Vastgesteld 2 maart 2012
De vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie1 en de vaste commissie voor Europese Zaken2 hebben op 7 februari 2012 overleg gevoerd met viceminister-president, minister Verhagen van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie over:
– de brief van de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 26 januari 2012 met de geannoteerde agenda van de Energieraad op 14 februari 2012 (21 501-33, nr. 358);
– de brief van de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 2 december 2011 ter aanbieding van het verslag van de Energieraad van 24 november 2011 (21 501-33, nr. 350);
– de brief van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken d.d. 5 december 2011 over het fiche Verordening betreffende veiligheid offshore olie en gas (22 112, nr. 1281);
– de brief van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken d.d. 23 december 2011 over het fiche Verordening EU ondersteuning van ontmanteling van nucleaire installaties in Bulgarije, Litouwen en Slowakije (22 112, nr. 1307);
– de brief van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken d.d. 23 december 2011 over het fiche Mededeling «stresstests» van kerncentrales in de Europese Unie (22 112, nr. 1308);
– het EU-voorstel d.d. 22 december 2011: Groenboek Innovatieve Verlichtingstechnologie COM(2011)889 (2011Z27329);
– de brief van de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 27 januari 2012 houdende de conceptreactie op het Groenboek «De toekomst verlichten, de verspreiding van innovatieve verlichtingstechnologie versnellen» (COM(2011) 889 definitief) (min ELI) (22 112, nr. 1356);
– het EU-voorstel d.d. 10 januari 2012 houdende het Stappenplan Energie 2 050 COM (2011) 885 (2012Z00188);
– de brief van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken d.d. 3 februari 2012 over het fiche Mededeling EU Energie Routekaart 2050 (22 112, nr. 1359).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, Van der Ham
De voorzitter van de commissie voor Europese Zaken, Knops
De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, Franke
Voorzitter: Van Vliet
Griffier: Blacquiere
Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Jansen, Leegte, Samsom, Van Tongeren, Van Vliet, Van der Werf,
en minister Verhagen van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.
De voorzitter: Goedemiddag. Ik heet u allen welkom. We gaan praten over de Energieraad van 14 februari. Wij zullen zien met welke bloemen wij de minister op Valentijnsdag op pad kunnen sturen. Ik meld even dat mevrouw Van Veldhoven van D66 zich netjes heeft afgemeld. Zij was gaarne aanwezig geweest bij dit AO, dat zij vermeld voor het verslag.
Wij hebben tot 19 uur de tijd, dan moet uw voorzitter naar een plenair debat. Ik stel voor dat wij een spreektijd hanteren van vijf minuten per fractie en dat wij ons beperken tot twee interrupties. Mocht ik namens de PVV-fractie enige dingen willen zeggen, dan draag ik de voorzittershamer graag over aan de heer Samsom.
Het woord is aan mevrouw Van der Werf.
Mevrouw Van der Werf (CDA): Voorzitter. Ik begin met een urgente kwestie, de gasvoorziening in Europa. Die staat niet op de agenda, maar ik wil de minister vragen om dat thema in Europa aan te kaarten, zeker gezien de bewegingen van Rusland op dit punt. Zoals het CDA heeft begrepen, is Rusland tot de laagste grens gegaan waartoe het contractueel verplicht is in zijn leveringen aan West-Europa. Dat hoeft op dit moment geen probleem te zijn, maar het kan wel een probleem worden als de kou lang aanhoudt. Ik wil daar niet op speculeren. In deze hele discussie speelt echter wel mee dat we natuurlijk zien dat onze afhankelijkheid van het Russische gas door Rusland ook politiek ingezet kan worden. Wat Rusland daar wellicht mee beoogt, is een uitbreiding van de infrastructuur. Ik vat in een paar zinnen samen wat de afgelopen dagen tot ons is gekomen uit de pers en uit achtergrondgesprekken.
Rusland ziet graag een verdere uitbreiding van de infrastructuur. Het wijt daar namelijk de huidige problemen aan. Het zegt ook dat dit niet was gebeurd als het anders was gelopen met Nord Stream. Ik ben benieuwd wat dat betekent. In elk geval is duidelijk dat Europa hier wel een antwoord op zal moeten formuleren. Dat antwoord kan niet alleen vanuit Nederland komen. Europa zal er gezamenlijk in moeten optrekken, om op de lange termijn een antwoord te geven aan Rusland. Ik vraag me af hoe Nederland zich daarin opstelt. Ik wil er bij de minister op aandringen dat hij in Europa alvast een voorschot neemt op de vraag hoe hiermee moet worden omgegaan. Ik heb concreet de volgende vragen. Zijn wij te afhankelijk van het Russische gas? Kan dat feit gebruikt worden als pressiemiddel voor andere zaken, waaronder uitbreiding van en investeringen in infrastructuur? Hebben wij een ander pressiemiddel om Rusland te bewegen tot het voldoen aan de contractuele verplichtingen? Welke rol ziet Nederland er voor zichzelf in om op Europees niveau te bewerkstelligen dat er een goed antwoord en een goede strategie komt tegenover de steeds wisselende opstelling van Rusland ten aanzien van onze gasvoorziening?
Dan ga ik naar het level playing field in Europa en de transporttarieven. Het CDA is verbijsterd. Nederlandse bedrijven gaan op dit moment failliet door het ontbreken van een level playing field in Europa. Zo is onlangs in Zeeland Zalco ten onder gegaan, mede omdat concurrenten net over de grens werden vrijgesteld van transporttarieven, die zij normaal wel moeten betalen voor hun energie. Zalco is een grootverbruiker. Deze maatregel heeft het bedrijf extra hard geraakt. 600 mensen staan op straat. Zalco is natuurlijk niet het enige bedrijf. Er komen ook andere bedrijven in de gevarenzone als het level playing field op deze wijze verstoord wordt. De CDA-fractie maakt zich zorgen over het verslechteren van de concurrentiepositie. Andere lidstaten – ik noem Duitsland – stellen hun industrie vrij van transporttarieven of compenseren bedrijven voor indirecte kosten, waar Nederland dat niet doet. Kan de minister aangeven wat op dit punt de stand van zaken is en wat de Nederlandse inzet is in Brussel? Is hij van plan dit aan te kaarten tijdens de Energieraad? Het zal duidelijk zijn dat wij daarop aandringen. De CDA-fractie is van mening dat landen hierover in het vervolg niet zomaar alleen kunnen beslissen. Is het mogelijk om in afwachting van permanente maatregelen een regeling in te stellen dat landen een dergelijke actie eerst Europees aankaarten?
Ten aanzien van de besparingsverplichting voor energiebedrijven zijn wij blij dat een aantal maatregelen niet meer bindend is verklaard. Wij vinden de verplichting voor energiebedrijven om 1,5% energiebesparing bij de energiegebruikers te realiseren, nu te onduidelijk. Die prikkel ligt verkeerd. Kan de minister aangeven welke alternatieve maatregelen de richtlijn nu gaat toestaan en hoe zeker dat is? Wat het wkk-gedeelte van de richtlijn betreft, vinden wij het goed dat de landen niet voor verplichtingen komen te staan. Aan de andere kant heeft het CDA echter toch het idee dat deze vorm van efficiëntie te veel wegglijdt in Nederland. Bij het geplande AO over Energie zal ik hierop terugkomen. Op dit punt zijn wij dus eigenlijk het minst blij. We kunnen ons voorstellen dat een Europees compromis neerkomt op ten minste toestaan dat restwarmtebenutting meetelt als besparing. Hoe kijkt de minister daartegen aan?
Mijn laatste punt betreft de criteria voor biomassa. Dan weet de minister wel wat ik bedoel.
De voorzitter: Ik zie geen interruptie, dan is het woord aan de heer Samsom.
De heer Samsom (PvdA): Voorzitter. De minister zou naar de Europese Raad kunnen gaan met een keurige agenda in zijn hand, en die dan punt voor punt consciëntieus langslopen – zoals ik dat van hem ken – en de Nederlandse inbreng leveren. Hij kan het echter ook anders doen. Hij kan aan het begin van de vergadering, althans op het moment dat hij het woord krijgt, dat is meestal niet als eerste, maar toch ergens aan het begin, een andere opdracht voorhouden aan de collega's, namelijk de opdracht om Europa weer een beetje hoop en optimisme terug te geven. Waar zijn collega-regeringsleiders er feilloos in slagen om na iedere Europese top 400 miljoen Europeanen nog chagrijniger over Europa te maken dan ze al waren, is het de taak, maar ook de kans van deze minister en zijn Europese collega's om een project in Europa van de grond te tillen waar we wat aan hebben en waar mensen ook iets bij voelen: het veiligstellen van de energievoorziening van de toekomst, waar onze welvaart in de toekomst voor de volle 100% aan hangt.
Natuurlijk komen dan onderwerpen langs zoals infrastructuur, gaswinning en Europese dan wel Russische gasleveranties. Misschien mogen we het echter in groter perspectief zien, omdat het ook groter is. De opdracht voor Europa is niets meer en niets minder dan in 30 jaar tijd een volledig andere energievoorziening uit de grond te stampen dan waar we vandaag de dag voor de volle 100% verantwoordelijk voor zijn, althans minus de inmiddels 11% duurzame energie die we voor elkaar hebben gebokst in de afgelopen 40 jaar. Het tempo moet omhoog. De inspanningen moeten groter. Dat kost natuurlijk geld, maar het levert ook iets op. Kijkt u eens naar bijvoorbeeld de werkloosheidscijfers die zich op dit moment in Europa voordoen. In Spanje is 45% van de jeugd werkloos, terwijl Spanje geweldige mogelijkheden heeft voor zonne-energie. In Italië is 30% van de jeugd werkloos, terwijl Italië een enorm potentieel heeft voor duurzame energie, dat nog niet is aangeboord. Daar ligt het Europese project waar Nederland het voortouw in zou kunnen nemen.
Als de minister die aanvliegroute neemt en dan naar zijn eigen geannoteerde agenda kijkt, waar zo ongeveer de inzet van Nederland in staat, dan wringt dat. Dan valt de terughoudendheid op en – laat ik het woord nog maar een keer noemen: het chagrijn – waarmee Nederland de Europese pogingen benadert om dat project van de grond te tillen. Die pogingen zijn inderdaad bijna allemaal onbeholpen, maar toch. Nederland is niet constructief. Ik hoef maar een paar voorbeelden te noemen en dan weet de minister genoeg. Ik begin bij de infrastructuur. De CDA-collega wees al op het level playing field dat nodig is. Dat is te organiseren, als wij van een superhoogspanningsnetwerk of van een hogedruknetwerk voor gas een gezamenlijke Europese verantwoordelijkheid maken en een gezamenlijk Europees project. Dan moet er echter niet in de geannoteerde agenda als bijdrage van Nederland aan de discussie staan dat landen daar naar de mening van Nederland vooral zelf over gaan en dat er vanuit Europa maar in zeer beperkte mate, als het echt niet anders kan, een zeer beperkt budget ... U kent die zinnen allemaal wel. Dat type inbreng past niet bij de opdracht die Europa heeft en die Europa ook zou moeten waarmaken.
