Vastgesteld 16 februari 2015
De algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft op 4 december 2014 overleg gevoerd met Minister Ploumen voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over:
− de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 29 augustus 2014 over de Nederlandse inzet in Zuid-Sudan (Kamerstuk 22 831, nr. 101);
− de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 7 oktober 2014 met het verslag van een bezoek aan Zuid-Sudan (1–4 september) (Kamerstuk 22 831, nr. 102);
− de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 28 november 2014 over de stand van zaken financiële inzet in Zuid-Sudan in 2014 en 2015 (Kamerstuk 22 831, nr. 103).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, De Roon
De griffier van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, Van Toor
Voorzitter: De Roon
Griffier: Wiskerke
Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Bosma, De Caluwé, Van Laar, Agnes Mulder, De Roon en Sjoerdsma,
en Minister Ploumen voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, die vergezeld is van enkele ambtenaren van haar ministerie.
Aanvang 15.34 uur.
De voorzitter: Goedemiddag dames en heren. Ik open dit algemeen overleg van de commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking met de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Het onderwerp van vandaag is de Nederlandse ontwikkelingssamenwerkingsinzet (OS-inzet) in Zuid-Sudan. Er staan twee brieven op de agenda. Ik stel voor om ook de brief van de Minister van 28 november jl. aan de agenda toe te voegen. Het betreft de brief van twee kantjes over de stand van zaken van de financiële inzet in Zuid-Sudan in 2015. Ik zie dat het de instemming van de Kamerleden heeft, dus bij dezen is het besluit genomen. Ik stel in eerste termijn een spreektijd voor van vier minuten per fractie, met één interruptie.
De heer Sjoerdsma (D66): Voorzitter. Ten opzichte van het vorige algemeen overleg moeten we helaas constateren dat de situatie in Zuid-Sudan, de jongste staat ter wereld, weinig is verbeterd of misschien zelfs is verslechterd. Ik herinner me heel goed dat de Minister zei dat we geen enkel land dergelijke leiders gunnen. Dat is nog steeds waar. Ook de afgelopen dagen zagen we weer oplaaiend geweld in de staat Jonglei en mensen die uit hun huizen werden verdreven. Er lijkt nog steeds geen einde te komen aan het gewapende conflict. Ook worden de wapens gericht op hulpverleners, op mensen die daar proberen goed te doen in een heel moeilijke situatie, die onder heel moeilijke omstandigheden proberen om toch nog iets van de situatie te maken. Ik snijd vandaag een aantal punten aan: het vredesproces, het wapenembargo, de sancties, de keuze van het kabinet inzake noodhulp en ontwikkelingssamenwerking en, als de tijd het toelaat, de United Nations Mission in South Sudan (UNMISS).
Allereerst kom ik op het vredesproces. Kan de Minister ons iets meer vertellen over de wijze waarop het vredesproces verloopt? De berichten daarover zijn uitermate somber en diverse mijlpalen die werden gesteld door IGAD (Intergovernmental Authority on Development) zijn gemist. Ook op dit moment lijkt er geen uitkomst in zicht. Eerder werd gesteld, ook door IGAD, dat als het vredesproces tot niets zou leiden, er sprake zou zijn van sancties tegen mensen die het vredesproces blokkeren en die het geweld aanjagen. De Amerikaanse ambassadeur heeft dit de afgelopen dagen opnieuw en vrij stevig aangezet in rechtstreeks diplomatiek contact met Zuid-Sudan. Vindt de Minister het bespreekbaar dat wij sancties in Europees verband treffen tegen degenen die het vredesproces obstrueren en het geweld nog steeds aanjagen?
In het vorige algemeen overleg spraken we over een wapenembargo. Vanuit de Europese Unie is er al een wapenembargo, maar het is belangrijk dat het ook vanuit de Verenigde Naties tot stand wordt gebracht. Wat is er sinds het vorige overleg gebeurd? De Minister heeft toegezegd zich ervoor in te zetten. Wat heeft zij gedaan? Wie heeft zij gesproken? Hoe groot acht zij de kans dat een dergelijk embargo binnen de Verenigde Naties tot resultaat leidt?
Ik kom op de noodhulp en de ontwikkelingssamenwerkingswerking. Sancties geven druk op de regering om tot serieuze resultaten te komen. Tegelijkertijd moeten we ervoor waken dat niet de bevolking van Zuid-Sudan in toenemende en disproportionele mate de dupe wordt van de acties van diezelfde regering. Ons kabinet kiest er terecht voor om de hulp aan de centrale regering van Zuid-Sudan op te schorten. Tegelijkertijd is alleen noodhulp waarschijnlijk niet voldoende. Diverse organisaties vragen zich af – dat geldt ook voor mij – of het niet mogelijk is om op een wat meer structurele manier aan de slag te blijven in de staten die niet gebukt gaan onder het doorgaande geweld. Zijn er geen structurelere mogelijkheden dan noodhulp, zonder dat we daarvoor met de centrale regering aan de slag moeten, om te voorkomen dat we straks weer worden geconfronteerd met de gevolgen van hongersnood en dergelijke?
Tot slot kom ik op UNMISS. Het mandaat van deze VN-missie is opnieuw met een halfjaar verlengd. De prioriteit ligt bij het beschermen van de burgerbevolking. Er zitten nu veel gevluchte mensen in de noodkampen van de Verenigde Naties, waarin ook Nederland actief is. Daarvoor natuurlijk alle complimenten. Besteedt de Minister echter in voldoende mate aandacht aan de bestrijding van seksueel geweld, dat in toenemende mate een probleem vormt?
Ik heb een algemene vraag over het mandaat. Waarom wordt het mandaat telkens met maar een halfjaar verlengd? Eerst was dat ten behoeve van een evaluatie. Nu lijkt het alsof we telkens maar een halfjaartje vooruitkijken. Heeft dit te maken met verdergaande zorgen over de VN-missie? Kunnen wij een diepgaandere transformatie van de missie verwachten of heeft het een andere onderliggende oorzaak?
Mevrouw De Caluwé (VVD): Voorzitter. Net als de heer Sjoerdsma van D66 wordt ook de VVD niet vrolijk van de ontwikkelingen in Zuid-Sudan, maar de Minister ook niet. Er gaan twee gedachten door mij heen. Enerzijds is het vreselijk voor de mensen daar en is de noodhulp heel hard nodig, maar anderzijds zijn we klaar met de gedragingen van de kemphanen. De hele situatie in wezen ontstaan door twee mensen die elkaar in de haren zijn gevlogen. Op 7 november is er onder auspiciën van IGAD een vredesakkoord getekend. Ik wilde de Minister vragen wat nu de situatie is. Als je echter de afgelopen dagen de media hebt gevolgd ... In The Economist staat zelfs dat de Christmas shooting season weer is begonnen. Gisteren heeft ook de VN een stuk gepubliceerd waarin staat dat er weer grote gevechten zijn uitgebroken, vooral in Jonglei. Op 13 november heeft het Europarlement opgeroepen tot gerichte sancties tegen de schuldigen aan de onrust in Zuid-Sudan. Hoe staat de Minister hiertegenover? Weet zij of er binnen de VN een soortgelijke roep om acties of sancties is geuit?
De Minister heeft aangegeven dat er in 2015 nog geen bedrag voor ontwikkelingshulp aan Zuid-Sudan is gereserveerd. In 2014 bedroeg de ontwikkelingshulp volgens mij 35,5 miljoen euro. Heeft de Minister op dit moment een bepaald bedrag in gedachten of nog helemaal niet? Heeft zij wel geld hiervoor gereserveerd, mocht het toch weer tot een inzet in Zuid-Sudan komen?
De Minister heeft in haar brief aangegeven dat 40% van de totale Nederlandse hulp besteed is aan humanitaire hulp. Humanitaire hulp is heel hard nodig in Zuid-Sudan, maar is natuurlijk slechts een noodoplossing en biedt geen duurzame ontwikkeling in het land. De VVD hoort graag van de Minister hoe het met de overige 60% zit. In de brief geeft de Minister aan in welke projecten door Nederland is geïnvesteerd. Is die hulp grotendeels tenietgedaan? Daarvan vind ik namelijk geen resultaten terug. Hoe staat het bijvoorbeeld met de infrastructuur waaraan Nederland heeft bijgedragen? Wat is de status van de lokale vredescomités die door Nederland zijn ondersteund? Functioneren ze nog steeds onder de huidige omstandigheden? Functioneren ze alleen in bepaalde gebieden? Hoe staat het met de sociale voorzieningen en de infrastructuur voor de overheid? We spreken immers over een besteed bedrag van 292 miljoen. Welke lessen trekken we eruit en wat gebeurt ermee?
