Vastgesteld 13 april 2016
De vaste commissie voor Economische Zaken heeft op 9 maart 2016 overleg gevoerd met Staatssecretaris Van Dam van Economische Zaken over:
− de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 7 maart 2016 over de geannoteerde agenda van de Landbouw- en Visserijraad op 14 maart 2016 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 899);
− de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 1 maart 2016 over het verslag Landbouw- en Visserijraad 15 februari 2016 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 898);
− de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu d.d. 8 februari 2016 over het beleid ten behoeve van een nieuwe ontwikkeling in de biotechnologie (Kamerstuk 27 428, nr. 326);
− de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 9 februari 2016 over de openbare raadplegingen Europese Commissie over «Ervaringen in het eerste jaar van vergroeningsverplichtingen van de regeling voor rechtstreekse betalingen (GLB)» en «Raadpleging over de controleverordening voor de visserij» (Kamerstuk 28 625, nr. 233);
− de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 11 februari 2016 over het afschrift van twee brieven over de uitbetaling van de betalingsrechten;
− de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 17 februari 2016 over de review van het Nederlandse agrarische kennis- en innovatiesysteem (Kamerstuk 34 284, nr. 7);
− de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 17 februari 2016 over de voortgangsrapportage Plant- en Diergezondheidspakket (Kamerstuk 33 643, nr. 18).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Vermeij
De griffier van de commissie, Franke
Voorzitter: Dijkgraaf
Griffier: De Vos
Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Brouwer, Dijkgraaf, Van Gerven, Geurts, Koşer Kaya en Visser,
en Staatssecretaris Van Dam van Economische Zaken.
Aanvang 11:00 uur.
De voorzitter: Dames en heren, het is mij een genoegen om dit algemeen overleg over de Landbouw- en Visserijraad te openen, zeker op deze mooie dag: het is vandaag biddag voor het gewas en de arbeid. In vele kerken wordt daarbij stilgestaan. Het is een mooie dag om hier het werk handen en voeten te geven. Ik heet de Staatssecretaris en zijn staf welkom, evenals de collega's. We hanteren een spreektijd van vijf minuten per fractie en twee interrupties. Ik stel voor dat we toestaan dat de heer Brouwer, die officieel geen lid is van deze commissie, mevrouw Dikkers vervangt. Ik zie knikkende hoofden, dus dat is mooi.
Het woord is aan de heer Brouwer, die ik ook meteen van harte welkom heet.
De heer Brouwer (PvdA): Voorzitter. Ik ben steeds een beetje jaloers op de Staatssecretaris omdat hij gaat over de concrete beleidsterreinen landbouw en visserij. De voedselvoorziening gaat ons allemaal aan. Ik ruik nog de geur van de boerderij waar ik al mijn vakanties doorbracht en waar ik mij soms voortbewoog op de rug van een koe. Toen was het leven van de boer nog eenvoudig en overzichtelijk. Nu is dat wel anders, want nu is de boer ook manager, administrateur en ICT-specialist. De reguliere gewassen en het vee leveren te weinig op en hebben nieuwe eigenschappen nodig.
Dat brengt mij op biotechnologie en genetisch gemodificeerde organismen. Dit keer gaat het over een veredelde tak van ggo's, namelijk genetische modificatie met een «gene drive». Dat is een nieuwe techniek waarmee een genetische eigenschap zodanig in het DNA van een organisme wordt aangebracht dat het organisme alleen gemodificeerde nakomelingen voortbrengt. Met een gene drive kan een populatie van organismen dus snel en blijvend worden veranderd. Zulke volledige overerving vindt niet plaats bij gewone genetische modificatie. Resultaten kunnen daardoor onomkeerbaar zijn en zijn onzes inziens een grote bedreiging voor biodiversiteit en mogelijk de volksgezondheid. Wij zijn zeer bezorgd over de conclusies van het RIVM. Ggo-technieken waarbij onomkeerbare effecten kunnen optreden die niet gecontroleerd worden, kunnen een ramp veroorzaken wanneer ze in het milieu terechtkomen. Er moet daarom op zeer korte termijn actie ondernomen worden om deze methode van ggo-productie apart te registreren en te beoordelen door zowel onderzoekers in Nederland en de Europese Unie als onderzoekers in landen buiten de EU, opdat verspreiding in het milieu volledig voorkomen kan worden. Wij zijn blij met de kritische toonzetting en de benadering door de Staatssecretaris in de brief. We horen graag hoe hij dit aanpakt bij de volgende Landbouw- en Visserijraad. We verwachten overigens de volgende keer ook het beloofde afwegingskader voor ggo's en dat deze gene drives daarvan deel uitmaken. Kan de Staatssecretaris dat bevestigen?
Ik kom te spreken over het rapport van de Europese Rekenkamer over visserijakkoorden. Uit onderzoek van de Europese Rekenkamer is gebleken dat de contracten een zeer beperkt nut hebben. De Europese Unie zou volgens de Europese Rekenkamer daarom moeten stoppen met deze contracten. We hebben naar aanleiding van het vorige AO een motie ingediend waarin we de regering opriepen, niet in te stemmen met nieuwe onderhandelingsmandaten als de door de Europese Rekenkamer aangegeven verbeterpunten hierin niet worden opgenomen. Helaas is deze motie verworpen en zullen we ons nu richten op het doel dat er toch zo veel mogelijk met het rapport wordt gedaan. Tijdens het visserijgedeelte van de Raad streefde Nederland naar het aannemen van Raadsconclusies over dit rapport van de Europese Rekenkamer inzake visserijakkoorden met derde landen. De concept-Raadsconclusies verschillen op twee belangrijke onderdelen van de kabinetsvisie. Nederland stelt dat het verdrag van Cotonou de basis zou moeten zijn voor het externe handelen van de EU met betrekking tot mensenrechten en democratische principes. Ik vind het ongewenst dat hiermee verschillend wordt omgegaan op verschillende EU-beleidsterreinen, zoals in het geval van het protocol met Madagaskar. Nederland stemde daartegen, in een minderheidspositie. De Raadsconclusies erkennen slechts de geboekte vooruitgang op het gebied van mensenrechten. Ook de oproep van Nederland tot het verbeteren van de transparantie in de uitvoering van de overeenkomsten komt niet terug in de conclusies. Is de Staatssecretaris van mening dat de kritische houding van Nederland ten aanzien van de huidige praktijk van visserijakkoorden voldoende wordt weerspiegeld in de Raadsconclusies? Kan hij aangeven op welke manier hij zich zal inzetten om de Nederlandse ambities op dit dossier waar te maken?
Op 3 maart jl. heeft de Kamer een motie van de leden Grashoff en Leenders aangenomen waarin de regering wordt opgeroepen, tegen de verlenging van de toelating van het onkruidbestrijdingsmiddel glyfosaat te stemmen. Besluitvorming hierover vindt niet plaats in de Landbouwraad, maar waarschijnlijk in het ambtelijke permanente comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders. We hebben begrepen dat Nederland zich heeft ingezet voor stopzetting van toelating. Kan de Staatssecretaris inzicht geven in de stand van zaken en de vervolgstappen om alsnog tot zo'n stopzetting te komen?
De heer Geurts (CDA): Voorzitter. Het is altijd een genot om over de land- en tuinbouw te mogen spreken, zeker op het punt waar u aan refereerde, voorzitter, omdat het vandaag biddag is. In veel protestantse kerken wordt gebeden voor de oogst en het werk dat daarvoor verricht moet worden. Dat kunnen we nooit genoeg benoemen.
De nood is hoog in de varkenshouderij. Er is sprake van een crisis. Net als vorig jaar en het jaar daarvoor lijden 6.200 familiebedrijven in stilte en wordt daar, zoals gisteren naar buiten kwam, het minimumloon of zelfs nog minder verdiend. Dit gaat het CDA en mij aan het hart. Het CDA wil een eerlijke economie, waarin hardwerkende ondernemers een eerlijk inkomen kunnen verdienen. De politiek heeft hier een belangrijke rol in. We kunnen ervoor zorgen dat er een gelijker Europees speelveld ontstaat. Ik heb het al vaker gezegd: de politiek heeft de grote verantwoordelijkheid om de pijn van de Russische boycot te verzachten, omdat die pijn een gevolg is van politiek handelen. Helaas heeft Nederland geen nieuwe inhoudelijke voorstellen gedaan om de landbouw structureel te versterken. Het CDA wil dat op korte en langere termijn maatregelen worden genomen om de concurrentie- en marktpositie van hardwerkende ondernemers, in dit geval in de varkenshouderij, maar het geldt ook voor de melkveehouderij en andere sectoren, te versterken. Het CDA wil dat we op korte termijn de lasten voor de varkenshouders verlichten. Dat moeten we doen om de Nederlandse landbouw te versterken, maar ook omdat we een sociale opdracht hebben, ook als Kamerleden, om voor deze ondernemers te staan die al zo lang op een minimum zitten. Ik vraag de Staatssecretaris om te reflecteren en in te gaan op de volgende voorstellen. Waarom worden de NVWA-tarieven niet verlaagd? Waarom komt er geen lagere energiebelasting voor de landbouw? Waarom worden er geen lagere Rendactarieven neergezet? Hoe komen we zo snel mogelijk van de klepkeuringen af? De varkenshouderij doet een afdracht aan de gezondheidsfondsen. Waarom worden die afdrachten niet bevroren? Sinds het opheffen van de productschappen gaat de Staatssecretaris over dit onderwerp. Als de Staatssecretaris er een paar maatregelen uit trekt en die gewoon gaat organiseren en regelen, zou dat een bijdrage kunnen leveren aan het perspectief van de varkenshouderij.
Het CDA wil geen nieuwe nationale regels voor de varkenshouderij. De landbouw kan iets verdienen met ketenafspraken als er geen nationale kop op Europese regelgeving gezet is. Hoe gaat de Staatssecretaris ervoor zorgen dat de boer beloond wordt voor zijn inspanningen? Gaat hij ervoor zorgen dat afspraken in de keten mogelijk worden? Wanneer komt de aangepaste beleidsregel inzake duurzaamheid en mededinging naar de Kamer? Ik heb daar samen met de SGP-fractie al vele malen om gevraagd, maar tot op heden zien we nog weinig voorbijkomen. Ik krijg daar graag een keer een duidelijk, concreet antwoord op.
Voor de langere termijn zullen we de positie van de boeren in de keten verder moeten versterken. In de supermarkt lijken de prijzen volledig los te staan van de prijs die de boer ervoor krijgt. Ik heb al vaker gevraagd om een onderzoek door de ACM, zoals ook in mijn initiatiefnota staat, waarover we misschien op een ander moment komen te spreken. De commissie-Veerman gaat aan de slag om, vrij vertaald, de positie van de boeren in de keten te versterken. Kan de Staatssecretaris de precieze opdracht van de commissie toelichten?
Ik leg de Staatssecretaris een dilemma van de eerlijke economie voor. Hoe gaan we om met producten uit het buitenland die niet aan onze hoge standaarden van onder andere antibioticagebruik en dierenwelzijn voldoen? Daar is vaker over gesproken in de Kamer. Ik denk dat het vandaag weer de gelegenheid is om dat te doen. Hoe wordt deze discussie gevoerd in de Europese Commissie? De Staatssecretaris is nu voorzitter van de Raad en zit er derhalve wat dichterbij. Misschien kan hij het doek enigszins oplichten. Wordt dit onderwerp ook besproken in het platform dierenwelzijn, dat blijkbaar is ingesteld?
Kan de Staatssecretaris aangeven hoe de directe betalingen in het vervolg sneller kunnen plaatsvinden?
Over gentechnologie hebben we een brief gekregen. De grondhouding van het CDA jegens gentechnologie is «ja, mits». Eerder is een motie van mij en de ChristenUnie aangenomen om cisgenese niet onder de gmo-regelgeving te brengen. We zien dat de Zweedse en Duitse collega's overwegen om nieuwe veredelingstechnologieën niet onder de gmo-regelgeving te brengen. Is de Staatssecretaris bereid om met deze landen in gesprek te gaan en hun overwegingen met de Kamer te delen?
