Kamerstuk 22112-2177

Verslag van een algemeen overleg

Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Gepubliceerd: 14 juli 2016
Indiener(s): Malik Azmani (VVD), Roos Vermeij (PvdA)
Onderwerpen: europese zaken internationaal
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-22112-2177.html
ID: 22112-2177

Nr. 2177 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 14 juli 2016

De vaste commissie voor Economische Zaken en de vaste commissie voor Europese Zaken hebben op 25 mei 2016 overleg gevoerd met de heer Van Dam, Staatssecretaris van Economische Zaken, over:

  • het voorstel van de vaste commissie voor Europese Zaken d.d. 28 april 2016 inzake EU-voorstel: Meststoffenverordening COM (2016) 157;

  • de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 22 april 2016 inzake Fiche: EU-Meststoffenverordening (Kamerstuk 22 112, nr. 2123).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de commissie, Vermeij

De voorzitter van de commissie, Azmani

De griffier van de commissie, Franke

Voorzitter: Vermeij

Griffier: De Vos

Aanwezig zijn vijf leden der Kamer, te weten: Dikkers, Geurts, Grashoff, Lodders en Vermeij,

en de heer Van Dam, Staatssecretaris van Economische Zaken.

Aanvang 11.03 uur.

De voorzitter:

We gaan snel beginnen, want dit soort algemeen overleggen duurt doorgaans maar één uur. Er komt dan toch nog het een en ander aan bod. Vandaag bespreken we een behandelvoorbehoud op het EU-voorstel Meststoffenverordening COM (2016) 157. Er zijn een aantal agendapunten, namelijk het EU-voorstel en het fiche. We hebben er gisteren over gestemd. We gaan een informatiebrief opstellen. Het behandelvoorbehoud wordt pas opgeheven nadat wij daar ook weer over gestemd hebben, dus niet na dit algemeen overleg, maar pas na de betreffende stemming. Overigens kan het ook gebeuren dat er een VAO wordt aangevraagd, maar dat is aan de leden. Ik loop daar niet op vooruit als voorzitter.

We hanteren een spreektijd van twee minuten per fractie. Het woord is aan mevrouw Lodders van de fractie van de VVD.

Mevrouw Lodders (VVD):

Voorzitter. De spreektijd is kort, dus ik ga direct op de inhoud in.

Het gelijktrekken van de Europese Meststoffenverordening kan op steun van de VVD rekenen. Door het gelijktrekken van de regels kunnen dure en overbodige Europese toelatingsprocedures worden voorkomen, wat met name goed is voor de Nederlandse ondernemers en de export van meststoffen. Gaat deze harmonisatie ver genoeg? Voorkomen we hiermee gedoe over de interpretatie van regels waarmee onze ondernemers te maken hebben wanneer zij willen exporteren? Volgens mij zijn er op het ministerie een aantal recente voorbeelden waarin dat heeft plaatsgevonden. Helpt deze verordening daarbij?

De Staatssecretaris geeft aan dat de definities uit het voorstel moeten worden overgenomen in de Nitraatrichtlijn om een relatie te kunnen leggen met het gebruik. Wat is de inzet van Nederland om dit zo snel mogelijk te regelen? Ik hoor graag een tijdpad en of dit voorstel al in de maak is.

De Staatssecretaris heeft aangegeven een aparte derogatie op het gebruik van mineralenconcentraat te willen vormgeven. De VVD-fractie wil graag dat mineralenconcentraat ook in deze verordening wordt opgenomen. Het zal onze collega's in Europa helpen om vaart te maken met dit dossier. Kan de Staatssecretaris toelichten wat de stand van zaken is omtrent mineralenconcentraat? Is hij bereid om de eisen van minimaal 2% stikstof of kalium te verlagen naar 1%? Op dit moment is de genoemde drempelwaarde niet haalbaar en nogal arbitrair. Er kleven gewoon een aantal nadelen aan de drempelwaarde, zoals de marktbescherming van de kunstmestindustrie en verbrandingsgevaar voor gewassen.

Positief is de VVD-fractie over de inzet van de versnelling van het proces om herwonnen fosfaat in de verordening op te nemen. Dat is in lijn met de motie van mijn collega Remco Dijkstra en mevrouw Mulder.

In de Europese Meststoffenverordening zijn eisen opgenomen voor zware metalen. Die zijn minder streng dan in Nederland. Gaat de Staatssecretaris een gelijk speelveld bewerkstelligen? Wat betekenen die eisen in de praktijk? Stel dat er straks bijvoorbeeld een bodemverbeteraar op de markt komt die door minder stringente eisen aan een CE-label kan voldoen, kan die dan in Nederland gebruikt worden, terwijl in Nederland strengere eisen gelden? Is de Staatssecretaris het met mij eens dat dit onwenselijk is?