Tijdens het algemeen overleg van 15 oktober was nog niet duidelijk wat er met het mandaat van UNMISS zou gebeuren. Inmiddels begrijp ik dat het met een halfjaar is verlengd. Op dit moment doen 30 Nederlandse militairen onder zeer moeilijke omstandigheden hun werk. We horen heel graag van de Minister wat de huidige stand van zaken is. Hoe staat het nu met de missie? Ik herhaal ook de vraag van de heer Sjoerdsma: waarom wordt het mandaat steeds met een halfjaar verlengd; wat is de reden daarachter?
De heer Van Laar (PvdA): Voorzitter. Ontwikkeling is vrede. Dat was de belangrijkste boodschap van bisschop Paride Taban, die voor de Minister geen onbekende is. In ons gesprek van afgelopen maandag gaf hij aan dat de Minister hem in Zuid-Sudan heeft ontmoet. Met zijn boodschap probeerde Paride Taban te zeggen dat ontwikkelingswerk ertoe bijdraagt dat het conflict niet verder uit de hand loopt. Grote delen van het land zijn niet meegezogen in het conflict. Daar is het nog relatief rustig. Jongeren die werk hebben, nemen minder snel de wapens op. Het stoppen met samenwerken en hulp verergert het conflict.
De Partij van de Arbeid is het met de bisschop eens: ontwikkeling is vrede. We moeten er dan ook alles aan blijven doen om bij te dragen aan de ontwikkeling van Zuid-Sudan. Waar mogelijk moeten programma's worden voortgezet en uitgebreid en waar nodig moet noodhulp worden gegeven. De PvdA ziet dan ook niet graag dat een groot deel van het budget voor Zuid-Sudan in het gat in de begroting verdwijnt, omdat het niet goed kan worden besteed. We willen geen bestedingsdruk. Als het echt niet kan, kan het niet. Het zou echter mooi zijn als de Minister ervoor zorgt dat we maximaal blijven bijdragen aan de ontwikkeling van Zuid-Sudan. Wanneer wordt het programma verder bijgesteld? Kan de Minister daarover een brief aan de Kamer sturen?
Het World Food Programme (WFP) luidde de noodklok over de hulp aan Syrische vluchtelingen, want het geld is op. Ik hoop dat de hulp inmiddels is hervat. In het vragenuur kwamen we niet toe aan vragen over de gevolgen van de financieringscrisis voor vluchtelingen in bijvoorbeeld Zuid-Sudan. Hun rantsoenen zijn al eerder gekort. Krijgen zij inmiddels weer voldoende voedsel of dreigt er een verdere verschraling? Als er nog altijd een tekort aan middelen is, is de Minister dan bereid om ook in 2014 bij te dragen door middelen die niet aan het ontwikkelingsprogramma kunnen worden besteed, uit te geven aan noodhulp? Op die manier komen de gelden ook goed terecht, zeker als we de kinderen die gevlucht zijn terug naar school helpen of helpen met traumaverwerking. Ook dat is een bijdrage aan ontwikkeling op lange termijn.
In de vluchtelingenkampen zelf is de situatie voor vrouwen en meisjes zeer onveilig. Zij worden regelmatig aangevallen als ze water gaan halen of naar de wc gaan. De Verenigde Naties heeft richtlijnen voor het voorkomen van geweld tegen vrouwen in een humanitaire situatie. In de meest recente kampen worden deze richtlijnen nageleefd. Welke maatregelen zijn genomen of kunnen genomen worden om geweld tegen vrouwen in oude vluchtelingenkampen tegen te gaan? De Minister heeft tijdens het vorige algemeen overleg aangegeven dat zij vandaag zal ingaan op onze vraag of Nederland nog meer kan doen om de humanitaire crisis te verzachten. Kan de Minister hierop ingaan?
De Nederlandse ngo's en maatschappelijke organisaties hebben samen een plan opgesteld dat zich richt op verzoening tussen mensen. Wat houdt het plan precies in? De Minister gaf op 15 oktober aan dat zij bekijkt of zij het plan kan financieren. Is daarover al meer bekend?
Onder druk van de internationale gemeenschap heeft de Sudanese regering onderzoekscommissies ingesteld die onderzoek doen naar de mensenrechtensituatie. De Minister gaf tijdens het vorige algemeen overleg aan dat deze commissies niet onafhankelijk zijn en dat de rapporten niet openbaar zijn. Zij verwees naar een onderzoek van de Afrikaanse Unie. Het rapport van de Afrikaanse Unie had eind oktober al gepubliceerd moeten worden, maar wij kunnen het niet vinden. Is het rapport inmiddels uitgebracht en wat zijn de verwachtingen van de Minister over dit rapport, als het nog niet is uitgebracht?
Tijdens het bezoek van de Minister hebben verschillende gesprekspartners aangegeven dat het voor het maatschappelijk middenveld steeds moeilijker wordt om zich uit te spreken en een rol te vervullen bij de vredesbesprekingen. De PvdA waardeert het dat de Minister zich zal blijven inzetten om het maatschappelijk middenveld te ondersteunen. De ondersteuning van projecten van PAX, CARE en Radio Tamazuj zijn goede voorbeelden. De ambassade zou de mogelijkheden in kaart brengen voor ondersteuning van transitional justice. Kan de Minister toelichten wat hiervan het resultaat is? Hoe sluiten de Nederlandse plannen aan bij de inzet van de internationale gemeenschap?
Tot slot, de Minister is voorstander van het aanvullen van de lijst met sancties tegen personen en zal het aankaarten binnen EU-verband. Is er voortgang op dit terrein? Tijdens het algemeen overleg in oktober gaf de Minister aan dat zij de effectiviteit van een wapenembargo op dit moment betwist. Zolang de strijdende partijen de onderhandelingen voortzetten, vindt zij het geen goed idee om een wapenembargo in te voeren. Is de Minister deze mening nog altijd toegedaan?
Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Voorzitter. We spreken vandaag over Zuid-Sudan, een land in crisis. Nederland heeft in oktober opnieuw een bijdrage geleverd aan UNMISS, een missie waarvoor we onze steun hebben uitgesproken. We hebben veel waardering voor de wijze waarop onze Nederlandse troepen daar hun werk onder moeilijke omstandigheden uitoefenen. Wij geven ook een compliment aan de organisaties die daar bijdragen aan waterbeheer, landbouwontwikkeling en voedselzekerheid. De situatie in het land is immers zeer zorgelijk. Dat laat de Minister in haar brief ook duidelijk weten. De veiligheidssituatie is verslechterd en er is voorlopig nog geen zicht op een vredesakkoord. Ook de humanitaire situatie in Zuid-Sudan is zorgwekkend. Er is onlangs een controversiële nationale veiligheidswet door het parlement aangenomen, die de nationale veiligheidsdienst verreikende bevoegdheden geeft om zonder toestemming vooraf verdachte personen te arresteren en te detineren, communicatie te monitoren, huiszoekingen te doen en bezittingen in beslag te nemen. Wat is het oordeel van de Minister over deze wet?
Veel donoren maken een terugtrekkende beweging naar noodhulp, waardoor er minder geld overblijft voor de rustige gebieden. Dit kan leiden tot nieuwe onrust, juist op de plekken waar het nu relatief rustig is. In hoeverre herkent de Minister dit beeld? Ik sluit aan op de vragen van collega Roelof van Laar van de PvdA-fractie. In hoeverre heeft de Minister bekeken of er, in plaats van het tekort terug te dringen, nog extra kan worden ingezet op speerpunten, juist in de wat rustigere gebieden? Hoe staat de Minister hierin?
Nederland wil de komende periode ondersteuning blijven bieden aan de voedselsector van Zuid-Sudan. Het probleem op het terrein van voedselvoorziening is dermate ernstig, dat we de Minister vragen om te bekijken wat zij kan doen. Door de slechte infrastructuur gaat een deel van het voedsel verloren, omdat het niet vervoerd kan worden. Welke oplossingen worden er gezocht?