Mijn laatste punt betreft het compromis inzake het dier- en plantgezondheidspakket. Het CDA wil weten of het compromis over de controleverordening gevolgen heeft voor Nederland. Maakt het compromis het mogelijk om de huidige structuur van keuring en toezicht in stand te houden?
Tot zover mijn inbreng in eerste termijn, voorzitter. Anders gaat u mij afvlaggen gezien de spreektijd.
De voorzitter: Dat klopt!
Het woord is aan mevrouw Koşer Kaya.
Mevrouw Koşer Kaya (D66): Voorzitter. U gelooft het vast niet, maar ook ik heb vanochtend gebeden, maar dat terzijde.
Ik wil het vandaag onder andere hebben over het zorgelijke onderwerp wildlife crime. Olifanten, neushoorns, tijgers, mensapen zijn allemaal slachtoffers van illegale handel. De branche heeft een geschatte waarde van tussen 8 miljard en 20 miljard per jaar. Alleen al de hoorn van een neushoorn is een half miljoen euro waard, en is daarmee meer waard dan goud. Europarlementariër Gerbrandy van D66 heeft uitgezocht hoe dit allemaal precies zit en heeft veel maatregelen genoemd die genomen kunnen worden. Uit zijn plan blijkt dat elke vijftien minuten een olifant door stropers wordt doodgemaakt. Opbrengsten uit de handel wakkeren conflicten aan. Er ligt daarom een grote verantwoordelijkheid voor Europa – maar ook voor Nederland, dat op dit moment voorzitter is – zeker omdat Europa een doorvoermarkt en afzetmarkt lijkt te zijn. De Staatssecretaris, die aldaar Minister is, zou daar aandacht voor moeten vragen. Vanwege het vrije verkeer van goederen en personen werkt alleen een gezamenlijke aanpak. Die is er nu nog niet. Straffen voor wildlife crime zijn binnen de EU heel verschillend. Vandaar ook de 32 punten in het plan van Gerben-Jan Gerbrandy.
In alle lidstaten zou wildlife crime als ernstige misdaad gezien moeten worden, met maximaal vier jaar straf. Klopt het dat dit in sommige lidstaten niet zo is? In Roemenië zou de straf maar zes maanden zijn. Of neem de United Nations Convention on Transnational Organized Crime. Alle lidstaten hebben dat verdrag getekend, maar nog elf lidstaten moeten het invoeren en in nationale wetgeving omzetten. Hoe staat het daarmee?
Ook de capaciteit verschilt. Nederland doet het ontzettend goed en doet daardoor veel vangsten. Nederland blijkt echter vervolgens de doorvoerhaven te zijn. Ik denk dat het beeld dat Nederland een doorvoerhaven is, niet correct is, omdat je niet weet hoe de rest van het lidstaten het doet. Het zou best kunnen dat in die andere lidstaten veel meer doorgevoerd wordt. Het is een groot probleem dat daar niet zo veel aandacht voor is als in Nederland. Ook daar vraag ik aandacht voor.
In het plan van Gerbrandy staan, zoals gezegd, in totaal 32 maatregelen, verspreid over Commissie, leden daarvan, Europol, Eurojust, lidstaten enzovoorts. Het is een overkoepelende, holistische aanpak. Samenwerking is cruciaal, net als een brede aanpak. Hoe ver is Nederland hiermee? Kan de Staatssecretaris alvast op hoofdlijnen aangeven op welke maatregelen we wat al gedaan hebben? Welk tijdpad ziet hij voor zich? Als hij op dit moment niet de antwoorden paraat heeft, dan mogen die ook per brief aan de Kamer gestuurd worden zodat we daar op een ander moment over kunnen spreken. Wat gaat de Staatssecretaris, als Minister in Europa, doen om dit actieplan en de aanbevelingen daarin onder de aandacht te brengen van alle lidstaten en daar werk van te maken?
Italië heeft, daarbij gesteund door Cyprus, Portugal, Spanje en Griekenland, het stoplichtensysteem voor keurmerken geagendeerd. Hun producenten ervaren nadeel van rood geclassificeerde nutriënten. Natuurlijk is vrij verkeer van arbeid en producten van belang, maar dat betekent natuurlijk niet dat je cliënten niet mag informeren en dat je daarvoor geen goede keurmerken zou moeten aanleveren. In het licht van de aangenomen motie-Koşer Kaya/De Liefde wil ik van de Staatssecretaris weten hoe hij hiertegen aankijkt. Het kan toch niet zo zijn dat wij straks geen keurmerk mogen instellen omdat de Italiaanse, de Spaanse of de Portugese producenten vinden dat ze te weinig geld verdienen omdat daar wat duidelijker op staat of iets gezond dan wel veilig dan wel duurzaam is?
Ik heb een initiatiefnota over vissen aangekondigd, maar zie dat er vrij weinig wordt gedaan op Europees niveau. Ik zou daar toch wat meer nadruk op willen leggen omdat het belangrijk dat dit zowel nationaal als internationaal correct verloopt, zeker in het licht van hetgeen de Europese Rekenkamer daarover heeft gezegd.
Mevrouw Visser (VVD): Voorzitter. Ik heb geen bekentenis aan het begin van mijn bijdrage, misschien de volgende keer. De agenda is vrij vol. Op een aantal zaken ga ik nader in.
Tijdens de Landbouwraad zal stilgestaan worden bij de marktsituatie in de veehouderij; de heer Geurts van het CDA sprak daar ook over. De Europese Commissie heeft de lidstaten opgeroepen om met nieuwe, innovatieve en creatieve oplossingen te komen. Nederland heeft deze oproep overgenomen, zoals we ook teruglezen in de geannoteerde agenda. We lezen echter niet wat precies de inzet van de Staatssecretaris wordt tijdens de Raad. Er wordt gesteld dat er conclusies zullen worden getrokken tijdens de Raad, maar welke dat zullen zijn, is niet helder. De VVD is er een beetje bang voor dat we straks een mooi boekje met allerlei ideeën en suggesties hebben, maar het niet duidelijk is hoe het verder zal gaan. Ik denk dat het belangrijk is dat er helderheid komt op korte termijn. Ook is niet helder wat de rol van Nederland zal zijn. Neemt Nederland de regie? Op welke wijze worden de ideeën getoetst? In een bijlage lezen we dat een van de oplossingsrichtingen waarin wordt gedacht, inkomens- en liquiditeitsondersteuning is. Dat voorstel lezen we niet terug in de brief die aan de Kamer is gestuurd. Wat vindt de Staatssecretaris hiervan? Waarom is hij hier niet op ingegaan in zijn brief?
We hebben de laatste tijd veel klachten gekregen over de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). In de Leeuwarder Courant stond recentelijk een artikel over tientallen reacties naar aanleiding van een boeteconflict tussen een ondernemer en de RVO. Een ondernemer heeft een fout gemaakt en die gecorrigeerd, maar is inmiddels duizenden euro's kwijt aan accountantskosten. Herkent de Staatssecretaris deze signalen? Zijn er meer gevallen? Zo ja, hoe gaat hij hiermee om? Op welke manier kan dit worden verbeterd? Nadat gebleken is dat er fouten zijn opgetreden omdat er dubbele tellingen zijn en ondernemers met concrete oplossingen komen, moeten zij een heel administratiecircus doorlopen met allerlei lasten tot gevolg. Kan dat niet makkelijker worden gemaakt in het kader van «leuker kunnen we het niet altijd maken, maar misschien wel wat makkelijker»?
De VVD steunt de regering in haar aanpak van antibioticaresistentie om hiervan prioriteit te maken tijdens het Nederlandse voorzitterschap. Het is ook belangrijk dat de rest van Europa dit gaat doen. Gezien de agenda zal mijn collega mevrouw Lodders daarop terugkomen in het overleg over dierziekten.
De VVD heeft een motie ingediend om een tijdpad te ontvangen voor de review van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB). Deze motie is aangenomen. In de motie wordt de regering verzocht, de Kamer en het veld nadrukkelijk te betrekken bij de verdere uitwerking van de review. Gezien de reactie van de Staatssecretaris op onze motie, is de uitwerking daarvan heel summier, namelijk een half A4'tje. We vragen de Staatssecretaris om een specifieker tijdpad en om het proces nadrukkelijker te schetsen. In datzelfde halve A4'tje geeft de Staatssecretaris het voornemen van de Commissie weer om het vergroeningspercentage, dus het niet mogen benutten van land voor voedselproductie, op te hogen van 5 naar 7. Wij zijn hier geen voorstander van. Ik vraag de Staatssecretaris vooruitlopend hierop, aan te geven hoe deze verhoging past in de ambitie om bijvoorbeeld de import van soja te verminderen. Er is dan namelijk wel areaal nodig om die te kunnen telen. Hoe ziet de Staatssecretaris deze verhoging en wat is de lijn daarin?
Gisteren aan het eind van de middag kregen we een brief met de input op de openbare raadpleging over vergroening. Het is goed om te lezen dat de Staatssecretaris een inventarisatie heeft gemaakt van knelpunten op onnodige administratieve lasten en overbodige controles. Ook de ontheffing voor het inzaaien van vanggewassen na slecht weer is belangrijk. De VVD hoopt dat deze inventarisatie deel gaat uitmaken van de inzet van de Staatssecretaris op het gemeenschappelijk landbouwbeleid en vraagt hem deze tijdig met de Kamer te delen, zoals ook gevraagd is in de motie van de VVD.
In dit kader sta ik ook stil bij de raadpleging over de controleverordening voor de visserij. In zijn brief van 9 februari stelt de Staatssecretaris namelijk dat die grotendeels een nationale aangelegenheid is. Het gaat namelijk over de controle op de aanlandplicht, over de rol van het European Fisheries Control Agency en over een nationaal sanctioneringssysteem. De Staatssecretaris geeft in zijn brief aan dat hij voor 13 maart komt met een reactie op de raadpleging. Het is inmiddels 9 maart en we hebben die reactie nog niet gezien, maar het is wel relevant dat wij weten wat de inzet gaat worden en wanneer de Kamer die kan ontvangen. Wellicht kan de Staatssecretaris in zijn brief over onder andere de aanlandplicht, die hij vorige week heeft toegezegd in het AO over visserij, ook hierop ingaan. Zo kunnen we het eventueel in een keer meenemen bij het VAO.
We lezen in het programma van het Nederlandse EU-voorzitterschap dat er aandacht zal zijn voor het octrooi- en kwekersrecht. We vragen een goede balans tussen enerzijds het octrooirecht en anderzijds het kwekersrecht. We vinden dat innovatieve kwekers moeten kunnen blijven werken aan het verbeteren en vernieuwen van plantenrassen.
Voorzitter: Geurts
De voorzitter: Het woord is aan prof. dr. Dijkgraaf van de Staatkundig Gereformeerde Partij.
De heer Dijkgraaf (SGP): Dank, voorzitter. Ik miste de heer Graus al, maar u neemt zijn rol mooi over!
Voorzitter. Ik heb een wat rustiger bijdrage voor de Staatssecretaris. Dat gebeurt niet altijd, maar dat is ook weleens mooi, zeker op een dag als vandaag.
Ik sluit mij aan bij het verhaal van de heer Geurts over de prijsvorming. De Kamer is daar al jaren mee bezig. Het ministerie wil eigenlijk ook wel. Iedereen snapt dat er, als er geïnvesteerd moet worden in duurzaamheid en dierenwelzijn, iets wat we met elkaar willen, een verdienmodel bij hoort waarmee je de investeringen kunt terugverdienen. Tegelijk zien we dat het erg lastig is om daarvoor de wettelijke mogelijkheden te krijgen.
