Vastgesteld 4 juni 2013
De vaste commissie voor Economische Zaken en de vaste commissie voor Europese Zaken hebben op 17 april 2013 overleg gevoerd met staatssecretaris Dijksma van Economische Zaken over:
− de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 12 april 2013 inzake de geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 22 april 2013 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 701);
− de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 8 maart 2013 over de stand van zaken rond vondsten van diverse schadelijke organismen (Kamerstuk 27 858, nr. 144);
− de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 19 maart 2013 met het verslag Landbouw- en Visserijraad 18 en 19 maart 2013 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 699);
− de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 20 maart 2013 inzake de aanbieding van de studie van LEI en Panteia over de gevolgen van financiële maatregelen in het regeerakkoord en het Meerjarig Financieel Kader 2014–2020 (MFK) voor de Nederlandse land- en tuinbouw (Kamerstuk 28 625, nr. 160);
− de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 3 april 2013 betreffende de kabinetsreactie op de aangenomen motie van het lid Dijkgraaf c.s. (Kamerstuk 32 201, nr. 51) inzake het opheffen van het vangstverbod van wolhandkrab per 1 april 2013 (Kamerstuk 32 201, nr. 59);
− de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 16 april 2013 inzake de kwartaalrapportage gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) (Kamerstuk 32 201, nr. 61).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Hamer
De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Knops
De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, Franke
Voorzitter: Lodders
Griffier: Van Bree
Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Bosman, Dik-Faber, Dikkers, Van Gerven, Geurts, Lodders, Ouwehand en Van Veldhoven,
en staatssecretaris Dijksma van Economische Zaken, die vergezeld is van enkele ambtenaren van haar ministerie.
Aanvang 10.30 uur
De voorzitter: Goedemorgen allemaal. Ik heet de staatssecretaris en haar ondersteuning, de Kamerleden, de mensen op de publieke tribune en de mensen die op een andere wijze dit debat volgen van harte welkom. Ik stel voor om een spreektijd van vijf minuten te hanteren en ik sta één interruptie toe.
De heer Bosman (VVD): Voorzitter. Ik beperk me tot een drietal onderwerpen, de herberekening van het streefbeeld van de schieraal, het gemeenschappelijk visserijbeleid en het protocol tussen de EU en Mauritanië.
De Kamer heeft de motie-Bosman c.s. (32 201, nr. 54) aangenomen waarin de regering gevraagd wordt het streefbeeld voor de uittrek van de schieraal opnieuw te berekenen. De vangsten in de jaren vijftig en zestig zijn als uitgangspunt genomen, maar er is bijvoorbeeld onvoldoende rekening gehouden met de sterk toegenomen waterkwaliteit en de afnemende voedselrijkdom. In een bijlage van het rapport van de commissie-Eijsackers zat een berekening van de consequenties van de afnemende voedselrijkdom. Die berekeningen heeft zowel IMARES als Eijsackers in de hoofdanalyse niet meegenomen. De VVD, mede namens de SGP, ziet graag dat deze berekening wel wordt meegenomen en dat de desbetreffende onderzoekers betrokken worden bij de herberekening. Is de staatssecretaris daartoe bereid? Wil zij er ook voor zorgen dat de sector bij de herberekening betrokken wordt? Hier zit namelijk heel veel kennis.
Dan het gemeenschappelijk visserijbeleid. Afgelopen maandag heeft bestuurlijk overleg plaatsgevonden met de sector over de aanlandplicht. Kan de staatssecretaris de uitkomsten van het gesprek toelichten? Met welke insteek is zij het gesprek ingegaan? Recentelijk is er een bijeenkomst geweest met de NVWA over de handhaving van de aanlandplicht. De VVD vindt dit bijzonder omdat nog niet bekend is hoe de regeling eruit zal zien. Het lijkt alsof in dit geval wordt begonnen met het einde, terwijl onze zorgen aan het begin liggen. Kan de staatssecretaris toelichten hoe de regeling wordt vormgegeven en hoe het tijdpad eruitziet? Kan de staatssecretaris bevestigen dat zij de aanlandplicht nog steeds ziet als sluitstuk en niet als vertrekpunt van het beleid? De VVD vindt de bevestiging van de staatssecretaris noodzakelijk, omdat draagvlak in de sector lijkt te ontbreken. Deelt de staatssecretaris die mening?
Dan het visserijprotocol EU-Mauritanië. De VVD vindt de conclusies van de staatssecretaris in de geannoteerde agenda en in het verslag over het visserijprotocol allerminst bemoedigend. Het minimale niveau van 75% wordt bijvoorbeeld niet benut. De staatssecretaris heeft eerder gezegd dat het verdrag na vier maanden zou worden opgezegd als de norm niet gehaald zou worden. Het wetenschappelijk comité heeft inmiddels geconcludeerd dat de kans op een goede benutting van het protocol allerminst groter is geworden. De VVD is er voorstander van om dan het verdrag op te zeggen. Deelt de staatssecretaris dit standpunt? Zo nee, kan de staatssecretaris haar inzet toelichten?
Namens mijn collega Lodders heb ik enkele opmerkingen over landbouw en de gemeenschappelijke marktordening (GMO) voor groente en fruit. In november heeft collega Lodders, samen met collega De Liefde, schriftelijke vragen gesteld over het besluit van de staatssecretaris om middelen terug te vorderen van de voedingstuinbouw over de jaren 2011 en 2010, en zelfs over voorgaande jaren. De voedingstuinbouw in Nederland ontvangt steun vanuit de GMO voor de kosten van de verschillende milieumaatregelen. Vanaf 2012 komt een van deze maatregelen, bestuiving door middel van hommels en bijen, niet langer in aanmerking voor steun, vanwege de eis van Europa dat alleen specifieke kosten subsidiabel zijn. Volgens de staatssecretaris is de steun voor het uitvoeren van deze maatregel in strijd met de Europese regelgeving. De VVD is van mening dat de sector op deze manier geconfronteerd wordt met een onbetrouwbare overheid, aangezien besluiten over meerdere jaren worden teruggedraaid. De VVD vindt het besluit opmerkelijk, omdat in andere landen, zoals België en Duitsland, de maatregel voor hommels en bijen wel gesubsidieerd kan worden. De VVD doet nogmaals een oproep aan de staatssecretaris om haar besluit te heroverwegen.
Tijdens de Landbouw- en Visserijraad van 18 en 19 maart is een akkoord bereikt over de algemene oriëntatie voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB). Het compromis heeft een aantal positieve punten opgeleverd, zoals de uitgebreide set aan mogelijkheden om vergroening in te vullen en de geleidelijke overgangsperiode. De VVD heeft ook nog een paar kritische noten over dit akkoord te kraken. De vergroeningsmaatregelen, zoals het braakleggen van 7% van de landbouwgronden en het permanente grasland, zijn overeind gebleven. Dit betekent dat goede landbouwgrond onttrokken wordt aan de landbouwproductie. In een tijd van voedselschaarste en economische crisis is dit onverantwoord. Bij het niet voldoen aan deze vergroeningsmaatregelen kan ook nog eens een boete volgen van 25% van de vergroeningspremie. Graag een toelichting van de staatssecretaris.
Eieren uit legbatterijstallen mogen sinds december niet meer worden verkocht in de Europese Unie door landen uit de EU. Afgelopen maandag kwam er echter via BNR een bericht naar buiten dat legbatterijeieren nog steeds massaal de grens overkomen, terwijl de consument van niets weet. Deze eieren worden massaal verwerkt in levensmiddelen, terwijl de consument dat niet kan zien. De VVD vindt dit geen wenselijke situatie. Er is sprake van oneerlijke concurrentie met Nederlandse ondernemers die wel aan de strengere Europese voorwaarden voldoen. De VVD wil van de staatssecretaris weten wat zij hieraan kan doen in Europees verband en in mondiaal verband, via de WTO.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik wil een korte vraag stellen om de positie van de VVD helder te krijgen. Ik ben namelijk wat verbaasd. Ik hoor de VVD-fractie vragen of de staatssecretaris ervoor wil zorgen dat het inzetten van bijen en hommels wel gesubsidieerd kan worden. Dat vind ik een gekke positie. De VVD is nooit zo voor subsidies. We weten dat het heel slecht gaat met bijen en hommels door het gebruik van landbouwgif. Zegt de VVD nu dat dit niet erg is en dat het probleem van de bijensterfte moet worden opgelost door de belastingbetaler te laten meebetalen aan het inzetten van die bijen en hommels?
De heer Bosman (VVD): Er zijn een aantal afspraken gemaakt, maar er is nu een discussie over de vraag of deze afspraken over meerdere jaren moeten worden teruggedraaid. Dan ontstaat er een probleem dat door de overheid bij de ondernemers wordt neergelegd en daar maken we ons zorgen over. Als je afspraken over iets maakt, moet je daar betrouwbaar in zijn, zeker ook in relatie tot de landen om ons heen. Ik vraag aan de staatssecretaris hoe zij daarmee omgaat.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Dat is helder. Mag ik van de VVD horen of zij hiermee het belang van bijen en hommels voor ondernemers in de agrarische sector onderkent?
De heer Bosman (VVD): Je moet zorgvuldig blijven omgaan met de afspraken die gemaakt zijn. Dat is het standpunt van de VVD.
De heer Geurts (CDA): Voorzitter. Misschien niet verrassend begin ik met het GLB en de studie van het LEI over de gevolgen van het Meerjarig Financieel Kader en het regeerakkoord. De afgelopen weken werd een beetje duidelijk wat de gevolgen van het regeerakkoord zijn voor de land- en tuinbouw. Ook werd een beetje duidelijk wat de gevolgen zijn voor de land- en tuinbouw van het miljard minder van Rutte.
Het CDA vindt dat de berekeningen met een zeer gekleurde bril zijn gemaakt. Om met onze premier te spreken: met een waas. Geen groene waas, maar een rooskleurige waas. In de berekeningen wordt onder andere het versoberen of afschaffen van de ondernemersfaciliteiten van 500 miljoen euro niet meegenomen. De afschaffing van de productschappen wordt alvast voor 100% ingeboekt, net alsof er hierna geen enkele rekening meer bij de sector komt. Er wordt gerekend met een gemiddeld bedrag voor de verhoging van de assurantiebelasting. Je zult maar die fruitteler zijn die te maken heeft met een bovengemiddeld risico op hagel, iets wat ook in zijn premie is terug te vinden. Dan heb ik het er nog maar niet over dat de ondernemer ook gewoon burger is die de extra maatregelen die zijn genomen en nog zullen worden genomen, uit zijn inkomen moet betalen.
De onderhandelingen over het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid gaan een nieuwe fase in. Het CDA hoopt dat staatssecretaris Dijksma er in de onderhandelingen nog wat extra financiële middelen voor onze agrarische ondernemers uit weet te slepen. De focus van dit VVD- en PvdA-kabinet op de netto-afdracht is voor de land- en tuinbouw namelijk niet goed uitgepakt. Is de staatssecretaris voornemens om er in de komende onderhandelingen nog extra financiële middelen voor onze agrarische ondernemers uit te slepen? Zo ja, in welke richting moet ik dan denken? Hoe gaat Nederland ermee om dat lidstaten 15% van de directe betalingen, zonder cofinanciering, mogen verschuiven naar plattelandsbeleid, en vice versa? Ik heb het over de discussie over pijler 1 en 2. Hoe wordt 2014 ingevuld? Is dit een overgangsjaar? Welke spelregels gelden daarvoor?
In december 2012 heeft het Europees Parlement een amendement aangenomen dat de sportvisserij een plek geeft in het gemeenschappelijk visserijbeleid. De sportvisserij wordt nu expliciet genoemd als doelstelling. Volgens het CDA moet ook rekening worden gehouden met het sociaaleconomische belang van de sportvisserij. Wat wordt de inzet van Nederland voor de positie van de sportvisserij in het gemeenschappelijk visserijbeleid? Kan de staatssecretaris ons bij de volgende rapportage op de hoogte brengen van de uitkomsten? Dat is volgens mij een vrij logische vraag.
In de vorige vergadering hebben we besproken om in het kader van innovatie aan de slag te gaan met wijde mazen. De staatssecretaris gaf toen aan dat de sector inderdaad kan overstappen op het gebruik van wijde mazen. Zij zei dat het ministerie probeert om deze stap binnen de huidige systematiek te ondersteunen. Wat toen niet is besproken – ik was zelf ook niet gelijk paraat op dat punt, daarom kom ik er nu op terug – is dat het ruilen van zeedagen plaatsvindt tegen een ongunstige ruilvoet. Voor zestien boomkordagen krijg je één twinrigdag terug. Ook voor het omruilen van boomkordagen met krappe mazen tegen boomkordagen met ruime mazen geldt een ongunstige ruilvoet. Vorig jaar moest de visserij het vissen met ruime mazen sluiten, om vervolgens minder duurzaam door te vissen. Is hier een oplossing voor te vinden? Braaf de Brusselse regels uitvoeren is in dit geval volgens mij niet duurzaam.
