Kamerstuk 21501-33-404

Verslag van een algemeen overleg

Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie


Nr. 404 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 16 januari 2013

De vaste commissie voor Economische Zaken en de vaste commissie voor Europese Zaken hebben op 12 december 2012 overleg gevoerd met minister Kamp van Economische Zaken over:

  • de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 3 december 2012 inzake de geannoteerde agenda van de Telecomraad d.d. 20-21 december 2012 (21 501-33, nr. 394);

  • de brief van de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 25 juni 2012 inzake de aanbieding van het verslag VTE-Raad (onderdeel Telecom) van 8 juni 2012 (21 501-33, nr. 379);

  • de brief van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken d.d. 12 oktober 2012 inzake Fiche: Mededeling bevorderen gedeeld gebruik van radiospectrum op de interne markt (22 112, nr. 1489).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Hamer

De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Knops

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, Franke

Voorzitter: De Liefde

Griffier: Van de Wiel

Aanwezig zijn twee leden der Kamer, te weten: De Liefde en Agnes Mulder,

en minister Kamp van Economische Zaken, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

Opening 16.00 uur

De voorzitter: Goedemiddag. Ik heet de minister en zijn ambtelijke ondersteuning van harte welkom, evenals alle mensen op de publieke tribune en de mensen die ons via video dan wel radio volgen. We steken direct van wal.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Voorzitter. Zoals mijn voorganger, de heer Koppejan, altijd heeft benadrukt, is het bereiken van een voltooide digitale interne markt in 2015 heel erg belangrijk voor de Nederlandse economie. De Nederlandse economie kent immers een hoge penetratiegraad voor e-commerce. Er liggen op dit gebied ook voldoende kansen voor het Nederlandse bedrijfsleven.

We lezen in de geannoteerde agenda dat de onderhandelingen over de verordening elektronische identificatie en vertrouwensdiensten nog tot de zomer van 2013 zullen duren. Wij vragen de minister bij deze verordening met name te letten op uitvoerbaarheid, aansprakelijkheid, toezicht en veiligheid. Er is inmiddels al veel geregeld op het terrein van online-inkopen, maar er zal misschien een extra voorstel worden gedaan om een universeel Europees e-ID-systeem op te starten. Die geluiden horen wij vanuit het kabinet van de Eurocommissaris. Vindt de minister dat wij allemaal onze eigen landensystemen moeten waarborgen of dat er daarnaast een apart Europees systeem zou moeten worden ingevoerd? Dat is de kernvraag.

Ik kom op het onderwerp van de trans-Europese telecommunicatienetwerken. Volgens de CDA-fractie is de zogenoemde Connecting Europe Facility (CEF) van de EU voor de ontwikkeling van drie vitale infrastructuren van groot belang voor onze economie. Mevrouw Kroes heeft gezegd dat de digitale sector momenteel de enige sector is die groei laat zien. Ik hoop dat de andere sectoren ook een groei laten zien, maar de digitale sector in ieder geval wel. Bij dit onderwerp kan de EU haar meerwaarde bewijzen.

In Het Financieele Dagblad van 10 oktober lezen we dat de doelstelling is om in 2016 de helft van alle Europeanen een snelle internetverbinding te laten hebben van 100 megabit per seconde of meer. Voor de CEF zou 9,2 miljard euro beschikbaar zijn. Dat bedrag kan oplopen doordat de Europese Investeringsbank hier van alles mee wil gaan doen. Het betreft enorme bedragen en hoge doelstellingen. Kan de minister ons betrekken bij de uitrol van de Connecting Europe Facility, in het bijzonder voor het platteland? In de geannoteerde agenda stond daarover het een en ander. Het is best interessant voor Nederlanders, die ook op het platteland wonen, als middelen uit deze pot beschikbaar zouden komen.

In Het Parool van 23 november jl. staat dat de CEF het slachtoffer zou kunnen worden van stroperige MFK-onderhandelingen en dat dit een bedreiging zou kunnen zijn voor het breedbandnetwerk. Heeft de minister ook die indicatie, of deelt hij deze zorgen niet? Graag horen wij daar meer van.

