Vastgesteld 20 november 2013
De vaste commissie voor Economische Zaken en de vaste commissie voor Europese Zaken hebben op 16 oktober 2013 overleg gevoerd met Staatssecretaris Dijksma van Economische Zaken over:
− de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 10 oktober 2013 inzake de geannoteerde agenda voor de Landbouw- en Visserijraad van 17 oktober 2013 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 747);
− de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 27 september 2013 inzake het verslag van de Landbouw- en Visserijraad gehouden op 23 september 2013 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 745);
− de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 10 oktober 2013 inzake de Kwartaalrapportage van het gemeenschappelijk landbouwbeleid over juli tot en met september 2013 (Kamerstuk 28 625, nr. 165);
− de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 26 september 2013 met een reactie op de brief van Bionext (Kamerstuk 33 643, nr. 7);
− de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 11 oktober 2013 inzake een fiche met betrekking tot de verordening voor de vangstmogelijkheden en de visbestanden in de Oostzee in 2014 (Kamerstuk 22 112, nr. 1711);
− de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 15 oktober 2013 inzake een betaalschema van de regelingen binnen het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) in 2013 (Kamerstuk 28 625, nr. 166);
− de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 15 oktober 2013 over het nieuwe visserijprotocol met Marokko (Kamerstuk 22 501-32, nr. 753).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Hamer
De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Knops
De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, Franke
Voorzitter: De Liefde
Griffier: Van Bree
Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Bosman, Dik-Faber, Dikkers, Van Gerven, Geurts, De Liefde en Ouwehand,
en Staatssecretaris Dijksma van Economische Zaken vergezeld van enkele ambtenaren van het ministerie.
Aanvang 11.30 uur
De voorzitter: Een warm welkom aan de Staatssecretaris en haar ambtelijke ondersteuning, de mensen die op de publieke tribune zitten of langs digitale weg naar ons kijken en/of luisteren en uiteraard de collega's die zich voor dit algemeen overleg belangstellend hebben getoond.
Ik stel voor dat wij een spreektijd hanteren van vijf minuten. De hoeveelheid interrupties wil ik vrijlaten. Ik houd de eindtijd in de gaten en zal proberen de interrupties zo eerlijk mogelijk over de Kamerleden te verdelen, zodat er een balans ontstaat.
De heer Bosman (VVD): Voorzitter. De Staatssecretaris is op Scheveningen en op Urk in gesprek geweest met groepen vissers over de aanlandplicht. Ik heb begrepen dat de sector dat zeer gewaardeerd heeft, maar desondanks van mening blijft dat de aanlandplicht niet bijdraagt aan de verduurzaming van de visserij. De vraag is namelijk of bijvangst die aanlandplichtig is, ook gequoteerd is. De VVD is geen voorstander van quotering, want bijvangst mag niet verhandeld worden, maar heeft wel effect op het vol vissen van het quotum. Daarmee ontstaat een prijsopdrijvend effect, omdat er minder vis op de markt kan komen. Mag dat van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa)? De sector heeft het gevoel dat, als hij meewerkt, hij zijn doodvonnis tekent. De Staatssecretaris heeft aangegeven in overleg met de sector een uitvoeringsagenda te willen maken. Kan zij aangeven welk tijdstip zij voor ogen heeft ten aanzien van die uitvoeringsagenda, aangezien de aanlandplicht al per 1 januari 2015 wordt ingevoerd?
Momenteel zijn er onderhandelingen gaande tussen de Europese Unie (EU) en Noorwegen. De Staatssecretaris noemt in haar brief onder andere de vissoorten kabeljauw en schol. Beide worden beheerd middels een langetermijnplan. Door de rapportages en informatie uit de sector bekruipt ons het gevoel dat het niet soepel loopt met die onderhandelingen met Noorwegen. Dat land lijkt plannen om flexibiliteit voor kabeljauw en tong in de Total Allowable Catch (TAC) aan te brengen, te blokkeren, terwijl de International Council for the Exploration of the Sea (ICES) een positief oordeel heeft gegeven. Nederlandse vissers dreigen hier het slachtoffer van te worden. Kan de Staatssecretaris aangeven waar de knelpunten zitten tussen Nederland en Noorwegen en tussen de EU en Noorwegen? De VVD is bezorgd over de positie van de Nederlandse vissers. Deelt de Staatssecretaris de zorg van de VVD? Op welke wijze gaat zij het belang van de Nederlandse vissers verdedigen in de Raad? Kan de Staatssecretaris voorts aangeven hoe de belangrijkste landen rondom de Noordzee in dit dossier staan? Is de Staatssecretaris bereid om aan te haken bij initiatieven om tot een status quo in de zeedagen te komen?
De VVD is blij te horen dat de Staatssecretaris het met de industrie eens is dat de EU moet stoppen met blauwe wijting weggeven aan Noorwegen en dat de landen die kabeljauw vangen zelf maar voor te ruilen vangstquota moeten zorgdragen. Kan de Staatssecretaris aangeven of andere lidstaten haar standpunt delen? Zo nee, hoe zorgt zij dat er een meerderheid voor haar standpunt ontstaat?
Het makreelbestand is al jaren onderwerp van discussie tussen de Europese industrie en ICES. De industrie is van mening dat het bestand veel groter moet zijn dan ICES beoordeelt. ICES heeft uiteindelijk toegegeven dat dit inderdaad het geval is en zij adviseert nu dat de TAC in 2014 gelijk dient zijn aan de gemiddelde totale vangsten van de afgelopen drie jaar. Dit advies betekent dat IJsland, Faeröer, Groenland en Rusland de afgelopen jaren terecht meer hebben gevist buiten het wetenschappelijk advies, terwijl de EU en Noorwegen binnen het beperkende ICES-advies hebben geopereerd. Nu ICES aangeeft dat de totale vangsten in 2014 op hetzelfde niveau mogen liggen als in 2013, is dit een uitnodiging om tot een nieuwe verdeelsleutel te komen voor dit bestand. Het lijkt erop dat de Europese Commissie en de lidstaten hier snel vervolg aan willen geven en een aanbod willen doen aan IJsland en Faeröer om hen over de streep te trekken. De VVD is van mening dat juist niet met haast tot een deal moet worden gekomen, omdat IJsland en Faeröer anders veel te veel krijgen. Eenmaal weggegeven aandeel krijg je niet meer terug. Er moet rustig naar een eerlijke verdeling worden gezocht. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe zij tegen deze kwestie aankijkt? Is zij bereid om de weg te bewandelen die de VVD heeft geschetst? Zo nee, waarom niet?
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik heb een vraag over de dolfijnenslachtingen op Faeröer. De Europese Commissie neemt wel maatregelen ten aanzien van haring omdat Faeröer zich niet aan de afspraken houdt, maar wij willen ook graag dat die dolfijnenslachtingen stoppen. De VVD heeft de motie daarover niet gesteund. Dat verbaast mij een beetje omdat ik dacht dat ook de VVD die dolfijnenslachtingen niet ziet zitten. Ik vraag mij af of dat een vergissing was, want dan zou ik de motie opnieuw kunnen indienen en kan de VVD alsnog meedoen. Dan hebben we als hele Kamer die uitspraak bevestigd. Of is er een andere reden, die ik nog niet begrijp?
De heer Bosman (VVD): Ik ben altijd van mening dat je gezamenlijk moet optrekken. Binnen Europa moet er een gelijk speelveld zijn en moet je gezamenlijke afspraken maken. Op basis daarvan zeggen wij dat eenheid in Europa van belang is.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Vindt de heer Bosman dat de Europese Commissie en de Nederlandse regering moeten kijken wat ze kunnen doen om Faeröer te bewegen te stoppen met die dolfijnenslachtingen?
De heer Bosman (VVD): Ja. Dat gebeurt al en ik heb het volste vertrouwen in dit kabinet en deze Staatssecretaris.
Namens mijn collega Lodders wil ik tot slot een tweetal punten maken over de landbouw. Uit het rapport van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) is gebleken dat de nitraatconcentratie onder derogatiebedrijven in de zandregio bijna overal onder de norm is gebleven. De VVD vindt dit een positieve ontwikkeling en vraagt zich in deze context nog nadrukkelijker af waarom het nodig is om extra maatregelen te treffen in de löss- en zandgebieden, als de meeste bedrijven aan de norm voldoen. Vorige maand hebben we stilgestaan bij de aanvraag voor derogatie. In dat kader heeft de Staatssecretaris toegezegd een aantal onderzoeken naar de Kamer te sturen. De VVD vraagt van de Staatssecretaris voorts de toezegging dat het rapport van het RIVM naar de Kamer wordt gestuurd.
Daarnaast sta ik kort stil bij de onderhandelingen over het Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3). De VVD is hierover bezorgd, omdat de provincies de plannen voor een investeringsregeling voor jonge boeren via pijler 2 niet lijken te steunen. Ik roep de Staatssecretaris op om zich hier in de onderhandelingen met de provincies over de POP-middelen hard voor te maken. De Jonge Landbouwers Regeling (JOLA) wordt door jonge boeren juist als zeer waardevol ervaren; het is belangrijk dat deze regeling doorgang vindt.
De heer Van Gerven (SP): Voorzitter. Op 24 juli jl. blijkt er overeenstemming met Marokko te zijn bereikt over een visserijprotocol. Het verbaast de SP-fractie dat ze daar gisteren pas over is geïnformeerd, omdat het een heel gevoelig onderwerp betreft waar we al vaak over gesproken hebben. Wat is eigenlijk de verandering en verbetering ten opzichte van het vorige protocol? Uit de vorige evaluatie bleek dat dat akkoord voor de lokale bevolking niets oplevert en het Europa meer geld kost dan oplevert. Ik vraag de Staatssecretaris waarom wij 30 miljoen euro van de belastingbetaler zouden gebruiken om een paar grote Europese rederijen gesubsidieerd te laten vissen voor de kust van Marokko. Ik heb er geen rechtvaardiging voor kunnen vinden. Het is ook de vraag of het in lijn is met het internationaal recht. Een jurist van de Verenigde Naties, Hans Corell, schrijft dat als we zoiets doen, het in lijn moet zijn met de wensen van de oorspronkelijke bevolking. Ik hoor graag van de Staatssecretaris hoe zij dat ziet. In het protocol wordt Westelijke Sahara niet expliciet genoemd. Kan de Staatssecretaris daarop ingaan en aangeven hoe die middelen precies besteed worden? Ik heb begrepen dat het ook qua duurzaamheid een verslechtering is, want de hoeveelheid die gevangen mag worden gaat van 60.000 naar 80.000 ton, terwijl die visserijbestanden al een heel zware druk kennen. Is er wetenschappelijk bewijs dat dat rechtvaardigt? Zo niet, dan moeten we dit zeker niet doen. Ik heb begrepen dat de Staatssecretaris niet instemt met het protocol, maar de SP-fractie zou graag zien dat ze tegenstemt. Ik overweeg op dat punt een motie in te dienen.
De wens van Mauritanië om Europese vissers uit een brede kuststrook te weren, vinden wij zeer terecht. Ik vraag de Staatssecretaris of zij bereid is erop aan te sturen dat Europese schepen buiten de kustzone blijven en dat een standaardclausule in het visserij-associatieakkoord met ontwikkelende landen wordt opgenomen. Wil zij met betrekking tot Mauritanië ook pleiten voor een maximale strook kustwater, waarin niet gevist mag worden? Tot slot vraag ik hoe het staat met de aanpak van de zeebodembeschadiging, discards, overbevissing en bijvangst van bedreigde soorten zoals haaien, dolfijnen en schildpadden in de wateren van Mauritanië. Het Institute for Marine Resources & Ecosystem Studies (IMARIS) heeft hierover ook in haar evaluatie bericht.
Op de zuivelconferentie werd voorgesteld om een monitoringsinstituut in te stellen om de prijs en kostprijs van melk in relatie tot het afschaffen van het melkquotum in de gaten te houden. Graag hoor ik van de Staatssecretaris hoe zij daartegen aankijkt.