Recentelijk kwam ik erachter dat de Belgische overheid informatiefolders heeft over interbrancheorganisaties (IBO's) en een unie van producentenorganisaties (UPO). Volgens het CDA is het belangrijk dat de Nederlandse overheid duidelijke kaders zal scheppen voor wat in Nederland mogelijk is. Wat gaat de staatssecretaris ondernemen richting de primaire sector? Wat kunnen of moeten de doelstellingen zijn van een op te richten producentenorganisatie (PO)? Kan een producentenorganisatie ook als doelstelling hebben om langs collectieve weg het milieu, het landschap, het klimaat en het dierenwelzijn te beschermen, om zo het consumentenbelang te dienen? Kunnen producenten grensoverschrijdende producentenorganisaties, een grensoverschrijdende unie van producentenorganisaties of een grensoverschrijdende interbrancheorganisatie oprichten? Kunnen Nederlandse producenten die een producentenorganisatie oprichten hiervoor straks steun ontvangen via het nieuwe plattelandsbeleid? Wat vindt Nederland van deze brochures? Wat vindt de staatssecretaris van deze brochures? Zijn ze te gebruiken door Nederlandse boeren en tuinders?
Mevrouw Dikkers (PvdA): Voorzitter. Met de staatssecretaris zijn wij blij met de uitkomsten van de Landbouwraad op het gebied van vergroening en de mogelijkheid om 15% naar het plattelandsbeleid te verschuiven. Zoals we hebben kunnen lezen in de stukken, is de staatssecretaris bezorgd om de houding van het Europees Parlement. Wij delen die bezorgdheid. Kan de staatssecretaris een schot voor de boeg geven? Is een resultaat in juni überhaupt realistisch? Mocht dat niet zo zijn, hoe ziet het er dan uit? Het Iers voorzitterschap is erg optimistisch, maar ik ben er niet zo gerust op.
Gaat de staatssecretaris gebruikmaken van de ruimte die er is om 15% door te schuiven naar het plattelandsbeleid, de tweede pijler? We komen nog te spreken over de exacte invulling van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, maar het lijkt me goed om de contouren hier te bespreken. Ik ben er inmiddels wel benieuwd naar.
Aangezien de onderhandelingen zo vertraagd zijn, komen er binnenkort voorstellen voor het overgangsjaar 2014. Gaat de staatssecretaris hierin al andere accenten leggen, vooruitlopend op het nieuwe beleid? Welke accenten?
De Partij van de Arbeid krijgt graag van de staatssecretaris een appreciatie van de controles die worden uitgevoerd door het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij. Onder andere volgens de milieubeweging is dit fonds ondergefinancierd en heeft het onvoldoende mandaat. Ik weet niet of dat zo is en ik leer graag meer over het EFMZV. Ik zie graag een update tegemoet over de lopende zaken. Kunnen we die ontvangen? Wie controleert het EFMZV? Onder wiens mandaat opereert het? Hoe staat het met de democratische controle? De concrete vraag is eigenlijk: ga ik erover? In dat geval wil ik er veel meer over weten.
Er is een zaak over mogelijke high-grading onder de Duitse rechter. Wij hebben daar binnenkort een debat over. Ik hoop dat de plenaire agenda daarbij wat opschiet. Heeft de staatssecretaris, vooruitlopend op dit debat, contact gehad met haar Duitse ambtsgenoot om over deze zaak te praten? Het gaat immers over een Nederlandse reder. Zo nee, waarom heeft zij dat contact niet gezocht? Ik heb begrepen dat er op het ministerie een gesprek is geweest met de reders over highgrading. Ik ben benieuwd naar de uitkomst van dat gesprek.
INTERPOL is een groot onderzoek begonnen naar mogelijk illegale praktijken in de visserijsector. Ik neem aan dat dit op het ministerie bekend is. Ik hoor graag op welke wijze de staatssecretaris hierbij betrokken is. Wij willen dat de Europese visserijsubsidies uitsluitend naar bedrijven gaan die van onbesproken gedrag zijn. Is het mogelijk om de visserijsubsidies te koppelen aan bedrijven die inderdaad van onbesproken gedrag zijn? Wil de staatssecretaris daarover nadenken? Kunnen bedrijven die over de schreef zijn gegaan, ook voor een periode worden uitgesloten van de subsidieregeling? Misschien gebeurt dit al, maar ik heb er geen zicht op.
Ik heb in het vorige algemeen overleg over landbouw en visserij aan de staatssecretaris gevraagd hoe het zit met het toezicht op de uitvoering van de visserijakkoorden met Mauritanië. De staatssecretaris zei toen tegen mij dat ze dit niet in een aparte brief zou beantwoorden, maar in een brief die zij toch al naar de Kamer zou sturen. Hierin zou zij een update geven over de situatie in Mauritanië. Die update hebben we afgelopen week gekregen, maar ik ben er nog niet gerust op. Ik krijg graag nog wat meer informatie, want ik had vrij specifiek gevraagd wie een en ander controleert, hoe die controle verloopt en wat de effecten daarvan zijn.
Ik krijg ook graag een update over het visserijakkoord met Marokko. Hoe staat het met de onderhandelingen? De staatssecretaris heeft gezegd dat het mensenrechtenbeleid en het respect voor de mensen die daar wonen, leidend is voor het kabinet. Hoe staat het er nu voor? Ik ben een beetje bezorgd dat er binnenkort een akkoord ligt, zonder dat de Kamer daar haar zegje over heeft kunnen doen.
Mijn laatste punt betreft de neonicotinoïden. Het fijne van het praten over dit onderwerp is dat het woord «neonicotinoïden» steeds makkelijker uit mijn mond rolt. Helaas kreeg het voorstel om tot een verbod te komen in Europa geen gekwalificeerde meerderheid. De staatssecretaris heeft de andere lidstaten wel hiertoe opgeroepen. Heel goed, hulde daarvoor. Jammer dat het niet gelukt is. Ze heeft ons in een eerder debat toegezegd dat ze het in Nederland zal regelen als ze het in Europa niet geregeld krijgt. Ik ben heel erg benieuwd welke stappen de staatssecretaris op dat punt zal zetten.
De heer Van Gerven (SP): Voorzitter. Allereerst sta ik even stil bij Mauritanië. De SP heeft namelijk een beetje de indruk dat de staatssecretaris zich erg veel gelegen laat liggen aan de megavisserij, om het zo maar eens te zeggen. Ik doe haar de suggestie om ook eens langs te gaan bij de Evert Vermeer Stichting. Die kent ze vast wel. Deze stichting is niet zo gelukkig. Misschien kan de staatssecretaris nog eens expliciet ingaan op de 15 en 20 mijlszone. Ik begrijp dat er tot 15 mijl gevist mag worden en dat kan volgens mij niet de bedoeling zijn.
Van het Institute for European Environmental Policy (IEEP) heb ik begrepen dat het effect van de vergroeningsmaatregelen in het Europese landbouwbeleid op de natuur nihil is. Graag een reactie van de staatssecretaris daarop. Het is ook heel duur in administratieve zin en ingewikkeld. Het kan toch niet de bedoeling zijn dat we van alles doen wat niets oplevert? Sommige mensen hebben het over groenwassen, als variant op witwassen. Het moet eenvoudig zijn, het moet goed uit te voeren zijn en het moet effectief zijn. Hoe ziet de staatssecretaris deze ontwikkelingen?
We moeten ook nog even stilstaan bij de wolhandkrab. Hulde voor de staatssecretaris en de minister dat ze hun rug recht hebben gehouden. Ik denk namelijk dat we hierin heel zuiver moeten opereren. Hoe staat het ermee in Europees verband? Ik kan me voorstellen dat dioxines ook kunnen zitten in geïmporteerde wolhandkrab. Hoe gaan we daarmee om? Wordt dit gecontroleerd? Zo ja, wat was de uitslag? Zo nee, wat gaan we er dan mee doen?
Ik heb nog een andere vraag over de voedselveiligheid. In Amerika zijn onderzoekers zich een hoedje geschrokken van de hoge loodgehaltes in importrijst, van 20 tot 40 keer de toegestane waarde. Hoe zit dat in Nederland? Is het mogelijk ook hier aan de orde? Wat doet de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit op dit punt? Heeft zij contact gehad met de Amerikaanse collega's? Graag een reactie.
Dank voor de toezending van de studie naar de gevolgen van het regeerakkoord voor de land- en tuinbouw. Ik meen dat dit op verzoek van het CDA is gebeurd. Het CDA is volgens mij niet zo blij met de uitkomst. We zijn in ieder geval wel blij met de studie. We hebben wel een vraag voor de toekomst. Kan die studie herhaald worden? Een aantal effecten van maatregelen is namelijk nog onbekend. Kan de studie ook nog wat gespecificeerd worden voor de lage, midden- en hoge inkomens van boeren?
Er is een Europese petitie waarin wordt gevraagd om de gaten in de regelgeving te dichten, zodat bedrijven geen patent kunnen krijgen op planten en conventionele plantvermeerderingsmethoden. 1 miljoen mensen tekenden binnen 36 uur en dat aantal loopt nu naar de 2 miljoen. Wat is de mening van de staatssecretaris over dit pleidooi? Gaat zij zich hiervoor inspannen? Spant zij zich ten volle en proactief in voor de volledige kwekersvrijstelling bij een herziening van de richtlijn? Volgens mij is hier brede steun voor in de Kamer. Graag een exact verslag van datgene wat zij voor de volledige kwekersvrijstelling, dus niet voor de gedeeltelijke kwekersvrijstelling, heeft gedaan of gaat doen.
Ik sta ook nog even stil bij de neonicotinoïden. Als de zaak in Europa stil blijft staan – er is namelijk een zekere patstelling – wat gaan we dan nationaal doen? Pleit de staatssecretaris ook onverkort voor openbaarheid van de studies die aangeleverd zijn voor de toelating van de neonicotinoïden? Ik denk namelijk dat volstrekte transparantie, volledige openheid, echt geboden is.
Gaat de staatssecretaris zich aansluiten bij Italië en Polen die een einde willen maken aan genetisch gemodificeerde Bt-mais van Monsanto? Acht Europese landen hebben al restrictieve maatregelen genomen. Voor garanties voor de veiligheid is de 90 dagentest nog niet voldoende. Het onderzoek van Séralini toonde aan dat een langjarige test nodig is. Graag een reactie. Hoe staat het kabinet hierin? Wat was de inzet van Nederland op dit punt?
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Voorzitter. De onderhandelingen over het nieuwe GLB zijn in de beslissende fase gekomen. Anderhalf jaar na publicatie van de wetgevingsvoorstellen blijkt dat de posities van Raad, Parlement en Commissie nogal ver uiteenlopen. Het Iers voorzitterschap wil binnen nu en tweeënhalve maand een akkoord sluiten in de triloog. Anderen hebben het ook al gevraagd, maar hoe realistisch is dit? Wat zijn volgens de staatssecretaris de belangrijkste pijnpunten in de onderhandelingen tussen Raad en Parlement? Waar staat zij zelf in de onderhandelingen? Welke punten wil zij in ieder geval binnenhalen?
Ik ben blij met het akkoord dat in de Raad is bereikt over de flexibele vergroening en de mogelijkheden voor boeren om collectief invulling te geven aan de vergroeningseisen. Helaas zijn de stemmingen in het Parlement op dit vlak erg teleurstellend verlopen. Voor de ChristenUnie is vergroening een belangrijk onderdeel van het nieuwe GLB. Wat is de concrete inzet van de staatssecretaris om te voorkomen dat er straks een slap compromis uitrolt?
De Raad heeft besloten om lidstaten de mogelijkheid te geven om 15% van de directe betalingen te verschuiven naar de tweede pijler. Gaat Nederland van deze mogelijkheid gebruikmaken? Dat lijkt mijn fractie niet verstandig, gezien de inkomenseffecten die de hervorming van het GLB heeft voor de Nederlandse boeren. Er is ook door voorgaande sprekers gewezen op het rapport van het LEI. Als ik het goed begrijp, komt de gemiddelde inkomensdaling neer op € 2.300. Dat is niet niks. Daarom pleiten wij ervoor om geen middelen van de eerste naar de tweede pijler te verschuiven.
Ik ben benieuwd naar de stand van zaken bij de besprekingen over een Europees verbod op het gebruik van neonicotinoïden op gewassen die aantrekkelijk zijn voor de bijen. Wordt er in de komende Raad nog over het Commissievoorstel gesproken? Ik complimenteer de staatssecretaris, namens mijn fractie, met haar initiatief om hier volgende week een bijeenkomst over te organiseren.
Is er inmiddels een oplossing gevonden voor de markttoegangskwesties tussen de EU en Rusland? Wat heeft het bezoek van de Europese Commissie aan Rusland opgeleverd? Recentelijk zijn we in Nederland geconfronteerd met uitvoerproblemen als gevolg van de vogelgriepuitbraak. Volgens de staatssecretaris was er geen ophokplicht nodig omdat er afspraken kunnen worden gemaakt met Rusland. Dat ben ik met haar eens, maar in het verleden is gebleken dat deze afspraken niet altijd evenveel zekerheid geven. In de pluimveesector wordt hier ook verschillend over gedacht. Hoe hard zijn de afspraken met Rusland?
