Vastgesteld 23 juli 2014
De vaste commissie voor Economische Zaken en de vaste commissie voor Europese Zaken hebben op 14 mei 2014 overleg gevoerd met Staatssecretaris Dijksma van Economische Zaken over:
− de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 25 april 2014 met het verslag Landbouw- en Visserijraad 14 april 2014 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 781);
− de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 2 mei 2014 over de Wijziging van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet en reactie op verzoek over verbod gebruik fosfaat uit kunstmest (Kamerstuk 33 037, nr. 121);
− de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 9 mei 2014 met de geannoteerde agenda voor de Landbouw- en Visserijraad van 19 mei 2014 in Brussel (Kamerstuk 21 501-32, nr. 782);
− de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 9 mei 2014 met het verslag van de informele Landbouwraad van 5 en 6 mei 2014 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 783) en
− de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 25 april 2014 over de uitkomsten van het Nitraatcomité van 23 april 2014 (Kamerstuk 33 037, nr. 120).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Hamer
De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Knops
De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, Franke
Voorzitter: Lodders
Griffier: Van Bree
Aanwezig zijn vijf leden der Kamer, te weten: Dik-Faber, Geurts, Jacobi, Lodders en Ouwehand,
en Staatssecretaris Dijksma van Economische Zaken, die vergezeld is van enkele ambtenaren van haar ministerie.
Aanvang 11.00 uur.
De voorzitter: Hartelijk welkom bij dit algemeen overleg over de Landbouw- en Visserijraad die gehouden zal worden op 19 en 20 mei 2014. Bij afwezigheid van de voorzitter, heeft men mij gevraagd om het voorzitterschap vandaag op mij te nemen. Straks zal ik ook de inbreng van de VVD-fractie verzorgen, maar dat wordt vanzelf duidelijk. Ik zal dan een van mijn collega's vragen om het voorzitterschap tijdelijk over te nemen. Voordat ik het woord geef aan de eerste spreker, meld ik dat de heer Dijkgraaf zich voor vandaag verontschuldigt. Bovendien zal collega Dikkers van de Partij van de Arbeid naar alle waarschijnlijkheid vervangen worden door collega Jacobi. Ik heet de Staatssecretaris en de ambtelijke ondersteuning eveneens hartelijk welkom bij dit AO.
Ik stel een spreektijd van vijf minuten voor evenals één tot anderhalve interruptie per fractie. Wij moeten een beetje zorgvuldig met de tijd omgaan.
De heer Geurts (CDA): Voorzitter. De laatste maanden zijn heel bewogen geweest voor melkvee-, pluimvee- en varkenshouders en ook voor akkerbouwers. Het geheimzinnige onderhandelingsproces over het actieprogramma Nitraatrichtlijn en de derogatieresultaten maken mensen niet alleen ongerust over de toekomst, maar ook woedend. Boeren hebben lang in onzekerheid gezeten en nu worden de regels veranderd terwijl het seizoen al begonnen is. De onverwacht strengere regels kwamen daar als een duiveltje-uit-een-doosje bovenop. Het gevoel dat de Staatssecretaris en het ministerie niets geven om ondernemerschap en bodemvruchtbaarheid overheerst. Dat merk ik in gesprekken die ik in het land voer. De wijze waarop met onze boeren wordt omgegaan, vind ik heel kwalijk. Tijdens het hele proces heb ik gevraagd om meer informatie en aangedrongen op harde onderhandelingen. Maar maand na maand komen er nieuwe aanscherpingen uit de black box, zoals ik de overleggen tussen het ministerie en de Europese Commissie heb ervaren: eerst het verplicht houden van dierrechten voor de periode van het actieprogramma, dan de aanscherping naar 80% en 230 kg fosfaat op zand- en lössgronden en tot slot een verbod op het gebruik van fosfaat uit kunstmest op derogatiebedrijven. Dit is volgens de Staatssecretaris een technisch puntje, een schoonheidsfoutje, waarvoor ze nog geen excuses heeft gemaakt.
Mijn vertrouwen is geknakt. Hoe kan ik vertrouwen hebben in dit langdurige onderhandelen achter gesloten deuren met zulke negatieve resultaten en verrassingen achteraf? Daarom wil ik de onderste steen boven krijgen over deze onderhandelingen. Staatssecretaris, u krijgt van mij een herkansing!
Gisteravond heeft de CDA-fractie schriftelijke vragen ingediend. Ik wacht de beantwoording van die vragen met belangstelling af. In de media zag ik dat de SGP vandaag met voorstellen over de derogatie zou komen. Ik vind het jammer dat de heer Dijkgraaf niet aanwezig is en daarom zal ik daar op de volgende manier op ingaan. Heeft de Staatssecretaris Boerderij Vandaag gelezen? Heeft ze het desbetreffende artikel gelezen? Wat is haar reactie daarop? De hamvraag is of de Staatssecretaris bereid is om opnieuw onderhandelingen met de Europese Commissie en het Nitraatcomité aan te gaan voor de jaren 2015 en verder. Dit was volgens mij de strekking van de voorstellen van collega Dijkgraaf.
Nu kom ik op enkele andere onderwerpen. De website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, de vroegere Dienst Regelingen, lag de afgelopen dagen diverse keren plat. Dat is te belachelijk voor woorden, want dit komt elk jaar terug.
Mevrouw Jacobi (PvdA): Ik hoor dat wij vijf interrupties hebben.
De voorzitter: Nee, tussen de een en twee interrupties.
Mevrouw Jacobi (PvdA): Ja, precies. Aan de inbreng van het CDA merk ik dat het verkiezingstijd is, maar ik weet dat dit een beetje een flauwe opmerking is. Hoewel ik hier maar als vervanger zit, weet ik toch zo veel van derogatie dat ik een vraag aan het CDA heb. De heer Geurts vraagt de Staatssecretaris om terug te gaan naar de onderhandelingstafel, want het lijkt allemaal verschrikkelijk. Ik ben misschien van een andere planeet, want ik heb juist het beeld dat alles wat maar mogelijk is in die kaders, er ook uitgehaald is. Volgens mij was de kans groter dat wij helemaal geen derogatie meer zouden krijgen dan dat wij zouden krijgen wat er nu ligt. Mijn beeld is dat alles uit de kast is gehaald. Ik zeg dus: tel uw zegeningen, mijnheer Geurts. Waar heeft het CDA zo veel kritiek op? De heer Geurts spreekt namelijk in zijn algemeenheid. Welke details zijn volgens hem zo verbijsterend dat hij deze toon aanslaat tegen de Staatssecretaris die volgens mij een pluim verdient?
De heer Geurts (CDA): Allereerst: ik wil zeker niet beweren dat mevrouw Jacobi van een andere planeet komt, al komt zij uit Friesland. Absoluut niet, laten wij dat ook meteen even helder stellen. Nu ga ik in op het andere punt. De CDA-fractie heeft in het proces van de onderhandelingen over de derogatie diverse keren om opheldering gevraagd. In de debatten over de Nitraatrichtlijn heeft de CDA-fractie duidelijke standpunten neergezet. Daarom verbaast het mij dat er nog twee duveltjes-uit-het-doosje komen die niet gemeld zijn aan de Kamer, terwijl de Kamer al een besluit genomen heeft en het Nitraatcomité een akkoord heeft bereikt. Ik ga hier geen zwaardere woorden aan wijden dan de woorden ik nu al uitgesproken heb. Graag wil ik echter weten hoe dit mogelijk is en hoe het proces precies gelopen is. Ik zal mijn schriftelijke vragen nu niet herhalen gezien de tijd. Als mevrouw Jacobi die vragen leest, ziet ze welke kant wij aan het opgaan zijn. Er is namelijk veel onduidelijkheid bij het bedrijfsleven over de wijze waarop het zich in de toekomst bij dit soort processen moet aansluiten.
Mevrouw Jacobi (PvdA): Als ik het goed interpreteer, betreft dit vooral de communicatie. Over het inhoudelijke hoor ik uiteindelijk niet meer zo veel, terwijl ik in het begin de indruk kreeg dat het inhoudelijk allemaal niet zou deugen. Die twee duveltjes-in-een-doosje waren volgens mij ook al bekend toen het vijfde actieprogramma Nitraatrichtlijn er was.
De voorzitter: Ik hoor geen aanvullende vraag. Dit is een constatering en daarom verzoek ik de heer Geurts om verder te gaan met zijn betoog.
De heer Geurts (CDA): Op dat laatste punt wil ik toch even reageren. Dit zal ermee te maken hebben dat mevrouw Jacobi het derogatieproces niet tot in het detail heeft kunnen volgen. Ik raad haar aan om nog eens na te denken over haar bewering dat wat nu als duiveltje-uit-een-doosje komt, allemaal al van tevoren bekend was. Mevrouw Jacobi moet mij maar eens aanwijzen waar gestaan heeft dat het duidelijk was dat fosfaat uit kunstmest niet zou zijn toegestaan.
Ik vervolg mijn betoog. Ik was bij de voormalige Dienst Regelingen en de problemen die zich daar op dit moment voordoen. De ondernemers zijn bezig om hun landbouwtellingen door te geven en dan is het wel heel vervelend als de systemen platgaan. Daarnaast zie ik dat ze op dit moment digitaal onteigend worden door het computersysteem van de overheid. Je moet bijvoorbeeld 1 hectare of 10 hectare invullen en dan zegt het systeem: u hebt minder grond. In het verleden hadden de boeren meer grond. Dat noem ik digitale onteigening. De percelen zijn in een keer kleiner gemaakt. Ik vraag mij af of er stappen gezet worden om dit in de toekomst te voorkomen. Hoe wordt dit opgelost? Overweegt de Staatssecretaris ook uitstel van de uiterste inlevertermijn vanwege de problemen?
Ik kom nu op de export naar Rusland. Er is nog steeds geen export van varkensvlees naar Rusland mogelijk. Is er zicht op een opheffing van deze exportban? Overweegt de Staatssecretaris om met Rusland een bilateraal akkoord over de export van varkensvlees te sluiten? Ik merk dat andere landen voornemens zijn om zoiets te gaan doen.
Nu ga ik in op dierziekten. We zijn weer ontsnapt aan een ramp. Ik las in de media dat uit een lab in het Verenigd Koninkrijk weer het MKZ-virus is ontsnapt. In 2001 heeft dit heel grote gevolgen gehad voor Europa. Ik verzoek de Staatssecretaris om haar Britse collega hierop aan te spreken.
Nu kom ik op de visserij en de visserijsubsidies. Wij weten dat de Nederlandse kottervloot te kampen heeft met aanhoudende slechte prijzen. Ik vind dat onbegrijpelijk, als je beziet hoe mooi het Nederlandse product – schol, tong en garnalen – aan land gebracht wordt. De vissers kunnen er echter geen goede prijs voor krijgen en dat is bijzonder. Ik ben nu ook achter iets gekomen, waarvan ik hoop dat het niet klopt, maar eigenlijk zou ik mij er ook niet over moeten verbazen als het wel zo was. Ik was echter toch verbaasd toen ik las dat Vietnamese pangafilet met financiële steun van het Ministerie van Buitenlandse Zaken gepromoot wordt op de Nederlandse markt. Het ondersteunen van de duurzame productie in Vietnam kan ik begrijpen. Maar ik ben gewoon tegen de promotie van Vietnamese pangasiusfilet in Nederland met ons overheidsgeld. Kan de Staatssecretaris mij vertellen of er subsidies gestoken worden in de promotie van Vietnamese pangafilet in Nederland?
Mijn laatste punt heeft te maken met de controle van de NVWA (Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit) op varkenstransporten. Wij hebben al vaker gesproken over een «Schengen voor varkens». Ik hoop dat dit de Nederlandse export een toekomst kan bieden. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe de voortgang is in de gesprekken met de Duitse autoriteiten?
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Aan het gemeenschappelijk Europees landbouwbeleid wordt heel veel belastinggeld uitgegeven, namelijk 363 miljard euro voor de komende periode. Men doet eigenlijk weinig meer dan op kosten van de belastingbetaler een landbouwsysteem subsidiëren dat grote gevolgen heeft voor de toekomst van ons voedsel, onze natuur, onze biodiversiteit en ons klimaat. De in de laatste hervorming afgesproken vergroening stelt weinig voor. Dit heeft de Partij voor de Dieren al vaker benadrukt. Er komt 5% aan ecologische aandachtsgebieden, waarin waarschijnlijk ook nog landbouwgif en kunstmest gebruikt mogen worden. Met alle respect: dat slaat nergens op.
De afgelopen weken hebben verschillende organisaties erop gewezen dat nota bene die vergroening, dus dat kleine elementje binnen het gemeenschappelijk landbouwbeleid dat dan een bijdrage zou moeten leveren aan de biodiversiteit, averechtse effecten zal hebben. Er wordt gewaarschuwd voor het verloren gaan van duizenden hectares reeds bestaande akkernatuur en ook van enthousiasme en kennis bij ambitieuze boeren. De Staatssecretaris heeft een brandbrief gekregen. Graag krijg ik haar reactie daarop, want de zorgen die wij eerder hebben geuit, worden nu ook door wetenschappers voorspeld. Het lijkt mij dat dit niet de bedoeling kan zijn.
Dan kom ik op de visserij. In het afgelopen najaar heeft de Staatssecretaris tegen het onderhandelingsmandaat over een visserijprotocol tussen de Europese Unie en Sao Tomé en Principe gestemd. Ik ben benieuwd of er al gestemd is over de uitkomsten van de onderhandelingen. Als de Staatssecretaris het onderhandelingsmandaat niet zag zitten – waarvoor dank, want dat was ik met haar eens – ga ik ervan uit dat wij nu ook niet kunnen instemmen met de uitkomsten van de onderhandelingen.