Ik kom op het hergebruik van overheidsinformatie. De minister zal met zijn collega's ook spreken over de richtlijn voor hergebruik van overheidsinformatie. Wanneer deze richtlijn van kracht wordt, zal overheidsinformatie makkelijker hergebruikt kunnen worden om het maximaal economisch potentieel te kunnen behalen. In Het Financieele Dagblad lezen we dat het een enorme toegevoegde waarde kan opleveren van ruim 27 miljard euro. Dat is een enorm bedrag. Zoals mijn voorganger Koppejan al opmerkte, is het voor het CDA heel belangrijk dat lidstaten zelf de verantwoordelijkheid houden om te bepalen welke overheidsinformatie openbaar is. Wij gaan ervan uit dat de minister het hiermee eens is, maar wij horen het nog graag even ter bevestiging. Wat gaat de minister ondernemen om deze verantwoordelijkheid nationaal te houden?

In het fiche meldt de regering dat zij wil dat in de richtlijn de mogelijkheid wordt opgenomen om een verzoek om hergebruik te weigeren omwille van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, de privacy, ook als deze overheidsinformatie al openbaar is. Wat is de stand van zaken bij deze discussie over de bescherming van privacy? Heeft Nederland op dit punt ook medestanders in de Raad? Hoe schat de minister dat in?

Ik heb nog een paar korte vragen over ENISA, het Europees agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging. De Commissie zegt dat ze dat wil versterken. Kan de minister een toelichting geven op de vraag hoe de verhouding zal zijn tussen dit agentschap en de activiteiten die Europol ontplooit? Daarnaast lezen we in de geannoteerde agenda dat het agentschap van Kreta naar Athene zal worden verplaatst. Kan de minister wat meer zeggen over die keuze? Wij vonden die heel bijzonder.

Voorzitter: Agnes Mulder

De heer De Liefde (VVD): Voorzitter. «Gezien de beperkte tijd, steek ik direct van wal», had ik hier opgeschreven. Maar gezien het feit dat er weinig commissieleden aanwezig zijn, neem ik de ruimte om iets rustiger te spreken.

Ik begin met de richtsnoeren voor de trans-Europese telecommunicatienetwerken. De VVD ziet veel potentieel in breedband door heel Europa. Dat geeft met name Nederland economische kansen, omdat wij tot de digitale voorhoede van Europa behoren. De markt is hierbij aan zet. De overheid moet daarvoor de ruimte bieden. Dat is ook duidelijk de inzet van deze minister. Thans wordt gesproken over de financiering van de Connecting Europe Facility. Andere lidstaten willen de regie over deze faciliteit meer bij de Commissie neerleggen, zo blijkt uit de stukken. Uit de stukken blijkt echter niet hoe die discussie precies verloopt. Daarom vraag ik het nu maar aan de minister: hoe verloopt die discussie? Wat is zijn inzet daarbij?

Bij de onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader wordt gesproken over het overhevelen van geld uit het Cohesiefonds naar de CEF. Enkele landen die zich «Friends of Cohesion» noemen, verzetten zich daartegen. Zij zijn de netto-ontvangers uit dat Cohesiefonds. Het is dus logisch dat zij vriendjes van dat fonds zijn. Als er al geld wordt overgeheveld, willen zij dat dit geld wordt geoormerkt voor «arme landen». Hoe staat de minister in deze discussie? Welke negatieve gevolgen heeft dit oormerken mogelijk voor de Europese bijdrage aan Nederlandse projecten? Lopen wij dan niet de kans dat wij een nog grotere nettobetaler worden dan we al zijn?

In Nederland is de infrastructuur van radio, telefonie en kabel grotendeels geprivatiseerd. Kan de minister aangeven hoe dat in de andere lidstaten is geregeld? Acht de minister het wenselijk dat vanuit de CEF geïnvesteerd zal worden in infrastructuur die eigendom is van een overheid? In hoeverre strookt dit met de eerder door mij genoemde Nederlandse inzet dat de markt aan zet is bij het uitrollen van breedband over Europa? Welke bijdrage vanuit Europa valt er te verwachten voor de uitrol van breedband in de Nederlandse buitengebieden? Er zijn nog steeds tussen de 100.000 en 200.000 huishoudens in Nederland zonder enige vorm van vaste aansluiting.