Ik vraag aandacht voor de ruimte voor crisiskartels. We hebben de afgelopen tijd een paar van die dingen langs zien komen aan de hand van crises; artikel 222 van de marktverordening. In de praktijk blijkt dit uiterst moeizaam te werken. Het moet bijna wel een supercrisis worden voordat je in het kader van artikel 222 die ruimte krijgt. Ziet de Staatssecretaris dit probleem en, zo ja, gaat hij daar iets aan doen?
De heer Geurts zei al het nodige over het verdienmodel. De commissie-Veerman buigt zich met elf andere experts van de Agricultural Markets Task Force van de EU over het verdienmodel van boeren. Dat is prima. De Kamer heeft herhaaldelijk gepleit voor meer ruimte in de mededingingsregels. De beleidsregels moeten aangepast worden. Het Europese mededingingskader beperkt het speelveld. Hoe staat de Staatssecretaris hierin, ook in het kader van het voorzitterschap van de EU? Er is eerder aangegeven dat we vaart moeten maken. Gaat de Staatssecretaris dat doen? Zorgt hij er ook voor dat de taskforce deze problematiek en het Europese mededingingskader hierin meeneemt?
De varkenshouderij heeft al twee jaar last van gesloten Russische grenzen. De prijzen zijn al lange tijd slecht. Het probleem zit eigenlijk bij enkele Oost-Europese landen die kampen met varkenspest, terwijl het met varkensvlees uit Nederland wel snor zit. Wij begrijpen dat Rusland in het kader van bilaterale overeenkomsten wel ruimte wil bieden aan landen die niet grenzen aan de besmette landen. Wat ons betreft, moeten we daarvan gebruikmaken. Zet de Staatssecretaris hierop in, al dan niet samen met EU-collega's?
Ik kom te spreken over geld, de subsidies. De Europese Commissie heeft vorig jaar 800 miljoen euro landbouwgeld binnengehaald door de superheffing. Daarvan is 500 miljoen uitgekeerd als crisissteun aan boeren. 300 miljoen – 800 miljoen min 500 miljoen – ligt nog op de plank. Wij vragen de Staatssecretaris om ervoor te zorgen dat ook dit geld naar de agrarische sector gaat om innovatie en verduurzaming te stimuleren. Ik heb begrepen dat Duitsland hier ook voor gaat pleiten. Het zou mooi zijn als Nederland zich daarbij aansluit. Wat de SGP betreft, doen we dat. Is de Staatssecretaris het daarmee eens?
De Staatssecretaris heeft onlangs helaas aangegeven dat hij de veredelingstechniek cisgenese, waarbij soorteigen genen gebruikt worden, voorlopig gewoon als genetische modificatie ziet en behandelt, totdat de Europese Commissie aangeeft dat dit niet nodig is. Ik vraag mij af waarom dat nodig is. Wij vinden dat onverstandig. Daarmee wordt het pleidooi om bepaalde nieuwe veredelingstechnieken als klassieke veredelingstechnieken aan te merken, dat ook de Staatssecretaris houdt, ondergraven. Duitsland en Zweden zullen daarop aansturen en hebben er juist bewust voor gekozen om deze technieken vrij te stellen van de ggo-regelgeving. Dat is een krachtig signaal aan Brussel. Wil de Staatssecretaris dit voorbeeld volgen? De inzet van nieuwe veredelingstechnieken moeten we niet overlaten aan de Monsanto's van deze wereld. Geef ook onze veredelingsbedrijven een kans.
Tot slot kan ik het niet laten om toch nog iets te zeggen over korting van toeslagrechten. We hebben zelf een keer een meldpunt ingesteld voor boetes in de landbouw. LTO heeft dat ook gedaan. Daar kwam een heel prangend voorbeeld uit. Ondertussen is er een motie aangenomen waarin de regering opgedragen wordt om het beleid in dezen te versoepelen. Wanneer voert de Staatssecretaris deze uit? Het prangende voorbeeld is het volgende. Een boer rijdt van rechts naar links vaste mest uit op zijn grond. Het onderwerken doet hij diezelfde dag van rechts naar links. De NVWA vindt – misschien zegt dat iets over de kleur – dat hij op links had moeten beginnen. De boer krijgt een mestboete en een korting van 20% op zijn toeslagrechten. Als je draagvlak wilt ondermijnen, moet je dat soort dingen doen. Ik krijg graag een reactie van de Staatssecretaris hierop, maar hoor vooral graag wanneer en op welke wijze de motie uitgevoerd wordt.
Voorzitter: Dijkgraaf
De voorzitter: Inmiddels hebben we het genoegen om ook de heer Van Gerven in ons midden te hebben. Mijnheer Van Gerven, u hebt het woord. Ik zou kunnen zeggen dat u tweeënhalve minuut spreektijd krijgt omdat u iets later binnen bent gekomen, maar laten we dat niet doen. U hebt gewoon vijf minuten spreektijd.
De heer Van Gerven (SP): Voorzitter. Excuus. Als het goed is, heb ik doorgegeven dat ik iets later zou zijn.
De melkvee- en de varkenssector verkeren in een crisis. Dat is vreemd, want het Europese landbouwbeleid kost miljarden en beslaat 40% van de begroting. Ondanks dit gesmijt met subsidies kan de boer toch geen fatsoenlijk inkomen verdienen. Dat moet toch tot de conclusie leiden dat het Europese landbouwbeleid structureel verkeerd is opgezet.
De voorzitter: Mijnheer Van Gerven, de heer Geurts heeft een interruptie.
De heer Van Gerven (SP): Dat is snel.
De heer Geurts (CDA): De heer Van Gerven zei dan ook een paar bijzondere dingen in zijn inleidende woorden. Hij gaf aan dat de sectoren in crisis zijn. Dat hebben meerdere sprekers geconstateerd en zijn we ook met de heer Van Gerven eens. Alleen, daarna zei hij iets over de Europese subsidies. Is de heer Van Gerven ervan op de hoogte dat de varkenshouderij in Nederland nul Europese subsidie ontvangt?
De heer Van Gerven (SP): De varkenshouderij ontvangt die inderdaad niet, maar andere sectoren wel. We kunnen constateren dat een groot gedeelte van het Europese geld gaat naar de landbouw, maar dat dit niet leidt tot een sector die stabiel en duurzaam is. Er is nogal wat aan de hand. Wij constateren dat wat financieel wordt ingezet door Europa, niet effectief is en dat we dat op een andere manier moeten regelen. We moeten niet boeren subsidiëren, maar ervoor zorgen dat boeren een fatsoenlijke prijs krijgen voor hun product zodat ze die subsidies niet nodig hebben. De vraag is hoe we dat op Europees vlak voor elkaar krijgen. Ik heb mij er altijd over verbaasd dat een aantal boeren een modaal salaris aan subsidie krijgen. Dat zou de bakker om de hoek ook wel willen. Ergens klopt er dus iets niet. Dat heeft te maken met het verleden, maar we moeten dat mechanisme er in de toekomst op de een of andere manier uit halen omdat dit niet gezond is.
De heer Geurts (CDA): Gisteren kwam er een onderzoek naar buiten waaruit blijkt dat heel veel boeren onder het bestaansminimum zitten dat we in Nederland met elkaar hebben afgesproken. Ik ben blij dat de SP dat ook aanspreekt. Het andere punt, namelijk dat er heel veel geld gaat naar inkomensondersteuning in de landbouw, is onzin. 1% van alle overheidsuitgaven van alle Europese landen bij elkaar opgeteld – 1%! – gaat naar de landbouw. Dat zijn de feiten.
De heer Van Gerven (SP): Alle bakkers van Nederland zouden blij zijn als ze ook zo veel subsidie kregen voor hun bedrijf. Dat is niet zo, helaas. Er is een probleem met de prijs die de boer voor zijn producten krijgt. Daar moet iets aan gebeuren. De SP was altijd al een tegenstander van bijvoorbeeld het afschaffen van het melkquotum. We zien dat de markt er niet voor zorgt dat de boer een fatsoenlijke prijs krijgt voor zijn product. Laat ik de varkenshouderij als voorbeeld nemen. Ik moet voorzichtig zijn, want de heer Geurts weet daar natuurlijk alles van. We zijn het erover eens dat daarmee geen fatsoenlijk brood te verdienen valt. We zouden goed moeten bekijken hoe we dat wel kunnen realiseren. Dat gaat niet via Europese subsidies, is ons standpunt.
Ik heb al gezegd dat het Europese beleid niet goed is. Eerst wordt de melkquotering afgeschaft en vervolgens komen de fosfaatrechten terug om het aantal koeien te verminderen. Wat is dat voor zigzagbeleid? Ik krijg daarop graag een bespiegeling van de Staatssecretaris. Wil hij reflecteren op de betekenis van de afschaffing van de melkquotering?
Hoe kunnen we de overproductie tegengaan? Hoe kunnen we ervoor zorgen dat het milieu niet wordt overbelast, het dierenwelzijn op orde blijft en de boer een fatsoenlijke boterham verdient? Ik maak het concreet. Er moeten geen exportsubsidies zijn. We moeten niet terug naar het dumpen van onze landbouwproducten in ontwikkelingslanden. Er moeten geen extra subsidiegelden worden uitgekeerd zonder structurele hervormingen en productiebeheersing. Maatregelen als opslagregelingen en hogere interventieprijzen kunnen een functie hebben, maar alleen in combinatie met structurele oplossingen zoals productiebeheersing. Zorg ervoor dat de agrariërs een eerlijke prijs krijgen voor hun product door hun onderhandelingspositie te versterken, door inkoopmacht als marktmacht aan te duiden en door strikte mededingingsregels minder klemmend te maken, bijvoorbeeld op het gebied van duurzaamheid. Wat is het tijdpad voor de taskforce van Veerman, waarvan ik heb begrepen dat die is ingesteld? Ondersteun bijvoorbeeld Milk Market Observatory en soortgelijke initiatieven om prijsontwikkelingen te monitoren. En, het belangrijkste, maak het plan van de European Milk Board voor productiebeheersing in crisistijden mogelijk. Dit marktverantwoordelijkheidsprogramma voorkomt overproductie en veel te lage prijzen door een bonus te geven aan boeren die hun productie verlagen. Bij ernstige crises krijgen boeren die hun productie opvoeren, een boete. Er was sprake van dat na 2017 de dierrechten worden afgeschaft. Krijgen we dan weer zo'n circus als we nu zien bij de melkveehouderij, waarbij eerst als een gek wordt uitgebreid en dan weer wordt ingekrompen? Graag krijg ik een reactie van de Staatssecretaris.
De Staatssecretaris weet dat de Kamer groot belang hecht aan het onderwerp glyfosaat. We willen niet een product voor vijftien jaar toelaten als de Wereldgezondheidsorganisatie net gezegd heeft dat het waarschijnlijk kankerverwekkend is. Ik verwacht een volle inzet van de Staatssecretaris op wat de Kamer heeft aangegeven.
Ik kom te spreken over het verdwijnen van het tropisch regenwoud. We zijn niet tevreden met de uitvoering van de maatregelen tegen de invoer van illegaal hout. Er komt nog veel illegaal hout binnen. Ook in Nederland verloopt dat niet naar wens. Ik begrijp dat dit op een later tijdstip aan de orde komt, maar misschien wil de Staatssecretaris er toch iets over zeggen en kan hij zijn visie erop geven. Hoe wil hij komen tot een beleid waarmee tropische wouden wel effectief worden beschermd?
Ik kom te spreken over de visserij- en partnerovereenkomsten. Erkent de Staatssecretaris dat we echt alleen op een surplus aan vis mogen vissen, dat sectorale steun beter terecht moet komen, dat er beter gemonitord moet worden, dat er beter beheer van de standen moet zijn en dat betere controle daarop nodig is? Gaat de Staatssecretaris zich ook sterk maken op het punt van transparantie? We lazen dat niet terug, maar dat is wel van belang.