Mijn volgende onderwerp is de doorvoer van walvisvlees. De Staatssecretaris heeft, net als de Partij voor de Dieren, een grote afkeer van de walvisjacht. Ze heeft de Kamer vorig jaar al laten weten dat ze bezig is om samen met de haven van Rotterdam en andere Europese lidstaten te komen tot de zogenaamde «code of conduct», om op die manier te proberen het walvisvlees niet alleen uit de Rotterdamse haven te weren – want de doorvoer gebeurt – maar ook uit de Hamburgse haven en de Franse en Belgische havens. Ik wil graag de stand van zaken weten. Ik zou heel graag willen dat de Staatssecretaris de handelwijze van Samskip veroordeelt. Samskip is een Nederlands bedrijf dat recentelijk een lading walvisvlees vanaf IJsland via Afrika naar Japan heeft vervoerd. Het moet toch niet mogelijk zijn dat Nederlandse bedrijven geld blijven verdienen aan een jachtmethode die in internationaal verband gewoon is verboden?
Een aantal Europese lidstaten doet goede dingen en enkele andere doen slechte dingen. Ik begin met Roemenië. In Roemenië worden zwerfhonden op een gruwelijke manier afgemaakt. De Staatssecretaris heeft naar aanleiding van nieuwe vragen van de Partij voor de Dieren nu laten weten dat zij de zorgen deelt en wil aankaarten bij haar Roemeense collega. Ik dank haar daarvoor. Ik wil haar echter ook de reacties van mensen meegeven. Mensen vragen aan mij: waarom nu pas? Ik heb daar eigenlijk geen antwoord op. Die schandalige methoden zijn al een poosje bekend. Mensen vragen letterlijk aan mij: zijn er nog honden over; zijn we niet wat laat? Graag krijg ik een reactie van de Staatssecretaris daarop. Ik dank haar voor het feit dat ze dit nu wel gaat aankaarten bij haar collega, maar waarom doet zij dit pas zo laat?
Nu ga ik in op het transport van slachtdieren. Denemarken heeft de bescherming van slachtdieren op de agenda gezet. Dat is goed. Wij zouden graag zien dat Nederland dat initiatief ondersteunt. De inzet van Nederland is maximaal acht uur volgens de Staatssecretaris, maar de Partij voor de Dieren zou graag zien dat het nog korter was. Kan de Staatssecretaris bij de bespreking van dit onderwerp ook inzetten op gps? Daarmee kunnen de transporten worden gevolgd. Ik vraag haar bovendien om te reageren op de uitspraak van het Platform LIS. Dat heeft gezegd dat de Nederlandse kalversector, waarvoor kalveren uit heel Europa naar Nederland worden getransporteerd, grote risico's met zich brengt. Wij zouden dit moeten regionaliseren om een einde te kunnen maken aan de risico's en aan het enorme dierenwelzijnsprobleem dat gepaard gaat met het gesleep met dieren. Graag krijg ik een reactie daarop.
België heeft stappen gezet op het vlak van de bescherming van vleeskonijnen. Ik vraag de Staatssecretaris om te pleiten voor een Europees kooiverbod voor het houden van konijnen.
Verder heb ik begrepen dat de Staatssecretaris een brief heeft gekregen van Nick en Lisa Dekker uit groep 4 van basisschool De Jutter in Noordwijk. Ik wil de brief graag voorlezen: Beste mevrouw Dijksma, u roept op tot het tonen van lef voor schone oceanen. Wij hebben lef. Bij ons op school is vorig jaar, bij de start van het 25-jarig jubileum, een ballonnenwedstrijd georganiseerd. Maar wij hebben daartegen geprotesteerd en tegen de directeur gezegd: leuk dat wij feest gaan vieren, maar dat oplaten van ballonnen vinden wij niet zo'n goed idee. Het is slecht voor de natuur. De ballonnen komen in zee en op het land. Dieren eten ervan en gaan ervan dood. De ballonnenwedstrijd is afgeblazen en in plaats daarvan hebben wij een boom geplant. Dat is goed voor de natuur. Dit was het eind van het citaat.
Deze kinderen vragen de Staatssecretaris om in Nederland geen ballonnenwedstrijd meer te organiseren. Bij allerlei feesten van sportverenigingen en op Koningsdag worden er ballonnen opgelaten. Miljoenen gaan er jaarlijks de lucht in. De kinderen schrijven ook: Wij krijgen ook argumenten dat de ballonnen en de kaartjes milieuvriendelijk zijn, maar hoelang duurt dit voordat dit is afgebroken? De dieren die erin zijn gestikt, hebben daar niets meer aan. Ook de touwtjes zijn gevaarlijk. Ballonnen zijn wel feestelijk, maar een slecht idee. Wij wachten op uw reactie.
Heeft de Staatssecretaris deze brief van Nick en Lisa gelezen? Heeft zij de kinderen al een antwoord gestuurd? Ik ben daar zeer benieuwd naar, want ik ben het met deze kinderen eens dat wij die ballonwedstrijden in Nederland misschien maar moeten afschaffen.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Voorzitter. Voor het reces hebben wij uitvoerig met elkaar gesproken over de derogatie. Met tegenzin heeft mijn fractie ermee ingestemd. Ik zei toen al dat het voelde als slikken of stikken. Wij dachten dat wij met de regeling voor knelgevallen voor bedrijven die geen 80% grasland hebben, aan de slag konden gaan en dat alles duidelijk zou zijn. In het meireces rolde ik echter van mijn stoel toen er toch nog een nieuw konijn uit de hoge hoed kwam: het verbod op fosfaatkunstmest. De Nitraatrichtlijn gaat over stikstof. Waarom koppelt de Commissie hier dan fosfaat aan vast? Er komt een overgangsregeling, maar die biedt alleen soelaas voor 2014. Ik moet constateren dat de communicatie met en de betrokkenheid van de agrarische sector onvoldoende is geweest. De boeren zijn voor voldongen feiten gesteld. Ik snap dat opnieuw onderhandelen geen optie is, maar welke lessen trekt de Staatssecretaris hieruit? Wat gaat ze doen om ervoor te zorgen dat de praktijksituatie van boeren bij toekomstige besluiten en onderhandelingen met Brussel wel goed wordt meegenomen?
De Staatssecretaris heeft eerder aangegeven tijdens het Nederlandse voorzitterschap in 2016 de herziening van de Nitraatrichtlijn op de agenda te willen zetten. De ChristenUnie juicht dit van harte toe. De nitraatregelgeving is een voorbeeld van beknellende regelgeving. Volgens mijn fractie is het niet de bedoeling dat de middelen om tot een doel te komen op Europees niveau worden voorgeschreven. Wij zouden graag zien dat de maatregelen op nationaal niveau mogen worden vastgesteld. Kan de Staatssecretaris bevestigen dat het herzien van de Nitraatrichtlijn nog steeds een van haar topprioriteiten is?
Ik ben heel erg blij dat de Staatssecretaris voedselverspilling op de Europese agenda wil zetten. De ChristenUnie heeft al eerder gepleit voor een langere lijst met producten waarop geen houdbaarheidsdatum hoeft te staan en hoopt dat deze lijst op korte termijn aangevuld kan worden. Daarnaast schrijft de Staatssecretaris te willen onderzoeken op welke wijze Europese regelgeving voedselverspilling in de hand werkt. Heeft de Staatssecretaris hier voorbeelden van? Is de Staatssecretaris bereid om daarnaast ook te onderzoeken of een herziening van de term «ten minste houdbaar tot» door «beste kwaliteit tot» leidt tot minder voedselverspilling? Deze term zorgt nu nog voor veel onduidelijkheid bij consumenten en dit is de groep die juist veel verspilt. Consumenten denken slechts 15 kg per jaar weg te gooien, maar in werkelijkheid is dat bijna 50 kg per jaar.
Op nationaal niveau zijn er ook nog stappen te zetten. Bepaalde producten staan al op de lijst waar geen datum op hoeft, maar hebben toch een houdbaarheidsdatum. Is de Staatssecretaris bereid om deze onnodige data te verbieden om zo verspilling tegen te gaan?
Daarnaast heb ik eerder gepleit voor een verlenging van de norm van twee uur in de catering naar bijvoorbeeld vier uur, zoals in het Verenigd Koninkrijk. Tijdens het AO Voedsel van 18 december heeft de Staatssecretaris aangegeven, te willen onderzoeken of de 2 uursnorm kan worden uitgebreid. Hoe staat het met dit onderzoek?
De ChristenUnie vraagt wederom aandacht voor de jonge boeren. Allereerst kom ik op de definitie van «jonge boeren». De Staatssecretaris wil onderzoeken of het mogelijk is dat alleen jonge boeren in aanmerking komen voor de regeling als er sprake is van bedrijfsovername. De ChristenUnie is hier ook voorstander van, maar waarom is het nodig om toestemming in te Brussel te vragen voor deze nadere definiëring? Kan Nederland hier niet zelf voor kiezen? Verder heeft de ChristenUnie aangedrongen op een gelijk speelveld door een landelijke, uniforme uitvoering van de regeling. De Staatssecretaris heeft met de provincies afgesproken dat deze hiernaar zullen streven. Daar zijn wij natuurlijk blij mee. Het Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt (NAJK) geeft echter aan dat het geen vertrouwen heeft in de uitvoering hiervan door de provincies. Hoe verloopt het overleg tussen het NAJK en de provincies? Zijn er provincies die een eigen invulling voor ogen hebben? Hoe wil de Staatssecretaris bewaken dat de regeling inderdaad uniform wordt uitgevoerd?
Ook vraag ik aandacht voor het budget van de jonge boeren. De ChristenUnie is met de Staatssecretaris van mening dat de regeling voor jonge boeren een prioriteit dient te zijn binnen POP3, maar dan past hier wel een groter budget bij, zeker als wij weten dat deze regeling veel overvraagd wordt. Is de Staatssecretaris bereid om in overleg met de provincies te bekijken of er meer budget naar de jongeboerenregeling kan gaan?
Ik hoor graag wanneer de brief komt over de invulling van de eerste pijler van het GLB. Binnen een aantal kwetsbare sectoren is er nog onduidelijkheid over de gevolgen van de GLB-herziening. Zo heeft de herziening grote gevolgen voor de kalverhouderij. Ik heb daarover een aantal mails gekregen. Door de afbouw van de toeslagrechten te beperken, kan de sector zich de komende jaren aanpassen en behoudt de sector een gelijk speelveld op de Europese markt. België, Frankrijk en Italië hebben al aangegeven, de afbouw te willen beperken. Staat de Staatssecretaris voor onze kalversector? Is zij bereid de afbouw van de toeslagrechten ook in Nederland te beperken?
Nu kom ik op het melkquotum. Het is goed dat nu eindelijk zicht komt op de veelbesproken zachte landing. De ChristenUnie is hier een groot voorstander van en zou graag meer inzicht krijgen in het voorstel op basis van de vetcorrectiefactor. Kan de Staatssecretaris dit voorstel naar de Kamer sturen? In hoeverre heeft de Staatssecretaris er vertrouwen in dat dit voorstel een meerderheid zal halen in de Landbouw- en Visserijraad?
Mijn laatste punt betreft metam-natrium. Op 12 maart is mijn motie aangenomen waarin de regering wordt verzocht om alternatieven voor metam-natrium in beeld te brengen en de beleidsmatige belemmeringen van het GLB weg te nemen voor het gebruik van aaltjesbestrijdende gewassen en de Kamer hierover voor 1 mei te informeren. Wanneer kunnen wij de kabinetsbrief verwachten? Het is immers medio mei.
Mevrouw Jacobi (PvdA): Voorzitter. Het is als vanouds. Veel van deze onderwerpen stonden zes, zeven of acht jaar geleden ook al op de agenda. De kleine toepassingen van gewasbeschermingsmiddelen staan op de agenda van de Landbouw- en Visserijraad. De kleine toepassingen staan voor «toepassingen in kleine, gespecialiseerde teelten», zoals asperges en chrysanten. De toelatinghouders hiervan hebben overwegend een klein commercieel belang en doen geen aanvraag voor die toelating, terwijl deze middelen eigenlijk als beter alternatief naar voren zouden moeten worden gebracht. Op deze manier bereiken innovatie en minder schadelijke middelen die kleine teler niet. De PvdA is voorstander van een fonds van de Europese Commissie waarbij het jaarlijks om € 350.000 schijnt te gaan. Dit moet echter gecofinancierd worden. De sector geeft aan dat de cofinanciering waarschijnlijk lastig wordt, gezien het versnipperde karakter en gezien het wegvallen van de productschappen die hierbij een rol kunnen spelen. De PvdA was overigens tegen de opheffing van de productschappen en nu zie je het gesodemieter. Het CDA stelde ook vragen in die richting. In hoeverre is de Staatssecretaris bereid om iets te doen aan het gat dat ontstaat in de coördinatie? Verwacht zij dezelfde problemen die LTO heeft gesignaleerd? Ik ga nu niet zo ver dat ik zeg dat er blauwdrukken voor de toekomst zonder productschappen moeten komen, maar dit is wel een van de problemen die boven water komen.
Net als de ChristenUnie ga ik in op de voedselverspilling. Het is een heel goede zaak dat de voedselverspilling wordt aangepakt. De Staatssecretaris doet dit samen met Zweden en dat verdient navolging. Er ligt nu een voorstel voor de concrete aanpak van de overbodige houdbaarheidsdatum. Wij zouden graag willen dat er nog verder gekeken wordt. Welke Europese regelgeving werkt belemmerend? Is het bovendien niet handig om heel goed naar de industrie te kijken? Toen de Tweede Kamer hier vorig jaar mee bezig was, bleek dat daar ook veel voedsel verspild wordt. De consument is op zich een prima doelgroep, maar vaak is die ook lastig te beïnvloeden. Ik denk dat de industrie naast de consument moet worden opgenomen in deze aanpak. Ziet de Staatssecretaris hiertoe mogelijkheden? Zijn hier niet grotere slagen te maken? Hoe ziet de Staatssecretaris dit in Europees verband?