Namens mijn collega Arie Slob heb ik wat punten over het visserijbeleid. Het standpunt van de ChristenUnie over het gemeenschappelijk visserijbeleid is bekend. Mijn fractie maakt zich grote zorgen over de uitvoerbaarheid van de discard ban en de aanlandplicht, en de gevolgen hiervan voor de visserij. Deze maatregelen zijn naar onze overtuiging niet proportioneel. De aandacht zou juist volop moeten gaan naar maatregelen om de visserij selectiever te maken, maatregelen die breed worden gedragen door zowel vissers als natuurorganisaties. Achter de schermen wordt nu onderhandeld tussen de Europese Raad en het Europees Parlement. Ik vraag de staatssecretaris nogmaals om aandacht voor de uitvoerbaarheid. Zij noemt bijvoorbeeld de mogelijkheid om camera's in te zetten bij de handhaving, maar schrijft dat dit erg lastig is omdat camera's snel vies worden en op camera's ook niet te zien is hoe groot de gevangen vis is. Wanneer krijgen we duidelijkheid over het handhavingsinstrumentarium? Wordt dit nationaal of Europees vastgelegd? De staatssecretaris is hierover nog in overleg met de sector, maar de resultaten moeten nu wel snel op tafel liggen, willen deze alsnog als input gebruikt kunnen worden in Brussel.
De discard ban vraagt ook om een nieuw quotasysteem. Hoe wil de staatssecretaris binnen Europa op zo'n korte termijn tot nieuwe quota komen die rekening houden met de bijvangsten? Binnen het huidige systeem is er al jaarlijks een probleem om tot overeenstemming te komen over de quota met onder meer Noorwegen.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Allereerst kom ik op het visserijbeleid. Er komt, als het goed is, een debat aan over highgrading. Als luisteraar denk je misschien: wat is dit? De regels worden massaal overtreden. Ik denk dat we dit niet los kunnen zien van de verdere stappen die Europa zal zetten in het gemeenschappelijk visserijbeleid en bij het aangaan van een visserijprotocol met Mauritanië. De schepen die in beeld werden gebracht – nota bene uit mijn geboortedorp – houden zich gewoon niet aan welke duurzaamheidseis dan ook. We geven ze echter wel, op kosten van de belastingbetaler, een vrijbrief om te vissen in wateren die niet van ons zijn. De lokale bevolking wil er misschien zelf ook iets aan hebben.
Ik sluit me aan bij de vragen die de SP-fractie heeft gesteld over het visserijprotocol met Mauritanië. We weten allemaal dat de Algemene Rekenkamer eerder heeft gezegd dat de handhaving ontzettend moeilijk is. Dat kun je ook aanvoelen. Op zee zijn er geen AID'ers beschikbaar om te kijken wat er precies gebeurt. Als we de overcapaciteit niet aanpakken, wordt het echter sowieso een drama. Damanaki heeft in ieder geval de wens uitgesproken om de overcapaciteit terug te dringen en ik spoor de staatssecretaris aan om met haar mee te denken en met goede voorstellen te komen. Zo kunnen we er zicht op hebben dat die overcapaciteit eindelijk verdwijnt.
Dit heeft ook te maken met het actieplan voor het verminderen van bijvangsten van zeevogels. Als we op deze schaal blijven zitten, blijven we geconfronteerd worden met deze problemen. Natuurlijk ben ik blij dat er een actieplan komt, maar zet dit ook zoden aan de dijk? Hoe reëel is dat?
De staatssecretaris schrijft dat ze blij is dat het verdrag over ICCAT (International Commission for the Conservation of Atlantic Tunas) wordt aangepast en dat er een werkgroep is. Ik ben het met haar eens dat ICCAT beter zou moeten functioneren. We zien echter hetzelfde bij CITES (the Convention on International Trade in Endangered Species of Wild Fauna and Flora) en bij de walvisconferentie. We staan erbij en we kijken ernaar, en we weten dat er geen sluitende oplossing is. We kunnen echter ook zelf iets doen. De Middellandse Zee is een gebied waar Europa veel over te zeggen heeft. Laat dat nu een belangrijk paaigebied zijn voor de blauwvintonijn. In 2009 is onze motie (21 501-32, nr. 370) aangenomen waarin we de regering verzochten om te pleiten voor sluiting van de Europese wateren voor de vangst van blauwvintonijn. Daarmee zou je een belangrijk paaigebied kunnen beschermen. Naast het traject met ICCAT zie ik dus graag dat de staatssecretaris deze motie nog eens ter hand neemt en dat voorstel doet bij haar collega's.
Net als bij visserij lijkt ook bij landbouw een papieren werkelijkheid te ontstaan. De visserij wordt duurzaam genoemd en de staatssecretaris zegt over landbouw dat vergroening het hart van de hervorming is geworden. Dat denk ik toch niet. Dan hadden we echt andere dingen moeten doen. Voordat ik overstap naar de bijen, merk ik op dat ik er echt een slecht gevoel van krijg als ik lees dat richting de Russen alles op alles wordt gezet om een dreigend invoerverbod van sommige plantaardige producten te voorkomen. Dat mag, maar zulke woorden wil ik ook lezen over mensenrechten. We zien dat Nederland en Europa zich bijzonder kwaad maken over dreigende Russische maatregelen en ik wil diezelfde woede zien als het gaat over de grove mensenrechtenschendingen. Ik heb echter niet de indruk dat dit op deze manier met Poetin is gecommuniceerd.
Er komt een debat aan over de bijen. Ik denk niet dat we het vandaag kunnen aftikken, maar ik wil graag weten of de staatssecretaris kan ingaan op de huidige situatie rond de neonicotinoïden. Op 26 april wordt er weer gestemd over het Commissievoorstel, maar hoe ziet dat er precies uit? Ik lees er verschillende berichten over. Verwacht de staatssecretaris dat een gekwalificeerde meerderheid voor of tegen zal zijn? Wat heeft ze gedaan om lidstaten mee te krijgen? Wat verwacht ze nu van het Verenigd Koninkrijk? Sinds de laatste stemming heeft het Lagerhuis namelijk, op basis van de hoorzittingen die het heeft gehouden, geoordeeld dat de neonicotinoïden van de markt moeten. Dat is natuurlijk een hoopgevende uitspraak.
Tot slot. Er komt ook nog een brief. Ik vraag de staatssecretaris de volgende vraag nu of in de brief te beantwoorden. De lobbywaakhond CEO (Corporate Europe Observatory) heeft de brieven en de pogingen van Syngenta en Bayer boven tafel gekregen en gepubliceerd. Heeft de staatssecretaris dat rapport gezien? Wat is haar reactie hierop? Is zij met ons van mening dat die lobby erg fel en heftig is en dat wij daar niet voor moeten buigen?
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Voorzitter. Ik vervang vandaag mijn collega Gerard Schouw, die bij de hoorzitting over Dolmatov is. Het is altijd leuk om terug te zijn in de oude commissie. Ik zie veel bekende onderwerpen op de agenda en veel bekenden in de zaal.
Het GLB staat natuurlijk op de agenda. In haar brief reageert de staatssecretaris enthousiast op het bereikte onderhandelingsakkoord. Wat ons betreft heeft men toch de kans gemist om het GLB echt te hervormen. De voorgestelde 30% vergroening was een heel goed idee. Daar waren wij een groot voorstander van. Het voorstel is echter enorm uitgekleed. Ik ben blij dat er alternatieve invullingen mogelijk zijn naast die van de Commissie. D66 heeft destijds ook gepleit voor een keuzemenu. Ik lees echter dat agrarisch natuurbeheer hiervoor kan worden ingezet, blijkbaar zonder enige randvoorwaarde. Dan maak ik me toch zorgen. Er zijn namelijk zeer kritische rapporten verschenen over de effectiviteit ervan. We moeten wel iets met agrarisch natuurbeheer. Ik ben er een groot voorstander van om dit te hervormen tot een effectief instrument. Dat moet eerst gebeuren voordat we dit kunnen opvoeren als een vergroeningsmaatregel in de context. Is de staatssecretaris bereid om nadere kaders te stellen voor de mate waarin agrarisch natuurbeheer in Nederland kan worden ingezet?
De boete is straks ongeveer een tiende van de premie. Als je daar de pakkans nog bij optelt, vraag ik me af of de premie op vergroening eigenlijk niet een bonus op frauderen wordt. Kan de staatssecretaris garanderen dat de apurementpot nooit gebruikt zal worden voor het niet voldoen aan vergroeningsmaatregelen? Kan zij garanderen dat dit altijd zal teruggaan naar de individuele ondernemer die er niet aan voldoet? We vonden de sanctie van 200% wel wat hoog, maar 25% vinden we weer erg laag. De Raad en het Parlement gaan hierover natuurlijk met elkaar onderhandelen, maar is de staatssecretaris bereid om hiervoor een pleidooi te houden? Ik ben even weg geweest en ik sta echt versteld van wat er nog is overgebleven van de sanctie. Is er nog wel sprake van een effectieve sanctie op het niet voldoen aan vergroening?
We hebben altijd gepleit voor een afbouw van de landbouwsubsidies, maar vooral voor een betere besteding van de landbouwsubsidies. We vragen namelijk heel veel van boeren. De maatschappij vraagt veel van boeren. Ik vind ook dat boeren een goede rol kunnen spelen in het beheer van het landelijke gebied. Als we dingen van hen vragen, moeten we hen daarvoor ook belonen. Daar heeft mijn fractie altijd voor gestaan. Wat mij betreft zou dat een nieuwe rechtvaardiging kunnen zijn voor het GLB, maar ik zie dat het huidige voorstel daar nog heel ver van afstaat.
Hoe zetten we in op verduurzaming en innovatie om in de toekomst concurrerend te blijven? De staatssecretaris zegt dat zij dit wil, maar hoe wil zij dit vormgeven?
Een Kamermeerderheid wil de giftige wolhandkrab weer op de markt brengen. D66 vindt natuurlijk dat moties in principe moeten worden uitgevoerd, maar we zijn het op dit punt eens met het kabinet. Dat schrijft: «Vanwege de extreem hoge gehalten aan dioxines en dioxineachtige pcb’s in de wolhandkrab, het brede palet aan mogelijke schade, de ernst van die schade en het feit dat dioxines moeilijk uit het lichaam verdwijnen, vormen deze verbindingen een serieuze bedreiging voor de volksgezondheid.» Dat komt naar mijn smaak zeer overeen met de rapporten die de NVWA daar eerder over heeft geschreven. Ik ben blij dat de staatssecretaris dit onaanvaardbare risico voor de gezondheid van consumenten niet wil nemen en dus vasthoudt aan het verbod. Gaat de staatssecretaris ook op Europees niveau de discussie hierover aan? Er werd al eerder gezegd dat de situatie in een paar landen anders is. Dat kan natuurlijk ook te maken hebben met de mate van vervuiling. Ook in Nederland geldt het namelijk niet overal, maar voor bepaalde gebieden. Hoe zorgen we ervoor, gezien de regels op de interne markt, dat de wolhandkrab die in Nederland te koop is, in alle gevallen zo veilig is als we in Nederland willen?
De Europese Unie heeft een betrekkelijk ambitieuze strategie om over te gaan naar duurzame visserij. Wij hopen dat deze nog wat ambitieuzer wordt en dat Nederland ook voorloper blijft. Ik ben blij dat het kabinet in maart in Brussel een punt heeft gemaakt van de adequate bescherming van haaien en roggen, in het kader van het visserijprotocol tussen de EU en de Comoren. We moeten echter naar het hele veld, naar de hele zee, blijven kijken. De ontwikkelingen zijn zorgwekkend. In de NRC van afgelopen weekend was te lezen dat TRAFFIC, de organisatie die de handel in diersoorten in kaart brengt, heeft gemeld dat Indonesië jaarlijks 13 miljoen haaien vangt. De foto's waren echt onvoorstelbaar. China maakt er nu werk van, maar controle is er nauwelijks. Deelt het kabinet de mening dat er nog heel veel mis is? Deelt het kabinet de mening dat we zelf stevig moeten handhaven? Zo kunnen we anderen ook geloofwaardig aanspreken. Deelt het kabinet de mening dat we dit aanspreken bilateraal moeten doen, maar ook in EU-verband?
Ondanks dat ik er al even uit ben, lukt het me nog net om het woord «neonicotinoïden» uit te spreken. Wat doet de staatssecretaris bij het gebrek aan voortgang? Het is net ook al door een collega gevraagd. Staat zij ook voor transparantie van de onderzoeken?
Voorzitter, het kan zijn dat ik het debat iets eerder moet verlaten, in verband met andere verplichtingen. Bij voorbaat mijn excuses daarvoor.
De voorzitter: Dan bent u op voorhand geëxcuseerd, mevrouw Van Veldhoven.
De vergadering wordt van 11.09 uur tot 11.15 uur geschorst.
De voorzitter: We gaan over tot de beantwoording van de vragen in eerste termijn. Ik sta maximaal twee interrupties toe. Ik neem aan, de staatssecretaris kennende, dat de beantwoording in een aantal blokjes zal gaan. Ik stel voor om aan het einde van een blokje de interruptie te plegen.
Mevrouw Dikkers (PvdA): Het is een beetje buiten de orde. Vorige keer zei de staatssecretaris: hé, we hebben een nieuwe paus. Ik sta nu even één seconde stil bij het bericht dat Bisschop Muskens is overleden. Dat wilde ik even melden.
De voorzitter: Dank voor deze mededeling. Het woord is aan de staatssecretaris.
Staatssecretaris Dijksma: Voorzitter. Ik zal de beantwoording rond drie thema's organiseren. Het eerste thema is de visserij. Het tweede thema is het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Onder het derde thema vallen onder andere de neonicotinoïden en een aantal overige onderwerpen. Dat zijn de drie blokken.