De heer Leegte (VVD): Het is mooi om te zien hoe de PvdA, sinds we dit kabinet hebben, probeert om boven de debatten te hangen en een vergezicht te schetsen. Dan wordt er gezegd: over 30 jaar moet het anders. Ik vraag dan: waarom en van wie? Als je even verder luistert, blijkt het om een werkgelegenheidsproject te gaan. Wil de heer Samsom een soort Melkertbanen met belastinggeld? Waarom zegt hij dat we over 30 jaar een totaal andere energiemix zouden moeten hebben?
De heer Samsom (PvdA): Waarom? Omdat het op raakt. En van wie? Van Fane en Benthe. Fane is mijn zoon van vijf, en Benthe is mijn dochter van tien. Over 30 jaar zijn zij volwassen. Hun toekomst staat op het spel. Dat is het simpele antwoord op uw vraag. Het is geen werkgelegenheidsproject, het is een toekomstproject, dat toevalligerwijs – vergeef mij als de PvdA daar extra enthousiast van wordt – ook nog eens arbeid met zich meebrengt en dus werkgelegenheid creëert. Ook als dat niet het geval was geweest, had ik hier met dezelfde bewoordingen, weliswaar met één argument minder, maar met dezelfde intentie, gepleit voor dit project. Waarom en van wie? Omdat het op raakt en voor mijn kinderen.
De heer Leegte (VVD): Ik heb ook kinderen, maar ik kijk ook naar de betaalbaarheid. Met goede intenties kunnen we geen brood kopen bij de bakker. Wat de heer Samsom zegt, is allemaal leuk en aardig, maar als hij, die vaak genoemd wordt als expert inzake energiehuishouding, zegt dat in 30 jaar de energie op is, dan moet hij toch kijken naar de rapporten. Er is schaliegas gevonden. Amerika is sinds kort exporteur van energie. Er is schalieolie als nieuwe speler. Het is dus niet op. Er zijn redenen waarom je iets anders zou kunnen doen, maar het is niet op. Hoe zit het met de betaalbaarheid? We moeten uiteindelijk de economie uit het slop trekken. We moeten toch niet een soort werkgelegenheidsproject organiseren, omdat de heer Samsom iets wil uitleggen aan zijn kinderen?
De heer Samsom (PvdA): Dat is wel een fundamentele vraag: wat vertel je je kinderen? Er zijn twee verhalen mogelijk. Je kunt ze vertellen dat je in 2012 heus wel wist dat de toekomstige energievoorziening drastische veranderingen nodig had om houdbaar te zijn, omdat het hier op raakte. Misschien dat elders nog wat aanwezig is, maar dat vergroot de internationale spanning alleen maar en maakt de problemen niet kleiner. Omdat het hier op raakte, en omdat we ook nog een klimaatprobleem hadden, wisten wij in 2012 al dat er veranderingen nodig waren, zo luidt dan het verhaal. Wat vertelt u dan aan uw kinderen? Dat u dacht: nou ja, het zal wel duur worden, we beginnen er niet aan? Ik sluit niet uit dat het optimisme dat de heer Leegte aan de dag legt, nog bewaarheid wordt en dat het helemaal niet op raakt, dat het reuze meevalt met de klimaatverandering of iets dergelijks. Dan vertel ik mijn kinderen liever dat ik inderdaad in 2012 de beslissing nam om miljarden te spenderen aan een nieuwe energievoorziening, waar we misschien, achteraf gezien, iets minder haast mee hadden hoeven maken, maar die ons in ieder geval – of het nu op raakt of niet – een onafhankelijkheid bezorgt, waarmee de welvaart nog jaren en generaties mee vooruit kan. De heer Leegte mag bepalen welk verhaal hij liever aan zijn kinderen vertelt. Het feit dat hij zich alleen druk maakt om de betaalbaarheid, plaatst hem midden in zijn eigen partij. Ik sta midden in die van mij. Dat is nu waar politiek over gaat.
De voorzitter: We gaan hier geen eigen debat van maken. We moeten echt om 19 uur stoppen. Ik verzoek de heer Samsom, zijn betoog te vervolgen.
De heer Samsom (PvdA): Ik ben afgedwaald van de wat abstractere invalshoek naar de concrete agenda. Ik had de infrastructuur al gehad. Ik zou zo graag willen dat de minister, in lijn met de invalshoek die ik in het begin koos, in Europa een totaal andere inbreng zou kiezen dan wat nu in zijn geannoteerde agenda staat. Ik zou willen dat hij zegt: de infrastructuur gaan wij gezamenlijk aanpakken; wat hebt u van ons nodig, Europese Commissie, om die gezamenlijkheid zo snel mogelijk te realiseren?
Precies in het verlengde daarvan ligt de energiebesparing. De enige duurzame energievoorziening is een efficiënte energievoorziening, want anders krijg je al die kilowatturen niet eens duurzaam geproduceerd. Je zult een efficiënte energievoorziening moeten creëren. Ook daarbij is de inbreng van de minister, op onderdelen bekeken, niet constructief en een tikje chagrijnig. «Laten we dat nu maar niet doen» en «dat gedoe met al die regels hier en daar». Nee, dit is een gezamenlijk project van een gezamenlijke energievoorziening die zo zuinig mogelijk moet zijn. U hoeft het niet meteen eens te zijn met wat de Europese Commissie voorstelt. Dat is na al het zoeken naar een compromis inderdaad een onbeholpen misbaksel geworden. Waarom biedt de minister de Europese Commissie niet aan om te helpen zoeken naar een gezamenlijke agenda, waar ook een gezamenlijke verplichting aan ten grondslag ligt, een gezamenlijk commitment om die gezamenlijke energievoorziening op te bouwen? Volgens mij – en daarmee sluit ik af – zijn de minister en de PvdA het met elkaar eens dat de energievoorziening voor de toekomst Europees is, of niet is.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Voorzitter. De fractie van GroenLinks vindt het uiteraard bijzonder belangrijk dat wij onze energie-infrastructuur klaar hebben voor de toekomst. Ik sluit mij aan bij een paar elementen van het gepassioneerde betoog van de heer Samsom dat je terug redeneert van waar je in 2015 wilt staan. Deze minister heeft bij herhaling op vragen van mij, die hij wellicht wat irritant begon te vinden, telkens bevestigd dat het nog steeds de doelstelling van dit kabinet is dat wij onder de twee graden temperatuurstijging blijven wat de klimaatverandering betreft.
Minister Verhagen: Ik begin inmiddels wel te betreuren dat ik dat gezegd heb.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Misschien kan hier de verwarming wat harder gezet worden, zodat de minister hier niet hoeft te zitten rillen. Ik wil immers dat hij gezond naar Brussel toe kan.
De getallen wisselen wat, maar wij willen voor 85%, 90% of 95% op schone energie draaien in 2015. Als we dat willen, kunnen we dat niet in Nederland alleen doen. Dat moet op Europees niveau gebeuren en daarvoor hebben wij een goede infrastructuur nodig. Ik vind de voorliggende voorstellen behoorlijk tekortschieten. Ik ben benieuwd wat de minister daarvan vindt, maar het lijkt zich voornamelijk op het gasnet te richten. Als je op schone energie wilt inzetten, dan zul je het toch vooral met stroom moeten doen. We moeten windstroom van de Noordzee en zonnestroom uit Zuid-Europa ook over de grenzen heen kunnen gebruiken. Ik wil de minister zelfs nog een compliment maken voor de startprojecten van de slimme energienetten. Daar kunnen we niet genoeg mee experimenteren en dat kunnen we niet breed genoeg uitrollen. Zou daar niet ook in Europa veel meer aandacht voor moeten zijn, vanuit het terugredeneren van waar je op uit wilt komen?
De Europese Commissie zegt dat er tussen nu en 2020 200 mld. nodig is. Ik hoor graag van de minister wat hij in Brussel op tafel wil leggen om dat voor elkaar te krijgen. Of is hij het met de getallen niet eens? Ik zie nergens mechanismen om te komen tot dit niveau van investeringen. Vrijheid, blijheid werkt niet. Dat hebben we onder andere weer gezien bij de financiële crisis. Deregulering is geen antwoord op deze grote uitdagingen. Achteraf zegt dan commissie na commissie dat de waakhonden meer tanden hadden moeten hebben en dat de plannen echte maatregelen hadden moeten bevatten ter realisering. Hoe gaat de regering ervoor zorgen dat de noodzakelijke investeringen in een toekomstbestendige energievoorziening gedaan worden?
Als antwoord krijgen we vaak te horen dat overheidsinvesteringen marktverstorend kunnen werken en dat de markt het zelf moet doen. Dan hoor ik graag wat de overheid zou kunnen doen om deze bedrijven zover te krijgen dat ze iets doen. Of is de inbreng van deze minister in Brussel dat het allemaal vanzelf wel goed zal komen? We kunnen het wel. In 1959 is er gas gevonden in Slochteren. Tien jaar later hadden wij in Nederland een gasinfrastructuur liggen, die werkte. Als dat in een periode van tien jaar kan in Nederland, dan moet dat in Europa zeker ook kunnen, temeer daar we op Europees niveau 20 of 30 jaar de tijd hebben en de techniek inmiddels een stuk hoogwaardiger is geworden.
Ik hoor ook graag wat de minister vindt van onze suggestie om met de Europese Commissie te bezien welke investeringen in energie de doorbraak van schone energie afremmen. Als er bijvoorbeeld flink wordt geïnvesteerd in het exporteren of in het opwekken van kolenstroom, remt dat dan niet juist af waar je in 2050 zou willen zitten? Dan maak je het jezelf immers nog moeilijker. De Europese Commissie stelt voor dat groepen Europese landen voorstellen kunnen doen voor grensoverschrijdende projecten en dat die projecten in aanmerking kunnen komen voor Europese steun. Is de Nederlandse regering voornemens om eventueel met andere landen projecten aan te melden? Of blijft deze minister consequent en zegt hij tegen het Nederlandse bedrijfsleven: wij zijn neoliberaal, wij zijn tegen overheidsgeld voor het bedrijfsleven, het bedrijfsleven moet zijn eigen broek ophouden, met als gevolg dat er geen projecten worden aangemeld?
Dan ga ik nog even in op de energie-efficiëntie. Dat onderwerp heeft GroenLinks vaak op de agenda gezet. Het is de meest kostenefficiënte klimaatmaatregel die er is. Niemand heeft een kostenefficiëntere maatregel gevonden. Het past bij de calvinistische inborst van Nederland. Nederlanders houden niet van verspilling. Waarom doen we er dan van alles aan om de voorstellen van de Europese Commissie af te zwakken? Waarom moedigen we die niet aan? Waarom zorgen we er niet voor dat er fatsoenlijke, uitvoerbare, simpele voorstellen komen voor de energie-efficiëntie en waarom isoleert Nederland zich met het standpunt: ho, ho, we hebben al een doelstelling op energiegebied, we willen er niet nog een bij? GroenLinks roept de minister nogmaals op om over zijn schaduw heen te springen en het nieuwe duurzaamheidsmanifest van het CDA te omarmen. Laat Nederland zijn groenste beentje voorzetten in Brussel.
De voorzitter: Mevrouw Van der Werf heeft nog een vraag aan u.