Het CDA steunt de maatregel van de Minister om de steun aan de centrale overheid op te schorten. Hoe houdt de Minister echter toezicht op de geldstromen? Hoe voorkomen we dat het geld verkeerd wordt ingezet voor een conflict? Hoe wil de Minister de rol van maatschappelijke organisaties in het proces verder versterken? Van enkele leiders zijn de tegoeden bevroren. Wat is de huidige status van deze bevriezing? Is er ook een uitbreiding van dit soort sancties geweest? We hebben het in oktober nog besproken, maar wellicht zijn er inmiddels vorderingen geweest. Mogen wij eventueel een overzicht van de sancties ontvangen?
Het CDA erkent met de Minister dat de processen een lange termijn vergen. Wij maken ons zorgen over de situatie en hopen dat sancties op een positieve manier kunnen bijdragen. Net als de D66-fractie hebben we daarover eerder vragen gesteld en hebben we gekeken naar het wapenembargo in EU-verband. Hoe zit het echter in VN-verband? Deze vragen zijn ook in oktober gesteld. Ik ben benieuwd naar een update op dit punt. We hebben al eerder gerefereerd aan de 3D-aanpak, ook in het vorige overleg waar Minister Hennis-Plasschaert van Defensie bij zat. Kan de Minister ingaan op de bredere 3D-benadering in Zuid-Sudan? Ik kom op de uitkomsten van de evaluatie van de Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie (IOB). De Minister geeft aan dat achteraf bezien dingen anders hadden gemoeten. Wat is de hoofdles die het kabinet heeft geleerd? Hoe kunnen we een en ander in toekomstige situaties voorkomen? Hoe gaan we ermee om? De Minister schrijft in haar brief dat er bij nader inzien te weinig inzet is gepleegd op traumaverwerking, verzoening en nation building. Zij gaf in het vorige algemeen overleg aan dat zij zou kijken naar een voorstel van de Nederlandse ngo's op dit punt. Hoe staat het daarmee? Gaat Nederland de komende periode nog meer faciliteren en nog meer ondersteuning bieden?
De heer Bosma (PVV): Voorzitter. De kop in de Volkskrant luidde: Half miljard Nederlandse steun Zuid-Sudan in rook op. Een half miljard is nogal wat. Daarvan hadden we heel veel nuttige dingen kunnen doen. Daarvan hadden we bijvoorbeeld 10.000 verpleegkundigen een jaar lang aan het werk kunnen houden. Voor hetzelfde geld hadden we ook het Ruwaard van Putten Ziekenhuis, dat een schuldlast van 42 miljoen heeft, kunnen openhouden. In plaats daarvan hebben we het verscheept naar Zuid-Sudan, waarvan de heer Pronk al in 2006 zei: in het zuiden is helemaal niets. Kortom, er is niet veel en nu is het geld op. Het is in rook opgegaan. Er waren aanwijzingen genoeg. Reeds in 2010 heeft de IOB gewaarschuwd dat de doelmatigheid beperkt is. Dat is ambtenarenslang voor «het is onduidelijk wat er met het geld gebeurt». Als we nu kijken naar Zuid-Sudan, zien we dat de veiligheid dramatisch is afgenomen. Het humanitaire probleem is nog even groot als dat het was. De rechtsstaat, voor zover ooit aanwezig, is nog verder uitgehold. Men kan er nu iedereen oppakken die de verkeerde dingen zegt of wat dan ook doet. Dat is geen rechtsstaat meer, maar een dictatuur.
In hetzelfde artikel in de Volkskrant wordt de Minister geciteerd met een pleidooi om de hulp in 2014 nog eens te intensiveren. Ze schijnt gezegd te hebben dat dit riskant maar gerechtvaardigd is. Ik vind het een vreemde kreet. We spreken over een half miljard. De inhoud van de beide brieven van de Minister is mager. Hoe zit het nu met de checks-and-balances? De IOB heeft vier jaar geleden gewaarschuwd dat de doelmatigheid beperkt is. Waarom wordt er niet aan de bel getrokken? Waarom gaan we door met gireren?
In de brief van 29 augustus staan allemaal mooie cijfers. De geletterdheid onder 15- tot 24-jarigen is gestegen van 28% naar 40%. De suggestie wordt gewekt dat er een soort CBS in Zuid-Sudan is dat dit soort cijfers bijhoudt. Er wordt in hoge mate blind gevaren op deze cijfers. Ze komen ergens vandaan. Wie zich echter een beetje in het land heeft verdiept, weet dat het niet allemaal tot achter de komma is vastgelegd. Dat zijn dan de lessen van de Minister voor het half miljard.
Mijn complimenten aan de ambtenaren die de mooie zinnen hebben gecomponeerd. «Nederland is altijd helder geweest over de risico's van investeringen in fragiele staten en de lange adem die wederopbouw vergt.» Prachtig! Er staat echter gewoon dat het geld weg is. Zo erg is het. We lezen dat naar schatting miljoenen mensen met de Nederlandse bijdrage geholpen zijn. Daarmee houdt de alinea ook meteen op. Het doet mij erg denken aan de uitspraak van de Minister tijdens de begrotingsbesprekingen van twee weken geleden, dat zij 160.000 mensen in ontwikkelingslanden aan banen heeft geholpen. Deze wordt echter op geen enkele manier onderbouwd. Ik waag het te betwijfelen, gelet op de resultaten die ik net noemde. Dat wordt ondersteund door het feit dat we geen Meerjarig Strategisch Plan kunnen krijgen. Dat is nogal wat. Een en ander is zeer onvoorspelbaar en fragiel. We kunnen er wel geld naartoe sturen, maar het is maar de vraag of er iets uit komt. Ik denk dat er helemaal niets uit komt.
Ik lees heel veel semistoere taal voor de toekomst. Ik citeer: «We gaan een stevige boodschap afgeven in Zuid-Sudan.» Nou, nou, dat zal me wat zijn. «We gaan ook mensen aanspreken op hun verantwoordelijkheid.» Prima. Ik stel vast dat er een half miljard is verdwenen en dat we dat geld in Nederland heel nuttig hadden kunnen gebruiken, bijvoorbeeld voor 10.000 verpleegkundigen. Dat hebben we niet gedaan. We hebben het naar Zuid-Sudan verscheept. Daar was niks en is niks. Er is geen rechtsstaat. Het is humanitair een even groot probleem. De veiligheid is alleen maar slechter geworden. Het half miljard is in rook opgegaan. Het is vandaag 4 december. Morgen is het Sinterklaas. In deze traditie is het geld verdwenen.
De heer Van Laar (PvdA): De heer Bosma zegt dat de Minister blind vaart op de genoemde cijfers. Op welke cijfers baseert de heer Bosma zijn betoog?
De heer Bosma (PVV): Ik baseer mijn betoog niet op cijfers. Ik noem zelf geen cijfers, maar vind het raar dat er bijna tot op de komma nauwkeurig wordt aangegeven dat het percentage schoolgaande kinderen is gestegen van 16% naar 43%. De heer Van Laar heeft het zelf ook gelezen. Als je je een beetje in het land verdiept, kun je vraagtekens zetten bij de accuratesse van de cijfers. Ik zie verder geen voetnoten waarin staat waar ze vandaan komen. Ik heb zelf geen cijfers genoemd. Ik baseer me op niet-kwantitatieve zaken, zoals de veiligheid die terugloopt. De PvdA-fractie kan het op dit punt alleen maar met mij eens zijn. Humanitair gezien is er nog steeds een enorm probleem en de rechtsstaat, voor zover die er ooit was, is nu niet meer aanwezig.
De heer Van Laar (PvdA): De heer Bosma dicht ontwikkelingssamenwerking iets te veel invloed toe door de verslechtering van de veiligheidssituatie op het conto van ontwikkelingssamenwerking te schrijven. De heer Bosma noemt een cijfer, te weten 500 miljoen. Hij zegt dat elke euro daarvan in rook is opgegaan. Waarop baseert hij dat? Ik wil dat graag zien. Als we het niet kunnen zien, is dat bedrag van 500 miljoen niet echt hard te maken.
De heer Bosma (PVV): Ik heb nergens gesteld dat de veiligheid is uitgehold door de ontwikkelingshulp. Ik stel alleen vast dat er 500 miljoen naartoe is gegaan en dat de veiligheid alleen maar achteruitgelopen is. Er wordt nu zelfs gesproken over wapenboycots en sancties. Dat geeft een indicatie dat het blijkbaar niet zo goed gaat in Zuid-Sudan. Die 500 miljoen is het cijfer dat bijvoorbeeld door de Volkskrant wordt genoemd. Daarin kan de heer Van Laar het vinden.
