Vastgesteld 5 augustus 2013
De vaste commissies voor Economische Zaken en voor Europese Zaken hebben op 19 juni 2013 overleg gevoerd met Staatssecretaris Dijksma van Economische Zaken over de Landbouw- en Visserijraad.
(De volledige agenda is opgenomen aan het einde van het verslag.)
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Hamer
De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Knops
De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, Franke
Voorzitter: Hamer
Griffier: Van Bree
Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Van Gerven, Hamer, Dijkgraaf, Dikkers, Geurts, Lodders, en Ouwehand,
en Staatssecretaris Dijksma van Economische Zaken, die vergezeld is van enkele ambtenaren van haar Ministerie.
Aanvang 10.30 uur
De voorzitter: Dames en heren. Ik open de vergadering. Ik heet de Staatssecretaris welkom, de woordvoerders en de mensen op de publieke tribune. Ik wil graag een spreektijd van vijf minuten afspreken, met in principe één interruptie in de eerste ronde. Als eerste is het woord aan de heer Van Gerven van de SP.
De heer Van Gerven (SP): Voorzitter. Het Europees Octrooi Bureau verleende onlangs octrooi op een gewone, klassiek veredelde peper. De SP vindt dat principieel een verwerpelijke zaak: het eigendomsrecht op natuurlijke rijkdommen in zakken van multinationals. Dat is toch niet de bedoeling? Hoe staat de Staatssecretaris daarin? Moeten we niet tegen octrooirecht op planten en dieren zijn? Het is toch op zijn minst onwenselijk dat voedsel, de basis van ons bestaan, wordt geoctrooieerd door multinationals? Ik verzoek de Staatssecretaris om in Europees verband af te zien van dat geoctrooieer op planten en dieren. Ik overweeg daarover een motie in te dienen als de Staatssecretaris het niet met mij eens is.
Een Australisch onderzoek wijst uit dat het eten door varkens van gentech-soja en -mais tot ernstige baarmoeder- en maagproblemen leidt. Baarmoeders zijn gemiddeld 25% zwaarder en er is sprake van ernstige maagontstekingen. Wat vindt de Staatssecretaris daarvan en hoe gaat men daar in Brussel mee om? Wij voelen voor een vervolgonderzoek om te bezien of dit een uniek onderzoek is of dat de uitkomsten worden bevestigd door ander onderzoek.
Dan het non-vaccinatiebeleid. Ik verzoek de Staatssecretaris daar in Europees verband nog eens aandacht voor te vragen. Europa zou de preventieve vaccinatiekampioen van de gehele wereld moeten worden. Het blijkt dat noodvaccinatie niet of beperkt effectief is. Niet ruimen, maar prikken is volgens mij een heel goed uitgangspunt. Bij de zogenaamde DIVA-vaccins kan onderscheid worden gemaakt tussen ingeënte dieren en zieke dieren. Dat zou een extra argument zijn om het non-vaccinatiebeleid in de prullenbak te gooien. Hoe staat het met de afzet van gevaccineerd vlees en de mogelijke initiatieven om vanuit de sector een collectieve regeling te treffen om individuele ondernemers bij uitbraken uit de brand te helpen?
De heer Dijkgraaf (SGP): Een vraag, aangezien ik meer tekst dan tijd heb, want dan snijdt het mes aan twee kanten. Stel dat die vaccinatie er is en dat de internationale afzetkanalen dicht gaan. Dat is niet uit te sluiten. Het zou mooi zijn als de sector dat kan dragen, maar het is ook niet uit te sluiten dat er dan een probleem in de sector is. Vindt de heer Van Gerven dat de overheid de taak heeft er om ervoor te zorgen dat de boeren dan niet omvallen?
De heer Van Gerven (SP): De heer Dijkgraaf moet nader duiden wat hij wil. Je kunt technisch differentiëren. Als je dieren vaccineert, kun je aantonen dat ze niet echt ziek zijn geworden. Dat onderscheid is te maken. Laten wij dus vaccineren, want dat is zeer preventief. Dat is mijn uitgangspunt.
De heer Dijkgraaf (SGP): Het ging mij om de noodvaccinatie. Ik begrijp nu dat de heer Van Gerven pleit voor altijd vaccineren. Daar pleiten wij niet voor, maar stel dat er een noodvaccinatie is en dat daardoor de afzetkanalen naar het buitenland dicht gaan waardoor de sector het niet meer kan trekken. Heeft de overheid dan niet de taak om een financiële achtervang te bieden?
De heer Van Gerven (SP): Ik leid die vraag door naar de Staatssecretaris, want dat was de bedoeling van de heer Dijkgraaf. Ik denk echter dat dit wat ver gaat. Ik kies meer voor een structurele oplossing.
Dan het Europees landbouwbeleid, de geldstromen en de overheveling van maximaal 15% van de eerste naar de tweede pijler. Wil de Staatssecretaris zich ervoor inzetten dat het laatste daadwerkelijk gebeurt? We moeten ernaar streven dat boeren niet alleen inkomenssubsidie krijgen, maar ook dingen presteren en daarvoor worden betaald in het kader van pijler 2. Het systeem dat 40% van de Europese begroting naar landbouwsubsidies gaat, in de vorm van inkomenssubsidiëring, is niet meer van deze tijd. Graag een reactie van de Staatssecretaris.
Ik kom bij de brief over de meldquotering. De SP is daar erg van geschrokken. Er bestaat een kans op een groei van 10% tot 20%. Als dat gebeurt, voorziet de SP een shakeout, veel heftige bewegingen, waarbij schaalvergroting nog sneller zal plaatsvinden. Het is de vraag of wij daar een rem op moeten zetten. De Staatssecretaris heeft al aangegeven dat zij de meldquotering wil afschaffen. Dat zal zij wel volhouden, maar vindt de Staatssecretaris het tussenvoorstel van de European Milk Board om te reguleren bij bijvoorbeeld een vermindering of een groei van 5% niet acceptabel? Op die manier kun je ernstige schommelingen afremmen. Een zekere marktregulering van de voedselproductie lijkt mij heel goed.
Dan het subsidieplafond voor miljonairs. De Staatssecretaris gaat niet over andere landen, tenzij wij het in Europees verband afspreken. Wil de Staatssecretaris het laatste nadrukkelijk bepleiten en kijken of zij daar een meerderheid voor kan vinden?
De heer Geurts (CDA): Voorzitter. De CDA-fractie is voor een simpel landbouwbeleid dat de concurrentiepositie van Nederlandse landbouwers en tuinders versterkt. Een landbouwbeleid dat Europees is en de Nederlandse land- en tuinbouw in staat stelt producten af te zetten in de EU en mogelijk ook daarbuiten. Een landbouwbeleid dat landbouwers en tuinders steunt bij innovatie en het doen van duurzame investeringen. Een landbouwbeleid dat zorgt voor duurzame groei op ons mooie platteland. Op de Landbouwraad van 24 en 25 juni zullen de lidstaten tot een laatste mandaat moeten komen, voorafgaand aan de laatste trilogen en een akkoord in juli. Dat is een belangrijk moment, een laatste strijd tussen de lidstaten.
Daarna komen we bij de volgende fase, de implementatie; niet onbelangrijk. Daar kom ik zo op terug. De CDA-fractie steunt de Staatssecretaris in haar streven om dit akkoord de komende weken, en niet later, te sluiten. De CDA-fractie heeft al vele malen herhaald wat zij belangrijk vindt voor een akkoord. Voor het laatste mandaat hebben wij een paar prioriteiten en we hopen dat de Staatssecretaris die wil onderschrijven.
Wat volgende week niet aan bod komt, maar wat ik wel wil benadrukken, is de verlaging van het gemeenschappelijk landbouwbudget. In de onderhandelingen over het meerjarig financieel kader (MFK) in februari hebben onze onderhandelaars, premier Rutte voorop, miljoenen laten liggen. Terwijl andere landen een miljard kregen ten behoeve van plattelandsontwikkeling werd het Nederlands budget alleen maar lager. De Staatssecretaris stelde in de brief van maart dat Nederland 607 miljoen ter beschikking zou krijgen voor de periode 2014–2020. Dit blijkt nu maar 539,8 miljoen te zijn. Het was al een stuk minder en nu valt het nog meer tegen. We betreuren dit zeer. Dat had in onze ogen ook niet gehoeven als er voor een andere inzet gekozen was: de inzet van meer halen uit Brussel in plaats van minder afdragen aan Brussel.
In de laatste fase van de onderhandelingen vindt de CDA-fractie het belangrijk dat er alternatieven zijn voor de vergroeningseisen die nu voorgesteld zijn door de Commissie. Ik hoop dat de Staatssecretaris daar pal voor blijft staan, zoals in voorgaande raden ook is gebeurd. Desnoods niet de certificering waar zij eerder op inzette, maar een ander alternatief voor de rigide maatregelen in het Commissievoorstel.
De vergroeningseisen zouden ook niet moeten leiden tot grote productiebeperkingen.
Bij de implementatie van het nieuwe GLB, dat flexibiliteit laat in heel wat zaken, zal de CDA-fractie nauwlettend de uitvoering in de gaten houden. In haar brief schrijft de Staatssecretaris de Kamer hierover periodiek te informeren. De CDA-fractie vraagt zich af wat «periodiek» in deze zin inhoudt. In het algemeen wil de CDA-fractie de Staatssecretaris op het hart drukken om administratieve lasten en regeldruk waar mogelijk te vermijden. Bij de implementatie is er veel nationale ruimte, bijvoorbeeld wat betreft de overheveling van pijler 1 naar pijler 2. Daar is de CDA-fractie tegen. In de tweede pijler, het Plattelandsfonds, wordt er breder geïnvesteerd, bijvoorbeeld in fietspaden en sjoelbakken. De CDA-fractie wil geen overheveling van de eerste naar de tweede pijler. Wij benadrukken nog een keer de motie-Lodders c.s. Kan de Staatssecretaris toezeggen dat zij geen middelen uit de eerste pijler overhevelt naar de tweede pijler?
Een ander punt betreft de inzet van de Pop-middelen. Hier wordt nu over gesproken in IPO-verband. De CDA-fractie is voorstander van het inzetten van deze financiële prikkels voor duurzame innovatie en agrarisch natuurbeheer. Kan de Staatssecretaris aangeven hoeveel procent van het Pop-budget ingezet gaat worden voor investeringen in as 1, innovatieve en duurzame technieken op het boerenbedrijf?
Dan het gemeenschappelijk visserijbeleid waarover niet zo veel in de stukken staat. Hoe komt de Staatssecretaris de sector tegemoet als het gaat om het voldoen aan de aanlandplicht? Op welke doelen gaat de Staatssecretaris het nieuwe Visserijfonds inzetten?
De heer Van Gerven (SP): Het CDA is voorstander van het zo veel mogelijk behouden van pijler 1, dus rechtstreekse inkomenssubsidie aan de boeren. Stel dat alle bedrijven inkomenssteun krijgen. Dan zou er ongeveer 700 miljoen of iets in die orde van grootte rechtstreeks naar 70.000 bedrijven gaan. Dat zou de bakker om de hoek ook wel willen. Is dat niet erg oneerlijk?
De heer Geurts (CDA): Dank voor die vraag, want dan kan ik nog een keer duidelijk maken hoe het CDA hierin zit. Ik merk dat de heer Van Gerven in deze situatie de dominee is en het CDA de koopman; ook een leuke constatering overigens. Er zijn regelingen op basis waarvan onze boeren inkomensondersteuning krijgen. De heer Van Gerven spreekt over subsidie maar ik heb het over ondersteuning. Wij vinden dat Nederland daar gebruik van moet maken. Ik heb zojuist betoogd dat Nederland daarvan gebruik heeft gemaakt, maar wat ons betreft onvoldoende. Met een wat andere inzet had er nog meer geld naar Nederland kunnen toevloeien voor de Nederlandse land- en tuinbouw. Dat lijkt mij ook goed voor de Nederlandse economie.
De heer Van Gerven (SP): Ik constateer dat het CDA voorstander is van het weggeven van ons belastinggeld aan mensen die net fatsoenlijk ondernemen en een fatsoenlijke prijs voor hun producten hun onderneming zouden moeten kunnen runnen. De subsidie aan boeren is iets van 30, 40 jaar geleden. Dat is niet meer van deze tijd. We leven nu in een tijd van crisis, met heel weinig middelen. Kunnen wij dat geld dan niet veel beter besteden aan zaken als innovatie en landschapsontwikkeling, zaken waarvoor je boeren zou kunnen compenseren, omdat ze dan minder kunnen produceren?