De heer Geurts (CDA):

Voorzitter. Ik dank de Staatssecretaris voor het fiche, waar het CDA zich voor het grootste deel in kan vinden. Het is belangrijk dat het voorstel er eindelijk is, maar ik heb wel een aantal vragen.

Als ik het goed begrijp, heeft een product met een CE-markering toegang tot de hele Europese markt. Mag een product dan ook worden aangewend als dat toegestaan is op basis van de Nitraatrichtlijn of kan aanwending nationaal nog worden verboden? Eigenlijk komt het op het volgende neer. Het lijkt erop dat je het mag importeren en opslaan, maar niet aanwenden. Dat zou een situatie kunnen worden in Europa. De hoofdvraag is hoever een lidstaat een en ander mag beperken in nationale verboden voor een product met een CE-markering, die Europees erkend is.

Het CDA hoopt op een snelle Europese besluitvorming. Kan de Staatssecretaris een tijdpad schetsen voor het verloop van de wijziging van de EU-wetgeving en de daarop volgende implementatie? Net als de Staatssecretaris zijn wij van mening dat de eisen aan vloeibare organische meststoffen in het voorstel te hoog zijn. Indien andere lidstaten zich verzetten tegen een verlaging van deze drempel, ziet de Staatssecretaris dan misschien mogelijkheden om inzake mineralenconcentraat te pleiten voor een geleidelijk opbouwende drempel, zodat er eerst een markt kan ontstaan en er gezocht kan worden naar innovatieve oplossingen? Sowieso is doorontwikkeling voor mineralenconcentraten nodig. Is de Staatssecretaris bereid tot het moment van aanpassing van wet- en regelgeving experimenteerruimte te creëren, waardoor het mogelijk wordt om deze innovaties door te ontwikkelen? Ik heb vragen gesteld over de pilots in Nederland. Ik ben benieuwd wanneer ik de antwoorden mag verwachten.

Zijn de eisen aan de afbreekbaarheid van de coating reëel? Is de Staatssecretaris bereid om te pleiten voor een langere invoeringsperiode dan drie jaar? Is hij daarnaast bereid om ervoor te pleiten dat het Commissievoorstel aansluit bij de einde-afvalstatuscriteria in het rapport van het JRC (Joint Research Centre) ten behoeve van compost van hogere kwaliteit?

De voorzitter:

Ik leer een hoop tijdens dit overleg.

Het woord is aan mevrouw Dikkers van de fractie van de Partij van de Arbeid.

Mevrouw Dikkers (PvdA):

Voorzitter. We zullen u aan het eind van het overleg overhoren om te zien hoe goed een en ander beklijft.

Voor de PvdA-fractie is het milieu leidend. Zij is voorstander van gesloten kringlopen en niet van grootschalige handel in mest en meststoffen, maar wel van lokaal produceren en lokaal consumeren. Je rijdt mest uit op het land waarop voer voor dieren wordt geproduceerd; zo ziet de PvdA-fractie dat voor zich. Naast gesloten kringlopen zal er inderdaad ook ruimte blijven voor het herwinnen van belangrijke grondstoffen uit dierlijke mest, uit rioolzuiveringsslib et cetera. Het is wat de PvdA-fractie betreft prima om de regels op dat punt te harmoniseren. Het feit dat er meer markt voor meststoffen zou kunnen komen, betekent wat ons betreft niet dat die allemaal hier geproduceerd zouden moeten worden. De Staatssecretaris kent het standpunt van de PvdA-fractie in dezen.

De Staatssecretaris geeft in zijn brief aan dat de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) meer overleg zal moeten voeren met de andere lidstaten over de uitvoering van deze verordening. Wij vragen ons af hoe zich dat verhoudt tot het takenpakket van de NVWA. Waar zij meer moet doen, zal er toch budget voor vrijgemaakt moeten worden. Ik hoor graag hoe de Staatssecretaris dat ziet.

Wij vragen om een kwartaalrapportage aangaande deze verordening. Die kan wat ons betreft in de geannoteerde agenda meegenomen worden, maar wij willen wel erg graag op de hoogte gehouden worden.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Voorzitter. Harmonisatie van regels voor de handel in meststoffen lijkt ons in principe een goede zaak, met name waar die kan bijdragen aan het herwinnen van schaarse grondstoffen uit restproducten. Dat is wat ons betreft ook de drijvende redengeving waarom we dit in principe moeten willen met elkaar, maar niet om daarbij per definitie een handel in meststoffen te creëren en zeker niet om opnieuw te proberen te rommelen aan de begrenzingen die er nu eenmaal zijn aan het gebruik van meststoffen op de Nederlandse bodem in verband met de druk op het milieu van voornamelijk stikstof en fosfaat. Daarop richt mijn vraag zich, met name waar de Staatssecretaris ingaat op het aspect van het mineralenconcentraat. Ook wij zijn van mening dat een zinvolle toepassing daarvan en een zekere mate van handel daarin kunnen ontstaan. Ik vraag de Staatssecretaris om inhoudelijk nog eens goed in te gaan op de vraag waar precies het verschil in inzicht zit en waarom dat bestaat over de normering voor mineralenconcentraat. De Minister van Buitenlandse Zaken – die heeft er misschien wat minder kijk op dan de Staatssecretaris – schrijft in zijn brief dat hiervan sprake is, maar misschien kan de Staatssecretaris nog eens uitleggen waarin dat precies zit. Wij krijgen namelijk niet scherp welke controverse hierachter zit. Pas dan zouden we daarover een goed oordeel kunnen vellen.