De vergadering wordt van 15.58 uur tot 16.04 uur geschorst.
De voorzitter: Ik geef het woord aan de Minister voor zijn beantwoording in eerste termijn. Ik sta twee interrupties per fractie toe.
Minister Ploumen: Voorzitter. Allereerst geef ik een beoordeling van de stand van zaken betreffende de vredesonderhandelingen. Daarbij zal ik iets melden over de sancties en het wapenembargo, waarnaar een aantal Kamerleden heeft gevraagd. Vervolgens vertel ik iets over de humanitaire situatie en ga ik in op de specifieke aandachtspunten die genoemd worden. Ik zal spreken over de vraag hoe het nu verder moet en of het mogelijk is om ontwikkelingssamenwerkingsinspanningen in veilige gebieden voort te zetten of zelfs te intensiveren. Daardoorheen zal ik de vraag vlechten hoe we terugkijken op de afgelopen jaren. Wat is er wel en niet bereikt en wat is er behouden? Dat is ook van belang. Daarover zijn vragen gesteld.
Over de vredesonderhandelingen is weinig goed nieuws te melden. Het enige goede nieuws is dat er nog steeds gesproken wordt. De gesprekken liggen niet stil. De druk vanuit IGAD en vanuit regionale politieke leiders wordt fors opgevoerd. Vanuit verschillende zijden wordt blijvend aangedrongen op het betrekken van maatschappelijke organisaties. Dat heeft overigens nog niet tot een akkoord geleid. Eerdere berichten in de pers over akkoorden moeten meer gelezen worden als een herbevestiging van gemaakte afspraken. Dat is al mooi, omdat eerder zelfs de gemaakte afspraken terzijde werden geschoven. Er is echter geen reden voor een hoopvolle boodschap. Er is echter ook geen reden om te concluderen dat de vredesonderhandelingen definitief mislukt zijn. Het is goed om vast te stellen dat de internationale druk hoog opgevoerd wordt, ook wat betreft een eventueel wapenembargo en de sanctielijsten. Nederland heeft samen met een aantal andere landen binnen de EU het belang van de uitbreiding van de EU-sanctielijsten opgebracht. Dit heeft de Kamer ook in oktober besproken. Het algemene gevoel is dat het nu geen goed moment is om de sanctielijst uit te breiden. De stand van zaken van de vredesonderhandelingen is dat de strijdende partijen aan tafel zitten. We willen hen graag aan tafel houden. De inschatting is dat uitbreiding van de sanctielijsten nu contraproductief zal werken. Nederland voegt zich in die consensus. Mochten de ontwikkelingen in de komende dagen of weken ons echter doen vaststellen dat er geen voortgang maar alleen achteruitgang is, dan bepleiten wij wederom een uitbreiding van de EU-sanctielijst. Het is dus voortdurend in beweging, zeg ik tegen de Kamerleden die ernaar vroegen. De positie van Nederland is duidelijk. Wij zijn geen tegenstander van het uitbreiden, maar we willen natuurlijk niet dat de uitbreiding contraproductief werkt. Dat is een afweging die we steeds maken.
Mevrouw De Caluwé (VVD): De Minister geeft begrijpelijkerwijs aan dat men de mensen graag aan tafel wil houden. Het is echter heel gemakkelijk om aan tafel te blijven zitten en tegelijkertijd vrolijk door te vechten. Ondertussen zijn er geen sancties. Is het niet mogelijk om toch sancties vast te stellen, die boven de markt te laten hangen en daarmee druk uit te oefenen op de kemphanen? Anders voorzie ik dat er op korte termijn niet tot een overeenstemming wordt gekomen.
Minister Ploumen: Het is zeker een van de strategieën die ik in overweging neem. Daarbij teken ik aan dat Nederland heel graag een gedeelde EU-positie heeft. Dat zal mevrouw De Caluwé met mij eens zijn. Vooralsnog neemt de meerderheid van de EU-lidstaten de positie in dat sancties contraproductief kunnen zijn. Ik zal de strategie echter zeker inbrengen.
Mevrouw De Caluwé (VVD): Ik zeg dit omdat het Europarlement ook heeft opgeroepen tot sancties. Binnen de EU is er in ieder geval in het parlement redelijk brede consensus. Zo'n tussenstap waarbij men de sancties vaststelt voor het geval ze niet tot een overeenstemming komen, kan iets meer druk op de ketel zetten dan te zeggen: nu nog maar even geen sancties, want ze zitten aan tafel. Dat is iets te vrijblijvend.
Minister Ploumen: De dreiging met sancties vanuit de Europese Unie, maar bijvoorbeeld ook vanuit de Verenigde Staten en Canada en binnen het kader van de VN Veiligheidsraad, kan zeker helpen. Wij hebben niet gezegd dat de sancties van tafel zijn. Een aanvulling van de sancties binnen de EU wordt op dit moment echter niet als dienstig gezien. Mevrouw De Caluwé heeft misschien al kennis genomen van het feit dat ook de Amerikanen voorstander zijn van een uitbreiding van de sancties. Zij hebben een verzoek daartoe neergelegd bij de VN Veiligheidsraad. Dat steunen wij. Het is niet zeker of het een haalbare optie is, maar het lijkt mij heel belangrijk om de druk hoog te houden.
De heer Sjoerdsma (D66): Dat lijkt mij ook. De Minister zegt: ik ben niet hoopvol, maar het is ook niet helemaal mislukt. Als ik dit in een barometer moet gieten, regent het zeer zwaar maar neigt het naar storm. Ik wil het toch iets steviger formuleren dan dat wij geen tegenstander van de uitbreiding van sancties zijn, zoals de Minister zegt. Ik pleit ervoor om op zijn minst te zeggen dat er een deadline komt en dat we tot aan die deadline resultaten moeten zien. Gebeurt dit niet, dan houdt het op een gegeven moment op, ook omdat er al twee deadlines zijn verstreken waarna eigenlijk sancties zouden volgen.
Minister Ploumen: Het stellen van deadlines is aan IGAD, die het vredesproces begeleidt en aanmoedigt. Ik voel me zeer thuis bij de formulering van de heer Sjoerdsma dat «geen tegenstander» te zwak is. Bovendien is dat ook niet waar. We zijn immers voorstander van sancties. We maken alleen de inschatting, samen met andere EU-lidstaten, dat ze de voortgang niet ondersteunen. Ik zeg de heer Sjoerdsma, mevrouw De Caluwé en andere Kamerleden toe dat we het echt van dag tot dag volgen. Ons uitgangspunt is dat als sancties dienstig zijn, ze onmiddellijk geïmplementeerd moeten kunnen worden. Nogmaals, we moeten daarvoor een meerderheid binnen de EU-lidstaten vinden. Dat betekent dat wij het allemaal dienstig moeten vinden in het kader van de voortgang. De sancties zijn echter zeker niet van tafel.
De heer Sjoerdsma (D66): Dat is op zich goed om te horen, temeer omdat we de afgelopen dagen weer een oplaaiing van het geweld hebben gezien. Weliswaar zitten de twee partijen nog aan tafel, maar blijven ze elkaar in het veld bevechten. De Minister bekijkt het van dag tot dag. Mocht er sprake zijn van voortgang, dan horen we dat graag nog in aanloop naar de aankomende Raad Buitenlandse Zaken (RBZ).
Minister Ploumen: Ja, zeer zeker. Als er voortgang is, zal ik deze zeker melden. Ik zal er ook in de contacten met collega-Ministers aandacht voor vragen. De actualiteit geeft daartoe alle reden.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Ik onderschrijf van harte wat de VVD-fractie en de D66-fractie hebben gezegd. Ik kan zelf volgende week niet bij het debat zijn. Laat het echter volstrekt helder zijn dat dit de lijn is vanuit het Nederlandse parlement. De Minister hoeft er niet aan te twijfelen. Mocht zij dit wel doen, dan moeten we hierover misschien nog een VAO besluiten.
Minister Ploumen: Het is volstrekt helder. De boodschap van de Kamer is duidelijk en er is geen verschil van inzicht. Het is meer een inschatting van de vraag wanneer de sancties dienstig zijn. Het feit dat sancties een rol kunnen spelen en dat we hiervoor onmiddellijk zullen pleiten op het moment dat ze nodig zijn, staat buiten kijf.