Bij een algemeen overleg over de Landbouw- en Visserijraad springen wij altijd van de hak op de tak. Dat doe ik hierbij ook. Het transport van slachtdieren staat ook op de agenda in Europees verband. Harm Evert Waalkens, een van mijn voorgangers, was destijds al een groot voorstander van en heeft initiatieven genomen voor het verbeteren van de regelgeving voor het transport van dieren. Wij zijn het zeer eens met het herzien van de verordening waartoe Denemarken nu oproept, namelijk een maximumtransportduur van acht uur. Ik weet zeker dat dit drie, vier jaar geleden ook al een punt was. Toen werd al gevraagd: gaan wij dat morgen regelen?
In verband met de tijd ga ik even gassen. Ik ga in op het afschaffen van melkquota. Er wordt een voorstel uitgewerkt. De PvdA wil graag dat dit zo spoedig mogelijk naar de Kamer komt. Is de Staatssecretaris daartoe bereid?
Ik heb nog een punt in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. In ons land hebben wij bijzondere gebieden. De Agrarische Natuurvereniging en de natuurboeren in onder andere Noord-Holland hebben op een bijzonder probleem gewezen, maar ik weet dat dit ook zal gelden voor een deel van Overijssel en de Weerribben-Wieden. De boeren daar krijgen voor bijvoorbeeld het maaien en ook voor het verplaatsen van dieren en dergelijke altijd een vaarvergoeding. Ze besteden daar veel tijd aan en het is van belang dat die gebieden kleinschalig worden beheerd. In Noord-Holland blijkt dat de provincie niet meer ingaat op deze problematiek. De provincie verwijst naar het Rijk. Waarschijnlijk krijg ik van de Staatssecretaris te horen dat je voor dit soort problemen bij de provincie moet zijn. Ik vind dat wij niet zo met dit probleem kunnen omgaan. Ik roep de Staatssecretaris daarom op om over dit type problematiek een overleg te hebben met de provincies en dit bij de GLB-bespreking te betrekken. Hier zitten namelijk ook blauwe diensten in.
Mijn laatste punt betreft recreatief vissen met staand want. Er is een evaluatie gemaakt. Een van de punten betreft het strengere controleren op de voorwaarden voor Katwijk. Ik heb nog een aantal vragen daarover. Houdt het met deze evaluatie op? Is dit eenmalig geweest? Was dit het? Is het instrumentarium van de gemeente wel toereikend om ontheffingen te weigeren of te geven? De term «historisch gebruik» is niet heel hard gedefinieerd. Ons valt op dat er heel grote verschillen zijn. Op Ameland zijn er 250 vergunningen afgegeven en op een andere plek maar twee vergunningen. Graag krijg ik een nadere definiëring daarvan.
De voorzitter: Ik maak hierbij de opmerking dat dit laatste punt niet op de agenda staat. Het is dus aan de Staatssecretaris om te bepalen of zij hierop reageert. De heer Geurts wil bovendien een vraag stellen.
De heer Geurts (CDA): Ik zit nog na te hikken over de bijdrage van mevrouw Jacobi. In het begin sprak zij over de productschappen. Zij zei dat die voor de PvdA-fractie helemaal niet hadden opgeheven hoeven te worden. Ik weet dat de opheffing van de productschappen in het regeerakkoord staat. Het regeerakkoord is een aantal keren aangepast, maar op dit punt heb ik nog geen wijziging gezien. Is er een mogelijkheid dat de PvdA-fractie, met steun van de CDA-fractie, dat punt in het regeerakkoord aanpast?
Mevrouw Jacobi (PvdA): Dat is wel een mooi punt. In het vorige kabinet-Rutte is er op instigatie van het lid Aptroot, dat daarna verdween, hard ingezet op de opheffing van de productschappen. Toen zat het CDA in de regering en de PVV gedoogde. Zij hadden de meerderheid. Onze toenmalige woordvoerder, mevrouw Smeets, heeft altijd veel aandacht gevraagd voor de productschappen. Zo nodig konden die worden aangepast. Mevrouw Smeets zocht echter ook naar alternatieven, want je hebt sneller iets vernield dan dat je het hebt opgebouwd. Het ging daarbij om de gezamenlijke belangenbehartiging en kennis. Ik kan heel vaak met het CDA meegaan, maar ik constateer in dit geval dat het CDA in de regering zat die de productschappen heeft opgeheven, terwijl het nu steen en been klaagt over het feit dat wij allerlei problemen op ons bordje krijgen door de opheffing van de productschappen. Ik ben van een partij die daarin absoluut constructief wil zijn. Toen deze regering opstartte, was dit echter een politiek voldongen feit dat zelfs al in uitvoering was. Het CDA heeft nu blijkbaar spijt van het besluit van toen.
De voorzitter: Mevrouw Jacobi, ik verzoek u om kort te antwoorden.
Mevrouw Jacobi (PvdA): Maar dit is toch wel even een punt, voorzitter. Het CDA zelf komt nu weer met constructieve voorstellen om de schade die toen is aangericht, op te lossen. Wij staan aan de zijde van het CDA.
De heer Geurts (CDA): Dat laatste, namelijk dat de PvdA aan onze zijde staat, vind ik heel mooi. Mevrouw Jacobi doet echter aan geschiedvervalsing, want het is feitelijk onjuist dat het CDA onder Rutte I heeft ingestemd met de opheffing van de productschappen. Er is gesproken over de afslanking van de productschappen, maar de inzet van het CDA was juist dat de productschappen wel in stand gehouden moesten worden. Toen het kabinet-Rutte II aantrad, stond in het regeerakkoord de VVD-inzet die de PvdA gewoon onderschreven heeft.
De voorzitter: En wat is uw vraag?
De heer Geurts (CDA): Ik heb geen vraag.
De voorzitter: Dan constateer ik, dat u...
De heer Geurts (CDA): Nee, voorzitter. In de bijdrage van de PvdA-fractie wordt er geschiedvervalsing gepleegd en daar geef ik een reactie op. Als laatste zal ik dan een vraag stellen.
De voorzitter: Ik verzoek de heer Geurts om dat kort en bondig te doen. Dit is een interruptie tijdens het AO Landbouw- en Visserijraad. Het staat iedereen vrij om interrupties te plegen en vragen te stellen, maar ik verzoek u echt om dat kort en bondig te doen.
De heer Geurts (CDA): Het bondige antwoord is dat mevrouw Jacobi geschiedvervalsing pleegt. Het is niet juist dat het CDA ingestemd heeft met de opheffing van de productschappen. Ik verzoek haar om die uitspraak in te trekken. Daarom stel ik nogmaals mijn vraag. Begrijp ik het goed dat er met de PvdA-fractie valt te praten over het schrappen van het onzalige beleid dat de VVD in het regeerakkoord heeft gezet?
De voorzitter: Ik verzoek mevrouw Jacobi eveneens om kort te reageren.
Mevrouw Jacobi (PvdA): Het tromgeroffel van het moment waarop in de Kamer in het voorjaar 2012 het besluit werd genomen om de productschappen op te heffen, weerklinkt nog in mijn oren. De heer Aptroot werd omhelsd en het CDA zat toen in de regering. Ik weet niet wat de heer Geurts onder geschiedvervalsing verstaat, maar dit zijn de feiten. De problemen die er nu zijn, moeten wij oplossen. Dat vind ik prima. Wij moeten echter ophouden met jeremiëren. De heer Geurts zat toen nog niet in de Kamer, maar ik weet het zeker. Ik zat erbij toen dit besluit is genomen en het CDA zat toen in de regering. Dat is jammer voor de heer Geurts.
De heer Geurts (CDA): Dat klopt echt niet.
De voorzitter: Ik dank mevrouw Jacobi voor haar inbreng. Ik verzoek de Kamerleden om rustig te blijven. Kan de heer Geurts tijdelijk het voorzitterschap overnemen, zodat ik ook mijn bijdrage kan leveren?
Voorzitter: Geurts
De voorzitter: Dat doe ik met plezier. Het woord is aan mevrouw Lodders.
Mevrouw Lodders (VVD): Voorzitter. Ik begin met het uitspreken van mijn steun aan de Staatssecretaris bij het onderwerp voedselverspilling en haar inzet om voor een aantal producten de houdbaarheidsdatum van de verpakking te verwijderen. Het is natuurlijk zonde dat producten die nog prima te gebruiken zijn, weggegooid worden.
Mijn fractie steunt ook de inzet van de Staatssecretaris om een zachte landing van het melkquotum te realiseren door middel van de aanpassing van de vetcorrectie. Wij hebben hier al een aantal keren aandacht voor gevraagd. Kan de Staatssecretaris de laatste stand van zaken doorgeven?
Mijn fractie is tevreden over de inzet op de kleine toepassingen. Mijn collega's zijn hier al op ingegaan. Het gaat over de kleine toepassingen gewasbeschermingsmiddelen. Mijn fractie heeft al meerdere keren aangedrongen op de vereenvoudiging van de toelating van middelen in kleine teelten. Er wordt nu een kleine, maar essentiële stap gezet. Die is noodzakelijk voor alle telers die nu tegen de beperkingen aanlopen. Ik hoop dat de vaart erin blijft.
Ik vraag de Staatssecretaris om meer gebruik te maken van buitenlandse studies over de toelating van middelen. Dit geldt overigens ook voor andere onderwerpen. Nederland lijkt steeds vaker het wiel uit te willen vinden, terwijl in de landen om ons heen vaak veel onderzoek beschikbaar is. Dat kan prima als basis dienen. Vorige week werd tijdens een werkbezoek duidelijk dat in Ierland veel positieve ervaringen zijn opgedaan met bijvoorbeeld het beluchten van mest. Dat is een totaal ander onderwerp, maar helaas moet men in Nederland weer van vooraf aan beginnen qua onderzoek. Jaren onderzoek zijn ervoor nodig voordat dit voorbeeld een systeem in de praktijk kan zijn. Graag krijg ik een reactie van de Staatssecretaris hierop.
De Staatssecretaris wil het transport van slachtdieren samen met Denemarken op de Europese agenda plaatsen. De Staatssecretaris weet dat het transport in Nederland veelal goed geregeld is. Er worden hoge eisen gesteld aan het transportmiddel en het aantal dieren. Nederland loopt hierin voorop. De VVD is van mening dat de steun van de Staatssecretaris heel snel moet leiden tot een gelijk speelveld in Europa. Dat betekent dat Nederland niet eerst aanvullende maatregelen gaat leveren, maar er zorg voor zal dragen dat alle Europese landen voldoen aan de voorwaarden die Nederland stelt. Alleen dan werken wij aan een gelijk speelveld dat van belang is voor de bedrijven en de werkgelegenheid in Nederland.
In de stukken heb ik de volgende uitspraak van de Staatssecretaris gelezen: «Ik heb aangegeven dat de opgave om 9 miljard mensen te voeden betekent dat de voedselproductie met maar liefst 60% zal moeten stijgen. Dit vraagt een strategische benadering, waarbij de benodigde groei niet ten koste gaat van de huidige diversiteit. Diversiteit en behoud daarvan mag echter niet leiden tot een statische benadering van de Europese landbouwpolitiek. Het nieuwe GLB geeft daarin wel veel ruimte, maar ik heb aangegeven mij wel zorgen te maken over de gedetailleerdheid van de regelgeving en de gebruiksvriendelijkheid daarvan. Ik heb de Commissaris gevraagd om daar de komende tijd nog verder over te spreken.» Deze uitspraak sterkt de VVD in haar visie dat de Staatssecretaris alle zeilen zal bijzetten om de uitwerking van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en met name de vergroeningsmaatregelen zo effectief en simpel mogelijk in te vullen. Het is nog steeds onverteerbaar dat wij in een tijd van stijgende vraag naar voedsel, landbouwareaal hieraan onttrekken. De steeds strenger wordende eisen aan de bemestings, waardoor de productie terugloopt, zijn niet in lijn met deze uitspraak.
Ik word dagelijks benaderd door boeren die tegen beperkingen voortkomend uit de derogatie aanlopen, met als klap op de vuurpijl het verbod op het gebruik van kunstmestfosfaat. Er zijn al veel inhoudelijke vragen gesteld. Gisteren heeft collega Dijkgraaf al laten weten dat hij wil dat de Staatssecretaris opnieuw gaat onderhandelen over een alternatief voor de huidige derogatie. Hij stelt voor om in kaart te brengen wat het effect zou zijn van alleen derogatie van 250 kg stikstof uit dierlijke mest voor percelen grasland in plaats van derogatie van 230 kg stikstof voor het hele bedrijf. Ook vraagt collega Dijkgraaf om in kaart te brengen wat de positieve effecten zijn van de startgift met fosfaat in de maisteelt. Dit positieve beeld moet ervoor zorgen dat het gebruik van fosfaatkunstmest als startgift in de maisteelt per 2015 mogelijk wordt en dat er ruimte geboden wordt voor een derogatie van 250 kg voor alleen grasland. De VVD hoort graag de mening van de Staatssecretaris over dit verzoek. Nogmaals, collega's hebben al gevraagd naar het hele traject en ook naar wat wij geleerd hebben uit de afgelopen maanden. Ik wil benadrukken dat de motie-Lodders c.s. over de Nitraatrichtlijn en de ontkoppeling van derogatie en de Nitraatrichtlijn van steeds groter belang is. Daar hebben wij eerder al over gesproken. Mijn fractie wil graag weten hoe het staat met de pilots.
Mijn fractie spreekt verder haar steun uit voor het standpunt van de Staatssecretaris over GMO. Zij heeft dit uitgesproken tijdens de laatste Landbouw- en Visserijraad. De onzekerheid over GMO en het terugvorderen van gelden ondermijnen het draagvlak voor de regeling. Dit belemmert de samenwerking in de producentenorganisaties. De VVD hoort graag hoe de Staatssecretaris hiermee verdergaat.