Mevrouw Van der Werf (CDA): Ik ben erg voor groene beentjes, maar zeker niet alleen. Ik vind het toch wat kort door de bocht dat mevrouw Van Tongeren zegt dat Nederland zich isoleert met het afwijzen van de energie-efficiëntierichtlijn. Dat is namelijk niet zo. Mevrouw Van Tongeren weet ook dat dit de meest geamendeerde richtlijn is die Europa ooit gezien heeft. Ik heb hier een artikeltje liggen dat Duitsland Europese bemoeienis volledig afwijst, terwijl er toch altijd naar verwezen wordt dat Duitsland het walhalla van de energietransitie is. Ik vind dat het toch niet klopt als mevrouw Van Tongeren zegt dat Nederland zich isoleert.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Deze richtlijn is natuurlijk in een aantal fasen tot stand gekomen. Ik heb in elk geval in de eerste fase, waarin het ging om de vraag of er naast de twee bestaande harde doelstellingen nog een derde harde doelstelling moest komen, de Nederlandse regering niet horen zeggen: «laten wij één simpele doelstelling hebben en laten we het vervolgens aan de landen zelf overlaten hoe ze die invullen». Een heleboel andere landen heb ik dat wel horen zeggen. Omdat dit niet voldoende steun kreeg, mede omdat Nederland zich met een groep landen isoleerde, hebben we nu een maatregel voorliggen die suboptimaal is. De heer Samsom zei het ook al en ik ben het er mee eens. Toch is dit het beste wat we nu nog hebben. Dan kun je moeilijk zeggen: de goede oplossing wilde ik niet, maar de suboptimale die we nu hebben, wil ik ook niet, want die is suboptimaal.
Mevrouw Van der Werf (CDA): Ik constateer dat het een groep landen is die er anders over denkt. Dat was wat ik wilde horen.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Dan heb ik nog even kunnen uitleggen waarom ik denk dat verder verzet tegen de suboptimale maatregel onterecht is, omdat we er zelf aan bijgedragen hebben dat die suboptimaal is geworden.
De voorzitter: Dan is nu het woord aan de heer Paulus Jansen.
De heer Paulus Jansen (SP): Voorzitter. Laat ik beginnen met een punt waar anderen het tot nu toe nog niet over gehad hebben, de veiligheid van offshore olie- en gaswinning. De SP-fractie vindt het heel goed dat Europa zich daarmee gaat bemoeien. We hebben het voorbeeld gehad dat zich afspeelde in de Golf van Mexico. We hebben vorige zomer nog een discussie gehad over de veiligheid van olie- en gaswinning aan gene zijde van de nationale grenzen in het continentaal plat van de Noordzee. Dat geldt overigens over en weer. Als wij er een zooitje van maken, hebben de Engelsen en de Noren daar last van, en omgekeerd geldt hetzelfde. Het is goed dat Europa op dat punt de lat hoger gaat leggen. De SP-fractie pleit er wel voor dat er bij verordening of richtlijn meer eisen gesteld worden aan een onafhankelijke inspectie, in plaats van te vertrouwen op certificeringssystemen en systeemtoezicht. Ik heb de indruk dat de Nederlandse regering op die lijn zit, wat overigens overeenkomt met hoe we het nationaal aanpakken. Ik vind het juist de achilleshiel van het toezicht om het zo te doen. Ik pleit voor meer nadruk op een onafhankelijke inspectie.
Het is logisch dat er grensoverschrijdend flink geïnvesteerd moet worden in de energie-infrastructuur. Wat de SP-fractie betreft, is de koers die de Gasunie nu wil varen door weer een Duits netwerk over te nemen, zo ongeveer de allerslechtste koers. Men had er al eentje, en dat wordt dan nog verder uitgebouwd. De SP-fractie pleit voor samenwerking met onze buren. Wij zien bijvoorbeeld een Noordwest-Europees nutsbedrijf heel erg zitten voor de dikke pijpen en kabels. Daar zouden landen dan naar rata van hun inwoners of economische omvang in moeten participeren. Als wij de Duitse netten gaan onderhouden en daar eigenaar van zijn, krijg je direct de reactie dat de toezichthouder in Duitsland ons gaat knippen en scheren. Dat gebeurt op dit moment al. Ik vind het een buitengewoon slechte ontwikkeling als we voortgaan op een weg waarvan gebleken is dat het een doodlopende weg is. Verstandiger zou het zijn om met de Duitsers samen te werken. In lijn met de aangenomen motie-Jansen zie ik hier een prachtige kans liggen voor de minister om nu eens te laten zien wat samenwerking met de Duitsers voorstelt.
Wat de energie-efficiëntierichtlijn betreft, is de SP een erg groot voorstander van het aanscherpen van de energie-efficiëntieeisen. We denken dat de Europese Unie zich zou moeten concentreren op de eisen aan producten en toestellen, zowel professionele toestellen als consumententoestellen. Dat gaat allemaal veel te langzaam. Deze keer staan de eisen aan verlichting op de agenda. Dat vind ik inderdaad een terrein waar de EU zich mee bezig moet houden, want een ledlamp in Nederland is hetzelfde als een ledlamp in Frankrijk of in Hongarije. De Europese energierichtlijn bemoeit zich echter in wezen met de binnenlandse strategie om hier te voldoen aan de Europese doelstelling. Mijn indruk is toch dat de situatie in Finland heel anders is dan in Nederland of in Italië, en dat de strategie die men toepast om op een efficiënte en kosteneffectieve manier zijn Europese doelstelling na te komen, per lidstaat verschilt. Daarom denk ik dat deze aanpak strijdig is met het subsidiariteitsbeginsel. Op zich steun ik dus de gekozen insteek, maar dat laat onverlet dat het kabinet in het binnenland veel meer moet doen aan energie-efficiëntie. Daar staan wij anders in dan andere fracties.
Mevrouw Van der Werf heeft al gewezen op het level playing field voor onze energie-intensieve industrie. De SP-fractie vindt het belangrijk dat onze industrie als fundament van de dienstensamenleving behouden blijft en versterkt wordt. Die industrie is relatief efficiënt en kan ook een bijdrage leveren aan het balanceren van het netwerk. Het bedrijf Nyrstar in Budel bijvoorbeeld kan 75 megawatt aan balanceringscapaciteit leveren. Dat lijkt ons wisselgeld voor het feit dat het bedrijf gebruik maakt van het net voor transport. Wij denken dat we die balanceringscapaciteit in ieder geval in stand moeten houden. Dat lijkt ons een denkrichting, die overigens ook in lijn is met de manier waarop de Duitse regering aankijkt tegen het oplossen van dit probleem.
De heer Leegte (VVD): Voorzitter. Ten aanzien van de kernenergie steunen wij het voorstel van de Europese Commissie om 553 mln. uit te trekken om Bulgarije, Litouwen en Slowakije te steunen bij het ontmantelen van de reactoren daar. Uiteindelijk gaat het allemaal om de veiligheid. Wat de stresstest betreft, ziet de Europese Commissie een vijftal punten waarin er in Europa ruimte voor verbetering zou kunnen zijn. Wij delen het standpunt van het kabinet dat de resultaten van de stresstest en in het bijzonder de peer review moeten worden afgewacht, voordat er concrete voorstellen kunnen worden ingediend. Ook steunen wij de inzet van de minister dat op basis van de uit Fukushima te trekken lessen en conclusies versterking van een wereldwijd systeem van regelgeving op het gebied van nucleaire veiligheid van groot belang is en dat de IAEA daarbij een grote rol moet spelen. Dat waren de makkelijke punten.
Lastiger worden de doelstellingen en subdoelstellingen ten aanzien van de verplichtende maatregelen. Het is goed dat de minister onverkort vasthoudt aan de bindende doelen voor hernieuwbare energie en broeikasgassen, zoals de breed aangenomen motie-Leegte dat vraagt. Dat kunnen we prima zelf. Daar hoeft Europa zich niet mee te bemoeien. In die zin zijn wij ook blij met de steun van Duitsland, waar men hetzelfde zegt, evenals een grote coalitie in Europa. Daarnaast is er een geïsoleerd standpunt van wat mensen die daar kennelijk afstand van willen nemen. Het gaat er ons primair om, die subdoelstelling van tafel te krijgen. Mocht dat niet lukken, dan is er een fallback nodig. Dan gaat het er vooral om, de verstorende werking eruit te halen. Dat zou pleiten voor een energie-efficiëntierichtlijn per lidstaat. De minister zou dan moeten focussen op de betaalbaarheid van die maatregelen. Dat is immers de kern van waar het om zou moeten gaan.
De VVD gelooft dat die doelstellingen allemaal gaan tegenwerken. Ik wil de minister dus vragen – en daarmee ga ik net zoals mijn collega van de PvdA een beetje boven het debat hangen – of hij in Europa eens wil gaan kijken naar een evaluatie van de interactie van de verschillende doelstellingen. De doelstelling op het gebied van de CO2-reductie willen we met het ETS bereiken, dat is een systeem dat tot efficiëntie leidt. Dan hebben we een richtlijn voor hernieuwbare energie, die met een subsidiesysteem werkt. Dat is belastinggeld van ons allemaal. Een aantal partijen hier hebben daar geen moeite mee, maar wij zeggen dat dit dus ook allemaal geld is dat wij moeten uitgeven. Er is bij mijn weten nog nooit onderzoek gedaan naar de interactie tussen de verschillende systemen en de doelstellingen.
Het zou goed zijn om in de opmaat naar de discussie over de periode na 2020 inzicht te hebben in hoe die twee doelstellingen zich tot elkaar verhouden. Die vraag is relevant in de discussie over de energie-efficiëntierichtlijn en voor de stappen binnen Europa, maar ze is ook relevant in het kader van het Nederlandse streven naar een leveranciersverplichting. Als blijkt dat de subsidiegedreven doelstelling voor hernieuwbare energie het ETS uitholt, dat we er dus uiteindelijk geen sikkepit mee verder komen en de kinderen van de heer Samsom niet kunnen helpen, dan is de vraag wat we moeten doen.
Als het dan zo zou kunnen zijn – die signalen zie je als je goed kijkt wat er in Europa gebeurt – dat we niet verdergaan met die tweede doelstelling voor hernieuwbare energie, dan is het misschien ook onnodig om in Nederland een leveranciersverplichting door te zetten. Vandaar mijn vraag. Zou de minister kunnen kijken of we in Europa eens een evaluatie kunnen doen van hoe die twee systemen zich tot elkaar verhouden? Als hij zo snel mogelijk met resultaten komt, kunnen wij ons voorbereiden op wat wij gaan doen na 2020.
De heer Paulus Jansen (SP): De SP-fractie steunt uiteraard altijd verzoeken om te bezien hoe zaken zich tot elkaar verhouden, zeker omdat we daar onlangs een gewichtig wetenschappelijk advies over gekregen hebben. De heer Leegte weet net zo goed als de SP-fractie dat je het, als je binnen het ETS iets gaat doen aan duurzame energie, heel simpel kunt compenseren door gewoon strengere eisen en een wat lager plafond in te voeren voor de betreffende groep. Daarmee is het effect gecompenseerd. Zo ingewikkeld is dat niet. Moet dat effect nog worden meegenomen in de berekeningen of niet?