Ik kom op het hergebruik van overheidsinformatie. De minister schrijft dat de tarieven die overheden in rekening mogen brengen voor hergebruik van informatie, hierbij het voornaamste discussiepunt zijn. Welke maximumtarieven liggen thans op tafel? Dat wordt mij niet duidelijk uit de stukken. Wat vindt de minister van de tarifering? In het voorstel wordt nadrukkelijk gesproken over een maximumtarief. Minder mag dus ook, zo blijkt uit de huidige richtlijn. Ik ben benieuwd welk tarief de Nederlandse rijksoverheid op basis van de huidige richtlijn in rekening brengt. Ik heb dat namelijk niet kunnen achterhalen in de voorbereiding. Welke kosten worden thans gemaakt vanwege deze richtlijn? Verder sluit ik mij aan bij het standpunt van de minister dat de ruimte om bij uitzondering een hoger tarief te hanteren zo beperkt mogelijk moet zijn. Ik hoor graag van de minister hoe hij zijn kansen ziet in het slechten van deze discussie. Waarom liggen bepaalde lidstaten dwars? Willen zij een slaatje slaan uit de informatie die al een keertje gebruikt en gepubliceerd is?

Het Europees Parlement heeft onlangs ingestemd met een rapport over dit onderwerp van de Bulgaarse socialistische rapporteur Kalfin. Hoe taxeert de minister dit rapport en de verwachte inzet van het Europees Parlement bij de komende onderhandelingen? In het voorstel tot wijziging van de richtlijn wordt voorgesteld om de bewijslast om te draaien, zo werd mij duidelijk bij bestudering. Kan de minister toelichten wat hiermee precies wordt bedoeld? Hoe zou dat in de praktijk in Nederland kunnen uitpakken?

Ik kom op de mededeling inzake het bevorderen van gedeeld gebruik van radiospectrum op de interne markt. Dat is een hele mond vol. De minister schrijft dat de Commissie ten aanzien van het gedeeld gebruik van radiospectrum voorstelt om samen met de lidstaten een gemeenschappelijke route te bepalen naar gemeenschappelijk gebruik op basis van contractuele afspraken. Op basis van welke wetgeving zouden deze afspraken moeten worden vastgelegd? Is deze wetgeving in alle Europese landen, dus ook in Nederland, van voldoende niveau?

De minister ziet geen meerwaarde in het definiëren van spectrumrechten vanuit Brussel. De VVD kan zich hier veel bij voorstellen. Maar voorziet de minister geen problemen in de grensgebieden met Duitsland en België indien er geen internationale werkafspraken dan wel standaarden worden vastgesteld voor deze grensgebieden? In het fiche wordt in de laatste regel gesteld dat Nederland er alert op zal zijn dat er niet ingezet zal worden op harmonisatie als dit leegstand van een bepaald spectrum in een lidstaat tot gevolg heeft. Waarom is deze voorwaarde niet eerder in het fiche wat uitgebreider toegelicht? Kan de minister dat nu alsnog doen?

Voorzitter: De Liefde

De voorzitter: Kunt u direct antwoorden of hebt u nog wat tijd nodig, minister?

Minister Kamp: Op veel van de gestelde vragen kan ik niet direct antwoord geven. Het valt mij op dat mij gevraagd wordt om zeer gedetailleerde informatie te verstrekken. Op zo'n detailniveau ben ik niet aan het werk. Tussen 27 landen worden over een periode van maanden allerlei onderhandelingen gevoerd. Allerlei aspecten komen daarbij aan de orde, maar op het gedetailleerde niveau waarop zojuist is gesproken, mag ik niet werken. Ik moet dat op een ander niveau doen. Ik zal dus niet alle vragen kunnen beantwoorden. Ik zal het zo goed mogelijk doen naar de informatie waar ik over beschik.

De voorzitter: Laten we bekijken hoe ver we kunnen komen. Het woord is aan de minister.