Ik wil nog iets zeggen over het wapenembargo. Er werd terecht opgemerkt dat er al sinds enige jaren een EU-wapenembargo is. Sinds het algemeen overleg in oktober heeft Nederland binnen de EU gepleit voor de ondersteuning van een VN-wapenembargo. Het besluit daarover is natuurlijk aan de Veiligheidsraad. Er wordt over gesproken. Er is vooralsnog geen overeenstemming, maar wij blijven op het belang ervan wijzen, zo niet hameren. Wat dat betreft, zitten de Kamer en het kabinet op één lijn.
De heer Sjoerdsma (D66): Het is heel goed dat de Minister een en ander in Europees verband doet, maar ik hoop dat zij IGAD aan zijn eigen akkoorden houdt. In het laatste akkoord is immers opgenomen dat wanneer partijen zich niet houden aan de wapenstilstand, er automatisch wordt overgegaan tot een wapenembargo. We moeten concluderen dat dat het weekend na het akkoord al het geval was. Ik hoop derhalve dat de Minister niet alleen bereid is om in Europees verband, maar ook in samenwerking met de IGAD-partners te komen tot een serieus initiatief om in VN-verband tot een wapenembargo te komen.
Minister Ploumen: Daartoe ben ik zeer zeker bereid. We hebben op regelmatige basis contact. Ik zal het dus zeer duidelijk maken.
Nu we het over veiligheid en sancties naar aanleiding van het gebrek aan veiligheid hebben, is het goed om in te gaan op de vraag van mevrouw Mulder over de wijziging van de wet op de veiligheidsdiensten in Zuid-Sudan. Al eerder – laten we zeggen in 2012 – toen de situatie in Zuid-Sudan een positieve ontwikkeling liet zien, hadden wij zorgen over de veiligheidsdiensten. Deze heb ik ook met de toenmalige Minister van Binnenlandse Zaken in Zuid-Sudan besproken. Op het wetsontwerp dat nu ter ondertekening aan president Kiir voorligt, is veel kritiek, niet alleen vanuit Nederland maar ook vanuit andere internationale partners. Het wetsontwerp is nog niet getekend. Je kunt je voorstellen dat de internationale commentaren en de nationale tegenstand tegen de wet een rol spelen bij het nog niet ondertekenen ervan. We houden de druk hoog, want wij zien niet dat de wet een constructieve bijdrage levert aan stabilisatie en veiligheid voor burgers in Zuid-Sudan. Ook op dit punt deel ik dus de zorgen over en de kritiek op de wet, zoals mevrouw Mulder die verwoordde.
Er is een aantal vragen gesteld over de situatie in de vluchtelingenkampen. Die situatie is onverminderd schrijnend. De hulporganisaties doen wat ze kunnen. De Nederlandse ngo's hebben een voorstel ingediend om bij te dragen aan voedselzekerheid en aan water- en sanitatievoorzieningen in de vluchtelingenkampen. Ik heb het gezamenlijke voorstel van de ngo's in overweging genomen en zal het ook steunen. Op die manier draagt Nederland vanuit zijn noodhulpfonds bij.
De situatie van vrouwen heeft mijn speciale aandacht. Ik ben zelf in het vluchtelingenkamp in Malakal geweest en heb daar met vrouwen gesproken. Er zijn, mede dankzij de Nederlanders die nu in de kampen werken, UNPOL'ers, programma's gestart met aandacht voor zowel huiselijk geweld als seksueel geweld. De voortgangsrapportages van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties wijzen op de problemen op dit terrein. UNPOL heeft extra maatregelen genomen en heeft speciale adviseurs aangesteld. In de VN-Veiligheidsraadsresolutie op basis waarvan het mandaat van UNMISS is verlengd, wordt gevraagd om meldingen van geweld tegen vrouwen en kinderen te monitoren en daarop specifiek te rapporteren. Dat zullen wij blijven doen. Er zijn meldpunten ingericht die goed functioneren. Onze zorgen blijven echter onverminderd groot. Het huiselijk en seksueel geweld dat zich eerst buiten de kampen afspeelde, zie je nu immers ook binnen de vluchtelingenkampen. Het is nadrukkelijk een van de aandachtspunten waarop iedereen inzet.
Hoe nu verder? Mevrouw Mulder en anderen gaven aan dat Nederland de hulp aan de centrale overheid heeft gestopt. Van een intensivering is dan ook geen sprake. Mevrouw Mulder en ook anderen vragen zich af hoe we in dialoog met de Zuid-Sudanese overheid gaan. Dat is immers nodig om de druk erop te houden. Onze ambassade in Juba heeft samen met collega's vanuit de Europese Unie gesprekken met de overheid. Het is geen geheim dat de gehele internationale gemeenschap zeer kritisch is over de Zuid-Sudanese regering, die zich er in wisselende mate wat van aantrekt. Het was voor mij onmogelijk om door te gaan met het samenwerken met die centrale overheid op allerlei terreinen. Dat laat onverlet dat wij een aantal programma's laten doorgaan, zeker in de gebieden waar het relatief rustig is, juist om te voorkomen dat daar de onrust toeslaat. Ik heb het zelf kunnen zien tijdens mijn reis. Het verslag daarvan is aan de Kamer toegezonden. Ik zal het dus niet herhalen. Tijdens mijn reis heb ik gezien dat stabilisering van de relatief rustige gebieden belangrijk is, ook omdat een deel van die gebieden als het ware de graanschuur voor de rest van Zuid-Sudan is. Wij investeren daar in voedselzekerheid en werken samen met bijvoorbeeld een agrarische school.
Wat betreft de vraag hoe we verdergaan in 2015, bekijk ik nu heel nadrukkelijk op welke wijze we programma's op het terrein van voedselzekerheid, vredesopbouw en verzoening heel kleinschalig met, door en via ngo's kunnen steunen en eventueel kunnen intensiveren. Het is heel erg belangrijk om ervoor te zorgen dat er geen verdere rampen gebeuren.
De heer Bosma (PVV): Er gaat dus geen geld meer naar de centrale overheid. Dat is hartstikke goed. Ik begrijp echter dat er al in 2010 een rapport van de IOB was, waarin staat dat de effecten van de hulp beperkt zijn. De IOB plaatste toen al vraagtekens bij de hulp. Waarom zijn we er dan jarenlang mee doorgegaan?
Minister Ploumen: Op die vraag is uitvoerig antwoord gegeven in een eerdere Kamerbrief. Bij fragiele staten, of het nu Afghanistan of Zuid-Sudan betreft, kan niet onmiddellijk op alle terreinen resultaat worden geboekt. Als je investeert in voedselzekerheid en boeren vervolgens meer voedsel kunnen produceren, is er sprake van rechttoe rechtaan resultaat dat beklijft, nog los van investeringen in onderwijs. De IOB heeft bekeken op welke wijze je de fragiele staten het best kunt blijven ondersteunen. Op basis daarvan zijn programma's bijgesteld. Het is niet zo dat de huidige onveiligheid een-op-een voorkomen had kunnen worden door een andere ontwikkelingsprogrammering, hoe erg het ook is om dat te moeten constateren. Iedereen, onder wie de mensen in Zuid-Sudan en kerkelijke leiders die heel betrokken zijn bij de processen ter plaatse, voelde zich overvallen door de gebeurtenissen in december 2013. Het is belangrijk dat we lessen geleerd hebben, bijvoorbeeld over de vraag of we kunnen bijdragen aan vrede en verzoening. Mevrouw Mulder zei dit reeds en in de brief staat het ook. Om die reden kijk ik richting 2015 om te bezien of we daarin kunnen investeren. Overigens is er ook geïnvesteerd in fysieke infrastructuur die gelukkig deels behouden is gebleven, zowel in Jonglei als in andere staten. Er is geen recept voor succes in fragiele staten. De resultaten zijn duurzamer dan de heer Bosma doet voorkomen. Dat heb ik ook in de brief geschreven. Het is echter duidelijk dat de huidige situatie roept om de genomen maatregelen, zoals het stopzetten van hulp aan de centrale regering.
De heer Bosma (PVV): Er waren al veel langer signalen dat het niet veel beter ging met het gebied c.q. het land. De Minister zegt dat we er zeker van geleerd hebben. Het is echter wel een heel dure les geweest. Reeds in 2010 gingen overal de alarmbellen af. Het rapport van de IOB was duidelijk. Toch zijn we vrolijk doorgegaan onder het motto dat het een fragiel land is en, ik citeer de Minister, dat er dus niet onmiddellijk resultaat is. Er is blijkbaar bitter weinig resultaat geweest, maar we zijn toch jarenlang doorgegaan met gireren naar zo'n land. Hoeveel heeft de les ons gekost?