De heer Leegte (VVD): Het interessante is dat de SP-fractie daarmee ook aangeeft dat de twee doelstellingen elkaar tegenwerken. Dan kun je je afvragen wat je nu wilt bereiken. Als we met zijn allen 20% minder CO2 willen, laat dat dan de doelstelling zijn en laten we ervoor zorgen dat dit gebeurt. Als je echter ook nog heel veel belastinggeld gaat uitgeven aan hernieuwbare energie en je de doelstelling verder gaat verlagen, dan moet je je afvragen of dat slim is. Dan vind ik dat niets meer en niets minder dan een rem op de economische groei. Uiteindelijk is economische groei wat we nodig hebben in Europa. We hebben banen nodig. We moeten andere dingen gaan doen. Ik vind het niet verstandig als we belastinggeld weggooien en vervolgens de doelstellingen naar beneden halen om de economie nog meer uit te hollen. Daarom pleit ik ervoor, nu eens te bezien hoe die twee systemen zich tot elkaar verhouden en hoe we op een zinvolle en slimme manier verder kunnen, zodat we uiteindelijk de groei kunnen realiseren die we nodig hebben om onze schulden te kunnen betalen.
De heer Paulus Jansen (SP): Ik dacht dat de heer Leegte boven de grond ging zweven, maar hij heeft toch wel een erg enge blik op wat de doelstelling is. Wij streven immers in Nederland meerdere zaken na. We willen iets doen aan het klimaatprobleem, we willen minder afhankelijk worden van de import van fossiele energie en we willen onze economie structureel versterken. Dat zijn allemaal belangrijke doelen die we tegelijkertijd nastreven. De mix daarvan moet kosteneffectief zijn, dat ben ik met de heer Leegte eens. Onderschrijft hij wel dat we bij de maatregelen die de Kamer binnenkort bekijkt, integraal moeten kijken naar alle maatschappelijke doelen die we nastreven en alle maatschappelijke baten en kosten die daarmee gepaard gaan?
De heer Leegte (VVD): Het korte antwoord is ja. De vraag is dan natuurlijk wel hoeveel je gaat problematiseren. Uiteindelijk gaat het volgens mij om een onafhankelijkheid van fossiele brandstoffen en moeten we een nieuwe economie voor elkaar krijgen. We hebben nog steeds turf in Loosdrecht en kolen in Limburg, maar die zijn «obsolete» geworden, omdat we alternatieven hadden in aardgas en in olie. Olie en aardgas worden moeilijker vindbaar. Nu hebben we schaliegas, weer een nieuwe ster aan het firmament. Die is er nog wat tientallen jaren, dus meer dan de dertig jaar waar de PvdA het over heeft. Je wilt alternatieven ontwikkelen, en die alternatieven krijg je door te krimpen op CO2. Daarbij is het niet onwaarschijnlijk dat er een relatie is tussen CO2 en klimaatverandering. Dat is slim. Stuur daar dan op af. Als je dat doet, blijkt vanzelf wel waar je het meest effectief CO2 kunt besparen, of dat in de energiemix is, of in de chemie of dat het op een andere plek is. Alles in deze economie is gebaseerd op koolwaterstofatomen. Die willen we verminderen. Vandaar dat ik zeg: er zit een interactie tussen de verschillende doelstellingen en nu vullen we hernieuwbare energie in met belastinggeld. Dat is heel duur, het kost miljarden, en de vraag is of het op de lange termijn zinvol is. Vandaar mijn verzoek aan de minister om dat te onderzoeken in Europa.
De heer Samsom (PvdA): Ik probeer de logica van de VVD-fractie te achterhalen. Die kwam uit het laatste antwoord redelijk naar voren. De heer Leegte zegt: we moeten alternatieven ontwikkelen en die ontwikkel je door te krimpen op CO2-uitstoot. Met andere woorden: de heer Leegte pleit alleen voor en CO2-plafond, om daarmee duurzamer energie te ontwikkelen. Begrijp ik dat goed?
De heer Leegte (VVD): Ja, waarbij ik zeg dat er ook nog een niet uit te sluiten correlatie is tussen CO2 en klimaatverandering. Je doet dus daarmee twee dingen slim.
De heer Samsom (PvdA): Prima. We hoeven dus alleen een CO2-doelstelling, en dan komt die duurzame energie er vanzelf naar voren. Wat als de CO2-doelstelling gewoon gehaald wordt door massaal bossen te planten en CO2 in de grond op te slaan? Dan hoef je geen drup duurzame energie te ontwikkelen. Er hoeft geen zonnepaneel geplaatst te worden om 20% CO2 te reduceren. Op welke manier haalt de heer Leegte dan zijn gewenste verandering in de richting van een duurzame energievoorziening?
De heer Leegte (VVD): Dat is een wat-alsvraag. Ik pleit er niet voor om bossen te planten. Ik pleit ervoor om minder CO2 uit te stoten.
De heer Samsom (PvdA): U pleit voor een verandering in de energievoorziening. Is de VVD-fractie het dan niet met mij eens dat je, als je een verandering in de energievoorziening wilt bewerkstelligen, instrumenten moet kiezen die een verandering in de energievoorziening bewerkstelligen? Een kind kan de was doen.
De heer Leegte (VVD): Nee, nee, dat is het «new toys»-syndroom van de PvdA, steeds een nieuw instrument kiezen om iets te bewerkstelligen. Wij zeggen dat minder CO2 leidt tot een andere energiemix. Het een volgt op het ander. Ik heb het niet over bossen planten. Als mensen bossen willen planten, dan lijkt me dat heel goed. Ik houd van de natuur, maar waar het om gaat, is dat we uiteindelijk minder CO2 uitstoten in deze economie.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Ik heb een vraag aan de VVD-fractie over energiebesparing. Dat is toch een prima manier om zowel de CO2-uitstoot te verminderen, de kosten voor het bedrijfsleven te verlagen, ons minder afhankelijk te maken van de import uit het buitenland en ook nog eens de Nederlandse innovatie op te stuwen?
De heer Leegte (VVD): Daarom zou ik ook de laatste zijn om u tegen te houden in uw privé besparingsmaatregelen.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Deze vraag is natuurlijk niet gesteld bij een kop koffie tussen ons tweeën. Ik stel deze vraag vrij serieus in verband met het Europees beleid. De VVD-fractie heeft tot nu toe behoorlijk tegengehangen op energie-efficiëntiemaatregelen. De heer Leegte zegt: ik wil deze dingen bereiken. Besparing doet dat op de goedkoopste, snelste en makkelijkste manier en creëert ook nog eens de meeste werkgelegenheid. Toch wil de heer Leegte die maatregel niet omarmen. Kan hij mij uitleggen waarom niet?
De heer Leegte (VVD): Wij pleiten er steeds voor dat je energie-efficiëntie bewerkstelligt door Europese normeringen. Iedere ijskast moet zuiniger zijn dan zijn voorganger. Het A-label van nu moet over tien jaar het G-label zijn. Dat leidt tot energie-efficiëntie. Dat moet Europa doen, maar om nu vanuit Europa een verplichte energiebesparing op te leggen ... U bent vrij om energie te besparen. Dat moet u zeker doen, maar het is niet zozeer een doel van de overheid. Het valt te regelen via de CO2-richtlijn. Minder CO2 kun je bereiken door minder energie te verbruiken. Dat kan een besparing zijn. Dan ben je minder afhankelijk. Dat is ook een oplossing. Je moet je ver houden van een waardeoordeel over de vraag wat het slimste is. Uiteindelijk gaat het erom, minder CO2 uit te stoten en dus te komen tot een andere energiemix, een norm, een systeem. Dat is het meest helder, het eenvoudigst en het meest kosteneffectief van alles.
Voorzitter: Samsom
De heer Van Vliet (PVV): Voorzitter. Ik realiseer mij dat wij aanstaande donderdag ook nog een verzamel-AO hebben over Energie. Ik denk dat ik heel wat kruit ga bewaren voor dat verzamel-AO. Overigens wil ik mij wel van harte aansluiten bij mevrouw Van der Werf, die net toch nog even de criteria voor biomassa aanhaalde, al had ik eigenlijk ook dat kruit voor donderdag willen bewaren.
De fractie van de PVV gaat ervan uit dat deze minister de Nederlandse belangen in Brussel zo goed mogelijk behartigt. Ik hoop dat we met zijn allen kunnen constateren dat dit ook het geval is op Valentijnsdag. Voor de PVV-fractie zijn betaalbaarheid en leveringszekerheid de twee centrale thema's in energieland. Daarvan uitgaande heb ik een open vraag. Wat doet eigenlijk de minister, in een paar zinnen samengevat, voor de Nederlandse belangen in Brussel, als we die twee termen even centraal stellen?
Dan heb ik een paar specifieke punten. Op de agenda staat een fiche verordening EU-ondersteuning ontmanteling kerncentrales Bulgarije, Litouwen en Slowakije. De definitieve sloop is blijkbaar afgesproken bij de toetreding tot de Europese Unie van deze landen. Wat is daar precies over afgesproken? Waarom moet Nederland daar een bedrag van bijna 28 mln. aan spenderen? Betekent dat ook dat bijvoorbeeld Bulgarije in 2033 zal meebetalen aan de ontmanteling van Borssele I? Heb ik dat goed begrepen? Zo nee, waarom niet?
Dan zie ik op de agenda ook een EU-voorstel staan, een groenboek innovatieve verlichtingstechnologie, min of meer ter kennisname. Dat groenboek kan toch echt in de groencontainer. Verlichtingstechnologie, kunnen we dat alstublieft in Nederland zelf regelen? Zo nee, waarom moet de EU zich hier nu ook weer mee bemoeien? Graag een reactie van de minister op dit punt.
Ten slotte bewaar ik graag het echte kruit voor donderdag.
Voorzitter: Van Vliet
De voorzitter: Ik begreep van de minister dat hij geen behoefte heeft aan een schorsing, dus het woord is aan de minister voor zijn beantwoording.
Minister Verhagen: Voorzitter. Ik was buitengewoon verheugd over het welzijn dat mevrouw Van Tongeren mij toewenste door zelfs de temperatuur hier te willen verhogen. Ik ben inmiddels door ervaring wijs geworden in de vrij kille Tweede Kamer – wat uiteraard niet aan de aanwezigheid van de leden hier ligt – en heb thermisch ondergoed aangedaan, zodat ik hier zonder trui van de moeder van de heer Spekman toch verwarmd zit.
Door veel partijen werden eerder zorgen geuit over de voornemens van de Europese Commissie. De vrees van mevrouw Van Tongeren dat wij een positie zouden innemen die ons ietwat zou isoleren, hetgeen ik overigens bestrijd, is er onder andere in gelegen dat wij in Nederland een democratie hebben, in tegenstelling tot sommige andere landen waar op dit moment voor de vrijheid gevochten wordt. Er is hier in de Kamer een motie-Leegte aanvaard met overgrote meerderheid, die ook voorwaarde was voor mij om überhaupt het debat in Brussel te kunnen voeren. Ik denk dat ik vrij snel naar de Tweede Kamer was gehaald als ik mijn onderhandelingsmandaat had overschreden.
Wij hebben ons standpunt over die richtlijn, zoals we dat in samenspraak met de Tweede Kamer geformuleerd hebben, sindsdien heel goed kenbaar gemaakt bij de Europese Commissie, bij het Poolse voorzitterschap, bij de lidstaten en bij het Europees Parlement.