Ik begin met de visserij. Een aantal leden, onder wie de heer Bosman, heeft gevraagd waar we nu staan. Hij wil onder andere van mij horen hoe ik tegen de aanlandplicht aankijk. Hij zal zo opnieuw van mij horen dat deze het sluitstuk van het beleid is. Er is bestuurlijk overleg geweest met de sector. We hebben daarbij vastgesteld dat de aanlandplicht inderdaad het sluitstuk is van onze benadering en dat we ons moeten blijven concentreren op selectievere vangstmethoden.
Daar hoort bij – dat hebben we in de Kamer herhaaldelijk afgesproken – dat we moeten inzetten op een verruiming van de pulskorvisserij. We hebben eind vorig jaar al een verruiming bewerkstelligd. Ik meen dat we zijn gestegen van 5% naar 10%. Het Iers voorzitterschap zal vragen wat ik nu in gedachten heb en dan zal ik zeggen: 100%. Dit om aan te geven hoe wij onderhandelen. Dit is natuurlijk nog niet het resultaat, maar het geeft wel aan op welke manier wij deze discussie voeren. Ik kan ook uitleggen waarom. Bij het gemeenschappelijk visserijbeleid hebben we op Europees niveau allemaal de mond vol van innovatie. Eén land is hiermee verder dan de andere landen en het is voor mij persoonlijk echt een ergernis dat er vervolgens allerlei redenen zijn – ik vermoed economische – waarom dit niet kan. In de discussie krijgen we voortdurend tegenwerpingen, alsof er ook wetenschappelijke twijfel is aan de methode. Ik heb diverse collega's persoonlijk uitgenodigd om in Nederland te komen kijken, zodat ze met eigen ogen kunnen zien dat die twijfel niet nodig is.
In het bestuurlijk overleg is, precies om de reden die mevrouw Dik-Faber aangaf, stilgestaan bij de uitwerking en implementatie van de aanlandplicht. We willen een en ander meenemen in het debat in de triloog, met de collega's in de Raad, maar ook met de Commissie. We lopen er dus niet op vooruit met het idee dat het zo alvast geregeld is. Het is niet zo dat we niet kunnen wachten om ermee te beginnen. Dat proefde ik namelijk een beetje in de vraag van de heer Bosman. We lopen erop vooruit omdat we weten dat er iets aankomt en omdat we ons afvragen hoe we dat uitvoerbaar kunnen maken. Daar zal ik zo nog het een en ander over zeggen. Nu de aanlandplicht onderwerp van discussie is in het Europees Parlement en de Commissie, verwacht ik dat we in de Raad van mei of juni een besluit kunnen nemen. Daarna zal er een uitwerking komen met technische maatregelen en een controleverordening. Dat moeten we met de sector overleggen en dat is nog best lastig. Daarover later meer. Ook bij de discussie over highgrading zie je dit. Wat mevrouw Ouwehand zei, is waar: het is niet altijd gemakkelijk om te controleren wat er gebeurt. Dat is evident.
De heer Geurts zegt dat we, gezien de eerdere discussie over selectieve visserij, nu naar de mazen moeten kunnen kijken, niet naar de mazen in de wet, maar in dit geval naar die in het net. Hij zegt dat men bij het ruilen van zeedagen niet goed uitkomt. De kottersector verandert en er zijn steeds meer boomkorvissers die overschakelen naar flyshoot en twinrig. Deze zijn van oorsprong kabeljauwtuigen en hebben een beperkt aantal zeedagen. Met de overdracht van zeedagen van boomkor naar kabeljauwtuigen hebben we de problemen in principe onder controle. De overdracht is haalbaar, als de vangsten van kabeljauw beperkt blijven. Daar hebben we in Nederland het zogeheten Cod Avoidance Plan voor. We zijn daar op zichzelf positief over. Het lijkt zijn vruchten af te werpen. Er worden voor 2013 geen aanvullende knelpunten in de zeedagen voorzien. Dat is ook besproken met de sector. Het lastige is dat ik de indruk krijg dat de heer Geurts nog weleens andere signalen krijgt dan wij. Ik zeg het maar eerlijk. Dat maakt het wel lastig. Wij hebben namelijk niet het idee dat er een probleem is voor 2013. Voor de langere termijn moeten we bekijken of zeedagen überhaupt nog nodig zijn en of ze blijven bestaan. Dat hebben we al eerder gemeld. Dat is het toekomstverhaal. Dit is dus besproken. Wij hebben die signalen niet gekregen. Als er een probleem is, moet men zich gewoon melden. Het is echt effectiever als we dit niet via de band doen.
Verschillende leden, onder wie de heer Van Gerven, hebben over Mauritanië gesproken. Een en ander staat, meen ik, geagendeerd onder het punt «Any other business». Dit is een heel beroemd agendapunt. De neonicotinoïden hebben we daar ook ooit onder geagendeerd en u weet allen wat ervan gekomen is. Ik zal bij dit punt in de Raad vragen wat de positie van de Commissie is, nu het gemengd comité en het wetenschappelijk comité bij elkaar zijn geweest. We weten dat ook Spanje de stand van zaken wil bespreken. Het wetenschappelijk comité heeft gesproken over de 20 en 15 mijlszone. Er is een rapport uitgebracht. Ik wil eerst van de Commissie horen wat haar opvatting is. Spanje heeft problemen. Onze vissers zijn ook ontevreden. Hun indruk is dat ze nu niks kunnen. Sommigen van u zullen dat een goed signaal vinden, anderen zijn daar verdrietig over. Mijn politieke inschatting is dat het nog best moeilijk zal zijn om hierover een akkoord te bereiken. Als het niet lukt, lukt het niet. Het is nu eerst aan de Commissie om er iets over te zeggen.
Mevrouw Dikkers wil meer informatie en ik zal proberen haar nog meer op haar wenken te bedienen. Zij vraagt hoe het precies zit met de controle. In principe controleert Mauritanië natuurlijk zijn eigen wateren. In het conceptprotocol zijn afspraken voorgesteld over controle en inspectie, zoals satellietcontrole, logboeken et cetera. Er is een gemengd comité van de Unie en Mauritanië. Daarin spreekt men over controle- en inspectieproblemen. Het onderwerp wordt daar dus wel geadresseerd. Het is op dat moment echt onduidelijk wat de uitkomst zal zijn van het hele verhaal. Aan de ene kant is er ontevredenheid, aan de andere kant speelt de bescherming van het belang van de bevolking een rol. Dit zal ook in het debat een rol spelen. We moeten maandag vragen hoe het ervoor staat. Vervolgens zal de Kamer per kerende post het verslag van Luxemburg krijgen. Ik weet niet of het zo snel zal gaan als de laatste keer, maar de Kamer krijgt het zo snel mogelijk.
Mevrouw Dikkers vraagt wat de stand van zaken is in Marokko. De onderhandelingen vorderen echt heel langzaam. In februari is er een vijfde ronde geweest en het is zelfs nog niet bekend wanneer er een volgende ronde zal zijn.
We gaan een apart debat voeren over highgrading. Ik ben helemaal bereid om met u dat debat te voeren en ik wil er niet te veel op vooruitlopen. Een paar vragen kan ik natuurlijk wel beantwoorden. Er is vanuit onze NVWA contact op ambtelijk niveau met de Duitse autoriteiten. Die contacten zijn er dus.
Er is gevraagd hoe het precies zit met het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij. Geven we subsidie aan mensen die de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid overtreden? In het EFMZV, het nieuwe visserijfonds, is in afwijking van het huidige fonds een belangrijke bepaling opgenomen: vissers die inbreuk plegen op het gemeenschappelijk visserijbeleid, komen niet in aanmerking voor steun uit het fonds. Over de precieze invulling moet nog worden gesproken, maar over het principe zijn de Raad – dus ook ik – en de Commissie het eens. Het plegen van inbreuken en overtredingen zal dus consequenties hebben voor het ontvangen van EU-subsidies. Ook lidstaten die de verplichtingen van het visserijbeleid niet nakomen, kunnen worden gekort.
Hoe zit het met de middelen voor controle in het nieuwe visserijfonds? Voor de uitvoering van visserijcontrole beschikt de NVWA over capaciteit en middelen die in de EZ-begroting zijn vastgesteld. Budgetten voor controle en inspectie worden voor het overgrote deel door de lidstaten gedragen. Voor meer specifieke controle, uitgaven of projecten is er een EU-controlefonds beschikbaar. Dit betreft tot op heden een apart fonds waarmee bijvoorbeeld uitgaven voor het e-logboek werden ondersteund. Dat controlefonds wordt vanaf volgend jaar opgenomen in het nieuwe Visserijfonds. Voorzien is dat wij in de tweede helft van dit jaar, dus dit najaar, gaan bekijken hoe Nederland daar invulling aan geeft. Dat geldt ook voor de controle-uitgaven. Specifieke suggesties voor controle-uitgaven, bijvoorbeeld naar aanleiding van de aanlandplicht, zullen bij de invulling daarvan worden meegenomen. Wij hebben dus de tijd om daar in het najaar nog eens goed naar te kijken.
Mevrouw Ouwehand heeft gevraagd of het niet zaak is om iets te doen aan de overcapaciteit, zoals zij het noemt. Eigenlijk is de kern van onze inzet dat wij controle proberen te hebben over de stand van de vis maar niet over de stand van het aantal visvaartuigen. De oplossing van het capaciteitsvraagstuk ligt in essentie in een goed beheer van de visbestanden. Dat moet ervoor zorgen dat binnen de beschikbare vangstmogelijkheden gevist wordt. De vangstcapaciteit moet zich dan aanpassen aan de beschikbare viscapaciteit. Dat is een kwestie van marktwerking. Als wij het anders gaan doen, moeten wij van overheidswege bedrijven als het ware uitkopen. Daar zijn in het verleden nog weleens voorbeelden van geweest. Ik zou niet zo snel andere oplossingen weten. Ik weet niet zeker of wij het geld van onze belastingbetalers daarin moeten investeren. Ik weet niet of dat de bedoeling is van mevrouw Ouwehand, maar ik zou het niet doen.
Mevrouw Dik-Faber heeft haar grote zorgen geuit over de uitvoerbaarheid van het gemeenschappelijk visserijbeleid. Zij vroeg wanneer er duidelijkheid is over het handhavingsinstrumentarium. Zoals gezegd, wij hebben daarvoor grote aandacht. Wij overleggen daar inmiddels ook over met de sector. De controleverordening moet natuurlijk worden besproken in de Europese Unie. Vandaar dat wij de input van de sector belangrijk vinden, want daar zit inderdaad kennis. Daarmee zijn wij op dit moment bezig.
De heer Bosman heeft mij gevraagd of ik het streefbeeld schieraalberekening wil uitvoeren. Hij stelde drie vragen. Daarop zeg ik gewoon drie keer ja. Ja, wij gaan dat doen onder leiding van een onafhankelijke wetenschappelijke commissie. Ja, wij gaan ook de gegevens van Eijsackers waarop hij wees, meenemen. Wij zullen verschillende wetenschappelijke instituten en de sector daarbij betrekken. Daar gaan wij dus mee aan de slag.
Mevrouw Ouwehand heeft gevraagd hoe reëel het actieplan is om de bijvangst van zeevogels tegen te gaan. Dat wordt aanstaande maandag in de Raad in Luxemburg gepresenteerd. Ik vind het heel positief dat dit wordt aangepakt. Uiteraard gaan wij bekijken hoe reëel het is. Die vraag zal ik maandag mede namens mevrouw Ouwehand stellen.
De heer Geurts heeft gesproken over de sportvisserij. Ja, die is onderdeel van het gemeenschappelijk visserijbeleid. Dat betekent ook dat er rekening moet worden gehouden met de belangen van en de effecten op de sportvisserij. In het amendement van het Europees Parlement wordt enkel opname in de werkingssfeer van het gemeenschappelijk visserijbeleid bepleit en wordt geen uitwerking in de verordening gegeven. Dat is de feitelijke stand van zaken.
Het laatste punt binnen dit onderwerp waren de vragen van mevrouw Van Veldhoven en de heer Van Gerven over de import van de wolhandkrab uit andere lidstaten. Volgens het LEI-rapport uit juli vorig jaar blijkt dat alleen in Engeland en Duitsland wolhandkrabben worden gevangen, op niet-professionele basis. De import uit deze landen is beperkt. Nederland heeft binnen de Europese Unie, binnen de Raad, gepleit voor een gemeenschappelijke norm voor bruin vlees. De minister van VWS heeft dat al eerder aangekondigd. Er bestaat namelijk inderdaad geen norm voor bruin vlees. Dat vinden wij niet verantwoord. Dat punt is opgepakt. De minister van VWS is hiermee druk in de weer.
Dat is het eind van dit blokje.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): De laatste woorden van de staatssecretaris zijn geruststellend. Er wordt gewerkt aan de gemeenschappelijke norm of daarvoor is in ieder geval gepleit. Kunnen wij wat meer informatie krijgen over hoe het staat met het bereiken van de gemeenschappelijke norm? Het feit dat iets is aangekaart, is nog niet altijd een garantie voor resultaat. Dat is logisch, maar kan de staatssecretaris daar meer informatie over geven?
Staatssecretaris Dijksma: Nee, nog niet.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Wanneer zouden we dat kunnen krijgen?