De Staatssecretaris heeft het niet voor elkaar gekregen dat er een herbeoordeling van de voor bijen zeer gevaarlijke bestrijdingsmiddelen thiacloprid en acetamiprid komt. Dat is wel nodig, want er dreigt een verschuiving plaats te vinden van het ene gevaarlijke middel naar het andere. Ik heb begrepen dat pas in 2015 daarnaar wordt gekeken. Is het niet noodzakelijk om in Nederland extra maatregelen te nemen en is de Staatssecretaris bereid om de toelating van thiacloprid en acetamiprid op te schorten totdat overtuigend bewezen is dat het veilig is? «Bij twijfel niet inhalen» in de Nederlandse situatie.
De SP is ertegen dat de vergroening van het Europese landbouwbeleid wordt weggeflexibiliseerd. We moeten ook kijken of bepaalde zaken praktisch uitvoerbaar zijn. Er ligt een probleem betreffende melkveehouders en grasland. Als deze agrariërs mais op hun land willen zetten, moet dat in wisselteelt, want anders raakt de bodem uitgeput. Er schijnt een praktisch probleem te zijn om aan de Europese regels te voldoen. Kan de Staatssecretaris bekijken of daar een oplossing voor te vinden is, zoals een verplichting om divers en bloemrijk grasland in te zaaien in plaats van raaigras?
De heer Geurts (CDA): Voorzitter. Op deze Wereldvoedseldag begin ik met de visserij. Twee weken geleden hebben de Noorse autoriteiten een absurd hoge boete opgelegd aan een Nederlandse visser voor het teruggooien van een paar scharretjes. Een belachelijke zaak, als je het mij vraagt. Hoe kijkt de Staatssecretaris naar deze zaak? Gaat ze deze visser bijstaan en heeft ze bijvoorbeeld contact opgenomen met de Noorse autoriteiten op dit punt?
Dan heb ik een vraag over de inzet van de Staatssecretaris in de onderhandelingen met Noorwegen betreffende kabeljauw en schol. Wat is haar inzet en gaat ze pleiten voor een roll-over zonder korting van de TAC en zeedagen voor 2014? Is de flexibiliteit in de TAC voor de Staatssecretaris een breekpunt in de onderhandelingen met Noorwegen?
Daarnaast wil ik het belang van het vaststellen van de TAC voor tong benadrukken. Uit de najaarsonderhandelingen moet geen korting van 15% voor tong komen vanwege de deadlock tussen het Europees Parlement en de Raad over bevoegdheid. Hier moet de visserman niet de dupe van worden. Wat is de inzet van de Staatssecretaris? Gaat zij zich inspannen voor een roll-over?
In de geannoteerde agenda maakt de Staatssecretaris er gewag van dat zij voorstander is van een experiment voor de visserij op schol. Dit zou eenzelfde experiment als voor kabeljauw moeten worden. Is de Staatssecretaris hierover in gesprek met de sector? Wat krijgt de sector in ruil voor deelname in deze proef?
Ook het CDA heeft een vraag over het makreelbestand. Wij zijn blij dat de makreel floreert in de Atlantische Oceaan en omwille van de tijd sluit ik me aan bij de vragen die de VVD daarover heeft gesteld. Ook over de aanlandplicht is al een vraag gesteld.
Dan kom ik op de punten voor de landbouw. De laatste kwartaalrapportage over het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) is verstuurd naar de Kamer. De definitieve cijfers voor de landbouwsteun zijn bekend. Op basis van deze cijfers geef ik opnieuw een onvoldoende aan de onderhandelaars. Ik blijf herhalen dat Nederland disproportioneel wordt geraakt. Behalve Malta gaat geen ander land er zo hard op achteruit: meer dan 100 miljoen euro per jaar en ik vrees dat de sector nog meer geld wordt onthouden. De grote vraag is waar de Staatssecretaris de POP-gelden voor wil gaan inzetten. Daarom vragen wij haar te voorkomen dat POP-gelden worden besteed aan de aanleg van bijvoorbeeld fietspaden of op een andere manier niet direct op het boerenerf terechtkomen. Ik vrees dat de Staatssecretaris de provincies de vrije hand geeft in het besteden van de POP-gelden en dat ze, om het POP-budget aan te vullen, nog wil gaan overhevelen ook. Ik herhaal nogmaals: het CDA wil niet dat er geld wordt onthouden aan de boer; het CDA is tegen overheveling.
In het vorige algemeen overleg, voorafgaand aan de Landbouw- en Visserijraad, heeft de Staatssecretaris toegezegd om in de gesprekken met de provincie aandacht te vragen voor de JOLA. Kan de Staatssecretaris aangeven of de provincies deze investeringsregeling voor jonge boeren gaan inrichten? Het CDA vraagt haar om zich extra in te spannen om ervoor te zorgen dat deze regeling er komt.
Op 30 augustus jl. heeft het Adviescollege toetsing regeldruk (Actal) een rapportage uitgebracht over de dubbele registratieverplichting bij de Dienst Regelingen (DR) en de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). In dat rapport raadt Actal aan om tot een gezamenlijke registratie te komen. Ik vraag de Staatssecretaris wat de stand van zaken op dit dossier is. Welke stappen zijn er op het ministerie ondernomen om een eind te maken aan deze oplopende administratieve lasten?
Over noodvaccinaties is al eerder in de Landbouw- en Visserijraad gesproken. Ik heb toen aangegeven dat het CDA het niet eens is met het kabinetsbeleid en wil er hier nog eens extra aandacht voor vragen. Het CDA vindt dat vaccinatie geen waardevermindering met zich zou moeten meebrengen. Als dit toch het geval is, moet de boer daarvoor worden gecompenseerd. Hoe is dit in andere EU-lidstaten geregeld? Is de Staatssecretaris bereid om dit onderwerp opnieuw aan te snijden op Europees niveau, zodat er een gelijk speelveld komt voor noodvaccinaties? Is de Staatssecretaris bereid om zich in te spannen om de labelverplichting voor gevaccineerd vlees op te heffen? Wij hebben heel sterk de indruk dat noodvaccinaties in andere landen anders geregeld worden dan in Nederland en dat ook de ondersteuning anders geregeld is. We willen een heldere uitspraak van dit kabinet over wat ze voor de Nederlandse sector gaat betekenen.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Voorzitter. Het is vandaag Wereldvoedseldag en wat is er dan mooier dan dit algemeen overleg te houden? Onze boeren produceren tenslotte niet voor de afvalbak.
Ik ga eerst in op de betrekkingen met Rusland. De situatie dreigt uit de hand te lopen en gisteren is opnieuw een aflevering aan de diplomatieke soap toegevoegd. Deze diplomatieke rellen zijn niet bevorderlijk voor de agrarische exportpositie van Nederland. De Staatssecretaris hoopte afgelopen week goede afspraken te kunnen maken over de fytosanitaire controles van pootgoed. Zijn de Russen nu met nieuwe eisen gekomen ten aanzien van deze controles bij zuivel en tulpen? Graag hoor ik welke afspraken de Staatssecretaris vrijdag jl. met de Russen heeft gemaakt om de export van pootaardappelen, zuivel en tulpen veilig te stellen. Zijn daarbij de exportbeperkingen als gevolg van vogelpest aan de orde gekomen?
In november zal de Staatssecretaris haar keuze over de nationale implementatie van het GLB voorleggen. Op 1 januari 2014 moet er een nieuw POP van start gaan en ik neem aan dat ze hier al mee bezig is, in nauw overleg met de provincies. Boeren moeten immers weten waar ze aan toe zijn en hoeveel geld er in 2014 beschikbaar is voor de verschillende regelingen. Bovendien moet voorkomen worden dat bepaalde regelingen in de provincies heel verschillend worden ingevuld. Ik vraag wat dat betreft aandacht voor de JOLA en voor uniformiteit daarbinnen in iedere provincie en ontvang graag een reactie daarop van de Staatssecretaris.
Ik kom namens mijn collega Slob bij het visserijgedeelte. Ik heb gehoord dat de Staatssecretaris afgelopen weken op Scheveningen en op Urk in gesprek is geweest met groepen vissers over de aanlandplicht en dat de sector dit enorm heeft gewaardeerd. Ik ben daar erg blij mee en spreek mijn complimenten daarover uit aan de Staatssecretaris. Mijn vragen liggen in het verlengde van die van de VVD-fractie; ik zal ze niet opnieuw noemen.
Ik ga wel expliciet in op de vangstquota. Kabeljauw en schol worden beheerd volgens een langetermijnplan. Er is verschil van mening tussen de Raad en het Europees Parlement en een oplossing is er waarschijnlijk pas in 2014. De ChristenUnie dringt er daarom op aan om de huidige quota in 2014 te continueren en is niet voor een korting op de TAC en de zeedagen. Continueren van de huidige quota kan, want het kabeljauw- en scholbestand ontwikkelt zich zeer goed. Noorwegen blokkeert dit om politieke redenen en daar dreigen de Nederlandse vissers het slachtoffer van te worden. De ChristenUnie vraagt de Staatssecretaris om hier een harder punt van te maken dan vorig jaar, evenals van het niet verder korten van de zeedagen voor tong en schol.
De ChristenUnie is blij dat de Staatssecretaris vindt dat de EU niet zomaar alle door Noorwegen aangeboden kabeljauw moet afnemen in ruil voor blauwe wijting. Mij is niet duidelijk waar voor de Staatssecretaris de grens ligt, want er wordt alleen gesproken over niet automatisch alle kabeljauw afnemen. Hoe zit het met de quota voor de blauwe wijting zelf? Hoe meer quota, hoe meer ruimte er is om te ruilen, maar die quota lijken nu veel te laag. Is de Staatssecretaris het met sector eens dat de quota voor blauwe wijting fors omhoog kunnen?
Over makreel wordt al jaren gesproken, omdat volgens de visserijsector de bestanden veel groter zijn dan ICES rapporteerde. Dit jaar heeft ICES ook erkend dat het makreelbestand inderdaad veel groter is dan werd verondersteld en voorgesteld de quota zeer fors te verhogen. Dat is mooi, maar de manier waarop het gebeurt, is heel curieus.
ICES adviseert nu dat de verdeling in 2014 gelijk dient te zijn aan de gemiddelde totale vangsten van de afgelopen drie jaar, dus de vangsten van de EU, Noorwegen, Faeröer, IJsland, Groenland én Rusland tezamen. Dat betekent in feite dat de landen die buiten het wetenschappelijke advies hebben gevist, worden beloond en de EU en Noorwegen hun aandeel moeten weggeven aan andere kuststaten, omdat die landen de kans hebben gekregen en genomen om grote referentievangsten op te bouwen. De ChristenUnie vindt dit onacceptabel. Er moet een nieuwe, eerlijke verdeelsleutel komen, maar in de haast mogen IJsland en Faeröer niet te veel krijgen, want eenmaal weggegeven aandeel komt niet meer terug. Pleit de Staatssecretaris voor voldoende tijd om te komen tot een nieuwe verdeelsleutel? Voor tong dreigt 50% korting op het quotum, terwijl de vangsten overvloedig zijn. De ChristenUnie vraagt de Staatssecretaris in de aanloop naar december in te zetten op een realistisch quotum, gebaseerd op de visstanden. Dus geen korting, nu het zo goed gaat met het bestand.