De Staatssecretaris geeft aan dat Nederland zich inzet om het gebruik van mineralenconcentraat in Nederland middels een aparte derogatie op de Nitraatrichtlijn vorm te geven. Ik denk dat het verstandig is als we eens goed met elkaar zouden spreken over de wijze waarop we nu omgaan met de plafonds van bemesting. Voor zover mijn kennis en inzicht nu reiken, doen we dat op een manier die eigenlijk niet uitgaat van het belangrijkste criterium daarvoor, namelijk het evenwicht in de bodem. Als we simpelweg de statistiekjes van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) bekijken, die jaar op jaar keurig worden gepubliceerd, zien we dat er een heel groot nitraatoverschot is qua bemesting op de Nederlandse bodem. Dat heeft tot gevolg dat dit nitraat uitspoelt naar grond- en oppervlaktewater, wat weer tot gevolg heeft dat we de doelstellingen uit de Kaderrichtlijn Water niet kunnen halen. Voor fosfaat is dat probleem iets kleiner, omdat dit overschot klein is, maar het is nog steeds een overschot. Is de Staatssecretaris het met mij eens dat we een heel helder criterium zouden moeten gebruiken, namelijk dat van evenwichtsbemesting? Is hij het ermee eens dat we, als we dan vervolgens een beetje loslaten of de evenwichtsbemesting per se uit het ene product of uit het andere product komt, de flexibiliteit in de landbouwsector bevorderen en tegelijk de milieudruk verminderen?

Daar wil ik het voor dit moment bij laten, voorzitter.

De voorzitter:

Heel graag, want u spreekt al langer dan de toegestane spreektijd van twee minuten.

De Staatssecretaris heeft ruim vijf minuten nodig voor de voorbereiding van de beantwoording in eerste termijn.

De vergadering wordt van 11.13 uur tot 11.22 uur geschorst.

Staatssecretaris Van Dam:

Voorzitter. De Kamer heeft een behandelvoorbehoud gemaakt bij de Meststoffenverordening. Mevrouw Lodders stelde in dat kader de belangrijkste vraag. Gaat het voorstel van de Europese Commissie ver genoeg om de handel en daarmee het transport van mest binnen de EU te harmoniseren? Mevrouw Lodders verwees daarbij naar een aantal discussies, waarvan we er eentje vrij recent hebben meegemaakt. De in deze verordening vastgelegde harmonisatie moet juist voorkomen dat er in de toekomst dergelijk gedoe over kan ontstaan. Alle mogelijke meststoffendefinities worden namelijk opgenomen in de verordening. Het is de bedoeling dat je vrij kunt handelen in meststoffen als je over het CE-label beschikt. Daarom ondersteunt de Nederlandse regering deze Meststoffenverordening, hopelijk ook met goedkeuring van de Kamer. De voorzitter heeft net uitgelegd hoe de procedure verder verloopt. Deze verordening is nadrukkelijk in het belang van Nederland omdat Nederland relatief veel mest produceert binnen de EU.

Er is een behoorlijk aantal vragen gesteld, die ik zo goed mogelijk zal proberen te beantwoorden. Mevrouw Lodders vroeg naar de eisen rondom zware metalen, die minder streng zijn dan bijvoorbeeld de Nederlandse eisen. Zorgt dat niet voor een oneerlijk speelveld? Er bestaan verschillende limieten voor zware metalen in de nationale regelgeving van lidstaten. Het voorstel harmoniseert de eisen voor meststoffen die onder de CE-markering op de Europese markt komen. Dat trekt het speelveld dus juist gelijk. Normen worden opgetrokken naar het Nederlandse niveau.

De heer Geurts vroeg of je met de CE-markering toegang hebt tot de gehele EU-markt. Natuurlijk krijg je toegang tot de gehele EU-markt. Hij vroeg ook of je er dan overal gebruik van mag maken. Het gebruik wordt geregeld in nationale regelgeving, waarbij rekening wordt gehouden met nationale omstandigheden, zoals bodemgesteldheid. Tussen landen kunnen er dus wel verschillende regels zijn over de toepassing van meststoffen, omdat daarbij rekening wordt gehouden met andere doelstellingen van beleid.