Het is goed dat er strengere regels komen voor vaartuigen die buiten de partnerovereenkomsten private afspraken maken met ontwikkelingslanden. De vraag is of we sowieso niet af moeten van die individuele afspraken.
De vergadering wordt van 11.40 uur tot 11.55 uur geschorst.
De voorzitter: Ik stel voor dat we bij het antwoord van de Staatssecretaris een maximum van twee interrupties in tweeën hanteren. Daarvan hoeft niet per se gebruikgemaakt te worden, maar het is wel een mooi recht van de Kamer.
Staatssecretaris Van Dam: Voorzitter. Ik dank de Kamer voor alle vragen. Soms waren die indirect gerelateerd aan de agenda van de Landbouw- en Visserijraad, maar ik ben dat inmiddels wel gewend bij deze AO's, die ter voorbereiding van de Landbouw- en Visserijraad worden gehouden. Soms is het ook de gelegenheid om punten te bespreken die er nog liggen. Het maakt het alleen voor ons soms lastig om er in de voorbereiding voor te zorgen dat we alles bij de hand hebben.
Ik begin met de punten die op de agenda van de Landbouw- en Visserijraad staan. De leden hebben dat gezien. De meest in het oog springende punten zijn in de eerste plaats de marktsituatie en de gesprekken die daarover zullen plaatsvinden en in de tweede plaats de visserijakkoorden en de Raadsconclusies over de aanbevelingen van het rapport van de Europese Rekenkamer.
Ik begin met de marktsituatie, waarvoor enkele woordvoerders terecht aandacht hebben gevraagd. Die situatie blijft zorgelijk. De woordvoerders volgen de situatie en zien dat er veel discussie zijn binnen Europa over de mogelijkheden om daar nog iets aan te doen, gelet op het feit dat er vorig jaar ook al een pakket aan maatregelen is genomen. De gesprekken daarover gaan voort. Ik zeg erbij dat de Nederlandse landbouwers, en zeer zeker de varkenshouders, dit merken. De heer Geurts wees daar ook op. Een behoorlijk aantal varkenshouders zit op of zelfs onder het minimumloon. Dat is een prangende situatie, waarbij ik overigens opmerk dat ook de Nederlandse varkenshouderij zelf verantwoordelijkheid neemt met de instelling van de commissie-Rosenthal. Dat valt zeer te prijzen. Men gaat zelf na hoe men de positie in de markt structureel kan versterken. Dat is een voorbeeld – dat mag ook weleens gezegd worden – voor de rest van Europa. Onze varkenshouderij zet daarmee veel meer zelf stappen en kijkt zelf vanuit de lijn die wij hebben; de belangrijkste kern van het beleid is natuurlijk marktoriëntatie en gericht op de markt produceren. In andere landen wordt de blik sneller naar de overheid gewend dan bij ons. Het valt zeer te prijzen dat men zelf dat initiatief heeft genomen, dat men zelf de verantwoordelijkheid neemt en dat men zelf zoekt naar wegen om de eigen positie te versterken.
Verschillende leden hebben gevraagd waar wij staan. Hierbij speelt onze bijzondere rol als voorzitter van de Europese Raad, dus ook van de Landbouw- en Visserijraad, een rol. Het belangrijkste is dat er maandag tot conclusies wordt gekomen in de Landbouw- en Visserijraad. In dat proces hebben we de vorige keer, zoals ik heb gemeld in het verslag, een verkennende bespreking in de Raad gevoerd tijdens de lunchbijeenkomst. Daarna heb ik samen met de Commissie de lidstaten ertoe opgeroepen om al hun concrete suggesties in te sturen binnen de kaders van het Europese beleid. Dat heeft zeer veel verschillende suggesties en ideeën opgeleverd. Niet allemaal vallen die meteen binnen de wettelijke en met name binnen de budgettaire kaders, maar het is toch een lijst met suggesties voor wat er gedaan kan worden. De bal ligt nu hoofdzakelijk bij de Europese Commissie. Zij zal haar reactie op deze voorstellen moeten geven. Als voorzitter hebben we de inbreng van alle lidstaten gebundeld. Dat document brengen we in en bespreken we bij de Landbouw- en Visserijraad. De Europese Commissie zal daarop reageren. Dat maakt het ook lastig. Enkele leden vroegen wat de inzet is. Ik heb gezegd dat die algemeen bekend is. Onze inzet is sterk gericht op marktoriëntatie en het structureel versterken van de sectoren. Dat was ook onze inzet bij de verdeling van het pakket van 30 miljoen dat wij kregen, waarbij het Europabrede pakket overigens 500 miljoen was. Wij hebben steeds aangegeven dat we dit moeten gebruiken om structurele verbeteringen door te voeren. Wij hebben ons daar zelf op gericht.
Datzelfde geldt voor de huidige situatie. Daarbij houden we in de gaten dat het level playing field niet verstoord wordt. Het moet niet zo zijn dat lidstaten onder het mom van de huidige crisis in de varkensmarkt en de zuivelmarkt ineens individueel allerlei maatregelen nemen waarmee hun sector sterk wordt ondersteund, maar waarmee die van ons zou kunnen worden benadeeld. Die positie hebben wij steeds ingenomen, maar in dit proces past mij ook de rol die hoort bij de voorzitter, namelijk ervoor zorgen dat dit proces tot een goed einde wordt gebracht. Dit betekent dat we moeten uitkomen op een punt waar de Raad en de Commissie elkaar kunnen vinden in een pakket met maatregelen om in elk geval de sector te ondersteunen om versterkt uit deze crisis te komen. We zijn nu in afwachting van waar de Commissie mee komt. De lidstaten hebben onderling nauw contact. De Kamer heeft ongetwijfeld gezien dat ik ook deze week nog afspraken heb met mijn Franse collega, de heer Le Foll, die een zeer uitdrukkelijke positie inneemt in dit debat. Het is moeilijk te voorspellen wat eruit rolt, maar er wordt gekeken naar een serie maatregelen, juist ook om de positie en marktoriëntatie te verbeteren. Ik ga er even van uit dat de leden de hele lijst met ingediende voorstellen hebben kunnen zien. Die vallen uiteen – een aantal leden wezen daarop – in verschillende onderdelen, waaronder versterkte inzet op het openen van de Russische markt. Overigens heb ik de geruchten waarover de heer Dijkgraaf spreekt, gehoord. Veel verder dan geruchten gaat het overigens niet, maar we hebben in Europa steeds afgesproken om gezamenlijk op te trekken om de Russische markt te openen omdat de afspraak is dat op basis van regionalisering de Russen niet hun markt mogen sluiten voor al het varkensvlees uit heel Europa. We vinden ook dat we daarmee een goede basis hebben voor het gesprek met de Russen.
In het hele pakket aan voorstellen gaat het bijvoorbeeld om het opnieuw instellen of verlengen van de maatregelen voor opslag van varkensvlees of van kaas of melkpoeder, om flexibiliteit in de implementatie van de huidige wetgeving, zoals het opleggen van sancties, dat door een aantal lidstaten wordt gesuggereerd, en om het versnellen van al genomen initiatieven, zoals de oneerlijke praktijk in de voedseltoeleveringsketen. Een aantal woordvoerders spraken bijvoorbeeld over suggesties van de zuivelsector om op high-levelniveau te kijken naar verbeteringen in de hele keten, het instellen van observatoria, toezichthoudende instanties en nieuwe maatregelen. Een aantal lidstaten suggereren om de productie vrijwillig te kunnen terugschroeven en dat te ondersteunen. Dat is een beetje afgekeken van wat FrieslandCampina in Nederland heeft gedaan, dat maatregelen heeft genomen om te proberen om de productie te verlagen. Zo is er een hele range aan voorstellen die nu nog op tafel liggen, waarbij de belangrijkste vraag aan de Europese Commissie is om maandag tijdens de Raad met haar inzet te komen. Mijn inzet is om ervoor te zorgen dat er uiteindelijk conclusies worden getrokken waar de sector iets aan heeft, zodat het daadwerkelijk gaat om een pakket aan maatregelen dat helpt om de marktpositie van boeren en bedrijven verderop in de keten te versterken.
De heer Dijkgraaf vroeg of ik daarbij het geld kan inzetten wat indertijd via de superheffing is binnengekomen. Dat is voor het grootste deel al ingezet in het pakket dat vorig jaar is uitgerold. Voor het pakket van 500 miljoen is gebruikgemaakt van die middelen. Er is nog een restant, maar dat is geen heel groot bedrag. Dat is ook de beperking waarmee de Europese Commissie zit: het budget biedt niet veel meer ruimte voor aanvullende maatregelen. Een eventueel restant zou daar wel bij kunnen worden ingezet.
De heer Geurts vroeg of we nationaal niet het een en ander kunnen doen. Nationaal is marktoriëntatie steeds onze lijn geweest. Er was even wat discussie tussen de leden van de Kamer over de vraag in hoeverre varkenshouderijen subsidie ontvangen. Natuurlijk is er sprake van subsidie in de vorm van directe betalingen uit het GLB. Een deel van de 30 miljoen hebben we juist ingezet ter versterking van het traject van de commissie-Rosenthal. Ik vind dat een belangrijk traject. Onderdeel van het pakket van 500 miljoen van de Europese Commissie vorig jaar was de particuliere opslag van varkensvlees. Dat zijn allemaal maatregelen waarmee de sector wordt ondersteund, maar gelet op de moeilijke marktsituatie is meer nodig. Ik vind het initiatief dat de sector zelf genomen heeft, het belangrijkste, namelijk instelling van de commissie-Rosenthal. Die commissie is er juist heel erg op gericht, ook structureel, om de marktpositie van varkenshouders te versterken en de markt te verbeteren. Daarbij kijkt zij naar nieuwe mogelijkheden om producten af te zetten. Ik vind dat de goede aanpak. Die steun ik ook. Het rapport van de commissie-Rosenthal wordt dit voorjaar verwacht. Op basis daarvan kunnen we bekijken hoe we de varkenssector in Nederland verder kunnen ondersteunen in zijn toekomstvisie.
De heer Geurts deed een aantal suggesties. Als hij met concrete voorstellen komt die voorzien zijn van een dekking – hij noemde een aantal dingen waarvan hij heel goed weet dat die geld kosten, aangezien die eerder besproken zijn – dan ben ik natuurlijk altijd bereid om daar serieus naar te kijken.
De heer Geurts vroeg wat de opdracht van de commissie-Veerman is. Dat traject richt zich op de iets langere termijn. De commissie-Veerman heeft dit hele kalenderjaar nodig om tot een eindrapport te komen. Daarbij gaat het heel nadrukkelijk over de hele keten, maar het doel is het beantwoorden van de vraag hoe de positie in de keten kan worden versterkt op de verschillende markten. Daarbij wordt bijvoorbeeld gekeken naar markttransparantie, naar toegang tot financiële instrumenten, naar vormen van contracten in de keten en naar mogelijke collectieve organisatievormen. Ik meende dat naast de heer Geurts de heer Dijkgraaf vroeg of er ook wordt gekeken naar mededingingsaspecten en wat mijn positie daarbij is. Eerlijke mededinging is ongelofelijk belangrijk. Het doel daarvan moeten we niet uit het oog verliezen: iedere marktpartij moet gelijkwaardige kansen hebben. Het moet niet zo zijn dat de ene marktpartij de andere marktpartij kan benadelen. Mededingingsbeleid moet daaraan ten dienste zijn. Ik heb al eerder gezegd dat ik vind dat de boeren, mede door hun beperkte schaalgrootte, vaak in een te zwakke positie in de keten komen te staan. De vraag is, ook voor mij, hoe die positie versterkt kan worden. De commissie-Veerman kijkt daar nadrukkelijk naar, neemt daarbij de mededingingsaspecten mee en neemt heel nadrukkelijk de vraag mee waar binnen het mededingingsrecht mogelijkheden zijn of waar men eventueel tegen grenzen van het huidige mededingingsrecht aanloopt. Met de heer Veerman is afgesproken – dat heb ik ook persoonlijk besproken met hem – dat hij voor de zomer komt met een tussenrapportage zodat we die nog onder ons voorzitterschap in de Landbouwraad kunnen bespreken. Zeker gelet op de huidige situatie in de markt, vind ik het niet goed wanneer we met deze taskforce helemaal tot het eind van het jaar moeten wachten, waarna we pas in 2017 de resultaten zouden kunnen bespreken. Het moet duidelijk zijn dat dit perspectief gaat opleveren. De afspraak is dat we in juni – dat is de laatste Landbouwraad onder Nederlands voorzitterschap – de tussenrapportage bespreken. Met de commissie-Veerman kunnen we bespreken hoe die in de tweede helft van het jaar daar een vervolg aan geeft. De Landbouwraad kan eventueel extra vragen meegeven.