Tot slot de visserij bij Marokko. Ik snap het dilemma van de Staatssecretaris betreffende het visserijprotocol met Marokko: moeten we akkoord gaan met een verbetering ten opzichte van wat we hadden of gaan we voor nieuwe onderhandelingen met het risico dat er geen protocol komt? Op basis van de informatie van de Staatssecretaris neig ik naar het laatste, want het is onzeker in hoeverre de miljoenen die dit protocol kost, ten gunste komen van de oorspronkelijke bevolking.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Het is vandaag Wereldvoedseldag en de Europese landbouwbegroting is inderdaad de grootste hap uit de Europese begroting. Ik lees: «Op kosten van de belastingbetaler wordt er een publiekscampagne gestart om uit te leggen dat we toch 363 miljard euro per jaar moeten blijven uitgeven aan de landbouw». Ik hoop dat de Nederlandse regering het daar niet mee eens is en vraag de Staatssecretaris of ze zich tegen dat plan wil verzetten.
Wat betreft de bestrijdingsmiddelen en de gesprekken over het protocol met Marokko sluit ik me graag aan bij de opmerkingen van de SP.
Dan de vangstmogelijkheden voor 2014. We zien dat de Europese Commissie voorstelt om de TAC voor een aantal soorten te verlagen en dat de Staatssecretaris dat voorstel positief omarmt. De PvdD is daar blij mee. De Europese Commissie stelt voor om ook de TAC voor zalm te verlagen, maar de Staatssecretaris lijkt daar niet in mee te willen. De PvdD omarmt dit voorstel wel en vraagt een reactie van de Staatssecretaris.
We kunnen ons redelijk vinden in het standpunt van de Staatssecretaris ten aanzien van de gesprekken tussen de EU en Noorwegen over de vangstmogelijkheden. We horen graag van haar dat in geen geval de totale vangstmogelijkheden omhoog gaan, los van wat er uit de ruilovereenkomsten komt. De vangstmogelijkheden kunnen niet in totaliteit omhoog geschroefd worden. Kan de Staatssecretaris dat garanderen of in ieder geval garanderen dat dat haar inzet is?
Dan kom ik op de zeer zorgelijke situatie van de blauwvintonijn. De eerstvolgende vergadering van de International Commission for the Conservation of Atlantic Tunas (ICCAT) is waarschijnlijk in januari 2014 en de Staatssecretaris schrijft wat haar inzet is, maar het is mij niet helemaal duidelijk. Kan de Staatssecretaris bevestigen dat het nog steeds zó slecht gaat met de blauwvintonijn dat de populatie is ingezakt met meer dan 95% en dat we het risico lopen dat de laatste generatie blauwvistonijnen wordt weggevangen? Zo ja, dan kunnen we niet anders besluiten dan de vangst en visserij op de blauwvistonijn te sluiten. Als de Staatssecretaris het heeft over duurzaam beheer van de tonijnbestanden, betekent dat dan dat zij ruimte laat voor vangst van de blauwvintonijn of is zij het met de PvdD eens dat die visserij vanuit het voorzorgsbeginsel gesloten moet worden? Kan de Staatssecretaris een update geven van de stand van zaken rond de aangenomen motie, die een verbod bepleit op de vangst van blauwvintonijn in de Middellandse Zee, een belangrijk paaigebied? Minister Verburg was zelfs nog voorstander van het handels- en invoerverbod van tonijn in Europa en ik hoop dat de Staatssecretaris die inzet overneemt. Hoe staat het daarmee?
De uitbreiding van de werkingssfeer van ICCAT naar haaien steunen wij vanzelfsprekend. Kan de Staatssecretaris toelichten hoe haar inzet daar verder zal zijn of wordt er alleen maar gesproken over uitbreiding van de werkingssfeer van ICCAT en gaat het nog niet om inhoudelijke beschermingsvoorstellen voor de haaien? Zo ja, dan komen we er later op terug.
De Seychellen hebben ook een onderhandelingsmandaat en daar maak ik me zorgen over. Bij de Seychellen wordt volgens dat protocol ook tonijn gevangen. Hoe ziet de Staatssecretaris dat, in het licht van de grote zorgen die er zijn over de populaties tonijnen? Wij zijn van mening dat je bij de Seychellen, net als bij Marokko, dat protocol moet afwijzen.
Ik vraag de Staatssecretaris hoe het staat met het voorstel om de werkingssfeer van de Internationale Walvisvaart Commissie (IWC) uit te breiden naar kleine walvisachtigen. De jaarvergadering is al in januari 2014 en Nederland zou het voortouw nemen om ervoor te zorgen dat ook dolfijnen worden beschermd door de IWC, zodat we kunnen optreden tegen de dolfijnenslachtingen.
Op grote schaal worden varkens nog steeds aangetast in hun welzijn. Onderzoek toont aan dat de Europese regels niet worden nageleefd. Kan de Staatssecretaris zeggen hoe zij omgaat met de uitkomsten van dat onderzoek? Ik neem aan dat ze aandringt op goede naleving.
Het verbaast mij dat de herkomstetikettering op vlees versoepeld lijkt te worden. De Staatssecretaris zet zich in voor maximale transporttijden voor dieren, maar dan moeten we ook afspreken dat volledige herkomstetikettering daarvoor van belang is. De Staatssecretaris zou de Kamer nog nader informeren over de praktijk, waarbij bevroren vlees na drie jaar in de vriezer een nieuw etiketje krijgt en als vers vlees op de markt wordt gebracht. Heeft zij dit aan de orde gesteld in Brussel?
Kan de Staatssecretaris garanderen dat Nederland de vrijheid houdt om eigen maatregelen te nemen voor het diergezondheidspakket?
Dank aan de Staatssecretaris voor haar inzet voor de vrijhandelsakkoorden. Zij wil niet dat de dierenwelzijnsstandaarden verlaagd worden als we een vrijhandelsakkoord sluiten, maar kan zij zeggen of we de vrijheid houden om onze eigen dierenwelzijnsstandaarden te verhogen?
Mevrouw Dikkers (PvdA): Voorzitter. Dank aan de Staatssecretaris voor de toezending van de stukken. We moeten het deze keer zelf spannend maken, want op de agenda staan wat visserijonderwerpen, maar verder is het wachten op de uitwerking van de Nederlandse besteding van de GLB-gelden. We wachten met smart.
We lezen in de kwartaalrapportage dat er een zuivelconferentie is geweest. Ons bereiken veel berichten dat de melkveestapel na het opheffen van het quotum gaat groeien. Dat snap ik niet. De Staatssecretaris geeft aan dat ze in de tweede pijler een mogelijkheid ziet om de klappen in de zuivelmarkt op te vangen, terwijl we aan het begin van de zuivelmarkt niks doen. Is de Staatssecretaris in gesprek met de zuivelsector om te bekijken hoe zij tot regulering kan komen? De PvdA-fractie maakt zich zorgen dat we straks alleen nog megabedrijven overhouden en dat de familiebedrijven het loodje leggen door de markt waarin zij moeten opereren. Ik snap dat de Staatssecretaris de mogelijkheid wil houden om klappen op te vangen, maar kan zij uitleggen hoe zij dat ziet? Ondernemers komen niet zelf met een oplossing, maar als het misgaat, moet de belastingbetaler uit de tweede pijler dan die markt gaan herstellen? Ik vind het belangrijk om eraan toe te voegen dat de zuivelsector zich goed moet realiseren dat zijn license to operate verloopt als men naar eenzelfde intensivering gaat als andere agrarische sectoren. Dat moet men niet willen.
Dan kom ik op de visserijpunten. De Staatssecretaris had toegezegd dat ik informatie zou krijgen over de pilot cameratoezicht. Dat is natuurlijk zo'n spannend stuk, dat het niet gelukt is bij deze rapportage, maar ik vertrouw erop dat het bij de volgende rapportage goed komt. We maken ons geregeld druk over de visserijafspraken die de EU maakt met landen, voornamelijk aan de westkust van Afrika. Geld van ontwikkelingssamenwerking wordt ingezet om toegang te kopen tot lokale wateren waar Europese vissers mogen vissen. De win-winsituatie die gecreëerd zou moeten worden, komt er vaak niet. Het is goed voor de Europese visserij, maar of er toegevoegde waarde is voor het land in wiens wateren gevist wordt, is maar de vraag. Ten aanzien van Marokko wist de Staatssecretaris ons te vertellen dat de onderhandelingen stillagen. Tot onze verrassing ligt er nu een onderhandelingsresultaat waar we alleen nog ja of nee tegen kunnen zeggen. Wat de PvdA-fractie betreft is het nee. Wij kunnen leven met het standpunt van de Staatssecretaris om niet in te stemmen, dus zich te onthouden van stemmen. Waarom is de Kamer zo laat geïnformeerd over het proces? Hoe liggen naar verwachting de stemverhoudingen in de Raad? Welke landen zijn voor en tegen? Welke landen gaan er daadwerkelijk vissen? Ik neem aan dat ook Nederlandse vissers daar gebruik van zullen maken. De Staatssecretaris heeft vorige keer aangegeven dat ze niet goed wist hoe het zat met de visbestanden, maar in de brief lazen we dat er een akoestisch onderzoek is uitgevoerd naar de visbestanden en dat men op basis daarvan oordeelt dat het wel snor zit. Dat geeft mij weinig vertrouwen. Kan de Staatssecretaris aangeven op basis waarvan men tot de uitspraak is gekomen dat er voldoende vis zit om op te vissen? Moet IMARIS of een ander, internationaal onderzoeksinstituut er wellicht aan toegevoegd worden om te bekijken of dat wel in de haak is?
Betreffende Mauritanië klopt er wellicht een stukje tekst niet, want ik begrijp niet dat Europese vissers straks Mauritaans personeel in dienst moeten nemen, dat vervolgens weer voor een deel aan de wal moet blijven. Kan de Staatssecretaris dit toelichten?
Wat zijn de exacte aanpassingen in de afstand en het mijlscriterium? Daar was nogal een debat over. Vissers willen natuurlijk zo dicht mogelijk bij de kust vissen en de Mautitaanse regering wil dat niet. Wat is er exact afgesproken over de afstand, hoe vindt de monitoring plaats en op welke wijze worden wij daarover geïnformeerd? Wellicht is het een goed idee om als commissie eens een werkbezoek te brengen aan de Mauritaanse kust.
We hebben een brief gekregen over de ontheffingen van de pulskorvissers, waarover mensen zich zorgen maken. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe het zit met het traject om meer vergunningen te krijgen?
Omdat het even duurt voordat we weer over visserij spreken vraag ik – en ik ben een beetje beschaamd om het te melden – ook aandacht voor klein binnenlands visserijleed bij visvereniging De Hoop in Woudrichem. Ik neem aan dat de Staatssecretaris weet waar het over gaat. Het is te zot voor woorden: een mevrouw mag geen lid worden van die visvereniging. Het is potdorie 2013! De Staatssecretaris hoeft niet al haar werkzaamheden ervoor opzij te zetten, maar kan ze hier een klap op geven?
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Staatssecretaris Dijksma: Voorzitter. Wij hebben terecht een debat over landbouw en visserij op Wereldvoedseldag. Er zal zo op het Plein een manifestatie zijn van verschillende organisaties die daar terecht aandacht aan willen besteden. De Kamerleden en ikzelf zullen daar naartoe gaan. De wereld staat aan de ene kant voor de geweldige uitdaging om meer mensen te voeden met minder druk op het gebruik van grondstoffen. Dat is bij uitstek een taak voor de Nederlandse landbouw, tuinbouw en visserij, met al hun duurzame technieken. Daar moeten we trots op zijn en daarmee kunnen we vooruit. Aan de andere kant zijn er in onze westerse wereld nog steeds grote vraagstukken op het terrein van verspilling en het verminderen van energiegebruik. Hier is een taak weggelegd voor de overheid en het bedrijfsleven. Dat debat voeren we niet nu, maar wellicht vanmiddag in een andere samenstelling. Ik zie ernaar uit, want het is heel belangrijk om in Nederland met elkaar die discussie te voeren, vooral ook omdat wij onze kennis en innovatie beschikbaar zouden moeten stellen aan andere landen om grote stappen te kunnen zetten.