De heer Geurts vroeg ook naar het tijdspad van de wijziging van deze verordening. Het voorstel noemt 1 januari 2018 als datum voor de inwerkingtreding. De Commissie heeft aangegeven dat zij verwacht die datum niet te gaan halen. Nadat het voorstel is aangenomen, moeten de relevante Nederlandse wettelijke kaders worden aangepast conform de verordening.

De woordvoerder van de Partij van de Arbeid vroeg om een kwartaalrapportage over de voortgang van deze verordening. Daartoe ben ik vanzelfsprekend bereid. Dat zullen we doen in het kader van de verslaglegging over de Landbouw- en Visserijraad. Daarbij merk ik op dat de Kamer sowieso geïnformeerd wordt op het moment waarop het op de agenda van de Raad komt. Dat is vaak ook het moment waarop er op politiek niveau over gesproken wordt. Dat is dus meestal het geëigende moment om er met elkaar naar te kijken.

Er is een aantal vragen gesteld over mineralenconcentraat. Ik markeer dat wij ons daar momenteel zeer nadrukkelijk voor inzetten. Staatssecretaris Dijksma en ik hebben de Eurocommissaris daar persoonlijk op aangesproken. Ik heb daar zelf met Eurocommissaris Vella verder contact over gehad. Op dit moment worden die gesprekken op ambtelijk niveau verder gevoerd. Onze inzet daarbij is om toestemming te krijgen om mineralenconcentraten te mogen gebruiken als vervanger voor kunstmest. Dat is in ons belang, maar het is ook vanuit milieuoogpunt zeer wenselijk, omdat dat voorkomt dat kunstmest moet worden benut, die sowieso vaak gebruikmaakt van schaarse grondstoffen en waarvan de productie soms energie-intensief is. Het zou dus een goede stap voorwaarts zijn als dat zou lukken. Gelet op de contacten ben ik optimistisch, maar de Kamer moet zich realiseren dat het wel tijd vergt als het via de procedure van een derogatie moet verlopen. Dat is namelijk een procedure met lange doorlooptijden.

De woordvoerder van de VVD vroeg om het gebruik van mineralenconcentraat in de Meststoffenverordening te regelen. In deze verordening worden de producten geregeld die in de internationale handel van meststoffen worden afgezet. Mineralenconcentraat is een product dat met name nationaal, hier in Nederland, afgezet moet gaan worden. Het gaat erom dat we mineralenconcentraat dan zelf kunnen gebruiken. Voor export bevat mineralenconcentraat in verhouding te weinig voedingsstoffen, te weinig nutriënten in verhouding tot de hoeveelheid water. Daarnaast moet de grondstof ook gehygiëniseerd worden om de verspreiding van dierziekten tegen te gaan als het product op de internationale markten wordt gebracht. Wat is de inzet in dat kader? Ten eerste zet ik me ervoor in om ruimte binnen deze Meststoffenverordening te creëren voor verwerkte mestproducten met een voldoende nutriëntengehalte die een eindpunt in de verordening dierlijke bijproducten hebben behaald. Ik zie in deze herziening van de Meststoffenverordening dus ook een stimulans voor het bedrijfsleven om door te gaan met de innovatieve ontwikkeling van hoogwaardige mestproducten. Ik zet me voor de nationale markten dus in voor de toepassing van mineralenconcentraten op basis van een derogatie op de Nitraatrichtlijn.

De heer Grashoff vroeg wat de inzet is ten opzichte van mineralenconcentraat bij dergelijke besluiten; zou je niet ook kritisch moeten kijken naar de nitraatniveaus in de bodem? Het doel van de herziening van deze verordening is onder andere het vervangen van meststoffen door organische reststromen uit de regio. Het gebruik van meststoffen wordt geregeld door de gebruiksnormen die gebaseerd zijn op de Nitraatrichtlijn. Daarbij wordt natuurlijk rekening gehouden met de bodem en met uitspoeling vanuit de bodem. Om in aanmerking te kunnen komen voor een derogatie voor mineralenconcentraat op basis van de Nitraatrichtlijn, moeten we dus ook kunnen aantonen – wij denken dat we dat kunnen – dat de werking van mineralenconcentraat maar ook de uitspoeling daarvan zeker niet slechter is dan die van bijvoorbeeld kunstmestproducten. Dat is ook een voorwaarde om die derogatie überhaupt te kunnen verkrijgen. Daarvoor hebben we ook veel informatie aangeleverd aan de Commissie. Wij zijn ervan overtuigd dat we daarmee een goed verhaal hebben. In het kader van het zesde Actieprogramma Nitraatrichtlijn zal gesproken worden over de evenwichtsbemesting waar de heer Grashoff naar verwees.