Gisteren ontving mijn fractie de antwoorden op de schriftelijke vragen over het verbod op basamid. Mijn fractie is teleurgesteld in de antwoorden van de Staatssecretaris. Zij wil het verbod handhaven. In andere landen – zij het uitzonderingen – wordt het middels immers wel toegestaan. Door het verbod worden de Nederlandse boomkwekers benadeeld. Ik zou om een heroverweging kunnen vragen, maar graag hoor ik hoe de reactie van de Staatssecretaris zal zijn als de EFSA besluit om het advies van de Staatssecretaris niet over te nemen. Dan blijft dat ongelijke speelveld bestaan. Ontstaat er dan een nieuwe situatie?
Ik rond af. Het punt van de digitale dienstverlening heeft de heer Geurts al keurig naar voren gebracht. Ik hoor graag een reactie van de Staatssecretaris op de vragen in dat verband.
Voorzitter: Lodders
De voorzitter: De Staatssecretaris heeft een schorsing van vijf minuten nodig om de antwoorden voor te bereiden.
De vergadering wordt van 11.45 uur tot 11.49 uur geschorst.
Staatssecretaris Dijksma: Voorzitter. Ik heb maar liefst vijf blokjes. Het eerste is vanzelfsprekend de derogatie. Daarna volgen de antwoorden op vragen met betrekking tot het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Het derde blokje is voedselverspilling. In het vierde blokje beantwoord ik de vragen over visserijzaken. Het vijfde blok heet «varia».
Ik begin met het onderwerp dat de afgelopen weken niet alleen de gemoederen van de Kamerleden en van veel boeren heeft bezighouden, maar ook mijn gemoederen. Ik doel op de discussie over derogatie. Het is goed om zo meteen iets te zeggen over het verloop van het proces. Waarom gaan de dingen soms zoals ze gaan? Ik denk dat het van belang is om daarbij de gestelde vragen te beantwoorden. Overigens zeg ik in alle eerlijkheid erbij dat ik de laatste set vragen nog niet gezien heb. Dat is soms zo. Die vragen zal ik op een later moment naar eer en geweten beantwoorden.
Ik ga eerst even in op het politieke punt. Er is gevraagd of ik de onderhandelingen over de derogatie wil heropenen. Die geluiden hoor ik ook uit de sector, maar heropening vind ik om twee redenen niet verstandig. De eerste reden is dat heronderhandelen op dit moment onherroepelijk betekent dat Nederland nu geen formele derogatiebeschikking krijgt. Let wel: wij hebben die formeel nog niet binnen. Over een nieuw onderhandelingsakkoord met de Europese Commissie zou op zijn vroegst pas in september in het Nitraatcomité kunnen worden gestemd. Per saldo zou dit betekenen dat er voor 2014 geen derogatie is. Dan zullen de boeren moeten terugvallen op de norm uit de Nitraatrichtlijn en dat is 170 kg stikstof uit dierlijke mest per hectare. Dat zou echt een schadepost zijn van tientallen miljoenen, waarschijnlijk zelfs meer dan 100 miljoen euro. Er treden bovendien verdringingseffecten op voor andere sectoren, zodat ook daar kosten gemaakt zullen moeten worden.
De tweede reden is dat er voor 2014 natuurlijk – en niet voor niets – een overgangsvoorziening is getroffen, waardoor de boeren die financiële verplichtingen zijn aangegaan nog onder de oude voorwaarden kunnen werken. Ik snap dat de sector liever geen aanscherping van de derogatievoorwaarden had gezien. Misschien vraagt men nu uit een gevoel van teleurstelling daarover om opnieuw te onderhandelen. Ik denk echter dat de financiële consequenties daarvan zo groot zijn dat ik heronderhandelen geen serieuze optie vind.
De heer Geurts vroeg hoe het kan dat informatie als een duveltje-uit-een-doosje komt. Ik denk dat het goed is om hier verantwoording daarover af te leggen. Het gaat om het resultaat; daar is ook over gediscussieerd. Hoeveel gesprekken je daar ook over voert met betrokkenen en organisaties, de uiteindelijke verantwoordelijkheid daarvoor ligt bij mij. Als ik opschrijf dat ik gesprekken voer, betekent dit niet dat ik mensen mede verantwoordelijk maak voor de uitkomst. Dat zij dat zelf soms zo opvatten, vind ik vervelend, maar ik heb dat niet gezegd. De heer Geurts moet mij daar dus op aanspreken. Ik vind het daarom goed dat dit hier ligt.
Het is van belang om te bekijken hoe zo'n proces gaat. Er is heel veel overleg geweest, bijvoorbeeld met vertegenwoordigers van LTO. Om te beginnen ging dat overleg over de inhoud van het vijfde actieprogramma. Men zegt dat er niet gekeken wordt naar de boerenpraktijk, maar ik merk op dat er in dat vijfde actieprogramma een heel aantal voorstellen staat dat wel degelijk voortkomt uit de praktijk. Ik doel onder andere op de aanpak voor equivalente maatregelen, de herstelbemesting bij extreme neerslag, de opbrengstafhankelijke stikstofnorm voor graan, de aanwending van drijfmestbestrijding voor winderosie en ook – dit is in de Kamer heel vaak naar voren gebracht – de vrijstelling van bovengrondse aanwending voor kringloopboeren. Dat zijn allemaal zaken uit de praktijk die opgenomen zijn in het vijfde actieprogramma en die uiteindelijk door de Commissie geaccepteerd zijn.
Mevrouw Lodders zegt dat wij het proces om derogatie te verkrijgen, anders moeten aanpakken. Dat weet ik ook, maar het werkt nu nog wel zo. In dat proces moet je eerst steun krijgen voor het vijfde actieprogramma. Pas daarna kun je overleggen over de vraag of Nederland op de agenda van het Nitraatcomité kan komen waar alle lidstaten zullen moeten instemmen met de derogatie.
Hoe is het nu gegaan? Wij hebben uiteindelijk tot eind december met de Commissie moeten onderhandelen over de vraag of het vijfde actieprogramma en het Nederlandse mestbeleid solide genoeg zijn in de ogen van de Commissie om überhaupt in aanmerking te komen voor derogatie en dus om op de agenda van het Nitraatcomité te komen staan. Daar hebben wij de Kamer steeds over op de hoogte gehouden. Pas nadat ik op 12 december een brief heb gestuurd aan de Kamer met voorstellen over de wijze waarop wij verdergaan met het mestbeleid en de dierrechten in Nederland, ontstond een situatie die ervoor zorgde dat de Commissie het idee had dat er al met al een zodanig pakket was, namelijk het vijfde actieprogramma en het mestbeleid, dat ze met Nederland zou willen praten over de vraag of er een mogelijkheid is om in aanmerking te komen voor derogatie.
Dit betekent dus dat er eerst steun – een go! – nodig was voor het vijfde actieprogramma en dat daarna pas de discussie over derogatie startte. Pas in de loop van februari heeft het gesprek over de derogatie zelf met de Commissie plaatsgevonden. Ik moest daarvoor de steun hebben van de Kamer en daar was grosso modo steun voor het totaalpakket rondom de dierrechten, nog even los van wat je daarvan vindt. Wij zijn er altijd open over geweest dat dit onderdeel is van hetgeen waarop de Commissie Nederland beoordeelt. Toen daar uiteindelijk groen licht voor kwam uit de Kamer, zei de Commissie dat wij een gesprek konden voeren over het plaatsen van het verzoek op de agenda van het Nitraatcomité in april.
In die laatste situatie vindt er een gesprek plaats tussen een Nederlandse delegatie en een delegatie van de Commissie. Dat is inderdaad de afdeling «slikken of stikken», daar heeft mevrouw Dik-Faber gelijk in. In zo'n gesprek komen de voorwaarden op tafel waaronder de Commissie bereid is om derogatie te verlenen. Het is dus niet zo dat je daarover met deze en gene van tevoren een overleg zou kunnen voeren. Je hoort immers pas in zo'n gesprek hoe de Commissie die voorwaarden voor zich ziet en in dat gesprek moet je er ook uitkomen. Ik kan niets zeggen over de inzet van de Commissie in dat gesprek; ik kan alleen zeggen dat de inzet van de Commissie een andere is dan de uitkomst waar wij mee terug zijn gekomen. Dat moeten de leden van mij aannemen. Dit betekent dus dat wij er alles aan gedaan hebben, ook in dat gesprek, om in het Nederlandse belang een zo goed mogelijke derogatie voor onze boeren voor elkaar te krijgen. Twee grote knelpunten komen daarbij naar voren. Het ene betreft grasland waarvoor, zoals bekend, geldt dat de Commissie dat bij alle derogaties als standaard stelt. Over dat punt valt dus gewoon niet te onderhandelen. Dat kunnen wij wel vervelend vinden, maar het is wel een feit dat voor iedereen opgaat. Ik vind het ook niet fijn dat dit in de loop van het seizoen komt, daar zal ik zo nog iets over zeggen.
Het tweede punt was de norm van 230/250. Ik zal zo nog ingaan op de voorstellen uit de koker van de heer Dijkgraaf, die nu door anderen zijn genoemd. De aangepaste derogatienorm heeft natuurlijk ook te maken de resultaten in de gebieden waar wij het gewoon slechter doen. De Commissie heeft dan ook bekeken waar de problemen het grootst zijn en zich de vraag gesteld of het nog wel gerechtvaardigd is dat we doorgaan op de oude norm van 250, gezien het feit dat we gewoon niet op al die plekken de norm halen en over de hele linie dus ook niet. De Commissie heeft gezegd dat dit dus niet gerechtvaardigd is. In het licht van die gegevens is de uitkomst voor Nederland uiteindelijk geweest dat we voor een heel groot deel wel de norm van 250 kregen en voor de gebieden waar de problemen evident groot zijn, de norm van 230.
Dan kom ik op het proces. De heer Geurts zegt dat fosfaat daarin slechts wordt weggezet als een technisch puntje. Hierbij spelen twee dingen een rol. De onderhandelingen met de Commissie over een tweede aanvraag voor derogatie zijn nog niet afgerond. Die aanvraag ligt er natuurlijk gewoon nog. Wij willen het immers mogelijk maken om voortaan dierlijke mest en producten daarvan in te zetten als kunstmest. Dat is ook niet verwonderlijk, want daar heeft de sector zich al veel eerder aan gecommitteerd. Daar is derogatie voor nodig. De sector geeft zelf aan dat hij eigenlijk wil stoppen met het inzetten van kunstmest. Gelet op het grote mestoverschot is dat natuurlijk niet helemaal onlogisch. Verder ligt er een derogatieaanvraag waarbij om toestemming wordt gevraagd om de eigen dierlijke mest in te zetten. In dat licht bezien is het dan ook niet onlogisch dat wordt gevraagd waarom je dan nog langer fosfaatkunstmest zou inzetten op derogatiebedrijven, terwijl uit de derogatierapportage gewoon blijkt dat slechts 3% van het aangewende fosfaat uit dit type mest komt. Daar zit wel de pijn. Dat is niet als een hoofdpunt gezien omdat die 80% en die 230/250 in vergelijking hiermee de twee hoofdthema's zijn geweest waar we ons echt op moesten concentreren. Door de sector zelf is al in 2011 in afspraken naar voren gebracht dat zij per 2015 willen ophouden met het gebruik van kunstmest. De verwachting was dan ook dat dit wel paste binnen de derogatieaanvraag die er lag en dat dit, gelet op het percentage dat uiteindelijk gering is, niet een van de grootste problemen zou zijn. Ik wil erop wijzen dat we uiteraard ook voor dit punt wel een overgangsvoorziening hebben getroffen.
We moeten natuurlijk vaststellen dat het evident tot overgangsproblemen leidt als je halverwege het jaar een derogatie voor elkaar krijgt. Mevrouw Dik-Faber sprak daar al over. Ik denk ook niet dat wij het enige land zijn dat daarmee te maken zal krijgen. Als ik het goed heb, komen er immers nog een paar derogatieaanvragen en voor sommige landen zijn die waarschijnlijk pas veel verder in het jaar aan de orde. Dat punt zouden we eens met de Commissie moeten bespreken, opdat duidelijk wordt wat dit nou precies betekent.
Dan kom ik op de communicatie. In de eindfase van onderhandelingen is het gewoon niet altijd mogelijk om van tevoren te weten wat de voorwaarden zijn en om die dus allemaal vooraf te bespreken. Als je vervolgens met een resultaat thuiskomt, doe je er verstandig aan om meteen ook maar over alle kleinere punten te communiceren; laat ik het maar plat zeggen. In de brief heb ik ook geschreven dat dit verstandig is en dat dit ook zeker beter had gekund. Dat heb ik er dus ook van geleerd. Ik zie echter ook de emotie die is ontstaan over het bereikte resultaat. Nederland vraagt voor de vijfde keer derogatie aan en hoe je het ook wendt of keert, het is echt geen vanzelfsprekendheid dat we die ook krijgen. De gedachte dat derogatie iets is waar we gewoon recht op hebben, waar we gewoon maar mee door moeten gaan en waarvan niemand zich afvraagt of het eigenlijk wel een recht is en of het allemaal wel precies klopt, klopt gewoon niet. Mijn zorg zit hem in het feit dat er een groot verschil is tussen de beleving in Brussel, waar men derogatie ervaart als iets wat wij krijgen of wat ons wordt gegund, en in Nederland, waar men zich afvraagt waarom wij iets eigenlijk niet krijgen. Wij politici en bestuurders hebben uiteindelijk wel de verantwoordelijkheid om uit te leggen hoe dit soort dingen gaat. We moeten ook vaststellen dat die processen rondom derogatie nooit meer of minder openbaar zijn geweest dan de afgelopen keren. Ik weet ook gewoon niet zeker of onderhandelingen in het openbaar, waarin alle andere lidstaten ons uiteindelijk inderdaad weer wat moeten gunnen, voor Nederland in een volgende situatie per saldo een gunstiger effect zouden opleveren. Dat is zeer de vraag.