Minister Kamp: Voorzitter. Ik kom allereerst op de verordening elektronische identificatie en vertrouwensdiensten. Er ligt een voortgangsrapport voor waarin staat wat er op dit moment aan de hand is. De woordvoerders hebben opgemerkt dat er een richtlijn hierover is. Wij denken dat het onvoldoende is op dit moment. Er is een breder bereik gewenst, omdat er een aantal ontwikkelingen zijn die nu niet goed onder toezicht staan. Bovendien is het toezicht dat hierop wordt gehouden onvoldoende intensief. Daarom proberen wij dit nu in Europees verband te verbeteren. Nederland heeft daar ook belang bij. De woordvoerders kunnen zich de DigiNotar-kwestie vast wel herinneren. We hebben ook andere problemen op dit punt gehad. We willen dit niet meer meemaken. We zijn ons ervan bewust dat, als we dit op orde willen hebben, we dit in Europees verband moeten regelen, omdat wij als overheid graag ook dienstverlening willen geven aan mensen in het buitenland. Het kan daarbij gaan om Nederlanders die in het buitenland verblijven of mensen in het buitenland die iets van de Nederlandse overheid willen weten. Wij willen dat graag op een goede manier doen. Daar hoort bij dat de veiligheid voor degenen die zich bij ons aanmelden, op een goede manier geregeld is. Als er goed over de grenzen heen digitaal gecommuniceerd kan worden, dan biedt dat het Nederlandse bedrijfsleven ook een heel grote kans, omdat de economische groei die in ons deel van Europa wordt gerealiseerd, voor een kwart is gerelateerd aan wat er op internet gebeurt en wat er digitaal gebeurt. Als je dat over de grenzen heen goed kunt regelen, kun je daar economisch zeer van profiteren. Dat is van groot belang voor het profijt dat wij kunnen trekken van de interne markt.

Nederland is positief over wat Europa op dit gebied aan het doen is. Wij proberen het proces om tot deze verordening te komen, zo snel mogelijk te laten verlopen. Een van onze aandachtspunten daarbij is de veiligheid. Dat is ook al gezegd door mevrouw Mulder. De uitvoerbaarheid is ook een aandachtspunt. Ik heb al gezegd dat het toezicht intensiever moet worden. Wij vinden het ook van belang dat er geen rare dingen worden afgesproken over de aansprakelijkheid van de Staat der Nederlanden. Wij denken dat het belangrijk is dat de Staat zich niet allerlei dingen op de hals haalt die niet functioneel zijn en die bovendien de belastingbetaler veel geld kunnen kosten. We willen daarom dat het punt van de aansprakelijkheid op een nette manier geregeld wordt. Dit wordt nu allemaal uitgewerkt. Andere landen hebben vergelijkbare aandachtspunten. Wij waarderen het zeer dat Europa niet alleen maar probeert om de zaak op papier te regelen, maar ook al bezig is met grote technische Europese projecten om te bezien of de verordening ook in de praktijk gaat werken. Wij vinden het positief dat die projecten worden uitgevoerd. Wij denken dat dit de manier is om het niet alleen snel op papier te regelen, maar vervolgens ook snel werkelijkheid te laten worden.

Mevrouw Mulder vroeg waarom we niet tot één Europese identiteit komen.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Er is al eerder een AO geweest waarbij dit onderwerp aan de orde was. Toen heb ik gezegd dat wij in principe het voorstel van de regering steunen om ons eigen systeem overeind te houden. Toen waren er echter ook al geruchten dat er misschien één nieuw systeem zou worden ingevoerd. Wil de minister nog steeds dat wij ons eigen systeem houden? Ziet hij eventueel ruimte voor een Europees systeem daarnaast? Of is zijn standpunt dat iedereen puur zijn eigen systeem heeft? Daar zou ik graag duidelijkheid over willen hebben.