Mevrouw Lodders vroeg of de definities nu ook moeten worden overgenomen in de Nitraatrichtlijn. Onze eerste inzet is een derogatie op basis van de bestaande Nitraatrichtlijn. Dat is een aanpassing van de Nitraatrichtlijn die op korte termijn wordt voorzien. Wij willen op de kortst mogelijk termijn in elk geval de mogelijkheid krijgen om mineralenconcentraat ook te benutten binnen Nederland. Dat is ook het meest perspectiefrijk. Ik kan er geen concreet tijdpad aan koppelen. Ik kan wel zeggen dat we er op alle niveaus zware inzet op plegen; daar wordt zowel op het hoogste politieke als op het ambtelijke niveau over gesproken.

De heer Geurts vroeg of ik nog meer pilots mogelijk wil maken. Daarbij geldt dat de Europese Commissie geen ruimte geeft voor uitbreiding van de bestaande pilot. Dat is een extra reden om in te zetten op het verkrijgen van derogatie, omdat die de gebruiksmogelijkheden voor de gehele Nederlandse landbouw realiseert.

De heer Geurts vroeg of de drempel niet langzaam omhoog moet, zodat mineralenconcentraat ook kan ingroeien. De verordening zie ik als een stimulans voor het bedrijfsleven om producten als mineralenconcentraat ook verder te verbeteren. Dat gebeurt ook. Men bekijkt natuurlijk ook hoe men de toepasbaarheid en het product zelf verder kan verbeteren. Nogmaals: onze inzet heeft natuurlijk betrekking op het nationale gebruik en niet op internationale handel in mineralenconcentraat. Als we dat nationale gebruik weten te reduceren, zou dat al een belangrijke stap zijn.

De heer Grashoff vroeg waarom er verschil van inzicht is over de toepassing van mineralenconcentraat. Dat komt doordat de Commissie ons grenzen heeft opgelegd met betrekking tot de toepassing van dierlijke mest. Door de beroemde derogatie zijn onze gebruiksnormen al verhoogd. We hebben dus al hogere gebruiksnormen dan we strikt op basis van de richtlijn zouden krijgen. Mineralenconcentraat is natuurlijk een product dat gebaseerd is op dierlijke mest. De Commissie kijkt daar dus zeer kritisch naar en wil dus ook van ons dat we op zijn minst aantonen dat de uitspoeling van mineralenconcentraat niet het bereiken van de doelen van de Nitraatrichtlijn in de weg staat. We hebben dus behoorlijk wat informatie aangeleverd aan de Commissie om te laten zien dat mineralenconcentraat eigenlijk een vergelijkbare werking heeft als kunstmest. Het is legitiem van de Commissie om ons die aanvullende derogatie te verstrekken. Ik zei al dat zo'n derogatieproces een langlopend proces is. Op basis van de contacten ben ik wel optimistisch, maar zolang het langs dit spoor moet, vergt het gewoon behoorlijk wat tijd om zo'n derogatie daadwerkelijk te verkrijgen.

De heer Geurts vroeg naar de gecoate meststoffen. Kan er geen langere afbreekperiode worden geregeld binnen de EU? Het gaat om meststoffen die de meststof langzaam maar zeker vrijlaten ten gunste van de plant. Het gaat om een coating van polymeren. Er is ook zorg over de afbraak van die coating nadat het product is gebruikt en over de effecten in het milieu van dergelijke producten. Daarom stelt de EU daar ook eisen aan. Ik begrijp van verschillende sectorpartijen dat zij bereid zijn om toe te werken naar duurzame producten, maar er zijn nog maar weinig gegevens bekend over de afbraak van dergelijke gecoate meststoffen. Ik zou me er dus voor willen inzetten om eisen aan dergelijke meststoffen te stellen die gebaseerd zijn op wetenschappelijke studies en om de sector de tijd te gunnen om de overgang naar duurzamere coatings te maken.

Mevrouw Dikkers vroeg naar het takenpakket van de NVWA, dat meer overleg gaat voeren over de uitvoering. We zullen eerst de definitieve verordening moeten afwachten, voordat we kunnen inschatten wat dat voor de NVWA betekent. Daarna moeten we de handhavingsinzet inpassen in de capaciteit van de NVWA. We zoeken ook naar synergie met de bestaande taken en bestaande budgetten. Over een week of drie spreken we met elkaar uitgebreid verder over de NVWA.

De heer Geurts vroeg naar het rapport van het Joint Research Centre. Nederland is voorstander van een wetenschappelijke basis van eisen voor zware metalen. Het JRC-rapport biedt daarvoor een goede basis. Wij pleiten dus ook voor goed onderbouwde eisen op wetenschappelijke basis.

Daarmee meen ik alle vragen van de Kamer te hebben beantwoord.

De voorzitter:

Ik stel voor, een korte tweede termijn van één minuut per fractie te houden.