Ik denk dat het van belang is om een aantal zaken goed op een rijtje te zetten en om inderdaad, zoals mij ook gevraagd werd, te bekijken of die herziening van de Nitraatrichtlijn nog een prioriteit is voor ons voorzitterschap. Ik zeg daarop volmondig «ja». Ik heb de Kamer dat ook beloofd en ik wacht daar ook niet mee tot 2016. Dat betekent dus dat we sowieso aan de bak moeten met fosfaten die kunnen worden herwonnen uit dierlijke mest en kunnen worden ingezet als kunstmestvervanger. Dat geldt ook voor innovatieve producten die weinig fosfaat, maar veel stikstof bevatten zoals mineralenconcentraat, hoewel dat dan misschien wel geen formele herziening is.
Namens de heer Dijkgraaf heeft de Kamer op twee technische punten gevraagd of wij daarover niet opnieuw het gesprek moeten aangaan.
De eerste vraag is: waarom kunnen wij nou geen splitsing organiseren op het terrein van de landbouwbedrijven? De systematiek in Nederland is dat derogatie gewoon van toepassing is op het niveau van het landbouwbedrijf. Punt. Vlaanderen heeft een derogatie op perceelsniveau en heeft dus een heel ander monitoringsnetwerk. Dat betekent dat zij daar een paar duizend meetpunten hebben, terwijl er in Nederland rond de 300 bedrijven in het monitoringsnetwerk zitten. Als je in Nederland die omslag naar derogatie op perceelsniveau zou maken – dat staat nog even los van de vraag of dat zou kunnen per 2015, want dat denk ik niet – moet je je ook afvragen wat dat betekent voor de lasten die bij het monitoringsregime komen. Dat moet dan immers helemaal anders worden en totaal worden omgebouwd. Het inhoudelijke oordeel is natuurlijk dat het gewoon te verdedigen is dat er een bepaalde gebruiksruimte voor stikstof is die berekend is op de verschillende verhoudingen gras- en bouwland op de verschillende zandgronden. Uiteindelijk blijkt dat je, als je het doel van 50 milligram nitraat per liter grondwater wil realiseren, op natte zandgrond een stikstofnorm van 232 kilo krijgt, op halfnatte zandgrond een stikstofnorm van 225 kilo en op droge zandgrond een stikstofnorm van 224 kilo. Voor al deze gebieden is nu het onderhandelingsresultaat 230 kilo. Als je het voorstel van de heer Dijkgraaf volgt, betekent dit dat 250 kilo geldt voor 80% van het bedrijfsoppervlak, namelijk grasland, en 170 kilo voor 20% van het bedrijfsoppervlak, namelijk bouwland. Als je dat op bedrijfsniveau terugrekent, kom je uit op 234. Per saldo zou dat dus een winst opleveren van 4 kilo. Je kunt dan zeggen: dat is alweer een klein stapje. Dat kan, maar het is wel een norm die boven het wetenschappelijk te verdedigen verhaal ligt dat ons door de Commissie wordt toegestaan. Met andere woorden: het is misschien wel vervelend en ook lastig dat we op basis van die berekeningen op die norm van 230 uitkomen, maar inhoudelijk past dit natuurlijk wel bij de normen die nog acceptabel zijn, ook voor het milieu.
De tweede vraag is: waarom moet je nou geen startgift fosfaat voor mais geven? De effecten daarvan zijn positief en bekend; daar is geen discussie over. Je hebt daar echter niet per se fosfaatkunstmest voor nodig. Je kunt ook wel degelijk een startgift met dierlijke bemesting door middel van rijenbemesting geven, zoals WUR-onderzoek ook laat zien. Dit is ook in lijn met het bemestingsadvies van de Commissie Bemesting Grasland en Voedergewassen. Het is wel een omschakeling, maar de sector heeft deze omschakeling eigenlijk zelf al eerder aangewezen als iets waartoe men wil overgaan. Men wordt nu boos als ik dat in het argument gebruik, maar het wordt wel lastig in het debat als mensen boos worden omdat zij aan hun eigen afspraken en ideeën worden gehouden. Dat zeg ik ook maar een keer heel eerlijk.
Kortom, ik denk dat we echt een inhoudelijk verdedigbaar verhaal hebben. Als je in de loop van een jaar derogatie krijgt, kom je gewoon voor lastige overgangsproblematiek te staan. Dat is absoluut een punt. We hebben dat zo goed en zo kwaad als het kan in overleg ook met vertegenwoordigers opgelost. We moeten nu wel gewoon verder en mijn voorstel aan de Kamer is om dat te doen.
Mevrouw Lodders heeft gevraagd hoe het staat met de pilots. Over de pilot fosfaatevenwichtsbemesting op basis van de kringloopwijzer zijn we met de sector in gesprek. Die ziet er goed uit. Waarschijnlijk is openstelling deze zomer mogelijk, zodat bedrijven die hier voordeel van hebben, dat nog dit jaar kunnen verzilveren. Ook over pilots met equivalente maatregelen zijn wij het gesprek aangegaan. Ook hierbij proberen wij er dus echt alles aan te doen om zo veel mogelijk mensen tegemoet te komen. De gedachte dat wij er niet op uit zouden zijn om het beste resultaat voor Nederland te halen – dat is wat je tussen de regels door soms hoort – moet ik echt van mij werpen, want onze intentie is niet anders geweest dan dat wel voor elkaar krijgen. Alles afwegende, meen ik dat wij dat resultaat ook hebben gehaald.
De voorzitter: Wij zijn aan het einde van dit blokje gekomen. Ik zie dat mevrouw Dik-Faber en de heer Geurts een interruptie willen plaatsen.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): De Nitraatrichtlijn gaat over stikstof. In mijn eerste termijn heb ik gevraagd waarom de Commissie het gebruik van fosfaatkunstmest hieraan vastkoppelt. Van de Staatssecretaris heb ik begrepen dat, gelet op het derogatieverzoek dat nog loopt, de geachte is opgekomen om mineralenconcentraten in te zetten als kunstmest. Wanneer krijgen wij daar duidelijkheid over? Dit jaar geldt een overgangsregeling en wordt fosfaatkunstmest nog toegestaan. Kunnen wij er nu al van uitgaan dat het derogatieverzoek voor het gebruik van dierlijke mest als kunstmest in 2015 is gehonoreerd? Als dat niet zo is, ontstaat er een gat voor de bedrijfspraktijk en dat zou ontzettend jammer zijn. Ik hoor daarop graag een duidelijke toelichting.
Staatssecretaris Dijksma: De Nitraatrichtlijn ziet mede toe op het voorkomen van vermesting van het oppervlaktewater en gaat dus niet alleen over de vraag hoe het met stikstof zit. Ook fosfaat komt immers mee met mest. Ook daar wordt dus naar gekeken. Het verbod op fosfaatkunstmest komt voort uit het streven van de Commissie naar de zogenaamde resource efficiency. Ik kan niet garanderen dat die andere derogatie dit jaar loskomt. Overigens betekent dit niet dat er daardoor voor individuele bedrijven een probleem zal zijn. Zoals ik net heb gezegd, blijkt immers uit onderzoek van Wageningen UR dat er wel degelijk alternatieven zijn. Het is volgens mij zaak dat wij ervoor zorgen dat die ook worden ingezet. Ondertussen moeten wij er wel alles aan doen om de druk maximaal te houden, ook vanuit onze eigen opvattingen over resource efficiency, om die andere derogatie uit het vuur te slepen en voor elkaar te krijgen. Dat is zeker mijn inzet.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Ik ga hier nog verder over nadenken, alhoewel de tijd tot het VAO kort is. Ik begrijp de inzet van de Staatssecretaris en die waardeer ik ook enorm. Mijn concrete vraag gaat over het tweede derogatieverzoek. Hoe loopt dat precies? Wanneer krijgen wij daar duidelijkheid over? Hoe schat de Staatssecretaris de kans van slagen in?
Staatssecretaris Dijksma: Het was niet mogelijk om die derogatie nu te krijgen; anders hadden wij dat verzoek vanzelfsprekend gedaan. Dat zal nog wel wat voeten in de aarde hebben. Wij zetten hier echter vol op in. Deze derogatie en de voorwaarden die de Commissie zelf heeft gesteld, zullen wij daarbij als argument gebruiken. Op het moment dat tegen ons wordt gezegd dat wij moeten gaan werken aan resource efficiency, willen wij dat natuurlijk graag doen, maar dan hebben wij ook de spelregels en de ruimte nodig om dat maximaal te kunnen doen. Wat dat betreft, heb ik nu een extra argument in handen om op het hele verhaal druk te zetten. Weet van mij dat ik dat zeker ga doen.
De heer Geurts (CDA): In mijn tweede termijn zal ik politieke zinnen aan het antwoord van de Staatssecretaris wijden, maar nu heb ik twee korte aanvullende vragen. Mijn eerste vraag gaat over de kunstmestvervangerderogatie. Zo noem ik haar maar, omdat wij anders niet meer weten over welke derogatie wij het hebben. Kan de Staatssecretaris het desbetreffende tijdpad voor de Kamer op papier zetten? Zij zei net dat Nederland de formele derogatie nog niet heeft. Daar schermde zij net mee. Nu kom ik alweer in de politieke hoek, maar goed, de Staatssecretaris schermt daarmee. Wanneer verwacht zij de formele derogatie?
Staatssecretaris Dijksma: Daarop geef ik twee korte antwoorden. Het antwoord op de eerste vraag is: ja, uiteraard ben ik bereid om een tijdpad op papier te zetten. Daarvoor ben ik wel voor een belangrijk deel afhankelijk van het tijdpad dat de Commissie voor ogen heeft. Het gaat dus over mijn inzet en niet over de mogelijke uitkomst. Hierbij zitten immers twee partijen aan tafel.
Wil de heer Geurts zijn tweede vraag herhalen?
De heer Geurts (CDA): Wanneer verwacht de Staatssecretaris de formele derogatie? Blijkbaar hebben wij nog steeds concepten.
Staatssecretaris Dijksma: Ik scherm er niet mee; het is gewoon puur een feit. Het Nitraatcomité heeft ermee ingestemd. Overigens is op een kennelijk alleen voor lidstaten beschikbare site een conceptbesluit gepubliceerd. Wij wachten nu op de formaliteit waarbij de Commissie ons het besluit ook toestuurt. Dat moet nu een dezer weken of dagen komen. Dat is gewoon een sluitstuk in het hele verhaal, waar geen hogere betekenis aan gegeven moet worden. Het is gewoon een feit dat wij dat briefje nog niet binnen hebben. Laat ik het maar zo zeggen.
De heer Geurts (CDA): Het conceptbesluit is gewoon openbaar, als wij het tenminste over hetzelfde besluit hebben. Ik heb het gewoon thuis kunnen vinden op de site van de Europese Commissie, zonder in te loggen op welk systeem dan ook. Het is door Boerderij Vandaag op de bewuste vrijdag voor Koningsdag 's middags gepubliceerd. We konden het allemaal vinden op de openbare site.
Staatssecretaris Dijksma: Dat zal ik nog eens nazoeken, want van dat laatste was ik mij niet bewust; laat ik het maar zo zeggen. Dat ga ik gewoon doen. Overigens is het ook wat mij betreft geen geheim. Ik denk dat het heel goed is om zo veel mogelijk transparantie te hebben. Ik wil ook proberen om daar ook steeds voor te zorgen.
De voorzitter: Ik zie dat er geen behoefte is aan het plaatsen van verdere interrupties. Ik bewaar mijn interrupties voor de tweede termijn. Ik verzoek de Staatssecretaris met het volgende blokje van start te gaan.
Staatssecretaris Dijksma: Ik zal proberen om tempo te maken, voorzitter.
Mevrouw Ouwehand vroeg mij om een reactie op de brandbrief over de vergroening van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB). Mijn inzet is dat wij een ambitieuze en tegelijkertijd werkbare vergroening realiseren. Wij hebben natuurlijk steeds gezegd dat wij nog een brief schrijven over de nationale keuzes. Dan zal de Kamer ook zien hoe de reactie op dit soort geluiden, dat overigens van verschillende organisaties en van verschillende kanten komt, precies vorm krijgt. Ik denk dat het mogelijk moet zijn om die brief eind mei bij de Kamer te hebben. Hierover wordt immers nog gewoon overleg gevoerd.
Mevrouw Dik-Faber heeft een aantal vragen over de jonge boeren gesteld. De definitie – wie is nou een jonge boer? – is vastgelegd in de gedelegeerde handelingen van het GLB. Het ellendige daarvan is dat je daar nationaal niet van kunt afwijken. Daarom heb ik ook tegen de gedelegeerde handelingen geprotesteerd, want als je de spoeling te dun maakt, blijft er weinig over. Ik ben het er helemaal mee eens dat dit niet de beste definitie is. Dat heeft Nederland ook absoluut laten horen. Uiteindelijk bleek echter dat men door wilde en ook door kon. Het Europees Parlement had er ook mee ingestemd. Je moet er ook niet aan denken dat het GLB uiteindelijk vertraging zou ondervinden doordat wij over dit onderwerp nog heel lang discussiëren. Wij hebben dat dus wel geprobeerd, maar wij hebben daar eigenlijk gewoon geen steun voor gekregen, ook niet van andere lidstaten. Dan moeten wij het er gewoon mee doen en proberen om een en ander zo te regelen dat het voor de mensen om wie het echt gaat en voor wie het bedoeld is, het beste uitkomt. Daar heb ik de Kamer een uitgebreide brief over gestuurd.
Bij de discussie over de tweede pijler liggen in feite twee vragen voor. De eerste is of het budget alsnog omhoog kan. Daarop moet ik zeggen: nee, dat kan niet. Ik denk dat wij een faire verdeling hebben gemaakt en wij hebben nu voor de jonge boeren ook binnen de eerste pijler middelen beschikbaar. Ik begrijp wel dat zij vinden dat dit in de tweede pijler nog royaler zou mogen, maar wij moeten heel veel dingen dienen. Er zijn ook een heleboel andere belangen. Uiteindelijk is dit de uitkomst van het overleg met de provincies.