Ik begin met het pièce de résistance van de Raad, namelijk de visserij, van aanlandplicht tot en met de protocollen en de onderhandelingen met andere landen, waaronder Noorwegen. Daarna ga ik naar de vragen over het GLB, de implementatie daarvan en wat die voor Nederland betekent in bijvoorbeeld de POP-discussie. Ten slotte kom ik te spreken over de overige thema's, zoals vragen met betrekking tot gewasbeschermingsmiddelen, het mestbeleid en de onderhandelingen over de landbouwissues met Rusland.
Wat de visserij betreft dank ik de Kamer voor de opmerkingen die zijn gemaakt over de gesprekken die ik op Scheveningen en op Urk heb gevoerd. Het is belangrijk om vast te stellen dat voor een deel van deze sector de aanlandplicht en alles wat die als sluitstuk van beleid met zich meebrengt, zware kost is. Ik heb in de gesprekken gemerkt dat heel veel vissers bang zijn voor hun toekomst. Met mij stellen zij vast dat wij twee dingen moeten doen. We moeten de wijze waarop we in Nederland vis vangen verder verduurzamen; daar is volgens mij geen discussie over. Ook is er geen discussie over dat er in Nederland blijvend economisch perspectief moet zijn voor de visserij. Wij hebben afgesproken om – wat mij betreft voor 1 december a.s. – samen met de sector een agenda uit te werken. Die agenda moet gaan over nader onderzoek naar bijvoorbeeld de overlevingskans van sommige soorten vis, innovatieprojecten en concrete voorstellen, bijvoorbeeld om gezamenlijk op te trekken met andere lidstaten voor een werkbare uitvoering. Dat mag de Kamer van mij vragen. Niet voor alle delen van de sector is 2015 de datum; voor de kottersector is het 2016. Dat lijkt ver weg, maar is in de praktijk heel dichtbij. We moeten nu echt samen aan de slag om tot die werkbare uitvoering te komen.
De heer Bosman vroeg wat dit betekent voor de quotering van bijvangsten. De quota voor bijvangsten zullen worden opgehoogd en dat is ook onderdeel van het hele onderhandelingstraject, maar niemand weet op dit moment met hoeveel en daarover gaat ook de discussie met de Europese Commissie. De bijvangsten mogen niet voor menselijke consumptie op de markt komen. Een van de onderwerpen die wij hebben besproken, is wat we kunnen doen om bijvangsten eventueel te vermarkten en welke bijdrage we daar gezamenlijk aan kunnen ontlenen. Overigens gaan we er nu van uit dat die bijvangsten geen effect hebben op de prijs voor consumenten. Dat is ook belangrijk voor de visserij.
De heer Bosman (VVD): Waar baseert de Staatssecretaris op dat dat geen effect zal hebben?
Staatssecretaris Dijksma: Als je een deel van de bijvangst op een andere manier vermarkt, creëer je daar mogelijk een andere markt mee. Daarmee verander je niet de hoeveelheid vis die beschikbaar is voor menselijke consumptie, zeker niet als je discussie gaat voeren over wat dat voor de quota van de bijvangst betekent. Vraag en aanbod is daarmee nog in evenwicht. We hebben ook discussie gevoerd met de mensen uit de sector over de gevolgen van het aanlanden voor de uitvoeringskosten. Zij hebben voorbeelden en wij willen dat laten uitrekenen, zodat we er iets zinnigs over kunnen zeggen.
De heer Bosman (VVD): Komen deze zaken en uitwerkingen in de brief die we voor 1 december zullen krijgen?
Staatssecretaris Dijksma: Ja, ik neem daarin alles mee waarover we informatie hebben. De brief zal in ieder geval op hoofdlijnen zijn voorzien van een uitwerking van de agenda, die ik de Kamer heb toegestuurd.
Verschillende Kamerleden hebben over de onderhandelingen met Noorwegen gesproken. Voor Nederland is deze overeenkomst belangrijk. Wij hopen op een akkoord voor de december-Raad. Ik ben van oordeel dat we moeten vasthouden aan de meerjarige beheerplannen. Het gaat goed met de visbestanden in de Noordzee. Dat mag ook wel eens hardop gezegd worden. Het scholbestand is historisch groot en ook de haring staat er goed voor. De kabeljauw doet het steeds beter, maar daarvoor blijven selectiviteitsmaatregelen nodig. Voor schol en tong is het EU-meerjarenplan leidend. We kunnen een verhoging van de TAC voor schol met bijvoorbeeld 15% accepteren, maar willen wel dat de tussenjaarlijkse flexibiliteit voor de scholquota snel wordt geregeld. De TAC voor haring zal waarschijnlijk overeenkomstig het huidige beheerplan met 2% afnemen. Of er een noodzaak is om het haringplan aan te passen, wordt nog bezien. We willen wachten op het wetenschappelijk advies daarover en dat zal leidend zijn. Kabeljauw blijft wel een zorgpunt en we steunen de commissie in de zoektocht maar meer efficiënte maatregelen om discards te voorkomen.
Verschillende Kamerleden hebben gesproken over de uitruil van visserijmogelijkheden tussen Europa en Noorwegen. Er moet uiteraard een evenwichtige balans worden gevonden. We hebben in het verleden altijd meer gegeven dan ontvangen en ik doel daarmee op blauwe wijting, schol en tong. Ik heb geleerd dat je vooral achter gesloten deuren moet onderhandelen en niet en plein public. Dat geeft de Kamer misschien wat meer comfort, maar is niet effectief. De Kamer krijgt van mij de globale inzet te horen en als we zeggen dat we niet alle door Noorwegen aangeboden TAC's voor bijvoorbeeld arctische kabeljauw moeten afnemen, dan heeft men een idee naar welke kant we aan het duwen zijn. Dat doen we omdat we niet willen bewerkstelligen dat er nog grotere transfers van TAC's naar Noorwegen zijn van voor Nederland relevante bestanden.
De heren Bosman en Geurts vroegen of we de belangen van de vissers voldoende veiligstellen. De onderhandelingen lopen en voor het komende algemeen overleg wil ik de Kamer daarover informeren. Wat betreft zeedagen willen we net als vorig jaar inzetten op bevriezing.
Er is gevraagd of de onderhandelingen stroef lopen, maar dat signaal heb ik niet gekregen en we zetten er vol op in om nog dit jaar de flexibiliteit tussen jaren voor elkaar te krijgen. Ik ben het met de heer Bosman eens dat die blauwe wijting niet te veel moet worden ingezet als ruilmiddel.
Er zijn onder anderen door de heer Geurts vragen gesteld over de zogenaamde roll-over voor kabeljauw. Er is met Noorwegen overleg geweest over aanpassing van het kabeljauwherstelplan. We wachten nog op advies van ICES. Onze inzet is om een aanpassing te krijgen die past bij de doelstelling van het nieuwe gemeenschappelijke visserijbeleid en dat betekent dat we naar een maximum sustainable yield (MSY) gaan in 2015. Het is nog de vraag of het plan aangepast wordt en als dat zo is, moeten we bezien of daar een gelijkblijvende TAC bij hoort. Dat is nog niet helder.
De heer Geurts (CDA): Ik bedank de Staatssecretaris voor haar antwoord, maar had de heldere vraag gesteld of de flexibiliteit in de TAC een breekpunt voor haar is in de onderhandelingen met Noorwegen. Ik snap dat de Staatssecretaris niet het achterste van haar tong wil laten zien, maar vind dat de Kamer deze wezenlijke vraag moet stellen om te weten welke kant ze opgaat.
Staatssecretaris Dijksma: Ik heb in mijn bestaan in de politiek geleerd dat het schermen met breekpunten alleen maar leidt tot het afbrokkelen van je eigen positie, dus ik waak ervoor om dat soort mededelingen te doen. Ik begrijp dat het aantrekkelijk voor de Kamer is om dat te vragen, maar ik ga liever voor de maakpunten dan de breekpunten. Veel politici hebben zich in het verleden in hun eigen breekpunt verslikt.
De heer Geurts (CDA): Ik ken mijn klassiekers en daarom stel ik deze vraag ook heel expliciet. Ik concludeer dat dit voor het kabinet en de Staatssecretaris een zeer hard punt is in de onderhandelingen.
Staatssecretaris Dijksma: Die conclusie laat ik aan de heer Geurts.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Ik heb nog een vraag over de blauwe wijting. De sector is ervan overtuigd dat de quota fors omhoog kunnen. Wat vindt de Staatssecretaris daarvan? Ook hier speelt de situatie met Noorwegen.
Staatssecretaris Dijksma: Ik kom daar op terug.
We gaan verder met Noorwegen en de Urker visser die een boete heeft gekregen. Ik heb dat op Urk gehoord en meteen nagevraagd hoe dat precies zit. Het gaat om de PW447, een zogenaamde vlagkotter. Het lastige is dat het vaartuig vaart onder Engelse vlag. De suggestie die de visser gewekt heeft, is dat de Noorse autoriteiten een hetze voeren tegen EU-vaartuigen. Ik heb gekeken of het mogelijk is om via bijvoorbeeld de NVWA opheldering te vragen bij de Noorse autoriteiten. Omdat het geen schip is dat onder Nederlandse vlag vaart, kunnen wij dat niet doen. De Engelse autoriteiten kunnen bij de Noren het inspectierapport opvragen. Ik zeg de Kamer toe dat ik bij de Engelse collega's mijn licht zal opsteken om te bekijken of zij dat willen doen.
De heer Geurts (CDA): Ik geef de Staatssecretaris een compliment voor deze toezegging, maar wil haar er ook op wijzen dat er geen Staatssecretaris of Minister voor Landbouw meer is in Engeland.
Staatssecretaris Dijksma: Ik zit altijd in de buurt van een paar Engelse collega’s die toch iedere keer weer verschijnen. Er is dus in ieder geval iemand die daar verantwoordelijkheid voor draagt. Het Verenigd Koninkrijk laat, zeker op het dossier van de visserij, van zich horen. Dat hebben we de afgelopen jaren goed gemerkt en we hebben ook heel veel samengewerkt. Dus de heer Geurts moet even afwachten.
De heer Geurts (CDA): Ik wacht zeker af. Krijgen we de toezegging van de Staatssecretaris dat ze de Kamer op de hoogte houdt van de voortgang op dit dossier?
De voorzitter: Ik ga ervan uit dat de Staatssecretaris ons na haar heldere toezegging ook zal informeren.
Staatssecretaris Dijksma: Ja, dat is evident.
Dan kom ik bij de EU en Marokko. Een aantal Kamerleden heeft naar het proces gevraagd. De Kamer heeft van mij een brief gekregen waarin helder is gemaakt dat wij het protocol met Marokko beoordeeld hebben op drie punten, namelijk op overeenstemming met het internationaal recht, duurzaamheid en economische aantrekkelijkheid. Het totaal overziend, kunnen wij met het protocol dat nu voorligt niet instemmen. Om die reden is mijn voorstel dat Nederland zich zal onthouden van stemming. Het protocol moet namelijk mede ten goede komen aan de oorspronkelijke bevolking van de Westelijke Sahara, de Sahrawi. Dat ligt in Marokko heel gevoelig. De Europese Commissie heeft bedongen dat Marokko zeer gedetailleerd rapporteert over de besteding van de sectorale steun vooraf, tijdens de looptijd van projecten en achteraf. De heer Van Gerven vroeg wat de verbetering was. Dit is een stap in de goede richting. We hadden ook graag afspraken gezien over de besteding van de middelen die Marokko krijgt voor toegang van de Europese vloot. Belangrijk is ook hoe Marokko zelf de afspraken in het protocol implementeert. Dat maakt het lastig om vooraf te beoordelen in hoeverre de middelen daadwerkelijk ten goede zullen komen aan de oorspronkelijke bevolking van de Westelijke Sahara. Daarom is het moeilijk om te zeggen of het protocol in strijd is met het internationaal recht. We hebben de afgelopen weken gebruikt om daar opheldering over te vragen aan de Europese Commissie. Op basis van de informatie die daarvan recentelijk teruggekomen is, hebben we onze mind opgemaakt. Omdat we moesten wachten op die informatie, kreeg de Kamer de brief pas gisteren. Vervolgens moeten we het wegen en dat doen we in onderling overleg. De economische aantrekkelijkheid voor de Europese vloot is helder; die wil daar graag gaan vissen. Een kritische noot is dat de voorwaarden voor de pelagische vloot heel restrictief zijn. Dat kan nadelig uitwerken op de benutting en dan is het maar de vraag of het aantrekkelijk is om daar te gaan vissen.