Minister Kamp: Ik dank mevrouw Mulder voor haar verduidelijking. Andere landen hebben er net zoals Nederland veel energie in gestoken om de systemen te ontwikkelen. Het zijn dus beproefde systemen, waar we al fouten mee hebben gemaakt waar we lessen uit hebben getrokken. Die systemen zijn vervolgens verbeterd. Er is een systeem voor burgers en een systeem voor bedrijven. We hebben niet veel zin om dat in de prullenbak te gooien en vervolgens af te wachten of er op Europees niveau iets tot stand kan komen. Mevrouw Mulder doelt daar ook niet op. Wij hebben voor dezelfde benadering gekozen als andere landen. Ook Europa heeft voor deze benadering gekozen, ondanks de geluiden die mevrouw Mulder gehoord heeft vanuit het kabinet van de Commissaris. Een en ander houdt in dat er wel wordt getoetst of de systemen van de diverse landen aan de eisen voldoen en of ze geen risico's met zich brengen. Als een land een systeem heeft dat is aangemeld en goedgekeurd en als daarmee is te werken, dan kunnen we dat ook gebruiken. Als mensen uit het buitenland dit systeem gebruiken, dan kunnen we ze toegang geven en dan kunnen we daarmee uit de voeten. We denken dat dit het beste is. Naast Nederland is er in andere landen al veel bereikt. Nu moeten we ervoor zorgen dat er één kwaliteitsniveau wordt gerealiseerd en dat we in vertrouwen op de systemen van andere landen kunnen ingaan.

Komt er in de toekomst een Europees systeem? Ik weet het niet. Ik kan mij daar best iets bij voorstellen. Dat lijkt mij een natuurlijk proces. We hebben allemaal verschillende systemen. We melden die allemaal aan en doen daar ervaring mee op. Ik kan mij voorstellen dat we op een gegeven moment ontdekken dat bijvoorbeeld België een heel mooi systeem heeft dat heel goed werkt en dat we na enige tijd bekijken of we dat niet breder kunnen invoeren en dat we op zo'n manier verder komen. Dat lijkt mij een natuurlijk proces. Daarbij doen landen het eerst allemaal apart. Vervolgens gaan de landen elkaars systemen aanmelden en toetsen. Als ze gecontroleerd zijn en goed bevonden zijn, dan gaan ze die ook gebruiken. Vervolgens wordt bekeken wat er verder uit komt. Dat lijkt mij een goede manier van doen. Op die manier wil ik het graag benaderen. Dat is mijn antwoord op de vraag hoe de discussie precies verloopt.

Er is ook gevraagd naar het krachtenveld dat hierbij speelt. Wij denken dat dit allemaal niet zo snel zal lopen. Een aantal landen hebben het op dit moment nog niet goed voor elkaar. Er zijn ook landen met systemen waarvan wij inschatten dat die in andere Europese landen makkelijk te gebruiken zijn. Dat zijn er een stuk of twaalf. Er zijn ook een paar landen, vooral de noordelijke landen, de Scandinavische en Baltische landen, die eigenlijk niet willen meedoen. Zij willen hun eigen ding doen en het daarbij laten. Er is op dit moment dus behoorlijk wat verdeeldheid. Daarom willen we die discussie niet te veel onder druk zetten. Wij denken dat de Europese benadering een goede benadering is en dat we daar met zijn allen beter van kunnen worden. Maar als we het te veel onder druk zetten, zou het ook mis kunnen gaan. Wij denken dat we het dus het beste op deze manier kunnen benaderen.

Kan het sneller dan de zomer? Mijn antwoord op die vraag is «nee».

Zal een uitkomst heel snel worden overgenomen door alle landen? Mijn antwoord op die vraag is ook «nee», maar ik denk wel dat we aan het begin van een nuttig en kansrijk proces staan.

Ik kom op de Connecting Europe Facility. Beide leden hebben daarover gesproken. Zij realiseren zich dat in het kader van dat fonds met name ICT interessant is. Dat is zowel interessant voor de woordvoerders als voor ons als verantwoordelijke bewindspersonen. Het gaat echter ook over energie en transport. Het grootste deel van het geld gaat zelfs naar transport toe. Het gaat in mindere mate naar ICT.