Mevrouw Dik-Faber vraagt verder hoe het staat met het overleg over de uniformiteit. Ik heb de provincies gevraagd om met het NAJK te overleggen. Het is uiteindelijk wel hun verantwoordelijkheid. Het is niet mijn verantwoordelijkheid om in de tweede pijler te regelen hoe de verschillende provincies het allemaal oppakken. Wat ik kan doen om druk uit te oefenen op onze vrienden van de provincies opdat zij dat zo veel mogelijk uniform doen, doe ik. Ik heb ook gehoord dat het NAJK, waar ik recentelijk nog mee heb gesproken, zich daar zorgen over maakt. Ik heb toegezegd dat ik daar in een bestuurlijk overleg best nog een keer een punt van wil maken. Ik kan daar echter geen verantwoordelijkheid voor nemen, want zo is het gewoon niet geregeld. Dan wil ik toch iedereen die hier zit, er vriendelijk toe oproepen om via de eigen lijnen bij de provincies nog wat zegenrijk werk te verrichten. Dan komen we wellicht nog een stapje verder.
Dan ga ik in op de afbouw van de toeslagrechten en de kalversector. Ook hierbij wil ik voorstellen om daarop terug te komen als de Kamer mijn desbetreffende voorstel heeft gekregen.
Er zijn problemen geweest bij het indienen van gecombineerde opgaven bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Laat ik het zo zeggen: dat laat de afgelopen dagen zeker te wensen over. Dat is heel vervelend; daarover ben ik het zeer met de heer Geurts eens. Het betekent ook dat ondernemers last kunnen ondervinden bij het indienen van hun opgave. Uiteraard werkt RVO 24 uur per dag om de performance op het gewenste niveau te houden, maar dat is niet voldoende. Daarom heb ik RVO de opdracht gegeven om nu aanvullende maatregelen te nemen, opdat alle relaties de kans krijgen om hun opgave zonder financiële gevolgen in te dienen. Op dit moment functioneert het. We hebben ook een soort achtervang, en wel in die zin dat er een pro forma opgave beschikbaar is. Die kan men via mijn.rvo.nl eenvoudig vinden en invullen. Ik hoop niet dat er weer problemen ontstaan en ik vind ook dat het niet weer moet gebeuren, maar ik kan het ook niet helemaal voorspellen. We hebben echter een weg gevonden om mensen er niet de dupe van te laten zijn als zich weer problemen voordoen. Ik ben het dus zeer eens met hetgeen de heer Geurts hierover zegt.
Mevrouw Jacobi sprak over het laatste punt in dezen: de vaarvergoeding. Die was inderdaad onderdeel van het zogenaamde artikel 68 in de eerste pijler, maar dat bestaat niet meer. De provincies hebben hiervoor in het plattelandsontwikkelingsprogramma (POP) geen ruimte geboden. Ik heb die niet op mijn begroting. Dit is wel lastig, want dit is in ieder geval niet zomaar door mij op te lossen.
Dan het voorstel over de vetcorrectie. Ik zal kijken of ik ook hierbij maximale transparantie kan bieden. De Commissie heeft nog geen voorstel gedaan. Nederland heeft samen met Duitsland en Oostenrijk het initiatief genomen om zelf een voorstel aan de Commissie te doen. Dat is een zogenaamd non-paper, dat ik dus niet kan verspreiden. Het komt erop neer dat wij voorstellen om te gaan sleutelen aan de vetcorrectie. Om steun te vinden van landen die dit nog niet steunen, willen wij in ruil daarvoor vooral bekijken of wij op het punt van het monitoren van de markt nog wat ruimte kunnen bieden. Het gaat dus niet om het geven van nieuwe instrumenten om in de markt in te kunnen grijpen. Wij willen immers van de quota af. Dat is eigenlijk waar het in wezen op neerkomt. Wij voeren nu intensieve besprekingen met collega's om daarvoor een meerderheid te vinden. We zijn al heel ver en het gaat nu echt nog maar om een paar landen, maar ook moet worden gezegd dat het nog geen gelopen race is. De steun groeit echter wel. In juni zal de Commissie het onderwerp agenderen en dan valt het besluit. Dat is wat ik hierover nu kan melden.
Mevrouw Jacobi (PvdA): Voor de desbetreffende bijzondere gebieden, die ook van een grote natuurlijke en landschappelijke waarde zijn, bestond een vaarvergoeding. Daar moet een oplossing voor komen, want als we niks doen, worden die gebieden bebost en zullen de boeren de extra inzet niet meer plegen. Ondertussen is er goede correspondentie gevoerd over de mogelijkheden die er wel of niet zijn. Mijn verzoek aan de Staatssecretaris is of zij deze problematiek voor de gebieden waarin deze problematiek zich aandient, wil bespreken met het IPO, zodat in ieder geval een oplossing mogelijk is. Een van de verzoeken van de Stichting Collectief Agrarisch Natuurbeheer is om even de tijd te krijgen om met elkaar naar een goede oplossing te zoeken.
De voorzitter: Dat is duidelijk.
Staatssecretaris Dijksma: Het antwoord is ja. Ik ga dat nog een keer met de provincies bespreken en kijken wat de problemen zijn. Nogmaals: het is een inspanningsgarantie, geen resultaatverplichting.
Mevrouw Jacobi (PvdA): Goed.
De voorzitter: Ik vraag de Staatssecretaris om naar het volgende blokje te gaan.
Staatssecretaris Dijksma: Dan ga ik in op de voedselverspilling. Om te beginnen zeg ik de Kamer heel veel dank voor haar steun voor de inzet. Een deel van de Kamer heeft natuurlijk ook zelf een bijdrage aan die inzet geleverd door regelmatig met goede ideeën te komen. We zien dat er een absolute noodzaak is om de verspilling aan te pakken. Om die reden heb ik tijdens een bezoek aan mijn Zweedse collega samen met hem besloten dat wij dit nu echt in de Landbouwraad moeten gaan agenderen. Wij willen de Commissie steunen bij de inspanningen die zij al levert, maar wij willen inderdaad ook op een aantal punten actie ondernemen. Dat betekent dat wij de uitbreiding van de lijst met producten waarvoor geen verplichting voor datumaanduiding geldt, willen agenderen en dat wij willen onderzoeken of er acties zijn waarmee onduidelijkheid over de datumaanduiding bij consumenten kan worden weggenomen. Ik zal zo nog ingaan op de suggesties. Het is overigens inderdaad ook onze bedoeling om met de Commissie te bekijken of er nog andere belemmeringen, ook in regelgeving, zijn die verspilling in de hand werken. Een voorbeeld is de vraag van mevrouw Dik-Faber: kun je niet gewoon afzien van de «ten minste houdbaar tot»-datum? Op dit moment kunnen wij het vermelden van die datum niet verbieden, want dat vloeit voort uit regelgeving in de EU, maar ik denk wel dat het goed zou zijn om datgene te doen wat mevrouw Dik-Faber ook bepleit, namelijk binnen de Europese Unie inzetten op een aanpassing van die regeling. Dat zal een zaak zijn van wat langere adem. Ondertussen kunnen we daarnaast in de communicatie met de voedingsbranche en consumenten de betekenis van «ten minste houdbaar tot» meer voor het voetlicht brengen. Het is immers een kwaliteitsgarantie, geen voedselveiligheidsgarantie. Die geldt slechts voor de aanduiding «te gebruiken tot». De voorbeelden waren koffie, pasta en rijst. Er zijn misschien nog wel meer producten te verzinnen. We moeten de mogelijkheden die er zijn, zeker benutten. De 2 uursnorm in de voedselbranche, in de catering, is het domein van VWS, zo zeg ik tegen mevrouw Dik-Faber. De Minister heeft inderdaad in een vorig algemeen overleg een brief over de 2 uursnorm toegezegd. Die brief komt voor de zomer.
Mevrouw Jacobi heeft gevraagd of we niet ook de industrie nog beter kunnen betrekken bij de aanpak van voedselverspilling. Dat doen we. De industrie is ook bij de Alliantie Verduurzaming Voedsel betrokken. Wij hebben samen met deze alliantie een agenda opgesteld om hieraan te gaan werken. Alle ideeën, ook van de industrie, om met voedselverspilling aan de slag te gaan, moeten wij full speed inzetten.
Voorzitter, ik ben aan het einde van dit blokje.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Ik was afgelopen vrijdag op werkbezoek bij een grote supermarkt in ons land. Er lagen appels in het schap. Verpakt, weliswaar; dat was wat minder fraai. Het was ook niet zo fijn dat er een houdbaarheidsdatum op stond, want volgens mij hoeft dat bij appels helemaal niet. Het viel mij op dat de houdbaarheidsdatum werd aangeduid met «beste kwaliteit tot». Kennelijk is er geen Europese regelgeving die ons verbiedt om een andere aanduiding te gebruiken. Ik ben het met de Staatssecretaris eens dat «ten minste houdbaar tot» een kwaliteitsaanduiding is, maar die geeft wel heel veel verwarring. Zou je dat niet op nationaal niveau kunnen aanpakken door over te stappen op «beste kwaliteit tot»? In Groot-Brittannië hanteert men «best before». Zijn daar mogelijkheden voor of belemmert Europa dat?
Staatssecretaris Dijksma: Hoe je dat doet, luistert heel nauw. Ik denk dat het goed is om dat toch nog eens verder uit te zoeken. De indruk die ik tot nu toe heb gekregen is dat, als je iets gebruikt, je een bepaalde terminologie moet gebruiken. Laten wij echter ook hier kijken waar er ruimte zit. Dat is wel mijn intentie, maar uiteindelijk hebben wij tegen elkaar gezegd dat wij het vooral ook op Europees niveau moeten aankaarten. Op sommige van die producten moet je dat begrip namelijk helemaal niet hebben staan, omdat het onnodig tot verspilling zou leiden. Vandaar dat wij ons er ook voor inzetten om deze term helemaal van een aantal producten af te krijgen.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Ik ben absoluut heel blij met de inzet van de Staatssecretaris; dat wil ik vooropstellen. Wij gaan nu in Europa aan de slag om de lijst van producten waarbij het niet verplicht is om een houdbaarheidsdatum te vermelden, uit te breiden. Ik zie echter dat fabrikanten deze datum in de praktijk toch vermelden, ook al is dat niet verplicht, omdat zij hun product daarmee een imago van versheid willen geven. Ik ben ook niet zo'n grote voorstander van wetgeving om fabrikanten te verplichten dat achterwege te laten, maar onder andere uit het voorbeeld van de appels blijkt dat heel veel misbruik wordt gemaakt van houdbaarheidsdata. Dat werkt verspilling door consumenten in de hand. Ik vind wel dat wij op dit vlak nationaal stappen moeten zetten. Wellicht wil de Staatssecretaris hierop reflecteren. Zij zei ook te zullen bekijken wat nationaal mogelijk is. Misschien kan daarover een brief naar de Kamer worden gestuurd.
De voorzitter: Mevrouw Dik-Faber verzoekt om een brief.
Staatssecretaris Dijksma: Nu wij dit in de Landbouwraad hebben geagendeerd, is het misschien goed om de Kamer in de volgende brief die wij daarover schrijven, verslag te doen van wat dit oplevert en vervolgens vooruit te kijken: wat kunnen we verder nog doen en hoe ziet de agenda eruit? Mij blijkt dat de leden dat een goed idee vinden.
Ik ga in op de visserij. Mevrouw Ouwehand heeft gevraagd naar het visserijakkoord met Sao Tomé en Principe. Ik heb inderdaad gemeld dat ik mij van stemming heb onthouden. Er is weliswaar een verbetering ten opzichte van het oude protocol, maar onze zorgen over de bijvangst van haaien zijn gewoon heel groot. Samen met het Verenigd Koninkrijk dien ik een verklaring in om aan te dringen op een betere bescherming van de haaien. Naar verwachting is er wel een meerderheid voor het akkoord. Het is op dit moment nog niet bekend in welke Raad dit opnieuw zal worden besproken. Ik verwacht wel dat dit op korte termijn zal gebeuren, maar daar wordt de Kamer vanzelfsprekend van op de hoogte gehouden.
De heer Geurts sprak over de pangasiuspromotie. Ik heb het even nagevraagd, want ik moet eerlijk zeggen dat het mij niet bekend was. Hij zei ook: op gezag van Buitenlande Zaken. Er wordt geen Nederlands geld gestoken in de promotie van pangasiusfilet in Nederland, maar er is kennelijk wel steun verleend in het kader van een zogenaamde transitiefaciliteit en er lopen enkele projecten om kwekerijen te helpen om te voldoen aan de eisen voor certificering. Ondertussen moeten de Nederlandse consumenten, zo vind ik, vooral vis kopen uit onze kunstwateren. Dat zal ik maar even zeggen: en overigens ben ik van mening dat ... Dat helpt namelijk enorm als wij dat allemaal doen. Dan zul je zien dat het met de prijs vanzelf ook een stuk beter gaat.
Dan het recreatief staand want. Dit onderwerp wil ik echt verplaatsen naar het AO van 4 juni, waarvoor het ook geagendeerd staat.
Ik ga in op mijn laatste blok en begin met Samskip. Mevrouw Ouwehand sloeg de spijker op de kop toen zij zei dat ik een sterke tegenstander ben van het jagen op, de commerciële vangst van en de handel in walvissen. Om die reden ben ik vorig jaar begonnen om met het Havenbedrijf Rotterdam te bekijken of wij niet een vrijwilige code of conduct kunnen opstellen, waarbij ook andere Europese havens de doorvoer van walvisvlees zouden veroordelen. Het Havenbedrijf Rotterdam heeft reders waaronder Samskip opgeroepen om dat niet meer via Rotterdam te doen. Ik heb die oproep toen ook gesteund. Een aantal reders, waaronder Samskip, heeft publiekelijk gehoor aan deze oproep gegeven. Men heeft in juli vorig jaar zelfs in een persbericht laten weten niet meer van plan te zijn walvisvlees te verschepen. Sinds mijn oproep en de oproep van het Havenbedrijf is er bij mijn weten geen walvisvlees meer via Rotterdam verhandeld. Het is sowieso betreurenswaardig dat er wederom een grote hoeveelheid walvisvlees is verscheept. Voor zover wij dat nu kunnen nagaan, is dat direct van IJsland naar Japan gegaan en heeft men tevergeefs geprobeerd te tanken in Afrika. Wij hebben als land gewoon geen zeggenschap over die route. Ik zeg in alle eerlijkheid dat ik niet weet of Samskip betrokken is bij dit transport. Laat ik het zo zeggen: ik vind dat Nederlandse bedrijven dat niet moeten doen. Ik vind überhaupt dat het niet moet gebeuren. Dat wil ik gezegd hebben. Ik kan nu niet zeggen «het is dit bedrijf en van dat bedrijf vind ik dit en dat «, maar ik kan wel mijn algemene opinie geven en dat is dat ik vind dat dit niet moet gebeuren.