Minister Ploumen: De heer Bosma winkelt tamelijk selectief in het IOB-onderzoek en de brief die ik naar aanleiding van de berichtgeving in de Volkskrant heb gestuurd. Hij trekt de cijfers in twijfel. Als je niet gelooft in ontwikkelingssamenwerking en resultaten die er wel zijn, en je de cijfers in twijfel trekt, dan maak je je eigen cirkelredenering. Natuurlijk bekijken we voortdurend wat er beter kan en anders moet. Gelukkig zijn er resultaten te rapporteren, bijvoorbeeld op het terrein van onderwijs maar ook op het terrein van infrastructuur en voedselzekerheid. Feit is dat er nu een humanitaire noodsituatie is ontstaan, omdat de leiders van Zuid-Sudan ervoor kiezen om met elkaar slaags te raken in plaats van dat zij voor hun eigen mensen het land opbouwen. Dat is een heel verdrietige situatie, maar daarmee zijn niet alle inspanningen tenietgedaan. Ik herhaal het nogmaals. De heer Bosma kan het nalezen in de Kamerbrief.
De heer Van Laar (PvdA): De Minister sprak over vrede, verzoening en dialoog op kleine schaal, in de regio. Wij horen juist van de maatschappelijke organisaties dat het IGAD-proces te veel gaat over het harden van de strafmaat, over het delen van de macht en over het maken van afspraken, en te weinig over verzoening en tot elkaar komen. Dat hindert het gehele proces in het land. Hoe ziet de Minister dit?
Minister Ploumen: Ik deel de analyse wel. Het is natuurlijk onvermijdelijk dat als je gaat onderhandelen met twee partijen die beiden menen aanspraak op de macht te kunnen maken, dat het daarover gaat. Juist daarom is het belangrijk dat we de mogelijkheden bekijken om bij te dragen aan vredes- en verzoeningsprocessen op kleinere schaal. Het mag dan vooral een strijd zijn tussen twee partijen, maar een groot deel van Zuid-Sudan is ermee besmet geraakt. Als straks de vredesonderhandelingen tot een goed einde zijn gebracht, wat we allemaal hopen, is het juist belangrijk om de vrede en verzoening te bestendigen in alle plaatsen waar de mensen betrokken zijn geraakt bij het conflict. Om die reden wil ik het als complementair zien en bekijken wat we kunnen doen.
De heer Van Laar (PvdA): Begrijp ik het goed dat de Minister weinig mogelijkheden ziet om een en ander van bovenaf te doen en om de IGAD mee te geven om te kijken naar de dimensie van de onderhandelingen, het proces en daar meer de aandacht op te richten? In Nederland hebben we natuurlijk geen vergelijkbare situatie. Vanuit de achterhoede van bewegingen kunnen echter vaak verbanden tot stand komen die verschillende partijen bij elkaar brengen. Meer aandacht hiervoor kan dienstig zijn.
Minister Ploumen: Die boodschap blijven we zeker aan de IGAD-onderhandelaars meegeven. We steunen natuurlijk ook maatschappelijke organisaties in Zuid-Sudan die een dergelijke rol zouden kunnen vervullen. Toen ik er was, heb ik met een aantal van hen gesproken. Je moet het een doen en het ander niet laten. Dat is belangrijk. Dat is ook onze inzet, maar deze moet wel een zekere kans van slagen hebben. Het zijn langzame processen die we ter plaatse zien. Ik voel me echter zeer thuis bij de manier waarop de heer Van Laar de complementariteit verwoordt.
Mevrouw De Caluwé (VVD): Ik kom terug op de resultaten van tien jaar inspanning in Zuid-Sudan, waarover de Minister net sprak. De IOB had al aangegeven dat de inzet tot beperkte resultaten heeft geleid. Mijn vraag was wat de resultaten zijn van infrastructuurprojecten, vredescomités en dergelijke. Ik begrijp dat deze lastig te kwantificeren zijn. We spreken echter heel vaak over de fragiele statenaanpak en kunnen concluderen dat zeker niet alles tot resultaat heeft geleid. Daaruit moet je lessen trekken voor bijvoorbeeld de fragiele statenaanpak in Mali, maar ook voor die in Zuid-Sudan, om te voorkomen dat je in de toekomst weer in een situatie belandt waarin veel geld en inspanning tenietgedaan worden. Daarvoor besteden we natuurlijk niet het dure belastinggeld van Nederland. Ik verneem heel graag welke lessen de Minister trekt uit de IOB-evaluatie en uit hetgeen daarna is gebeurd. Welke conclusies trekt zij hieruit voor de fragielestatenaanpak in Mali en Zuid-Sudan?
Minister Ploumen: Ik zoom meteen in op de situatie in Mali, omdat na aanvankelijke stabiliteit geheel Mali zich tot een fragiele staat heeft ontwikkeld. We hebben delen van het programma heel nadrukkelijk omgezet, met een accent op vrede en veiligheid, en sluiten daarmee aan op de inzet van de internationale gemeenschap. De missie van de Verenigde Naties steunt kleinschalige vredes- en verzoeningsinitiatieven, maar ook de capaciteit van lokale en centrale overheden om veiligheid op een goede manier in te bedden in hun eigen functioneren. In Mali investeren we bijvoorbeeld in de justitieketen, wat heel belangrijk is. In Zuid-Sudan bekijken we op welke manier we kunnen investeren in initiatieven van onderop en transitional justice. Dat heb ik ook in mijn brief geschreven. Tegen mevrouw De Caluwé zeg ik dat we de afgelopen jaren hebben geïnvesteerd in toegang tot het recht van burgers in Zuid-Sudan. Het zijn initiatieven die beklijven en waarmee we heel graag doorgaan. Er moet worden gezocht naar een evenwicht tussen enerzijds het blijven investeren in basisvoorzieningen, zoals water en voedselzekerheid, en anderzijds het heel nadrukkelijk, samen met internationale partners, blijven investeren in capaciteitsopbouw van een justitieketen die uiteindelijk moet leiden tot transparantie en toegankelijkheid. Preluderend op het volgende blokje, merk ik op dat we daarom een Meerjarig Strategisch Plan niet kunnen nakomen. We bekijken nu immers stap voor stap, ook met de andere partners ter plekke, wat de beste manier is om ons programma vorm te geven. Dat betekent dat sommige programma's zijn opgeschort en andere helemaal niet kunnen doorgaan. Die beoordeling maken we nu.
Mevrouw De Caluwé (VVD): Worden de lessons learned ook gedeeld, overgenomen en onderschreven door bijvoorbeeld de Europese Unie, die als coördinerend orgaan optreedt voor de fragielestatenaanpak in onder meer Mali?
Minister Ploumen: Ja, de lessons learned delen we nadrukkelijk, niet alleen in Zuid-Sudan. Er wordt natuurlijk ook in EU-verband samengewerkt. De geleerde lessen delen we ook met EU-partners. Gelet op de situatie in Zuid-Sudan, betreft het een voortdurend gevoerd gesprek.
Ik heb al iets gezegd over de wijze waarop we vooruitkijken en over de vraag of we kunnen doorgaan met ontwikkelingssamenwerking in een aantal regio's en gebieden. Wat voedselzekerheid betreft, zei ik al dat we in Yei doorgaan met de programma's die we hebben. In andere, veiliger gebieden werken we samen met World Food Programme aan bijvoorbeeld infrastructuur, waardoor de boeren hun afzetmarkten kunnen bereiken en het voedsel dat geproduceerd wordt in de veiliger gebieden letterlijk zijn weg kan vinden naar de rest van Zuid-Sudan. Daarop bouwen we nadrukkelijk voort. In dat proces zitten we nu. Hoe kunnen we ons lopende programma daarop maximaal afstemmen? Hoe zorgen we straks, als de vrede uitbreekt, voor een goede overgang, zodat de mensen die teruggaan naar huis hun leven kunnen hernemen?
Tot slot wil ik nog iets zeggen over het UNMISS-mandaat, waarover een aantal vragen is gesteld. Op 25 november is het mandaat verlengd. Het is niet wezenlijk gewijzigd. De Nederlandse bijdrage loopt tot eind februari 2015. Dan is er weer een nieuw weegmoment in combinatie met het mandaat dat er nu ligt. Daarover zullen we de Kamer informeren. Dat hebben we overigens ook toegezegd in het vorige algemeen overleg dat we in oktober hadden met collega Hennis-Plasschaert.