Marokko heeft op zichzelf een goede naam wat betreft de duurzaamheid en positief is ook dat de vangstmogelijkheden, indien nodig, kunnen worden bijgesteld. Daar gaf de heer Van Gerven een goede voorzet voor, die ook in mijn brief aan de Kamer te lezen is. De verhoging die men nu voorstaat, roept vragen bij ons op. Op die vragen hebben wij vanuit de Commissie niet een zodanig antwoord gekregen dat wij het gevoel hebben dat het terecht is. Het heeft ermee te maken dat het met een aantal vissoorten – sardine en sardinelle – niet goed gaat en dat niet verklaard is waarom die ophoging van de mogelijkheden past bij de kwetsbaarheid van die vissoorten. Aangezien wij in onze eigen zeeën streng zijn, moeten we dat ook elders zijn.
Op 18 september hebben we de Kamer naar aanleiding van Kamervragen tussentijds geïnformeerd over de uitkomsten van de onderhandelingen met Marokko. Alles afwegende, is ons standpunt dat wij niet op voorhand tegen een visserijprotocol met Marokko zijn. Zoals gezegd, kan het voor onze vissers interessant zijn en als je het onder goede voorwaarden regelt, is er op zich niks mis mee. Maar aangezien wij op twee onderwerpen twijfel hebben en vinden dat er onderhandeld moet worden, hebben wij ervoor gekozen om een positie in te nemen waarbij Nederland zich onthoudt van stemmen. We weten niet precies hoe andere landen zich daarin opstellen. Sommige landen zullen tegenstemmen en andere landen overwegen net als Nederland om zich te onthouden, maar er zijn ook heel wat lidstaten die gaan voorstemmen. Er is dus een gerede kans dat het protocol uiteindelijk wel aan een meerderheid komt door steun van met name zuidelijke lidstaten en de Baltische staten, die van plan zijn om van het protocol gebruik te maken. De uitkomst staat dus nog niet vast, maar mijn inschatting is dat de kans aanwezig is dat het protocol het haalt in de eerste stemronde.
De heer Van Gerven heeft met betrekking tot Mauritanië gevraagd hoe het staat met de bodemverstoring en bijvangsten. In alle akkoorden is dit onderwerp een belangrijk thema en er worden technische maatregelen ingezet, zoals het creëren van ontsnappingspanelen specifiek voor haaien.
Op de vraag van mevrouw Dikkers hoe het zit met de Mauritaanse bemanning, antwoord ik dat dat al jaren zo is. Dat is overigens ook belangrijk voor de lokale werkgelegenheid en economie, hoewel er vaak gedacht wordt dat dat in Mauritanië niet speelt. Het laatste protocol was aangescherpt, waardoor er wel heel veel mensen in dienst moesten komen en daarvoor is nu een soort rotatiesysteem geïntroduceerd, wat het voor zowel Mauritanië als de vissers werkbaar maakt. Men wil een aantal mensen in dienst hebben, dat is immers in het lokale belang, maar het moet tegelijkertijd ook werkbaar zijn voor de mensen op de boten. Vandaar dat men dit systeem heeft geïntroduceerd, dat voor alle partijen bevredigend is.
De heer Van Gerven (SP): Ik sta nog even stil bij dat protocol met Marokko. Ik begrijp dat er nog vragen zijn met betrekking tot het nut voor de oorspronkelijke bevolking en de duurzaamheidsaspecten. Kan er nog opnieuw onderhandeld worden en kan de Staatssecretaris aangeven wat het verschil is tussen onthouden van stemmen en tegenstemmen, in het kader van blokkerende minderheden en andere zaken? Is het mogelijk dat er heronderhandeld wordt totdat er een uitkomst is en dat er niet gestemd wordt?
Staatssecretaris Dijksma: Dat is afhankelijk van de grootte van de groep landen die voorstemt. Als er geen gekwalificeerde meerderheid vóór is, ontstaat er een nieuwe situatie en dan zou er potentieel heronderhandeld kunnen worden. Ik ga daarvan vooralsnog niet uit, want ik verwacht dat het aantal landen dat voorstemt, zal leiden tot een gekwalificeerde meerderheid. Net zoals Nederland dezer dagen over dit onderwerp spreekt, zal dat ook in andere lidstaten het geval zijn. We weten dat Spanje heel veel waarde hecht aan het protocol en dat geldt voor meer lidstaten langs de Middellandse Zee. Met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid gaan deze landen voorstemmen, Denemarken en Zweden gaan waarschijnlijk nee zeggen en het Verenigd Koninkrijk overweegt om zich te onthouden van stemmen. Landen die zich onthouden, helpen de voorstanders niet aan een meerderheid. Overigens dragen ze ook niet bij aan een gekwalificeerde minderheid die nee zegt, maar de verwachting is ook niet dat die er zomaar komt. Nederland zal met zijn stem niet bepalend zijn en daarom is het goed te bezien waar we nu staan. Er zijn verbeteringen in het huidige voorstel verwerkt ten opzichte van het vorige en het zou slecht zijn om dat niet te waarderen, maar het is nog niet goed genoeg. Daarbij past logischerwijs het onthouden van onze stem, omdat wij eigenlijk vinden dat er heronderhandeld moet worden.
De heer Van Gerven (SP): Ik weet niet of er snel besloten moet worden, maar als veel landen zeggen dat het beter kan, is het toch mogelijk om te pleiten voor heronderhandeling.
Staatssecretaris Dijksma: Dat laatste doen we ook, daar is geen twijfel over. Onze inzet is om te komen tot heronderhandeling. Maar de commissie zal eerst zeggen: dat hebben we net gedaan, dit is de uitkomst en wat vindt u ervan? Sommige landen zullen het prima vinden, andere niet, en een aantal landen waaronder Nederland wil opnieuw onderhandelen.
Mevrouw Dikkers (PvdA): Ik hoor graag de visie van de Staatssecretaris over de rol van het Europees Parlement hierbij. Dat heeft wellicht formeel geen beslissingsrecht, maar maakt wel een hoop stampei over dit soort zaken. Als het instemmingsrecht heeft, wil ik graag weten of er via die band nog wat te verwachten is en of wij daar een bijdrage in kunnen leveren.
Staatssecretaris Dijksma: Ik zal bekijken hoe het precies zit met de stemming en kom hier zo op terug. Er wordt hierover wel gestemd door het Europees Parlement.
Mevrouw Dikkers (PvdA): Weet de Staatssecretaris ook wanneer? Als ze er toch op terugkomt, hoor ik ook graag wat dan precies het instemmingsrecht van het Europees Parlement inhoudt. Een ja of een nee, of zou er via de band van het Europees Parlement nog opnieuw onderhandeld kunnen worden?
De voorzitter: De Staatssecretaris komt in haar tweede termijn hierop terug.
Staatssecretaris Dijksma: Ik hoor net dat eind oktober de stemming is voorzien. Daarna is helder hoe het speelveld eruit ziet. We hebben vaker gezien dat het Europees Parlement in de discussie wordt betrokken; er is veel besluitvorming waar het een rol in speelt. Dat is voor de Commissie en de Raad van belang.
De heer Van Gerven vroeg of we bereid zijn om erop aan te sturen dat schepen buiten de kustzone moeten blijven. De zone is juist opgeschoven in het protocol. Daar waren de mensen in de sector niet blij mee, maar dat is bewust gedaan vanuit duurzaamheidsoverwegingen. Vanuit die overwegingen is het winst dat er niet langer in de kunstzone gevist mag worden. Op dat punt wordt er gehandeld zoals de heer Van Gerven denkt dat nodig is.
Dan kom ik bij IJsland. Het is goed dat er een opening wordt geboden om tot een akkoord met IJsland te komen. Dat lijkt een redelijk aanbod en past ook bij de vangsten van IJsland. Met de jongste inzichten over de toestand van het bestand lijkt er ruimte te ontstaan om met elkaar tot een duurzaam akkoord te komen, maar dit akkoord mag niet tegen elke prijs worden afgesloten. We moeten bekijken hoe we op dit terrein wat rust in de tent kunnen krijgen. Dat is ons wat waard, maar het moet wel reëel zijn.
De heer Bosman (VVD): Voor de duidelijkheid: er zijn landen die in het verleden meer gevist hebben dan toegestaan en die hebben daardoor grotere quota opgebouwd. Als we voor de verdeling van de visquota kijken naar de reële vangsten van de afgelopen drie jaar, zitten daar dus landen bij die buiten de regelgeving hebben gevist en achteraf gelijk hebben gekregen. Hoe kom je nu tot een eerlijke verdeling, waarbij landen die zich netjes aan de regels hebben gehouden, niet de dupe zijn van de landen die zich niet aan de regels hebben gehouden?
Staatssecretaris Dijksma: Dat spanningsveld zit nou juist in die onderhandelingen. De Commissie moet daarnaar kijken en het zal een afwegingskader zijn voor onszelf.
De TAC voor tong in 2014, waarnaar de heer Geurts vroeg, wordt niet met Noorwegen gedeeld. De TAC wordt vastgesteld tijdens de december-Raad; de beroemde decemberraden die meestal tot 's ochtends vroeg duren. Het plan voor schol en tong is in principe leidend. Zoals gezegd, dat zou voor tong een aanzienlijke reductie van 15% voor 2014 betekenen. De sector wil liever geen verandering van de TAC, maar moet wel toe naar de MSY. We zullen met de sector overleggen over de strategie. Het quotum voor schol zal omhooggaan en op het punt van die roll-over kunnen we een beweging maken.
Mevrouw Dik heeft gevraagd hoe het zit met de quota voor wijting. Daarvoor zullen we het wetenschappelijk advies volgen.
De heer Geurts vroeg wat deelname van de sector aan de pilot inhoudt. De pilot met camera's in de pelagische sector loopt en men doet het vrijwillig. Je hoeft in een samenwerking niet altijd iets terug te krijgen. Ik denk dat dat past bij de filosofie van waaruit de heer Geurts politiek bedrijft. Voor de pilot met camera's voor kabeljauw ontvangt de visser extra quotum en deelname daaraan is vrijwillig.
Wat betreft de Seychellen is er geen sprake van een nieuw protocol, in die zin dat de huidige situatie gewoon gecontinueerd wordt. Er speelt iets anders: vaartuigen van de Seychellen vissen in Mayot en dat is inmiddels onderdeel van Frankrijk. Daar zit de wijziging in, omdat dat een ander territorium is.
Mevrouw Ouwehand vroeg hoe het zit met de inzet om de bescherming van haaien in ICCAT voor elkaar te krijgen. Het gaat er nu eerst om dat we de bevoegdheid uitbreiden met haaien. Als dat voor elkaar is, gaat het over de maatregelen die daarbij passen. Mijn inzet is om dat voor elkaar te krijgen.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Dank voor het antwoord over de haaien. Ik steun de inzet van de Staatssecretaris dat ICCAT de bevoegdheid krijgt om haaienbeschermingsplannen op te stellen. Ik vroeg ook naar haar inzet voor de bescherming van tonijn. In de brief schrijft de Staatssecretaris dat ze inzet op een duurzaam meerjarenbeheer van de tonijnbestanden. Betekent dat dat ze zal pleiten voor een vangstverbod op de blauwvintonijn en dat ze aan de slag gaat met aangenomen moties? In de afspraken met de Seychellen zitten, als ik me niet vergis, ook tonijnvangsten. Hoe ziet de Staatssecretaris dat in het kader van de bescherming van de tonijnen?