Mevrouw Lodders (VVD):

Voorzitter. Ik doe mijn best. Er zijn geen interrupties gepleegd. Laten we de niet beantwoorde vragen in de tweede termijn meenemen. In de eerste plaats heb ik geen antwoord gekregen op mijn vraag waarom de drempelwaarde 2% is. De heer Geurts stelt voor om het oplopend van 1% naar 2% te doen. Dat is wellicht een optie, maar ik doe toch eerst nog een poging om het op 1% te brengen; 2% zou namelijk op marktbescherming van de kunstmestindustrie kunnen wijzen. Bovendien heb ik signalen gekregen van het risico van verbrandingsgevaar, dus dat aspect zullen we er ook bij moeten betrekken. Waarom dus niet inzetten op 1%? Als Nederland daarvoor pleit, zou het ook onze collega's in Europa helpen.

Dan mijn tweede punt. Waarom wordt het mineralenconcentraat niet opgenomen in de Meststoffenverordening? Ik pleit ervoor om het wel hierin op te nemen, hoewel het vooral een Nederlands gebruik zal zijn. We weten namelijk niet wat de toekomst ons zal bieden. Het zou heel goed zijn om ervoor te pleiten dat op te nemen in de Meststoffenverordening. Het laat zien dat Nederland vooroploopt in deze ontwikkelingen. Pleeg die inzet, zo zeg ik tegen de Staatssecretaris.

Verder rest mij de Staatssecretaris zeer veel succes te wensen met een aantal andere punten die hij heeft aangegeven.

De heer Geurts (CDA):

Voorzitter. Het CDA is het voor een groot deel eens met de inzet, maar bij de beantwoording bekruipt mij wel het gevoel dat wij in Nederland te maken hebben met een remmende voorsprong. Wij zijn heel druk bezig om allerlei producten te maken die kunstmestvervangend kunnen zijn, maar andere Europese landen zullen die middelen wel moeten willen toelaten en willen gebruiken. Het nationale kader blijft echter bepalend in deze discussie. Is er extra inzet mogelijk om toch nog tot meer harmonisatie te komen in Europa? Een ander punt is dat als je inzet op die nationale toepassing, er wel een tandje bij moet. Het kabinet heeft het steeds over kennis en innovatie. Die zouden het exportproduct van de toekomst zijn, maar daar hoort wel een deel handel bij. Als je kennis en innovatie naar het buitenland brengt, moet je ook laten zien dat zij daadwerkelijk kunnen worden toegepast en werken. Anders komen zij niet helemaal van de grond.

Ik vroeg heel expliciet om aan te sluiten bij de einde-afvalstatuscriteria van het JRC-rapport. Die criteria worden ook toegepast bij compost van een hogere kwaliteit. Ik hoor de Staatssecretaris zeggen dat hij alles op basis van wetenschappelijke studies doet. Dat is mooi en goed, maar er ligt al iets. Ook hier kan er dus ook nog wel een tandje bij.

Mevrouw Dikkers (PvdA):

Voorzitter. Ik dank de Staatssecretaris voor zijn beantwoording. Over het antwoord op mijn vraag over de NVWA ben ik niet helemaal gerust. Als ik hem goed begrepen heb, zegt hij het volgende: we weten pas wat voor werk het is als de verordening klaar is; dan moet er synergie komen met de huidige taken van de NVWA om ervoor te zorgen dat het allemaal binnen de budgettaire kaders gaat passen. Ik kan me heel goed voorstellen dat je van tevoren al weet welke activiteiten hieruit voortvloeien en hoeveel uur de NVWA daar ongeveer zoet mee is. Ik kan me heel goed voorstellen dat je van tevoren al een budgetje kunt maken of in ieder geval een begroting kunt opstellen waarin staat hoe die taken er ongeveer gaan uitzien. Dan kun je de NVWA altijd nog vragen hoe zij dat gaat integreren met haar andere taken. Alleen maar zeggen «straks is die verordening af en dan zien we het wel» riep bij mij een erg onbevredigend gevoel op.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Voorzitter. In iets andere bewoordingen sluit ik mij aan bij de vraag van mevrouw Lodders. Is er sprake van een inhoudelijk goed gemotiveerde eis van de Europese Commissie ten aanzien van mineralenconcentraat of is er sprake van een handig resultaat van een lobby van de kunstmestindustrie? Dat is de crux. Ik heb daar niet op voorhand een oordeel over, maar ik denk dat de Staatssecretaris daarover een oordeel heeft. Ik wil dat graag horen. Wat mij betreft is de Staatssecretaris daar openhartig over.