In de nieuwe versie van de tekst die nu voorligt, is een aantal aanpassingen gedaan. Ten eerste wordt de verplichting om jaarlijks 3% van het vloeroppervlak te renoveren, beperkt tot rijksgebouwen. Voordien omvatte het ook alle gemeentehuizen, provinciale gebouwen, gebouwen van waterschappen, sporthallen et cetera. Die vallen dus niet meer onder de reikwijdte, die zich nu beperkt tot rijksgebouwen.
Voor de verplichting om jaarlijks 1,5% energiebesparing te realiseren bij energiegebruikers, worden er ten tweede alternatieven geboden. Wij hadden grote bezwaren tegen de energiebesparingseis. In plaats van als land zelf in te kunnen vullen wat de beste mix is die je nationaal kunt invullen, werd er vanuit Europa iets ingevuld wat helemaal niet efficiënt hoeft te zijn, of zelfs een verspilling van geld. Nu worden er alternatieven geboden die de Europese Commissie niet langer hoeft goed te keuren. De alternatieve maatregelen die Nederland op dit moment kent en in de praktijk brengt, kunnen daarmee worden gecontinueerd. Die worden dus niet beperkt door de richtlijn.
De verplichting tot het benutten van restwarmte voor nieuwe elektriciteitscentrales en grote industriële installaties is voorts uit de richtlijn gehaald. Investeerders dienen in plaats daarvan een kosten-batenanalyse uit te voeren en dat is natuurlijk in lijn met wat we hier ook eerder gewisseld hebben. Dan besluit de markt zelf wat het allerbeste en het meest efficiënte is. De markt kan dan ook besluiten om al dan niet over te gaan tot investeringen. Ik moet constateren dat er dus al een aantal verbeteringen heeft plaatsgevonden. Ondanks die verbeteringen blijf ik mij inzetten voor het verder aanpassen van de richtlijn, zodat ook de resterende subdoelen en de verplichtende maatregelen uit de richtlijn verdwijnen en er verdere stappen kunnen worden gezet.
Ik wil de Kamer er echter wel op wijzen dat met de voorliggende aanpassingen de grootste bezwaren van de andere lidstaten zijn weggenomen. Bij het Europees Parlement zien we juist een tendens de andere kant op. Dat wil veel meer bindende doelstellingen opnemen. Wellicht dat de leden met hun collega's in het Europees Parlement nog eens kunnen praten. Als dit doorgaat, zal het voor Nederland moeilijker worden dan het tot nu toe was om medestanders te vinden. Wij zijn niet geïsoleerd, in tegenstelling tot wat mevrouw van Tongeren suggereert. Zij heeft gemist dat juist iedereen met ons is opgetrokken, zodat we deze aanpassingen konden doorvoeren. We hebben veel bereikt, we gaan door, maar het zal moeilijker worden om medestanders te vinden, nu deze veranderingen zijn doorgevoerd.
Mevrouw Van der Werf (CDA): Ik heb een verhelderende vraag over de besparingsdoelstelling van 1,5%, die door de energieleveranciers te bewerkstelligen is bij de eindgebruikers. Alternatieve maatregelen zijn toegestaan. Ik kan niet precies duiden wat dit nu betekent.
De voorzitter: Ik heb even een kort verzoek tussendoor: formuleert u uw vragen s.v.p. niet als drietrapsraket. We moeten toch een beetje op de tijd letten.
Minister Verhagen: Het lijkt mij goed om mijn blokjes af te handelen. Nu kom ik aan de vraag die mevrouw Van der Werf concreet gesteld had. Ik ben bezig met de algemene kop, naar aanleiding van de algemene opmerkingen. Over de specifieke vragen van de leden kom ik zo te spreken.
De voorzitter: Wilt u even zelf aangeven wanneer u een blokje hebt afgerond?
Minister Verhagen: Ja, dat zal ik doen.
Mevrouw Van der Werf vroeg welke alternatieve maatregelen voor energiebesparing nu in de richtlijn concreet zijn vermeld. Dat zijn onder andere vrijwillige afspraken die wij hebben, bijvoorbeeld in convenanten. Ik noem de financiering van nieuwe technologieën. Denkt u daarbij ook aan de innovatiecontracten die wij op 2 april zullen sluiten in het kader van het topsectorenbeleid met betrekking tot energie. Normen en standaarden zoals we die in Nederland kennen en training en educatie over energiebesparing. Dat zijn alternatieven die nu dus mogelijk zijn en waar wij in Nederland al ervaring mee hebben. Het blijft, zoals ik al zei, wel mijn inzet om die 1,5% in zijn totaliteit van tafel te krijgen. Gevraagd is ook of de restwarmtebenutting kan meetellen als energiebesparing. De benutting van restwarmte leidt tot energiebesparing. Dat is overduidelijk. Dat wordt gemeten, het draagt bij aan de CO2-reductie en het telt ook mee met de 20%-doelstelling in de Europese Unie. Daar zet ik mij in Nederland voor in, onder andere via de green deals. Ik wil dus niet, in lijn met de motie-Leegte, dat er vanuit Brussel bepaald wordt hoe wij dat doen. Alles heeft consequenties. Restwarmte heeft effect op de energiebesparing, op de CO2-reductie en op de 20%-doelstelling duurzame energie. Dus ja, het benutten van restwarmte mag nu al worden meegeteld als besparing, maar in lijn met de motie-Leegte verzetten wij ons tegen allerlei subdoelstellingen.
Dan vraagt mevrouw Van Tongeren waarom ik mij isoleer. Ik heb al even aangegeven dat dit niet het geval is. Wij zijn constructief. De inzet is een ambitieus CO2-doel. We hebben gezegd: min 40% in 2030, onder voorwaarden. De besparing als zodanig is echter geen doel, maar een middel om de andere doelstellingen te bereiken. Wij hebben daar eerder over gesproken, ook in de discussie die leidde tot de motie-Leegte. Dat middel zet Nederland nu al in. Dat blijven we doen. We doen dat met name via innovatiesubsidies, besparingsconvenanten en green deals. Als de Kamer nu echter zegt dat ik de motie-Leegte niet meer moet uitvoeren, dan hoor ik dat graag.
De heer Jansen wil haast maken met normen, labels en Ecodesign. Daar ben ik het absoluut mee eens. Ik ben op dit punt volledig dezelfde opvatting toegedaan als de heer Jansen. Europees bronbeleid is belangrijk om op een effectieve en heel efficiënte manier energie te besparen. Conform de motie-Jansen, die ik ook uitvoer, roep ik de Europese Commissie ook op om haast te maken met de implementatie. Dat zal de Kamer ook terugzien in de conceptreactie van het kabinet op het groenboek verlichting.
Voorzitter. Dit met betrekking tot de energie-efficiëntie.
De voorzitter: Dat was het einde van dit blokje. We gaan het rijtje langs.
Mevrouw Van der Werf (CDA): Het is goed dat we dat gaan vervangen, maar ik krijg nog steeds niet duidelijk of die besparing nu boven de markt blijft hangen.
Minister Verhagen: Ja.
Mevrouw Van der Werf (CDA): Dus ondanks het feit dat we alternatieven mogen aandragen, blijft boven de markt hangen dat energiebedrijven bij hun afnemers 1,5% reductie moeten realiseren? We kunnen de energieleveranciers niet de zekerheid bieden dat dit van tafel is?
Minister Verhagen: Dat klopt. De alternatieven tellen mee, maar de zekerheid waar de motie-Leegte in wezen op doelde, die kunnen we niet bieden. Dat is de reden waarom ik mij ervoor blijf inzetten om die 1,5% van tafel te halen. Ik heb echter ook geschetst dat het, gelet op de veranderingen die nu zijn doorgevoerd, moeilijker is om medestanders te vinden. Met andere woorden: de kans om nog verder door te gaan, is kleiner dan enige maanden geleden, toen wij voor het eerst deze discussie voerden. Met die alternatieve maatregelen moet je wel nog steeds laten zien dat je die 1,5% haalt. De doelstelling als zodanig is dus niet van tafel. Dat is wat het voor ons vervelend maakt.
Mevrouw Van der Werf (CDA): Helder. Misschien ben ik verkeerd geïnformeerd. Als de minister zo stellig zegt dat de benutting van restwarmte als besparingsmaatregel mag gelden, snap ik niet waarom zo veel Europarlementariërs erop aandringen om dat nu direct te regelen, volgens de informatie die ik heb.
Minister Verhagen: Omdat de Europarlementariërs veel verder willen gaan, zelfs verder dan de Europese Commissie. Ze willen alles verplicht stellen, per subdoelstelling en per subsubdoelstelling. Dat is de reden waarom het Europees Parlement zich zo opstelt. Daarom zei ik ook dat het misschien nuttig is als u met uw partijgenoten in het Europees Parlement van gedachten wisselt.
De heer Samsom (PvdA): Ik wil de minister toch verzoeken om enige afstand te nemen om te bezien wat voor punnikpartij in subdoelstellingen we nu met zijn alleen aan het ondernemen zijn. Uiteindelijk zal, hoe het ook uitpakt, niemand tevreden zijn.
Minister Verhagen: Precies!
De heer Samsom (PvdA): Niemand zal tevreden zijn. De minister doet zijn uiterste best om elke subdoelstelling te torpederen waar het maar kan, in opdracht van een meerderheid van dit parlement. Dan ligt er uiteindelijk iets waar nog wel wat in zit, lege hulzen, administratieve doelen of wat dan ook, maar waar geen besparing mee bereikt zal worden. Dat is dan de inzet. De voorstanders van strenge besparing zijn niet blij en de tegenstanders ook niet. Kan de minister dit betoog niet aan zijn collega's voorhouden en zeggen: ik snap waarom de energierichtlijn geworden is wat die is, maar we beginnen overnieuw en maken een heldere keuze? Of we nemen één gezamenlijke verplichting op ons en elk land mag zelf bepalen hoe men dat doet, maar dan doen we ook een verplichting waardoor iedereen elkaar een beetje vasthoudt, of we vergeten de hele operatie. Het laatste zou ik zeer teleurstellend vinden, maar dan weet ik dat er mensen blij zijn. De heer Leegte bijvoorbeeld, en dat gun ik hem. Dan haal ik een andere keer de overwinning wel binnen. Op dit moment zijn we 400 miljoen Europeanen klapchagrijnig aan het maken. Ik voorop. Dit moeten we niet zo doen!
Minister Verhagen: Ik kan mij het betoog van de heer Samsom goed voorstellen. Wij zeggen in principe: je moet Europees regelen wat je Europees moet regelen en de rest moet je nationaal invullen zoals je dat zelf het beste of het meest efficiënt acht. Je hebt met 27 lidstaten te maken en met onderscheiden belangen, dan zie je dat een aantal van de lidstaten zegt: als dat erin zit, dan ben ik uw man of uw vrouw, mijnheer Verhagen, maar als dat eruit valt, dan gaan we maar de Europese Commissie steunen, want die hebben we op heel andere terreinen ook nog nodig en dan is het wel handig om ze nu te steunen. Zo werken die dingen.
Ik ben in opdracht van de Kamer erin meegegaan om de veranderingen te bewerkstelligen, omdat ik daar zelf ook van overtuigd was. Anders had ik mij wel wat feller verzet in het eerdere debat. Als ik echt vind dat ik iets niet kan doen, dan doe ik het ook niet. Dan ga ik iets anders doen, zo zit het in elkaar. Je moet als minister uiteindelijk wel dingen doen waar je achter kunt staan en als je dat niet meer kunt, moet je een ander vak gaan zoeken. Zo simpel is het. De mogelijkheid om medestanders te vinden, is er niet meer, gelet op het feit dat er op een aantal punten veranderingen zijn doorgevoerd in dit ongetwijfeld veel interessantere voorstel. De rest doet het niet.