Staatssecretaris Dijksma: Er komt waarschijnlijk deze week een wetenschappelijk advies ten aanzien van de blauwvintonijn. De Commissie zal dat bestuderen en vervolgens overleggen met de lidstaten. Het lijkt mij sowieso goed om de Kamer binnenkort te laten weten wat onze positie is. Er zijn eerste tekenen van herstel, maar we zijn er nog lang niet. Het gaat mij te ver om een totaalverbod te vragen, maar we moeten wel met het wetenschappelijk advies aan de gang en bekijken wat er dan wel kan. Dat zal beperkt zijn, want ook ik vind dat het bestand niet laat zien dat we weer los kunnen gaan.
Ik zeg toe dat de pilot cameratoezicht in een volgende rapportage aan de orde komt.
Wij werken hard om alle vragen van de Kamer – gisteravond weer 600 naar aanleiding van landbouw en de begroting! – te beantwoorden. Er komt een moment dat we ze niet meer allemaal kunnen beantwoorden.
Voor het verlagen van de TAC voor zalm volgen wij het wetenschappelijk advies. Vissers moeten, afgestemd op marktomstandigheden, de vrijheid hebben om niet alles op te vissen. Het niet benutten moet je niet bestraffen met het verlagen van de TAC.
Dan kom ik op visvereniging De Hoop. Wij moeten vanuit de overheid het verenigingsleven niet beïnvloeden, maar ik vind er wel wat van. Anno 2013 moeten vrouwen toch gewoon kunnen vissen zonder mannelijk bezwaar. Als een vereniging om haar moverende redenen daar anders over denkt, is het niet aan mij om er iets aan te doen, behalve mijn politieke opvatting, waarover de Kamer vast niet verbaasd is, meedelen.
Mevrouw Dikkers (PvdA): Nee, daar ben ik niet verbaasd over, maar het zijn rechten die door het vroegere Ministerie van Landbouw zijn afgegeven om te vissen in de wateren in die regio. In die zin heeft de Staatssecretaris daar wel een rol in en klopt het niet helemaal dat ze er niet over gaat.
Staatssecretaris Dijksma: Ik wil wel uitzoeken of we hier formeel iets mee van doen hebben nadat we die 600 vragen hebben beantwoord, maar ik pleit ervoor om niet tot op het laatste incident te gaan micromanagen. Zo te horen, vinden we er allemaal hetzelfde van en misschien is dat een teken van hoop voor sommigen. Laten we er niet onnodig veel energie in stoppen.
De heer Bosman (VVD): Ik heb recentelijk gelezen dat twee dames wereldkampioen sportvissen zijn geworden. Ik kan mij dus voorstellen dat de mannelijke populatie zich bedreigd of geïntimideerd voelt.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Als de Staatssecretaris hier proeft dat iedereen er hetzelfde van vindt, wil ik eraan toevoegen dat de PvdD vindt dat het pas zoden aan de dijk zet als we mannen niet meer toelaten tot visverenigingen, want met name zij sjorren met hengeltjes dieren uit het water. Als het die kant op kan gaan, is het nog positief ook.
Staatssecretaris Dijksma: Dat is een droom van mevrouw Ouwehand, die waarschijnlijk voorlopig geen werkelijkheid wordt.
Ik ga naar het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Een aantal Kamerleden heeft vragen gesteld over de JOLA. Ik heb daar met de provincies over gesproken en binnenkort zal er opnieuw een bestuurlijk overleg plaatsvinden. Mijn inzet is volstrekt helder: ook in de tweede pijler moet er een regeling voor jonge boeren komen. Binnen het Europese kader heb ik gestreden voor een tap-up in de eerste pijler én voor een regeling in de tweede pijler. Provincies moeten nu ook zelf met voorstellen komen. We moeten ook bekijken of we hen via de band, en ik denk dat de heer Geurts hieraan een bijdrage kan leveren bij de gedeputeerden, kunnen overtuigen van ons gemeenschappelijke doel. Ik ben het met de heer Geurts eens dat we het geld nadrukkelijk moeten inzetten voor de agrariërs, op het erf of voor de sector. We wachten de voorstellen af. De gesprekken zijn tot nu toe heel goed.
Mevrouw Dikkers (PvdA): Ik vind het fijn om te horen dat de Staatssecretaris jonge boeren wil ondersteunen. Is het ook interessant om hierin mee te nemen dat er ondernemers zijn die een bedrijf willen beginnen, maar wier ouders geen boer zijn? Zou een startersregeling voor agrarische ondernemers ook tot de mogelijkheden behoren? Als de Staatssecretaris het geheel gaat vormgeven, kan dit misschien meegenomen worden.
Staatssecretaris Dijksma: Volgens mij spelen de antecedenten van de ouders geen rol bij de regeling. Het is eigenlijk een soort startersregeling. U vraagt, wij draaien. Uiteraard wel de goede kant op.
De heer Van Gerven en mevrouw Dikkers vroegen naar de zuivelconferentie en het instellen van een observatorium. De heer Cioloş, de Commissaris, heeft dit idee inderdaad tijdens de zuivelconferentie gepresenteerd. Het doel is om gegevens over de zuivelproductie en -consumptie te volgen. Ik ben het daarmee eens en vind het heel goed dat er transparantie is, want dan kunnen we tijdig inspelen op marktontwikkelingen. Wij steunen dit voorstel. Wij hebben dit debat al eerder gevoerd en met elkaar vastgesteld dat het kabinet vindt dat er binnen de huidige mogelijkheden van het GLB mogelijkheden zijn om in te grijpen als er te veel marktverstoring zou plaatsvinden. Daar hadden we het voorstel van de parlementariërs niet voor nodig. Het is een goed idee.
Mevrouw Ouwehand vroeg naar de campagne over het nieuwe GLB en of dat wel mag. Voorlichting geven over het Europees beleid is een kerntaak van de Europese Commissie en dat doet ze op heel veel terreinen. Het zou vreemd zijn dat als je het GLB verandert, je daar vervolgens geen voorlichting over mag geven. Over bijvoorbeeld de wijze waarop de vergroening van het landbouwbeleid verder vorm kan krijgen, moet je de informatie delen met de verschillende participanten. Met de heer Van Gerven ben ik het eens dat vergroening niet mag worden weggeflexibiliseerd. Een mooie term! Het moet uitvoerbaar zijn en dat is precies de reden waarom binnen onze onderhandelingsruimte naar mogelijkheden wordt gezocht voor zogenaamde equivalente maatregelen. Ze hebben hetzelfde effect, maar bieden ruimte aan ondernemers. We onderzoeken welke mogelijkheden er zijn en wat de aandachtspunten zijn. In de brief die wij de Kamer zullen sturen naar aanleiding van de implementatiekeus kom ik daarop terug. Dank voor de tip. Het wordt een inhoudelijke reactie in algemenere zin, ook op het punt van de equivalentie.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Over de voorlichting door de Europese Commissie doet de Staatssecretaris alsof het gaat om het uitleggen van de veranderingen aan degenen die het betreft, en dat zou natuurlijk prima zijn. Ik heb het uit de agrarische pers en ken de schrijvers van Boerderij Vandaag als gedegen journalisten. Ik lees toch duidelijk dat het om een publiekscampagne gaat, die bedoeld is om burgers het belang van landbouwsubsidies uit te leggen. Het lijkt me vreemd dat we geld van belastingbetalers gebruiken en, als ze daar in toenemende mate moeite mee krijgen, dat we nog meer geld van hen gaan uitgeven om hen te vertellen dat het een goed idee was. Het lijkt erop dat de Staatssecretaris hier een ander soort voorlichting voorspiegelt. Kan zij reageren op dat voorstel om een publiekscampagne te doen?
Staatssecretaris Dijksma: Het kan natuurlijk een bredere campagne zijn en ik kan mij voorstellen dat de Europese Commissie vanwege het maatschappelijke debat de behoefte voelt om te verantwoorden op welke wijze de middelen zullen en kunnen worden besteed. Mevrouw Ouwehand vindt dat dat niet mag, maar daar ben ik het niet mee eens. Het is goed dat aangetoond wordt wat er gebeurt met de middelen, waarvoor die ingezet kunnen worden en welke veranderingen met het nieuwe GLB worden voorgestaan. Overigens wijs ik de Kamer erop dat er, zeer tot ontevredenheid van enkele collega's, in tegenstelling tot de berichtgeving niet méér maar minder geld beschikbaar is voor de landbouw in Europa. Het idee dat het alsmaar meer wordt en dat iedereen er genoeg van heeft, wordt niet gedeeld in grote delen van Europa. Door heel veel mensen, buiten en binnen Nederland, wordt de landbouw zeer op waarde geschat. Ik maak graag ruimte om dat nog eens te vertellen en daarom ben ik benoemd op deze plek.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): De Staatssecretaris gaat weer heel slim een zijpad in en wil ons nu voorspiegelen dat het om controleerbaarheid en transparantie gaat. Dat is nog steeds iets anders dan een publiekscampagne. De heer Van Gerven heeft een VAO aangekondigd en, zo niet, dan zal ik dat doen, want ik wil hier een motie over indienen.
De voorzitter: Dat is een heldere aankondiging en dat scheelt wellicht tijd in de tweede termijn.
Staatssecretaris Dijksma: Ik kom bij het blok «overig», waarin belangwekkende onderwerpen door de Kamer naar voren zijn gebracht, zoals de herbeoordeling van een aantal neonicotinoïden. Wij hebben per brief in oktober al aangegeven dat bij alle neonics, dus ook die nog herbeoordeeld moeten worden, het onze voorkeur heeft om het EU-spoor te blijven volgen. Vooruitlopend op de herbeoordeling door de European Food and Safety Authority (EFSA) van thiacloprid en acetamiprid hebben we het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) gevraagd om te bekijken of er aan die stoffen risico's zitten op basis waarvan we eerder zouden moeten handelen. Nieuwe studies en inzichten geven directe aanleiding om versneld, vooruitlopend op de EFSA, te herbeoordelen in Nederland voor de stoffen waar dat nog niet voor gebeurd is. Dat heb ik laten doen, omdat ik gefundeerd wil kunnen beslissen of we wel of niet gaan versnellen. Daarom kan ik nu niet tot die conclusie komen.
De heer Van Gerven (SP): Begrijp ik de Staatssecretaris goed dat we als land wel die ruimte hebben? Ik begrijp dat nog niet alles duidelijk is, maar kunnen we uit voorzorg het gebruik van die twee middelen voorlopig opschorten?
Staatssecretaris Dijksma: Volgens mij kan dat wel, maar ik vraag me af of dat verstandig is. Daar zit ook de discussie: het is een afweging tussen aan de ene kant het verkennen van risico's die we lopen en aan de andere kant het verkennen van wat het betekent als we eerder gaan dan anderen. In die afweging zijn de risico's belangrijk en daarom heb ik het Ctgb gevraagd om te bekijken of er voor die stoffen, die pas later beoordeeld worden door de EFSA, voor de Nederlandse situatie aanleiding is om niet te wachten. Het antwoord daarop was dat die er niet is.
Ik ben vorige week met een Nederlandse handelsmissie naar Rusland geweest. We waren daar bij de zogenaamde Golden Autumn, een soort Russische Grüne Woche. Wij hebben tijdens dat bezoek ingezet op een aantal zaken, zoals de positie van de Nederlandse pootaardappelen en het bewerkstelligen van de vrije markttoegang. We hebben met de landbouwminister van Rusland, de heer Fjodorow, goede gesprekken gevoerd. Daarin is aan de orde geweest dat Russische inspecteurs een inspectie bij een aantal bedrijven in de zuivelketen hebben uitgevoerd. Dat loopt al veel langer dan uit krantenberichten blijkt. We krijgen over zes weken een rapport. We hebben daarover goed overleg met onze Russische counterpart en er is geen sprake van dat de Russische markt gesloten wordt of is voor Nederlandse zuivel. Wat de pootaardappelen betreft denken wij dat er beweging in de zaak komt. Er wordt technische kennis en ervaring uitgewisseld en er worden Russische audits van het fytosanitaire systeem in de EU voorbereid. Wat betreft de bloembollen heb ik tijdens het overleg, waarbij ook de heer Dankvert van de Russische inspectie was, geen melding gekregen van problemen die men zou hebben met onze bloembollen.