De heer Geurts (CDA): Volgens mij zijn de heer Van Gerven en ik het snel eens als we constateren dat onze boeren, vissers en tuinders een eerlijke prijs voor hun producten moeten ontvangen, maar helaas is dat momenteel op veel plekken nog niet het geval. SP en CDA hebben recentelijk samen een motie ingediend over de marktmeester/ombudsman. Dat hebben wij ook gedaan omdat er in Nederland ongelijkheid is als het gaat om de inkomenspositie en de marktmacht van partijen. Het CDA streeft ernaar om die marktmacht gelijker te laten worden. Het lijkt mij dat wij elkaar daarop kunnen vinden.
Het CDA heeft enkele maanden geleden gevraagd naar de stand van zaken rondom het vaccinatiebeleid en de inzet van het Ministerie met het oog op het overleg in het bedrijfsleven. Uit de brief van de Staatssecretaris blijkt dat Nederland bij een uitbraak overgaat tot noodvaccinatie. Wij steunen dat, maar hoezeer de Staatssecretaris ook beweert dat dit niet zo is, de veehouder gaat minder krijgen voor zijn product op het moment dat dat gebeurt. Onze inschatting is dat de afzet zal kelderen en dat de export naar het buitenland onder druk komt te staan. Ik formuleer het voorzichtig. De overheid zal zich bij een uitbraak beperken tot het mede dragen van de kosten van ruiming en vaccinatie. Dit betekent dat de kosten van noodvaccinatie volledig voor het bedrijfsleven zijn. Denemarken staat hier anders in. Dat land gaat gewoon ruimen en geeft getroffen veehouders een vergoeding. Dit creëert een ongelijk speelveld. In haar brief schetst de Staatssecretaris heel duidelijk de problemen voor de export, maar wat gaat zij eraan doen op Europees niveau? Om de Nederlandse beleidsvoorkeur voor noodvaccinatie ook economisch te laten slagen, is er nationale en internationale bewustwording en promotie nodig. Gaat de Staatssecretaris zich hiervoor inzetten? En zo ja, hoe?
Mevrouw Lodders (VVD): Voorzitter. Ik kom eerst bij de brief over de toepassing van insecten als eiwitbron voor diervoeders. De VVD is blij met de positieve grondhouding van de Staatssecretaris om Europese belemmeringen bespreekbaar te maken bij de Europese Commissie. De Staatssecretaris wijst terecht op de belemmeringen in de Nederlandse regels. Ik doel op de lijst voor productie gehouden dieren. Ik ben verbaasd dat de insecten nog niet op deze lijst staan. In mijn optiek worden die als het ware al gekweekt. Wat is hier de status van? Kan deze lijst naar de Kamer gestuurd worden en wanneer kunnen wij de aanvullingen tegemoet zien?
Mevrouw Ouwehand (PvdD): De VVD ziet het zitten om dieren die wij gebruiken voor het fokken van vlees insecten te laten eten, maar weet de VVD dat zo'n systeem allang bestaat? Ik wijs op de biologische kippenhouderij en de biologisch-dynamische kippenhouderij waar dieren buiten kunnen scharrelen en af en toe een wormpje kunnen pikken of een paar insecten.
Mevrouw Lodders (VVD): Daarom ben ik ook verbaasd dat dit nog niet is geregeld. Natuurlijk is dit mogelijk in de biologische tak van sport, maar zoals ook in de brief van de Staatssecretaris staat, lijkt het mij heel goed om dit ook mogelijk te maken in de productiewereld.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): De VVD vindt het dus niet normaal om stappen te zetten naar een natuurlijke insectennuttiging door dieren die dat van nature ook doen. De VVD wil wel nieuwe fabrieken bouwen met insectenkwekerijen om die insecten via industriële weg op grote schaal aan dieren te voeren. Dat zou de VVD graag zien.
Mevrouw Lodders (VVD): Mevrouw Ouwehand vraagt naar de bekende weg, want zij weet heel goed dat, als de Nederlandse land- en tuinbouw zou moeten overgaan op het biologische systeem, wij een enorm voedselvraagstuk krijgen in Europa. Dan zie ik nog af van de situatie die ontstaat als men daar in Europa ook toe overgaat. Nederland heeft een vooraanstaande rol als het gaat om voedselproductie. De VVD-fractie wil die heel graag behouden. Ik moet er niet aan denken dat Nederland het beleid van de PvdD op dit punt zal volgen, want dat heeft desastreuze gevolgen voor onze exportpositie en voor de BV Nederland.
Dan de pootgoedteelt. Recent hebben we op Boerderij.nl kunnen lezen dat de Europese Commissie het voorstel gelanceerd heeft om pootgoedteelt naar een ruimer bouwplan te trekken; van een 1-op-3-teelt naar een 1-op-4-teelt, met alle gevolgen van dien. De VVD- fractie heeft daarover schriftelijke vragen gesteld. Ik dank de Staatssecretaris voor de beantwoording. We houden haar aan de inzet, zoals verwoord. Wel heb ik een vraag over de procedure. Waren het vorige maand de olijfolieflesjes die niet nagevuld mochten worden, nu zijn het deze maatregelen. Dit soort uitspraken veroorzaakt onrust in de sector. Dat is niet goed, maar tegelijkertijd heeft mijn fractie de zorg dat, als we er op een bepaald moment niet helemaal op tijd bij zijn, deze maatregelen dusdanig ver zijn dat we ze niet meer kunnen keren. Graag een reactie van de Staatssecretaris.
Tijdens de begrotingsbehandeling heb ik gevraagd naar een lijst met Europese regels en een overzicht van de Nederlandse vertaalslag, de nationale koppen. Deze lijst is voor de zomer toegezegd. Graag hoor ik wanneer we die kunnen verwachten. Het lijkt mij een aardig moment om deze vraag, al is die niet helemaal op zijn plaats, te koppelen aan de Landbouw- en Visserijraad, gelet op het Europese karakter ervan.
Helaas hebben we wederom te maken met een uitbraak van vogelgriep. Mijn motie over het ophokgebod heeft het niet gehaald. Mijn fractie is overtuigd van het feit dat een ophokgebod deze uitbraak niet had kunnen voorkomen, maar het risico zou wel lager zijn geweest. Hoe staat het met de onderhandelingen over de maatregelen die vanaf het najaar genomen dienen te worden bij de vrije uitloopbedrijven tijdens de vogeltrek? Hoe staat het met de onderhandelingen met Rusland over de importbeperkingen? Ik heb recent gelezen dat deze kwestie nog niet vlot, maar het was een van de argumenten om de motie te ontraden. Het is van belang dat Rusland over de dam komt, om in landbouwtermen te spreken.
Dan het GLB, niet het onbelangrijkste punt. De onderhandelingen staan onder druk. Partijen willen volgende week in Luxemburg een akkoord bereiken. Dat geeft de Staatssecretaris de ruimte om nog eens stevig in te zetten op de Nederlandse eisen. De Staatssecretaris kent de mening van de VVD-fractie over de vergroeningseisen. Gisteren hebben we kunnen lezen dat het Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt (NAJK) zich grote zorgen maakt over de absurde vergroeningseisen. De verplichting van ecologische focusgebieden wordt door het NAJK betiteld als een maatregel die niet van de sector gevraagd kan worden. Het NAJK verwijst naar de toenemende voedselschaarste. Dit getuigt niet van toekomstgericht beleid. In het NAJK zit de toekomstige generatie, de toekomstige ondernemers. Neem hun oproep serieus. De Staatssecretaris kent onze mening hierover. Er is sprake van het onttrekken van goede landbouwgrond ter vergroening, maar wat ons betreft is dat niet aan de orde.
De ontkoppeling van vergroeningsmaatregelen en basispremie is door mijn fractie al meerdere keren aan de orde gesteld, evenals de verschuiving van middelen van de eerste naar de tweede pijler. Graag verneem ik van de Staatssecretaris haar inzet op deze punten, te meer omdat de sector een nadrukkelijk beroep op haar doet. Nederland heeft te maken met een financieel-economische crisis. We hebben juist nu een goede en gezonde land- en tuinbouw nodig om de BV Nederland erbovenop te helpen. Een verschuiving van middelen draagt daar niet aan bij. De heer Geurts verwees al naar de aangenomen motie op dit punt. Aanvullende eisen die kostenverhogend werken dragen daar in geen geval aan bij.
De Staatssecretaris kan op steun van de VVD rekenen bij het loslaten van het melkquotum. Dit is al eerder gecommuniceerd en de sector heeft inmiddels geanticipeerd op de afschaffing van het melkquotum. Graag een bevestiging van deze inzet. De Europese Commissie organiseert een conferentie over de effecten en mogelijke alternatieven. Wat is de inzet van de Staatssecretaris bij deze conferentie en is zij bereid een verslag van deze conferentie naar de Kamer te sturen?
De heer Dijkgraaf (SGP): Voorzitter. Ik dacht: als ik nu na de VVD en het CDA spreek, hoef ik niet heel veel tijd te besteden aan de hervorming van het GLB, want daar sluit ik mij gewoon bij aan. Het is een heel belangrijk punt. Het NAJK heeft een heel mooie brief gestuurd. De heer Geurts heeft zorgen over het budget. Wij hechten zeer aan een zo flexibel mogelijke inzet van de invulling van de vergroening, een zo laag mogelijke vergroeningssanctie voor de basispremie en ruimte voor een geleidelijke invoering.
De heren Van Gerven en Geurts hadden het er ook al over. Moet je het van de prijs hebben of van de subsidie? Ik zeg het maar bot. Wij schaffen alle subsidies het liefst zo snel mogelijk af, mits men gewoon een eerlijke boterham kan verdienen uit de prijs. Daar is iedereen mee gediend. Elke boer die ik spreek, heeft liever een goede prijs. Dan hoeft hij de subsidie niet. Het interessante vind ik dat wij dit Kamerbreed delen, maar we verschillen van mening over de invoeringstermijn en de vraag of je eerst de subsidie moet afschaffen. Dan gaan de boeren echter kapot. Dan hebben we een probleem en dat wil niemand. De producentenorganisaties kunnen daarbij helpen. Daar hebben wij al veel over gediscussieerd. De Europese Commissie vindt gelukkig dat daarvoor veel ruimte moet zijn, dat producentenorganisaties in alle sectoren opgericht moeten kunnen worden en dat die zich met een aantal onderwerpen bezig moeten kunnen houden. Het Europees Parlement wil echter een flinke stap verder. Zij wil dat producentenorganisaties meer ruimte krijgen voor markt- en prijsafspraken zonder dat zij in botsing komen met mededingingsregels. Ik weet niet waar de Staatssecretaris precies staat. Ik hoor haar hier graag over. Ik maak uit de brief een beetje op dat ze eerder op de lijn van de EC zit dan op die van het Europees Parlement, maar dat is niet in lijn met haar eerdere toezegging en ook niet met de motie-Van der Staaij. Ik denk dat dit anders is overgekomen dan de Staatssecretaris heeft bedoeld. Ik krijg graag de toezegging dat de Staatssecretaris maximaal gaat voor het breed inzetten van producentenorganisaties in alle sectoren, ook als het gaat om prijsvorming en mededinging. Wij hebben die organisaties nodig om het conflict tussen de SP en het CDA op te heffen. Volgens mij vinden wij elkaar dan weer.
Dan kom ik bij de aanlandplicht. De Staatssecretaris sluit haar brief over het visserijakkoord af met de woorden: «Het nieuwe gemeenschappelijke visserijbeleid moet voor de komende tien jaren perspectief bieden op een rendabele, maatschappelijk geaccepteerde en duurzame visserij.» Wie is het daar niet mee eens? De vraag is hoe je dit doet. Kun je het zo inrichten dat de uitvoering haalbaar en betaalbaar is? Wat is de inzet van de Staatssecretaris wat dit betreft? Wij zijn een beetje bang voor een koude sanering van de sector als we kijken naar wat er nu gebeurt. De Staatssecretaris verwijst naar werkgroepen die de problemen gaan oplossen. Het is goed dat die er zijn. Het Ministerie werkt wat dat betreft samen met de visserij. Wij horen dat er heel veel vragen in de werkgroepen leven, maar dat het geven van antwoorden nog niet zo gemakkelijk is. Dat kan betekenen dat we meer richting moeten geven aan het beleid, want je kunt niet alles op het ambtelijk bordje leggen. Op een gegeven moment moet je zeggen dat je het zo gaat doen. Maakt de Staatssecretaris zich hard voor de haalbaarheid en betaalbaarheid van de aanlandplicht? Gaat zij op zoek naar de maximale rek en ruimte die er in de richtlijn zit? Zo ja, hoe? Is het haar inzet om bijvoorbeeld schol uit te zonderen van de aanlandingsplicht als er een hoge overlevingskans kan worden gerealiseerd? Ik vind het ook belangrijk dat de Kamer regelmatig wordt geïnformeerd. Dan kunnen wij de discussie met elkaar blijven voeren.