Op het gebied van ICT zitten alle landen een beetje naar ons te kijken. We hebben, denk ik, de beste breedbandnetwerken ter wereld. Bovendien kan 90% van alle mensen in Nederland daar een snelheid van meer dan 100 megabit per seconde mee bereiken. Als je ook de wat langzamere verbindingen meetelt, zitten we al op 95%. Er is geen land in de wereld dat daar maar enigszins in de buurt komt. De kwaliteit is in Nederland heel hoog, dankzij het concurrentiesysteem waar we destijds voor gekozen hebben. Diegenen bij wie de kwaliteit nog wat achterblijft, zijn heel druk bezig om te proberen een sprong te maken en straks weer een voorsprong te hebben op de anderen. Voor ons is er dus niet zo heel veel te winnen, maar als men in andere landen van Europa ook in de buurt komt van ons dekkingspercentage en de kwaliteit van onze dekking, dan biedt dat mogelijkheden voor economische groei. Nederlandse bedrijven hebben daar op zichzelf belang bij. We pushen niet al te veel bij dit onderwerp, omdat het geld vooral in andere Europese landen uitgegeven moet worden. Omdat wij het al bijna rond hebben, kunnen wij daar maar in beperkte mate van profiteren.

De heer De Liefde heeft gezegd dat het ook in ons land mogelijk is om daar voordeel uit te halen, omdat ongeveer 5% in het buitengebied niet aangesloten is. Tussen 100.000 en 200.000 huishoudens zijn inderdaad niet aangesloten. Het gaat daarbij om onrendabele aansluitingen. Provincies zijn daarmee bezig, met name de provincie Overijssel. Commissaris van de Koningin Bijleveld is actief bezig om goede dingen op dat gebied te doen. Ook in andere plattelandsgebieden bekijken provincies en lokale overheden of ze stappen kunnen zetten. Als we ervoor kunnen zorgen dat vanuit de CEF een deel van het geld voor Nederland beschikbaar komt en als dat gevoegd kan worden bij wat lokale overheden al doen, dan zou dat een mooie duw in de rug kunnen geven om die laatste 5%, althans het overgrote deel daarvan, ook nog aangesloten te krijgen. Daar zijn wij positief over.

Mevrouw Mulder en de heer De Liefde hebben gehoord dat dit fonds onder druk komt te staan vanwege de onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader. Dat hebben zij goed gehoord. De relatie die wordt gelegd met het structuurfonds is ook juist. «Armere landen» proberen uit ieder fonds zo veel mogelijk geld naar zichzelf toe te halen. Dat gebeurt ook hierbij. Wij hebben de wens om de begroting van Europa niet te veel of het liefste helemaal niet te laten stijgen. Nederland heeft bovendien de wens om meer dan een miljard terug te krijgen, niet incidenteel maar structureel. Daarover wordt onderhandeld. Op allerlei manieren moet dan wat worden ingeleverd. Dat betekent dat de oorspronkelijke ambities voor de CEF inmiddels een heel stuk lager zijn. Als je praat over het aansluiten van heel Europa, is het goed om je te realiseren dat je dan praat over bedragen in de orde van grootte van een kwart biljoen, oftewel 250 miljard euro. In die orde van grootte moet je denken. Dat betekent dat je met die 9 miljard die nu maximaal in de CEF zou zitten voor ICT, maar een klein eindje in de richting komt. Als je een redelijke verhouding tussen privaat en publiek wilt hebben, zou je misschien tot 40 miljard of 50 miljard kunnen komen, maar dan zit je nog heel ver af van die 250 miljard. De vooruitgang op dit punt is dus nog gematigd. Als gevolg van de onderhandelingen die nu gaande zijn, staat het CEF-budget bovendien onder druk. Ik heb al gelezen dat maar 7 miljard beschikbaar zou kunnen zijn voor ICT. Ik heb ook nog lagere bedragen gezien. Onze verwachtingen op dit punt mogen dus niet al te hoog gespannen zijn.

Voor Nederland is dat niet zo'n heel groot probleem, omdat we het al goed voor elkaar hebben. We zullen echter proberen om de CEF overeind te houden en om binnen de CEF zo veel mogelijk voor ICT vrij te maken. Vervolgens zullen we ervoor zorgen dat het geld dat uit dat fonds verkregen kan worden, gebruikt zal worden om de aansluiting in het buitengebied zo veel mogelijk te realiseren.