De heer Geurts vroeg in dat kader ook hoe het zit met de beleidsregel van de ACM inzake duurzaamheid om ervoor te zorgen dat boeren de kans hebben om bijvoorbeeld in collectief verband een aantal stappen vooruit te zetten. Ik vind het heel belangrijk dat dit kan. De conceptbeleidsregel is opgesteld en wordt op dit moment getoetst op uitvoerbaarheid door de Autoriteit Consument & Markt. Daarna zal die door Minister Kamp worden vastgesteld en wordt die gepubliceerd. Ik verwacht dat we die beleidsregel in de loop van het voorjaar aan de Kamer kunnen sturen. Dat geeft hopelijk ietsje meer ruimte. Overigens geeft het Europees beleid ruimte voor het collectief organiseren in de keten. Die mogelijkheden kunnen in sommige ketens, ook in Nederland, wat sterker benut worden. Denk daarbij aan het coöperatiemodel, maar er zijn ook andere modellen, zoals de productorganisaties, die nu al volop benut worden. Er zijn mogelijkheden voor individuele boeren en bedrijven om zich collectief sterker te organiseren dan nu gebeurt. Daarmee kun je je positie in de hele keten verder versterken.
De voorzitter: Is dit het einde van het varken?
Staatssecretaris Van Dam: Het einde van het varken zal het nooit zijn, voorzitter.
De voorzitter: Ik bedoelde te vragen of hiermee de vragen over de varkens beantwoord zijn.
Staatssecretaris Van Dam: Er ligt nog een vraag die u stelde als woordvoerder. Die vraag ging over iets wat in het verlengde ligt van wat ik zojuist zei, namelijk het crisiskartel. Organisaties hebben de mogelijkheid om zich collectief te organiseren in de vorm van productorganisaties. Wat op de agenda staat, ook voor aanstaande maandag, is dat er wordt gekeken of de positie van de producentenorganisaties versterkt kan worden en of ze meer mogelijkheden kunnen krijgen om afspraken te maken, juist vanwege de huidige crisissituatie. Dat is uitdrukkelijk een van de bespreekpunten voor aanstaande maandag.
De heer Geurts (CDA): De Staatssecretaris deed de uitnodiging om te komen met concrete voorstellen en een dekking. Zo'n voorstel hebben we gedaan bij de begrotingsbehandeling. Dat ging om de NVWA. Het was een zeer concreet voorstel dat was voorzien van een supergoede dekking. Samen met een aantal andere partijen die dat ook vonden hebben we dat voorstel ingediend. Alleen, om politieke redenen heeft de Staatssecretaris dat ontraden en daarmee de coalitie onder druk gezet. Daardoor werd het niet aangenomen. We hebben dus een concreet voorstel gedaan. Dan even over wat er in de Europese Raad gaat gebeuren. Ik maak mij ongelofelijk zorgen over wat de Fransen doen. Zij acteren op «eigen boeren eerst» en willen etiketten aanpassen. Gelukkig lijken de Nederlandse vlag en die van Frankrijk een beetje op elkaar. Dit is echter het begin van het einde. Het gaat mij in de kern erom dat er van al die crisismaatregelen ongelofelijk weinig geld rechtstreeks naar het boerenerf gaat. De heer Dijkgraaf gaf dat net ook aan in zijn bijdrage. De Nederlandse regering moet voorsorteren. De Staatssecretaris kan een aantal maatregelen nemen. Ik vraag hem om daarover na te denken, want de Fransen gaan dat ook doen. Waarom gaan de Fransen wel hun boeren rechtstreeks helpen maar doet Nederland dat niet, terwijl er elke week topbedrijven en bedrijven die vooroplopen omvallen, failliet gaan et cetera? Ik vind dat de Nederlandse regering de taak heeft om nu na te denken over een aantal zaken. Ik heb daartoe een aantal voorstellen gedaan, zoals het bevriezen van de heffing van het Diergezondheidsfonds. Er zit ongelofelijk veel geld in dat fonds. Een jaar lang niet heffen bij de varkenshouders zal het op boerenerf best een bijdrage kunnen leveren om deze gezinnen door te laten gaan.
Staatssecretaris Van Dam: Natuurlijk liggen er een aantal voorstellen op tafel waarin lidstaten zeggen: als Europa het niet doet, geef ons dan de ruimte om zelf een aantal dingen te doen. Daarom zei ik dat de inzet van Nederland steeds gericht is op het realiseren, of beter gezegd het realiseren van een level playing field. Mijn voorkeur heeft het dat we, als er extra maatregelen genomen worden, in heel Europa gezamenlijk afspraken maken over de maatregelen die genomen worden. Maar daar is uitdrukkelijk discussie over – de heer Geurts heeft dat goed gezien – omdat de mogelijkheden wat betreft het budget Europees gezien beperkt zijn. Er is nog maar heel beperkt budget beschikbaar. Als je meer wilt, dan moet je de crisisreserve inzetten, maar dat heeft gevolgen voor de directe betalingen, zoals de heer Geurts weet. Ik heb de Kamer niet horen zeggen dat zij dit gewenst vindt. Als je op Europees niveau meer wilt doen, dan zou je daarnaar moeten kijken. Voor heel veel lidstaten is het alternatief – ik sluit niet uit dat dit een ruime meerderheid van de lidstaten is – om nationale maatregelen te nemen, zoals voornamelijk de maatregel om aanbod uit de markt te halen. In beide markten, zowel in de zuivel als in de varkenshouderij, is er feitelijk sprake van overaanbod. Groente staat overigens ook op de agenda, maar daar is de situatie heel anders. In de twee andere sectoren is er meer aanbod dan vraag. Dat is een van de verklaringen voor de lagere prijzen. Een andere verklaring heeft te maken met de internationale grondstofmarkten, waardoor prijzen over het algemeen laag zijn. Het gaat dan over de vraag of lidstaten de ruimte hebben om zelf maatregelen te nemen om aanbod uit de markt te halen en daarvoor zelf financiering in te zetten. Dat is nog iets anders dan wat de heer Geurts voorstelt, namelijk om nationaal geld uit te keren aan boeren. De grootste stroom geld naar boeren, ook in deze sectoren, bestaat uit directe betalingen van het GLB. Ik meen dat de heer Van Gerven daar ook op wees. Het ligt eraan wat voor bedrijf je hebt, hoeveel land je hebt en hoeveel productie je in het verleden had, maar naar elk boerenbedrijf gaan directe betalingen in het kader van het GLB. De heer Geurts heeft daar overigens nog een aantal andere vragen over gesteld. Die zal ik straks nog beantwoorden.
Er zijn veel lidstaten geweest die hebben besloten dat bedrag van 500 miljoen maar gewoon uit te keren aan hun boeren. De consequentie daarvan is dat iedere boer een paar honderd euro krijgt. In deze marktsituatie is dat niet het verschil tussen een gezond bedrijf en een bedrijf dat in de problemen zit. Daarom hebben wij er heel bewust voor gekozen om het geld te gebruiken voor structurele versterking. Bijvoorbeeld in de varkenshouderij hebben we daar heel goede afspraken over kunnen maken met de PVO en LTO. De middelen komen de hele varkenshouderij ten goede, zonder dat het een eenmalige verlichting van een paar honderd euro per boer is. Dat is immers een maand fijn en de volgende maand is het probleem nog even groot. Dat geld is Europabreed niet op de verstandigste manier ingezet. We kijken nu naar het pakket van maandag. Ik zie daar een verantwoordelijkheid voor mezelf als voorzitter van de Landbouwraad om ervoor te zorgen dat daar een pakket maatregelen uitkomt waarmee de sector ook echt wordt geholpen, zonder alleen maar een eenmalige verlichting te bieden.
De heer Geurts (CDA): Ik verzet me tegen het beeld dat het GLB ervoor zorgt dat er geld bij de varkenshouderij terechtkomt, want dat is gewoon niet waar. Punt. De commissie-Rosenthal duurt me gewoon veel te lang. Ondertussen vallen bedrijven elke dag, elke week om. Ik heb net een concreet voorbeeld genoemd: na de opheffing van het productschap is de Staatssecretaris de baas geworden van allerlei heffingen die geïnd worden. In het Gezondheidsfonds zitten vele miljoenen, maar dit jaar is er niets of relatief weinig uitgehaald. Bevries dat fonds voor volgend jaar. Dan doet u wat! Wanneer gaat dit kabinet wat doen voor de varkensbedrijven in Nederland? Je kunt het braafste jongetje in Europa blijven, maar ondertussen doen alle andere Europese landen wél wat voor hun sector.
Staatssecretaris Van Dam: Bij mijn weten heffen we dit jaar nog niet voor het Gezondheidsfonds. We hebben nog steeds genoeg aan de reserves van de productschappen. Het beeld van de heer Geurts is niet helemaal overeenkomstig mijn eigen beeld. Eerder heb ik al gezegd dat de suggesties die hij noemt geld kosten, in tijden van een krappe begroting. Ik ben altijd bereid om naar serieuze voorstellen te kijken. Als de heer Geurts komt met concrete voorstellen, voorzien van dekking, zal ik daar serieus kijken. Hij refereerde even aan een discussie die we hadden over de NVWA. Daarover is met de Kamer de afspraak gemaakt dat we eerst de problemen in beeld gaan brengen. Daarom heb ik de amendementen op dat punt indertijd ontraden.
Mevrouw Koşer Kaya (D66): Dit is een boeiende discussie. Het sentiment in Nederland is dat wij het zo goed doen en dat vervolgens de Franse boeren beloond worden. Dat sentiment begrijp ik op zich wel. Een level playing field bereik je niet door het hier minder goed te doen, maar door te bereiken dat andere landen dezelfde inzet tonen. Dat zie ik niet in de duurzaamheids- en innovatieagenda terug. Gaat deze Staatssecretaris dat level playing field bewerkstelligen?