Mevrouw Ouwehand heeft gevraagd hoe Nederland eigen maatregelen op het terrein van diergezondheid kan blijven nemen onder de nieuwe diergezondheidsverordening. De nieuwe conceptverordeningen zijn zogenaamde kaderverordeningen en we hebben twee weken geleden al gezegd dat het aantal gedelegeerde uitvoeringsbepalingen wel heel groot is. Wij zijn heel kritisch op de voorstellen die nu voorliggen. Ik zal scherp opletten dat lidstaten zelf aan zet blijven op de punten die zij van belang vinden en dat geldt ook voor de diergezondheid. Ik ben kritisch op het aantal bepalingen waarmee we bevoegdheden weggeven. Subsidiariteit, een mooi sleutelwoord, moet ook hier van belang zijn.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Vorige week heeft de Kamer een technische briefing en een rondetafelgesprek gehad over die comitologie en die gedelegeerde bevoegdheden. Ik maak me daar echt zorgen over, want wij hoorden van de experts dat als je bezwaar wilt maken tegen de manier waarop met een gedelegeerde bevoegdheid wordt omgegaan, je nooit meer aan zet bent om het terug te draaien. Dat komt in de praktijk niet voor. Ik wil voorkomen dat we te laat zijn. Kan de Staatssecretaris duidelijk maken of we in dit stadium nog aan zet zijn om te besluiten welke bevoegdheden worden gedelegeerd en welke niet? Welke mogelijkheden hebben de Kamer en de Staatssecretaris om die bevoegdheden waartegen we bezwaren hebben, tegen te houden? Ik hoop dat we samen kunnen optrekken.
Staatssecretaris Dijksma: Het lijkt mij goed om daarin gezamenlijk op te trekken. Bij mijn weten is deze hele discussie, inclusief de vraag welke bevoegdheden je overhevelt, nog open. We zitten niet in de positie dat we daarover niet meer zouden kunnen spreken. Zoals gezegd, heeft de Kamer mijn positie daarin een paar weken geleden al gehoord.
Er is nog een vraag door de heer Bosman gesteld over het RIVM-rapport. Dat hebben we medio september al verzonden. Het is waar dat uit het rapport blijkt dat derogatiebedrijven onder de 50 μg nitraat scoren. Het probleem, dat ook speelde in het debat over de derogatie, is dat het niet gaat over alleen derogatiebedrijven, maar over alle bedrijven in die kwetsbare gebieden. Gezamenlijk hebben we daar dus een probleem. Als je alleen maar naar de beste leerlingen van de klas kijkt, doe je het gemiddeld nog steeds niet goed.
De heer Bosman (VVD): Het gaat erom waar je de grens legt. Als je heel Nederland erbij pakt, kan je daarin differentiëren en geef je ruimte aan bedrijven die het goed doen ten opzichte van bedrijven die het niet goed doen.
Staatssecretaris Dijksma: De ruimte die bedrijven krijgen, is dat er überhaupt een derogatie is. Het wordt te veel ervaren als iets waar we recht op hebben, terwijl het punt is dat we het moeten verdienen. Er zit een verschil in appreciatie in de Kamer. Mijn ervaring is dat we elke keer opnieuw moeten verdienen dat we veel meer stoffen in de grond laten gaan dan men in Europa gewenst acht. Het is volstrekt waar dat bedrijven die derogatie krijgen het echt goed doen. Mijn complimenten daarvoor! Maar dat betekent niet dat we het als land goed doen. Men kijkt heel precies waar in ons land de problemen nog zitten en dat blijkt in de zuidelijke zand- en lössgebieden zijn. De bedrijven die aan de normen voldoen, hebben niet de zwaarste taak, maar in die specifieke gebieden waar problemen zijn, moet men hard aan de slag. In onze normstellingen wordt daar wel degelijk rekening mee gehouden. Ik wil voorkomen dat we dit debat opnieuw gaan voeren. Er is niets veranderd, ook niet na dat RIVM-rapport. Het feit dat derogatiebedrijven het goed deden, was al onderdeel van het debat dat we eerder met elkaar gevoerd hebben.
Wat betreft noodvaccinaties is de heer Geurts het niet eens met het kabinetsbeleid. Binnen de EU is de inzet van noodvaccinaties voor een beperkt aantal dierziekten toegestaan, zoals voor mond- en klauwzeer (MKZ) en aviaire influenza (AI). Er gelden vanuit de EU bestrijdingsrichtlijnen en aanvullende voorwaarden voor de afzet van de producten van gevaccineerde dieren op de markt. Producten van gevaccineerde dieren die voldoen aan die voorwaarden, kunnen gewoon naar andere lidstaten worden verhandeld. De inzet van noodvaccinaties voor bestrijding van onder andere MKZ in Nederland is een gezamenlijke wens vanuit de sector en de overheid. Het aanpakken van de huidige handelsproblematiek, zoals de Kamer mij verzocht heeft, hebben we geschetst in de Kamerbrief van juni jl. Daarbij is onder andere gekeken naar nut, noodzaak en onderbouwing van de huidige extra voorwaarden. Als dit aan de orde komt in Brussel, zal ik het gelijke speelveld bepleiten. Dat is voor mij ook een belangrijk punt in het debat.
De heer Geurts (CDA): Die brief van juni is me bekend, maar het CDA slaat aan op de heldere stellingname van het kabinet, dat de gevoeglijk optredende waardevermindering helemaal op het bordje van de voedselproducent wordt neergelegd. Ik heb begrepen dat dat in andere Europese landen anders gevoeld wordt en dat andere landen daar mogelijk anders mee omgaan. Laten we hopen dat dat niet gebeurt. Het gaat mij er in de kern om dat de Staatssecretaris met haar Europese collega's de duidelijke afspraak maakt dat elk land dit op dezelfde manier doet. In onze ogen zou er terdege rekening met die waardevermindering gehouden moeten worden en moet er een oplossing voor komen. Als zo'n dierziekte uitbreekt en er gevaccineerd wordt, gaat een aantal voedselproducenten failliet.
Staatssecretaris Dijksma: Als ernstige ziekten uitbreken, zullen er sowieso veel ondernemers in de problemen komen, los van de vraag of je vaccineert. De heer Geurts zegt terecht dat er een gelijk speelveld moet zijn. Het is niet bekend dat er bij andere landen overheidssteun is om waardevermindering tegen te gaan. Verder hebben we regels voor geoorloofde en voor ongeoorloofde staatssteun, dus het is maar zeer de vraag of je daarmee te maken krijgt. Er spelen twee discussies. De ene is de principiële discussie en daar lijkt de heer Geurts op aan te koersen, als hij vindt dat de overheid moet meefinancieren als er na uitbraak van een dierziekte sprake is van het tegengaan van waardevermindering. Daarmee ben ik het niet eens, want ik vind dat ook in andere situaties waarin ondernemers buiten hun schuld in grote problemen raken, de Staat niet onmiddellijk moet bijspringen. Helemaal niet in vergelijking met andere sectoren, waar veel minder sprake is van financiële steun in de vorm van bijvoorbeeld subsidies ter verhoging van het inkomen. Daar heeft deze sector – terecht – voordeel van. Het is dus niet zo dat de landbouw niet gesteund wordt door de Nederlandse en de Europese overheid, want er gaat nog steeds heel veel geld naartoe. Principieel kun je daar verschillend over denken. De tweede discussie gaat over het Europese speelveld. Ik ben met de Kamer van mening dat we het gelijke speelveld goed moeten bewaken. Dat betekent voor mijn positie niet dat ik moet kijken naar de bijdrage aan de waardevermindering in andere landen, maar meer dat ik tegen andere landen zeg dat ze dat niet moeten doen.
De heer Geurts (CDA): Dit onderwerp bespreek ik graag in vredestijd en niet in oorlogstijd. Daarom kom ik er steeds op terug. Het is een hete aardappel die steeds doorgeschoven wordt en het is niet voor het eerst dat er in de Kamer over gesproken wordt. De Staatssecretaris verengt de discussie en zegt dat het allemaal op het bordje van de overheid komt, maar we hebben bijvoorbeeld ook het gezondheidsfonds met een fiftyfiftyverdeling tussen de overheid en het bedrijfsleven. Het gaat mij er vandaag om dat dit weer goed tussen de oren van de Staatssecretaris komt en dat zij er met haar collega's over spreekt hoe het in andere landen geregeld wordt. Mijn fractie maakt zich hier ongelofelijk veel zorgen over. Als het ooit oorlogstijd wordt – ik hoop het niet – dan gaat dit een heel groot probleem worden.
Staatssecretaris Dijksma: Ik waardeer juist dat de heer Geurts deze discussie voert nu het relatief rustig is. Dat is terecht. Het zit goed tussen mijn oren en er is geen twijfel over dat we het daarover moeten hebben. Ik ben het met hem eens dat we dat in het Europese moeten bespreken, maar het punt is dat de wijze waarop nu afhandeling van schade plaatsvindt, regelmatig in de sector zelf ter discussie staat. Sommige partijen zijn van mening dat er te veel richting de sector wordt gedrukt of dat het helemaal niet op die manier geregeld moet worden, maar dat het individuele problemen zijn: «waarom moeten wij bijdragen aan het ruimen van vee in een bepaald deel van de sector?» Ik ben daarom terughoudend om de opdracht zomaar te verbreden, want er leven binnen de sector zelf heel verschillende gedachten over.
De heer Geurts (CDA): Ik heb nog één laatste punt en ik zal dan geen gebruikmaken van de tweede termijn, omdat ik dit punt zeer belangrijk vind. In het verleden hebben we het in Europa gehad over noodvaccinatie. Nu hebben we het al over vaccinatie voor het leven; dat is een heel andere discussie. Bij noodvaccinatie wordt door Europa in de kosten bijgedragen. Bij vaccinatie voor het leven is dat een heel ander verhaal en dat komt niet goed naar voren. Ik vraag de Staatssecretaris nogmaals om er goed over na te denken, erover te spreken met haar Europese collega's en er dan bij de Kamer op terug te komen.
Staatssecretaris Dijksma: Wij spreken elkaar sowieso in november bij het algemeen overleg over dierziekten. Het lijkt mij goed om het debat dan te vervolgen, daarmee niet gezegd hebbende dat we er dan anders over denken.
Betreffende de dubbele registratie en Actal heeft de heer Geurts een punt dat we dat zeer serieus moeten nemen. Als we twee instanties om dezelfde gegevens vragen, moeten we daar zeker naar kijken. Dat past ook binnen de opgave van het kabinet om de regeldruk te verminderen.
Verder heeft de heer Geurts in het kader van de gevaccineerde dieren en de producten daarvan gevraagd hoe het zit met de etiketteringsplicht. We moeten eerst bekijken hoe noodzakelijk die verplichting om te labelen is. Als we er vanaf kunnen, moeten we dat misschien overwegen. Ik kan dat niet zomaar toezeggen, want we moeten dat zorgvuldig bekijken. Het lijkt mij beter om daar in november met elkaar over te spreken, mits we dan meer informatie hebben.
Dan kom ik op de herkomstetikettering. Het gaat hier om een gelekte versie van een rapport van DG SANCO en dat wordt nog in de commissie zelf besproken. Ik wacht af wat daaruit komt.