Mevrouw De Caluwé (VVD): De Minister gaf aan dat zij scherp zal kijken naar het speerpunt voedselzekerheid in bijvoorbeeld een gebied als Yei. Daarvoor hebben we alle waardering. In hoeverre heeft de Minister overwogen om daar nog zwaarder op in te zetten? Ze heeft gezegd dat ze een bezuiniging doorvoert, omdat er geld overblijft. Gezien het IOB-rapport is daarvoor misschien wel wat te zeggen. Heeft ze echter bekeken en afgewogen of er juist zwaarder op kan worden ingezet?
Minister Ploumen: Voor 2015 ben ik aan het afwegen op welke punten en programma's een intensivering mogelijk is, doordat we andere programma's hebben stopgezet. Het budget wordt natuurlijk niet groter. Dat is duidelijk. Binnen het budget is het echter mogelijk om geld voor opgeschorte programma's in te zetten voor programma's voor voedselzekerheid. Deze moeten wel effectief zijn. Soms is er gewoon niet meer geld nodig om goede dingen te doen. Ik informeer de Kamer graag in het eerste kwartaal 2015 over de stappen die ik zet. De heer Van Laar informeerde er ook naar.
De heer Van Laar (PvdA): Twee van mijn vragen zijn nog niet beantwoord. De ene vraag ging over het rapport van de Afrikaanse Unie over de mensenrechtensituatie, dat zou verschijnen. Mijn tweede vraag ging erover dat ik de Minister wel gehoord heb over seksueel geweld in vluchtelingenkampen, maar niet over de financieringscrisis bij het World Food Programme en de gevolgen hiervan. Of heb ik een blokje gemist?
Minister Ploumen: Het klopt dat het rapport over de mensenrechtensituatie van de Afrikaanse Unie nog niet te vinden is op de website. Volgens mijn informatie wil de Afrikaanse Unie het rapport bespreken op haar top in januari. Dan is er meer informatie over wat er in het rapport staat, maar ook over de wijze waarop de opvolging van hetgeen in het rapport staat eruit zal zien. Ik heb contact gehad met de directeur van het World Food Programme. Met haar heb ik specifiek de situatie in Syrië besproken, zoals we ook in het vragenuurtje hebben gewisseld. Gelukkig komen er additionele fondsen binnen. Burgers over de hele wereld maken geld over naar het World Food Programme. Het is wellicht goed om te zeggen dat op de lijst van landen waaruit bijdragen van gewone mensen komen, Syrië zelf op de vierde plaats staat. Syriërs die iets kunnen missen, maken nu ook geld over. Duitsland heeft geld overgemaakt en over de Nederlandse bijdrage heb ik al eerder iets gezegd. Ik heb de directeur van het World Food Programme nogmaals bevestigd dat ik volgende week vrijdag in de RBZ zal spreken over structurele maatregelen om tekorten te voorkomen. Zij heeft geen gewag gemaakt van de specifieke problemen in Zuid-Sudan.
De voorzitter: We zijn gekomen aan het einde van de eerste termijn van de Minister en gaan over naar de tweede termijn van de Kamer. Ik stel een spreektijd voor van twee minuten per fractie zonder interrupties.
De heer Sjoerdsma (D66): Voorzitter. Ik dank de Minister voor haar beantwoording in eerste termijn. Het is duidelijk dat iedereen zich heel grote zorgen maakt over het perspectief voor Zuid-Sudan. De Minister sprak over «als de vrede uitbreekt», alsof vrede een soort mazelen is. Was vrede maar een besmettelijke ziekte. Dan hadden we immers een beter perspectief voor Zuid-Sudan.
Ik kom nog even terug op het politieke proces. De Minister zegt dat sommige Europese lidstaten sancties op dit moment niet opportuun vinden. Ik hoop echter dat ik het goed begrijp dat Nederland op dit moment wél inzet op sancties jegens de verstoorders van het vredesproces. Daartoe is genoeg aanleiding. Deadlines worden genegeerd en er wordt gewoon gevochten, terwijl er eigenlijk over een vredesproces moet worden gesproken. Ik hoop dat ik het zo goed uitleg.
Dan kom ik op IGAD en de rol van Uganda. IGAD heeft gezegd dat de Ugandese militairen zich uit Sudan zouden moeten terugtrekken. Is hier zicht op? Hoe staat de Minister er op dit moment in?
Tot slot kom ik op noodhulp versus meer structurele steun. Ik herinner me dat Nederland vroeger heel nauw samenwerkte met een aantal donoren op het terrein van de planning van ontwikkelingssamenwerking. Is dat nu ook zo wat betreft het omzetten naar noodhulp en de vraag welke gebieden Nederland en andere landen nog steeds kunnen steunen? Wordt er inderdaad gezamenlijk opgetrokken, zowel richting de Sudanese overheid als wat betreft de vraag wat er gedaan kan worden voor de lokale bevolking?
Mevrouw De Caluwé (VVD): Voorzitter. Ik dank de Minister voor de beantwoording van de vragen in eerste termijn. Ik kom nog even terug op twee dingen: de sancties en de fragielestatenaanpak. De Minister heeft in eerste termijn gezegd dat sancties nu niet opportuun zijn, maar dat ze zeker niet van tafel zijn. De VVD wil toch graag dat de Minister daarop nog wat steviger inzet volgende week, zeker nu er binnen de VN een voedingsbodem is voor het aanscherpen van sancties. Collega's hebben er al eerder om gevraagd. Is de Minister bereid om volgende week in Brussel ervoor te pleiten om sancties te formuleren en deze boven de markt te laten hangen, er steviger op in te zetten en niet enkel te zeggen dat het nu niet opportuun is?
Het tweede punt betreft de fragielestatenaanpak. De Minister gaf zelf al aan dat er duidelijke lessen te trekken zijn uit de hulp die gegeven is en uit datgene wat door onlusten helaas weer tenietgedaan is. In Mali wordt anders ingezet op de justitiële sector. Er is een zeer lezenswaardig rapport verschenen en ook een enquête gehouden door The Hague Institute for the Internationalisation of Law. De Europese Unie is ook coördinator in Zuid-Sudan. Ik vraag me af of de lessons learned worden gedeeld, worden geëvalueerd en vervolgens binnen de EU worden toegepast. Het is mooi dat Nederland zijn lessen trekt, maar ik zou het graag in breder verband zien.
De heer Van Laar (PvdA): Voorzitter. Ik dank de Minister voor de uitgebreide beantwoording in eerste termijn. Wat betreft de sancties en het wapenembargo steunen we de lijn van de Minister en begrijpen wij elkaar goed. Waarin blijven we investeren? Wat ons betreft blijven we ten eerste investeren in verzoening, zowel van bovenaf als van beneden af. Daarover hebben we gesproken. Ten tweede moeten we ook blijven investeren in rustiger gebieden. Wil de Minister in haar brief die zij de Kamer in het voorjaar stuurt, in het bijzonder ingaan op de kansen om te investeren in jongeren? Wie pakken immers de wapens op in gebieden waar conflict is? Dat zijn mensen die niets te verliezen hebben, die niets hebben om voor thuis te blijven. Jongeren met een baan, met een opleiding, met een kans zijn veel minder genegen om mee te gaan in dit soort bewegingen. Wil de Minister bekijken of de programma's op deze punten kunnen worden aangepast en aangescherpt? Dit is in lijn met onze motie over het ondernemerschap van jongeren, die we bij de begrotingsbehandeling hebben ingediend.
Tot slot kom ik op het rapport van de Afrikaanse Unie. Heeft de Minister dat rapport zelf al gezien of circuleert het? Wij horen dat het een lijst bevat met mensenrechtenschenders, die met naam en toenaam worden genoemd. Een aantal van hen is ook betrokken bij de onderhandelingen. Om die reden ligt het zo gevoelig. Kan de Minister bevestigen of die lijst erin staat en aangeven wat de eventuele vervolgstappen zijn na de publicatie van de lijst?
Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Voorzitter. Ik borduur voort op het laatste wat de heer Van Laar aangaf. Wij zijn ook benieuwd naar het rapport, omdat het inderdaad nog niet binnen is. Ik sluit ook aan bij het verzoek van zowel D66 als de VVD om een wat helderder uitspraak van de Minister over de sancties. Daaraan hebben we allemaal behoefte. De Minister heeft het waarschijnlijk al wel gezegd, maar misschien kan zij het nog een keer ter bevestiging herhalen. Dat voorkomt ook een VAO.