Staatssecretaris Van Dam: Dat is waar het om gaat. We moeten ons daarbij altijd realiseren dat de situatie in de landbouw in de verschillende lidstaten ongelooflijk verschilt. Nederland is in bijna alle sectoren behoorlijk productief, zeker vergeleken met vrijwel alle andere lidstaten. We zijn factoren productiever dan het Europese gemiddelde. Dat maakt dus ook dat de discussie bij ons vaak een andere is. Wij zijn al veel meer marktgeoriënteerd, waarbij het voor heel veel boeren en voor heel veel andere Europese landen zo is dat, als men vandaag meteen zonder enige ondersteuning moet produceren tegen marktprijzen, ze daar niet goed genoeg voor zijn georganiseerd. Dat verklaart ook waarom heel veel van die andere lidstaten toch vaak op een wat ander spoor zitten. Zeker voor een Europagezinde partij ga ik ervan uit dat gekeken wordt naar die verschillen. Dat maakt de discussie ook ingewikkelder. Maar het maakt wel dat het voor ons belangrijk is om te blijven hameren op marktoriëntatie en op structurele verbeteringen in de sector. De situatie waarin we nu zitten, heeft alles te maken met het feit dat we een hoge productie hebben. Nu er vraagproblemen ontstaan, zie je meteen dat heel Europa, inclusief Nederland, daarvoor kwetsbaar is. Ook hierin loopt de Nederlandse varkenshouderij voorop, omdat zij dat onder ogen ziet. Zelf zegt ze: we zullen onze marktpositie moeten versterken, zodat we de sector zullen moeten herstructureren. Verder zal er een meer onderscheidend product moeten worden gemaakt. Dat zie ik niet in heel veel andere Europese landen gebeuren. Ook daarbij zijn we weer een voorbeeld voor de rest van Europa. Dat maakt dat het voor mij als voorzitter makkelijker is om tegen Europese collega's te zeggen: dat is de kant die we met heel Europa op moeten. De sector moet structureel worden versterkt. Het is namelijk een illusie te denken dat het een kwestie van even de crisis doorkomen is. In de Raad heb ik een aantal malen beargumenteerd dat veel meer sprake is van een structureel probleem in de markt en in de sector, dan van een tijdelijk probleem, veroorzaakt door de gesloten Russische markt en/of de tijdelijke lage prijzen. Zo tijdelijk is het namelijk niet. Je kunt beter inzetten op maatregelen die structureel leiden tot versterking.
Mevrouw Koşer Kaya (D66): Ik vind het heel boeiend dat de Staatssecretaris aangeeft dat in Nederland veel meer inzicht bestaat in de noodzaak om toekomstbestendig te zijn. Als je wilt dat andere landen ook op dat niveau komen, gaat het niet alleen om praten. Je moet met elkaar structurele afspraken maken om de toekomstbestendigheid daar mogelijk te maken, zodat we geen geld naar boeren in Europa sturen die daarmee totaal niet aan de slag gaan. Welke concrete maatregelen gaat deze Staatssecretaris nemen om ervoor te zorgen dat alle andere boeren in de EU-lidstaten veel meer inzetten op duurzaamheid en innovatie?
Staatssecretaris Van Dam: U hebt het veel meer over de toekomst van het GLB en hoe je dat meer kunt richten op innovatie en duurzaamheid dan nu gebeurt. Dat is het grote thema voor de komende informele landbouwraad. In de voorbereiding daarop pleeg ik graag overleg met de Kamer. U krijgt daarvoor de Nederlandse inzet.
Mevrouw Visser vroeg naar het tijdpad van de review van het GLB. Op de informele raad agenderen we de toekomst. In de komende anderhalve maand krijgt de Kamer mijn inzet daarbij. Ze kan daar dus tijdig over discussiëren. Als het gaat om de formele review, zijn we in afwachting van de Commissie. Ik kan daarvoor geen tijdpad geven. De verwachting is dat dat niet meer dit jaar gaat gebeuren. De Commissie gaat daarmee waarschijnlijk pas volgend jaar aan de slag. Maar we proberen wel input te leveren voor de vereenvoudiging van het GLB, omdat daar nog wel het nodige kan worden bereikt. De regels schieten soms het doel voorbij. Dat moet anders.
Mevrouw Visser (VVD): Een punt van orde: ik heb een vraag gesteld over de voorstellen in het kader van inkomensondersteuning.
Staatssecretaris Van Dam: Er zijn lidstaten die hebben ingezet op versterkte inkomensondersteuning. Dat is makkelijker gezegd dan gedaan, want het vergt budget, wat er op dit moment niet is. Tenzij die lidstaten daarvoor de crisisreserve willen inzetten. Dan zou het kunnen gaan om een beperkt bedrag, ongeveer in dezelfde grootte als vorig jaar. Dan nog zal mijn inzet zijn om die reserve in te zetten voor structurele versterking van de beide sectoren. Ik ben er geen voorstander van om het geld gewoon uit te smeren over alle boeren in je eigen land. We zijn een halfjaar verder en we bespreken opnieuw de marktsituatie. Dat heeft dus niet heel veel zoden aan de dijk gezet. Wat daarbij wel een rol kan spelen, zijn de opslagregelingen. Kunnen die worden verlengd? Met name als het gaat om varkensvlees zijn die regelingen ook door Nederland zeer ruim benut. Maar ook dat is een tijdelijke verlichting. Het haalt even wat aanbod van de markt, in de hoop dat het na verloop van tijd weer beter gaat. Die verwachting is er nu niet. Met name bij zuivel is het perspectief op langere termijn wel wat beter, omdat de wereldwijde vraag groeit. Daar is dus iets meer sprake van tijdelijkheid. Maar ook daarvoor geldt: je haalt een paar maanden producten uit de markt, die daarna weer gewoon terugkomen. Als de marktsituatie in de tussentijd niet is verbeterd, leidt dat alleen maar tot meer aanbod. Maar goed, het staat nadrukkelijk op de agenda, omdat het tijdelijk wat verlichting kan bieden.
De heer Geurts stelde een vraag over producten uit andere landen, ook zijnde EU-landen, die niet aan onze standaarden voor dierenwelzijn voldoen. Hoe wordt dit punt besproken met de Commissie? Komt dat ook op de agenda van het platform dierenwelzijn? Het goede nieuws van de vorige raad is dat dat platform algemeen ondersteund is. Het gaat om een voorstel van Nederland, Duitsland, Denemarken en Zweden. Het is uitdrukkelijk de bedoeling van het platform dat ook dit soort dingen daar besproken wordt. Onze inzet is om de standaarden ook Europees te verhogen. Wij lopen daarin met de genoemde landen voorop. Het is niet alleen wenselijk dat de rest van Europa ook haar standaarden verhoogt, maar het is ook in het belang van onze eigen sectoren dat dat gebeurt. De heer Geurts wees daar terecht op. Dat punt wordt daar zeker besproken. Verder is het een punt van aandacht bij de beraadslagingen in het Handelscomité over handelsovereenkomsten. Ik noem als voorbeeld TTIP, waarbij dit een terugkerend onderwerp is.
Het tweede grote onderwerp op de agenda is dat van de visserijpartnerschapsovereenkomsten. Ik denk dat dit de derde keer in korte tijd is dat we het daarover hebben. Nu staan de Raadsconclusies op de agenda; de heer Brouwer vroeg daarnaar. Het goede nieuws is dat de Raad, net als Nederland, veel waarde hecht aan het rapport van de Europese Rekenkamer en dus ook aan de aanbevelingen daarvan. Hij neemt die aanbevelingen over. Een aantal verbeteringen is al doorgevoerd. In de Raadsconclusies wordt aangegeven, waarop nog extra inzet nodig is. De heer Brouwer vroeg of de kritische houding van Nederland voldoende is gereflecteerd in de raadsconclusies. Wij hebben die conclusies opgesteld, zodat de Kamer ervan uit kan gaan dat ze goed aansluiten bij onze eigen houding, hoewel we rekening moeten houden met de standpunten van de overige lidstaten. We zijn erin geslaagd om in de Raadsgroep tot conclusies te komen waarin alle aanbevelingen van de Europese Rekenkamer worden overgenomen. In een eerder debat zei mevrouw Dikkers, veel waarde te hechten aan genoemd rapport. Ik denk dat de PvdA-fractie daarom ingenomen zal zijn met het feit dat alle aanbevelingen worden overgenomen. Het is zeker gelukt om de kritische houding van Nederland te laten reflecteren in de Raadsconclusies. De heer Brouwer vroeg hoe het zit met de aandacht voor mensenrechten en democratische principes. Die zijn voor Raad en Commissie van groot belang. In 2011 heeft de Raad daarover al conclusies aangenomen. Bij nieuwe overeenkomsten worden die al strikt toegepast, in lijn met de aanbeveling van de Europese Rekenkamer.
De heer Van Gerven stelde een vraag over het surplus. Voor Nederland, voor de Raad en voor de Commissie is dat erg belangrijk. Het gaat erom dat je in de wateren van andere landen alleen opvist wat verantwoord is bovenop wat men zelf nodig heeft. Dat is het voornemen. Ik zeg er wel bij dat het soms lastig is om precies vast te stellen wat het surplus is, omdat het vaak schort aan data die voldoende betrouwbaar zijn. Om dat te verbeteren, wordt de samenwerking binnen de regionale visserijmanagementorganisaties verbeterd, wordt rechtstreekse steun gegeven om de datacollectie te verbeteren en wordt meer transparantie gevraagd van het derde land waarmee zo'n overeenkomst wordt afgesloten wat betreft visserijinspanningen en vangsten, ook door andere landen. Het is immers niet de bedoeling dat het surplus meerdere malen wordt uitgegeven. Er wordt heel hard op ingezet om dat surplus beter vast te stellen. Dat is essentieel als je goede overeenkomsten wilt sluiten.
De heer Van Gerven vroeg of we niet af moeten van de individuele afspraken die worden gemaakt met lidstaten. De inzet van Nederland is steeds geweest dat we het liefst zien dat alle externe visserij plaatsvindt onder een protocol of onder een internationale beheersorganisatie. Daarom steunen we de Commissie bij het aangaan van overeenkomsten, tenzij die overeenkomsten echt niet aan onze uitgangspunten voldoen of tenzij het echt niet mogelijk is. Dan kan een individuele afspraak soelaas bieden. Het heeft zeker de voorkeur om partnerschapsovereenkomsten te sluiten, maar dat gebeurt niet altijd.
Mevrouw Visser stelde een vraag over de controleverordening visserij. Kan die worden meegenomen in de vóór het volgende AO toegezegde brief? Op dit moment wordt de laatste hand gelegd aan onze reactie op de consultatieronde op dit punt. Die kan ik de Kamer voor volgende week toezeggen.
Het stoplichtensysteem staat op de Raadsagenda. Het Verenigd Koninkrijk heeft dit systeem ingevoerd. We hebben daar tijdens de begrotingsbehandeling al over gesproken. Een aantal leden van de Kamer vond dit een aantrekkelijk alternatief voor, zoals het werd genoemd, «het woud aan keurmerken» dat we hier hebben. We zetten her in op het verbeteren van het hele landschap aan keurmerken, iets waar de Alliantie Verduurzaming Voedsel behulpzaam bij is. In het Verenigd Koninkrijk kent men het stoplichtensysteem als een vorm van vrijwillige etikettering. De Britten menen dat het daardoor niet genotificeerd hoeft te worden in Brussel. Mevrouw Koşer Kaya zei correct dat Italië het daar niet mee eens is, daarbij gesteund door een aantal lidstaten die menen dat dit weer in strijd is met het vrije handelsverkeer. Dat heeft enigszins te maken met het feit dat Italië een aantal geografisch beschermde producten heeft die voorzien zouden worden van een rood stoplicht, omdat ze niet altijd aan de gezondheidscriteria voldoen, zoals de Britten die onder dit systeem hebben liggen. Nederland heeft geen formele positie ingenomen. We hebben geen enkel probleem met wat de Britten doen, en wachten de discussie in de Raad af. Onze inzet is dat er geen belemmeringen worden opgeworpen richting de Britten. We hebben zelf het vinkje als voedselkeuzelogo. Dat hebben we wel bij de Commissie genotificeerd, waartegen geen bezwaar zijn geuit. Wij vinden dat de Britten de ruimte moeten hebben om hun eigen systeem te notificeren.
De heer Van Gerven vindt dat er te veel tropisch hout in Nederland is. Hij vroeg wat ik daaraan ga doen. Aan ambitie is er geen gebrek, maar we moeten het doen met wat onze mogelijkheden zijn. De NVWA handhaaft de Houtverordening. Na een waarschuwing volgt herinspectie. Dan blijkt tot nu toe het probleem altijd opgelost. Zo niet, dan grijpt de NVWA in en volgt een proces-verbaal. Wij blijven hameren op implementatie van de Houtverordening in alle lidstaten. Alle houtproducten moeten worden gedekt door de labels die gelden voor een verantwoorde winning van hout uit tropische landen.