Staatssecretaris Dijksma: De minister van VWS weet dit eerder dan ik. Ik kan het natuurlijk wel navragen voor mevrouw Van Veldhoven, maar ik heb daar nu geen beeld van. Het loopt in een andere Raad dan die waarin ik zit.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Is de staatssecretaris misschien bereid om de Kamer hierover samen met haar collega te informeren? Dat kan gewoon schriftelijk.
Staatssecretaris Dijksma: Ik denk dat wij dat dan in het verslag van de Raad van aanstaande week proberen mee te nemen. Er komt dus niet weer een aparte brief.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Prima.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik heb een vraag over het visserijbeleid. Natuurlijk heeft de staatssecretaris gelijk dat het het ideaalst zou zijn als je met een goed beheer van de visbestanden een situatie hebt waarin er daadwerkelijk niet meer wordt gevist dan verantwoord is. Zij heeft ook gelijk dat het aanpakken van overcapaciteit niet makkelijk is, maar de situatie die zij schetst, is een papieren werkelijkheid. Ook moet hierbij de vraag worden gesteld hoe wij dat kunnen garanderen en wat dat allemaal wel niet kost. Wij weten dat het ongelofelijk moeilijk te handhaven is. Ik vraag de staatssecretaris dus toch om dit minstens inzichtelijk te maken, omdat wij daarbij ook de afweging moeten maken hoeveel toezichthouders wij daarop moeten zetten. Of nemen wij het risico dat wij op papier een duurzaam visbeleid hebben, maar dat het in de praktijk altijd misgaat?
Staatssecretaris Dijksma: Ik ben bang dat wat mevrouw Ouwehand vraagt, in de praktijk gewoon niet kan. Ik vertelde net dat het Visserijfonds een nieuw fenomeen heeft. Het kan namelijk ook geen subsidie meer verlenen aan vissers die zich niet aan de regels houden. Wij moeten natuurlijk praten over de effectiviteit van onze controle, los van de vraag wat er wel en niet te bewijzen is. Dat zullen wij in het debat over de highgrading ook doen. Ik wil nu dus niet vooruitlopen op één kwestie, want die is onder de rechter. Er zijn heel verschillende zienswijzen op die kwestie. Onze autoriteiten werken mee, indien dat noodzakelijk is. Ik moet daar nu niet te veel over zeggen. Los daarvan, je hebt regulering via je visbestanden, maar de overheid kan niet zomaar bij wijze van spreken zelfstandig het aantal vissersboten reguleren. Dan kom je onherroepelijk met allerlei andere verworvenheden in de Unie in de knoop. Ik denk dat die route, even los van de vraag of je die überhaupt zou willen, praktisch niet begaanbaar is.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Dat heb ik de staatssecretaris horen zeggen. Mijn vraag is of wij inzichtelijk kunnen krijgen hoe reëel een verduurzaamd gemeenschappelijk visserijbeleid is, ook in termen van de vraag hoeveel toezichthouders en handhavers wij daarvoor nodig hebben. Hoe wordt de controle zo geborgd dat wij er redelijkerwijs van uit kunnen gaan dat wat wij met elkaar hebben afgesproken, in de praktijk ook wordt nageleefd? Dat is een reële vraag, zeker als de overheidsbudgetten voor toezichthouders onder druk staan.
Staatssecretaris Dijksma: Mijn voorstel aan de Kamer is om dat debat in het najaar met elkaar te voeren. Op het moment dat wij in juni zekerheid hebben over de uitkomst van het gemeenschappelijk visserijbeleid, voeren wij de discussie over de technische maatregelen en de verordening die vervolgens volgen. Dan moeten wij vanuit Nederland ook invullen hoe wij zorgen voor een realistisch toezicht, waar mevrouw Ouwehand over sprak. Het is nu dus te vroeg om dat hele plaatje al in te vullen, omdat je dat pas zeker kunt doen op het moment dat wij weten wat de uitkomst is van het voorstel van de Europese Unie.
De heer Van Gerven (SP): Ik wil nog even een visje uitwerpen over het visserijakkoord met betrekking tot Mauritanië. Wat is eigenlijk de positie van het kabinet? Dat is mij niet helder geworden uit het betoog van de staatssecretaris.
Staatssecretaris Dijksma: Dat klopt. Ik heb er niets over gezegd, omdat ik om mijn positie te bepalen, eerst moet weten hoe de vlag er precies bij hangt, letterlijk. Dat is voor mij, net als voor de heer Van Gerven, onbekend. Ik wil dus weten waar de Europese Commissie mee komt. Ik verwacht niet dat wij dat aanstaande maandag afkaarten. Er ligt nu geen voorstel. Ik ga nu dus gewoon informatie opvragen. Op basis daarvan zal ik mijn standpunt bepalen. Dan kan de heer Van Gerven daarover met mij spreken.
De heer Van Gerven (SP): De SP is een groot voorstander van de 20 mijlszone in plaats van de 15 mijlszone. Daar is natuurlijk discussie over, ook in relatie tot de lokale visserij. Ik geef dat nadrukkelijk mee aan de staatssecretaris. Als zij nu geen positie inneemt, wat betekent dat dan voor de meningsvorming in Europees verband?
Staatssecretaris Dijksma: De heer Van Gerven geeft mij mee wat de SP vindt, maar ik geef hem mee dat een Kamermeerderheid vermoedelijk iets anders vindt dan de fractie van de heer Van Gerven. Volgens mij is dat ook al een keer in het parlement tot uitdrukking gekomen, toen hij zag dat een motie op dit onderwerp niet werd aangenomen. Dat is voor mij dus zeker iets om rekening mee te houden. Dat zal hij met mij eens zijn.
Ik verwacht niet dat de lidstaten maandag aanstaande standpunten zullen innemen. Misschien zal Spanje dat echter wel doen, want dat heeft al gezegd dit niet goed genoeg te vinden. Ik verwacht dat wij eerst ordentelijk informatie kunnen vragen en dat wij de tijd nemen om goed te bezien hoe de vlag erbij hangt. Dit is immers niet gisteren begonnen. Waarom zou het dus volgende week klaar moeten zijn? Daarbij zal ik rekening houden met de positie die de Kamer in meerderheid inneemt.
Mevrouw Dikkers (PvdA): Ik heb een vraag ter verheldering. Begrijp ik het goed dat het een voorwaarde is voor subsidieverstrekking dat je van onbesproken gedrag bent? Ik heb namelijk begrepen dat de Raad erg graag wil dat het een optie is, maar dat het Europees Parlement dit erg graag als verplichting wil.
Staatssecretaris Dijksma: Het is niet zo dat je een soort toets vooraf hebt. Dat kennen wij niet. Als je laat zien dat je niet van onbesproken gedrag bent geweest, kan je subsidie worden teruggevorderd. Als je je niet aan de regels houdt, kan er dus een deel van wat je eerder hebt gekregen, worden teruggehaald. Dat is de manier waarop het gaat werken.
Mevrouw Dikkers (PvdA): Is het dan niet een idee om ook iets te doen aan de voorkant, zodat je niet in aanmerking komt voor subsidie als je niet van onbesproken gedrag bent omdat je eerder al een keer gesjoemeld hebt?
Staatssecretaris Dijksma: Ja, maar dat moet eerst een keer worden vastgesteld. Wij gaan nu niet een soort nulmeting doen. Op het moment dat mensen zich niet aan de regels houden – daar hoort ook een veroordeling bij en een bewijs; zo hoort dat in een rechtsstaat – en als mensen evident fraudeurs zijn gebleken, dan kun je met recht zeggen dat zij geen recht hebben op datgene wat zij wellicht eerder hebben ontvangen. Overigens gaat die maatregel pas vanaf volgend jaar in. Wij kunnen dat nu bijvoorbeeld niet met terugwerkende kracht doen.
Mevrouw Dikkers (PvdA): Dat snap ik. Ik pleit er ook niet voor dat dit met terugwerkende kracht gebeurt. Wel pleit ik ervoor dat wij dit instrument straks wel hebben en dat wij straks niet ergens in de stukken hebben staan dat het optioneel is, dat het niet is vastgelegd of dat mensen niet weten waar zij aan toe zijn.
Staatssecretaris Dijksma: Dat is mijn inzet, maar ik onderhandel wel met meer dan twintig andere lidstaten, zoals mevrouw Dikkers weet, en ook nog met het Europees Parlement, dat af en toe ook heel bijzondere opvattingen blijkt te hebben. Mevrouw Dikkers mag echter rekenen op mijn inzet.
De heer Geurts (CDA): Ik kom even terug op de sportvisserij. Ik hoorde de staatssecretaris aangeven dat de sportvisserij een doelstelling is in het gemeenschappelijk visserijbeleid. Wat betekent dat voor de inzet van Nederland? Die vraag had ik ook in eerste termijn. Gaat de staatssecretaris de sociaaleconomische belangen van de sportvisserij meenemen in het beleid?
Staatssecretaris Dijksma: Dat is een algemeenheid waar ik heel weinig mee kan. Wat bedoelt de heer Geurts daarmee?
De heer Geurts (CDA): Ik probeer het zo duidelijk mogelijk in korte tijd uit te leggen. Op dit moment zit de sportvisserij niet in het gemeenschappelijk visserijbeleid. In zijn amendement zegt het Europees Parlement het van belang te vinden dat de sportvisserij in dat beleid komt. Dat is dus nog niet overgenomen, want de onderhandelingen lopen nog. Daarom vroeg ik in eerste termijn wat de inzet van Nederland is. Steunt de staatssecretaris dat amendement, om het zo maar te zeggen? Als zij het steunt – dat is dan een verdieping lager – wat betekent dat dan voor het beleid van Nederland met betrekking tot de sportvisserij binnen het visserijbeleid?
Staatssecretaris Dijksma: Op zichzelf vinden wij het prima als de sportvisserij onderdeel wordt van het gemeenschappelijk visserijbeleid, maar de discussie gaat uiteindelijk over de vraag wat daarvan precies de consequenties zijn. Ik heb nog geen beeld van wat de Europese Commissie zich daarbij aan uitwerking voorstelt. Dat zullen wij dus helder moeten krijgen. Zeker ten aanzien van sociaaleconomische belangen zeg ik: het zijn wel sportvissers, met de nadruk op «sport». Wij moeten dus goed nadenken over de vraag hoe zich dat verhoudt tot datgene wat wij doen voor mensen die daarvan hun beroep hebben gemaakt. Dat zijn twee verschillende grootheden. Dat zal de heer Geurts met mij eens zijn. Ik opereer daarbij dus maar voorzichtig. Wij hebben helemaal geen principieel bezwaar, maar het moet niet te gek worden.
De voorzitter: Ik weet niet of het antwoord helemaal naar tevredenheid was, maar dat horen wij later.
De heer Geurts (CDA): Ik probeer de hele dag vrolijk te blijven kijken. Dat probeer ik altijd. Ik mompelde net: dit wordt dus een motie in de toekomst.
De voorzitter: Waarvan akte. Ik zie geen verdere interrupties op dit onderdeel. Ik vraag de staatssecretaris dus om over te gaan op het tweede blokje.
Staatssecretaris Dijksma: Dat is zo, maar ik heb nog even een kleine nabrander voor de heer Geurts. Als hij zijn motie indient op het moment dat wij weten wat er voorligt, lijkt mij dat wel zo logisch, want wij hebben nu nog enigszins een black box.
De heer Geurts (CDA): Als de staatssecretaris dan in een volgend verslag opneemt wat de bevindingen zijn in Brussel, is dat wat proactiever.
Staatssecretaris Dijksma: Dat is een goede deal. Dat vind ik een goede zaak.
Allereerst kom ik op de vraag van de heer Bosman, mede namens de voorzitter. Er werd gezegd dat het onaanvaardbaar is om 7% van de landbouwgronden aan het areaal te onttrekken. 7% van de ecologische focusgebieden moet in ecologisch beheer worden genomen, maar er is tijdens de onderhandelingen van het MFK vastgelegd dat dit niet ten koste mag gaan van de productie. Ook op de 7% mag bijvoorbeeld productie plaatsvinden van onder andere eiwitgewassen. Braak liggen werd expliciet genoemd. Dat hoeft dus niet zo te lopen, want dat is niet aan de orde.
Verschillende fracties hebben mij gevraagd wat ik van de mogelijkheid vind om de eventuele overheveling van de 15% van de eerste naar de tweede pijler of andersom te gebruiken. Het mag immers alle kanten op. Ik heb eerder gezegd dat ik het in ieder geval een goede zaak vind dat er flexibiliteit in het systeem komt. Bij het plattelandsbeleid moeten wij echt gaan inzetten op het versterken van de concurrentiekracht en innovatie. Dat is weer een andere discussie dan de verschuiving. Met andere woorden: die middelen moeten op het boerenerf terechtkomen, en met een duidelijk doel.
Ik kom terug op de vraag hoe ik de keuzes voor de nationale implementatie precies wil maken. Ik weet dat er een aangenomen motie op dit punt ligt. Dat hoeven de leden mij dus niet nog een keer te vertellen, want die staat in mijn geheugen gegrift. Ik zal hierover ook overleggen met de sector. Het lijkt mij verstandig om dat te doen.