De Nederlandse vissers zitten met smart te wachten op meer ontheffingen voor de pulskor. Het wordt gekoppeld aan het nieuwe Visserijfonds. De ellende is dat het dan weer over de zomer heen gaat. Het duurt maar en het duurt maar. Kan de Staatssecretaris vaart maken?
Over de pootgoedrichtlijn hebben mijn collega's al het nodige gezegd Het is goed dat de 1-op-4-rotatie niet doorgaat, maar ik ben bang voor wat er daarna weer uit Brussel komt. Er lijkt iets te komen dat minder streng is, maar dat wel nationaal gaat gelden. Dat kan een forse aderlating betekenen voor de kwaliteit van het Nederlandse pootgoed. Vaart de Staatssecretaris op dit punt een kritische koers?
Mevrouw Dikkers (PvdA): Voorzitter. Ik dank de Staatssecretaris voor de toezending van de stukken. Hartstikke goed. In vorige LNV-raden was de Staatssecretaris nog optimistisch over een akkoord in juni. Hoe is het nu gesteld met het humeur van de Staatssecretaris?
Staatssecretaris Dijksma: Uitstekend.
Mevrouw Dikkers (PvdA): Mooi zo, maar gelooft zij nog in een akkoord op korte termijn? We komen zo langzamerhand in een fase – zie de vragen van de collega's – waarop wij willen weten hoe het akkoord er straks uitziet. Ik snap dat de Staatssecretaris eerst wil weten wat de definitieve bedragen zijn en wat er gebeurt met de vergroening, maar wij zijn heel benieuwd naar de grote lijnen. Hier en daar komen bepaalde invullingen en ideeën van de Staatssecretaris terug, maar ik heb behoefte aan een debat over hoe het akkoord er uit gaat zien. Ik snap goed dat dit niet van vandaag op morgen kan, maar wanneer denkt de Staatssecretaris dat wij dit debat kunnen voeren?
In een van de brieven lezen we dat de vergroening en de betalingen aan natuurbeheer elkaar niet moeten overlappen. Zou het niet mooi zijn wanneer dit complementair is aan elkaar? Als wij praten over de verdeling van de GLB-gelden in Nederland, kunnen wij ook bezien hoe de gelden voor natuurbeheer en vergroening complementair aan elkaar kunnen zijn. Zou de Staatssecretaris nu of in de brief voor de volgende LNV-Raad terug willen komen op de verhouding tussen de gelden voor vergroening en natuurbeheer? Ik kon dat niet uit de stukken halen. Wij willen ons als fractie echter graag een mening vormen op dit punt.
De Staatssecretaris is een voorstander van de jonge-boerenregeling. Dat zijn wij ook. Goed dat dit Europees wordt geregeld, maar vervolgens lezen we over twee bedragen voor de regeling: 5,3 miljoen voor bedrijfsovername en 15 tot 16 miljoen per jaar voor de extra hectarepremie. Ik vind het erg goed dat we startende ondernemers op weg helpen, maar is dit de beste weg? Is de jonge-boerenregeling wel eens geëvalueerd? Als we 20 miljoen aan deze mensen uitgeven, wil ik weten of dat de meest efficiënte wijze van besteden is. Hoeveel jonge boeren maken hier nu eigenlijk gebruik van? Ik kan in de begroting van 2013 dat bedrag van 5,3 miljoen niet terugvinden. Ik hoor graag waar dat staat. In het kader van de jonge-boerenregeling wordt gesproken over de fiscale bedrijfsovernameregeling en een bedrag van 1,2 miljoen, maar ik ben benieuwd hoe het bedrag van 5,3 miljoen is samengesteld.
Het gemeenschappelijk visserijbeleid staat niet op de agenda, maar ik heb nog wel wat vragen. We begrijpen dat de onderhandelingen over het gemeenschappelijk visserijbeleid zo’n beetje klaar zijn en vragen ons af hoe het staat met de speelruimte voor Nederland om eigen beleid te maken. Als die er is, hoe gaat dat er dan uitzien? Welke deelsectoren wil de Staatssecretaris extra stimuleren? De sector wil ook graag duidelijkheid over de pulskorvisserij. Wanneer kan men aan de slag? Om hoeveel nieuwe vergunningen gaat het? Wanneer wordt de sector daarover geïnformeerd?
Ik hoor ook graag de stand van zaken over de visserijakkoorden met Marokko en het vissen voor de kust van de Westelijke Sahara. In eerdere overleggen zei de Staatssecretaris dat zij daarmee wacht totdat er een voorstel ligt. Pas dan zou zij verder kunnen, maar hoe staat het daar nu mee? Is men al opgeschoten? In het SO van 21 mei vertelde de Staatssecretaris dat ze had gehoord dat de Commissie voornemens is om binnenkort met de Mauritaniërs te gaan spreken. Is «binnenkort» al geweest? En wil ze anders voor ons checken hoe het daarmee staat? Wij horen ook dat de pelagische vloot niet vist in de regio die deze toegewezen hebben gekregen omdat er niet voldoende vis is, maar vroeger was dat wel het geval. Blijkbaar zijn de bestanden overbevist, waardoor er nu geen vis meer is. Ik begrijp dat de Staatssecretaris dit niet uit haar mouw schudt, maar ik hoor graag of dit klopt en of er vroeger wel veel vis zat, ook buiten de zone van 20 mijl waar de pelagische Europese vissers mogen vissen.
Dank voor de brief over vaccinaties. Het is een beetje buiten de orde van de vergadering, maar wij maken ons zorgen over het vasthouden aan het systeem dat dierenartsen tevens apotheker zijn. Dat geeft een verkeerde prikkel. Dat zag je ook bij antibiotica. Ik hoor van veehouders dat dierenartsen ze vertellen waar ze de dieren voor moeten vaccineren. Dan heb je meteen dezelfde prikkel te pakken. Kan de Staatssecretaris daarop reageren?
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Er is morgen een apart AO over de visserij. Daar zullen wij kritische vragen stellen, maar zowel als het gaat om de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid als wat betreft de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid vindt de PvdD dat sprake is van grote gemiste kansen. De veranderingen die worden ingezet zijn minimaal. Ik moet steeds denken aan de woorden van voormalig Minister van Landbouw en Visserij, Verburg, die altijd zei: «Verduurzamen is een werkwoord.» Ja, zo komen we er dus niet, want als je het ietsje minder slecht doet vergeleken met een jaar of twintig jaar geleden, kun je jezelf op de borst kloppen en zeggen dat je goed bezig bent met verduurzamen, maar de vraag is niet of je verduurzaamt dan wel ietsje minder schade toebrengt. De vraag is of je op die manier onze natuurlijke ecosystemen bewaart voor de toekomst. Als je niet weet of dat het geval is, of als je het wel weet, maar het antwoord op die vraag een beetje onder de tafel houdt, kun je jezelf blijven feliciteren met de stappen die je zet, maar toekomstige generaties zullen wat harder over ons beleid oordelen. Too little too late voor beide hervormingen. Dat is wat ons betreft niet iets om trots op te zijn, maar iets om je diep voor te schamen.
Dan een andere kwestie waarop later anders wordt teruggekeken, zelfs nu al als je wat afstand neemt van de huidige situatie. We zijn in de landbouw op een dusdanige manier te werk gegaan dat we alle insecten zo ongeveer dood hebben gespoten voor de sojateelt. Ik weet niet of iemand zich de uitzending van de Keuringsdienst van Waarde van een aantal jaren geleden nog kan herinneren. Nederlandse documentairemakers reisden mee met Braziliaanse milieuactivisten door de sojavelden. Toen werd ze gevraagd of ze nog iets opviel. Op de voorruit van de auto zat geen enkel insectje. Een paar jaar geleden was dat wel anders. Toen waren de biodiversiteit en de insectenrijkdom daar nog wel aanwezig. Gechargeerd gezegd: Inmiddels was er niks meer. Als je zo omgaat met de natuurlijke ecosystemen, terwijl wij daarvan afhankelijk zijn voor een duurzame productie van voedsel, ook in de toekomst, ben je niet goed bezig. Als je tegen problemen aanloopt en je opent een paar nieuwe insectenfabrieken, ben je op de verkeerde manier aan het redeneren. Ik ben erg benieuwd of de Staatssecretaris inmiddels bereid is om de foute argumenten die de VVD steeds inbrengt, in die zin dat als wij onze vleesproductie niet intensiveren en dat we dan een voedselprobleem krijgen, te weerspreken. Ik heb de Staatssecretaris al eerder gevraagd naar de rapporten van Olivier de Schutter, de speciale mensenrechtenrapporteur voor het recht op voedsel van de VN. Het heeft me zeer verbaasd dat zij stelde hem niet te kennen. Dat kan toch niet kloppen? Het kan toch niet dat hij op het Ministerie niet bekend is? Aan de hand van zijn analyses zou de Staatssecretaris de argumenten van de VVD moeten kunnen pareren en een andere koers moeten kunnen kiezen dan inzetten op de kweek van insecten voor het diervoederprobleem. We kunnen ook gewoon kiezen voor de consumptie van minder dierlijke eiwitten. Dan zijn we allemaal beter af.
Mevrouw Lodders (VVD): Als het aan mevrouw Ouwehand ligt, gaan we terug naar het tijdperk van Ot en Sien: iedereen een koe of een varken in de achtertuin en daar halen wij onze vleesconsumptie vandaan. Er wordt een steeds groter beroep op de land- en tuinbouwsector gedaan om duurzamer te zijn. Dat betekent dat bedrijven moeten innoveren en dat er nieuwe mogelijkheden moeten worden ontwikkeld. De weg van de insecten is volgens ons een nieuwe mogelijkheid, een nieuwe richting. Waarom wordt ook die deur dichtgegooid door de PvdD?
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Omdat er een fundamentele wijziging nodig is in onze landbouw willen wij in de toekomst mensen op een duurzame manier kunnen blijven voeden, ook als de wereldbevolking blijft groeien. De PvdD gaat daarbij af op de analyses van onafhankelijke rapporteurs, zoals de eerdergenoemde mensenrechtenrapporteur van de VN. Hij kijkt niet vanuit zijn eigen achtergrond naar de landbouw. Bij hem is geen sprake van welke belangenverstrengeling dan ook. Hij heeft gewoon serieus gekeken naar wat er nodig is. Als je zijn analyses leest, kun je concluderen dat er een omschakeling nodig is, een radicale koerswijziging, waarbij het aanpakken van de consumptie van dierlijke eiwitten en de overconsumptie in het rijke westen de eerste stap zou zijn. Ik heb het donkerbruine vermoeden dat de Staatssecretaris, die nog met een voedselvisie gaat komen, de kool en de geit wil sparen: verder intensiveren met de vleesproductie, wat we al in haar brief hebben kunnen lezen, en tegelijkertijd een beetje in de marge zeggen dat we misschien wat minder vlees moeten eten. Dat is echter niet genoeg. We moeten een keus maken. Een radicale koerswijziging is het wel het minste dat wij nodig hebben.
Mevrouw Lodders (VVD): Ik constateer dat de VVD-fractie en de fractie van de PvdD een fundamenteel meningsverschil hebben. Dat is overigens niet nieuw, maar ik herhaal dat mevrouw Ouwehand iedere deur dichtgooit voor vernieuwing en ontwikkeling van producten. Vindt zij ook niet dat je moet beginnen bij de vleesconsumptie, dus bij de mensen zelf, en niet bij de ondernemers, de boeren die met veel passie en enthousiasme hun werk doen?
Mevrouw Ouwehand (PvdD): De overheid, en wij hier, zijn als het ware uitgevonden om ervoor te zorgen dat mensen nu en in de toekomst in vrijheid een redelijke manier van leven kunnen opbouwen. De VVD is daar altijd voor. Als je die kaders niet bewaakt, als je niet zorgt voor een gezonde leefomgeving, ook voor je kinderen straks, verzaak je je taak als overheid. Zo zitten wij erin. De VVD zou zich dat kunnen aantrekken als men een beetje beter zou kijken naar de omstandigheden waaronder onze door de VVD veelgeprezen boeren werken – eigenlijk gaat het over industriële fabrieken – en als men daar kritischer op zou zijn en er sterkere kaders voor zou stellen. Een en ander mag echter niet betekenen dat voor toekomstige generaties onherstelbare schade wordt aangericht. Deze discussie is inderdaad niet nieuw, maar in de richting van de VVD is die aan dovemansoren gericht.