Ik kom even terug op de kwestie van dierlijke mest, kunstmest en evenwichtsbemesting. Daarover komen we op een ander moment te spreken. Kan de Staatssecretaris nog op de een of andere manier aangeven hoe dat in elkaar zit? Hij noemt dat «het zesde actieprogramma». Dat vind ik heel interessant. Volgens mij is dat de kern van de discussie. Is de Staatssecretaris het met mij eens dat, als je gewoon naar de gegevens kijkt, in Nederland op dit moment de totale toediening van kunstmest tot nul zou moeten worden teruggebracht om in de buurt van evenwichtsbemesting te komen? Weliswaar zijn we nu dus bezig om iets te vervangen, maar zitten we daarmee eigenlijk niet ver boven wat wenselijk zou zijn?

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Staatssecretaris Van Dam:

Voorzitter. Ik begin met de resterende vragen van mevrouw Lodders. Zij vroeg of de drempelwaarde in deze verordening niet naar 1% kan. De hele behandeling van alle technische bijlagen moet nog gaan plaatsvinden. Het streven is om hoogwaardige producten onder de verordening te brengen. Feit is dat mineralenconcentraat er op dit moment niet onder past. We kunnen pleiten voor die 1%, maar deze verordening gaat over grensoverschrijdende handel. Het is naar verwachting niet zo dat mineralenconcentraat met bijvoorbeeld 1% stikstof over langere afstand getransporteerd zal worden, omdat je dan eigenlijk veel te veel water in plaats van effectieve meststof aan het verplaatsen bent. We kunnen er dus voor pleiten, maar voor de praktijk maakt het uiteindelijk waarschijnlijk niet zo gek veel uit.

De voorzitter:

Een heel korte vraag hierover van mevrouw Lodders.

Mevrouw Lodders (VVD):

Ik hoor de Staatssecretaris zeggen: we kunnen ervoor pleiten. Laten we dat dan doen. Ik heb een aantal argumenten aangegeven waarom het verstandig zou zijn. Het gaat daarbij misschien niet om de grensoverschrijdende handel. Ik heb al vaker aangegeven dat wij vooroplopen maar worden geconfronteerd met een, zoals de heer Geurts dat zo mooi noemde, remmende voorsprong. Laten we ervoor zorgen dat er een basis is in de Meststoffenverordening om het daarin op te nemen en laten we pleiten voor de 1%. Het helpt ook de collega's in Brussel.

Staatssecretaris Van Dam:

We kunnen ervoor pleiten. Ik verwachtte al dat mevrouw Lodders zou zeggen: doe dat dan. We zullen dat doen. Laten we daar echter geen al te hoge verwachtingen van hebben, juist ook omdat het hier niet echt in past. We zijn ermee bezig om ervoor te zorgen dat we mineralenconcentraat zelf kunnen gebruiken, maar zodra je een grote bak water met nog maar 1% stikstof over een langere afstand moet transporteren, worden de transportkosten dermate hoog dat het geen interessant product meer is. Waarschijnlijk zal het, al zou het in deze verordening worden aangepast, in de praktijk niet meteen benut gaan worden. Als mevrouw Lodders vraagt om het toch te bepleiten, dan zullen we dat doen, hoewel ik niet weet of we ook resultaat zullen bereiken. Ik denk dat het voor de praktijk ook niet heel veel verschil zal uitmaken, maar we zullen daarvoor pleiten bij de andere lidstaten in Brussel.

Mevrouw Lodders (VVD):

Dank. Ik ben ervan overtuigd dat onze boeren die ontzettend vooroplopen in innovatie, ook voor het probleem van de hoeveelheid water een oplossing weten te vinden. En dan kan het maar beter geregeld zijn.

Staatssecretaris Van Dam:

We zullen dat doen. Soms zijn er ook grensgebieden waar je over korte afstand zou kunnen transporteren; wellicht zou dat enig soelaas bieden. Belangrijker is de toepassingsmogelijkheid binnen ons eigen land.

De heer Geurts vroeg mij om ten aanzien van de toepassingsmogelijkheden in te zetten op extra harmonisatie. Eerlijk gezegd zie ik daar niet direct mogelijkheden voor. Zelfs binnen Nederland stellen we verschillende eisen aan de toepassing van meststoffen op de grond, afhankelijk van de ondergrond. Op zandgrond bijvoorbeeld mag je ze weer anders toepassen dan op löss. Die verschillen maken dus dat landen verschillende toepassingsregels hebben. Die kun je niet harmoniseren, simpelweg omdat de ondergrond en de omstandigheden niet geharmoniseerd kunnen worden binnen Europa. Die verschillen van elkaar en dus is het logisch dat landen daar verschillende regels op toepassen.

In zijn tweede verzoek zal ik de heer Geurts wel tegemoetkomen. Hij vroeg mij expliciet om in te zetten voor aansluiting bij de einde-afvalstatus. Ja, dat ga ik doen.