De heer Geurts vroeg of er extra middelen voor de landbouw komen. Hij weet dat de Europese Raad heeft besloten over het Meerjarig Financieel Kader. Er wordt overlegd met het Europees Parlement en de Europese Commissie in het kader van de triloog, maar dat is de route van premier Rutte. Ik kan dus niet vooruitlopen op de uitkomsten daarvan. De fractie van de heer Geurts heeft het debat op dit onderwerp met de premier kunnen voeren, maar tot mijn verrassing is die vraag daar volgens mij niet gesteld. Ik hoor dat de heer Geurts zegt dat dit wel het geval is. Dan bemoei ik mij er niet mee. Dit overleg is in ieder geval op een ander niveau aan de orde.
De heer Geurts heeft mij gevraagd hoe het zit met de doelstellingen voor producentenorganisaties en interbrancheorganisaties. Wij hebben al eerder toegezegd – volgens mij was dat tijdens het AO Voedsel – om daar met een toelichting op te komen, ook wat betreft de spelregels. Het moet nog worden vastgesteld door de Europese Commissie, maar het feit dat deze tekst onderdeel is van datgene wat de Raad heeft vastgesteld, ligt aan Nederland. Wij hebben dat voorgesteld. We hebben dat gedaan omdat we op zoek zijn naar mogelijkheden voor een oplossing, nu de pbo's verdwijnen. De sector moet namelijk wel een aantal handvatten hebben om zich te kunnen organiseren. Deze mogelijkheid is heel kansrijk. We overleggen daar nu ook over met de sector. Minister Kamp en ik zullen de Kamer binnenkort over dat overleg apart informeren. Maar het feit dat dit opeens in de tekst verscheen ... Hier zit de schuldige. Wij hebben dat geregeld. We denken dat we dat ook nodig hebben.
Mevrouw Dikkers, mevrouw Dik-Faber en een aantal anderen vroegen of we de planning halen. Ik heb alle vertrouwen in het Ierse voorzitterschap. Simon Coveney is een zeer gedreven collega. Ik heb goede hoop dat we in juni een akkoord hebben. Ik zal uitleggen waarom. De problematiek wordt niet anders als we er nog een aantal maanden extra over gaan doen. Mijn indruk is dat een heleboel mensen dat inmiddels ook wel in de gaten hebben. Soms zorgt het feit dat zaken onder grote druk, ook onder tijdsdruk, staan, ervoor dat er juist wel een akkoord komt. Dat hebben we bij het gemeenschappelijk visserijbeleid eerder al gezien. Ik heb de afgelopen Raad meegemaakt en kreeg daarbij de indruk dat we er uiteindelijk, en ook nog in een goede sfeer, uit zijn gekomen. Het wordt nog een hele klus in de triloog, maar ik blijf optimistisch. Ik denk dat het ook belangrijk is om dat uit te stralen, want als wij er niet in geloven, wie dan wel?
Mevrouw Dik-Faber vroeg waar de punten in de triloog zitten waar het om gaat. Ik weet dat er nu nog heel veel bespreekpunten zijn. Het is nu echt aan de onderhandelaars om dat terug te koken tot een aantal overzichtelijke blokken. Een van de onderwerpen die voor mij cruciaal zijn, is de vergroening. Dat is voor mevrouw Dik-Faber cruciaal, maar voor mij ook. Dat delen wij. Een aantal leden, zoals de heer Van Gerven en mevrouw Van Veldhoven, vraagt of die vergroening wel hard is, of het wel iets voorstelt. De heer Van Gerven verwees naar een studie over equivalentie van vergroening. Die studie gaat uit van een analyse van huidige praktijken. Ik denk dat we met onze toekomstplannen echt meer ambitie hebben, een ambitie die verder gaat dan wat nu de praktijk is. Ik ben daar optimistisch over. Die studie kijkt terug, niet vooruit. Volgens mij gaat het daarover. En ja, mevrouw Van Veldhoven heeft gelijk als zij stelt dat het agrarische natuurbeheer effectiever en beter kan. Dat gaan we dus ook met elkaar regelen. Er is bij alle betrokkenen overeenstemming over het feit dat dit zo is. We zijn dus al best ver in de discussie daarover. De herziening van het stelsel komt er dus aan. Dan moet er wel een beheerstelsel liggen dat een goede invulling geeft aan de vergroening. Zowel op nationaal als op Europees niveau zullen nog nadere voorstellen volgen. Het was voor Nederland, en niet alleen voor Nederland, heel belangrijk dat er ruimte zit in de manier waarop je het mag uitvoeren. Mevrouw Van Veldhoven gaf dat ook al aan. Als de Commissie alleen maar met een soort dictaat zou komen, dan zou ze het bijvoorbeeld ons land schier onmogelijk maken om eraan te voldoen. Dat kan niet de bedoeling zijn. Het kan niet zijn dat een land dat er op zichzelf enthousiasme voor wil tonen en boeren die ermee aan de slag willen, door een te beperkt keurslijf het gevoel krijgen dat ze geen ruimte hebben. Dat hebben we besproken.
Mevrouw Van Veldhoven zei dat de sanctie dan eigenlijk niets meer voorstelt. Ik geloof dat de heer Bosman zei: het is eigenlijk nog steeds te veel. Ziehier precies het dilemma. De Kamer heeft me bij motie een opdracht gegeven. Ik neem het mevrouw Van Veldhoven niet kwalijk, maar het is ondertussen even gebeurd toen zij er niet was. Ja, als de kat van huis is, dansen de muizen. Er is dus een voorstel van de Kamer gekomen om het terug te brengen tot nul. Mevrouw Van Veldhoven heeft gelijk dat doorgaans het systeem zo is dat men tot 100% extra aan boetes krijgt. Ook nu zeg ik: hier zit de schuldige. Dat hebben wij, onder anderen, veroorzaakt. Het is teruggebracht, maar het was wel een opdracht van de Kamer. Zoals het hoort, hebben we die gewoon uitgevoerd, en – ik zeg het voorzichtig – met succes. Ik hoop dat ook de VVD-fractie, zeker gelet op wat ze nu van mevrouw Van Veldhoven te horen heeft gekregen, wil erkennen dat het een succes is. Het lijkt me voor onze geloofwaardigheid in Brussel niet verstandig om het weer terug te draaien. Ik denk overigens wel dat dit het dan wel is. Naar mijn inschatting zal het niet lukken om het nog verder naar beneden te krijgen. Ik wil de Kamer ook dit strategische punt meegeven: pick your fights. Op een gegeven moment moet je er soms ook voor zorgen dat je een aantal andere goede dingen overeind houdt. Als we ergens wat willen, kunnen we bijvoorbeeld gewoon de discussie over de pulskor weer op tafel leggen.
Gevraagd is hoe het zit met de overgangsmaatregelen. Dat horen we maandag. De Commissie komt dan met een presentatie. Mijn inzet is een soepele overgang. Ik zal de Kamer hierover berichten in het verslag van de Raad van komende week. Dan weten we ook wat de Commissie voorstelt.
Onder anderen de heer Geurts heeft gesproken over de berekening van de inkomenseffecten. Hij zei dat het een rooskleurige berekening is. Andersom geredeneerd: we hebben ook een heleboel dingen die gunstig voor ondernemers zijn, niet meegenomen. Het is dus maar zeer de vraag hoe je het wilt beoordelen. We hebben het LEI en Panteia gevraagd om te kijken naar de belangrijkste landbouw- en tuinbouwsectoren. We hebben dat laten vergelijken met het kleinmetaal en de detailhandel. Dat leek ons fair, want ook daarin zitten ondernemers. De gevolgen voor de land- en tuinbouw zijn per saldo beperkt, van licht negatief – zeker, dat is ook zo – tot licht positief. Ook voor het kleinmetaal en de detailhandel zijn de gevolgen beperkt. Een positief inkomenseffect is het vervallen van de heffing. We weten nog niet precies wat daarvoor terugkomt. Daarom zal ik zo nog iets zeggen op het verzoek van de heer Geurts om het nog een keer te laten berekenen. Ik zal daar zo op terugkomen. Er zijn inderdaad ook negatieve effecten. De heer Geurts noemde die: de assurantiebelasting, de versobering van de SDE-plusregeling en dergelijke. Die negatieve effecten zijn er dus ook. De heer Geurts heeft gelijk: de studie kan geen duidelijkheid geven voor elk individueel geval. Ik ben bereid om het te herhalen, zoals ook de heer Van Gerven vroeg. Ik weet echter niet of het mogelijk is om het helemaal op de inkomenseffecten te doen. Voor een eerlijke vergelijking lijkt het me namelijk wel belangrijk dat je steeds hetzelfde doet. Anders vergelijk je appels met peren. Mijn voorstel is om dat halverwege deze periode te doen, want dan heb je meer duidelijkheid over wat de effecten zijn van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Dan zijn we daarmee in principe aan de slag en krijgen we een beter beeld van wat precies de effecten zijn. Dit wil ik de heer Geurts toezeggen. Elk jaar lijkt me wat overdreven, maar ergens halverwege moet toch mogelijk zijn.
De heer Bosman had een vraag over de gemeenschappelijke marktordening voor groenten en fruit en de bijen. Met ingang van 2011 zijn de kosten voor bestuiving door hommels en bijen niet meer subsidiabel. De reden daarvan is dat ingevolge de EU-regelgeving alleen additionele kosten subsidiabel zijn. Eventuele meeropbrengsten dienen daarop in mindering te worden gebracht. Het is belangrijk om te zeggen dat de Europese Commissie naar aanleiding van onderzoek heeft aangegeven dat we fouten hebben gemaakt en dat er terugvordering moet plaatsvinden. Nederland heeft daar natuurlijk vragen over gesteld, want we doen niet alleen maar braaf wat er uit Brussel komt. Tegenstribbelen hoort er ook bij. Ik noem dat: je positie goed neerzetten, omdat dat soms ook echt nodig is. Helder is nu dat ik moet terugvorderen als er in strijd met regelgeving is gehandeld. Een lidstaat heeft daartoe geen eigen beslissingsbevoegdheid, of je dat nu leuk vindt of niet. Als ik het niet doe, dan moeten we het via het blokje «apurement», dus «boetes», opvangen. Dat legt dan dus feitelijk een beslag op de begroting. Vooralsnog is dat een gevaarlijke operatie, want ik weet niet waar dat eindigt. Dit is niet maar een soort vermoeden. We hebben een vrij helder signaal gekregen: zo moet het gebeuren.
Einde blokje.
De heer Bosman (VVD): Ik ga nog even door op dat laatste stuk. Dan ontstaat namelijk wel de vraag: waar ligt de verantwoordelijkheid? Hebben de ondernemers ten onrechte subsidie aangevraagd? Of is de mogelijkheid daartoe door de overheid aangegeven en hebben zij te goeder trouw gehandeld? Waar zit het probleem?
Staatssecretaris Dijksma: Met al dit soort dingen is het zo dat degene die de subsidie ontvangt, ook het risico neemt dat hij het moet terugbetalen als het niet goed gaat.
De heer Bosman (VVD): Dat vind ik heel lastig, want wanneer stopt zoiets? Hoever kun je dan terug? Vijf jaar? Tien jaar? Waar zit die controle? En hoe betrouwbaar ben je als overheid als je zegt: ik stel iets ter beschikking, ik toets uw aanvraag en ik keur uw aanvraag goed? Maar dan heb je het volgende probleem. De overheid zegt: ik keur uw aanvraag goed, maar als achteraf blijkt dat ik als verstrekker van de subsidie niet correct heb gehandeld, dan haal ik haar toch terug bij degene die haar gekregen heeft. En dan ontstaat het probleem dat je je de vraag stelt of je dan nog wel een subsidie kunt aanvragen of dat je altijd verantwoordelijk blijft.
Staatssecretaris Dijksma: Volgens mij gaat de discussie in dit geval over het feit dat achteraf blijkt dat een aantal mensen ten onrechte subsidie hebben aangevraagd. Dat is een ander probleem. Dan komt er een situatie waarin wordt teruggevorderd.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Het is natuurlijk altijd heel prettig om te horen dat de staatssecretaris mijn invloed in deze commissie zo inschat dat ik voor een andere meerderheid had kunnen zorgen. Ik was wel aanwezig bij de stemming, maar helaas heeft de Kamer mij toen niet gevolgd. Ik heb twee vragen. De eerste gaat over het agrarisch natuurbeheer. Het is goed om te horen dat de staatssecretaris werkt aan het effectiever maken van dit instrument. Ook wat dit betreft de vraag: hoe, wat, waar en wanneer horen we er meer over? Met wie wordt er allemaal gesproken? Worden ook de natuurverenigingen erbij betrokken? De tweede vraag, die ik eerder al had gesteld, gaat over de «apurement». Kan de staatssecretaris garanderen dat voor het dekken van boetes niet de pot van de «apurement» zal worden gebruikt waar het gaat om het niet voldoen aan de vergoedingsdoelstelling, nu die al zo ontzettend is afgezwakt?
Staatssecretaris Dijksma: Ook voor dat laatste geldt dat het een individuele ondernemersverantwoordelijkheid is. Daarvoor gaan we dus niet onze schadepot aanspreken. Op de eerste vraag van mevrouw Van Veldhoven kan ik het volgende zeggen. Het agrarisch natuurbeheer en de hervorming daarvan maakt deel uit van de discussie die ik nu met de provincies heb over de hoofdlijnennotitie natuur. Die krijgt de Kamer, zoals bekend, gelijk met de Voorjaarsnota.