Ik ben benieuwd naar de voedselvisie van de Staatssecretaris en naar haar inzet op de insectenkweek. In de stukken staat iets te lezen over hoe dit zich gaat verhouden tot de meer fundamentele keuze die wij van de Staatssecretaris verwachten.
Dan de octrooien. We hebben vragen gesteld over de octrooien voor Syngenta als het gaat om peperplanten via klassieke veredeling. Die vragen zijn beantwoord, maar we zijn niet tevreden over de beantwoording. Er kunnen geen octrooien worden afgegeven voor plantenrassen, maar wel op planten. Dat is raar. Mij lijkt dat zeer onwenselijk. Ik ben benieuwd of de Staatssecretaris dat met ons eens is. In de antwoorden zie ik dat zij er nog niet zo veel over wil zeggen. De Staatssecretaris wil het rapport van de EU over ontwikkelingen met betrekking tot het octrooirecht bij bio en gentechnologie aangrijpen om haar standpunt over eventuele wijzigingen van de biooctrooirichtlijn kenbaar te maken. Bij het octrooirecht voor de peperplanten van Syngenta ging het juist niet om een plant die via bio of gentechnologie is gemaakt, maar om een plant die klassiek veredeld is. Als die ook kunnen worden gepatenteerd, maakt de PvdD zich grote zorgen, want dit is een bedreiging voor onze voedselzekerheid. Erkent de Staatssecretaris dit en is zij bereid om dit aan te kaarten in Brussel?
De voorzitter: Dank. Dit was de eerste termijn van de Kamer. Wij schorsen nu even, zodat de Staatssecretaris haar antwoord kan voorbereiden.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter: We gaan weer verder. Het woord is aan de Staatssecretaris. Zij zal de beantwoording indelen in een aantal blokjes. De woordvoerders hebben één interruptie per blokje.
Staatssecretaris Dijksma: Voorzitter. Ik dank de leden voor hun inbreng. Ik heb een aantal thema's: biotechnologie, de stand van zaken rondom de onderhandelingen over het gemeenschappelijk landbouwbeleid, het gemeenschappelijk visserijbeleid, dan dierziekten en ten slotte een aantal overige onderwerpen.
Eerst de biotechnologie. De heer Van Gerven sprak over een onderzoek met betrekking tot een gentech. Bij varkens zou sprake zijn van maagontstekingen en een aantal andere zaken. Ik zeg toe dat wij dat onderzoek gaan bestuderen en dat ik daarna zal bezien of het nodig is vervolgonderzoek te doen en zo ja, wie dat moet doen. Ik stel de Kamer daar vervolgens van op de hoogte.
De heer Van Gerven en mevrouw Ouwehand hebben gevraagd naar de uitgebreide kwekersvrijstelling. Ik ben daar niet geheimzinnig over, want in een vorig AO heb ik al gezegd dat er op korte termijn een brief naar de Kamer zou gaan. Daar staan twee zaken in. Er ligt een wetsvoorstel bij de Kamer over de beperkte veredelingsvrijstelling. Ik heb ervoor gekozen om door te gaan met dat wetsvoorstel, omdat dit winst op de korte termijn betekent. Daarmee kunnen we een korte klap maken. De vervolgvraag is: gaan we verder en zo ja, hoe? Ik heb mij voorgenomen te gaan werken aan een uitgebreide veredelingsvrijstelling, maar daaraan kleven nogal wat haken en ogen. Er is niet alleen Europees maar ook internationaal overleg nodig. Dat kan eventueel leiden tot het wijzigen van verdragen, dus dit is een kwestie van lange adem. Dat is echter wel de inzet. In de brief wordt daar ook op ingegaan. Ik stel de Kamer voor om het debat niet nu te voeren. Ik weet hoe de Kamer er in den brede over denkt. In het parlement bestaat er geen meningsverschil over. In het land overigens wel. In die zin wordt er verschillend over gedacht. De Kamer heeft de nota naar aanleiding van het verslag nog te goed. Daar doen wij een oplegbrief bij. Dat is een soort spoorboekje over wat wij van plan zijn. Dan begrijpt de Kamer waarom ik ervoor heb gekozen om door te gaan met het wetsvoorstel – dat kunnen wij nu al regelen – en hoe het staat met de agenda voor de lange termijn. Ik hoor graag of de Kamer dat wel of geen goed idee vindt. Het onderwerp staat niet voor vandaag op de agenda, maar het leek mij niet nodig om er geheimzinnig over te doen, want ik heb er een mening over, al wat langer dan vandaag; dat in de richting van de mensen die mij goed kennen.
Mevrouw Ouwehand heeft gevraagd hoe het zit met het octrooi op klassiek veredelbare planten. Die kwestie moet worden bekeken in het licht van de biotechrichtlijn. Daarin is een afbakening met het octrooi- en kwekersrecht aangebracht. Ondertussen staat de techniek niet stil. We moeten steeds kijken of die afbakening nog voldoet. Ik heb zojuist al aangegeven hoe ik voor de lange termijn verder wil, maar dat debat voer ik graag op een ander moment met de Kamer.
De heer Van Gerven (SP): Even over het octrooi dat is verleend door het Europees Octrooi Bureau. De Staatssecretaris heeft de route geschetst, maar vindt zij het niet onwenselijk dat dit octrooi is verleend?
Staatssecretaris Dijksma: Volgens mij is het niet verstandig om de discussie op die manier te voeren. We hebben nu regels. Die regels gelden. Er wordt gehandeld binnen de huidige regelgeving. De vraag is alleen of je het in de toekomst anders wilt regelen. Daar heb ik zojuist veel meer van geschetst dan de Kamer misschien had verwacht. Laten wij de discussie op basis van de brief en het wetsvoorstel verder voeren. Laten wij dat nu niet doen en marge van de Landbouwraad. Ik heb aangegeven dat ik met de Kamer wil toewerken naar een volledige kwekersvrijstelling. Dat geeft ook iets aan over hoe ik in deze discussie wil opereren.
De heer Van Gerven (SP): Ik concludeer dat de Staatssecretaris ook vindt dat de klassieke veredeling van in dit geval planten onwenselijk is, maar om strategische redenen wil zij dat nu niet uitspreken.
Staatssecretaris Dijksma: Volgens mij moet de heer Van Gerven helemaal niets concluderen dan dat de Kamer met mij een heel interessante discussie tegemoet gaat, waar bijna alle fracties in dit huis al jarenlang om vragen. Laten wij dat vaststellen. Sprekend over strategie lijkt het mij dat wij vooral moeten nadenken over hoe wij op dit pad effectief kunnen zijn, want het vraagt nogal wat. Dit vraagt ook om internationale doorbraken. Ik zie daar goede mogelijkheden voor. Ook de Duitse Minister van Landbouw heeft zich recentelijk vrij helder uitgelaten over dit domein. Ze zei ook dat een radijsje geen radio is, vrij vertaald. Ik zie de heer Geurts nu wat verward kijken, maar dat was een quote van de Duitse Minister. Met andere woorden, er is veel gaande op dit terrein. Laten wij ervoor zorgen dat wij de verstandige dingen doen.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ook ik meen te proeven dat de Staatssecretaris niet zegt: hoera voor die octrooien op planten die via klassieke veredeling tot stand zijn gekomen. Ik snap dat de Staatssecretaris aangeeft dat wij de discussie nog moeten voeren, maar schat de Staatssecretaris in dat zij op dit moment op geen enkele manier, ook niet in de wandelgangen door een collega aan te stoten en te vragen of deze zich ook zorgen maakt, duidelijk kan maken dat we een kans missen? Nu dit speelt, nu het octrooi is afgegeven, kan zij, als zij toch in Brussel is, niet tegen haar collega's zeggen dat we die kant niet op moeten en dat we dit moeten onthouden voor de discussie over de kwekersvrijstelling straks?
Staatssecretaris Dijksma: Het voordeel van Brussel is dat je soms in de wandelgangen dingen kunt zeggen, maar het is niet verstandig om daar ook in het openbaar over te spreken. Ik heb de Kamer zojuist een beeld geschetst van mijn inzet de komende jaren. Dat is echt een zaak van lange adem. Daarvoor geldt, en daarom ben ik zo scherp in de richting van de heer Van Gerven, dat je tijdens het spel de spelregels niet kunt veranderen, in ieder geval niet met terugwerkende kracht. Ik vind dat ook niet verstandig. Als hij het wel wil doen, en ik denk dat hij dat wil, moeten we de agenda opstellen en vaststellen. Die moet ook solide zijn, maar dat wordt nog lastig genoeg, want er is veel discussie over.
Ik kom bij het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Misschien is het goed eerst iets te zeggen over wat mevrouw Dikkers mij vroeg, namelijk wat ik verwacht van de komende dagen in Luxemburg. Ik heb zojuist al vastgesteld dat mijn humeur uitstekend is, maar dat zegt niet per se iets. Mijn humeur is meestal wel goed, maar los daarvan ben ik nog steeds optimistisch, omdat ik het idee heb dat de tijd wat dit betreft onze vriend kan zijn. De vraagstukken die nu voorliggen, niet alleen voor de Raad van Ministers, maar ook voor het Europees Parlement en de Commissie, veranderen niet op het moment dat we nog meer maanden de tijd nemen. Die vraagstukken vragen om compromisbereidheid en dat is een ingewikkeld proces, want de drie grootmachten, Europees Parlement, Commissie en Raad zullen op de een of andere manier naar elkaar toe moeten bewegen. Volgens mij bestaat er bij alle landbouwministers de bereidheid om eruit te komen, maar niet tegen elke prijs. Ik zal onze inzet op sommige punten nog helder maken, maar ook anderen moeten een stap zetten. Ik heb in de media gelezen dat er vanuit het Europees Parlement is gesuggereerd dat er van alle kanten zou worden bewogen, behalve door de Ministers, maar dat is niet mijn beeld, zeg ik voorzichtig. De heer Geurts gaf een interessante inleiding toen hij sprak over de toekomst en het perspectief voor de agrarische sector. Hij gaf ook een kwalificatie van de onderhandelingen die bij het MFK aan de orde waren. Dit is een chefsache. Dat weet de Kamer. Toen de chef, de premier, hierop werd aangesproken, legde de CDA-fractie heel veel nadruk op het feit dat hij er vooral voor moest zorgen dat de afdracht op peil bleef. In dat debat, waar de fractie van het CDA zich had kunnen roeren in de bewoordingen die de heer Geurts nu kiest, koos zijn fractie net voor een iets andere benadering. Dat geeft niks, want dat overkomt ons allemaal geregeld, maar het moet een keer worden gezegd. Daarna houden we er over op, maar daar vraagt de heer Geurts even om.
De heer Geurts (CDA): Voorzitter. Ik word rechtstreeks aangesproken, dus ik wil rechtstreeks antwoord geven. Als je één keer in een plenair debat over het MFK op dat punt geen opmerking maakt, betekent dat dus dat alle opmerkingen die in het verleden zijn gemaakt als het ware zijn vergeten. Ik vind het ondenkbaar dat je dit zo neerzet. Het CDA heeft de afgelopen maanden op diverse plekken heel duidelijk gemaakt, ook bij debatten waar de landbouwwoordvoerder niet het woord voert, maar de financieel woordvoerder, hoe wij hierin staan. Als je dat een keer niet aangeeft, krijg je deze opmerking direct terug. Ik vind dat niet netjes.
Staatssecretaris Dijksma: Vergeef mij. Het is niet mijn bedoeling om niet netjes te zijn, maar ik wil wel duidelijk zijn. De duidelijkheid gebiedt namelijk te zeggen dat er in Nederland, ook in het parlement, steun was voor de gedachte dat er moest worden gewerkt aan een afdrachtsverlaging. Je kunt in Brussel echter niet remmen en tegelijkertijd gas geven. Op het moment dat je kiest voor een inzet die politiek brede steun krijgt, in dit geval om over te gaan tot afdrachtsverlaging, worden landen die daarom vragen beloond met «minder brengen naar Brussel». De landen die dat niet als uitgangspunt nemen en die vinden dat de begroting omvangrijker moet worden – sommige zuidelijke lidstaten hadden het daarover – worden in het systeem vaak beloond met een hogere bijdrage. Die kruisbestuiving van pleiten voor minder geld geven aan Brussel, maar wel meer geld terugkrijgen, is er vaak gewoon niet. Dat is geen reële onderhandelingsoptie. Het is een kwestie van kiezen en er is een keus gemaakt. Ik begrijp de zorgen. Ik doe daar niets aan af, maar we moeten wel helder zijn. Het is niet mijn bedoeling om het debat over te doen, want dit is niet aan mij. Dat is een chefsache, maar als de chef wordt aangesproken, vind ik het mijn taak om aan te geven hoe dingen werken, maar de CDA-fractie zat er zelf bij. Ik houd er nu weer mee op.