De heer Samsom (PvdA): Ik weet dat de minister willens en wetens het pad van de heer Leegte is opgegaan. Ik vraag beide heren om zich te realiseren dat dit een doodlopende weg is en om terug te keren. En dan bedoel ik niet eendimensionaal terugkeren, want dan snap ik dat niemand de minister steunt. Als hij nu echter tegen zijn collega's zegt: laten we een commitment aangaan voor 20% besparing, een commitment aan onszelf en aan elkaar, waaraan we elkaar ook kunnen houden. Dan is dat inderdaad «burden sharing», nationale overkoepelende verplichtingen die samen optellen tot een Europese verplichting van 20%. Vervolgens vergeten we de hele invulling met subdoelstellingen.
Minister Verhagen: Op zich is dat prima.
De heer Samsom (PvdA): Als de minister dit zou doen, zou hij de motie-Leegte negeren op een niet mis te verstane wijze. Ik moedig hem daartoe van harte aan. Als hij dat echter zou doen, wat zouden dan de antwoorden van de collega's zijn?
Minister Verhagen: Het punt is dat wij een CO2-reductiedoelstelling hebben, een doelstelling op het gebied van duurzame energie. Daar komt nu weer een energiebesparingsdoelstelling bij of een energie-efficiëntiedoelstelling. Daar komen nog twintig van die subdoelstellingen bij. Laten we naar de discussie kijken. Als we zouden doen wat de heer Samsom voorstelt, dan zou je moeten zeggen wat het kabinet ook zegt: wij zetten een heel ambitieuze CO2-doelstelling neer en hoe de lidstaten dat invullen, is hun zaak. Dat kunnen ze doen via energiebesparing, ze kunnen het doen via filters, ze kunnen het doen via kernenergie. De vraag is: wat vind je verstandig dat Europa doet? Ik ben best bereid om alles van tafel te vegen en met een schone lei te beginnen, maar dan gaan we eens de discussie voeren over de vraag wat we het beste kunnen doen. Pakken we de duurzame energiedoelstelling of pakken we de besparingsdoelstelling? Dan komen we voor dezelfde valkuil te staan als waar de heer Samsom de heer Leegte van beticht. U pakt dus of de duurzame energiedoelstelling of de CO2-reductie. Een van de twee. Dan laten we het aan de lidstaten over. Ik wil die discussie best weer opstarten en ik wil ook best bij mijn collega's de discussie aankaarten over het gepunnik met subdoelstellingen. Prima!
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Ik probeer deze minister te volgen in een aantal toch wel gewiekste wendingen. Ik heb al twee of drie keer gevraagd of de doelstellingen op het gebied van CO2, van energiebesparing en van het percentage duurzame energie nog steeds staan. Volgens mij staat daar de handtekening van de Nederlandse regering onder. Op die vraag heeft de minister steeds ja gezegd, met het verschil dat de eerste twee genoemde doelstellingen verplichtend zijn opgelegd. Ik zie de minister nee schudden, maar hij heeft dat gezegd. Ik zal de data opzoeken.
De voorzitter: Wilt u een vraag formuleren?
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Het is wel degelijk een doelstelling. Er is geen verplichte manier om die doelstelling te halen, maar er is wel degelijk voor getekend dat het een doelstelling is.
Wat de energiebesparing betreft, ben ik ook heel verbaasd. Ik heb het Reglement van Orde nog eens doorgenomen met wat aanpalende dingen. Volgens mij is de afspraak nog steeds – daar hoor ik graag de minister over – dat aangenomen moties uitgevoerd worden, tenzij de minister kan aantonen dat uitvoering echt onmogelijk is of dat het tegen het landsbelang indruist om ze uit te voeren. De vraag is niet of de minister het ermee eens is of niet. De vraag is of uitvoering tegen het landsbelang is of niet.
Minister Verhagen: Het staat de minister altijd vrij om af te treden. Als een minister ten principale niet bereid is om een opdracht van de Kamer uit te voeren, dan kan hij altijd aftreden. U kunt mij toch niet verplichten om te blijven zitten!
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Dat zal ik zeker niet doen, minister! Als dit een aanbod is, dan ben ik uw vrouw!
Minister Verhagen: Trekt u dus niet te snel uw conclusie!
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): U zei net in mijn woorden een tikje badinerend: ik was het er toevallig mee eens, dus ik ga de motie uitvoeren.
Minister Verhagen: Nee, ik heb om te beginnen het woord «toevallig» niet gebruikt. Ik wil het hier wel zuiver houden. Ik heb gezegd dat ik een ander vak moet zoeken als ik van mening ben dat ik een motie niet kan uitvoeren. Ik weet niet of u weet wat dat inhoudt. Ik voer een motie alleen uit als ik die voor mijn eigen geweten kán uitvoeren. Anders stap ik op. Zo eenvoudig is het.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Dank u wel voor deze heldere uitspraak, minister, waar ik behoefte aan had.
Minister Verhagen: Goed. Uitstekend.
De heer Leegte (VVD): Ik kom terug op het vorige punt. Die schone lei komt eraan, want we zitten nu met gepunnik met allemaal subdoelstellingen waar we ongelukkig mee zijn, maar het gaat wel de goede kant op. Daarvoor dank ik de minister. Het zou mooi zijn als het helemaal lukt. We hebben de steun van Duitsland, maar niet van iedereen. Je moet reëel zijn in deze wereld en dus ook in Europa. In 2020 hebben wij een schone lei en daarom is het van belang om nu te weten te komen hoe we dan de onderhandelingen met elkaar gaan voeren en hoe die subdoelstellingen elkaar tegenwerken. Vandaar mijn vraag. Ik weet niet of de minister bereid is om dat in Europa op tafel te leggen. Maak nu eens inzichtelijk hoe de richtlijn over gesubsidieerde hernieuwbare energie de andere doelstelling tegenwerkt. Dan houden we in 2020 één doelstelling over, zoals de PvdA dat ook graag wil, naar ik begrijp.
Minister Verhagen: Ik ben het volledig met de heer Leegte eens dat kennis over interactie tussen de bindende doelen – CO2, duurzame energie – noodzakelijke input is voor een gefundeerde doelendiscussie na 2020. Ik heb ook in het BNC-fiche de vraag geformuleerd aan de Europese Commissie of zij deze evaluatie wil meenemen in de mededeling hernieuwbare energiestrategie voor na 2020. Die mededeling zal naar verwachting in het voorjaar verschijnen en daar heb ik de evaluatie dus aan gekoppeld. Ik ben het absoluut met de heer Leegte eens dat dit nuttig zou zijn. Kijkend naar de routekaart energie 2050 hebben we een doel voor het klimaat, voor CO2. Daartegen zeggen wij ja, maar voorwaardelijk, want ook na 2020 moet de CO2-reductie leidend zijn met ETS als kosteneffectief instrument. Uiteraard zijn wij kritisch vanwege de Europese concurrentiepositie en de mondiale actie op dit punt. We moeten kijken wat de effecten daarvan zijn.
Tegen het doel van de energie-efficiëntie zeggen wij nee. Energie-efficiëntie is ook na 2020 een belangrijk thema in de Europese Unie en nationaal, maar het is geen doel op zich. Het is een middel. Er zijn wel effectieve Europese regels nodig zoals Ecodesign en standaardisatie. Vooral is een effectieve nationale aanpak nodig. Het derde doel is dat voor duurzame energie. In beginsel willen we een vereenvoudiging van doelen, dus niet stapelen, en innovatie, vernieuwing. Een eventueel Europees energiedoel inzake hernieuwbare energie moet deze uitgangspunten respecteren en complementair zijn aan het klimaatdoel. We zetten met name in op het CO2-doel voor na 2020. Ik wacht ook met belangstelling op de mededeling inzake de strategie voor hernieuwbare energie na 2020 die dit voorjaar zal verschijnen en waarin we dat onderzoek uiteraard zullen meenemen. We moeten ons ook realiseren dat de uitkomst van belang kan zijn voor de nationale discussie over de leveranciersverplichting. Ik wijs erop dat wij hier een nationale discussie voeren die voor de heer Samsom zelfs voorwaarde is om in 2030 tegen zijn kinderen te kunnen zeggen dat hij tegen de windmolens gestemd heeft. Die discussie voeren we ook nog. Ik wil de heer Leegte op dat punt recht doen.
De voorzitter: Ik stel voor dat de minister nu zijn betoog afmaakt en dan zien we aan het einde of er nog prangende vragen zijn, zeker gezien de tijd en het uitgebreide AO dat voor aanstaande donderdag gepland is.
Minister Verhagen: We gaan naar de energie-infrastructuur. Ik wil overigens wel opmerken dat ik het een beetje makkelijk vond van de heer Samsom dat hij hier zei: betaal maar even die hele infrastructuur, want u moet hierin de Europese Commissie steunen die eindelijk met een grand design komt, in plaats van het sombere gedoe van die regeringsleiders. Dan kunnen we 400 miljoen inwoners blij maken, want ze krijgen een hele infrastructuur. Dat is allemaal prachtig. Enerzijds komt Eurocommissaris Rehn ons zeggen dat we een 3%-doelstelling hebben en dat we dus wel de vinger op de knip moeten houden. Anderzijds geeft de heer Samsom bakken met geld uit. Ik wil hem wel vragen waar hij dat van wil betalen. Het kan immers niet zo zijn dat er eenzijdig wordt geshopt. Hij kan niet van de ene kant zeggen dat ik dat maar moet betalen en aan de andere kant dat ik wel die 3%-doelstelling moet halen. Of hij hier zo dadelijk zoveel miljoen aan wil uitgeven moet hij zelf weten, maar hij gaat ook maar bezuinigen.
De voorzitter: Dat is uitlokking en ik had gehoopt dat we dat achterwege konden laten. Misschien een heel korte reactie, mijnheer Samsom?
De heer Samsom (PvdA): Ik had het niet over meer geld, ik had het over gezamenlijk geld. Elk land geeft de komende twintig jaar tientallen miljarden uit aan infrastructuur en dat zou zo veel efficiënter en beter besteed zijn, met meer visie en meer toekomstperspectief, als we die pot gezamenlijk spenderen voor een Europese infrastructuur. Dat was wat ik bedoelde.
Minister Verhagen: Goed.
De Europese Commissie legt dus een methode voor, met als doel het identificeren van concrete projecten van gezamenlijk Europees belang binnen de Europese prioriteitsgebieden. Dat is op zich allemaal prima. Een belangrijk onderdeel is het stroomlijnen van vergunningsprocedures, zodat die dan ook werkelijk van de grond komen. Daarnaast wil de Europese Commissie het investeringsraamwerk voor grensoverschrijdende infrastructuur verbeteren, mede door verbeterde mogelijkheden ter allocatie van de kosten van grensoverschrijdende energie-infrastructuur. Ook dat is tot ons aller dienst. De Europese Commissie zegt voorts: die projecten moeten in aanmerking komen voor directe financiële steun vanuit Europa.