De voorzitter: Ik heb de Kamerleden ruim de gelegenheid geboden om te interrumperen in eerste termijn om al hun vragen te stellen. Ik sta nog anderhalve minuut spreektijd in de tweede termijn toe.
De heer Bosman (VVD): Voorzitter. Dank voor de toezeggingen van de Staatssecretaris, zeker ten aanzien van de aanlandplicht. Ik ben blij dat ze gezamenlijk met de sector optrekt. Het is een graat in de keel bij de visserij en vele anderen. Voor draagvlak, implementatie en zeker de uitwerking van de aanlandplicht is het essentieel dat we er gezamenlijk uitkomen. Ik ben blij dat de Staatssecretaris toezegt dat ze wil kijken naar de verschillende mogelijkheden ten aanzien van leefbaarheid voor de vissen, de mogelijkheid om ze eventueel terug te zetten en innovatief beleid. Dat is zeer positief. Ik vraag haar om scherp te zijn in de onderhandelingen met IJsland over de makreel, maar heb vertrouwen in haar onderhandelingscapaciteiten. Ik ben blij dat er goed overleg is over de JOLA en het is zeker een ambitie van de provincies om daar iets mee te doen.
De heer Van Gerven (SP): Voorzitter. Het is een prima zaak dat er een monitor komt als het melkquotum wordt afgeschaft, maar wat gaat de Staatssecretaris doen als dit tot bepaalde constateringen leidt? Zijn er al gedachten over om eventuele problemen te adresseren?
Dan over het Marokkoprotocol. Laat het VAO maar doorgaan; we zullen er een uitspraak van de Kamer over vragen, gezien de discussie.
Tot slot ligt er over de neonicotinoïden een Kamermotie van de leden Ouwehand, Van Gerven, Jacobi, Klaver en Van Veldhoven, waarin wordt gevraagd om het «voorzorgsprincipe toepassen tot nader order», oftewel een moratorium op alle neonicotinoïden. Daar zit weinig Spaans bij. De Staatssecretaris voert die motie niet uit. Wil zij niet op haar besluit terugkomen? Zij zegt dat het heel veel schade kan toebrengen als je bepaalde toepassingen niet toestaat. Je kunt de sector ook onder druk zetten om alternatieven te zoeken, maar in het kader van duurzaamheid kun je naar mijn mening beter nu door de zure appel heen bijten, zodat je straks een veel betere sector hebt.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Dank voor de antwoorden van de Staatssecretaris. Een aantal punten is blijven liggen en over andere punten maak ik mij zorgen. De jaarvergadering is op 18 november. Krijgen wij elkaar nog wel te spreken op een moment dat de Nederlandse inzet nog relevant is voor de voorbereiding van het Europese standpunt dat zal worden ingenomen op de ICCAT of moeten we nu al onze inzet formuleren? Mijn vraag over de dolfijnen is nog niet beantwoord, evenals de vragen over het onderzoek van Compassion in World Farming (CIWF), waaruit blijkt dat de welzijnsregels die we in Europa hebben afgesproken over bijvoorbeeld het staartknippen bij varkens, op grote schaal overtreden worden. Vindt de Staatssecretaris met de PvdD dat die afspraken gehandhaafd moeten worden? Wat is haar inzet op dat punt?
Mevrouw Dikkers (PvdA): Voorzitter. Dank aan de Staatssecretaris voor de beantwoording in eerste termijn. Ook een paar van mijn vragen zijn blijven liggen, met name over hoe men gekomen is tot de bestanden die er voor de kust van de Westelijke Sahara zouden zijn. Dat was een akoestisch onderzoek. Ik vraag me af of de Staatssecretaris er druk op kan zetten dat een internationale organisaties daar nog eens naar kijkt. Ook had ik de vraag hoe het toezicht op het beheer van die bestanden wordt georganiseerd en op welke wijze wij daarover geïnformeerd worden. Ik hoor graag meer van de Staatssecretaris over de stemming in het Europees Parlement eind oktober en wat exact de rol van het Europees Parlement is bij het al dan niet goedkeuren van het visserijprotocol met Marokko.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Staatssecretaris Dijksma: Voorzitter. Hartelijk dank aan de heer Bosman voor de gemaakte opmerkingen. Wij zijn het op alle onderwerpen die hij aanstipte eens. Ik weet niet zeker of alle provincies met de JOLA aan de slag gaan, maar dat zou wel mooi zijn. Daar gaan we voor.
Dan kom ik op de vraag van de heer Van Gerven over de monitoring van de zuivelprijzen. Er is al in het nieuwe GLB gezegd dat natuurlijk, indien het uit de hand loopt, de mogelijkheden beperkt zijn voor opslag en interventie. Daarnaast zijn we bezig met de verduurzaming van de sector zelf, onder andere via het tweedepijlerbeleid. Laten we koesteren dat de melkprijs nu boven de € 0,40 ligt en dat het goed gaat met de zuivelsector. Daarover hebben we in het verleden wel eens anders debatten gevoerd.
Wat betreft de uitspraak die de heer Van Gerven wil doen over het Marokkoprotocol, wacht ik het VAO af.
Wat betreft de neonics ben ik juist bezig met het uitvoeren van de motie. Waar hoge risico's voor bijen zijn, komt er een verbod. Dat doen we langs het EU-spoor en dat heb ik bij de aanname van de motie ook al gezegd. Bij drie neonics is dit al gebeurd. Er is wetenschappelijk bewijs nodig voordat je een verbod kunt opleggen. EFSA moet dat leveren en wij denken dat het EU-spoor het meest oplevert. Ik heb op die wijze een vergaande poging gedaan om de motie uit te voeren. Over het antwoord op de vraag of dat 100% goed is gegaan, kunnen we van mening verschillen, maar ik zou het fair vinden als de Kamer de vergaande inzet, ook in het Europese, niet afdoet als «de motie wordt niet uitgevoerd». Dat doet geen recht aan de bijdrage die Nederland, ook in het Europese debat, gespeeld heeft. Verder wacht ik de motie af.
De heer Van Gerven (SP): De Staatssecretaris nodigt nadrukkelijk uit tot een reactie. Ik waardeer dat de Staatssecretaris zich inzet in Europees verband. Dat is duidelijk. Als je de motie goed leest, kun je de conclusie trekken dat we in Nederland het goede voorbeeld moeten geven. De Staatssecretaris heeft geschetst dat Nederland die ruimte heeft. Uit voorzorg zouden we dan een totaalmoratorium kunnen afkondigen, totdat de veiligheid vaststaat. Dat dwingt de sector om andere wegen te kiezen. Wil de Staatssecretaris overwegen om dit te doen voor Nederland?
Staatssecretaris Dijksma: We vervallen nu in een herhaling van zetten. Ik heb vanaf het moment dat de motie werd ingediend, gezegd dat ik die ging uitvoeren via het Europese spoor. Daar kan geen misverstand over zijn.
Dan kom ik op de vraag van mevrouw Ouwehand over de ICCAT. Die jaarvergadering is inderdaad van 18 tot 25 november. Het lastige is dat het wetenschappelijk advies pas deze week is ontvangen en dat de commissie er waarschijnlijk morgen voor het eerst iets over zal zeggen. Ik wil de Kamer zo snel mogelijk mijn inzet laten weten, en het eerstvolgende algemeen overleg is op 13 november, maar in de tussentijd zullen er vermoedelijk Raadswerkgroepvergaderingen plaatsvinden. Formeel kunnen we elkaar op 13 november voorafgaand aan de Raad spreken, maar zolang wil ik niet wachten met openbaar maken van wat Nederland vindt. Echter, we moeten eerst de informatie van de commissie afwachten. Ik stel voor dat ik de Kamer een brief stuur en als de inzet niet naar de zin is, weet de Kamer mij via de eigen procedurekanalen wel te vinden.
De voorzitter: Dat is een juiste analyse van de Staatssecretaris. We wachten de brief af en de Kamer zal die beoordelen. De eerstvolgende reguliere procedurevergadering is overigens op 5 november. Mocht voor een der Kamerleden of fracties de inhoud van de brief aanleiding geven voor versnelling, dan zien we vanzelf een verzoek daartoe.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik geef de Staatssecretaris mee dat ik ofwel een motie indien met een inzet, die ik aanhoud tot de brief er is en dan aanpas of intrek, ofwel later schakel via de commissie met procedures. Als er straks een motie komt, is dat niet omdat ik nu al geen vertrouwen heb in de brief, maar om procedurestrubbelingen voor te zijn.
Staatssecretaris Dijksma: Ik wens mevrouw Ouwehand daarbij veel wijsheid toe.
Het is terecht dat mevrouw Ouwehand een punt maakt van het welzijn van varkens. Dat doen wij ook. Recentelijk hebben we de Commissaris over de vloer gehad, die kwam kijken hoe wij het in Nederland doen. Daar kregen we complimenten voor, onder andere voor de groepshuisvesting. In Europa werkt men aan richtsnoeren om de varkensrichtlijn nader in te vullen en Nederland werkt daarin actief mee. Als er regels worden overtreden, moet de Commissie ingrijpen. Ik heb begrepen dat de Commissie dat ook wil doen.
Last but not least de vragen van mevrouw Dikkers. Het gehalte van haar vragen was nogal technisch en ik kan niet precies zeggen hoe het akoestisch onderzoek vorm krijgt. We weten dat Marokko over het algemeen een goede naam heeft en het zelf regelt. Ik leg de Kamer de politieke stellingname voor dat we de discussie over het ophogen van de bestanden, akoestisch onderzoek of niet, niet zodanig valide vinden dat we op voorhand kunnen instemmen met het protocol. Om te voorkomen dat we elkaar bezighouden met hoe het precies in elkaar steekt, kunnen we beter op politiek niveau bekijken of het standpunt goed in elkaar zit. Ons standpunt is dat die bestanden kwetsbaar zijn en dat we niet voldoende verklaard vinden waarom die omhoog kunnen, ook niet op basis van het onderzoek. Om die reden stel ik voor dat wij ons onthouden van stemming. Ik vraag mevrouw Dikkers of zij dat steunt.
Mevrouw Dikkers (PvdA): Dat steun ik uiteraard, maar is er op geen enkele manier een mogelijkheid om die onderzoeken te valideren? Mijn verzoek is om er beter op te monitoren, zonder dat ik in de technische details treed. Ik wil zeker weten dat in de loop van dat proces de vinger aan de pols gehouden wordt. Kan de Staatssecretaris daar in de volgende brief op terugkomen?
Staatssecretaris Dijksma: Ik geef het antwoord nu, anders blijven we brieven schrijven. Dat zit al in de rapportageverplichting in het protocol zelf. Landen moeten laten zien hoe ze dingen doen en de Commissie en de Raad beoordelen of ze dat valide vinden. Dat is ons werk en vervolgens bekijkt de Kamer of wij dat goed doen.
De voorzitter: Ik heb de volgende toezeggingen genoteerd:
− De Staatssecretaris zal de uitwerking van de uitvoeringsagenda met betrekking tot de visserij vóór 1 december 2013 naar de Kamer sturen.
− In het volgende verslag van de Landbouwraad zal de Staatssecretaris de Kamer informeren over de onderhandelingen met Noorwegen.
− De Staatssecretaris zal haar Britse collega of collega's vragen naar het rapport inzake de boete voor de Urker vissers in Noorwegen.
− De Staatssecretaris zal de Kamer binnenkort informeren over de stand van zaken van de blauwvintonijn.
− In de volgende rapportage zal de Staatssecretaris de Kamer informeren over de pilot cameratoezicht.
− De Staatssecretaris zal de Kamer informeren over haar inzet met betrekking tot de ICCAT-conferentie.
Het VAO staat gepland na afloop van het debat over het begrotingsakkoord. Het exacte tijdstip is nog niet bekend. Het stemmen over de moties die worden ingediend bij dat VAO, waarbij de heer Van Gerven de eerste spreker is, is direct na het VAO.
Sluiting 13.45 uur.