De voorzitter: Dat vind ik ook prettig, want ik vond dit een erg lang antwoord. Dat gaan we niet elke keer doen, zeg ik er even streng bij.
Staatssecretaris Dijksma: Daar hebt u gelijk in. We gaan nu verder met de inhoud.
Ik kan de heer Geurts misschien nu weer wat blijer maken. Hij en anderen hebben gevraagd hoe ik aankijk tegen de afschaffing van de melkquota. Daar zijn wij voor en dat blijven wij ook. Dat hebben wij namelijk afgesproken. De sector rekent daar ook op en ook hiervoor geldt dat wij tijdens de rit de spelregels niet gaan veranderen. Ik vond de waarneming van de heer Dijkgraaf in die zin wel een goede. We zijn van mening dat het landbouwbeleid meer marktgericht moet worden. Dat betekent dat, als je naar minder subsidies wilt, je die markt wel een kans moet geven. Dan moet je niet de hele tijd proberen om daar toch invloed op uit te oefenen. In Nederland hebben we spelregels voor milieu, volksgezondheid en dierenwelzijn. Ik voer daar graag het debat over, maar als je naar minder subsidies wilt, kun je niet tegelijkertijd een soort planeconomie blijven organiseren voor de agrarische sector. Dat is geen logische redenering. Nederland is een wereldspeler, zeker op het terrein van de melkveehouderij. Ik ben daar trots op. Het zal mevrouw Ouwehand geen plezier doen dat ik dat zeg, maar ik zeg het wel. Er moet groei komen, maar geen ongebreidelde groei. Dat hebben we ook eerder gezegd. Dat vindt ook niet iedereen fijn om te horen, maar wij houden vast aan het loslaten van de quota. Het voorstel dat nu is gedaan, kwam de laatste maanden weer naar boven, om de markt te beïnvloeden. In mijn ogen heeft dat ten opzichte van wat er nu ligt echter geen toegevoegde waarde. Niemand weet wat er gebeurt als er in 2015 geen quota meer zijn, maar in het geval van een crisis kunnen we maatregelen organiseren op het terrein van interventie en particuliere opslag. Ik kan me overigens voorstellen dat niemand daarop zit te wachten. Dat lijkt mij echt een slechte zaak. Het is bedoeld als een vangnet voor heel ernstige situaties, dus zo kort als nodig is, zo min mogelijk en alleen maar als de markt zeer ernstig verstoord raakt. Ik vind deze maatregelen voldoende om, als het nodig mocht zijn, te kunnen ingrijpen. Ik heb mijn collega's gevraagd wat de toegevoegde waarde is van de interventie die is voorgesteld, want ik zie die niet. Ik vind het ook niet passen, als je op zoek bent naar een strategie waarbij je naar minder gekoppelde steun gaat, naar minder subsidies, om wel de markt te willen reguleren van bovenaf. Ik heb hiermee duidelijk aangegeven hoe wij erin zitten.
Dan de vergroening, een essentieel element van de hervorming. Er wordt al heel lang en heel intensief over onderhandeld. Er zullen nog knopen worden doorgehakt. Tijdens de onderhandelingen over het MFK is al besloten om 30% van het budget voor directe betaling te reserveren voor vergroening. Dat was ook een chefsache. Ik blijf mij inzetten voor een ambitieuze, maar uitvoerbare vergroening. Ik ben het ermee eens dat er ruimte moet zijn voor de toepassing van alternatieve ondernemersgerichte vergroeningsmaatregelen, bijvoorbeeld via duurzaamheidscertificaten of agrarisch natuurbeheer. Dat moet het equivalent zijn. Dat is voor mij een hoofdpunt in de onderhandelingen. De vraag is hoe wij het Europees Parlement tegemoet kunnen komen, want het Europees Parlement zegt dat het echte vergroening moet zijn. Daar ben ik het mee eens. Ik ben tegen greenwashing. Dat moeten wij niet doen. Ik zie mogelijkheden om tot een goede uitkomst te komen, maar het zal lastig worden. Het NAJK is ook genoemd. Wij zetten ons daar voor in, want volgens mij past dat bij de Nederlandse inzet.
Mevrouw Dikkers heeft gevraagd hoe we het agrarisch natuurbeheer complementair kunnen laten zijn aan wat er in het kader van de vergroening plaatsvindt. Wij kunnen de uitwerking pas bepalen op het moment dat er een akkoord ligt. Ik wil daar graag op ingaan op het moment dat die duidelijkheid er is. Ik ben het principieel met mevrouw Dikkers eens dat we dit maximaal moeten proberen te benutten. Dan kun je van een en een misschien drie maken.
De heer Geurts vraagt naar mijn inzet voor het Pop-budget. Wij zijn dat momenteel met de provincies aan het bepalen, de vier landsdelen dus. De ambitie is om het geld op het boerenerf terecht te laten komen. Al die verhalen over sjoelbakken en dat soort zaken willen we niet. We zijn het daarover eens. Ik was niet van plan om veel te zeggen over de eerste en de tweede pijler – al begrijp ik dat de Kamer dat jammer vindt – maar wij willen de middelen op het boerenerf terecht laten komen. Ik ben bekend met de motie die hierover is ingediend. Ik weet niet of de heer Van Gerven dat weet, maar er ligt een aangenomen Kameruitspraak op dit punt. Dat beperkt de speelruimte. Zo simpel is het. Dat weet de Kamer. Ik neem dit zeer serieus, maar ik heb mijzelf voorgenomen om er pas iets over te zeggen als het resultaat bekend is. Ik houd dat nog even vol.
De heer Geurts vraagt mij de uitvoering van het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid nauwlettend te controleren. Hij wil ook weten hoe periodiek de Kamer hierover wordt geïnformeerd. De uitvoering is heel belangrijk. Er komen implementatiekeuzen, maar dat is pas later. Ik neem mij voor om de Kamer per kwartaal te informeren. Ik hoop dat zij dat goed vindt, maar dat is aan de Kamer. Informatie per kwartaal lijkt mij het meest zinvol, want als je het vaker doet, gaan we herhalen. Maar wij moeten ook de tering naar de nering zetten en we zitten niet om werk verlegen.
Mevrouw Dikkers vraagt om hoeveel boeren het gaat bij de jonge-boerenregeling en hoe het geld wordt besteed. In 2011 is er geëvalueerd. De volgende evaluatie komt in 2015. Het gaat om gerichte steun bij bedrijfsovername in combinatie met investeringen in duurzame bedrijfsmiddelen. De regeling is zeer in trek bij jonge boeren. Ik kan niet precies aangeven hoeveel het er zijn. Dat is op dit moment overvragen. Ik kan wel zeggen dat iedereen de regeling goed weet te vinden. Ik wil er graag in Europa voor pleiten de regeling niet alleen in Nederland te verplichten, maar overal. Dat is onderwerp van onderhandeling, want niet iedereen is voor. Wij staan met de NAJK zij aan zij wat dat betreft. Ik ben op een persconferentie geweest met de commissaris. De EP'ers waren er ook, evenals de Ierse voorzitter, Simon Coveny. We hebben ons standpunt duidelijk gemaakt en we trekken samen op.
Dan de subsidiemiljonairs. De heer Van Gerven wil het subsidiebedrag voor grootontvangers aan een maximum binden. Ik wil dat ook. Ik pleit er ook voor om dit voor andere lidstaten te laten gelden, maar dan moet je aan het eind van de dag een meerderheid hebben. Dat is de inzet, maar ik weet niet zeker of het ook de uitkomst is. Zo werkt dat in een democratie.
Mevrouw Lodders vraagt of ik nog voor de zomer een melding kan doen waar het gaat om de nationale koppen. Mijn verzoek is of ik dat in het volgende verslag van de Landbouwraad mag doen. Dat is nog voor de zomer. Dat is het verslag van de bijeenkomst in Luxemburg.
Mevrouw Dikkers (PvdA): De Staatssecretaris zegt dat de nieuwe evaluatie in 2015 komt. Wij zouden nog graag de evaluatie van 2011 ontvangen, evenals de cijfers, of is ons dat al een keer toegestuurd?
Staatssecretaris Dijksma: Die evaluatie is al toegestuurd, hoor ik, waarschijnlijk ergens in 2012.
Mevrouw Dikkers (PvdA): Er is nog een vraag blijven liggen over de jonge-boerenregeling. In de brief wordt gesproken over een bedrag van 5,3 miljoen, maar ik lees dat in de begroting niet terug. Ik wil ook graag weten hoeveel boeren daarvan profiteren. Misschien is er nog een overzicht van 2010.
Staatssecretaris Dijksma: Daar kom ik in het verslag op terug, want ik kan nu niet aangeven hoeveel jonge boeren van deze prachtige regeling genieten.
De voorzitter: Wij leggen dat vast.
De heer Dijkgraaf (SGP): Ik heb nog een vraag gesteld over de producentenorganisaties.
Staatssecretaris Dijksma: Dat is een goed punt. Nederland heeft die kwestie zelf ingebracht in de onderhandelingen. De heer Dijkgraaf vroeg naar onze interpretatie. Ik kies voor de ruime benadering. Natuurlijk zijn er mededingingsregels, maar ook die worden op dit moment geëvalueerd. Daarnaast ben ik bezig met het uitvoeren van een motie, in de richting van de Autoriteit Consument & Markt. Er zijn al gesprekken gaande. Wij proberen te laten zien wat er maximaal kan binnen de huidige regelgeving. De nuance in de brief heeft betrekking op het feit dat prijsafspraken over een 100%-markt ingewikkeld zijn. Dan kom je direct in strijd met de mededingingsregelingen. Hoe meer ruimte wij kunnen pakken binnen de kaders die er zijn, hoe beter. Laten wij het zo afspreken.
De heer Dijkgraaf (SGP): Als ik de brief lees in die zin dat de Staatssecretaris de Europese Commissie volgt en niet het Parlement, is dat waarschijnlijk een te strakke interpretatie. De Staatssecretaris zoekt wel de maximale ruimte.
Staatssecretaris Dijksma: Zo is het.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): De Staatssecretaris zei nadrukkelijk dat zij trots is op de melkveehouderij. Ze keek mij daarbij aan en ze noemde mijn naam ook, in die zin dat ik dat wellicht niet zou waarderen. Ik ben vooral benieuwd of dat inhoudt dat de Staatssecretaris ook trots is op het feit dat koeien voor een groot deel niet meer buiten komen en dat de koe niet in staat wordt gesteld haar pasgeboren kalf te zogen, om de melkproductie op peil te houden. Kijk je naar de natuurlijke behoefte van het dier, dan is het een groot drama dat je koe en kalf scheidt, omdat wij de melk willen hebben.
Staatssecretaris Dijksma: Wat betreft de weidegang weet mevrouw Ouwehand dat er sprake is van heel veel initiatieven, ook in de sector, om flinke stappen te zetten. Die initiatieven ondersteun ik. We zullen het niet over alles eens zijn, want mevrouw Ouwehand maakt soms andere keuzen, en dat begrijp ik, maar als zodanig wil de sector op het terrein van verduurzaming grote stappen zetten. Op het terrein van dierenwelzijn begrijpt men heel goed dat weidegang niet alleen in het parlement, maar ook in de samenleving zeer op prijs wordt gesteld. Dat moet overigens ook letterlijk op prijs worden gesteld en dan komen wij weer uit bij het verdienmodel. Dat betekent namelijk nog wel wat. Dat moet de boer ook terugzien in de prijs voor de melk. Er worden dus allerlei initiatieven genomen. Ik weet niet of het met mijn optimistische aard te maken heeft, maar dat zou kunnen. Mevrouw Ouwehand spreekt over gemiste kansen als het gaat om de hervormingen, maar ik zie dat anders. Dat geldt ook hiervoor.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Mijn vraag was simpel. De Staatssecretaris zegt dat zij trots is op de sector. Zegt zij daarmee expliciet dat zij trots is op dat deel van de sector dat koeien niet meer toestaat om zelfs maar een uurtje per jaar buiten te lopen? Dat levert die dieren dus klauwproblemen op. Is de Staatssecretaris daar ook zo trots op?