Ik ben voorstander van een Europese strategie voor een energie-infrastructuur met een integraal pakket aan maatregelen. Ik wil wel een beslissende rol voor de lidstaten in de vaststelling van de lijst van projecten van gemeenschappelijk belang. Ik vind dat de lidstaten moeten bepalen of iets van gemeenschappelijk belang is, ook ten aanzien van de methodiek om de kostenallocatie tussen netwerkbeheerders te regelen. Ten aanzien van de financiering blijf ik mij echter kritisch opstellen. Ik vind namelijk dat het in principe aan de markt is om de juiste instrumenten te kiezen. Je kunt ook het derde pakket in alle lidstaten implementeren, dan zijn we eveneens een hele stap verder. Om nu echter te zeggen: dan moet dat maar zo gefinancierd worden ... Gelet op het feit dat we de euro maar één keer kunnen uitgeven, blijf ik daar aarzelingen bij houden. Dat is ook niets nieuws. Daar hebben we het in de Kamer al meerdere malen over gehad.
Mevrouw Van Tongeren stelt dat de infrastructuur zich vooral op gas richt, terwijl die zich meer op duurzame energie zou moeten richten, op stroom, alhoewel het moeilijk is om aan een stroomnet te zien of de stroom in een kolencentrale is gegenereerd of anderszins. Het infrapakket richt zich op het elektriciteits- en het gasnet, en niet alleen op gas. Het richt zich ook op slimme netten. Er ligt in de voorstellen dus geen nadruk op gas. De voorstellen zijn juist breder. De zorg op dat punt van mevrouw Van Tongeren is door de Europese Commissie al meegenomen.
Gaat Nederland gebruik maken van het infrastructuurfonds? Ja, ook Nederlandse TSO's kunnen in aanmerking komen voor ondersteuning vanuit het EU-fonds. Nederland wordt benoemd in verschillende Europese prioriteitsgebieden voor de gas- en elektriciteitsinfrastructuur. Daarnaast is de ontwikkeling van het Noordzeenet als aparte prioriteit genoemd. Als een regionaal verband moeten we straks bepalen welke projecten van gemeenschappelijk belang daadwerkelijk extra ondersteuning verdienen. Een uitgebreide kosten-batenanalyse zal ten grondslag liggen aan de uiteindelijke afweging van zowel de lidstaten als van de Europese Commissie. Het initiatief hiertoe ligt bij de netbeheerders.
Dan kom ik op een aantal resterende vragen. Mevrouw Van der Werf heeft zorgen geuit over de gastoevoer vanuit Rusland. Het is duidelijk dat Rusland tegen de grenzen van de gasleveringscapaciteit aanloopt. Ze blijven wel gas leveren, maar minder dan waaraan er behoefte is. Door de kou stijgt de vraag natuurlijk zowel in Rusland als in andere landen. De situatie is niet vergelijkbaar met de situatie in 2009, toen als gevolg van een conflict met Oekraïne geen gas meer werd geleverd via dat land. Toen werd de kraan dichtgedraaid. Nu blijft Rusland gas leveren, zij het tijdelijk minder dan waar behoefte aan is.
Er is veel gedaan aan de voorzieningszekerheid sinds de crises met Russisch gas in 2006 en in 2009. Er is meer opslagcapaciteit, er zijn meer onderlinge leveranties, meer LNG-terminals, grotere noodvoorraden. Het belang van diversificatie van aanbieders is hier ook onderstreept. Het moet niet alleen Russisch gas zijn, maar ook Noors gas, Kaspisch gas, LNG. De aanvoerroute is eveneens belangrijk. De bestaande route is via de Nord Stream-pipeline, Wit-Rusland, Polen, Oekraïne en de nieuwe route is via de Nabucco-pipeline en andere. In de gascoördinatiegroep houden de Europese Commissie en de lidstaten elkaar op de hoogte. Volgens de Europese Commissie werken de markten nog naar behoren en is er geen reden voor paniek. Er is ook recent weer gebeld naar aanleiding van berichten dat er te weinig gas zou komen. We blijven een en ander uiteraard goed monitoren.
De heer Leegte vraagt hoe ik de rol van gas zie in een energiemix met steeds meer hernieuwbare energie. Ik zie een belangrijke rol weggelegd voor gascentrales in de energiemix. Gascentrales zijn flexibel inzetbaar naast hernieuwbare energie. Dat wordt steeds belangrijker, naarmate het aandeel hernieuwbare energie toeneemt. Volgens de monitoringrapportage 2010–2026 van TenneT is de leveringszekerheid goed. TenneT ziet geen aanleiding om aanvullende overheidsmaatregelen te treffen om die leveringszekerheid te waarborgen. Ik zie dus op dit moment geen reden om vanuit de overheid in te grijpen.
De concurrentiepositie van gascentrales tegenover kolencentrales zal vooral afhangen van de ontwikkeling van de CO2-prijs. Ik maak mij hard voor een robuust ETS. Dat is ook de reden waarom we voor 40% CO2-reductie in 2030 pleiten. Dat draagt bij aan de totstandkoming van een goede CO2-prijs. Ik acht de inzet op een robuust ETS zinvoller dan het via de achterdeur subsidiëren van gascentrales. Dan gaat de prijs van de kolen vanzelf omhoog. Gelet op het VVD-standpunt inzake de ondermijnende werking van de subsidiëring van de energieproductie op de CO2-prijs ga ik ervan uit dat de heer Leegte het op dat punt met mij eens is.
Mevrouw Van der Werf vroeg naar aanleiding van de gebeurtenissen rondom Zalco mijn inzet voor een eerlijk speelveld. Je kunt een eerlijk speelveld ook creëren door dezelfde subsidie te geven als de Duitsers, althans door de consument te laten betalen voor de transportkosten aan de grootverbruikers. Los van het feit dat ik er niet voor voel om de een wel de transportkosten in rekening te brengen en de ander niet, heb ik daar ook niet het geld voor. Ik ben het wel volledig met mevrouw Van der Werf eens dat we een eerlijk speelveld moeten hebben. Ik zit daar dus ook bovenop. Ik heb in mijn antwoord op schriftelijke Kamervragen ter zake aangegeven dat ik aan de Europese Commissie op dit punt een brief stuur en dat ik onze vragen ook mondeling al heb aangekondigd. Ik wil weten welke maatregelen andere landen hebben genomen en of die zijn toegestaan.
Daarnaast is de Europese Unie bezig om voor bedrijven de mogelijkheid te creëren, compensatie te krijgen voor de CO2-lasten in het kader van het Emission Trading System, na 2013. Ik zie ook daar weer wat beren op de weg. We hebben natuurlijk vrij lang gesproken over de prijs van het ETS. Ik ben daar nog steeds over in discussie met de Europese Commissaris, omdat ik vind dat de prijs nu zo laag zit dat wij hier al behoorlijk in de financiële problemen zouden komen als we daaraan tegemoet zouden komen, dan wel dat we een ongelijk speelveld zouden creëren, omdat we het gewoon niet kunnen betalen. De bedoeling van het ETS was juist om ervoor te zorgen dat de CO2-reductie daadwerkelijk gerealiseerd wordt. Als je dan gaat zeggen: als de prijs boven x komt, moeten de bedrijven gecompenseerd worden, dan gaan er bakken vol geld juist naar de grote vervuilers. Ik heb de Europees Commissaris duidelijk gemaakt dat ik «not amused» ben over de huidige ontwikkeling. Ik had eerst met hem gesproken om de zorgen te uiten die ik zo oppikte. Daarvoor toonde hij zich zeer begripvol. Ik had dus eigenlijk verwacht dat hij daar in de bepaling van zijn standpunt rekening mee zou houden. Tot op heden is dat echter niet het geval. Vandaar dat er op dat punt een brief zal volgen. Daar bovenop speelt nog een ontwikkeling, namelijk het feit dat er in Duitsland geen transportkosten betaald hoeven te worden door de grote energieslurpers en hier wel. De samenvatting is: ik doe mijn best.
Gevraagd is naar de stand van zaken met betrekking tot de duurzaamheidscriteria voor biomassa. De duurzaamheidscriteria voor vloeibare biomassa zijn geïmplementeerd en ik blijf mij met collega Atsma inzetten voor Europese criteria voor vaste biomassa. Dat heeft er ook weer mee te maken dat we ervoor willen zorgen dat er werkelijk een incentive komt voor duurzaam produceren. Nu zit daar geen prikkel op. Maleisië wordt nu bij wijze van spreken op dezelfde wijze behandeld als een land dat in de voedselproductie werkelijk rekening houdt met andere elementen die van belang zijn voor de duurzaamheid. De tweede generatie is dan eigenlijk gelijkgesteld.
Ik heb nog een paar vragen voorliggen. De heer Van Vliet heeft een vraag gesteld over de ontmanteling van kernreactoren. Het is in ons aller belang – ik verwijs maar even naar Tsjernobyl – dat de oude Sovjetkernreactoren, die op geen enkele wijze voldoen aan onze veiligheidsnormen en -eisen, worden ontmanteld. Afgesproken is – en de Kamer kent mij als iemand die zegt: afspraak is afspraak – dat de oude Sovjetreactoren zouden worden gesloten door de toetredende EU-lidstaten en dat zij dus die erfenis uit de Sovjet-Unie niet zouden inbrengen. Tegelijkertijd hebben we toegezegd dat de Europese Unie deze lidstaten daarbij financieel zou ondersteunen, niet alleen als teken van Europese solidariteit, maar met name omdat het de veiligheid van heel Europa betreft en ook verhoogt als ze gesloten worden. Dat is wat afgesproken is.
De heer Van Vliet vroeg voorts of Bulgarije dan ook zal meebetalen aan het ontmantelen van de kerncentrale van Borssele. Nog los van het feit dat die kerncentrale voorlopig open mag blijven, kan ik de Kamer op de laatste vraag slechts ontkennend antwoorden. Bulgarije betaalt niet mee aan de ontmanteling van Borssele. Dat is omdat wij afspraken hebben gemaakt, ook met Borssele, dat men daar zelf voldoende geld voor reserveert. Meebetalen is dus niet eens nodig. Het zou ook, met alle respect, in geen verhouding staan, alleen al kijkend naar de veiligheidseisen die zijn toegepast. Iedere dag dat een oude Sovjetcentrale niet ontmanteld is, is een dag te veel, wat mij betreft.
De heer Jansen wil meer eisen stellen aan de onafhankelijke inspectie bij olie en gas. De verordening kent een centrale rol voor de toezichthouder – in Nederland is dat het Staatstoezicht op de Mijnen – die toezicht houdt op de veiligheid. De verordening kent de eis dat de operator veiligheidsplannen moet opstellen die door externe experts beoordeeld moeten worden. Deze plannen moeten vooraf ook door Staatstoezicht op de Mijnen worden getoetst. Die verordening komt naar mijn mening tegemoet aan de wens van de heer Jansen.
Ik zag al voordat de vraag hier gesteld was, op Twitter langskomen dat de heer Jansen iets vroeg over de megalomane investeringen van de Gasunie. Ik weet niet of hij dat woord in zijn inbreng ook gebruikte.
De heer Paulus Jansen (SP): Ik wil het nog wel een keer herhalen, als ik de minister daarmee kan plezieren. Graag.
Minister Verhagen: Ik denk dat het altijd goed is als wat op Twitter staat, overeenkomt met wat er mondeling gezegd is.