De praktijken met zwerfhonden zijn ongewenst. Mevrouw Ouwehand vraagt waarom ik dit nu pas aankaart bij mijn Roemeense collega. Wij hebben eerder al met de Roemeense ambassadeur gesproken. Het is dus niet zo dat er in de tussentijd niks is gebeurd.
Mevrouw Ouwehand heeft verder gevraagd om een kooiverbod voor vleeskonijnen. De sector werkt op dit moment juist aan welzijnsverbeterende kooien. Mijn voorstel is om dat af te wachten voordat ik meteen naar Europa ga om te pleiten voor een verbod. Ik volg het traject. Als het niet voldoende oplevert, zullen we inderdaad een volgende stap moeten zetten, maar dat moeten we dan Europees doen. Welzijnskooien zijn overigens op nationaal niveau vanaf 23 april 2016 verplicht. 85% van de voedsters wordt nu al in deze kooien gehuisvest.
Mevrouw Lodders heeft gezegd dat het weliswaar mooi is dat ik met de Deense collega het initiatief neem tot een oproep aan de Commissie om de transportregelgeving te verbeteren, maar dat een gelijk speelveld belangrijk is. Dat klopt. Dat is ook precies de reden waarom wij dit doen. Het aandachtspunt is aan de ene kant een maximumtransporttijd van acht uur bij transport van dieren voor de slacht, en dan voor heel Europa. Aan de andere kant willen wij dat ook meer rekening wordt gehouden met wetenschappelijke adviezen, zoals die van de EFSA. Er moet natuurlijk ook op het punt van de naleving het een en ander gebeuren. Daarbij gaat het ook om de Raadsconclusies uit 2012 voor nadere uitvoeringsvoorschriften. Die gaan bijvoorbeeld over navigatiesystemen. Het gelijke speelveld is een belangrijk punt. Wij hebben Denemarken ondersteund bij de indiening van de nota. Ik zal dat in de Raad nog een keer openlijk doen. De inzet op verbetering van bijvoorbeeld de navigatiesystemen, waaronder de inzet op gps, waar mevrouw Ouwehand naar vroeg, lijkt mij een goede suggestie.
De reactie op het rapport van het Platform Landbouw, Innovatie & Samenleving (LIS) komt zo spoedig mogelijk. Het staat mij op het netvlies. Het lijkt mij van belang om, nu wij ook in een ander verband over de toekomst van de kalverhouderij in ons land spreken, te bekijken wat in het LIS-rapport over die sector wordt gezegd en na te gaan of wij daarop een goed antwoord kunnen formuleren.
De heer Geurts zeg ik toe dat ik en marge van een volgende Landbouwraad met mijn Britse collega zal spreken over de uitbraak van MKZ uit het lab.
Mevrouw Jacobi vroeg naar de kleine teelten. Het EU-coördinatiepunt wordt voor de helft gefinancierd door de Europese Commissie en voor de helft door de lidstaten. Wij gaan daar graag aan bijdragen omdat dit echt van belang is voor Nederland. Uiteindelijk moeten wij vaststellen dat het ook voor de sector mogelijk moet zijn om een stukje te cofinancieren. Het gaat hierbij om ongeveer één tot twee ton per jaar. Het is wel lastiger zonder productschap, dat klopt, maar het is echt niet onmogelijk. Waar een wil is, is een weg.
Mij is gevraagd om een brief over metam-natrium en de alternatieven. Het heeft enige tijd gekost om dit in kaart te brengen. Ik ben daarover op dit moment nog in overleg, maar ik probeer de brief op een zo kort mogelijke termijn, echt binnen twee weken, naar de Kamer te sturen. Het is een belangrijk onderwerp. Het leeft bij heel veel mensen, ook bij mij. Daar komen we op terug.
Mevrouw Lodders heeft de suggestie gedaan om buitenlandse studies te betrekken bij bijvoorbeeld de toelating van gewasbeschermingsmiddelen. Als de toelating van een middel wordt aangevraagd, moet het desbetreffende bedrijf zelf conform de verordening een aantal studies aanleveren om aan te tonen dat een veilig gebruik van het middel mogelijk is. Dat kan ook een studie zijn die in het buitenland is gedaan. Het Ctgb (College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden) bestudeert zelf ook de buitenlandse wetenschappelijke inzichten. Dat kan dus. In het andere voorbeeld sprak mevrouw Lodders over het betrekken van buitenlandse studies bij mestissues en dergelijke. Het lijkt mij inderdaad heel goed dat wij niet steeds zelf het wiel uitvinden. Ook dat lijkt mij dus een belangrijk punt.
Het volgende punt is basamid. Gevraagd is wat er gebeurt als de EFSA de kankerverwekkendheidsdatum van formaldehyde niet overneemt. Ik heb gedaan wat ik heb gedaan omdat het Ctgb daarover een advies heeft gegeven. Dit college heeft eigenlijk gezegd dat met name het middel formaldehyde echt gevaarlijk is voor mensen. Om die reden vind ik dat je zo'n advies echt ter harte moet nemen. De EFSA zal naar ik verwacht in dezelfde lijn oordelen. Als dat niet zo is, dan hebben wij een andere situatie, want dan is er een nieuw wetenschappelijk oordeel en dan zal ik mij moeten beraden. Ik wijs erop dat het om een kankerverwekkende stof gaat. Het is iets om echt heel voorzichtig mee om te gaan.
Is er zicht op opheffing van het verbod op export van varkensvlees naar Rusland? Ik denk dat de situatie in de wereld sowieso al gesprekken over dit soort problemen wat belemmert. Ik kan mij voorstellen dat ook de heer Geurts dan inziet. Er is dus geen zicht op opheffing van het verbod. Ik ben er niet blij mee, maar de Commissie heeft bij de WTO tegen Rusland over het importverbod een procedure gestart. Ik denk dat deze manier van opschalen de oplossing eerder verder weg brengt dan dichterbij. Dat heb ik de Commissie overigens ook laten weten. Men kent dus het Nederlandse standpunt. Juist vanwege die procedure heeft Rusland inmiddels alle bilaterale onderhandelingen stopgezet, ook de onderhandelingen die met Nederland werden gevoerd, terwijl wij daarbij eigenlijk best op stee waren. Je ziet dat dit de consequentie is van zo'n actie. Ik kan het niet beter maken dan het is. Overigens wordt het met de dag lastiger om, gezien alles wat er verder nog gebeurt, dit soort gesprekken te hebben. Dat zullen de leden ook begrijpen.
Dan ga ik in op de NVWA en de controle op de varkenstransporteurs. Hoe gaan we nu met «Schengen für Schweine» verder? In de teksten voor de nieuwe Animal Health Law wordt de mogelijkheid beschreven om dit via bestaande wetten te regelen. In het licht daarvan geven de Duitse autoriteiten aan de ontwikkeling op dit gebied te willen afwachten. Zij hebben dus een afwachtende houding aangenomen.
Het laatste punt betreft de ballonnen. Ik vind het hartstikke goed dat kinderen zo'n zelfbewustzijn en gevoel voor het milieu tonen. Dat zij liever een boom planten dan om de vele redenen die zij treffend opschrijven, ballonnen de lucht in laten, kan ik alleen maar toejuichen. Mevrouw Ouwehand vraagt mij wat mijn antwoord zou zijn. Ik zou zeggen: wat ontzettend goed van jullie dat jullie dit doen, maar de maakbaarheid van dit land is niet zo groot dat wij nu bij wijze van spreken een wet maken tegen het oplaten van ballonnen. Dat zou mijn actie zijn. Ik zou de kinderen prijzen en hun willen zeggen: zegt het voort! Mijn steun hebben ze, maar ik denk niet dat wij tot een nationaal ballonnenoplaatverbod moeten overgaan. Ik vermoed ook dat je daarmee het paard achter de wagen spant, want daarop volgt een hoop discussie en ik weet niet zeker of het wel zo effectief is. Ik denk dat de route die deze kinderen hebben genomen, laat zien hoe effectief je kunt zijn.
Dat was mijn bijdrage, voorzitter.
De voorzitter: Ik stel voor een tweede termijn te houden en daarbij een spreektijd te hanteren van maximaal twee minuten per fractie. Daar hebben wij nog tijd voor.
De heer Geurts (CDA): Voorzitter. Ik zat net te bedenken dat heer Dijkgraaf heel blij met u, de Staatssecretaris en mij moet zijn, omdat wij zijn naam zo vaak hebben genoemd. Als hij bij dit overleg had gezeten, was dat niet zo vaak voorgekomen. Ik denk dat ik hem kan berichten dat het voorstel-Dijkgraaf met EZ-onderbouwing naar het ronde archief gaat. Dat is in ieder geval mijn conclusie. Daar moeten wij nog eens even goed over nadenken.
Het CDA wil zo veel mogelijk gegevens boven tafel hebben om het derogatieproces voor Nederland in de toekomst beter te kunnen laten verlopen. Daarom heb ik eerder gezegd dat ik de onderste steen boven wil hebben. Ik heb hierover schriftelijke vragen gesteld. De antwoorden daarop wacht ik af.
Ik ben het met de Staatssecretaris eens dat zij zich goed voorbereidt op het EU-voorzitterschap van Nederland in 2016. Ik heb hierover een open vraag. Misschien heeft de Staatssecretaris het op dit moment niet allemaal op het netvlies, maar ik hoop dat dit de komende tijd wel boven tafel komt. Hoe gaat zij de Kamer bij de landbouwdossiers – laat ik het daartoe beperken – betrekken?
Het conceptuitvoeringsbesluit derogatie is gedateerd 23 april en staat op een openbare EU-website. Ik heb de link naar de politiek assistent van de Staatssecretaris gestuurd. Hij stond ook sinds 28 april op mijn eigen website. Ik begrijp dat de Staatssecretaris geen tijd heeft om alle websites van de Kamerleden te volgen, maar mogelijk is er iemand op haar departement die daarnaar gaat kijken. Ik zal op mijn website een strip meegeven die te volgen is, zeker met Twitter. Ik zal maar niet moeilijk gaan doen met technische puntjes; die komen wel met de tijd.
Ik ga wel nog even in op de landbouwtelling. Heb ik goed begrepen dat het ministerie de uiterste termijn, morgen, 15 mei – ik zeg het uit mijn hoofd – voor het inleveren van de landbouwtelling niet verlengt? Dat wil men in het veld graag weten. Dan kunnen ze tot vanavond twaalf uur hard doorwerken en hopen dat het systeem blijft draaien.
Een ander, nieuw puntje.
De voorzitter: U bent over uw tijd heen, mijnheer Geurts.
De heer Geurts (CDA): Dan zal ik proberen om het in twee zinnen te zeggen.
De voorzitter: Een zin.
De heer Geurts (CDA): Dat wordt een lange.
In de VS en Canada komt een ziekte voor die wordt veroorzaakt door het PEDV (porcine epidemic diarrhea virus). Frankrijk denkt na over een eventueel importverbod voor Europa. Ik wil graag weten hoe de Staatssecretaris daartegen aankijkt.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Ik dank de Staatssecretaris voor de beantwoording. Ik dank haar ook voor de uitspraak dat niemand, en in elk geval Nederlandse bedrijven, zich moet inlaten met het vervoer en transport van walvisvlees. Onze informatie is dat Samskip daar wel degelijk bij betrokken was. De Staatssecretaris heeft echter gezegd dat, als dat zo is, zij daar niet voor is. Ik hoop dat zij dat horen. Ik dank haar voor de inzet op dit punt.
Ik dank de Staatssecretaris ook voor het aanspreken van haar Roemeense collega over het doden van zwerfhonden. Wij blijven graag op de hoogte. Dat geldt ook voor de afhandeling van het visserijprotocol.
Ik begrijp de reactie van de Staatssecretaris op de brief over de ballonnen. Ik denk dat ik nog even met Nick en Lisa spreek. Zij vragen niet om een wet die ballonnenwedstrijden verbiedt, maar zij vragen wel om daar in Nederland mee te stoppen. Misschien zijn er wel andere manieren om dat doel dichterbij te brengen. De burgemeester van Amsterdam heeft vorig jaar bij de troonswisseling ook het verstandige besluit genomen om daarvan af te zien. Misschien moeten wij elkaar daar wat vaker op aanspreken, zodat we kunnen bereiken waar deze kinderen zo dapper voor staan. Het valt niet mee om op je eigen school te moeten zeggen: dit lijkt leuk, maar het is slecht voor de natuur, laten we iets anders doen. Zij hebben dat gedaan en ik vind dat wij aan hen een voorbeeld moeten nemen. Ik zal even met hen bellen om te horen wat hun verdere ideeën zijn anders dan een wet die dit verbiedt, want dat is volgens mij hun plan niet.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Voorzitter. Het punt van de derogatie en het gebruik van fosfaatkunstmest is voor dit moment voldoende bediscussieerd. Wellicht komt het vanmiddag nog aan de orde.
Ik ben heel blij met de inzet van de Staatssecretaris op het gebied van voedselverspilling. Ik ben zeer benieuwd naar de brief van VWS over de termijnen in de horeca. Het 2 uurscriterium kan mogelijk worden opgerekt naar een 4 uurscriterium. Ik begrijp dat dit voor de zomer duidelijk zal worden. Daar ben ik heel blij mee.