Staatssecretaris Dijksma: Ik vind dit geen goede manier van debatteren. Mevrouw Ouwehand weet dat er op het terrein van dierenwelzijn door het kabinet allerlei stappen worden gezet, ook door de sector. Als je deze kwestie zo versimpelt, doe je geen recht aan de goede dingen die er ook gebeuren.
Mevrouw Lodders (VVD): De Staatssecretaris stelde mij een vraag over de koppen op het Europees beleid. Ik heb een toezegging gehad naar aanleiding van de begrotingsbehandeling. Het mag in een afzonderlijke brief, maar ik wil die wel graag voor de zomer hebben.
De Staatssecretaris sprak over de verschuiving tussen de eerste en de tweede pijler. De koppeling met de vergroening trek ik er ook even bij. De Staatssecretaris wil daar echter pas over in debat naar aanleiding van het finale plan, maar heeft de Kamer dan nog de gelegenheid om daar iets van te vinden?
Staatssecretaris Dijksma: De verschuiving van de pijler is een mogelijkheid, maar geen verplichting. Dat zijn keuzen die nationale lidstaten maken. Daar zit de Kamer uiteraard bij. Ik vind ook dat de Kamer daar bij moet zitten, omdat dit een uitwerking betreft die wij niet alleen met de sector bediscussiëren, maar ook met de Kamer. Ik weet ook dat de Kamer er in meerderheid al iets van vindt. Zo wil ik het doen, maar laat mij eerst even afwachten hoe het totale plaatje er uitziet. Vervolgens ga ik er met mensen over in gesprek en dan kom ik met een voorstel naar de Kamer. Daar kan zij zich dan over uitspreken. Laten wij het zo afspreken.
Mevrouw Lodders (VVD): Natuurlijk moet het complete beeld er liggen voordat je er inhoudelijk een goed debat over kunt voeren. Ik wil echter nog wel aan de knoppen kunnen zitten. In dat kader kom ik terug op de maximale subsidie van de heer Van Gerven. De Staatssecretaris gaat dit bepleiten in Brussel. Ook daar willen wij als nationaal parlement nog iets van vinden in het kader van een eerlijk speelveld. Hoe gaan wij daar in Nederland mee om als het geen Europese maatregel is?
Staatssecretaris Dijksma: Ook daar kan de Kamer nog iets van vinden, maar zij heeft in meerderheid ook al iets gevonden van de verschuiving van de eerste naar de tweede pijler. Dat moeten wij bij beide onderwerpen in acht nemen, maar de Kamer zit aan de knoppen bij het maken van een keus door de lidstaten, tenzij er een gelijk speelveld komt vanwege een verplichting aan alle lidstaten wat betreft een maximum aan de subsidiebijdrage. Dan is het geen Nederlandse keuze meer. Dan gaan wij het zeker doen.
De heer Geurts (CDA): Ik merk dat de Staatssecretaris de discussie over de eerste en tweede pijler eigenlijk niet wil voeren. Ik begrijp dat in zekere zin wel. Mevrouw Lodders gaf dat ook al aan. De Staatssecretaris merkt als reactie op dat we allemaal nog aan de knoppen mogen zitten. Volgens mij wordt het heel druk voor in de bus als elke partij aan de knoppen wil zitten. Ik maak me een beetje zorgen over het feit dat de VVD nadrukkelijk aangeeft dat dat men betrokken wil zijn bij het beleid terwijl die partij in de coalitie zit.
Staatssecretaris Dijksma: Dat is dualistische samenwerking.
De voorzitter: Iedereen moet wat vlotter zijn, want anders is er geen ruimte voor een tweede termijn.
De heer Geurts (CDA): Nog kort twee dingen. Polen is voornemens om geld van de tweede naar de eerste pijler over te hevelen. Daar moet de Staatssecretaris naar kijken. De Staatssecretaris stelde een kwartaalrapportage voor met informatie over de implementatie. Daar gaan wij mee akkoord.
Staatssecretaris Dijksma: Ik stel vast dat de heer Geurts begrijpt dat ik er nu niet te veel over wil zeggen. En dat is zo. Ik moest kort zijn.
De heer Van Gerven (SP): De Staatssecretaris zei iets over 30% van het budget voor vergroeningsmaatregelen. Kan zij dat nog even schetsen in relatie tot mijn voorstel om 15% van de eerste naar de tweede pijler over te hevelen? Hoe zit dat precies? Vindt de Staatssecretaris het goed dat, als wij het melkquotum los laten, dit leidt tot een groei van 10% tot 20%?
De voorzitter: Het staat de Staatssecretaris vrij om niet te antwoorden op de tweede vraag, want we zouden één vraag stellen. Ik wil iedereen dezelfde mogelijkheden bieden.
Staatssecretaris Dijksma: Volgens mij doet de heer Van Gerven het vrij uitgebreide debat van zojuist over, net alsof dat niet heeft plaatsgevonden. Hij weet toch wel beter dan dat?
De heer Van Gerven (SP): Ik constateer dat de Staatssecretaris geen antwoord wil geven. Dat staat haar vrij, maar dan kondig ik alvast aan dat ik hierover een motie ga indienen. De Staatssecretaris gaat ook niet in op de mogelijkheid van een ongebreidelde groei als je het melkquotum loslaat. Voor die discussie zitten wij hier.
Staatssecretaris Dijksma: Nu even fair. Ik heb uitgebreid antwoord gegeven op de verschuiving van de eerste naar de tweede pijler. Ik heb aangegeven dat het mij niet verstandig lijkt om daar nu al het ultieme debat over te voeren. Als de heer Van Gerven daarover een motie wil indienen die contrair is aan de al aangenomen motie, wens ik hem heel veel succes, maar daar helpt hij zichzelf niet mee. Wij weten allebei wat daarvan de uitkomst is.
Ik ben ook ingegaan op de kwestie van de melkquota en de groei. Ik heb gezegd dat er in dit land op het terrein van milieu en welzijn en straks op het terrein van volksgezondheid altijd mogelijkheden zijn om te bezien of een en ander nog wel past, maar dat doen wij niet via de lijn van de quota. Dat is ook al lang bekend. Wij gaan dat debat voor een deel nog voeren. De heer Van Gerven heeft recent kunnen lezen hoe wij daarnaar kijken. Ik vind het een beetje unfair om te doen alsof er niets over is gezegd.
De voorzitter: Ik had al aangegeven dat de leden maar één vraag per interruptie mochten stellen. We komen bij het een na laatste blokje.
Staatssecretaris Dijksma: Het een na laatste blokje gaat over visserij en de hervorming. Voor de mensen die ermee moeten gaan werken, is dit een hele tour. Je kunt zeggen dat het niet zo'n belangrijke hervorming is, maar als je die moet uitvoeren, denk je er wel anders over. Ik heb dit ook op die manier op mijn netvlies. Het wordt knap ingewikkeld, maar het moet gebeuren. Hoe kunnen we dat met elkaar, overheid en sector, zo goed mogelijk doen? Het kan met behulp van het nieuwe Visserijfonds. De omvang daarvan is echter nog niet bekend. We willen heel graag naar innovatie en verduurzaming, als leidraad binnen het fonds. Dat is een belangrijke keuze, maar we nemen pas een besluit als duidelijk is hoeveel geld er beschikbaar is.
De introductie van de aanlandplicht heeft een grote impact op de bedrijfsvoering van de sector. Ik heb er recent ook over gesproken met mensen uit de sector. Mijn oproep aan hen was, hoe moeilijk ze het ook vonden – dat zullen ze ook blijven vinden, maar dat respecteer ik en dat heb ik ook gezegd – om samen naar oplossingen te kijken. Ik heb 3 miljoen beschikbaar gesteld voor pilots die behulpzaam zijn bij het invoeren van de aanlandplicht in Nederland. Dat geeft mij ook de mogelijkheid om in Brussel bij de Commissie te laten zien wat wel en wat niet werkt. Dat maakt onze positie steviger.
Divers leden hebben gevraagd naar de pulskor. Daar willen wij heel graag mee verder, maar er moet wel een besluit worden genomen. Zodra dat het geval is, kunnen wij verder. Het ligt niet aan onze inzet. Die is erop gericht om de kwestie vrij te geven. Ik zeg dat ook altijd. Ik eindig mijn bijdrage in Brussel altijd met de opmerking:... en overigens wil ik graag een pleidooi houden voor de pulskor. Die inzet is dus belangrijk, maar ik kan geen ijzer met handen breken. Ik vraag de Kamer wat dat betreft om begrip.
De heer Dijkgraaf vroeg me de Kamer regelmatig te informeren over hoe het verder gaat met het in werking laten treden van de aanlandingsplicht. Ik wil dat heel graag in een kwartaalrapportage doen. Ik zal dan expliciet ingaan op hoe het daarmee precies is gesteld. Wanneer wetenschappelijk is aangetoond dat bepaalde vissoorten een hoge overlevingskans hebben, bestaat de mogelijkheid om daar een uitzondering voor te krijgen, maar ik moet wel een winstwaarschuwing geven. De huidige stand van de wetenschap laat echter weinig ruimte voor hoop wat dit betreft.
Mevrouw Dikkers vroeg naar de onderhandelingen met Marokko. Het is heel stil op dat terrein. De laatste onderhandelingsronde was in februari. Er is op dit moment nog geen nieuwe onderhandelingsronde gepland. Zodra die wordt opgestart, wordt de Kamer daarover geïnformeerd.
Hoe zit het met Mauritanië? De Visserijcommissie van het EP heeft een heel duidelijk signaal afgegeven. Zij stelt dat er niet verder met Mauritanië moet worden onderhandeld over een aanpassing van het huidige protocol. Op dit moment beraadt de Europese Commissie zich op het rapport. Begin oktober wordt er in het Europees Parlement gestemd. Ik heb gevraagd of de technische voorwaarden kunnen worden aangepast, zodat het protocol economisch aantrekkelijker wordt zonder de verduurzaming uit het oog te verliezen, maar dat wordt heel lastig. Op dat punt wordt geen vooruitgang geboekt. Wij wachten nu op een reactie van de Commissie. Het protocol heeft een looptijd van twee jaar, dus normaal gesproken zou er tijdens de zomer weer verder worden onderhandeld. Het kan echter zijn dat dit niet gaat gebeuren, want er gaat ook veel geld in zitten. Dat geld wordt dan niet bepaald effectief ingezet. Feit is wel dat, als er geen akkoord komt, individuele landen buiten de EU misschien zelfstandig met Mauritanië aan de slag gaan, maar dan onder heel andere voorwaarden dan die van de EU. Iedereen die denkt dat we de vissen voor de Mauritaanse kust een dienst bewijzen door geen akkoord te sluiten, vergist zicht, want dan gaan anderen er wellicht mee aan de haal. Dat mag je niet uitsluiten. Mevrouw Dikkers vroeg of er sprake is van overbevissing en of een en ander daarom wellicht niet interessant meer is. In het oude protocol lag de grens bij 12 mijl. Daarbuiten mocht men vissen. Met de Sardinella gaat het inderdaad slechter. Daarom is de grens opgeschoven naar 20 mijl. Ruw gezegd vindt de Nederlandse sector het economisch niet meer interessant, want buiten de 20 mijl zit niet zo veel vis meer. Een aantal EU-vaartuigen vist er overigens nog wel. Eén Nederlandse reder overweegt dat. Dat is de stand van zaken.
De heer Dijkgraaf (SGP): Het gaat mij een beetje om de inzet van de Staatssecretaris bij de aanlandplicht. Je kunt het altijd van twee kanten aanvliegen. Je kunt zeggen dat het lastig is, dat de sector aan de gang moet en dat wij dan iets helpen. Je kunt echter ook op zoek gaan naar een traject waarbij maximaal wordt ingezet op een zo goed mogelijke invoering. Het gaat erom aan welke kant van de boot je gaat hangen. Ik wil iets meer proeven van de inzet van de Staatssecretaris bij het benutten van de maximale rek en ruimte in de regelgeving.