De Minister heeft toegezegd dat zij in het eerste kwartaal van 2015 de Kamer zal informeren over de stappen op voedselzekerheid. Kan zij daarbij heel specifiek ingaan op de rol van het maatschappelijk middenveld? Juist omdat het in Zuid-Sudan zo moeilijk ligt met de huidige leiders, vraag ik me af hoe we het op een goede manier kunnen vormgeven.
Misschien heb ik het antwoord van de Minister gemist op de vraag over het gezamenlijke voorstel van de ngo's. Wat gaat ze daarmee precies doen? Het betrof een toezegging uit een eerder algemeen overleg.
Mijn laatste punt betreft de veiligheidswet waarover het CDA zich grote zorgen maakt. Wij hebben gehoord dat de Minister druk blijft uitoefenen, tezamen met de internationale gemeenschap. Dat is heel hard nodig. Nogmaals dank aan al onze mensen die in moeilijke omstandigheden voor UNMISS heel hard hun best doen om de schrijnende situatie voor de mensen in Zuid-Sudan zo veel mogelijk te verzachten.
De heer Bosma (PVV): Voorzitter. Als je aan Nederlanders vraagt waarop ze willen bezuinigen, staat ontwikkelingssamenwerking altijd heel hoog. Heel veel mensen willen er zo snel mogelijk vanaf, omdat mensen zich afvragen wat de wereld er nu beter van wordt. De oorzakelijkheid en causaliteit staan helder in dit dossier. Het geld verdwijnt hier en het gaat daarnaartoe, Als we het land en gebied bekijken, is de veiligheid verslechterd. Op humanitair terrein is het even slecht als het altijd al was. De rechtsstaat is totaal afwezig, zeker door die laatste wetten. We lezen wel dat de 500 miljoen die we ernaartoe hebben mogen sturen, ervoor gezorgd heeft dat er meer kinderen naar school gaan en de geletterdheid is toegenomen. Qua oorzakelijkheid en causaliteit vind ik het vreemd. Op het ene terrein gebeurt er niets en op het andere terrein heeft wat Nederland doet wel effect. Ik heb bij de begroting de casus-Zuid-Afrika 2000–2006 erbij gepakt. Daarin zien we ook dat we geld hebben gestuurd naar beleidsterreinen, die desondanks verslechterd zijn. Ik blijf dus vraagtekens plaatsen bij de ontwikkelingshulp in zijn algemeenheid, in het bijzonder bij de hulp aan de fragiele staten. In de betreffende stukken lezen we de woorden «lange adem». Wat de fragiele staten betreft, moeten we maar afwachten of het iets beter wordt. Dit dossier, dit ene land, toont in ieder geval aan dat het geld gewoon verdwenen is. Die 500 miljoen is gewoon foetsie.
De Minister stelt dat met de Nederlandse bijdrage miljoenen mensen geholpen zijn. Ik zie nog niet het begin van een onderbouwing daarvan. Ik weet wel dat het land op behoorlijk wat olie zit. Het heeft ook redelijk wat olie-inkomsten die men zou kunnen uitbouwen. In plaats daarvan besluit men om elkaar de hersens in te slaan. Ik zeg het helder, maar dat zijn de keuzes van het land. Kunnen we daaraan iets verbeteren? Blijkbaar niet. Dat is de harde, bittere les van het hele verhaal.
Ik heb nog een specifieke vraag. Ik lees dat de bijdrage aan Radio Miraya is gestaakt, ik citeer: «onder andere omdat deze zender naar onze mening tijdens de crisis niet onafhankelijk genoeg opereerde.» Is dat een understatement? We hebben in het verleden al dubieuze rollen gezien van allerlei andere radiozenders, zoals Radio Télévision Libre des Mille Collines die de meest verschrikkelijke dingen riep. Heeft Radio Miraya ook dingen gezegd waarbij de kreet «niet onafhankelijk genoeg opereerde» wellicht een understatement is? Wat heeft Radio Miraya precies uitgezonden? Ik wil dat graag weten.
Minister Ploumen: Voorzitter. Ik dank de commissieleden voor hun vragen en opmerkingen. Ik zal ze nalopen. Er is geen enkel verschil van inzicht tussen de Kamer en het kabinet over de inzet op sancties. Ik benadruk nogmaals dat Nederland hierop heeft ingezet. Er was echter op verschillende momenten te weinig animo bij andere EU-lidstaten om er vol op in te zetten. Dat laat onverlet dat Nederland erop blijft inzetten. Dat moet helder zijn. Ik zal dit ook volgende week vrijdag doen tijdens de RBZ Ontwikkelingssamenwerking in contacten met collega's. Natuurlijk maken we steeds de inschatting of we het nog steeds dienstig vinden, maar dat lijkt mij een heldere boodschap.
Dan kom ik op IGAD en de rol van Uganda. Ik hoor dat men de rol van Uganda binnen IGAD als constructief ziet. In verschillende fases zijn er Ugandese militairen actief geweest in Zuid-Sudan. Er zijn op verschillende momenten ook weer terugtrekkende bewegingen gemaakt. Voor zover ik weet, is er nu een evenwicht waarmee men kan leven, omdat Uganda zijn militairen heel bruikbaar heeft ingezet om bijvoorbeeld een aantal wegen open te houden. Mijn indruk is niet dat de rol van Uganda niet constructief is.
Wij trekken nog steeds op met andere donoren, zeg ik tegen een aantal commissieleden. Tegen mevrouw De Caluwé zeg ik dat we de geleerde lessen heel nadrukkelijk delen, bijvoorbeeld met de EU. Dat geldt ook voor een gezamenlijke strategie over het wel of niet samenwerken met de regering. Nederland heeft als eerste een aantal stappen gezet door te zeggen dat het een en ander niet meer wil. De inzet wordt nadrukkelijk ter plaatse gecoördineerd, maar ook binnen de EU en met de ambassades ter plekke.
Ik ga graag in op het verzoek van de heer Van Laar om te bekijken of er mogelijkheden zijn om te investeren in jongeren, bijvoorbeeld wat betreft het agrarisch onderwijs. Hiermee sluit ik ook aan op het verzoek van mevrouw Mulder om te bekijken wat er gedaan kan worden op het terrein van voedselzekerheid. Investeren in jonge boeren is wellicht een mogelijkheid die ik zeer zeker zal bekijken. Voedselzekerheid is een van de terreinen die we onder de loep nemen en waarbij we zowel de nationale als internationale private sector kunnen stimuleren om meer te doen, met alle mitsen en maren die de context biedt.
De berichten over wat er in het rapport van de Afrikaanse Unie staat, kan ik niet bevestigen. We wachten even af waarmee de Afrikaanse Unie komt en zullen dan heel graag een appreciatie daarvan sturen. Ik stel me zo voor dat ik eind februari, begin maart een brief aan de Kamer stuur over de vraag waar we staan. Daarin zal ik ook dit onderwerp nadrukkelijk agenderen.
Wat betreft Radio Miraya, zeg ik tegen de heer Bosma dat er geen sprake is van een understatement. De vergelijkingen van de heer Bosma over de mate van ernst moeten niet gemaakt worden. Onze ambassade ter plekke vond echter dat er op een aantal punten niet onpartijdig genoeg verslag werd gedaan. In de brief die ik net heb toegezegd zal ik er precies op ingaan, ook omdat we bekijken of het verstandig en haalbaar is om een ander radiostation te steunen. Het is dan goed om de garanties die we inbouwen voor onpartijdige verslaggeving, welke kant het ook opgaat, nog eens nadrukkelijk te benoemen en preciezer dan nu aan te geven wat we niet meer willen steunen. Ik zeg de heer Bosma graag toe dat ook dit onderwerp in de brief behandeld zal worden.
De voorzitter: Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de tweede termijn van de Kamer.
Ik heb de volgende toezegging genoteerd:
− De Minister informeert de Kamer in het eerste kwartaal van 2015 over herschikking van de OS-middelen voor Zuid-Sudan en de mogelijkheden om binnen het bestaande budget OS-programma's te intensiveren en daarbij specifiek te kijken naar jongeren.
Ik sluit dit algemeen overleg en dank de Kamerleden voor hun inbreng, de Minister voor haar beantwoording van de verschillende vragen en eenieder voor zijn of haar belangstelling.
Sluiting 16.55 uur.