De voorzitter: Er zijn geen andere interrupties meer voor dit blokje. Ik vraag de staatssecretaris om over te gaan naar het volgende, tevens laatste, blokje.
Staatssecretaris Dijksma: Verschillende fracties hebben vragen gesteld over de neonicotinoïden. Zo werd gevraagd wat precies de stand van zaken in de Unie is en hoe het EC-voorstel eruitziet. De Kamer heeft in de aan haar gerichte brief een precieze beschrijving kunnen zien van wat de Europese Commissie heeft voorgesteld. De woordvoerders weten dat het in een eerdere stemming niet mogelijk bleek om een meerderheid voor het voorstel van de Commissie te krijgen. Het voorstel dat op 29 april op tafel ligt, is eigenlijk gelijk aan het voorstel dat de Europese Commissie eerder deed en dat ik in de brief aan de Kamer uitgebreid heb beschreven.
Mevrouw Ouwehand zegt dat het Verenigd Koninkrijk – inderdaad, zo zeg ik, een belangrijke factor in deze discussie – inmiddels een intern debat heeft gevoerd. Dat klopt. Een commissie van het Lagerhuis heeft een verbod op neonicotinoïden voorgesteld. Dat moet echter nog verder worden besproken in het Lagerhuis. Ook de regering moet daarover nog een standpunt innemen. Ik ben heel benieuwd naar de positie van het Verenigd Koninkrijk in het comité van beroep. Dat beroep zal dienen op 29 april. Ik heb daar nog geen idee van. Ook voor mij is onduidelijk wat voor effect dit politieke gegeven uiteindelijk zal hebben op het standpunt van de Britse regering. Er is inderdaad eerder al gestemd. Op 28 april komt er een «appeal committee» bijeen om zich opnieuw te buigen over het Commissievoorstel. Dan zullen we zien hoe de vlag erbij hangt.
Hoe gaan we nu verder? Wat is mijn positie wat dat betreft? Ik heb steeds tegen de Kamer gezegd: het liefst Europees. Ik heb de Kamer echter ook gezegd: als dat niet lukt, dan moeten we zelf aan de slag. Mijn positie is dus helder. We plegen nu een uiterste inzet om het in Europees verband voor elkaar te krijgen dat het voorstel van de Europese Commissie wordt aangenomen. Dat zou echt het allerbeste zijn. Volgens mij zijn we het daarover eens. Als het niet wordt aangenomen, zullen we een nationaal besluit moeten nemen. Verschillende rapporten sterken mij om dat te doen. We bereiden ons daar ook op voor. Ondertussen proberen we om in Nederland het debat tussen de verschillende partijen te blijven organiseren. Mevrouw Dik-Faber verwees daar ook naar. Volgende week hebben we over dit onderwerp een discussie met mensen uit de milieubeweging, mensen uit het bedrijfsleven en mensen uit de landbouwsector. Het is namelijk belangrijk dat we niet alleen communiceren via de media. We moeten ook met elkaar spreken. De Nederlandse positie is helder.
Bij de regeling van werkzaamheden heeft mevrouw Ouwehand gevraagd hoe het zit met de transparantie van de openbaarheid van subsidies. Ze heeft volgens mij zelfs ook om een brief gevraagd. Het mag geen geheim zijn dat ik een voorstander van transparantie ben. De Kamer zal binnenkort de beloofde brief hierover krijgen. Hiermee heb ik geschetst hoe het gaat. Eind april weten we meer. Dan kunnen we zien wat ons te doen staat.
Ik heb nog een paar aanverwante andere onderwerpen, allereerst de volledige kwekersvrijstelling. De heer Van Gerven heeft mij om een brief gevraagd. Die krijgt hij binnenkort. We hebben ook nog een AO. We kunnen het debat nu voeren, maar het leek me verstandiger om dat niet te doen. Het is een groots en meeslepend onderwerp. Ik ken het al langere tijd. Het lijkt me goed om daarover apart te spreken. Dat heeft de heer Van Gerven ook gevraagd. Op dat moment moeten we dus de heer Van Gerven volledig bedienen met informatie.
Mevrouw Dik-Faber heeft gevraagd hoe het zit met de afspraken die met Rusland zijn gemaakt over het opheffen van de exportbeperkingen bij AI en de gebieden die daar zijn aangewezen. Die afspraken worden op dit moment door de chief veterinary officers van beide landen uitgewerkt. Ik heb er alle vertrouwen in dat die afspraken ook zullen worden uitgevoerd. Ze zijn op het hoogst denkbare niveau gemaakt. Men werkt er nu dus aan.
De heer Van Gerven vroeg hoe het zit met lood in rijst en vroeg of daarover ook gegevens beschikbaar zijn. Ik zal dat bij de Commissie navragen. Op dit moment kan ik hier niet méér over zeggen. Het is een goede vraag. Laten we die informatie bij de Commissie opvragen.
Ik kom tot slot op de risicobeoordeling voor levensmiddelen en diervoeders. De heer Van Gerven heeft ook daarover gesproken. Genetisch gemodificeerde organismen, zoals dat zo mooi heet, voor levensmiddelen en diervoeders moeten voorafgaand aan toelating tot de markt een risicobeoordeling ondergaan. De EFSA – de Kamer kent die nog van de neonicotinoïden – beoordeelt de mogelijke risico's op basis van de richtsnoeren. Op 25 februari is gestemd over een voorgestelde verordening betreffende de risicobeoordeling van gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders. Dat voorstel is aangenomen. Nederland, het Verenigd Koninkrijk en Zweden hebben tegen het voorstel gestemd. Wij waren van mening dat de verplichtingen in de verordening een onnodige aanscherping van de bepalingen in de EFSA-richtsnoeren zijn.
Nederland is kritisch ten aanzien van de verplichting om standaard een 90 dagendierproefstudie uit te voeren. De EFSA is het daar overigens mee eens. Het is dus niet zo dat wij dat zelf hebben verzonnen. Dit leeft ook bij de EFSA. Destijds hebben wij een alternatief voorstel gestuurd en op hoog niveau een gesprek gevoerd met de commissie. Dit is de stand van zaken. Er ligt nu dus een nieuw feit. Daar zullen wij mee aan de slag moeten gaan.
De heer Bosman (VVD): Ik had nog een vraag over de legbatterijeieren.
Staatssecretaris Dijksma: Ik zal het nazoeken. De heer Bosman heeft het over iets waarvan ik denk: dat moet niet. Daar zijn we het volgens mij over eens. Ik denk dat we dit moeten uitzoeken.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik heb een vraag over het traject op het gebied van de neonicotinoïden. Ik heb een dertigledendebat aangevraagd. Dat wil ik omzetten naar een spoed-AO. Wat is het goede moment daarvoor? Ik heb begrepen dat er vlak voor het meireces, op 26 april, een stemming is. Ik hoorde de staatssecretaris net iets zeggen over 28 april. Wanneer verwacht zij duidelijkheid over de Europese beslissing?
Staatssecretaris Dijksma: Ik dacht eind april, waarschijnlijk de 28ste. We kunnen het geheel het beste overzien net na het meireces, want dan weten we ook wat de uitkomst van de stemming is. Dan hebben we dus een goed beeld om zo'n debat met elkaar te kunnen voeren. Dat lijkt mij op zichzelf prima, omdat we dan ook weten of er een Europees voorstel komt. Als dat niet het geval is, kunnen we alvast praten over wat Nederland gaat doen.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Prima, dank! Dat is ook handig voor onze besluitvorming.
De voorzitter: Ik constateer dat de leden behoefte hebben aan een korte tweede termijn. Ik stel een spreektijd voor van maximaal twee minuten.
De heer Bosman (VVD): Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor haar voortvarendheid en inzet voor de visserij en de landbouwtak. Het is goed dat de staatssecretaris ook de koppeling maakt tussen de aanlandplicht en innovatie en de visserij. Ik merk namelijk dat er in de visserijsector heel veel onrust en ontevredenheid is over aan de ene kant de verplichting te voldoen aan de aanlandplicht en aan de andere kant de beperkingen die er zijn. Er wordt bijvoorbeeld zelfs gezegd: ik kan beter de bijvangst verhandelen dan mij inzetten als visser. Dat is natuurlijk nooit de bedoeling van het beleid. Ik dank de staatssecretaris voor haar inzet op dit punt en voor het feit dat zij die zorgen deelt.
Ik dank de staatssecretaris ook voor de toezegging voor de herberekening inzake de aal en voor de inzet voor 100% pulskorvisserij.
Ik kom op de landbouw. Ik heb in eerste termijn aangegeven dat er een aantal positieve ontwikkelingen zijn, maar dat we over een aantal zaken ook kritisch zijn. We zijn kritisch over het feit dat een ondernemer nog steeds die boete van 25% kan verwachten. De VVD is namelijk van mening dat vergroeningsmaatregelen losgekoppeld zouden moeten worden. We zoeken de ruimte tot het gaatje. Na het vurige pleidooi van de staatssecretaris wil ik haar complimenteren voor haar inzet. Dank daarvoor!
De heer Geurts (CDA): Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de beantwoording. De staatssecretaris heeft toegezegd dat er halverwege deze periode een herberekening wordt uitgevoerd. Ik zal maar geen discussie voeren over de vraag wat «halverwege deze periode» zal zijn. Laten we er maar even van uitgaan dat deze periode tot 2017 duurt. Die herberekening zou dus rond juni 2015 zijn.
Ik kom op de interbrancheorganisaties. Ik gaf aan dat de Belgische overheid die informatie al geruime tijd aan het verspreiden is. De staatssecretaris zei in haar beantwoording dat het in Nederland nog moet worden vastgesteld. Daar zit een verschil in, terwijl België en Nederland toch twee Europese landen zijn. Ik wil graag dat de staatssecretaris daar nog even nader op ingaat. Ik weet dat zij dan zegt: u moet even geduld hebben, want die informatie komt binnenkort naar de Kamer. Er moet echter nog heel veel gebeuren. Daarom ben ik een beetje ongeduldig op dat punt.
Ik kom nog even terug op de aanlandplicht. De staatssecretaris zal wel denken: daar komt hij weer! Mijn collega's hier aan de linkerkant zeggen dat ook. De CDA-fractie maakt zich echter grote zorgen en vraagt zich af of die aanlandplicht in de praktijk wel werkbaar blijkt te zijn. Als goed volksvertegenwoordiger heb ik mij daarvan op de hoogte laten stellen. Ik maak mij, net als heel veel mensen, grote zorgen over dit dossier en ik vraag mij af of dit wel tot een goed einde komt.
Mevrouw Dikkers (PvdA): Voorzitter. Ik ben naar aanleiding van de antwoorden van de staatssecretaris nog niet helemaal gerust over de situatie met betrekking tot Mauritanië. Als ik het goed heb begrepen, zegt de staatssecretaris dat de onderhandelingen worden heropend. Er zou namelijk onvoldoende gebruik van een en ander worden gemaakt en de Spanjaarden zijn tegen. Er is sprake van een joint committee dat toezicht moet houden of die overleg heeft over het toezicht dat de Mauritaanse overheid zelf moet houden op de uitvoering van die protocollen. Ik wil toch graag wat meer informatie ontvangen over dit joint committee, met name over wat daarin wordt besproken en wat de conclusies daarvan zijn. Vooralsnog hebben wij in het parlement immers geen enkel zicht op hoe het daar loopt.
Ik heb begrepen dat er een register is van overtredingen die zijn geconstateerd bij visserijschepen, namelijk het IUU-register. Is de staatssecretaris daarvan op de hoogte? Is dat een openbaar register? De staatssecretaris zegt net dat er een nulmeting moet plaatsvinden bij het nieuwe GVB. Dat begrijp ik. De meeste mensen zijn te goeder trouw, maar als het register van overtredingen openbaar is, dan zouden wij dat graag willen inzien. Ik wil graag dat dit register wordt gekoppeld aan de subsidiesystematiek, omdat je dan blijkbaar al inzicht hebt in de mogelijke overtreders.
De heer Van Gerven (SP): Voorzitter. Ik heb nog een paar puntjes. De staatssecretaris had het over Mauritanië. Zij zei dat de meerderheid van de Kamer er anders over denkt dan de SP in dit geval. Vissen zijn van waarde en weerloos. Er moet dus zorgvuldig mee worden omgegaan. Ik wijs erop dat er binnen de coalitie verschillende meningen leven omtrent de 15 mijlszone en de 20 mijlszone en dergelijke. Dat wil ik de staatssecretaris wel meegeven.
Ik dank de staatssecretaris dat zij wil uitzoeken hoe het zit met de loodgehaltes in importrijst en dergelijke. Kan zij ons melden op welke termijn wij horen hoe het zit?
Tot slot kom ik op de genetically modified organisms (gmo's), de genetisch gemodificeerde mais en dergelijke. Ik ben toch teleurgesteld in het standpunt van het kabinet. Het kabinet gaat niet voor die 90 dagen, maar heeft gekozen voor 30 dagen. Kan de staatssecretaris dat nog nader motiveren? Uit het onderzoek van Séralini blijkt immers dat het verstandiger is om 90 dagen aan te houden in plaats van die 30 dagen waar de EFSA voor pleit.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de beantwoording van alle vragen. Ik heb een paar concluderende opmerkingen.