Staatssecretaris Dijksma: Ik wil dat wel, maar het moeten geen onredelijke vragen zijn. Dat is het ingewikkelde. De achterban van de vissers heeft de overtuiging dat de aanlandplicht niet goed is. Het is mijn taak om uit te leggen dat dit Europees gezien geen reële uitgangspositie is, want de plicht is inmiddels een feit, al voordat ik aantrad. De kwestie speelt al jaren, lang voordat dit kabinet aantrad. Voor een deel was het ook nodig. Het is belangrijk om dat op te merken, want je moet altijd een afweging maken tussen het vriendelijk zijn voor de vis of voor de vissers. Het mooiste is als die twee zaken samenvallen, maar dat kan niet altijd. Binnen dit gegeven ben ik bereid – dat heb ik ook uitgesproken in de richting van de mensen – om samen te kijken hoe wij dit voor Nederland zo goed mogelijk kunnen doen. In het verleden hebben wij laten zien, door onze grote innovatiekracht, dat wij ingewikkelde problemen altijd goed te boven zijn gekomen. Mensen vragen soms echter dingen die ik inschat als niet reëel. Daar ben ik heel open en eerlijk over. Dat hoort men niet altijd graag, maar het hoort erbij als je elkaar serieus neemt.
De heer Dijkgraaf (SGP): De aanlandplicht moet hier worden ingevoerd, al waren velen daar niet voor, wij eigenlijk ook niet, want het is een gepasseerd station. Het gaat dus gebeuren, maar het moet niet verzanden in een strijd die een goede implementatie belemmert. De Staatssecretaris heeft dat volgens mij wel door. Ik ga ervan uit dat zij er maximaal op wil inzetten dat het goed komt met de implementatie.
De voorzitter: Conclusies kunt u in tweede termijn trekken.
Staatssecretaris Dijksma: Ik ben het daarmee eens, maar het geldt voor beide kanten. We moeten ons samen inzetten voor de implementatie. Men moet niet de suggestie blijven wekken dat het misschien nog overgaat, want dan kun je je energie niet op de implementatie richten.
Ik kom bij de laatste twee blokjes.
Eerst de vragen over het preventief vaccineren. Ik ben daar voorstander van. Meer prikken en minder ruimen. Onder druk van Nederland worden de mogelijkheden hiertoe steeds meer in de Europese regelgeving opgenomen. Wij zetten daar maximale druk op. We hebben goede afspraken over de dierziektebestrijding en de kosten ervan, ook binnen de EU en in het kader van het Diergezondheidsfonds. De afzet van vlees is inderdaad een verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven. De vervolgschade als gevolg van dierziekte is een ondernemersrisico. Dat klinkt hard, maar zo duidelijk moet ik zijn. Als wij daarin verder gaan, hebben we in deze tijden een groot probleem, los van het principiële vraagstuk.
Dan de vogelgriep. Ik heb de Kamer drie toezeggingen gedaan. Mevrouw Lodders vroeg naar de laatste stand van zaken. Ik heb de Kamer de mogelijkheid geboden van overkapping zonder statusverlies van de bioeieren in de EU. Dat is geregeld met de Commissie. We hebben ook beloofd dat we met de Russen aan de slag zouden gaan om een beperking van het exportgebied te bewerkstelligen. Daar wordt een complete provincie gesloten als ergens vogelgriep is vastgesteld. Ik heb nieuws wat dit betreft en dat verheugt mij zeer. Rusland heeft ingestemd met een beperking tot de gemeentegrens. Het is dus niet meer de provinciegrens. De Kamer krijgt dat allemaal nog op papier, maar ik kan het al wel meedelen. Ik heb de Kamer ook beloofd om voor de zomer met een subsidieregeling te komen voor de verduurzaming van de uitloop. Die komt eraan. Daarmee heb ik die belofte gestand gedaan.
Mevrouw Lodders en de heer Dijkgraaf hebben gesproken over de pootgoedrichtlijn. Wij moeten een wat kritische koers varen, want wij willen de kwaliteit van het Nederlandse pootgoed op een hoog niveau houden. Momenteel mogen we nationaal nog strengere eisen stellen, maar het is niet zeker dat dit over enkele jaren vanwege de nieuwe verordening teeltmateriaal ook nog mag. De Nederlandse inzet is om onze concurrentiepositie te behouden – dat is heel belangrijk – en onze eigen nationale kwaliteitseisen te mogen stellen. We zijn in de brief al ingegaan op de diverse voorstellen. Die kwamen opeens uit de koker omhoog, maar wij waren daar niet blij mee. Dat hebben we luid en duidelijk kenbaar gemaakt. Dat blijven we ook doen.
Mevrouw Ouwehand heeft rapporteur Olivier de Schutter aangehaald. Het departement kende hem wel, maar ik niet. Dat lag aan mij. Daar mag zij mij boos over aan kijken als zij dat wil. In het regeerakkoord hebben wij een duidelijke lijn gekozen door de commissie-Van Doorn te volgen. Wij kiezen in Nederland niet voor de inzet om alle agrariërs biologische boeren te laten worden. Er zal in Nederland altijd intensieve veehouderij zijn. De vraag is hoe wij de randvoorwaarden voor de samenleving en de boeren zodanig organiseren dat dit een kans van slagen heeft. Dat is een politieke afweging. Ik ga die discussie graag met de Kamer aan, maar het lijkt mij niet dat wij dat vandaag moeten doen. De Kamer heeft er een brief over gekregen. Die is ongetwijfeld voer voor discussie. Laten we die discussie vooral voeren, want dat lijkt mij heel goed.
Voor de zomer komt er een nota over duurzame voedselproductie. De problematiek van de insecten en eiwitten wordt daarin meegenomen.
Mevrouw Lodders vraagt of insecten niet op de positieflijst moeten. Ik heb de Kamer een positieflijst gestuurd, gericht op zoogdieren. Die is vanochtend op de mat geploft. Dat is heel wat, want daar is 20 jaar discussie aan voorafgegaan. We tellen onze zegeningen wat dat betreft. In dit geval gaat het om de productielijst van te houden dieren. Ik kom daar in de duurzame-productienota op terug, want ik kan dat nu niet goed beantwoorden.
De voorzitter: De interrupties naar aanleiding van de laatste twee blokjes van de Staatssecretaris nemen wij mee in de tweede termijn. Elke woordvoerder heeft daar twee minuten voor.
De heer Van Gerven (SP): De Staatssecretaris komt nog terug op het Australische onderzoek met gentech-soja. Dank daarvoor, maar misschien kan zij ook nog een termijn noemen. Dan die neoliberale koers van de Staatssecretaris bij het loslaten van het melkquotum. Als je het risico loopt op een groei van 10 tot 20% van de melkproductie – dat is de verwachting en de melksector bereidt zich daar met alle geweld op voor, kunnen we lezen – terwijl anderzijds kan worden geconstateerd dat we de dieren overvragen als het gaat om de melkproductie, dat we het milieu overvragen en dat we Nederland als klein land overvragen, omdat wij niet voor de gehele wereld kunnen produceren, en dat dit niet goed is voor een eerlijke prijsontwikkeling, is een pas op de plaats dan niet verstandig? Is het niet beter om toch regulerend op te treden? Ik kan mij niet voorstellen dat de Staatssecretaris een blind geloof heeft in de markt, in die zin dat het allemaal goed komt. Kijk naar de suikerquotering. Daar wordt een wat andere koers gevaren. Ik heb een VAO aangekondigd, maar dat kan nog steeds worden voorkomen als de Staatssecretaris het idee van het Europees Parlement overneemt om in crisissituaties het verminderen van de productie met 5% te honoreren.
De heer Geurts (CDA): Ik dank de Staatssecretaris voor de beantwoording. Ze was zoals altijd duidelijk en helder. Wat de toekomst brengt moeten we afwachten. Ik blijf aandacht vragen voor de gevolgen van het vaccineren van dieren tijdens een dierziekte. Er wordt vaak gesproken over gevaccineerd vlees. Nee, het is vlees van gevaccineerde dieren. Ik hoop dat de Staatssecretaris dat blijft uitdragen, want dat is de werkelijkheid. De Staatssecretaris stelde dat gevolgschade voor de ondernemers is. Daar zit de kern van het probleem. Ik maak mij daar grote zorgen over. Ik wil er later nog een debat over met de Staatssecretaris, maar ik adviseer haar om er in de wandelgangen van het Brusselse of het Luxemburgse een keer over te spreken met haar Deense collega, want die heeft een heel andere werkwijze. Misschien kunnen wij in Nederland iets van Denemarken leren. De Staatssecretaris sprak over een chefsache, toplevel-issues noemen ze dat in het Engels. Ik ben blij met de mededeling van de Staatssecretaris dat tijdens een vogelgriepuitbraak, een laag-pathogene neem ik aan, voortaan de gemeentegrens gaat gelden voor producten.
Dan nog een kwestie waarvoor de Staatssecretaris, denk ik, naar de Minister van Binnenlandse Zaken moet. Er is op dit moment sprake van gedwongen fusies van gemeenten. Dat betekent dat hun gebied groter wordt. Ik roep de Staatssecretaris op, in het kader van een chefsache, om de gebieden in deze situatie niet te groot te laten worden.
Voorzitter: Van Gerven
Mevrouw Lodders (VVD): Ik dank de Staatssecretaris voor de beantwoording.
Ik begin met een interruptie die ik op het laatste blokje van de Staatssecretaris had willen plegen. Wat betreft de insecten en de positieflijst doel ik op de productiedierenlijst. Ik vind het prima dat de Staatssecretaris met een reactie komt in het kader van de voedselnota. Is het mogelijk de Kamer aanvullende informatie te sturen over de productiedieren en die lijst? Ik dank de Staatssecretaris voor de terugkoppeling over vogelgriep. Voor de getroffen ondernemers in die gebieden is dat zeer goed nieuws. Ik hoop dat het met terugwerkende kracht gebeurt, maar misschien overvraag ik de Staatssecretaris daarmee. Het lijkt mij in ieder geval goed dat er duidelijkheid is, niet alleen voor de ondernemers, al is dat primair, maar ook voor de BV Nederland. Dat is top. Zeer veel dank aan een ieder die daaraan een bijdrage heeft geleverd.
De overkapping in Europees verband is ook geregeld, zegt de Staatssecretaris. Ik hoop dat daarover duidelijk wordt gecommuniceerd in de richting van het veld, zodat ondernemers kunnen gaan investeren in gedachtegoedontwikkeling over vogelgriep. Het finale oordeel over het gemeenschappelijk landbouwbeleid zie ik graag tegemoet. Dank voor de kritische koers wat betreft de pootgoedrichtlijn, maar ik krijg nog graag een reactie van de Staatssecretaris over het op ambtelijk niveau oplaten van een proefballonnetje in Europa. Of het nu gaat om pootgoedtelers, restauranthouders met hun olijfolieflesjes of andere sectoren, het zorgt voor onrust en dat is in deze tijd niet nodig. Wellicht kan de Staatssecretaris een beroep op onze Europese mensen doen om zich gedeisd te houden.
Voorzitter: Hamer
De heer Dijkgraaf (SGP): Dank voor de beantwoording door de Staatssecretaris. In de brief over de producentenorganisaties staat letterlijk: «De inzet van het kabinet is dat het markt- en prijsbeleid beperkt moet blijven tot een vangnet in crisissituaties.» Ik snap waar dat vandaan komt. «Het kabinet is voorts voorstander van het versterken van de positie van de primaire producent» – dat is breder dan alleen de crisissituatie – «en steunt de Europese Commissie.» Ik denk dan gelijk: en dus niet het Parlement. Dat is waarschijnlijk niet wat in de brief is bedoeld. Ik ga daar geen detailvragen over stellen, want wij hebben zojuist een goede discussie gehad over de inhoud. Wij hebben het brede marktdenken bediscussieerd, in die zin dat er sprake moet zijn van een goede prijs en dat daarvoor maatregelen moeten worden genomen, maar ik wil dat wel graag wat sterker in de brieven terugzien. Ik constateer dat wij dit soort discussies regelmatig met elkaar hebben, maar dan zijn wij het meer eens dan uit de brieven blijkt. Dat is jammer.
Dan de aanlandplicht. In mijn inbreng heb ik geconstateerd dat de werkgroepen veel vragen hebben, maar niet altijd direct de antwoorden daarop. Dat kan ook niet, want het is ingewikkeld en het kost tijd, maar vindt de Staatssecretaris dat dit proces goed loopt, dat wij geen extra dingen hoeven te doen, en dat het er nu eenmaal bij hoort dat het moeizaam gaat, of is er toch meer politieke duiding nodig om het proces sneller en beter te laten verlopen?