De heer Paulus Jansen (SP): We hebben hier maar vijf minuten spreektijd.
Minister Verhagen: U wilde dat inruilen voor samenwerking met Duitsland. Ik denk dat samenwerking in de regio inderdaad van groot belang is. Als het gaat om een eventuele overname is dat primair een aangelegenheid van de Gasunie en haar aandeelhouder, het ministerie van Financiën. Ik zal mij vanuit mijn verantwoordelijkheid altijd inzetten voor de borging van de belangen van het Nederlandse net en de Nederlandse gasrotonde.
De heer Van Vliet vroeg waarom de Europese Unie zich moet bemoeien met innovatieve verlichtingstechnologie. Nederland is voorstander van het huidige Europese beleidskader voor besparing zoals de richtlijn Ecodesign. We zien geen meerwaarde in het inzetten van aanvullende instrumenten die specifiek zijn gericht op het verspreiden van innovatieve verlichting. Ik ben dat op zich met de heer Van Vliet eens. Ik heb daar op 27 januari 2012 een brief over geschreven. Dat laat onverlet dat er wel heel innovatieve ontwikkelingen mogelijk zijn. Ik was laatst in de VAE en maakte daar kennis met een Nederlands bedrijfje dat daar de straatverlichting aanlegde, en wel gebaseerd op zonnecollectoren. Dat is heel mooi. Dat is niet alleen een mooi contract, maar natuurlijk een fantastische innovatie. Van dat bedrijfje hoorde ik dat men vrij weinig toegang had tot Nederland. Ik heb dus betrokkenen meteen in contact gebracht met het ministerie van I&M, om die innovatieve verlichting ook in Nederland te kunnen toepassen. Zo zie je maar weer: twee vliegen in een klap.
Het gaat er dus niet alleen om, de Nederlandse belangen in Brussel veilig te stellen, maar ook in Oman, in de VAE en in Nederland. Dat is een heel mooie combi. Ik denk dat alles wat ik nu gezegd heb, een mooie illustratie is van de manier waarop dit kabinet werkt aan betaalbaarheid, aan voorzieningszekerheid en aan de transitie naar een duurzame energievoorziening. Europa kan daar juist aan bijdragen en we stellen de Nederlandse belangen ook via Europa veilig.
De voorzitter: Ik kijk even naar de tijd en verzoek de leden kort in een laatste rondje hun nijpende vragen te stellen. Ik begin deze keer aan de andere kant, bij de heer Jansen.
De heer Paulus Jansen (SP): Ik heb nog één punt naar aanleiding van de discussie over de zware industrie. Ik heb aan de vraag van mevrouw Van der Werf toegevoegd de balanceringsfunctie. Dat is het maatschappelijke nut. Ik constateer dat TenneT zich op de borst klopt dat men kan besparen door met de Duitse balanceringsmogelijkheden mee te liften, maar dat vereist wel gesocialiseerde investeringen die wij met zijn allen betalen. Mijn stelling is dat het, als je regionaal kunt balanceren door bijvoorbeeld bij een bedrijf als Nyrstar netcapaciteit te besparen, maatschappelijke baten zijn die je moet meenemen in de rekensom. Dat doen de Duitsers volgens mij wel. Ik zie graag dat de minister dat ook doet.
De voorzitter: Ik maak het rondje af. Hebt u nog een vraag, mevrouw Van Tongeren?
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Is dit een laatste interruptie of onze tweede termijn?
De voorzitter: Het is alles ineen. We hebben donderdag vier uur de tijd met elkaar.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Dat geplande AO is inmiddels ingekort tot drie uur, maar goed. Ik heb nog één vraag over de routekaart 2050. Waarom is er geen scenario uitgewerkt voor 100% schone energie in 2050? Dat had ik in mijn tweede termijn nog even op de agenda willen zetten, evenals de vraag hoe de minister aankijkt tegen het gokken met de inzet van CO2- afvang en -opslag. Het is een dure techniek, we hebben een regeringspartij die niet een bepaalde techniek wil voorschrijven en er zit een enorm risico in, omdat die techniek nog niet op grote schaal toepasbaar is. Laat ik het hierbij houden.
De heer Samsom (PvdA): Ik vrees dat dit te kort is om het eens te worden over het vrij grote meningsverschil met de minister over hoe je de energiebesparingsrichtlijn terugbrengt naar wat die hoort te zijn, in plaats van het chagrijnige potje duwen en trekken wat het nu is. Ik heb één dringend advies of een tip: zodra de minister bij het Europees Parlement kenbaar maakt dat Nederland wel degelijk bereid is om een algemene verplichting op zich te nemen, is hij van iedere punnikpartij door het EP op elke subdoelstelling af. Op die manier kan hij voor zichzelf enorm veel vrijheid verwerven, om een prachtige, betere en toekomstgerichtere regeling te krijgen, in plaats van wat er nu dreigt aan te komen.
Mevrouw Van der Werf (CDA): We zoeken vandaag naar groots en meeslepend. Dat deel ik wel. Misschien liggen er dan toch kansen. Mijn vraag over Rusland was eigenlijk de volgende: Rusland verwijst naar het gebrek aan infrastructuur en zet de gastoevoer ook in om Europa te dwingen, meer te investeren in infrastructuur. Daar moet een Europees antwoord op komen. Hoe zal Europa tot dat antwoord komen? Daar heb je toch heel Europa voor nodig. Dat gaat niet om punnikpartijen, dat gaat om een strategie. Misschien kan ik de minister meegeven om dat groots aan te pakken: een groots en meeslepende Europese strategie voor onze Europese infrastructuur in antwoord op Rusland.
De heer Leegte (VVD): Ik ben blij dat de besparingsrichtlijn komt te liggen waar die hoort, namelijk in de prullenbak, althans dat ze uitgekleed wordt en dat wij uiteindelijk werken met een langetermijnvisie. Ja CO2, nee efficiëntie, en dan hernieuwbaar, zoals de minister dat mooi maar ingewikkeld heeft gedefinieerd. Dan gaan we het hier dus hebben over een leveranciersverplichting en de consequenties die dat heeft voor Nederland, want dat zegt natuurlijk iets voor na 2020. Ik wil de minister steunen in zijn visie dat gas belangrijker wordt en dat het voor de Gasunie prima is om in Duitsland uit te breiden, omdat dit een ondersteuning is van het Nederlands belang. Dat denk ik, maar dat vergt ook dat wij dingen zoals de opslag en schaliegas laten doorgaan. Dan zien we weer hoe kwetsbaar we zijn als we niet aan ons eigen belang denken.
De voorzitter: Dank u allen. Kan de minister kort reageren op de ingebrachte punten?
Minister Verhagen: Voorzitter. De heer Jansen verwees naar de mogelijkheid van een balanceringsfunctie. Dat was een van de elementen die we destijds bijvoorbeeld bij Zalco geprobeerd hebben. Vanwege de balanceringsfunctie die zij konden uitoefenen, stond daar een bedrag tegenover waarmee Zalco wel een toekomst had. Dat is daar toen helaas niet gelukt. In zij algemeenheid is het zo dat TenneT nu al tenders uitschrijft voor noodvermogen. Hier kunnen grootverbruikers een belangrijke rol in spelen, in verband met hun snel afschakelbaar vermogen. Dat is een marktconform instrument. Via de tenders kan daar nu op ingeschreven worden. Als men de capaciteit ter beschikking stelt, als men dat afschakelbare vermogen ter beschikking stelt, krijgt men daar financiële middelen voor. Dat geldt echter ook voor Nederlandse bedrijven.
De vraag van mevrouw Van Tongeren over CCS heb ik niet helemaal begrepen. Iets verplichtstellen is iets anders dan iets mogelijk maken. Zij wil iets onmogelijk maken, althans niet-mogelijk maken, namelijk CCS. Los van het feit dat CCS ook volgens een analyse van de Europese Commissie en van de BBL onvermijdelijk is, indien we de CO2-reductiedoelstellingen in 2050 willen halen, is het vreemd dat wij, als wij wel CO2-reductie willen hebben, bij voorbaat al een mogelijkheid uitsluiten om die reductie te realiseren. Dat is echter wel wat mevrouw Van Tongeren wil. Verder is dit een ander standpunt dan zij eerst had ingenomen. Ik constateer nu voor de tweede of derde keer een ander standpunt van GroenLinks. Eerst was GroenLinks voor CCS, toen was GroenLinks tegen CCS op land en nu is GroenLinks tegen CCS in zijn algemeenheid. Het staat GroenLinks uiteraard vrij om van opvatting te veranderen lopende het proces, maar CCS verbieden en tegelijkertijd eisen dat de CO2-doelstellingen in 2050 absoluut gerealiseerd worden, is volstrekt onmogelijk.
Dan de vraag waarom er geen scenario is met betrekking tot de roadmap naar 100% duurzaam. Los van de vraag of wij het altijd met de Europese Commissie eens zijn, wil de Europese Commissie in principe altijd realistische en haalbare scenario's voorleggen. 100% duurzaam in 2050 is niet haalbaar en niet betaalbaar.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Voorzitter. Ik voel mij uitgelokt door wat de minister net zei.
De voorzitter: Ja, maar we hebben gewoon echt geen tijd. Ik verzoek u om die polemiek donderdag voort te zetten. We moeten nu echt afronden.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Ik wil er zeker ook voor het verslag een zin aan toe voegen. Ik heb namelijk geen standpunt geuit, ik heb de minister een vraag gesteld. Neemt de Commissie niet een groot risico door hier op te gokken? Ik heb niet gezegd: ze moet het niet doen. Ik heb gevraagd wat het oordeel daarover is van de minister.
Minister Verhagen: Prima. Ik vind het een uitstekend instrument. De Europese Commissie vindt het, juist om de doelstellingen met betrekking tot de CO2-reductie te kunnen realiseren, een veelbelovende techniek. Dat is geen geheel nieuw standpunt. De Europese Commissie ondersteunde CCS toen het door de Europese Raad werd omarmd. Toen is de toenmalige Nederlandse premier hier in dit parlement met veel gejuich ontvangen, omdat hij dit heel mooie instrument had binnengesleept, waar juist Nederlandse bedrijven ook qua techniek en innovatie een grote rol in zouden kunnen spelen. De consistentie van het Nederlandse kabinet op dit punt valt niet te loochenen.
De heer Samsom wil geen chagrijnig potje duwen en trekken. Ik zal kijken hoe we met het Europees Parlement tot iets kunnen komen, al is het inmiddels natuurlijk de Europese Commissie die dat moet doen. Ik zal de Europees Commissaris de suggestie aan de hand doen om eens met de Europarlementariërs op dit punt van gedachten te wisselen.
Mevrouw Van der Werf zei dat er nu een Europees infrastructuurproject moet komen. Los van Nord Stream en Nabucco zijn de gasleidingen nu precies het infraproject dat wij hier bespreken en dat in de energierichtlijn ook heel expliciet omschreven wordt, juist gelet op het belang van de voorzieningszekerheid. Ik ben het met mevrouw Van der Werf eens dat Nord Stream en Nabucco daar natuurlijk in zitten. Dat zijn de Europese infrastructuurprojecten die een antwoord op dat probleem moeten geven.
De voorzitter: Dan dank ik iedereen voor de belangstelling en de minister voor zijn antwoorden. We gaan donderdag verder.