Ik blijf een beetje puzzelen over «ten minste houdbaar tot». Ik begrijp dat wij daar een brief over krijgen. Misschien moet ik nog even mijn geduld op de proef stellen en tot dat moment wachten. «Ten minste houdbaar tot» geeft zo ontzettend veel verwarring. Ik ben op een horecabeurs geweest. Zelfs mensen uit de horeca weten niet wat het verschil is tussen «te gebruiken tot» en «ten minste houdbaar tot». Ik vraag mij echt af of wij onze inzet nu moeten richten op een betere voorlichting daarover, of dat wij toch aan de slag moeten om dit weg te laten waar dat kan, en waar dit echt nog nodig is, de kwaliteitsaanduiding «beste kwaliteit tot» erop moeten zetten.
Ik heb nog een heel kleine vraag over de jonge boeren. De definitie zou vastliggen in de gedelegeerde handelingen, maar volgens mij zien die op de eerste pijler en niet op de tweede pijler. Wellicht zijn er dus toch nog mogelijkheden om dat ter discussie te stellen. Daar wil ik graag een reactie op.
Mevrouw Jacobi (PvdA): Voorzitter. Ik ben op zichzelf tevreden met de beantwoording. Ik dank de Staatssecretaris daarvoor. Ik ben er blij mee dat de Staatssecretaris zich in ieder geval gaat inzetten voor ingewikkeldheden zoals vaarvergoedingen en zo, die heel erg belangrijk zijn voor een goed beheer van de desbetreffende gebieden. Ik hoop echt dat daar een oplossing voor komt. Ik voer correspondentie hierover. Die stukken zal ik aan de Staatssecretaris geven.
Ik ben er ook blij mee dat de Kamer nog een brief ontvangt over de aanpak van voedselverspilling, omdat het nog veel verder gaat en zo. Ik hoop dat dit ook zal leiden tot een verandering van industriële aspecten. Ik denk dat daar de meeste winst te halen valt.
De Staatssecretaris heeft gemeld dat zij geen problemen ziet bij de kleine toepassing van gewasbeschermingsmiddelen omdat de sector zelf een of twee ton zou moeten bijdragen. We spraken even over de productschappen, die moesten worden opgeheven. Ik wil toch wel graag weten waarom de Staatssecretaris die inzet van de sector als reëel beschouwt. Ziet zij de problemen die door LTO zijn genoemd, niet? Daar heeft zij immers niet op gereageerd.
Voorzitter: Geurts
Mevrouw Lodders (VVD): Voorzitter. Allereerst wil ik de Staatssecretaris dankzeggen voor de beantwoording. Ik denk dat vandaag een veelheid aan onderwerpen de revue is gepasseerd. Op een aantal onderwerpen worden belangrijke stappen gezet, ook al zijn het soms kleine stappen. Ik denk dat dit goed is.
Over derogatie is veel gezegd. Ook hier een openhartige blik in de boezem van de Staatssecretaris, zou ik haast willen zeggen. Hoe gaan we de communicatie en het overleg met de sector in de toekomst vormgeven? Dat heeft bij mijzelf een aantal vragen en overwegingen opgeroepen. Ik denk dat wij daar echt kritisch met elkaar naar moeten kijken, om een tekort daaraan te voorkomen. De heer Geurts neemt de woorden «de onderste steen moet boven» in de mond. Nog belangrijker is om de derogatie, zoals beschreven in de motie-Lodders c.s. (21 501-32, nr. 735), los te koppelen van de Nitraatrichtlijn en dat wij op termijn ook afkomen van die Nitraatrichtlijn. De heer Geurts heeft deze motie medeondertekend. Daarin vinden wij elkaar dus. Ik denk dat dit in ieder geval mijn allerbelangrijkste conclusie is en dat heb ik ook al eerder aangegeven.
Ik ga heel kort in op de transportregeling. Dank. Ik constateer dat ik de reactie van de Staatssecretaris kan vertalen als: geen extra regels voor Nederland. Nederland zet zich in voor dat gelijke speelveld. Daar heb ik vaker voor gepleit; dat vind ik ontzettend belangrijk. Wetenschappelijke adviezen, waaronder die van de EFSA worden daarbij betrokken. Dat is prima.
Dat is mijn bruggetje naar de reactie op basamid. Natuurlijk moeten we heel erg opletten met schadelijke stoffen, maar dat geldt wel voor iedereen. We hebben er immers geen enkele baat bij als onze boomkwekerijensector naar het buitenland wordt verplaatst en de middelen daar alsnog worden gebruikt. Ik heb de Staatssecretaris echter horen zeggen dat er dan een nieuwe situatie is. Ik hoop dat hierover heel snel duidelijkheid zal ontstaan.
Ik rond af en ga even terug naar de pilots en de derogatie equivalente maatregelen. Kan de Staatssecretaris zeggen wanneer ook op dat vlak concrete stappen kunnen worden gezet? Dat vind ik erg van belang voor de sector.
Voorzitter: Lodders
Staatssecretaris Dijksma: Voorzitter. Ik begin met de processen rondom derogatie. Ik ben het met de Kamer eens dat wij absoluut moeten nadenken over het onderwerp communicatie. Zoals geschetst in mijn verhaal, zie ik soms ook letterlijk twee werkelijkheden en het is heel lastig om die bij elkaar te brengen, terwijl dat in ons aller belang is. De suggestie «de onderste steen boven» zou betekenen dat er nog ergens een soort van geheim verhaal is. Dat is er niet. Wat ik heb geprobeerd duidelijk te maken, ook in mijn verhaal hier, is hoe het is gegaan. Daar is misschien niet iedereen blij mee, maar dat zal misschien ook in de toekomst niet altijd kunnen omdat Nederland of andere landen soms verantwoordelijkheid moeten nemen in een onderhandelingsproces waarbij hun gewoon wordt gevraagd om een besluit te nemen. Je kunt dat niet altijd vooraf met iedereen delen. Dan word je uiteindelijk afgerekend op het resultaat. Zo gaat dat dan. Dat resultaat ligt voor en dat verdedig ik omdat ik het gegeven de omstandigheden een goed resultaat vind en omdat ik natuurlijk ook weet – dat maakt het lastig – wat verder nog allemaal voor had kunnen liggen. Het is mijn frustratie dat ik dat niet eens even breeduit met de Kamer kan doornemen, want dan zou zij mijn opvatting misschien wel delen. De vragen van de heer Geurts wacht ik dan ook niet alleen graag af, ik zal ze ook graag beantwoorden. Ik denk ook dat het goed is dat wij met elkaar in den brede hierover nadenken. Dat zegt mevrouw Lodders ook. We moeten niet vluchten in discussies over communicatie als het soms gewoon gaat over een verschil van inzicht of van mening of over het feit dat er ook soms gewoon pijn is over eisen die aan onze sector worden gesteld. Tegelijkertijd zie je dat heel veel mensen die misschien op afstand van besturen en organisaties staan, zich ook niet altijd vertegenwoordigd voelen. Dat is overigens niet uniek voor de landbouwsector. Dat zie je op veel meer plekken. Dat is iets waar wij ook mee te maken hebben: de instituties als zodanig lijken soms heel ver van mensen af te staan. Als wij het dan toch hebben over communicatie, zou ik tegen de Kamer willen terugzeggen: laten wij het daar dan ook over hebben. Dat lijkt mij een heel goede zaak.
Hoe ga ik de Kamer betrekken bij hetgeen allemaal speelt bij het voorzitterschap? Ik heb daar al een toezegging over gedaan, namelijk dat wij daar later, waarschijnlijk eind dit jaar, bij het kenbaar maken van mijn inzet op terugkomen. Die inzet ligt dan bij de Kamer voor en dan kan zij zeggen of zij die goed vindt of niet. Ook via de kwartaalrapportages over het gemeenschappelijk landbouwbeleid en het gemeenschappelijk visserijbeleid blijf ik de Kamer natuurlijk informeren. Mijn houding is altijd: open government. Niet te open, want niet iedereen kan meedoen. Overigens wil ook niet iedereen meedoen; ik kijk naar niemand in het bijzonder. Dat is een beetje de lijn.
Voor de landbouwtelling is drie dagen extra gegeven. Het is van belang om dat hier even heel precies te zeggen. Daarnaast is er nog de praktische oplossing van het pro-formaformulier. Wij werken eigenlijk aan twee routes tegelijkertijd.
Dan het laatste nieuws over PEDV. Vorige week is in Brussel besloten tot een Europees importverbod van bloedproducten bedoeld voor diervoeders vanuit de VS. Dat is dus al afgekaart.
Mevrouw Ouwehand heeft een hoop gezegd. Deels ben ik het daar ook mee eens, maar dat geldt dus niet voor alles. Zij heeft volgens mij niet echt een vraag gesteld.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik ben vergeten de Staatssecretaris te bedanken voor haar toezegging van zojuist om zich op Europees niveau in te zetten voor het implementeren van gps op diertransporten. Dank daarvoor.
Staatssecretaris Dijksma: Heel graag. Dat vind ik ook zelf heel belangrijk.
Dan ga ik in op de opmerkingen van mevrouw Dik-Faber. Ik zou zeggen: wacht de brief even af. Ik stel haar geduld op de proef, maar ik heb ook gezegd dat ik met Zweden samen het hele begrip ter discussie wil stellen. Het gaat wel echt verder dan alleen maar het schrappen van een aantal producten van de lijst. Precies wat mevrouw Dik-Faber zegt – hoe gaan we er nu mee om? – is een onderdeel van de agenda.
Wat betreft de jonge boeren en de tweede pijler kan ik nu even niet overzien hoe het precies met de definiëring zit. Daar kom ik na deze Landbouwraad in mijn verslag aan de Kamer feitelijk op terug.
Mevrouw Jacobi maakte een opmerking over de vaarvergoeding, maar stelde ook een vraag over de kleine teelt en de financiering. Dit gaat over een al lang bestaand nationaal fonds voor kleine teelten. Dat is dus niet iets wat nu opeens moet worden ingesteld. De cofinanciering van één à twee ton kan echt worden opgebracht. Eerder liep dat inderdaad via het productschap, maar we zien natuurlijk ook dat de sector nu bezig is om zich te herorganiseren. Men kan dat dus wel degelijk met elkaar doen en dat doet men ook. Dan lijkt mij dit bedrag bij alle andere dingen die voorliggen, echt niet het punt waar het nu op moet stuiten.
Dan ga ik nog in op de opmerkingen van mevrouw Lodders. Last but not least, zou ik haast willen zeggen. Zij sprak over de pilots. De fosfaatevenwichtsbemesting komt voor de zomer en de equivalentie conform het actieprogramma komt per 1 januari 2015 in een regeling. Daarover voeren wij nu overleg. Zo ziet dat eruit.
Over de transportregeling heb ik gezegd wat ik heb gezegd. Wij zetten gewoon in op iets wat in onze ogen voor iedereen geldt. Als het om de uren gaat, is dat voor Nederland natuurlijk intern met dit kleine land sowieso geen issue.
Ik heb gehoord wat over basamid is gezegd. Laten we het advies van de EFSA gewoon afwachten.
De voorzitter: Ik heb nog een vraag openstaan uit de eerste termijn, over de GMO. Ik ben vergeten om daar in tweede termijn naar te vragen. Misschien kan de Staatssecretaris daar iets over zeggen.
Staatssecretaris Dijksma: Ja. Het gaat hierbij om de gemeenschappelijke marktordening voor groente en fruit. Om verwarring te voorkomen zeg ik erbij dat het hierbij dus niet gaat om die andere gmo. Over de GMO hebben wij inderdaad een indringend gesprek. Wij hebben daar tijdens de Landbouwraad in Luxemburg een groot punt van gemaakt. Wij vinden namelijk echt dat wij op deze manier moeten kunnen werken. Daar komt men bij ons nog op terug. Zodra ik daar nieuws over heb, zal ik dat de Kamer melden. Op dat vlak opereren we redelijk stevig.
De voorzitter: Ik ga ervan uit dat dit in het verslag van de komende Landbouw- en Visserijraad aan de orde kan zijn.
Ik dank de Staatssecretaris voor haar beantwoording in tweede termijn.
De Staatssecretaris heeft een aantal toezeggingen gedaan.
1. De Staatssecretaris zal de Kamer informeren over het tijdpad met betrekking tot de kunstmestderogatie.
2. In een volgend verslag van de Landbouwraad zal de Staatssecretaris de Kamer informeren over de mogelijkheden om door middel van houdbaarheidskenmerken voedselverspilling tegen te gaan.
3. Binnen twee weken zal de Kamer een brief ontvangen over metam-natrium.
Bij de regeling van werkzaamheden is een vooraankondiging van een VAO gedaan. Ik kijk even specifiek naar mevrouw Ouwehand.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik kan ook verklappen waar het over gaat. Ik wil heel graag dat Nederland inzet op een verbod op kooihuisvesting voor konijnen. Daar wil ik graag een motie over indienen. Verder heb ik nog een motie over het landbouwbeleid.
De voorzitter: U handhaaft het verzoek. Dat betekent dat een VAO zal plaatsvinden. Dat VAO zal afhankelijk van de plenaire agenda aansluitend aan dit overleg plaatsvinden. Dat kan dus heel erg snel gebeuren. Dat betekent ook dat wij na het VAO direct stemmen over de moties die bij dit VAO en een ander VAO worden ingediend. Ik verzoek de Kamerleden om daar in ieder geval scherp op te zijn. Het tijdsbestek kan dus zeer kort zijn.
Ik dank de Staatssecretaris en de ambtelijke ondersteuning. Ik dank de mensen op publieke tribune en de mensen die dit algemeen overleg op een andere wijze hebben gevolgd. Ik dank de Kamerleden voor hun inbreng. Ik wens iedereen een mooie dag.
Sluiting 13.04 uur.