Mevrouw Dikkers vroeg naar de NVWA. Kun je niet nu al voorspellen wat het aan extra handhavingsinzet kost? Nee, omdat in zo'n traject waarin zo'n verordening besproken wordt, ook nog weleens het een en ander aan die verordening wijzigt. De devil zit vaak in de details: juist om te zien wat het aan extra handhavingsinzet vergt bovenop wat nu al gebeurt – de NVWA ziet nu ook al toe op meststoffen – moet je weten wat die verordening aan nieuwe eisen stelt. Pas als die verordening er is, kunnen we dat inpassen binnen het werkprogramma van de NVWA. Dan kunnen we ook pas kijken of dat binnen de bestaande budgettaire kaders past of dat het extra inzet vergt. Die beoordeling kunnen we waarschijnlijk dus pas over een jaar of twee maken.

De heer Grashoff vroeg mij om de vraag of mineralenconcentraat is ingegeven door inhoudelijke argumenten of door de kunstmestlobby, inhoudelijk te beoordelen. De realiteit is veel meer als volgt. Wij hebben afspraken gemaakt over de toepassing van dierlijke mest. Dit is een dierlijk mestproduct, maar wel met karakteristieken waarvan wij zeggen: goh, dat is eigenlijk vergelijkbaar met een kunstmestproduct. De Commissie zegt dat het volgens de definitie in de richtlijn een dierlijk mestproduct is, dus dat men dat niet zomaar gebruiken mag; men mag het pas gebruiken als men daarvoor toestemming heeft. Dat is de reden waarom wij aan de Commissie proberen aan te tonen: u kunt het qua gebruikskarakteristieken vergelijken met een kunstmestproduct in plaats van een dierlijk mestproduct; het is weliswaar van dierlijke mest gemaakt, maar het is dusdanig bewerkt dat de werking eigenlijk niet meer vergelijkbaar is met een dierlijk mestproduct maar meer met een kunstmestproduct. Ik ben optimistisch op basis van de contacten die we daarover met de Commissie hebben, maar je moet het uitvoerig aantonen. Het moet allemaal uitvoerig bestudeerd en besproken worden, dus daar gaat gewoon tijd overheen. Ik proef dus geen enorme weerstand bij de Commissie, maar wel is het zo dat zij dergelijke aanvragen van lidstaten kritisch beoordeelt. Dat mag je ook verwachten van de Commissie.

De heer Grashoff vraagt zich af of we nu naar 0% toediening van kunstmest toe moeten. Dat is wel wat al te drastisch. Een akkerbouwer die bijvoorbeeld geen dierlijke mest wil gebruiken, zal ook met kunstmest aan de milieunormen kunnen voldoen. De werking van kunstmest hoeft niet altijd per se slechter te zijn dan de werking van dierlijke mest. Ik streef wel naar meer vervanging van kunstmest. Daarbij speelt ook mineralenconcentraat weer een rol. Dat heeft voor een deel echter te maken met het feit dat de productie van kunstmest niet altijd even duurzaam is. Die gaat gepaard met een hoog energiegebruik. Er is maar een beperkte hoeveelheid fosfaat in de wereld, die maar op een beperkt aantal plekken gewonnen kan worden. Zowel vanuit het oogpunt van onafhankelijkheid als dat van duurzaamheid denk ik dat het beter is om dergelijke producten te vervangen door andere producten. Maar nogmaals: je kunt ook prima aan de normen voldoen door kunstmest te gebruiken.

Daarmee meen ik ook alle vragen uit de tweede termijn te hebben beantwoord.

De voorzitter:

Daarmee zijn we aan het eind gekomen van dit algemeen overleg over het behandelvoorbehoud bij de Meststoffenverordening. Zoals toegezegd, zal er per kwartaal gerapporteerd worden, en wel in het kader van de Landbouw- en Visserijraad. Dat is wel zo handig, gelet op de bewindspersoon, maar het onderwerp wordt behandeld in de Raad Concurrentievermogen. Daarmee hoop ik dat het voor iedereen duidelijk is hoe de informatieverstrekking aan de Kamer verloopt. Dat zullen wij vastleggen in een brief en daar zullen wij ook over stemmen.

De toezegging is gedaan dat het Nederlandse kabinet in Europees verband zal pleiten voor een drempelwaarde van 1% voor mineralenconcentraat. Ook dat zullen wij in de brief vastleggen.

Daarmee is er een eind gekomen aan dit algemeen overleg. Ik dank de Staatssecretaris en zijn ambtenaren.

De heer Geurts (CDA):

Ik heb nog een nabrander. De voorzitter las net de toezeggingen op. Ik heb net ook een heel harde toezegging gehoord over de einde-afvalstatuscriteria voor compost van hogere kwaliteit. Als er dan toch een brief komt, zet die criteria er dan ook maar gelijk in. Dan hebben we die ook vastgelegd.

De voorzitter:

Ik neem aan dat iedereen daarmee kan instemmen. Die toezegging is luid en duidelijk gedaan, dus die zullen we ook noteren.

Sluiting 11.53 uur.