bij de Europese Commissie en bij de ACP-landen de nadrukkelijke wens om dat meer in de richting van de Afrikaanse Unie te ontwikkelen. Je hebt natuurlijk ook de African Peace Facility. Via die facility kan de Europese Unie ook vredesmissies ondersteunen. Ik hoop ook dat wij de brede politieke samenwerking voor het hele Afrikaanse continent invulling kunnen geven tegen de achtergrond van de positieve vaststelling dat de Afrikaanse Unie een steeds grotere eigen verantwoordelijkheid voelt voor de ontwikkelingen op het continent. De samenwerking tussen de VN, de Afrikaanse Unie, de Europese Unie en Frankrijk in Mali is er zo langzamerhand exemplarisch voor hoe je elkaar kunt versterken in zo'n ingewikkelde situatie. Laten wij hopen dat dit in de Hoorn van Afrika ook steeds meer kan gebeuren.
De heer Sjoerdsma zegt: ga nou zelf een keer naar Sudan. Ik wil dat graag plannen. Ik wijs erop dat geen Minister van Buitenlandse Zaken in de Europese Unie zo veel tijd in de Kamer doorbrengt als ik doe. Ik hoop dan ook met de Kamer tot de afspraak te komen dat wij van beide kanten wat souplesse vertonen. Dan wil ik graag de afspraak maken dat ik naar de Hoorn reis, maar ik heb nu al grote moeite om mijn internationale verplichtingen en de verplichtingen tegenover de Kamer na te komen en in balans te brengen. Ik bedoel dit echt niet als een jij-bak. Misschien moeten wij daarover eens in een vergadering met de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken overleggen en dat op de wat langere termijn met elkaar doornemen, opdat de Kamer het volle pond krijgt, maar ik ook de ruimte krijg om te doen wat de Kamer wenst.
De heer Sjoerdsma (D66): Ik heb alle begrip voor de drukke agenda van de Minister. Ik kan me voorstellen dat het lastig is om al die ballen tegelijkertijd in de lucht te houden. Als een bezoek op korte termijn onmogelijk blijkt te zijn door diverse verplichtingen, waaronder de Kameragenda, dan kan ik me voorstellen dat de telefoon ook een optie is om te spreken over de noodhulp en de verslechterende situatie in een aantal gebieden. Ik weet niet hoe vaak de Ministers contact hebben met het regime in Khartoem, maar ik sluit niet uit dat dit ook nuttig zou kunnen zijn.
Minister Timmermans: Wij hebben naast de telefoon ook nog allerlei andere mogelijkheden om bij internationale conferenties en andere gelegenheden over Sudan te praten, ook met Sudan af en toe, maar niet altijd. Ik zal nog eens in kaart laten brengen waar zich de komende tijd extra mogelijkheden voordoen. Wij naderen nu het einde van het jaar. Naast de begroting hebben wij nog veel andere zaken met de Kamer te bespreken, zoals de artikel 100-brief over Mali. Daarnaast is dit ook het seizoen van allerlei jaarlijkse vergaderingen van de NAVO, de EU, de OVSE en andere organisaties. Dit zijn zo'n beetje de drukste maanden van het jaar, maar ik wil samen met de Kamer zoeken naar een modus die tegemoetkomt aan de wensen van de Kamer en ook de agenda's heel houdt.
Minister Ploumen: Voorzitter. Om nog even verder te spreken over IMF en de Wereldbank, begin ik met de vraag van zowel de heer Servaes als de heer Omtzigt: is er nu meer mogelijk in termen van de druk opvoeren op Sudan? Dat is een moeilijke afweging. De Wereldbank investeert in programma's voor schoon drinkwater voor de bevolking van Sudan. De heer Omtzigt wees er terecht op dat er geen scholen worden gebouwd, maar er wordt ook geen waterleiding aangelegd. Ik aarzel of je juist die instellingen die, daar waar mogelijk en met zo veel mogelijk oprekking van de grenzen, de dienstverlening aan de bevolking op peil willen brengen, hier politiek zou moeten inzetten. Ik snap wat de heer Omtzigt zegt, namelijk dat in zo'n situatie bijna alles politiek is en je bijna geen technische afwegingen meer kunt maken. De beschikbaarheid van schoon drinkwater voor de gewone mensen is echter niet het aangewezen kanaal om te politiseren.
Laat ik dan nogmaals benadrukken dat wij via de bestuursraden van IMF en Wereldbank echt zicht op de situatie houden. Als wij vinden dat het nodig is, brengen wij dit ook in de gesprekken in. Gegeven de situatie in Sudan is er natuurlijk geen enkele sprake van iets als business as usual. Dat is nog niet eens aan de einder te zien.
Ik geef zowel de heer Omtzigt als de heer Servaes nogmaals mee dat wij alle mogelijkheden die wij zien, zullen blijven aangrijpen om de druk op het regime op te voeren. Die mogelijkheden zien wij vooral multilateraal. Papier is geduldig, maar er zit veel menselijk leed achter al die regels.
De voorzitter: Ik dank de bewindspersonen voor hun aanwezigheid bij dit algemeen overleg. Ik dank ook de leden en ik dank natuurlijk het publiek, zowel hier op de tribune als de mensen die dit via internet volgen.
Ik heb twee toezeggingen genoteerd:
− De Minister van Buitenlandse Zaken zal de Kamer rapporteren over de uitkomst van het overleg over een mogelijke rol van de Europese Unie in een onderzoeksmissie van de Afrikaanse Unie naar het Nuba gebergte.
− De Minister van Buitenlandse Zaken heeft toegezegd dat hij, als de Kamer het hem toelaat en hem daartoe in staat stelt, een bezoek zal plannen aan de Hoorn van Afrika. Op dit punt zal hij de dialoog met de Kamer zoeken om ervoor te zorgen dat hij die gelegenheid krijgt.
In dit kader vraag ik of de heer Omtzigt, gegeven het antwoord van de Minister van Buitenlandse Zaken in tweede termijn, nog een VAO wil. Of maakt hij hier de eerste stap om de Kameragenda te ontlasten?
De heer Omtzigt (CDA): Ik beraad mij daar nog op; ik zal u dat laten weten.
Overigens is het prettig dat in tweede termijn de afwegingen duidelijker op tafel kwamen dan in eerste termijn. Verder zal ik volledig meewerken aan het vrijhouden van de agenda. Ik voeg hieraan toe dat het vrijwel onmogelijk is om zowel Minister van Europese Zaken als Minister van Buitenlandse Zaken te zijn.
De voorzitter: Ik sluit dit algemeen overleg.
Sluiting 17.30 uur.