Ik kom toe aan de vragen die zijn gesteld over onderwerpen die niet op de raadsagenda staan, te beginnen met een onderwerp dat wel actueel is en wel in Europa speelt: glyfosaat. De heer Brouwer vroeg inzicht in de stand van zaken van het proces. De stemming is uitgesteld. Ik heb de Kamer gemeld dat Nederland daarop zou inzetten, juist vanwege de discussie op dit punt. Dat uitstel is er dus gekomen. Er was namelijk geen gekwalificeerde meerderheid te verkrijgen voor het voorstel van de Commissie. De besluitvorming is daarna tot nader order uitgesteld. De Commissie beraadt zich op de vervolgstappen. Ze heeft de lidstaten gevraagd, hun positie voor zover nog niet bekend duidelijk te maken. Daarbij zal onze inzet, zoals gemeld in de brief, zijn dat wij het onderzoek dat ECHA doet, wordt afgewacht, alvorens tot definitieve besluitvorming te komen. Dat is mede afhankelijk van wat de Commissie terug hoort van alle lidstaten.
De heer Brouwer stelde een vraag over iets wat wel op de agenda staan, zij het dat het gaat om een brief van Staatssecretaris Dijksma over gene drive? Wanneer komt het ggo-afwegingskader? Het Rathenau-instituut is bezig met het maken van een rapport op basis van de door hem uitgevoerde consultatie. Op basis daarvan zal ik in de eerste helft van dit jaar de Kamer een beleidsbrief sturen met dat afwegingskader. Daarin zal ik ook ingaan op gene drive. Alle overige vragen moeten worden gesteld aan Staatssecretaris Dijksma. Het is immers haar brief en haar beleidsverantwoordelijkheid.
Mevrouw Koşer Kaya stelde een vraag over Wildlife Crime. Hoewel dat onderwerp niet op de agenda staat, ben ik stiekem toch best blij met die vraag. Vorige week vond er een zeer succesvolle conferentie in Nederland plaats over dat onderwerp. De inzet was om nu eens niet een conferentie af te sluiten met allerlei mooie verklaringen, maar met concrete acties. Dat was best een beetje spannend, omdat dat concept nog niet eerder was uitgeprobeerd in dit soort internationale circuits. We moesten dus afwachten of het zou lukken. Het is zeer succesvol gebleken. Op de conferentie zijn veertien concrete deals gesloten, waarbij niet alleen landen en ngo's, maar ook het bedrijfsleven en parken zijn betrokken. In een geval gaat het om de herintroductie van neushoorns in Rwanda, het gaat om het beter beschermen en om het leveren van technologie. Met enige trots kan ik zeggen dat die conferentie zoden aan de dijk heeft gezet. De volgende internationale events vinden plaats in september in Johannesburg en later dit jaar in Hanoi. We hopen in de tussentijd het concept van de wildlifedeals verder te brengen, zodat er nog meer deals worden gesloten. Eurocommissaris Vella had een paar dagen voor de conferentie het actieprogramma van de Commissie gepresenteerd. Ik was heel blij dat hij dat op de conferentie kwam toelichten, omdat daarmee de Commissie haar verantwoordelijkheid neemt om een aantal maatregelen Europabreed in gang te zetten. Onze bedoeling als voorzitter is om op basis van dit actieplan in de Milieuraad van juni raadsconclusies aan te nemen en daarmee het actieplan van de Commissie om te zetten in concrete acties, geaccordeerd door de Raad. Ik zal de Kamer nog deze maand een brief sturen over de uitkomsten van de wildcrime-conferentie, waarbij ik ook zal ingaan op de punten die naar voren zijn gebracht. Daarbij zal ik ook een eerste appreciatie van het actieplan van Commissaris Vella geven.
Mevrouw Visser (VVD): Hierover zijn diverse moties ingediend door de collega's Thieme en Heerema. Kan de Staatssecretaris daar ook op reageren? Dan kan hij een totaalpakket naar de Kamer sturen.
Staatssecretaris Van Dam: Ik ga mijn uiterste best ervoor doen om ook dit nog deze maand voor elkaar te krijgen.
Mevrouw Koşer Kaya (D66): Het gaat mij om de handhaving. Nederland doet het ontzettend goed, maar in andere landen is het minder. Kan dat punt prominenter op de agenda worden geplaatst, zodat het wat sneller wordt opgepakt? Verder denk ik aan de strafmaat. Als in het ene land vier maanden geldt en in een ander land zes maanden, dan weet je dat dat niet werkt. Kunnen de twee door mij aangestipte punten wat sneller worden uitgevoerd? Verder dank voor de toezegging.
Staatssecretaris Van Dam: Ook daarop zal ik ingaan in de toegezegde brief. Dank overigens voor de vriendelijke woorden over het feit dat Nederland streng toeziet, maar ook hier is het niet zo dat er niets doorheen komt. Zeker een land als Nederland, met een grote haven en een grote luchthaven is extra kwetsbaar. Daarom zetten we daar de nodige capaciteit op. Af en toe werkt dat, wat bijzonder goed nieuws is. Waarover in Europa zeker wordt gesproken, is over het aan alle buitengrenzen goed toezien op de import van illegale dieren of dierproducten. Dat is zeker onderwerp van gesprek. Wat de harmonisatie van strafmaten betreft, weet u volgens mij als geen ander hoe lastig dat in Europees verband is. Maar ik zal in de toegezegde brief ook op dat soort punten ingaan.
De heer Geurts stelde een vraag over het compromisplan diergezondheid. Geeft dat problemen voor Nederland? Nee, omdat de wensen van Nederland zijn overgenomen. Dat betreft de financiering van de officiële controles en de rol van de officiële dierenarts bij de import en hygiënecontroles. Die onderwerpen leveren geen problemen op.
De heer Geurts (CDA): Ik heb concreet gevraagd of het problemen oplevert voor de huidige structuur rondom keuring en toezicht.
Staatssecretaris Van Dam: Daarmee refereert u aan een discussie die we later veel uitgebreider met elkaar gaan voeren. Ik meen dat we daarover nog een brief aan de Kamer moeten sturen.
De heer Geurts (CDA): De Staatssecretaris maakt mij zeer nieuwsgierig. Ik kreeg net als antwoord dat het voor Nederland geen consequenties heeft. Maar als ik het heb over de huidige structuur van keuring en toezicht, krijg ik een aarzelend antwoord. Wanneer krijgen we de toegezegde brief?
Staatssecretaris Van Dam: Dit antwoord kreeg de heer Geurts omdat ik zijn vraag anders had begrepen. Ik dacht dat hij vroeg of het problemen opleverde voor Nederland. Nee, heb ik gezegd, omdat onze wensen zijn gehonoreerd. Hij stelt nu een vraag over een veel omvangrijker punt. Ik meen dat we die brief voor de eerste helft van dit jaar hebben toegezegd. Voor 1 juli dus.
Hoe kunnen directe betalingen sneller worden uitgevoerd, vroeg de heer Geurts nog. De vorige keer heb ik daar ook met hem over gesproken. Voor het eerst hebben we nu uitbetaald op basis van het nieuwe GLB, daarbij bovendien gebruikmakend van de mogelijkheid om vooruit te betalen. Van beide is vooraf aangegeven dat dat zou leiden tot een iets tragere betaling dan in voorgaande jaren, maar nog steeds ruimschoots binnen de gestelde termijnen. Voor 1 februari zal 90% van alle directe betalingen zijn uitgevoerd, heb ik vorig najaar toegezegd. Dat is gerealiseerd. Ik zeg dat met enige tevredenheid. Ik snap dat bedrijven die het water aan de lippen staat, liever vandaag dan morgen hun geld hebben. Maar hiervoor gelden formele termijnen: we moeten dit voor juni hebben afgerond. Ik voorzie daar geen problemen, omdat we tot nu toe conform de planning de uitbetalingen doen. De RVO doet zijn uiterste best om zo snel als mogelijk te betalen. Maar vanwege die twee redenen – vooruitbetalingen en het feit dat we dit jaar met een nieuw systeem zitten – gaat het iets trager dan in voorgaande jaren. Dit jaar gaat het allesbehalve slecht. De ambitieuze planning wordt gehaald, wat heel mooi is.
Wanneer voer ik de motie-Dijkgraaf uit? Die motie gaat over de korting van toeslagrechten. Daarvan heb ik al eerder, ook in de Kamer aangegeven dat dat wel een buitengewoon ingewikkelde vraag is, omdat niet alles wat in die motie is gevraagd, kan worden uitgevoerd. We zijn aan het bestuderen wat er wel kan. We proberen ook zo goed mogelijk in kaart te brengen wat er nu al gebeurt, zodat we vervolgens op basis daarvan met elkaar desgewenst het gesprek kunnen aangaan. Ik verwacht die brief binnen een paar weken naar de Kamer te kunnen sturen.
De heren Geurts en Dijkgraaf stelden een vraag over cisgenese. Moet dat gekwalificeerd worden als genetische modificatie? Ik vind echt dat we moeten wachten op de juridische analyse van de Commissie. Die moet duidelijk aangeven, hoe ze de status beoordeelt van producten die met dergelijke technieken tot stand zijn gekomen. Daar zitten twee kanten aan: aan de ene kant worden de nieuwe veredelingstechnieken nu zo goed dat je aan het eindproduct niet meer kunt zien hoe het tot stand is gekomen en aan de andere kant gaat het nog steeds wel om modificatie op genetisch niveau. Dit is precies de weging die de Commissie moet maken. Tot dat moment beschouwt Nederland de producten van deze nieuwe technieken wel als ggo's, die dus ook onder de regelgeving daarvoor vallen. Maar op basis van de juridische analyse van de Commissie zullen we ons standpunt bepalen.
De voorzitter: Ik geef gelegenheid voor een korte tweede termijn, in een iets andere sprekersvolgorde dan in eerste termijn.
Mevrouw Visser (VVD): Voorzitter. Ik heb nog een vraag gesteld over de afhandeling van klachten van de RVO, waarbij ik een voorbeeld noemde uit de Leeuwarder Courant, naar aanleiding van een boeteconflict tussen de RVO en een ondernemer. Verder heb ik gevraagd wat de inzet van de Staatssecretaris is als het gaat om een verhoging van het vergroeningspercentage van 5 naar 7.
De heer Geurts (CDA): Voorzitter. De Staatssecretaris zei net iets waarvan ik nog stil ben: in de Kamer is een motie aangenomen dat cisgenese niet onder de gmo-regeling zou vallen. Nu hoor ik dat het kabinet zich er vooralsnog voor blijft inzetten om cisgenese wél onder die regeling te laten vallen. Ik kan me dat haast niet voorstellen, want er is gewoon een motie aangenomen.
Mevrouw Koşer Kaya (D66): Voorzitter. Begrijp ik de Staatssecretaris goed dat hij zegt: wij gaan inzetten op het feit dat het VK niet opeens moet stoppen met het stoplichtensysteem dat mensen informatie geeft over producten die ze kopen? Wij vinden dat ontzettend belangrijk, want wij willen ook af van het woud aan keurmerken. Ik zal over de uitwerking van de motie van de heer De Liefde en mij vragen stellen in de procedurevergadering. Hier wil ik vooral weten dat de inzet zal zijn: wij mogen zélf zo'n systeem hebben en het Verenigd Koninkrijk dus ook.
De heer Van Gerven (SP): Voorzitter. Ik heb nog een vraag gesteld over de dierrechten, die in 2017 mogelijk worden afgeschaft. Wil de Staatssecretaris daarop ingaan?
De heer Brouwer (PvdA): Voorzitter. Complimenten voor de visserijakkoorden. Alle conclusies zijn namelijk overgenomen. Komen de conclusies op papier? Ik had nog een vervolgvraag over glysofaat. Betekent het uitstel dat dat voorlopig blijft toegestaan en, zo ja, hoelang? Wij willen er namelijk zo snel mogelijk vanaf. Ook cisgenese moet onderdeel worden van de gmo-regeling. Dat lijkt me een heel interessante discussie.