Ik kom op de aanlandplicht. De heer Geurts concludeerde net heel erg snel dat de collega's aan zijn linkerzijde daar wellicht anders over denken. De ChristenUnie heeft echter grote zorgen over de uitvoerbaarheid van de huidige voorstellen. We hebben op dit moment geen duidelijkheid over de vraag of een nieuw quotumsysteem kan worden gerealiseerd. Dat terwijl bij het huidige systeem Noorwegen al zo tegenstribbelt. Er is ook nog veel onduidelijkheid over het handhavingsinstrumentarium. Wij delen dus de zorgen die door de voorgaande sprekers zijn geuit.
Ik ben heel erg blij met het antwoord dat de staatssecretaris gaf op mijn vraag wat haar grootste punt van zorg is als het gaat om het GLB en de onderhandelingen die nu worden gevoerd tussen de Raad, het Europees Parlement en de Commissie. De staatssecretaris antwoordde: dat is toch het vergroeningspakket. Ik hoop dat zij er fors op wil inzetten dat daarbinnen ruimte zal zijn voor maximale flexibiliteit, opdat agrariërs aan de slag kunnen met vergroening op een manier die past bij hun eigen bedrijfsvoering.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de beantwoording. Ik hoor graag of zij conform de motie-Ouwehand (21 501-32, nr. 370), die een paar jaar geleden is aangenomen, zou willen pleiten voor het sluiten van de Europese wateren voor de vangst op de blauwvintonijn. Ik denk wel dat het moment daar is, als het over ICCAT gaat.
Ik kom op de neonicotinoïden. Ik dank de staatssecretaris voor haar inzet op dit gebied. Ik hoop dat er ook achter de schermen hoop is, zeker gelet op de ontwikkelingen in het Verenigd Koninkrijk. Haal eruit wat erin zit, zeg ik tegen de staatssecretaris. Ik ben ook blij om te horen dat zij alvast bekijkt welke nationale maatregelen getroffen zouden moeten worden en dat zij dit voorbereidt. Ik zal mijn collega's voorstellen om in de eerste week na het meireces ruimte in te lassen voor een debat hierover. Dan kunnen we horen hoe het op Europees niveau is afgelopen. Ik hoop op goed nieuws. Zet hem op!
De voorzitter: De procedurevergadering is het geëigende moment om dat voor te stellen, mevrouw Ouwehand.
Staatssecretaris Dijksma: Voorzitter. Ik zal de opmerkingen per woordvoerder langslopen. Allereerst dank ik de heer Bosman voor zijn uitgesproken steun. In het kader van de toezeggingen zal de Kamer zo snel mogelijk antwoord krijgen. Ik ben het aan de heer Bosman verschuldigd om toch nog even terug te komen op zijn eerdere vraag over de legbatterijstallen. Binnen de huidige regelgeving zouden uit derdelanden kennelijk nog legbatterijeieren kunnen binnenkomen. Ik heb al eerder aangegeven dat ik mij zowel binnen de EU als bij de WTO ervoor wil inzetten om ook in de toekomst aanvullende eisen aan dierenwelzijn te kunnen stellen en aan dierlijke producten, zoals die eieren. Dat lijkt mij een mooi strijdpunt om mee op pad te gaan. Mijn eerste reactie was: dat moet toch niet kunnen. Deze initiële reactie blijft staan als een huis, maar we moeten er dan wel voor zorgen dat het ook echt niet kan. Dat betekent dat er werk aan de winkel is.
Ik kom op de inbreng van de heer Geurts. Ik heb toegezegd dat de herberekening halverwege deze kabinetsperiode zal worden uitgevoerd. Dat zal dus inderdaad ongeveer in juni 2015 plaatsvinden.
De heer Geurts heeft gevraagd hoe het zit met de producenten en de brancheorganisaties. Hij heeft ook op de Belgen gewezen. In verschillende marktordeningen wordt al verwezen naar producenten en brancheorganisaties. De voorwaarden daarvoor zijn vastgelegd, maar in het nieuwe GLB wordt de positie van deze organisaties versterkt. Wij hebben er namelijk zelfstandig een aantal mogelijkheden aan toegevoegd, onder andere dier- en plantgezondheid en voedselveiligheid. Precies op dat punt moet de Europese Commissie nog wel nadere voorschriften steunen. Ik begrijp het ongeduld van de heer Geurts, maar het maakt wel deel uit van de discussie met de sector. Wij willen de sector nauw betrekken bij de vraag hoe we daar in de toekomst zelf mee omgaan. Ik hoop dat de heer Geurts het met mij eens is dat het wel nodig is om dit gesprek met de betrokken sectoren in Nederland fatsoenlijk af te ronden. Het is mooi om een en ander vanuit de overheid te bedenken, maar dat zet natuurlijk geen zoden aan de dijk.
De heer Geurts heeft gevraagd of die aanlandplicht werkbaar is. Die vraag heeft ook mevrouw Dik-Faber nadrukkelijk aan de orde gesteld. Zij zitten ermee in hun maag. Daarmee kom ik op de vraag van de heer Van Gerven: realiseert u zich wel dat vissen van waarde zijn en weerloos? Daar zit precies het punt van discussie in het parlement. Met het gemeenschappelijk visserijbeleid hebben wij iets neergezet wat inderdaad een enorme stap is, ook voor de sector. Wij zullen heel veel moeten inzetten om dat goed te laten lopen. Dat zal nog heel erg spannend worden. Men zegt: wij hebben nieuwe mogelijkheden en een innovatief visserijbeleid en daar kunnen wij nou juist niet mee verder. Die frustratie deel ik ook. De innovatie is juist gericht op selectiviteit. Het zou dus wel helpen – maar wie ben ik – als de partijen op dit onderwerp wat naar elkaar zouden kunnen toegroeien in het debat. Dat maakt het voor mij ook makkelijker om een consistente lijn te voeren. Dat betekent dat, net zoals bij het gemeenschappelijk landbouwbeleid, duurzaamheid vooropstaat. Dat betekent echter ook dat we oog hebben voor onze eigen mensen en onze ondernemers en dat we proberen om juist de positieve ontwikkelingen te steunen.
Zeker als het gaat over de discussie rondom Mauritanië, weet ik niet hoe vaak ik nog moet zeggen dat ik oog heb voor de belangen van de mensen daar, voordat de Kamer mij gelooft. Ik kan niet meer zeggen dan dat we daarop letten. Als we er geen vertrouwen in hebben, tekenen we ook niet. Zo moet het volgens mij werken. Als we dat zeggen, dan is het dus ook echt zo. Ik houd geen mooie praatjes, maar zo zie ik het.
We gaan hiervoor meerdere dingen doen. In september hebben we bijvoorbeeld een heel grote conferentie over het belang van oceanen voor voedselveiligheid, maar ook voor voedselzekerheid. Dan gaat het ook over de belangen van bijvoorbeeld ontwikkelingslanden. Dan gaat het ook over de rechten van vissers uit die landen. De Wereldbank heeft mij verzocht om samen die conferentie, de Global Oceans Action Summit, te organiseren. Dat gaan we dus doen. Ik hoop van harte dat een deel van de Kamer daarbij wil zijn, want dan kan zij zien dat we op dit terrein ook internationaal wel degelijk aan de weg timmeren. Het is dus niet zo dat ik een beleid voer waarbij we onze eigen mensen over het hoofd zien. Nog los van het feit dat het parlement dat mij ook niet zou toestaan – dat weten de leden allemaal best – wil ik dat ook niet. Dat zou immers een heilloze weg zijn.
Ik merk dat het met name bij het visserijdebat soms allemaal erg gepolitiseerd is. Dat maakt het voor bewindslieden letterlijk moeilijk om te laveren. Ik doe wat ik kan, maar ik heb de Kamer daar wel bij nodig. De leden kunnen mij dus niet aanspreken op het feit dat een meerderheid van de Kamer iets anders vindt. Daarvoor moeten zij bij de collega's zijn en niet bij mij.
Mevrouw Dikkers vroeg hoe het joint committee in elkaar zit en wat daar wordt besproken. Daar kunnen we meer informatie over geven. Die informatie kan de Kamer vanzelfsprekend ontvangen. We zullen een poging doen om dat in het verslag mee te nemen.
Mevrouw Dikkers zei: er is een register en misschien moeten we dat koppelen aan de subsidiesystematiek. Als een nieuwe subsidieregeling in werking treedt, kun je daarin niet zomaar aan de gang gaan met informatie uit het verleden. Er is een visserijfonds waar mensen gebruik van willen maken. We moeten straks in de praktijk bekijken hoe we dat gegeven koppelen aan het feit dat we alleen maar subsidie willen geven aan mensen die goede dingen doen en die dus niet frauderen. Dat debat kunnen we straks nog naar hartenlust voeren. Dat komt nog terug. Ik zal navragen hoe het zit met het register. Dat weet ik nu niet. Dat moeten we dus nog even uitzoeken.
De heer Van Gerven stelde een vraag over het loodgehalte in geïmporteerde rijst. Het antwoord op die vraag zal ik meenemen in het verslag. Hij krijgt dat dus zo snel mogelijk.
Dat het gaat om 90 dagen, is inmiddels een feit. Dat gaat dus gewoon zo werken. Even los van zijn appreciatie van de Nederlandse inzet, is de door de heer Van Gerven gewenste uitkomst bereikt. Dat zijn de feiten. Dat betekent dat ik dit loyaal zal uitvoeren.
Mevrouw Dik-Faber heeft mij gevraagd om maximaal in te zetten op een goede maar wel flexibele vergroening. Ik voel mij zeer gesteund door haar inzet op dit punt.
Wat betreft de neonicotinoïden, zal ik mijn best doen. De vraag hoe ik dat zal doen en met wie, kunnen we beter achter de schermen bespreken dan ervoor. Ik ben voor effectief beïnvloeden.
Mevrouw Ouwehand heeft het ook gehad over de blauwvintonijn. Ik zal dit uitzoeken. Ik kan dat nu niet overzien. Mevrouw Ouwehand beroept zich op een eerder aangenomen motie. Die zal ik er ook bij halen. Ik zal bekijken hoe het precies zit.
De voorzitter: Hiermee zijn we gekomen aan het einde van de tweede termijn. De staatssecretaris heeft een flink aantal toezeggingen gedaan.
– De staatssecretaris zal de Kamer informeren over de stand van zaken met betrekking tot het visserijprotocol tussen Europa en Mauritanië in het volgende verslag van de Raad. Op dat punt zijn er nog wat aanvullende toezeggingen gedaan.
– De staatssecretaris zal het streefbeeld voor de uittrek van schieraal uitrekenen en daarbij gegevens van verschillende wetenschappelijke instituten en de commissie-Eijsackers betrekken. Zij zal uiteraard ook de sector daarbij betrekken. De resultaten daarvan zal zij naar de Kamer sturen.
– De staatssecretaris van EZ en de minister van VWS zullen in het volgende verslag van de Landbouw- en Visserijraad de Kamer informeren over de Europese normen voor het bruine vlees van de wolhandkrab.
– De staatssecretaris zal in het volgende verslag van de Landbouw- en Visserijraad de Kamer informeren over haar bevindingen met betrekking tot de visserij.
– De staatssecretaris en de minister van EZ zullen de Kamer schriftelijk informeren over de mogelijkheden van de producentenorganisaties. Dat zal niet worden opgenomen in het verslag van de Raad. Volgens mij gaat het om een afzonderlijke brief.
Staatssecretaris Dijksma: Er komt hierover apart een brief van minister Kamp en mij.
De voorzitter: Er komt dus een afzonderlijke brief.
Ik ga verder met de toezeggingen.
– De staatssecretaris zal de Kamer in het volgende verslag informeren over de overgangsmaatregelen.
– De staatssecretaris zal de Kamer daarin ook informeren over de gehaltes voor de import van rijst.
Staatssecretaris Dijksma: Het gaat om de loodgehaltes.
De voorzitter: Het gaat dus om de loodgehaltes in geïmporteerde rijst. We zullen het debat niet overdoen.
– De staatssecretaris zal de Kamer rond juni 2015 informeren over de effecten van het gemeenschappelijk landbouwbeleid op de Nederlandse landbouwondernemers.
– De staatssecretaris zal de Kamer schriftelijk informeren over de kwekersvrijstelling.
Mag ik concluderen dat er geen behoefte is aan een VAO?
Mevrouw Dikkers (PvdA): Ik heb geen behoefte aan een VAO, maar ik mis nog twee punten. Ik krijg van de staatssecretaris nog bericht over het «illegal, unreported and unregulated»-register.
De voorzitter: Die had ik geschaard onder de toezegging met betrekking tot Mauritanië, maar goed dat u het opmerkt, mevrouw Dikkers.
Mevrouw Dikkers (PvdA): Het hoort niet bij het onderwerp Mauritanië. Daarbij hoort de informatie over het joint committee.
De voorzitter: We nemen beide toezeggingen mee.
Ik merk dat mevrouw Ouwehand iets wil zeggen.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): We hebben geen behoefte aan een VAO.
De voorzitter: Dat is een mooie conclusie.
Ik dank de staatssecretaris voor haar aanwezigheid en de beantwoording. Ik dank eenieder voor het volgen van dit debat. Uiteraard dank ik ook de collega's voor hun inbreng en aanwezigheid.
Sluiting 12.31 uur.