Nederland staat ook positief tegenover het hergebruik van overheidsinformatie. Ik vind het erg fijn om met de portefeuille Economische Zaken veel positieve aanknopingspunten in Europa te zien. Bij mijn vorige portefeuille, Sociale Zaken, had ik vaak het gevoel dat Europa zich met dingen bemoeide waar het zich beter niet mee zou kunnen bemoeien. Ik moest daarbij vaak aan de rem hangen, maar op dit gebied gebeuren allerlei dingen die voor ons echt interessant zijn. Op die manier kunnen we namelijk veel meer profijt van de interne markt in Europa hebben. We kunnen veel meer profijt hebben van het feit dat een kwart van de economische groei hieruit te halen is. We kunnen ook veel meer profijt hebben van alles wat wij in Nederland op dit punt al hebben gerealiseerd.

Dat geldt ook een beetje voor het hergebruik van overheidsinformatie. Wij denken dat dit voor de overheid zelf en voor de burgers goed is. Het sluit aan bij het beleid waar wij toch al mee bezig waren. Het gaat nu nog om de kosten die in rekening gebracht mogen worden. Nederland wil de kosten graag zo veel mogelijk beperken tot de marginale verstrekkingskosten. Dat betekent dat overheden niet allerlei kosten kunnen toerekenen aan die informatie en vervolgens als een soort melkkoe die informatie kunnen verkopen. Nee, die informatie is er al. Die kosten hebben ze toch al moeten maken. We vinden dat overheden alleen de extra kosten die ze moeten maken om het spul beschikbaar te stellen, in rekening mogen brengen. Hier en daar kunnen in bijzondere gevallen een paar uitzonderingen gemaakt worden, maar het moeten dan ook echt uitzonderingen zijn.

Op die lijn zitten ook een aantal andere Europese landen. Ik kan nu niet zeggen welke landen dat precies zijn. Ook de Europese Commissie zit inmiddels op die lijn. Ik denk dat we daar al een behoorlijk eind mee gekomen zijn. Op die manier moeten we ermee doorgaan.

Er is voorgesteld om hiervoor een aparte toezichthouder in het leven te roepen. Daar hebben wij weinig trek in, want wij zijn in Nederland juist bezig om toezichthouders samen te voegen. Er is bovendien vaak geen echte toezichthouder nodig. Mochten er geschillen zijn, dan kun je daar ook de rechter voor gebruiken. Dit is typisch iets waar we in Nederland heel goed de rechter voor kunnen gebruiken. De constructie waar we nu met de Europese Commissie over aan het spreken zijn, houdt ook in dat de rechter daar in Nederland inderdaad voor zou mogen optreden.

Ik heb gezegd dat er bij het verstrekken van informatie wat uitzonderingen gemaakt kunnen worden. Een uitzondering waarbij een wat hogere vergoeding wordt berekend dan alleen de marginale kosten, zou ik willen maken voor musea, archieven en bibliotheken. Het is namelijk echt geen vetpot. Zij moeten proberen om de redelijke mogelijkheden voor het verwerven van geld te benutten. Als die musea, archieven en bibliotheken hun zaken allemaal heel netjes digitaal toegankelijk maken, is het niet verkeerd dat zij voor het verstrekken van informatie een redelijke bijdrage in hun algemene kosten krijgen. Op dat punt zou ik dus wat soepeler willen zijn bij de uitzonderingen op de regel dat het alleen maar om marginale verstrekkingskosten mag gaan. Het blijft voor ons in ieder geval overeind staan dat voor overheidsorganen de grens altijd ligt bij de marginale verstrekkingskosten.

In aanvulling op een vraag van de heer De Liefde, zeg ik dat wij het belangrijk vinden dat dit allemaal zo praktisch mogelijk gedaan kan worden. Dat betekent dat er geen mens meer aan te pas moet komen om de informatie en de documenten die er al zijn, beschikbaar te stellen. Iemand vraagt informatie op en dan moet die allemaal digitaal of machinaal toegankelijk zijn. Zonder dat er iemand aan te pas komt, moet iemand die erin geïnteresseerd is, die informatie kunnen verkrijgen. Wij sturen erop aan dat de zaak zo georganiseerd wordt dat het voor elkaar komt.

Mevrouw Mulder heeft belangstelling getoond voor het onderwerp ENISA. Dat is een interessant agentschap. ENISA zit in Heraklion op Kreta. Dat is in het kader van de verdeling van alle Europese activiteiten. Het meeste zit in Brussel, maar elders zit ook wat. Er is een hele strijd gevoerd over de patenten die worden verleend en de vraag waar een en ander terecht moet komen. Het wordt verdeeld over Groot-Brittannië, Frankrijk en Duitsland. Zo zijn er een heleboel dingen verdeeld over Europa. Sommige dingen zijn wel heel ver in Europa terechtgekomen, namelijk in Griekenland. Ook binnen Griekenland komen dingen heel ver terecht, namelijk in Heraklion. Het wordt inmiddels toch wat ingewikkeld. Daarom wordt er nu over gedacht om een soort onderkantoor van de vestiging in Heraklion op te zetten in Athene, omdat Athene toch wat gemakkelijker bereikbaar is. Nu moet men om dingen te bespreken vaak vanuit Europese landen naar Athene vliegen en dan naar Heraklion. Het zou misschien makkelijk zijn als dat al in Athene opgevangen zou worden. Ik laat dat maar aan de Europese Unie over. Ik denk dat het aan haar is om de efficiency in de gaten te houden en om recht te doen aan alle landen van de Europese Unie die een deel van de Europese activiteiten graag op hun grondgebied zien.

ENISA adviseert en ondersteunt de lidstaten en de Commissie bij het vormgeven en uitwerken van beleid voor netwerk- en informatiebeveiliging. Daar zijn heel mooie verhalen over geschreven. Ik zal de komende tijd volgen wat er in de praktijk allemaal van terechtkomt. Naar aanleiding van de vraag over Europol, zeg ik dat ENISA een rol wil hebben bij de aanpak van cybercriminaliteit. Het wil op die manier ook bij de rechtshandhaving worden betrokken. ENISA wil ook graag aandacht geven aan het onderwerp privacy. Het European Cybercrime Centre, dat bij Europol wordt vormgegeven, wordt hier eveneens aan gekoppeld. Ik denk dat dit verstandig is. We zullen bekijken waar dit toe leidt. Men is hiermee bezig. Er zijn veel goede bedoelingen en er wordt al het nodige gedaan, maar het is interessant voor ons om te volgen hoe dit zich in de praktijk zal ontwikkelen.

De voorzitter: De bel die u nu hoort, is de stemmingsbel.

Minister Kamp: Ik ben bijna klaar. Zullen we proberen om het in één minuut af te krijgen?

De voorzitter: Ja, laten we het proberen.

Minister Kamp: Ik kom op het gedeeld gebruik van radiospectrum. Dat was in het verleden niet goed mogelijk, maar door allerlei nieuwe technieken begint het toch in beeld te komen. Er is per definitie een beperkt spectrum beschikbaar. Als we het spectrum gedeeld zouden kunnen gebruiken, dan zou dat heel erg goed zijn. Ook daar is Nederland heel positief over. Als Europa daar succesvol in is, dan zal er sprake zijn van vermindering van de schaarste en bevordering van de interne markt. Wij vragen ons wel af wat de meerwaarde is van wat Europa nu al aan het doen is, namelijk een heel gedetailleerd model vaststellen en dat aan iedereen opleggen. Wij willen bekijken of dat nodig is. Wij denken dat het ook op een eenvoudigere manier kan. Dat gedeelde gebruik is voor ons interessant, maar we willen wel graag dat het op een praktische manier wordt gedaan.

Beide leden hebben een aantal belangwekkende aandachtspunten aan de orde gesteld. Daar is goed nota van genomen. Ik verzoek de leden om toestemming om die punten te betrekken bij de verdere voorbereiding van onze inbreng voor deze Raad. Als er op die punten nadere informatie is te verstrekken, dan zal ik de leden die informatie doen toekomen bij het verslag van de Raad. Dat geldt ook voor de aanvullende informatie die ik verschuldigd ben naar aanleiding van de door mevrouw Mulder en de heer De Liefde gestelde vragen. Ik dank de leden voor hun inbreng.

De voorzitter: Ik dank de minister voor de beantwoording. De Kamer heeft geen behoefte aan een tweede termijn.

Eén vraag van de VVD is blijven liggen. Ik zal mij persoonlijk bij de minister vervoegen om daar een antwoord op te krijgen. Mocht de informatie die ik van hem krijg zeer belangwekkend zijn, dan deel ik die graag met mijn collega's.

Sluiting 16.36 uur.