Staatssecretaris Van Dam: Voorzitter. De niet-beantwoorde vragen vallen in de categorie «niet op de agenda van de Raad», zodat ik ze, met excuses, niet heb beantwoord.
De voorzitter: Voor de helderheid: de Staatssecretaris kan altijd later nog op deze vragen terugkomen.
Staatssecretaris Van Dam: Zo nodig zal ik dat doen, maar ik denk dat het wel lukt.
Mevrouw Visser noemde voorbeelden uit de krant waarin de boetes onredelijk lijken. Volgens mij zijn dat voorbeelden die door LTO zijn aangedragen. Tussen LTO en RVO is daarover overleg, omdat de inzet altijd is dat bij de bepaling van de hoogte van de boete recht moet worden gedaan aan het type overtreding. Omdat dit vrij nauw aansluit bij wat in de motie van de heer Dijkgraaf staat, lijkt het me goed dat ik dit meeneem in de brief die de Kamer daarover krijgt.
Over de vergroening van 5% naar 7% merk ik het volgende op. De Commissie is verplicht, op basis van de Basisverordening GLB, te bezien of dat percentage omhoog kan. Ik vind het een goede zaak dat de Commissie daarnaar kijkt, omdat we in het verleden hebben aangegeven dat de vergroening iets moet voorstellen. Het mag niet zo zijn dat we de bestaande situatie «groenwassen». Mevrouw Visser vroeg wat er gebeurt als we in Europa meer soja willen gaan verbouwen. Dan gaat het om een groot areaal. In Nederland, maar ook in andere lidstaten, wordt natuurlijk wel gekeken naar de mogelijkheden, die binnen Europa overigens beperkt zijn. Maar ook hier wordt geëxperimenteerd met de verbouw van soja. In het licht van de actualiteit is het aardig om op te merken dat, als er ergens een plek is in Europa waar soja verbouwd kan worden, het Oekraïne is. Dat vereist eenvoudige handel met Oekraïne. In het licht van onze onafhankelijkheid op de wereldgrondstoffenmarkt is dat wel degelijk iets om naar te kijken.
Mevrouw Visser (VVD): Dit is meer als voorbeeld genoemd. We hebben niet voor niets bij de begrotingsbehandeling een motie ingediend om aan te geven dat Kamer en veld betrokken moeten zijn bij de uitwerking van de aanpassing. Soja is een voorbeeld, maar het kan natuurlijk om veel meer gaan. De VVD heeft moeite met de stijging van 5% naar 7%. Juist daarom willen we weten wat de inzet is en hoe Kamer en veld daarover worden geïnformeerd. Ik vraag om een iets concreter voorstel van de Staatssecretaris als het gaat om de uitwerking van de motie-Lodders.
Staatssecretaris Van Dam: Maar dat gaat over de review. Het is belangrijk om die twee zaken uit elkaar te houden. De Commissie heeft zoals gezegd de verplichting om te kijken of de vergroening kan worden opgehoogd van 5% naar 7%. Maar dat staat dan weer apart van het reviewtraject. De Commissie biedt op dit moment nog niet de duidelijkheid hoe en wanneer die review zal plaatsvinden. De verwachting is dat dat niet meer dit jaar gebeurt. Ik wil met alle liefde aangeven hoe ik de planning voor me zie, maar ik ben zeer afhankelijk van de Commissie. Ik heb al eerder toegezegd dat ik daarbij ook de sector zal betrekken. In dat kader heb ik deze week informatie gegeven over de tien vereenvoudigingspunten. Die hebben we niet zelf verzonnen, daarover is contact geweest met de sector, die van oudsher goed zijn. Ook bij dit traject zal de sector betrokken worden.
Mevrouw Visser (VVD): De Staatssecretaris geeft aan dat de Commissie een verplichting tot overweging heeft. Wanneer moet die verplichting leiden tot een daadwerkelijk besluit en wanneer gaan wij daar als Kamer over praten?
Staatssecretaris Van Dam: Dit jaar moet daar een besluit over worden genomen.
Ik kom toe aan de motie over cisgenese, aan de orde gesteld door de heer Geurts. Wij kunnen wat hij vraagt niet zelf als lidstaat doen. De Commissie moet nu de eerste stap zetten door aan te geven of cisgenese als ggo moet worden beoordeeld of niet. Als de Commissie dat doet, is het aan ons om de afweging te maken of we haar volgen. Daarbij is de motie van de Kamer mij natuurlijk bekend. Dat is de volgorde.
Als het gaat om het Britse stoplichtensysteem, merk ik op dat de rol van voorzitter vereist dat we ons niet al te nadrukkelijk mengen in de discussie hierover. Maar als het nodig is, zullen we ook de Nederlandse stem daarin laten horen, namelijk dat de Britten de ruimte moeten hebben om dat te doen. Het gaat om voorlichting aan consumenten over hoe gezond producten zijn. Als producten niet gezond zijn, kun je als producent de afweging maken of je ze gezonder kunt maken. Daarover hebben Minister Schippers en ik in het kader van het voorzitterschap een conferentie gehouden tijdens het laatste reces, waarbij we ook afspraken hebben gemaakt met een overgrote meerderheid van de Europese lidstaten om te streven naar voedselproducten met minder zout, vet en suiker. Ook daar zie je het vrij opmerkelijke feit dat nog niet in alle lidstaten tussen de oren zit dat het verstandig is om ervoor te zorgen dat mensen minder zout, suiker en vet eten. Bij traditionele producten die niet aan dat soort standaarden voldoen, is het goed om tegen mensen te zeggen dat ze die producten met mate moeten nuttigen. Ik vind het belangrijk dat de mogelijkheid bestaat om consumenten daarover te informeren. De Britten moeten die ruimte hebben, net zo goed als wij die ruimte hebben.
De heer Van Gerven stelde een vraag over de dierrechten, er daarbij van uitgaand dat die in 2017 vervallen. Dat is geen automatisme. De dierrechten zijn ooit ingevoerd met een doel, namelijk het beperken van de hoeveelheid mest. In dat licht zou je ernaar kunnen kijken, op het moment dat er evenwicht is bereikt op de mestmarkt, maar zover zijn we nog niet. Ook de situatie die de heer Van Gerven schetst van afschaffing en vervolgens invoering van dierrechten voorzie ik op dit moment niet.
De heer Van Gerven (SP): Ik lees een deel van een aangenomen motie van 9 april 2014 van mevrouw Dik-Faber voor. Daarin staat onder andere de volgende overweging: «Overwegende dat een meerderheid van de Kamer zich heeft uitgesproken voor het afschaffen van de dierrechten zodra er een evenwicht op de mestmarkt is bereikt». Stel dat dat aan de orde is, is het dan verstandig om de dierrechten af te schaffen?
Staatssecretaris Van Dam: Ik heb geen glazen bol. Stel dat het zo zou zijn dat we evenwicht op de mestmarkt realiseren. De inzet is om dat zo snel mogelijk te doen, waarbij ik denk aan 2017/2018. We proberen de komende jaren de verplichte mestverwerkingspercentages op te hogen. Maar ik vind het wel sterk vooruitlopen op een dergelijke situatie als we nu al moeten praten over de vraag wat we doen als we dat evenwicht bereiken. Het is aan de Kamer die er op dat moment zit om dan een afweging te maken.
De heer Van Gerven (SP): Ik wil de Staatssecretaris meegeven dat regeren vooruitzien is. Dat weet hij natuurlijk ook. We moeten leren van wat er gebeurt in de melkveehouderij. Nu wordt daar gestuurd op basis van de fosfaatproblematiek, maar eigenlijk is het probleem veel groter. De parameter mest is te gering om daarop het oordeel wel of geen dierrechten op te baseren. Wordt vervolgd.
Staatssecretaris Van Dam: Ik snap heel goed wat u zegt. Het lijkt me goed om daarover op dat moment een goede discussie tussen kabinet en Kamer te voeren. Toen de melkquotering verdween, vertoonde de melkveehouderij een heel sterke groei. Ik denk dat u wijst op het risico dat, als je dat in andere sectoren doet, daar ook een sterke groei ontstaat. In de varkenshouderij zijn er andere zorgen dan de vraag of er te veel groei plaatsvindt. De sector zelf geeft aan dat men nu in feite meer produceert dan waaraan behoefte is. Daarmee is de cirkel van dit AO rond, want daarmee begonnen we.
De heer Brouwer stelde een vraag over glyfosaat. Hij vindt dat de toelating van glyfosaat zo snel mogelijk moet worden ingetrokken. Dat was niet helemaal wat de Kamer in haar motie heeft verwoord. Dat doet geen recht aan wat er op dit moment ligt. Door recente publicaties zijn er twijfels over de gevaren voor de menselijke gezondheid van dit middel. Gelet op die twijfels heeft de Kamer gevraagd, nu niet in te stemmen met verlenging van de toelating. Daar ben ik toe bereid, hoewel het Ctgb, toch de instantie die dat namens ons beoordeelt, van mening is dat die zorg er niet hoeft te zijn. We hebben nu niet-instemming ingebracht. Als het toch tot een stemming komt, stemmen we tegen. Dat hebben we aangegeven bij de Commissie. Het lijkt ons gerechtvaardigd om af te wachten wat er uit vervolgonderzoek komt. De motie vroeg er niet om toelating per se in te trekken, maar om een nieuw voorstel van de Commissie. Daarmee geef ik volgens mij ten volle uitvoering aan de motie, die net een stapje minder ver ging dan wat de heer Brouwer naar voren bracht. Ik houd vast aan de Kameruitspraak.
De heer Brouwer (PvdA): Ik heb nog een vraag gesteld over de visserijakkoorden. De conclusies zijn onderschreven, maar nu moeten er maatregelen komen. Wanneer komen die hier aan de orde?
Staatssecretaris Van Dam: De Raad gaat conclusies trekken, daarbij de aanbevelingen van de Rekenkamer overnemend. Een aantal aanbevelingen is al geïmplementeerd. Het is nu aan de Commissie om de nog niet geïmplementeerde aanbevelingen te gaan implementeren. Daarvoor zijn we afhankelijk van het tempo van de Commissie. We hebben hier eerder al gesproken over het beleid ten aanzien van de externe vloot. De Commissie zet daarin nu al stappen.
De heer Brouwer (PvdA): Komt dat hier nog langs?
Staatssecretaris Van Dam: Ja. Een maand geleden hebben we hierover al gesproken. Zodra de Commissie een volgende stap zet, komt die terug op de agenda van de Raad. Dan kunt u beoordelen of er voldoende tempo wordt gemaakt en of de implementatie naar uw zin is.
De voorzitter: De Staatssecretaris heeft de volgende vijf toezeggingen gedaan.
− De Kamer ontvangt dit voorjaar de beleidsregel mededinging en duurzaamheid.
− De Kamer ontvangt binnen anderhalve maand de Nederlandse inzet ten behoeve van de informele Landbouwraad over de toekomst van het GLB.
− De Kamer ontvangt volgende week de reactie van het kabinet op de consultatie van de controleverordening. Deze reactie zal worden opgenomen in de brief over de wolhandkrab, de aanlandplicht en andere zaken, ten behoeve van en voor het AO Visserij.
− De Kamer ontvangt over een maand een brief met daarin de uitkomsten van de Wildlife Crime Conferentie, een appreciatie van het actieplan van de Commissie en een reactie op de aangenomen moties van de leden Heerema en Thieme.
− De Kamer ontvangt binnen enkele weken een brief over de uitvoering van de motie-Dijkgraaf c.s, waarin ook wordt ingegaan op de concrete klachten die er zijn.
Staatssecretaris Van Dam: Bij de tweede toezegging heb ik geen anderhalve maand, maar twee maanden nodig. Dan weet ik zeker dat het lukt.
De voorzitter: Ik zie instemming bij de collega's.
Sluiting 13:20 uur.