Mevrouw Dikkers (PvdA): Voorzitter. Ik dank de Staatssecretaris voor de beantwoording. Het was een helder verhaal. Er zijn nog vragen blijven liggen over de vaccinatie en de rol van de dierenarts die ook als apotheker blijft fungeren, wat ik een verkeerde prikkel vind. De Staatssecretaris stelde ook dat zij het combineren van de gelden voor natuurbeheer en vergroening optimaal wil benutten. Zijn er in Europa belemmeringen om dat te doen? Zo ja, welke? De Staatssecretaris gaat haar best doen, maar ik proefde een beetje dat zij zich afvraagt of dat gaat lukken. Ik vraag me dus af of Brussel dat tegenhoudt.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): We gaan de discussie op andere momenten voeren, maar ik vond het tekenend om de Staatssecretaris te horen zeggen dat er in Nederland altijd intensieve veehouderij zal zijn, dat die er eigenlijk bij hoort en dat het kabinet dat prima vindt. Als je ambities hebt voor dier, natuur en milieu en voor het veiligstellen van de voedselzekerheid op lange termijn moet je dat soort uitspraken niet doen. Maar ik ben de Staatssecretaris in het kabinet-Rutte II niet. Wij komen er nog op terug.
Ik twijfel nog een beetje over de octrooien. Het hangt af van de beantwoording van de vragen van de heer Van Gerven of ik er wel of niet een motie over ga indienen. Ik snap wat de Staatssecretaris heeft gezegd. Ik volg die lijn, maar misschien is het goed om er als Kamer nog een uitspraak over te vragen, wetend dat we niet veel verschillen met de inzet van de Staatssecretaris. Ik heb het gevoel dat wij dit moment als parlement moeten markeren. Misschien moeten we duidelijk maken dat wij ons zorgen maken, maar ik twijfel er nog over. Afhankelijk van het al of niet doorgaan van het VAO wil ik een motie indienen.
De voorzitter: De Staatssecretaris kan direct antwoorden.
Staatssecretaris Dijksma: Ik begin met het laatste punt. Ik reageer nu niet inhoudelijk, want dat doe ik later, maar het VAO gaat vermoedelijk door als ik de heer Van Gerven hoor. Hij stelt dat, als ik geen toezegging doe, hij een VAO aanvraagt. Ik ga die toezegging echter niet geven. Ik ga niet toezeggen dat er een extra instrument komt na het loslaten van de quota, bovenop de instrumenten die al in het voorstel zitten. Mijn stelling is dat dit geen toegevoegde waarde heeft. Ik ben er niet voor om dat allemaal te laten gebeuren. Ik vind dat ook geen eerlijke weergave van wat er in de voorstellen zit. Ik heb een aantal zaken genoemd, tot en met de opslag van melk om de markt, indien dat echt noodzakelijk is, in een crisissituatie te kunnen reguleren. Die voorstellen maken deel uit van wat nu voorligt. Daarnaast hebben wij in Nederland, maar die discussie voeren wij ook nog een keer, ook onze randvoorwaarden voor groei. Ik heb het dan over milieunormen, dierenwelzijnsnormen, en volksgezondheidsnormen. Wat de heer Van Gerven van mij vraagt, kan ik niet leveren. Daar speel ik geen verstoppertje over. Wat nu voorligt, biedt naar mijn mening de garantie dat wij kunnen ingrijpen. Als het echt nodig is, moeten wij dat ook doen. Misschien dat deze reactie de heer Van Gerven nog op andere gedachten kan brengen. Ik sluit dat nooit uit.
De heer Geurts heeft grote zorgen over de gevolgen van het eventueel vaccineren. Hij heeft volstrekt gelijk met zijn woordkeus. Het gaat inderdaad om vlees van gevaccineerde dieren. Ik wil mijn Deense college vragen hoe zij het doet, maar als je kijkt naar wat wij nu al doen bij de bestrijding van een dierziekte, ook gelet op de kosten die de overheid voor haar rekening neemt, zit je op een gegeven moment aan de grens van wat je redelijkerwijs kunt doen, ook in relatie tot andere sectoren waar soms ook sprake is van schade die helemaal niet door de overheid wordt bestreden. Daar gebeurt gewoon nul. Dat moet het departement van Economische Zaken ook in brede zin bekijken. Het is niet altijd leuk, maar wel eerlijk. Ik hoopte, als het gaat om wat wij met de Russen hebben afgesproken, dat de heer Geurts het fijn zou vinden dat dit zo goed is geregeld.
De heer Geurts (CDA): Dat doe ik ook.
Staatssecretaris Dijksma: Maar het eerste wat de heer Geurts doet, is mij aansporen om aan de slag te gaan met de fusies van gemeenten. Dat ben ik niet van plan. Ik heb mijn energie voor andere dingen nodig. Als de heer Geurts mij de ruimte geeft om de zaken te doen die op mijn terrein liggen, in plaats van mij te verzoeken me te bemoeien met het werk van collega's, komt het echt goed.
Als het goed is, heeft de Kamer de productiedierenlijst vanochtend als bijlage bij de positieflijst gekregen. Ik dank mevrouw Lodders voor haar complimenten aan degenen op ons departement die het samen met hun Russische collega's voor elkaar hebben gekregen dat de kwestie van de gemeentegrenzen goed wordt geregeld. Het verzoeken om terugwerkende kracht is inderdaad overvragen.
Dan iets over de pootgoedrichtlijn en de proefballonnetjes. Op zichzelf doorloopt dit de ordentelijke ambtelijke procedure, maar het lastige is soms dat je met voorstellen te maken krijgt waarvan je denkt dat het op die manier niet moet. Het helpt het meest als wij dat heel hard blijven zeggen, want dat zorgt voor enige vorm van voorzichtigheid. Het verhaal over dat oliekannetje zal naar ik aanneem hier en daar zijn schaduw vooruit hebben geworpen. Ik hoop dat. Als ik het kan bevorderen, doe ik het, maar ik beloof niet dat dit soort dingen niet meer voorkomt. In die zin hebben wij de machinerie nog niet in de hand.
Dan de producentenorganisaties. De discussie is lastig. Met het ingrijpen in de markt om een bepaalde crisis te voorkomen, bovenop datgene wat nu al voorligt, moeten wij voorzichtig zijn. Anderzijds heeft Nederland gepleit voor een heel krachtige producentenorganisatie. Dat is ons punt geweest. Uiteraard staan wij daar in Brussel voor als dat nodig is, met alles wat erbij hoort. Ja, de mededingingswetgeving is altijd een grens. Wij proberen dat ook op te schrijven. Overigens weet de heer Dijkgraaf dat over de mededingingswetgeving in het Europees Parlement nog een discussie loopt. We moeten ons aan de wet houden, maar dat neemt niet weg dat wij op dit onderwerp een krachtige positie innemen. Wij zullen daar ook in de toekomst aandacht aan blijven besteden. De Kamer krijgt daar ook nog een aparte brief over, naar aanleiding van de motie.
Dan de vraag of het goed gaat met de werkgroepen en het uitwerken van de aanlandplicht. Dat hangt om te beginnen af van de vraag of de Commissie daadwerkelijk komt met haar eigen implementatiegedachten hierover. Het is ook wetgeving. Wij vinden wel dat er snel duidelijkheid moet komen. Daar zetten wij wel druk op. Het hangt ook van de sector af. Nu de aanlandplicht er is, gaat men zo goed en zo kwaad als het kan meewerken aan de uitvoering ervan, of men vindt dat deze plicht er niet had moeten komen en men zet zich ervoor in dat die er alsnog niet komt. Als men voor de laatste inzet kiest, wordt het lastig. Dat zeg ik ook in mijn gesprekken met de sector. Ik begrijp het, maar het helpt niet. Ik snap dat het ingewikkeld is, want men heeft een achterban en men wil laten zien dat de zorgen van die achterban serieus worden genomen en worden overgebracht, maar ondertussen moeten wij ervoor zorgen dat de aanlandplicht in Nederland wordt uitgevoerd, graag met de sector. Het moet in ieder geval gebeuren.
Mevrouw Dikkers sprak over de rol van de dierenarts. Dat is een apart debat. Het losknippen van de medicatievoorziening en de dierenarts is in de Nederlandse context niet eenvoudig. De vraag is of je dat moet willen, zeker als het gaat om antibiotica. Met de maatregelen die nog komen, hebben wij behoorlijke grenzen gesteld. Volgens mij zijn er geen problemen met het koppelen van agrarisch natuurbeheer en vergroening, zodat er maximale meerwaarde uit kan worden gehaald. Een en ander hangt wel af van het uiteindelijke Europese besluit over de vergroening. Hoe meer dat qua keurslijf wordt beperkt, hoe minder ruimte er is. Daarom is het goed om zo veel mogelijk ruimte te zoeken wat dat betreft.
Wij krijgen nog debatten over de intensieve veehouderij. Ik verheug mij daarop. Dat worden mooie debatten, al blijf ik wel altijd zoeken naar de nuance. Misschien dat sommige leden dat met mij willen en anderen misschien wat minder.
Wat de octrooien betreft verzoek ik mevrouw Ouwehand mij de gelegenheid te geven om bij de Kamer terug te komen met wat ik van plan ben. Ik heb de Kamer al een kijkje in de keuken gegeven. Als het de Kamer dan niet bevalt, kan zij weer een wereld aan moties indienen. Waarom zou de Kamer dat nu al doen, als er volgens mij iets aan komt dat de Kamer wellicht interessant vindt?
De voorzitter: Dank. Ik probeer de toezeggingen samen te vatten. Het zijn er behoorlijk wat. De Staatssecretaris zal het Australische gentechnologie-onderzoek met betrekking tot varkens bestuderen en, indien vervolgonderzoek nodig is, bezien wie dat kan uitvoeren en de Kamer hierover in het najaar informeren. De Staatssecretaris stuurt de Kamer op korte termijn een brief over de inzet met betrekking tot de kwekersvrijstelling. Zodra daarover duidelijkheid bestaat, wordt de Kamer geïnformeerd over de wijze waarop natuurbeheer complementair is aan vergroeningsmaatregelen. In het volgende verslag van de Landbouwraad of per afzonderlijke brief wordt de Kamer geïnformeerd inzake de nationale koppen. De Staatssecretaris zal de Kamer per kwartaal informeren over de implementatie van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. De Staatssecretaris zal in een volgend verslag van de Landbouwraad de Kamer informeren over de cijfers met betrekking tot de jonge-boerenregeling. De Staatssecretaris zal de Kamer per kwartaalrapportage informeren over de inwerkingtreding van de aanlandplicht. Zodra er ontwikkelingen zijn met betrekking tot de onderhandelingen tussen de EU en Marokko zal de Kamer daarover worden geïnformeerd. In de nota over duurzame voedselproductie zal de Staatssecretaris ingaan op de kwestie rondom de insecten.
Ik kijk nu even om mij heen. Wordt de aankondiging van het VAO gestand gedaan? Ik zie dat de heer Van Gerven bij zijn eerdere opmerkingen hierover blijft. Dan komt er een VAO. Daarmee is de vergadering afgelopen.
Ik dank de Staatssecretaris voor haar beantwoording en de woordvoerders voor hun inbreng.
Sluiting 12.44 uur.
Volledige Agenda
1. Geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 24 en 25 juni 2013 Kamerstuk 21 501-32, nr. 715 – Brief regering d.d. 14-06-2013
Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma
2. Verslag van de Informele Landbouwraad van 26 mei tot en met 28 mei 2013 en over de beschikbaarheid van babyvoeding Kamerstuk 21 501-32, nr. 714 – Brief regering d.d. 04-06-2013
Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma
3. Stand van zaken betreffende de voortgang van het gebruik van insecten in diervoeder en aquacultuur Kamerstuk 26 991, nr. 354 – Brief regering d.d. 19-04-2013
Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma
4. Antwoorden op vragen van de commissie over de informele Landbouwraad 26-28 mei 2013
Kamerstuk 21 501-32, nr. 711 – Brief regering d.d. 21-05-2013
Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma
5. Uitbraak vogelgriep in Leusden
Kamerstuk 28 807, nr. 158 – Brief regering d.d. 03-06-2013
Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma
6. Noodvaccinatie tegen besmettelijke dierziekten
Kamerstuk 29 683, nr. 166 – Brief regering d.d. 04-06-2013
Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma
7. Effecten van het loslaten van de melkquotering
Kamerstuk 21 501, nr. 32, nr. 720 – Brief regering d.d. 14-06-2013
Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma
8. Hervorming van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB)
Kamerstuk 32 201, nr. 63 – Brief regering d.d. 31-05-2013
Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma Voorstel: Behandelen.
9. Kwartaalrapportage Gemeenschappelijk Landbouwbeleid – juni 2013
Kamerstuk 28 625, nr. 163 – Brief regering d.d. 17-06-2013
Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma
11. Aanbieden van studie LEI «CAP and EU Trade Policy Reform. Assessing impact on developing countries»
Kamerstuk 28 625, nr. 164 – Brief regering d.d. 17-06-2013
Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma