Kamerstuk 21501-32-581

Verslag van een algemeen overleg

Landbouw- en Visserijraad


Nr. 581 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 4 april 2012

De vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie1 en de vaste commissie voor Europese Zaken2 hebben op 14 maart 2012 overleg gevoerd met staatssecretaris Bleker van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie overde Landbouw- en Visserijraad van 19 en 20 maart 2012.

(De volledige agenda is opgenomen aan het einde van het verslag.)

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, Van der Ham

De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Knops

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, Franke

Voorzitter: Houwers

Griffier: Schüssel

Aanwezig zijn tien leden der Kamer, te weten: Van Bemmel, Van Gerven, Houwers, Jacobi, Koopmans, Koppejan, De Lange, Ouwehand, Snijder-Hazelhoff en Van Veldhoven,

en staatssecretaris Bleker van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

De voorzitter: Dames en heren. Ik heet u allen welkom. Ik heet ook de staatssecretaris en zijn ondersteuning welkom. Wij spreken vandaag over de Landbouw- en Visserijraad en wij hebben afgesproken dat in twee onderdelen te doen. Het eerste onderdeel gaat over Visserij. Ik stel voor een spreektijd van drie minuten te hanteren zonder interrupties.

De heer Dijkgraaf (SGP): Voorzitter. Vandaag is het Biddag. Dat is een mooie dag om iets te zeggen over landbouw en visserij. Dan weten wij weer waarvan wij het echt te verwachten hebben. Dit neemt niet weg dat wij het ook middelijkerwijs van de regering verwachten, want er moet wel geregeerd worden. De staatssecretaris weet dan precies wat ik bedoel.

Ik zal kort een paar punten aanstippen. Ik begin met de aanlandingsplicht waarover iets is opgenomen in de geannoteerde agenda. Hoe verhoudt die tekst zich tot de aangenomen motie-Dijkgraaf/Gerbrands/Slob over de aanlandingsplicht? Wij kunnen heel lang discussiëren over deze tekstexegese, maar ik ga ervan uit dat de staatssecretaris die motie volledig uitvoert en dat er geen ruimte is tussen de bewoordingen in de geannoteerde agenda en de uitvoering van de motie. Mocht dit om welke reden dan ook toch het geval zijn, dan hoor ik dat graag. Zo niet, dan ga ik ervan uit dat de motie volledig wordt uitgevoerd.

Een volgend punt betreft de producentenorganisaties en de gemeenschappelijke marktordening voor de visserij. Het gaat dan met name om de positie van de producentenorganisaties en de taken die zij moeten uitvoeren. De Europese Commissie wil bijvoorbeeld de eisen voor tracering en consumenteninformatie opschroeven. Ik noem verder de vermelding van de vangstdatum. Ik kan mij daarbij wel iets voorstellen, maar ik merk ook dat er in de sector bedenkingen zijn over de uitvoerbaarheid van deze maatregelen. Zorgt de staatssecretaris ervoor dat de visserijsector voldoende betrokken is bij deze discussie om te voorkomen dat er regelgeving komt die volstrekt onuitvoerbaar is?

Dan de binnenvisserij. Ik heb begrepen dat men op het ministerie werkt aan verruiming van de mogelijkheden voor de nachtvisserij en aan het afschaffen van de gesloten tijd voor het vissen met de worm. Beide mogelijkheden kunnen leiden tot een grotere palingvangst, maar uit het rapport van Imaris over de uittrek van schieraal in 2011 leid ik af dat de sportvisserij, ondanks de terugzetplicht van de vispas, nog zo'n 100 ton paling heeft gevangen zonder dat die wordt teruggezet. Hoe gaat de staatssecretaris met dit risico om? Als wij de mogelijkheden voor vangst verruimen, leidt dat dan niet tot een groter probleem doordat de terugzetplicht in de praktijk niet wordt nageleefd?

Ik dank de staatssecretaris voor zijn brief over de schadevergoeding aan de palingvissers in vervuilde gebieden, die wij gisteren hebben ontvangen. Als ik naar de hoofdlijnen van die brief kijk, kunnen wij volgens mij tevreden zijn. Het is een beetje kort dag om een definitieve conclusie te trekken, maar ik maak de staatssecretaris hiervoor toch een compliment. Ik verwacht dat dit voor de meesten goed zal werken, maar dat in een enkel, bijzonder geval moet worden bekeken hoe dit uitpakt. Ik vraag de staatssecretaris om met die individuele gevallen goed om te gaan. Voor echte knelgevallen moet oog en ruimte zijn.

De heer Van Bemmel (PVV): Voorzitter. Ik vervang mijn collega Gerbrands. Ik heb geen lappen tekst voor dit blokje en ik hoop dat ik de tijd die ik daardoor uitspaar, kan gebruiken voor het tweede blokje.

De PVV is voorstander van een level playing field. Daarom is mijn fractie van mening dat de inzet van de staatssecretaris onvoldoende is, waar hij stelt dat de doelen voor het visserijbeheer die de EU binnen de communautaire wateren stelt, ook moeten gelden voor de activiteiten van de Europese vloot buiten de EU-wateren. Zij is van mening dat moet worden ingezet op mondiale afspraken om tot een level playing field te komen. Europese afspraken alleen zullen weinig invloed hebben en ze zullen negatieve gevolgen hebben voor de Europese, en daarmee dus ook de Nederlandse visserij. Kan de staatssecretaris garanderen dat zijn inzet hierop gebaseerd zal zijn?

De staatssecretaris moet met zijn inzet het belang van de Nederlandse vissers dienen. De EU legt de Europese visserij aan banden, maar lijkt de concurrentie uit China en Rusland uit het oog te verliezen. Deze landen kunnen ongestoord door vissen en ze zullen zich zonder duidelijke afspraken zeker niet aan de Europese regelgeving houden.

Dan nog een opmerking over de palingvissers. Naar verluidt worden de mogelijkheden voor nachtvisserij verruimd. Wij moeten rekening houden met het feit dat de palingstand op zijn zachtst gezegd erbarmelijk is. De sector erkent dit ook. Het belang van de paling en dat van de beroepsvisser dienen voor de sportvisserij te gaan. De sportvisserij is er niet in geslaagd om de 100% reductie van palingvangst te realiseren. Verruiming van de nachtvisserij is daarom ook niet te rechtvaardigen. Ik vraag de staatssecretaris dan ook om de mogelijkheden voor de nachtvisserij niet uit te breiden.

De heer Koppejan (CDA): Voorzitter. Ik begin met de verzamelbrief en de zeebaarspopulatie. Bij de behandeling van de Visserijwet op 15 juni vorig jaar hebben wij de problematiek aan de orde gesteld van de op grote schaal gevangen zeebaars die illegaal wordt verkocht aan groothandel en restaurants. De staatssecretaris heeft toen toegezegd dat hij onderzoek zou laten doen naar de omvang van die problematiek; hij zou de Kamer daarover eind 2011 informeren. Ik ben benieuwd naar de stand van zaken.

Over de geannoteerde agenda heb ik een procedurele opmerking. Is de staatssecretaris bereid om analoog aan de kwartaalrapportage over het gemeenschappelijk landbouwbeleid, ook een kwartaalrapportage over het gemeenschappelijk visserijbeleid aan de Kamer toe te zenden met daarin een beschrijving van het Europees krachtenveld? Ik krijg hierop graag een reactie van de staatssecretaris.

In het kader van de aanpak van de discards vraag ik aandacht voor de problematiek van de MSC-gecertificeerde scholvissers. Zij werken met grotere mazen in de netten, maar dit wordt in het kader van het kabeljauwherstelplan niet beloond maar afgestraft door een korting op het aantal zeedagen. Dit druist toch in tegen onze doelstellingen voor meer duurzaamheid? Is de staatssecretaris bereid dit punt aan de orde te stellen als de problematiek van de discards wordt besproken? Ik hoop dat deze maatregel op korte termijn kan worden teruggedraaid.

De staatssecretaris noemt een aantal zaken waarmee rekening moet worden gehouden bij de introductie van de aanlandplicht. Ik sluit mij aan bij de opmerkingen van de heer Dijkgraaf over de administratieve lasten. De inspanningen moeten wel in verhouding staan tot de opbrengst. Het streven is er toch op gericht om de vissterfte te beperken. Ik verwacht nog steeds meer van preventieve maatregelen dan van aanlanding.

Ik steun de kritische reactie van de staatssecretaris op de voorstellen voor de gemeenschappelijke marktordening voor visserij en aquacultuurproducten. Zal de staatssecretaris zich bij zijn standpuntbepaling ook verstaan met de meest betrokkenen, de producentenorganisaties? Ik heb begrepen dat zij daartoe bereid zijn.

Ik vraag aandacht voor de decentralisatie van het visserijbeleid door versterking en niet door vergroting van de regionale adviescommissies (RAC's). Ik roep de staatssecretaris op om het initiatief te nemen voor een meer decentrale opzet van het visserijbeleid door versterking van de rol van de RAC's. Is hij daartoe bereid?

Ik kom nu op de externe dimensie van het gemeenschappelijk visserijbeleid. Mijn fractie is van mening dat de Europese opvatting over duurzaam visserijbeheer moet worden overgenomen in de visserijakkoorden met landen buiten de Europese Unie. Uiteindelijk dienen de resultaten van die onderhandelingen in gelijke mate te worden toegepast op alle vloten die vissen onder dat akkoord. Is de staatssecretaris het met ons eens dat dit in het kader van een gelijk speelveld gewenst is?

Tot slot een opmerking over de binnenvisserij. Ik ben blij met de brief van de staatssecretaris over de vergoedingen. Ik sluit mij echter aan bij de opmerking van de heer Dijkgraaf dat er altijd ruimte moet zijn voor een nadere beoordeling van specifieke individuele gevallen waarin de regeling oneerlijk zou kunnen uitpakken.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Voorzitter. Vandaag ben ik in gezelschap van mijn nieuwe collega Jeroen de Lange die voortaan het overleg over de Landbouw- en Visserijraad voor zijn rekening zal nemen.

Ik begin met de signalen over de uitbreiding van de mogelijkheden voor nachtvisserij. Kan de staatssecretaris toelichten wat er nu precies zal gebeuren? Zijn er al oplossingen gevonden voor de nadelige aanpak van de stroperij die hierbij een rol kan spelen? Is er een oplossing voor de palingvisserij? Ik heb namelijk begrepen dat niet alleen de mogelijkheden voor de nachtvisserij worden verruimd, maar ook die voor het vissen met de worm. Welke plaats hebben de Visstandbeheerscommissies in dit traject?

De heer Koppejan heeft een vraag gesteld over de zeebaars. Ik heb tijdens eerdere algemeen overleggen gevraagd naar het deels legaliseren van de visserij op zeebaars in overeenstemming met het Ierse model. Wil de staatssecretaris hierop ingaan?

In het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid wijs ik erop dat de inzet van de PvdA is gericht op duurzame visserij. Wij hebben ooit een puntenplan aangeleverd voor de overgang van grootschaligheid naar meer kleinschaligheid en voor het wegnemen van oneerlijke concurrentie, vooral in Afrika. Wil de staatssecretaris de Kamer schriftelijk informeren over het EU-besluitvormingstraject en de knelpunten die zich daarbij voordoen? Dit geldt ook voor de verordening voor de gemeenschappelijke marktordening en de aquacultuurproducten.

Met de formulering van de geannoteerde agenda wordt de indruk gewekt dat de staatssecretaris wat terugkrabbelt bij de maatregelen voor de aanlandingsplicht. Er moet een werkbare oplossing komen en een stapsgewijze aanpak met realistische overgangstermijnen, maar dit betekent niet dat de weg van de minste weerstand moet worden gekozen. Ik hoor graag een sterk verhaal van de staatssecretaris waaruit blijkt hoe hij kan garanderen dat de discards over twintig jaar niet nog steeds een probleem zijn. Dit probleem moet binnen twee jaar zijn opgelost.

Over de externe dimensie van het visserijbeleid hebben wij in eerdere algemeen overleggen al het nodige gewisseld. Ik krijg graag inzicht in de Raadsconclusies. Is de staatssecretaris bereid die in een brief aan de Kamer voor te leggen?

In de stukken lees ik dat de Nederlandse regering zich onthouden heeft van stemming over het ontwerponderhandelingsmandaat met Marokko. Kan de staatssecretaris toelichten waarom de regering hiervoor heeft gekozen?

In een eerder aangenomen motie-Jacobi wordt de regering verzocht de Kamer drie weken voor de besluitvorming in de Raad de conceptonderhandelingsmandaten toe te sturen. Dat is niet gebeurd met het concept van het onderhandelingsmandaat met Madagaskar. Daarnaast ontvangt mijn fractie graag ieder half jaar een schriftelijk overzicht van de stand van zaken van alle lopende onderhandelingen in het kader van visserijakkoorden met derde landen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Het visserijbeleid is belangrijk. Als wij niet of onvoldoende in actie komen, zijn de zeeën straks leeg. Vanmorgen kon dit ook weer worden gelezen in de Volkskrant.

Ik begin met de aanlandingsplicht. De Kamer heeft eerder in een motie uitgesproken dat alles wat wordt gevangen, moet worden aangeland. Dat is een goed idee en de staatssecretaris was daar ook wel voor. Ik stel vast dat de Kamer hem nu toch weer aan banden legt. De heer Dijkgraaf begon hierover. Ik wijs de leden erop dat juist die reflex ertoe heeft geleid dat het visserijbeleid zo ongelooflijk ingewikkeld is geworden met meer dan 600 regeltjes die elkaar tegenspreken. Een simpel idee: wat je vangt, breng je aan land. Dat is het gemakkelijkst en beperkt de administratieve rompslomp. De moties die inmiddels zijn ingediend om dit allemaal weer ingewikkelder te maken, worden niet gesteund door mijn fractie. Wij steunen de inzet van de staatssecretaris om het zo eenvoudig mogelijk te doen.

De Europese Commissie heeft voorgesteld om het afsnijden van haaienvinnen aan boord van vaartuigen te verbieden. Mijn fractie is daar erg voor, de staatssecretaris gelukkig ook. Ik dank hem daarvoor. Ik dring erop aan dat het voorstel volledig en zonder uitzonderingen wordt gesteund. Ik krijg graag die toezegging van de staatssecretaris.

Het is mij opgevallen dat het haaienactieplan, dat eerder is gepresenteerd, veel meer punten bevatte dan het voorstel. Ik ben teleurgesteld dat de Europese Commissie dit plan niet heeft overgenomen. Is de staatssecretaris bereid om nog wat punten aan het voorstel toe te voegen? Het is bekend dat vooral Spanje en Portugal dwarsliggen. Daar vindt men het kennelijk geen probleem om levende dieren een vin af te snijden en ze dan terug te gooien in de zee waar ze een afschuwelijke dood sterven. Heeft de staatssecretaris hierover tijdens zijn werkbezoek gesproken met de vertegenwoordigers van Spanje en Portugal?

Hoe reageert hij op het feit dat de vangstbeperking op haaien die in het actieplan was opgenomen, niet is overgenomen in het voorstel? Zou hij dit namens Nederland willen inbrengen? Dit is naar mijn mening een van de belangrijkste punten die moeten worden afgesproken. Er moeten vangstlimieten worden gesteld nu een derde van de haaien met uitsterven wordt bedreigd. In de richting van de fractie van de PVV merk ik nog op dat Nederlanders, als het goed is, niet op haaien vissen. De leden van die fractie zouden dus voor een vangstbeperking kunnen zijn. Ik krijg graag een toezegging van de staatssecretaris op dit punt.

Een volgend punt betreft de onderhandelingen met derdelanden. Er is al vaker van gedachten gewisseld over Marokko. De Partij voor de Dieren is er nog steeds niet blij mee, maar het wordt nu allemaal nog erger. De onderhandelingsprotocollen met Kiribati en Madagaskar zijn gewoon tonijnovereenkomsten! Tonijnen worden ernstig met uitsterven bedreigd, ook indirect. Nederlanders vissen daar niet op, maar Franse, Spaanse, Portugese en soms ook Britse vissers krijgen een flink deel van de Europese subsidiepot waaraan de Nederlandse belastingbetaler bijdraagt, voor de vangst op bedreigde diersoorten. Ik ben van mening dat de staatssecretaris moet zeggen dat Nederland dit afwijst. Ik hoop daarbij ook op steun van de PVV.

De heer Van Gerven (SP): Voorzitter. Ik begin met het belangrijke onderwerp van de discards ofwel het over boord zetten van de dode bijvangst die de visser niet nodig heeft. Ik meen dat de staatssecretaris in zijn hart het nutteloos doden van dieren een moreel verwerpelijke zaak vindt. Hij heeft zich in het verleden ook in die zin uitgelaten. Zijn brief valt mij echter zeer tegen. Hij was op weg de «blauwe messias» te worden, maar de brief ademt dat hij van alles wil afdoen aan die discardban. Het lijkt erop dat hij die discardban overboord wil kieperen en die niet ziet als kroon op of sluitstuk van zijn werk. Is hij toch bereid zich met het heilige vuur dat hij eerder liet zien, ervoor in te zetten dat hieraan een einde wordt gemaakt? Noorwegen heeft al zo'n discardban en dat is een groot succes. Ik houd de staatssecretaris dan ook voor dat hij zich niet moet laten afleiden door het kortzichtige beleid van de fracties van de SGP en het CDA die op alle mogelijke manieren proberen roet in het eten te gooien. Het gaat natuurlijk om de lange termijn.

Is de staatssecretaris bereid te pleiten voor overleg, niet alleen met de sector maar ook met de wetenschap en maatschappelijke organisaties als Greenpeace, Ocean en de Dierenbescherming?

Ik wijs op de mogelijke inzet van camera's om de praktijk goed in beeld te brengen.

Ik steun de aanpak bij de bron en de minimumcriteria voor duurzaamheidlabels. Een consument die een duurzaam gevangen visje wil kopen, moet erop kunnen vertrouwen dat de informatie betrouwbaar is.

Voor de toekomst van de visserij in Europa is het niet wenselijk dat alle kleine jongens worden vervangen door grote jongens. Dat is niet goed voor de kustgemeenschappen en voor volwaardige werkgelegenheid. Er komt nu een systeem van quotatoekenning. Hoe kan worden geborgd dat ook de kleine jongens overeind blijven en dat zij niet worden weggeconcurreerd? Hoe kan een toenemende concentratie worden voorkomen? Wil de staatssecretaris verder kijken dan de Nederlandse lobby en ook rekening houden met de kleine schepen?

Na de aanneming van de Raadsconclusies over de externe werking bij het aangaan van visserijakkoorden met arme landen, moet niet alleen worden gesproken met de rijke Europese visindustrie, maar ook met de mensen in de kustgemeenschappen waar de wateren worden leeggevist. Dit hoort bij de inzet van de staatssecretaris voor voedselzekerheid voor die mensen en het weren van industriële visserij uit de kustzone.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Voorzitter. De fractie van D66 is voorzichtig met het uitroepen van messiassen. Ik zal daarop verder maar niet ingaan.

Ik begin met een opmerking over de geannoteerde agenda die wat ons betreft weinig concreet is ingevuld. Wie alleen dit stuk leest, weet echt niet wat de staatssecretaris in Brussel zal uitdragen. Daarom stel ik een paar concrete vragen om zodoende iets meer toelichting te krijgen.

Mijn eerste vraag heeft betrekking op de externe dimensie van het visserijbeleid in het toekomstige gemeenschappelijk visserijbeleid. Kan de staatssecretaris bevestigen dat full costs and maximum sustainable yield daarin het uitgangspunt zijn? Wil hij erop aandringen dat de Europese Unie bij het afsluiten van akkoorden met derde landen waarborgt dat niet in parallelle akkoorden met andere vloten nog weer boven dat surplus kan worden gevist? Zo voorkomen wij benadeling van de Europese vloot en zorgen wij voor het in stand houden van de visserij.

Mijn volgende opmerking betreft de technische maatregelen om duurzaamheid te bevorderen. Waarop is de inzet van de staatssecretaris gericht? Wil hij ertoe oproepen dat het keurmerk voor kweekvis, waaraan in Nederland wordt gewerkt naar aanleiding van een verzoek van D66, wordt uitgerold in Europa? Wellicht kan hij het Nederlandse traject aanbieden als pilot voor zo'n Europees keurmerk. Juist op de interne markt kan hier een slag worden geslagen om te komen tot één helder keurmerk voor kweekvis. Het gebruik van antibiotica zou daarvan een belangrijk onderdeel moeten zijn.

Over de aanlandingsplicht zijn wij helder geweest. Die is nuttig en helaas nodig. Wij zijn echter ook geïnteresseerd in het recente pleidooi van IUCN in Science om op een andere manier te gaan vissen; misschien is de staatssecretaris daarmee bekend. Er zou niet langer sprake moeten zijn van selectie, maar er zou juist evenredig met het aanbod moeten worden gewerkt om het ecologische evenwicht niet te verstoren door het wegvangen van maar één soort. Het effect zou zijn: niet weggooien maar verrekenen. Dit kan gebeuren door bijvoorbeeld verhandelbare quota, de onbedoeld gevangen vis verplicht te verkopen aan de houder van een quotum of quota meer in regionaal verband uit te nutten waarbij elke visser een aandeel in het totaal aantal soorten krijgt in plaats van een specifieke hoeveelheid van een specifieke soort. Ik krijg graag een reactie van de staatssecretaris op dit idee.

Ik vervolg met de selectiviteitmaatregelen. Als er een goede oplossing wordt gevonden voor aanlanding is dit probleem natuurlijk kleiner. Het is echter niet helemaal weg, bijvoorbeeld bij ondermaatse vis. Ik heb de staatssecretaris gevraagd of het, als prikkel voor innovatie, mogelijk is de sanctie te verhogen naar mate er meer ongewenste of ondermaatse bijvangst is. Zal hij zo'n systeem meenemen naar Brussel?

Mijn laatste punt betreft de paling. Ook de sportvisserij moet bijdragen aan het herstel van de palingstand. Het is dan de vraag of de uitbreiding van de mogelijkheden voor nachtvisserij niet contraproductief is. Ik vraag dan ook namens mijn fractie een reactie op dit punt.

Voorzitter: Dijkgraaf

De heer Houwers (VVD): Voorzitter. Ik zal namens mijn fractie drie aandachtspunten aan de orde stellen. In de eerste plaats de gemeenschappelijke marktordening. Het doel van ons beleid, zowel op Europees als op nationaal niveau, is een duurzame visserijsector. De overheid stelt duurzaamheidsdoelen vast waarna de visserijsector zelf dient te bepalen welke instrumenten hij wil aanwenden om deze doelen te bereiken. De VVD-fractie kan zich dan ook niet vinden in de technische maatregelen die de staatssecretaris wil opstellen. Er zijn talloze voorbeelden van de perverse effecten van technische maatregelen. Ik noem de grootte van de maaswijdte, waarbij de manier van meten bepaalt welke maaswijdte wordt vastgesteld. Stel vast waaraan de visserijbestanden over een bepaalde tijd moeten voldoen en laat de sector zelf bepalen hoe die doelen worden bereikt. Deelt de staatssecretaris die opvatting van mijn fractie?

Over ongewenste regels gesproken, in de voorstellen staat de verplichting om vis gratis ter beschikking te stellen aan de liefdadigheid. Dat kan toch niet waar zijn?

In zijn brief schrijft de staatssecretaris dat hij een minimumcriterium wil opstellen voor duurzaamheidlabels. De VVD-fractie is van mening dat de overheid hierbij geen rol dient te spelen. Waarom kan dit niet aan de markt worden overgelaten? De MSC-certificaten laten zien dat dit prima kan.

Mijn tweede punt heeft betrekking op de externe dimensie van het gemeenschappelijk visserijbeleid. In de loop van de jaren heeft de Europese Commissie met verschillende partijen visserijakkoorden afgesloten. In het voorstel voor het nieuwe gemeenschappelijk visserijbeleid wordt geïntroduceerd dat de doelen voor het visserijbeheer in EU-wateren ook dienen te gelden voor EU-schepen die buiten de Europese wateren vissen. Wat betekent dit voor de status van de al afgesloten akkoorden? De VVD-fractie is van mening dat eerder gesloten akkoorden moeten worden gerespecteerd. Voor nieuwe akkoorden zal het gemeenschappelijk visserijbeleid het uitgangspunt zijn. Kan de staatssecretaris dit bevestigen?

In de discussie over de visserijakkoorden wordt in negatieve termen gesproken over het afsluiten van private akkoorden voor EU-gevlagde schepen. Een rederij moet naar onze mening de mogelijkheid hebben om private afspraken aan te gaan met derde landen als de EU geen visserijakkoord met die landen heeft kunnen sluiten. Wil de staatssecretaris toezeggen dat hij zich hiervoor op Europees niveau zal inzetten?

Er is brede overeenstemming dat vissers slechts op het surplus mogen vissen dat de lokale vissers niet bevissen. De huidige praktijk lijkt te zijn dat de Commissie slechts de vangstmogelijkheden voor de EU-vloot beschikbaar stelt nadat niet alleen de vangsten van de lokale vissers zijn afgetrokken, maar ook die van de internationale visserij. Op deze manier zet de Europese Commissie de Europese vloot op de derde plaats. Dat is niet de bedoeling van mijn fractie. Zij vraagt de staatssecretaris daarom zich in te zetten voor een gelijke plaats voor de Europese Unie aan de onderhandelingstafel.

In dit kader roep ik Greenpeace op zich te realiseren welke voortrekkersrol Europa heeft op het gebied van duurzaamheid. Vandaag staat in de kranten te lezen waar het toe kan leiden als er geen akkoorden zijn met Europa.

Tot slot de binnenvisserij. Om regelgeving terug te dringen, worden de mogelijkheden voor nachtvisserij vergroot en wordt de gesloten tijd voor het vissen met de worm afgeschaft. De VVD-fractie is, zoals bekend, positief over het afschaffen van overbodige regelgeving, maar zij hoort graag welke effecten dit voornemen kan hebben. De beroepsvissers hebben zich hierover zorgelijk uitgelaten en ik wil graag weten of die zorgen terecht zijn.

Tot slot maak ik de staatssecretaris complimenten voor de afwikkeling van de problematiek van de dioxinepalingvisserij. Het is zo goed geregeld. Als de staatssecretaris zou overgaan tot een garantstellingregeling, dan moet daaraan wel een termijn worden verbonden. Dan kunnen wij dit dossier eindelijk positief sluiten.

Voorzitter: Houwers

De voorzitter: De staatssecretaris zal antwoorden in twee blokken: de zee- en de binnenvisserij. Ik stel voor interrupties te beperkten tot twee per persoon en ik dring erop aan dat die interrupties kort zijn. Anders komen wij in tijdnood.

Staatssecretaris Bleker: Voorzitter. Tijdens het behandelvoorbehoud van 27 oktober 2011 over het gemeenschappelijk visserijbeleid hebben wij uitgebreid gesproken over de aanlandingsplicht en de discardreductie. Naar aanleiding daarvan heeft de Kamer een motie aangenomen. Geheel in de geest van die motie blijft mijn inzet gericht op een vergaande reductie van bijvangsten, waar het kan tot nul of in de buurt van nul. Ik heb al eerder gezegd dat dit uit ecologisch oogpunt en uit oogpunt van de maatschappelijke legitimatie van de visserijsector van belang is. Mijn inzet is erop gericht de aanlandingsplicht vrij snel te introduceren, maar ik wil daarbij tevens met de sector tot een reductiepad komen. Dit moet aan de ene kant ecologisch gezien voldoende ambitieus zijn, maar aan de andere kant moet het ook economisch en technisch gezien de sector voldoende ruimte bieden voor innovaties. Wij moeten ook bereid zijn de sector daarbij te ondersteunen om die stappen te zetten. Die aanpak sta ik voor, geheel in lijn met de motie en de eerdere discussie over dit onderwerp.

Mevrouw Van Veldhoven heeft gesproken over de mogelijkheid van een andere quotumverdeling, niet per vissoort maar op basis van een uitruil of verplichte uitruil van vissoorten die worden gevangen door vissers die niet primair voor die vissoort op pad gaan. Als een dergelijke quotummethodiek zou worden geïntroduceerd, wordt het systeem zeer ingewikkeld. Aan de andere kant kan de sector dit in termen van innovatie natuurlijk wel beproeven. In dat verband wil ik het onder de aandacht brengen als een interessante gedachte. Bij deze aanpak passen geen messiaanse karakteriseringen.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Ik dank de staatssecretaris voor zijn constructieve reactie op mijn voorstel. Laten wij het niet gecompliceerder dan nodig maken, maar laten wij wel kijken of wij met elkaar tot een zo effectief mogelijke oplossing kunnen komen. Ik dank de staatssecretaris voor de toezegging dat hij dit onder de aandacht wil brengen. Het zou goed zijn als de Kamer daarover nog eens wordt geïnformeerd. Is de staatssecretaris bereid de Kamer hierover te rapporteren?

Staatssecretaris Bleker: Onder anderen mevrouw Jacobi heeft gevraagd of er analoog aan de rapportage over de voortgang van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, een kwartaal- of halfjaarrapportage kan komen over de voortgang van het nieuwe gemeenschappelijke visserijbeleid. In dit verband kan dit onderwerp aan de orde komen.

De voorzitter: Kunnen wij nu meteen afspreken dat het een kwartaalrapportage of een halfjaarlijkse rapportage wordt?

Staatssecretaris Bleker: Er is een kwartaalrapportage voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid. In die rapportage kunnen wij de voortgang van het visserijbeleid meenemen.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Het zou heel mooi zijn als wij een eerste rapportage ontvangen voor ons werkbezoek aan Brussel.

Staatssecretaris Bleker: Dan moet ik weten wanneer u op werkbezoek gaat. Dat heb ik niet allemaal in de gaten. Het kost me al moeite genoeg om mijn eigen werkbezoeken in de gaten te houden.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Op 22 april.

Staatssecretaris Bleker: Ja, ik zal ervoor zorgen dat de Kamer voor die tijd een soort eerste rapportage heeft ontvangen.

De heer Van Gerven (SP): Ik heb nog een opmerking over de aanlandingsplicht. Ik neem aan dat de staatssecretaris het ook een goed principe vindt dat de vis die wordt gevangen, ook wordt opgegeten. Hij zegt dat hij voorstander is van die aanlandingsplicht. Kunnen wij een termijn afspreken wanneer die gerealiseerd moet zijn? De ervaringen in Noorwegen zijn heel positief. Zoiets moet dan toch ook in Nederland kunnen worden doorgevoerd? Wil de staatssecretaris een datum noemen waarop dit systeem integraal is verankerd in het visserijbeleid?

Staatssecretaris Bleker: De aanlandingsplicht is geen doel op zich. Zoals wij nu kunnen voorzien, is het een noodzakelijk middel om ervoor te zorgen dat zo weinig mogelijk dode vis overboord wordt gezet. Eerder is van de zijde van de PVV gesproken over een overlevingsbak. In dat kader wordt onderzocht of vissen die eigenlijk weer overboord moeten worden gezet, tijdelijk zodanig kunnen worden bewaard dat zij een grotere kans op overleving hebben. Dit vraagt om een aanpassing van het logistieke en behandelproces aan boord van de schepen. Die technieken worden thans onderzocht en ze moeten ook in dat kader worden beoordeeld. Uiteindelijk is een aanlandingsplicht een sluitstuk om te voorkomen dat de vis die onbedoeld is gevangen, dood of ongewenst aan wal komt.

De heer Van Gerven (SP): Principieel gezien is het een nuttig instrument en het kan de innovatie sterk stimuleren. Met zo'n aanlandingsplicht worden vissers gedwongen om in actie te komen. Kan de staatssecretaris een termijn noemen? Wanneer zal de aanlandingsplicht worden ingevoerd?

Staatssecretaris Bleker: De onderhandelingen over het gemeenschappelijk visserijbeleid zijn in volle gang. Ik heb gezegd dat ik de aanlandingsplicht als een noodzakelijk sluitstuk zie. Ik streef ernaar dat de aanlandingsplicht vrij snel wordt geïntroduceerd in het gemeenschappelijk visserijbeleid. Ik zit in de voorhoede van de landen die de aanlandingsplicht willen introduceren. Daarbij moet de sector wel de ruimte en tijd worden geboden om via innovatie het reductiepad te realiseren. Die combinatie sta ik voor. Ik zeg nu ongeveer wat de heer Houwers zei tijdens het vorige algemeen overleg over de visserij. Die benadering sta ik voor en die is in lijn met de motie.

In het kader van de relatie met derde landen heeft de heer Van Bemmel gezegd dat het belangrijk is dat er mondiale afspraken komen. Dat is waar. Wij hebben hier recent gesproken over het vissen in de Pacific. Er wordt gewerkt aan een verdrag waaraan de belangrijkste landen die daar vissen, zich binden. Om de mondiale visserij effectief te kunnen reguleren, zijn mondiale verdragen nodig. Dit is echter een langdurig proces en Europa loopt daarbij in feite voorop. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de visserij in de Pacific en de visserij op horsmakreel. Die inzet is overduidelijk. Ik wordt soms een beetje verdrietig als mevrouw Ouwehand een krantenbericht citeert waaruit blijkt dat er weer iets niet goed gaat. Dat klopt ook, maar het zijn vooral China en een aantal andere landen die de boel verpesten. Het lijkt de Heidelbergse catechismus wel. «Waaruit kent gij uw ellende?» In dit geval: als andere landen iets fout doen wat wij goed doen. Europa doet het mondiaal gezien goed. Je kunt ook andersom redeneren. Het vissen in de derde landen is niet zozeer een probleem van Europa en de Europese Unie. Het is maar goed dat Europa daar wil vissen volgens Europese standaarden. Was het maar zo dat de Chinezen, de Russen en anderen dat ook zouden doen. Zo zou je het ook kunnen bekijken. Zo bekijk ik het in ieder geval.

Mevrouw Jacobi heeft gevraagd of de Raadsconclusies over het externe beleid schriftelijk aan de Kamer kunnen worden voorgelegd. Dat zal ik doen.

De heer Van Bemmel (PVV): De staatssecretaris zegt dat Europa voorop loopt. Wij zijn het beste jongetje van de klas. Die afspraken zijn op zichzelf genomen goed, maar ik heb het gevoel dat hij verwacht dat dit nog lang zal duren. Dan levert het natuurlijk schade op voor de Europese en de Nederlandse visserij. Is de staatssecretaris het daarmee eens?

Staatssecretaris Bleker: Nee, onze inzet is erop gericht om mondiale afspraken voor die gebieden te maken waaraan ook landen als China zich zullen houden. Dit betekent echter niet dat er schade voor de Nederlandse visserij ontstaat. Ik ben van mening dat de Nederlandse visserij binnen Europese kaders verantwoord moet vissen in dat soort gebieden. Als je dat doet, is het oké.

Mevrouw Jacobi heeft erop gewezen dat het concept van het onderhandelingsmandaat met Madagaskar te laat aan de Tweede Kamer is voorgelegd. De Raad moet daarover nog een besluit nemen. In de kwartaalrapportage zal een update worden opgenomen waaruit dit ook blijkt.

Kiribati is als A-punt aan de agenda toegevoegd. Ik ben voornemens in te stemmen met het mandaat. De ex post analyse is helaas nog niet beschikbaar. Daarover zal ik mijn onvrede uitspreken. Ik zal dit in de stemverklaring tot uitdrukking laten komen.

De heer Van Gerven sprak over het belang van voedselzekerheid voor de kustgemeenschappen. Op ons verzoek is in de conclusies van de Raad het belang van voedselzekerheid voor de regio expliciet opgenomen. Ik deel die opvatting.

Blijft er ruimte voor privaatcontracten als er geen EU-contract is afgesloten? Als er geen EU-afspraken met derde landen zijn over de visserijtoegang, is het toegestaan om private afspraken te maken.

Verder is gesproken over een gelijke plaats van de Europese Unie aan de onderhandelingstafel met derde landen. In feite is dit het geval. Wij vinden het vooral van belang dat in de onderhandelingen met een derde land een ecologisch evenwichtig akkoord tot stand komt waarin Europa en de Europese visserijvloot een eerlijk deel hebben. Wij onderhandelen dus niet in de zin van: eerst de lokale visserij, dan de Chinezen en dan wij nog. Het zijn gelijkwaardige sporen en dat moet ook. Uiteindelijk is ook bepalend wat er wordt betaald als tegenprestatie voor het visrecht in het betreffende gebied. Je leest soms in de krant dat China relatief weinig betaalt en wij relatief veel. Je moet dit echter in de juiste proporties zien, want je weet nooit welke afspraken er overigens zijn gemaakt tussen bijvoorbeeld China en een derde land. Wij kennen voorbeelden van grote infrastructuurprojecten die door China in deze landen worden gerealiseerd met dertigjarige leningen met 0% rente, om maar wat te noemen. Dit komt natuurlijk niet naar voren in het concrete akkoord, maar die afspraken maken landen als China wel met dit type landen. Daartoe is de Europese Unie natuurlijk niet in staat.

De heer Koppejan vraagt aandacht voor een decentralisatie van het gemeenschappelijk visserijbeleid. De regionale organen moeten sterker worden, maar niet groter. Dat is een goed punt. Ik ben groot voorstander van versterking van de positie van de regionale adviescommissies.

Mevrouw Jacobi heeft gevraagd naar het besluitvormingsproces van het gemeenschappelijk visserijbeleid. Het Deense voorzitterschap wil in de Raad van juni op hoofdpunten overeenstemming bereiken. Daaraan voorafgaand worden oriënterende debatten gevoerd over de aanlandingsplicht, het externe beleid, de regionalisering en de overdraagbare visserijconcessies. Het Deens voorzitterschap wil in juni tot Raadsconclusies komen.

De heer Koppejan heeft gevraagd of de producentenorganisaties bij de standpuntbepaling over de marktordening worden betrokken. Het antwoord op die vraag is «ja».

Mevrouw Van Veldhoven vraagt naar de surplusvisserij. De Raadsconclusies zijn duidelijk: interne EU-afspraken dienen zo veel mogelijk ook extern toegepast te worden. Dat is naar mijn mening ook het juiste principe.

Verder is gevraagd naar een pilot in Europa met het keurmerk. Ik ben voorstander van de mogelijkheid voor de consument om te kiezen voor een duurzaam product. Daarom is de certificering van groot belang. Ik heb dit ook gestimuleerd via de open- en beschikbaarstelling van middelen uit het Europese Visserijfonds. Ik pleit er in Europees verband voor dat dit ook in de toekomst mogelijk blijft en dat het, waar het kan, ook wordt afgestemd tussen de landen.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Het is goed dat Nederland aan de slag is met het keurmerk. Het is mooi dat de staatssecretaris daarvoor geld beschikbaar heeft gesteld. Kan hij in Brussel laten zien wat Nederland hiermee doet en aanbieden dat Nederland als het ware de pilot is voor een uitrol in Europees verband?

Staatssecretaris Bleker: Ja.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Het keurmerk heeft nu alleen betrekking op duurzaamheid. Kan diervriendelijkheid hierin ook worden meegenomen?

Staatssecretaris Bleker: Het eerste doe ik, maar over het tweede wil ik nog even nadenken.

Mevrouw Ouwehand heeft gesproken over de tonijnvangst door vissers van andere landen. De afspraken over tonijnvangsten worden internationaal gemaakt in regionale beheerorganisaties, bijvoorbeeld in de ICCAT, de Internationale Commissie voor Bescherming van Atlantische Tonijn. Een goed beheer en toezicht zijn belangrijk en daarom steun ik die aanpak.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Misschien is de staatssecretaris vergeten wat hij heeft geschreven, maar er liggen nu onderhandelingsvoorstellen voor om afspraken te maken tussen de Europese Unie en Kiribati en Madagaskar. Dit staat los van de toch al falende afspraken binnen ICCAT. Het voorstel is nu dat Europa op termijn visrechten koopt en die aan de Spaanse, Portugese en Franse vissers geeft. Ik wil dat de staatssecretaris daartegen stemt namens Nederland. Het gaat om bedreigde diersoorten en om Europees belastinggeld. Dat zouden wij niet moeten willen. De staatssecretaris geeft nu antwoord op een vraag die ik niet heb gesteld.

Staatssecretaris Bleker: Vervolgens komt het antwoord op de vraag die mevrouw Ouwehand wel gesteld heeft. Als het past binnen de afspraken die zijn gemaakt in de betreffende regionale visserijbeheerorganisatie, dan steun ik dit.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Hoe weet de Kamer hoe de staatssecretaris dit beoordeelt? Dat hebben wij nog niet kunnen zien. Ik vind dit een belangrijk punt en ik overweeg hierover een motie voor te stellen. Ik hoor graag van de staatssecretaris of hierover wordt gesproken tijdens de komende Landbouw- en Visserijraad. Het onderwerp staat niet op de agenda maar wel in de Visserijbrief. Als het nu niet wordt afgetikt, heb ik nog wat tijd.

Staatssecretaris Bleker: U hebt nog enige tijd.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Kan ik daar wat onderbouwing bij krijgen, want ik word niet geruster door dit antwoord? Hoe zit het? Hoe is de stand van zaken?

Staatssecretaris Bleker: Het moet niet gekker worden. Het komt aan de orde bij de vaststelling van het mandaat over Kiribati. Daarbij zal ik een kanttekening maken op dit punt opdat wij daarop later kunnen terugkomen.

Dan kom ik bij de illegale verkoop van vis door sportvissers. Ik heb de rapportage van de NVVA zeer recent ontvangen. Op ambtelijk niveau wordt nu overleg gevoerd met de sector. Er wordt bekeken hoe de partijen de uitkomsten beoordelen en welke oplossingen denkbaar zijn. Voor de zomer rapporteer ik de Kamer hierover.

De heer Koppejan (CDA): De staatssecretaris zegt nu dat hij de Kamer voor de zomer zal rapporteren, maar hij had dit al voor het einde van 2011 moeten doen. Ik wil iets meer vaart. Dan kan de Kamer eventueel aandringen op extra maatregelen.

Staatssecretaris Bleker: De Kamer ontvangt de rapportage zodra deze is afgerond. Welke consequenties ik daaraan verbind, laat ik weten nadat ik daarover met de sector heb gesproken. Ik kan toezeggen dat de Kamer die rapportage krijgt zodra die is afgewikkeld. Het was de bedoeling dat die er voor 1 januari zou zijn, maar dat is niet gelukt. De Kamer krijgt die rapportage op voorhand.

Op 2 februari is ambtelijk overleg gevoerd over de zeebaars met Sportvisserij Nederland en Imaris. Wij hebben geconstateerd dat er te weinig gegevens beschikbaar zijn over de Nederlandse zeebaarspopulatie. Het bestandsbeheer geeft nu geen aanleiding om specifieke maatregelen voor de zeebaars te treffen. Het ICES-onderzoek naar de zeebaarspopulatie vindt in 2012 plaats. Sportvisserij Nederland wil gezamenlijk met de kleinschalige kustvissers de toestand van de Nederlandse zeebaarspopulatie in beeld brengen.

Mevrouw Jacobi (PvdA): De achterliggende gedachte om hierop te focussen, is de vraag of wij de illegale zeebaarshandel de kop in kunnen drukken. Is het mogelijk om met betrokkenen te bekijken of, eventueel bij wijze van proef, een en ander beter kan worden gelegaliseerd zodat wij daarop vat kunnen krijgen?

Staatssecretaris Bleker: Dit komt onder andere aan de orde in de rapportage die ik zojuist heb toegezegd en de consequenties die ik daaraan zal verbinden. Dan gaat het over zeevis in algemene zin.

De heer Koppejan heeft gevraagd naar het MSC-certificaat voor schol en de maaswijdte. Zijn opmerking verwijst naar een Nederlandse visser die onder Engelse vlag vaart en daarmee ressorteert onder het Engelse systeem. Dit probleem doet zich in Nederland niet voor als gevolg van onze systematiek van de zeedagen. Daarmee is het dus niet aan mij en de Nederlandse regering om het aan te kaarten als zich een probleem voordoet. Dit is echt een Engels probleem.

De heer Koppejan (CDA): De staatssecretaris maakt zich er iets te gemakkelijk van af, want het gaat mij niet specifiek om één Nederlandse visser, maar om het algemene belang. Voor heel Europa geldt dat wij duurzame visserij moeten stimuleren. Er zijn vissers die schol vangen volgens de MSC-certificering en daarbij gebruikmaken van netten met een grotere maaswijdte. Zij vallen daarbij onder het kabeljauwbeheersplan en worden dus gekort op zeedagen. Of ze nu uit Engeland komen of uit Spanje of uit welk land dan ook, dit is gewoon verkeerd beleid. Als er wordt gesproken over discards en het beperken van discards moeten wij ook dit punt aanpakken. Het interesseert mij dan niet onder welke vlag de vissers varen.

Staatssecretaris Bleker: Laat ik hierop ingaan in mijn eerste kwartaalrapportage.

Mevrouw Ouwehand wijst erop dat het oorspronkelijke haaienplan uitgebreider was. Zij vraagt naar de haaienvinnen. Nederland steunt de Commissie in het voorstel voor het ontvinnen. Wij willen niet dat er een uitzondering komt. Nu is een grote stap voorwaarts gezet om het ontvinnen tegen te gaan. Ik zal in Brussel nogmaals wijzen op het belang van het uitvoeren van het gehele plan.

De heer Van Gerven houdt een pleidooi voor de kleine visserij, die moet ook overeind kunnen blijven. Ik ben van mening dat wij in het gemeenschappelijk visserijbeleid geen onderscheid moeten maken tussen grootschalige en kleinschalige visserij. Wij moeten met name de vissers die duurzaam vissen, kleinschalig of grootschalig, steun bieden via het gemeenschappelijk visserijbeleid en het Europese fonds voor de visserij.

De heer Houwers is van mening dat de overheid geen of slechts een beperkte rol zou moeten hebben bij de ontwikkeling van duurzaamheidlabels. Wij steunen de totstandkoming van de labels. Het is vooral aan het bedrijfsleven om vast te stellen aan welke criteria moet worden voldaan, wil zo'n label kunnen worden verstrekt. Het is wel een rol van de overheid om dit te stimuleren en als wij het gevoel hebben dat een label pure windowdressing is, moeten wij dat aan de kaak stellen en de sector daarop wijzen.

De heer Van Gerven (SP): De staatssecretaris maakt er zich wat gemakkelijk vanaf. De SP heeft een pleidooi gehouden om ook naar de kleinere vissers te kijken in met name de kustgebieden en naar de inlandse bevolking. De staatssecretaris zegt dat er een gelijk speelveld moet komen, maar dit kan ertoe leiden dat die vissers het onderspit delven. Hij schrijft dat hij oog heeft voor de kleine kustvisserij, maar als je de markt zijn gang laat gaan met die quota, gaan de grote jongens waarschijnlijk voor. Hoe zal de staatssecretaris die tegenstrijdigheid oplossen?

Staatssecretaris Bleker: Het gaat om kleinere en grotere vissers binnen Europa, neem ik aan.

De heer Van Gerven (SP): Ik doel ook op West-Afrika.

Staatssecretaris Bleker: Dan zijn wij het snel eens. Mijn benadering van visserijakkoorden met derde landen is heel simpel, dat staat ook in de stukken. Het belang van de lokale vissers, de lokale voedselzekerheid en de ontwikkeling van de lokale economie staan met stip bovenaan. Een akkoord moet aan die voorwaarden voldoen. Verder moeten in een akkoord activiteiten worden opgenomen die bijdragen aan de versterking van de lokale economie, de lokale visserij en de voedselzekerheid. Vervolgens gaan wij kijken hoe je verantwoord, gelet op het bestand, in dat gebied kunt vissen. Ik dacht dat de heer Van Gerven doelde op de kleine vissers in Spanje; dat wij in ons gemeenschappelijk visserijbeleid extra steun zouden moeten geven aan de Europese kleine vissers. Daarvan ben ik geen voorstander. In Europa moeten wij de criteria van duurzaamheid en innovatie hanteren. Over de derde landen hebben wij naar mijn mening echter geen verschil van mening.

De voorzitter: Dan gaan wij naar de binnenvisserij. Daarvoor hebben wij nog acht minuten de tijd.

Staatssecretaris Bleker: De Kamer heeft een brief ontvangen over de regeling voor de palingvisserij. Wij zullen die regeling netjes uitvoeren. Daarbij hoort ook dat wij met een open oog zullen kijken naar specifieke individuele knelgevallen. Ik ben van mening dat wij een nette en fatsoenlijke regeling hebben getroffen, indachtig de discussie in en het verzoek van de Kamer en door medewerking van Europa. Ik dank de leden voor hun complimenten, maar die gelden ook de sector die bereid was om hierover op deze manier met ons te overleggen.

Over de nachtvisserij zijn eerder Kamervragen gesteld door …? Wat denkt u? Mevrouw Ouwehand. Ik heb die vragen op 20 september 2011 beantwoord. Ik heb geschreven dat de uitbreiding van de nachtvisserij er niet toe zal leiden dat er meer paling door sportvissers wordt meegenomen. Sportvissers moeten immers in alle vispaswateren aal terugzetten. Het is mij bekend dat dit niet in alle gevallen gebeurt. Dat is niet goed, dat is illegale visserij. Sportvisserij Nederland heeft toegezegd dit strakker te handhaven in samenwerking met de boa's. Dit moet ook echt gebeuren. Als dit niet lukt, zal ik de nachtvisserij verder beperken. De verruiming, waarover wij eerder trouwens uitgebreid hebben gesproken, wordt dan teruggedraaid of meer dan dat.

De heer Dijkgraaf (SGP): Dat is een helder en goed signaal. Wanneer zullen wij horen of dit werkt of niet? Voorkomen moet worden dat wij hier pas over twee jaar achterkomen en dan weer het hoofd in de schoot moeten leggen. Wij moeten er met ons allen bovenop zitten.

Staatssecretaris Bleker: Als de verruiming een jaar in werking is geweest, maak ik de balans op.

De heer Dijkgraaf (SGP): De staatssecretaris zal dan wel alle mogelijkheden benutten om het signaal in de richting van eenieder af te geven dat er een groot probleem is als dit niet wordt gehandhaafd?

Staatssecretaris Bleker: Ja, ik heb dit al zojuist tot uitdrukking proberen te brengen. Als je met elkaar een verruiming overeenkomt en er blijft illegale visserij bestaan of die wordt zelfs uitgebreid, dan is het op een gegeven moment voorbij.

Mevrouw Jacobi (PvdA): De staatssecretaris probeert de Partij voor de Dieren een hak te zetten. Ik kom graag voor de makkers van die partij op, want zij hebben altijd de beste bedoelingen met het dierenwelzijn, ook in dit geval. Elk voordeel heeft zijn nadeel. Aan dit voorstel kleven ook nadelen. Hoe denken de Visbeheercommissies hierover? In die commissies bestaan sowieso al spanningen tussen sport- en beroepsvissers. Kan de staatssecretaris nog iets zeggen over het overleg hierover in de commissies?

Staatssecretaris Bleker: Die moeten hierin een belangrijke rol gaan spelen. Ik heb tijdens een eerder algemeen overleg gezegd dat dit in veel gevallen niet adequaat functioneert. Mijn geduld raakt nu ook een beetje op. Als via dit soort commissies geen afspraken kunnen worden gemaakt over het beheer, wordt het regulering. Overigens was dit helemaal geen plaagstootje en al helemaal niet in de richting van mevrouw Ouwehand.

De voorzitter: Mevrouw Ouwehand heeft nog een interruptie tegoed. Als zij wil, kan zij zichzelf verdedigen.

Staatssecretaris Bleker: Ik vind dat ik in vergelijking met mevrouw Ouwehand heel subtiele plaagstootjes geef.

De voorzitter: Die laatste was wel erg subtiel.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Dank voor de toezegging dat de staatssecretaris wil bevorderen dat het haaienactieplan volledig wordt uitgevoerd. In het kader van de tonijnovereenkomsten heeft hij gezegd dat hij een kanttekening zal plaatsen als Kiribati aan de orde komt. Dit zou natuurlijk ook moeten gelden voor Madagaskar. Ik krijg daarover graag duidelijkheid, want dan hoef ik nu niet met een motie te komen.

Staatssecretaris Bleker: Ja.

De voorzitter: Dat is een snelle toezegging. Ik heb de volgende toezeggingen genoteerd.

  • De staatssecretaris zal kwartaalrapportages met diverse aandachtspunten over het gemeenschappelijk visserijbeleid aan de Kamer toesturen. De eerste rapportage zal hij voor 22 april aanstaande aan de Kamer sturen.

  • De staatssecretaris zal de rapportage over illegale zeevisverkoop aan de Kamer sturen zodra die is afgerond. Zijn reactie op deze rapportage volgt voor de zomer van 2012.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Voorzitter. Volgens mij bent u vergeten dat het EU-besluitvormingstraject ook aan de Kamer zal worden voorgelegd.

De voorzitter: Ik heb gezegd dat de kwartaalrapportage diverse aandachtspunten zal bevatten. In het verslag kunt u lezen welke punten dat zijn.

Dan sluit ik het eerste deel van dit algemeen overleg.

Wij vervolgen met het onderdeel landbouw. Ik stel voor dat wij daarvoor dezelfde opzet kiezen als voor het onderdeel visserij. Omdat er echter enkele andere woordvoerders zijn aangeschoven, vraag ik of de leden kunnen instemmen met drie minuten spreektijd per fractie zonder interrupties op elkaars inbreng, en twee interrupties tijdens het antwoord van de staatssecretaris. Ik stel vast dat de leden zich daarin kunnen vinden.

De heer Dijkgraaf (SGP): Voorzitter. De heer Koopmans heeft tijdens een vorig algemeen overleg het prachtige voorstel gedaan om aan de artikelen 106 en 114 van de nieuwe gmo-verordening toe te voegen dat producentenorganisaties recht hebben op eerlijke en redelijke producentenprijzen met inbegrip van kosten voor investeringen in duurzaamheid. Hij gaat regelmatig de boer op met de schitterende mededingingsmotie van de heer Van der Staaij en anderen. Ik doe het nu maar eens andersom. De staatssecretaris wijst deze toevoeging echter van de hand. Ik verwijs hierbij ook naar de passage in de kwartaalrapportage dat Nederland niet de mededingingsregels wil aantasten.

In mijn woorden: het kabinet wil wel versterking van marktmacht, maar die mag niet te veel om het lijf hebben. Dat doet geen recht aan de inzet van de heer Koopmans en dat verdriet mij zeer. Overigens speelt mee dat dit ook geen recht doet aan de inzet van de SGP-fractie en van de rest van de Kamer. Is de staatssecretaris bereid zich in ieder geval actief in te zetten voor het genoemde voorstel?

Mijn tweede punt heeft betrekking op de 70% basispremie en de 30% vergroening bij directe betalingen. Ik steun de inzet van de staatssecretaris tegen de rigide invulling van de vergroening, maar er is meer. Een Kamermeerderheid heeft zich uitgesproken tegen de koppeling tussen de 70% basispremie en de 30% vergroening. Een meerderheid wil de vergroening als top-up en niet als voorwaarde voor het verkrijgen van de basispremie binnen die 70%. De Europese Commissie wil deze koppeling wel. De staatssecretaris deelde aanvankelijk die opvatting, maar later heeft hij wat mist opgetrokken en in de kwartaalrapportage kom ik het niet tegen. Wil hij op dit punt een toelichting geven? Wat wil hij nu precies? Is hij bereid de «nee, tenzij»-lijn te kiezen, dus geen koppeling tussen de basispremie en de vergroening tenzij door de vergroeningsvoorstellen in de praktijk geen basispremie van boeren wordt afgepakt?

Dan nog twee punten, allereerst de groepshuisvesting voor zeugen. Nederland gaat in de richting van 80% en Spanje en Frankrijk in de richting van 50%. De indruk is echter dat het percentage in Oost-Europese landen laag is en hetzelfde geldt voor het tempo. Zal dit niet tot ongelijke snelheden leiden met problemen voor de varkenssector in ons land?

Tot slot de kwekersvrijstelling en de verordening unitair octrooi. Op dit moment is de discussie gaande over unitair octrooi en het opnemen van de beperkte kweekvrijstelling daarin. In een motie die door de Kamer is aangenomen, wordt gevraagd om een proactieve inzet. Meerdere lidstaten willen wel, maar Nederland zal echt de kar moeten trekken. Uit de geluiden die ik uit het veld hoor, krijg ik niet de indruk dat nu alle registers worden opengetrokken. Wanneer zal dit gebeuren? Zal de staatssecretaris ook in de wandelgangen van de Landbouwraad proberen de neuzen de goede kant op te krijgen?

De heer Koopmans (CDA): Voorzitter. Ik begin met een kleine onthulling: tussen de SGP en het CDA bestaan wel afspraken. Als de een verstandige dingen zegt, zal de ander dat steunen. In dit geval is dit aan de orde en ik onderschrijf het betoog van de heer Dijkgraaf volledig. Daardoor kan ik mijn spreektijd aan andere zaken besteden.

Tijdens het laatstgehouden debat over de Europese Unie heeft de minister-president een duidelijke uitspraak gedaan, namelijk dat hij inzet op een nominaal gelijkblijvend budget voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Daarmee geeft hij uitvoering aan de motie-De Mos/Koopmans en schuift hij de motie van mevrouw Lucassen wat naar de achtergrond. Dit is buitengewoon interessant. Ik wil de staatssecretaris vragen om onze waardering over te brengen aan de minister-president.

Ik zou graag zien dat voortaan in de kwartaalrapportages ook een toelichting wordt gegeven op de overeenstemmingen die over deelplannen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid zijn bereikt.

De minister-president heeft gezegd dat hij naar alle landbouwmiddelen kijkt, binnen en buiten het meerjarig financiële kader. Ik ben benieuw of daarmee ook gedoeld wordt op de innovatiemiddelen. Welke inzet kiest de regering op dit punt? Zal die sporen met de inzet voor het topsectorenbeleid waarin de agrarische sector «food and flowers» goed is vertegenwoordigd?

ik steun de inzet van het kabinet wat het gelijkheidbeginsel betreft. Ik mis echter een goede overgangsregeling. De staatssecretaris lijkt de voorkeur te geven aan een zo kort mogelijke overgangsregeling. Ik vraag hem om een langere overgangstermijn, namelijk tot 2020, tot inzet te maken en ik overweeg dit nog eens ergens vast te leggen. Ik vraag hem dit omdat in een aantal sectoren de klappen niet klein zullen zijn.

De heer Dijkgraaf heeft verstandige dingen gezegd over de vergroening.

Uit het verslag leid ik af dat er een versnippering lijkt te ontstaan bij de eerstepijlermiddelen. Mijn fractie heeft al eerder uitgesproken dat met name voor de jonge boeren in de eerste pijler ruimte moet worden gevonden. Dat is het, dus niet ook nog voor kleine boeren, voor dit of dat of weet ik veel. Dat is het, want anders blijft er niets over en dat lijkt mij niet verstandig.

De heer Dijkgraaf heeft verder verstandige dingen gezegd over de artikelen 106 en 114.

Ik kom bij de terugvordering van 14,6 mln. van de post landbouwmiddelen. Zijn alle tekortkomingen in de beheers- en controlesystematiek van destijds – 2005, 2006 en 2007 – nu opgelost? Hoeveel hebben wij in totaal moeten betalen?

Ik spreek mijn complimenten uit voor de Schmallenbergaanpak.

De commissie heeft aan de staatssecretaris vragen gesteld nadat ik eerder in een debat al een keer heb gevraagd naar de RUB. De leden hebben dit niet alleen gedaan omdat zij het bombardement van e-mails zat zijn, maar vooral ook omdat zij het inhoudelijk waanzin vinden en daarom vraag ik nu aan de staatssecretaris of hij wil bevorderen dat die regeling nog twee jaar in stand blijft en dat in de tussentijd alle toepassingen geldig worden verklaard. Ik geef een voorbeeld.

De voorzitter: Liever niet, want u bent al royaal over uw tijd heen.

De heer Koopmans (CDA): Paprikatelers dopen hun vingertoppen in magere melk bij het plukken van die dingen opdat er geen virussen worden overgedragen. Dat mag dadelijk niet meer. Dat is niet verstandig. Ik krijg graag een toezegging van de staatssecretaris op dit punt.

De heer Van Bemmel (PVV): Voorzitter. Ik ben een nieuwkomer op dit dossier. Ik ben wel vaak bij agrariërs geweest, onlangs nog bij een veehouder met 300 koeien. Als ik zie hoe die mensen met duurzaamheid omgaan, neem ik mijn petje voor hen af. Het grondwater wordt gewonnen en de warmte daarvan wordt elders in het proces gebruikt. Zij doen zonder hulp van buitenaf al heel goede dingen.

Ik begrijp dat dit een behoorlijk bureaucratisch dossier is. Daarom worden er ook hervormingen voorgesteld en doorgevoerd. De vraag is of het nieuwe beleid dat nu wordt voorgesteld, niet nog ingewikkelder en bureaucratischer is, zoals de staatssecretaris van Groot-Brittannië verwacht. Wat verwacht staatssecretaris Bleker van dit nieuwe beleid?

Daar waar men met het GLB ooit begonnen is om de voedselproductie op te schroeven door de productiviteit per hectare te verhogen en de prijs van het voedsel daarbij laag te houden, is het voor veel lidstaten nu een noodzakelijke druk geworden. Konden wij de klok terugdraaien, zouden wij hier grote vraagtekens bij zetten. Nu wij eenmaal zover gevorderd zijn, kan de Nederlandse agrariër altijd op onze steun rekenen. Wij hebben niet voor niets meerdere keren in de Zeeuwse klei gestaan om de Nederlandse akkerbouwers een hart onder de riem te steken. Liever voedselzekerheid dan gesubsidieerde moerassen waar niemand komt. Ook hulde voor de lijn van de staatssecretaris in dezen; dat mag ook wel eens gezegd worden.

Voor zaken als landschapsbeheer, het bijhouden van sloten en het voldoen aan milieueisen krijgen onze agrariërs inderdaad een vergoeding. Deze varieert van 2% tot 8% van de bedrijfsopbrengst. In veel Oost-Europese lidstaten is dit soms wel twee derde. Dat is een opmerkelijk verschil. Wordt hier door de EC wel voldoende rekening mee gehouden?

Wij delen de mening dat de exportrestituties in 2013 afgeschaft moeten worden. Het is van den zotte dat wij geld moeten bijleggen om van voedsel af te komen. Toch heb ik nog wel een aantal vragen. Is de staatssecretaris met ons van mening dat er snel wat gedaan moet worden aan de ongelijke behandeling ten aanzien van de inkomenssteun van onze agrariërs als gevolg van de ontkoppeling van de productiesteun? Waar de ene agrariër met recht op inkomenssteun als een zogeheten «sofaboer» achterover kon leunen, moest de agrariër zonder deze steun hard werken voor wat brood op de plank. Hoe gaat de staatssecretaris te werk als hij deze mening deelt? Verandert dit beleid definitief als er straks doelgerichte betalingen gedaan worden? Wordt het verschil tussen regio's definitief opgeheven?

De PVV wil dat Nederland zo min mogelijk geld uit de eerste pijler verliest. Gaat de staatssecretaris hiervoor vechten en, zo ja, hoe? Is hij bereid om de strijd met landen als Letland en Roemenië aan te gaan om te voorkomen dat onze agrariërs straks met een kluitje in het riet worden gestuurd?

Verder heb ik vragen met betrekking tot de vergroeningsvoorwaarden. Zoals men weet, is de PVV altijd een groot voorstander van particulier natuurbeheer geweest. Valt dit beheer onder deze vergroeningsvoorwaarden? Hoe zit het met de akkerranden? In dat geval is er wel een stimulans om deze te blijven onderhouden. Onderschrijft de staatssecretaris de conclusie van de PBL dat de vergunningsmaatregelen van het GLB een relatief kleine invloed hebben op de verduurzaming van de landbouw? Zo ja, hoe verzet hij zich hiertegen? Wegen de baten dan nog wel op tegen de lasten?

Ook de Dierenbescherming heeft zich gemengd in de strijd. Zij is mening dat Europa niet overspoeld mag worden door producten waarbij de Nederlandse normen voor dierenwelzijn zijn overschreden. De PVV vindt dit een logische opmerking. Eerder lazen wij al een schokkende hypothese over de sambavarkens. Die hebben niets met carnaval te maken, maar wel met Brazilië. Wij moeten er niet aan denken dat straks miljoenen varkens vanuit Zuid-Amerika verscheept worden naar Europa. Hoe gaat de staatssecretaris dit voorkomen? Wordt deze mening ook gedeeld in Brussel?

De voorzitter: Ik heb enige clementie aangezien u wat korter sprak over Visserij, maar wilt u wel afronden?

De heer Van Bemmel (PVV): Ik ga zeker afronden, zeker binnen een halfuur.

Verder las ik verontrustende berichten uit het noorden van het land van gedeputeerde Hans Konst over het plattelandsbeleid. Konst stelt dat de verlaging van de inkomenssteun aan agrarische bedrijven grote gevolgen heeft voor de totale economie van de drie noordelijke provincies. Dat moet de staatssecretaris als bewoner van een van deze provincies toch aanspreken? De huidige inkomenssteun aan de boeren in deze provincies bedraagt momenteel jaarlijks 95 mln. Dat zal aanzienlijk minder worden. Heeft de staatssecretaris een plan de campagne klaarliggen om de klap in het noorden op te vangen en de teloorgang van de economie aldaar te voorkomen?

Afsluitend nog een opmerking over die 14,6 mln. die betaald moest worden aan de Europese Commissie als gevolg van de tekortkomingen in het aantal controles en controleerbare voorschriften. Is deze boete opgevangen in de Nederlandse begroting? Wat heeft de regering gedaan om dit soort sancties in de toekomst te voorkomen?

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Voorzitter. Ik wil beginnen met de inzet van het kabinet: een nominaal gelijkblijvend GLB-budget. Dat doet ons, net als de CDA-fractie, goed.

Ik kom bij de discussies over het GLB. In het huidige voorstel is er een koppeling tussen de basispremie en de voorwaarden die gericht zijn op vergroening. Net als de woordvoerder van de SGP-fractie wil ik benadrukken dat wij denken dat dit geen verstandige keuze is. Wij willen een ontkoppeling van de voorwaarden. De basispremie, de generieke betaling dus, moet losgekoppeld worden van de vergroeningspremie. In Brussel is de nieuwe lijn dat landbouw concurrerender en duurzamer moet. Nederland moet dan ook inzetten op verduurzaming in plaats van vergroening.

Ik leg meteen een link met de huidige vergroeningsvoorwaarden. Naar ons gevoel passen deze niet bij ons landbouwsysteem. Wij kunnen ondernemers niet verplichten om 7% braak te laten liggen; wat wij daaronder ook verstaan. Ik heb eergisteren van de heer Versteijlen begrepen dat men er in Brussel van uitgaat dat er overal overhoekjes zijn. In Nederland hebben wij die niet zomaar. Wij hebben hoogproductieve gronden die ook hoogproductief ingezet moeten worden. Nederland moet volgens mij veel meer inzetten op verduurzaming. Een aantal lidstaten doet concessies en maakt afspraken over de manier waarop ze omgaan met de maatregelen. Ik heb de staatssecretaris horen zeggen dat een coalitie van EU-landen voor een alternatief vergroeningsbeleid is. Hij zei ook dat hij eventueel afspraken wilde maken met Spanje en Denemarken. Ik ben heel benieuwd hoe het daarmee staat. Hoe kijkt de staatssecretaris aan tegen de afspraken die Frankrijk en Duitsland maken?

Hoe kijkt de staatssecretaris naar het tempo? Een aantal lidstaten geeft aan dat het tempo te hoog is. De omslag moet vrij snel, zei de staatssecretaris in eerste instantie. In een aantal sectoren zien wij echter problemen ontstaan. Ik ben heel benieuwd naar de opvatting van de staatssecretaris over het tempo. Wat ons betreft gaat het gefaseerder, in ieder geval voor een aantal sectoren. Ik denk dat de staatssecretaris begrijpt op welke sectoren ik doel.

Voor de duidelijkheid: wij willen een basispremie met een top-up. In het verleden hebben wij hierover herhaaldelijk discussie gehad met mevrouw Verburg. Wij voelen nog steeds voor een ontkoppeling en een top-up, waarbij de ondernemers kunnen kiezen uit een scala voorwaarden die ze zichzelf opleggen en waarvoor ze een top-up krijgen.

Mijn laatste punt betreft de overheveling van maximaal 10% van het budget naar de tweede pijler, het plattelandsbeleid. De staatssecretaris zegt dat er niet gecofinancierd hoeft te worden. Blijft dit zijn lijn? Of zeggen wij dat wij niet gaan overhevelen als wij toch niet kunnen cofinancieren? Dan blijft alles in de eerste pijler. Men weet hoe de VVD hierover denkt: laat alles goed landen op het boerenerf en laat het geld vooral gaan naar de actieve landbouwer.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Voorzitter. Ik wil beginnen waar mevrouw Snijder is geëindigd: de actieve inzet van al onze agrariërs met betrekking tot vergroening en verduurzaming. Ik ben heel benieuwd wat de inzet van Nederland wordt. In het noorden – de heer Van Bemmel noemde het al – is er veel collectief agrarisch natuurbeheer en werkt men gebiedsgericht, wat veel effectiever is. In dat verband spreekt mij sterk aan wat ik in het Agrarisch Dagblad las over de inzet van de staatssecretaris om te komen tot een maatregelenpakket per land. Het zou mooi zijn als wij voor die onderdelen een maatregelenpakket krijgen waarvoor cofinanciering door de provincies geen optie is. Immers, sinds de uitkleding bij het Natuurakkoord is daar volgens mij geen geld meer. Voor deze agrarische natuurverenigingen moet er een status komen in de eerste pijler. Dat geldt niet alleen voor degenen die zich bezighouden met agrarisch natuurbeheer, maar ook voor corporaties die zich bezighouden met biogas en dergelijke. Kan de staatssecretaris ons blijven informeren over zijn inzet in dezen? Hoe reëel is deze optie? Is er een kans dat de staatssecretaris binnen Europa een meerderheid krijgt voor pilots? Ik denk dat degene die zich het meeste inspant in het kader van het GLB, het geld op zijn bord krijgt.

In hoeverre zijn de boetes te herleiden naar de specifieke ontvangers? Stel dat ze niet te herleiden zijn, kunnen ze dan naar nul gebracht worden? Ik vind het zondegeld.

Een ander punt van de agenda gaat over de bijen. Deze dieren zijn essentieel voor ons leven. Er is op heel bureaucratische wijze uitgewisseld in hoeverre het mogelijk is om sterke bijen uit Canada naar Europa te krijgen, ook naar Nederland. Bijenhouders hebben zich hier actief voor ingezet. Tot mijn teleurstelling eindigt het met «jammer, het kan niet». Ik zou graag zien dat er wordt nagedacht over de vraag hoe het wel kan. Wij moeten niet vanuit de theorie maar vanuit de praktijk kijken naar de mogelijkheden. Tussen Canada en Europa blijken de zaken niet goed op elkaar te zijn afgestemd. Het moet toch mogelijk zijn om niet de bureaucratie maar de doelstelling voorop te stellen? Ik zou graag willen dat de staatssecretaris samen met bijenhouders alles uit de kast haalt om dit toch voor elkaar te krijgen. Dan verdient de staatssecretaris wat mij betreft een lintje. Wij mogen niet blijven hangen in constateringen als «het certificaat verhindert ons».

Nog heel kort iets over de Dienst Regelingen en perceelregistraties. Ik moet op basis van een melding van een boer wederom constateren dat dezelfde percelen in vijf jaar tijd vijf keer verschillend geregistreerd zijn. Ik vind dat de staatssecretaris wat uit te leggen heeft. Ik wil dit niet afdoen als een incident. Het is symbolisch voor alles wat verkeerd gaat. Daar moeten wij vanaf. Hierover moet gecommuniceerd worden. Dat was ook toegezegd, maar dat is niet gebeurd.

Tot slot nog een opmerking over de EU-strategie dierenwelzijn. In hoeverre wordt ingezet op gemeenschappelijke, afdwingbare sancties door de Europese Commissie bij overtredingen met betrekking tot dierenwelzijnregelgeving?

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Ik begin met de regeling uitzondering bestrijdingsmiddelen. Ik kan mij aansluiten bij de opmerkingen van de heer Koopmans. Wij hebben hierin ook samen opgetrokken. Die uitzonderingsmogelijkheden moeten blijven bestaan. Als de heer Koopmans en mevrouw Ouwehand het met elkaar eens zijn, dan kan de staatssecretaris erop rekenen dat als hij geen toezegging doet, een motie met algemene stemmen wordt aangenomen. Immers, als die twee uitersten elkaar gevonden hebben, is de rest van de Kamer het er meestal ook wel mee eens.

Dan kom ik bij het gemeenschappelijk landbouwbeleid. De vergroening blijkt niet groen en de externe dimensie, die volgens de staatssecretaris prima is, blijkt toch erg nadelig voor ontwikkelingslanden. Welke consequenties verbindt hij daaraan voor het vervolg van de onderhandelingen hierover?

Mijn volgende opmerking gaat over cross compliance. De PvdD vindt het nogal wat: 14,6 mln. aan landbouwsubsidie gekregen zonder aan de voorwaarden te voldoen. Dat zijn vrij grote bedragen die op de rekening van melkveehouders worden gestort zonder dat hiervoor iets gedaan hoeft te worden. Hoe gaat de staatssecretaris hoge boetes voorkomen? Het mag van de begroting af. Dat is weer 14,6 mln. belastinggeld dat wij dan kwijt zijn. Hoe gaat de staatssecretaris ervoor zorgen dat de toch al magere natuur- en dierenwelzijnsvoorwaarden voor de subsidie worden nageleefd?

Wat de dierenwelzijnstrategie betreft: eigenlijk gaat er niets gebeuren. Daar waren wij al bang voor. Voor de staatssecretaris zou dat wel een probleem moeten zijn. In het regeerakkoord is immers vastgelegd dat dierenwelzijn op Europees niveau verbeterd moet worden. Daar zien wij nu nauwelijks iets van terug. Welke consequenties verbindt de staatssecretaris hieraan voor bijvoorbeeld een eigen, zelfstandige Nederlandse ambitie om dan maar in Nederland aan de slag te gaan met het verbieden van wilde dieren in circussen, om maar iets te noemen? Of denk aan het niet langer transporteren van varkens naar Rusland, mochten wij het niet voor elkaar krijgen om die acht uur op Europees niveau te regelen.

Mijn volgende onderwerp gaat over de legkippen. Hoewel het verbod op de legbatterijkip al drie maanden van kracht is, zitten er in Europa nog steeds miljoenen kippen in kleine kooitjes. Ons bereiken signalen dat de officiële cijfers over kooihuisvesting niet kloppen. Alleen al in Roemenië zouden nog ruim een miljoen kippen in kooitjes zitten, terwijl daar volgens de officiële cijfers 400 000 dieren in een legbatterij zouden zitten. Dit betreft een onderzoek dat Viervoeters heeft laten uitvoeren. Kan de staatssecretaris zeggen hoe het zit met de kwaliteit van de door de lidstaten aangeleverde cijfers? Hoe controleren wij dat? Hoeveel kippen zitten er in Nederland nog in een legbatterij?

Het is bijna Pasen. In de winkels zie je al vrolijk gekleurde paaseitjes. Straks worden er weer volop eieren van kippen gekocht. Het vervelende is dat een consument eigenlijk niet kan zien wat er in een doosje eieren zit met een etiket waarop «scharreleieren» staat. Die dieren scharrelen namelijk niet. Het is een misleidende term. Ik heb er eerder Kamervragen over gesteld. De staatssecretaris heeft hierop geantwoord dat het in de verordening anders zou moeten. De Britten vinden het niet zo prettig dat ze eieren als scharreleieren aangeleverd krijgen, terwijl zij er anders mee omgaan en ook wat eerlijker zouden willen zijn tegenover consumenten. Ik heb voor de staatssecretaris een doosje eieren. Aan de buitenkant ervan kun je niet zien wat erin zit, maar als je het openmaakt, zie je een leuke verrassing. Het zijn namelijk chocolade-eieren. Ik heb voor alle Kamerleden een doosje meegebracht. Ik vind dat wij eerlijk moeten zijn. «Scharrelei» is een misleidende term. Eigenlijk zou het «schuurei» moeten worden. Kan de staatssecretaris hiermee op pad gaan in Europa, opdat de consumenten precies weten wat ze kopen? Die dieren komen immers niet buiten en scharrelen ook niet. Ze zitten in een schuur. Wees daar eerlijk over.

De voorzitter: Namens eenieder bedankt. Wij zullen zeker van de chocolade-eitjes genieten. Wellicht gaan wij ook genieten van de bijdrage van de heer Van Gerven, die nu het woord heeft.

De heer Van Gerven (SP): Voorzitter. Bij elk debat over een barst in het diervriendelijke masker van de staatssecretaris, bij alle dierlijke ambities van dit kabinet en bij iedere diervriendelijke knipoog naar de PVV waar de staatssecretaris patent op heeft, horen wij telkenmale het mantra «de diervriendelijke ambities van dit kabinet gaan wij in Europa realiseren». Of het nu gaat om een beter leven voor varkens of kippen, om dodingsmethoden of om misstanden bij het transport: wij gaan dit oplossen in Europa. Maar nu komt de aap uit de mouw. Op tafel ligt de mededeling strategie dierenwelzijn. Ik moet zeggen dat die toch wel heel weinig voorstelt. De voorstellen zijn boterzacht. Het gaat vooral over communicatie. Harde wetgeving wordt echter uit de weg gegaan. Belangrijke kwesties als het transport van levende dieren, de doorfok, kloneren en dierproeven worden niet genoemd. Wij krijgen een brief van de staatssecretaris waaruit een ambitie van niks spreekt. Uit de brief blijkt ook dat de staatssecretaris als doel heeft om het dierenwelzijn in andere landen te verbeteren. Dat is prima, maar moeten wij het dierenwelzijn ook niet in eigen land verbeteren? Anders komen wij er nooit. Nederland wuift de verantwoordelijkheid weg naar Europa en Europa wuift de verantwoordelijkheid weer weg naar de wereld in het kader van de vrije markt et cetera. Dat schiet niet op. Ik vraag de staatssecretaris om de touwtjes zelf in handen te nemen en serieus werk te maken van het dierenwelzijn in Nederland.

Voor de aanstaande discussie in Europa wil ik hem voorstellen om in te zetten op strenge transportverordeningen. Daar zijn wij het allemaal over eens. Moties hierover van mijn hand zijn aangenomen. Ook moet de reikwijdte verbreed worden naar andere diersoorten, naar de detailhandel en fabrikanten. Ook op het terrein van zaken als klonen, doorfok en dierproeven moeten stappen te zetten zijn. Volgens mij moet de staatssecretaris uitgaan van de integrale waarde van het dier. Wat vindt hij van een apart budget voor dierenwelzijnsonderzoek?

Ik kom bij het gemeenschappelijk landbouwbeleid. De SP vindt dat de koppeling wel in stand moet blijven. Gratis geld krijgen vind ik een rare zaak. Houd cross compliance dus overeind.

Ik steun het pleidooi van de PvdA over de agrarische natuurverenigingen. Wij zijn daar zeer van gecharmeerd.

Tot slot het platte lobbyisme of opportunisme. Ik kijk dan maar even naar de VVD, het CDA en natuurlijk ook de SGP. Ik gooi ze maar allemaal op één hoop, want ze hebben allemaal afspraken onderling. Over windmolens wordt altijd gezegd dat het subsidieslurpers zijn die zichzelf maar moeten bedruipen. Maar als wij het hebben over de boerenstand, moet de subsidiekraan zo wijd mogelijk open. Principieel is dat op de lange termijn een verkeerde weg. Boeren moeten boeren zonder subsidie. Dat moet het doel zijn. Als wij daar niet op inzetten door het systeem te veranderen dat al heel lang bestaat in Europa, komen wij nooit waar wij uiteindelijk terecht moeten komen, namelijk in een situatie waarin een boer op een duurzame wijze produceert en een eerlijke prijs krijgt voor zijn product. De coalitie houdt gewoon een verkeerd systeem in stand en dat zou zij niet moeten willen.

De voorzitter: Ik zie dat de leden willen interrumperen, maar wij hebben afgesproken dat wij dat niet doen.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Voorzitter. Even terugkomend op dat laatste punt: je zou mogen verwachten dat het CDA alle verstandige opmerkingen van collega's onderschrijft, maar ik moet constateren dat er een bijzonder warme band is met de SGP.

Ik ga naar de inhoud van de agenda, te beginnen bij de terugvordering van de inkomenstoeslagen. Wij krijgen een tik op de vingers voor de uitkeringen in 2005, 2006 en 2007: bijna 15 mln. Dat bedrag wordt niet door de boeren maar door de belastingbetaler betaald. Hoeveel hebben wij in totaal betaald, niet alleen in het kader van cross compliance maar in het kader van het hele GLB? Ik wil een brief van de staatssecretaris. Hoeveel heeft Brussel de afgelopen tien jaar teruggevorderd? Welk deel is te wijten aan fouten door de overheid en welk deel aan fouten door boeren? Is het geld voor de laatstgenoemde categorie teruggevorderd? Zijn de fouten effectief gerepareerd? Er is weer een audit uitgevoerd in 2011. Ik hoop voor de staatssecretaris dat Nederland hiervoor een dikke voldoende krijgt. Wij kunnen immers niet blijven betalen. Wanneer hoort de Kamer hier meer over?

Het volgende punt betreft dieren. Er ligt een zeer summiere Commissiecommunicatie op de mat: een agenda vol mitsen en maren en processen en nauwelijks extra geld. 1 mln. extra is een schijntje voor miljarden dieren die voor economische doeleinden in de Europese Unie worden gehouden. Ik verwacht dan ook een stevige inzet van de staatssecretaris in EU-verband om te komen tot een sterker pakket maatregelen. Kan de staatssecretaris inzetten op een effectieve terugdringing van het gebruik van proefdieren, zeker van proefdieren die voor cosmetische producten worden gebruikt? In 2013 moet dat echt maar eens afgelopen zijn. Kan de staatssecretaris zich sterk maken voor een stevigere inzet op het gebied van internationale diertransporten? Dat is juist in het belang van de concurrentiekracht van de Nederlandse transporteurs. Kan de staatssecretaris inzetten op het overnemen van bestaande Nederlandse regels en ambities op het gebied van dierenwelzijn? Ik noem de hokgrootte voor varkens. De Commissie zegt dat de omstandigheden in landen verschillen. Een hok is echter gewoon een hok, of het nu in Italië of in Denemarken staat.

Ik kom bij de GLB-onderhandelingen. De staatssecretaris is consistent in zijn geluid over het budget, maar onze premier Rutte heeft het GLB echt genoemd als zijnde een kortingspotje. Misschien vindt hij als liberaal dat boeren als ondernemers op eigen benen moeten staan. Ik zie wat licht tussen beide standpunten en wil daarop een reactie hebben.

D66 heeft de staatssecretaris eerder opgeroepen om te pleiten voor een keuzemenu ten aanzien van vergroeningsmaatregelen. Ik maak hier wel de kanttekening bij dat deze keuze gemaakt moet worden op basis van ecologische effectiviteit. Het moet geen nooduitgang worden voor landen die er liever niet aan mee willen doen. Het moet echter ook geen lijst worden van maatregelen die totaal ineffectief zijn, zoals de VVD vreest. Ik deel die vrees.

Klopt het dat Nederland samen met een aantal andere landen optrekt op het terrein van vergroeningsmaatregelen? Is er al sprake van een gezamenlijke position paper en, zo ja, kan de Kamer daarvan dan op de hoogte gesteld worden?

Verder ontvangen wij graag een update over het Schmallenbergvirus. Wat was de uitkomst van het deskundigenberaad dat recent heeft plaatsgevonden?

Wat de regeling uitzondering bestrijdingsmiddelen betreft: wij moeten snel komen tot een pragmatische oplossing. Ik ben het van harte eens met het CDA dat het niet zo kan zijn dat de echt milieuvriendelijke middelen straks de facto verboden worden.

De voorzitter: Het woord is aan de staatssecretaris. Ik stel voor dat wij ons beperken tot één interruptie.

Staatssecretaris Bleker: Voorzitter. Ik moet melden dat er een onderwerp aan de agenda van de Raad is toegevoegd. De Russische Federatie heeft handelsblokkerende maatregelen aangekondigd, onder andere voor de import van varkens uit de Europese Unie. Letland heeft dit punt geschaard onder het kopje Diversen. Wij zullen hierop anticiperen.

De voorzitter: Dit is nieuw, dus als de Kamerleden hierop willen reageren, kan dat direct. Misschien kan de staatssecretaris er nog iets meer over zeggen. Dan kunnen wij er wellicht nog over van gedachten wisselen.

Staatssecretaris Bleker: Hoewel het de Nederlandse exportpositie van varkens niet raakt – wij exporteren immers geen levende varkens naar Rusland – zullen wij Letland en andere landen wel steunen als de Russische Federatie op ondeugdelijke gronden handelsbeperkende maatregelen treft. De Europese Commissie neemt overigens een zeer doortastende houding aan, ook als het gaat om de opstelling van landen als Rusland inzake het Schmallenbergvirus en handelsbeperkende maatregelen. Ik heb hier eerder wel eens kritiek op gehad, toen het ging om EHEC. Op dit moment is de Europese Commissie goed wakker als het gaat om handelsbeperkende maatregelen, moet ik zeggen; alle hulde daarvoor.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): De staatssecretaris zegt: hulde dat de Commissie dit goed oppakt. Maar dat is toch ook logisch? Rusland is inmiddels lid van de WTO. Als wij iets doen met handelsbelemmerende maatregelen, worden wij daar direct op aangesproken. Ik vind dat wij Rusland ook direct moeten aanspreken. Daar ontkomen ze ook niet aan.

Staatssecretaris Bleker: Ik vind het ook logisch.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Is het Schmallenbergvirus de reden voor de handelsbeperkende maatregelen of is er een andere reden?

Staatssecretaris Bleker: Voor zover ons bekend, is het Schmallenbergvirus de reden. Wij zullen hierover nader worden geïnformeerd door de Europese Commissie, neem ik aan. Ik vind het net als mevrouw Snijder ook logisch, maar niet alles wat logisch is gebeurt ook. Als het dan wel gebeurt, is het goed om dat te melden.

Ik kom bij het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Het kabinet heeft in november 2010 – dit is in februari gemeld aan de Kamer in een brief – gekozen voor de inzet dat het Europese budget voor landbouw nominaal intact dient te blijven. Dat is nog steeds het uitgangspunt. Ik heb dit standpunt meerdere keren gedeeld met de Kamer. Als staatssecretaris van Landbouw voel je je natuurlijk enorm gesterkt als mogelijkerwijs mede door de discussie in de Kamer de minister-president dit ook uitdraagt. De minister van Financiën doet dit ook, zij het buiten de Kamer. De koers is nog steeds dezelfde, namelijk het EU-budget voor landbouw nominaal op peil houden. Dat is goed. Wij hebben tijden gehad dat daar anders over nagedacht werd in diverse kringen.

Hoe staat het ervoor met dat budget? Op dit moment is de discussie in de Raad voor landbouwministers over de hoogte van het budget niet aan de orde. Het komt te zijner tijd aan de orde tijdens de discussie over het financieel meerjarenkader, maar nu niet. Die discussie wordt gevoerd door de ministers van Financiën en de regeringsleiders. Als Nederland een ander standpunt zou hebben, zou het zich in een kleine minderheid bevinden. Dan zouden wij mogelijkerwijs zitten in een groep die verder eigenlijk alleen bestaat uit het Verenigd Koninkrijk; dat is het dan wel ongeveer. Ongeveer alle landen delen dit standpunt. Sommige landen vinden het zelfs nog te minimaal. Zij vinden dat het Europese landbouwbudget gewoon mee moet groeien met de normale indexering van de begroting. Dat is de situatie. Wij moeten afwachten hoe het uiteindelijk uitpakt; daar kunnen wij nu niet op vooruitlopen.

Wat is het aandeel van Nederland hierin? In de voorstellen van de Europese commissaris wordt een korting op de eerste pijler voorzien die voor Nederland uiteindelijk oploopt tot ruim 7%. Dat geldt ook voor een aantal andere lidstaten; boven 5%. Ook dat punt is nog geen issue in de Raad voor landbouwministers, maar het is wel een gespreksonderwerp tussen een aantal gelijkgestemde landen. Zo heb ik hierover overleg met Italië, België en Frankrijk. Wij moeten afwachten of dit tot het beoogde resultaat leidt, namelijk een matiging van dit herverdelingsvoorstel van de Europese Commissie.

Dan kom ik bij de eerstepijlerbetalingen en de vergroening. Het standpunt van de Nederlandse regering is als volgt. Als het komt tot eenvoudige, praktische en bij de Nederlandse situatie passende vergroeningseisen, is het heel verdedigbaar dat ze als integraal onderdeel gekoppeld zijn aan de eerstepijlerbetaling. Onder die voorwaarde vind ik het aanvaardbaar. Ik heb er nog een andere reden voor. Die hangt samen met het budget. Het feit dat de Europese Commissie ten aanzien van het budget impliciet uitgaat van op z'n minst nominaal handhaven, heeft alles te maken met de vergroening. Als wij de vergroeningsmaatregelen in de eerste pijler volledig vrijwillig maken, geef ik u op een briefje dat zowel in de Europese Commissie als in het Europees Parlement de discussie over de totale hoogte van het Europese landbouwbudget weleens heel ongemakkelijk kan uitpakken. Dat de Europese Commissie, de Eurocommissaris voor Landbouw, erin is geslaagd om met dit voorstel te komen, ook ten aanzien van het budget – de commissaris gaat impliciet uit van continuering – heeft alles te maken met het feit dat de Eurocommissaris in de voorbereiding en in de Europese Commissie duidelijk heeft kunnen maken dat dit weliswaar landbouwgeld is, maar dat dit geld ook bijdraagt aan biodiversiteit en vergroening. Volgens mij lopen wij wat de budgetdiscussie betreft een groot risico als wij onnodig de vergroeningsmaatregelen binnen de eerste pijler vrijwillig maken. Dat moeten wij niet willen. Ik wil de Kamer daarop wijzen. Ik doe dat ook tijdens alle bijeenkomsten op het platteland. Boeren snappen dat heel goed, moet ik zeggen. Ze zeggen er wel bij – daar hebben ze ook gelijk in – dat het dan wel praktische vergroeningsmaatregelen moeten zijn die passen bij de Nederlandse situatie. Ik ben het met mevrouw Snijder eens dat het lariekoek is dat elke boer 7% van zijn grond braak moet leggen. Het gaat om hectares die zo'n € 40 000 tot € 70 000 kosten. Zoiets kun je in Nederland niet verkondigen. Je moet dus maatregelen treffen die passen bij de Nederlandse praktijken. Die zijn er wel. Wij moeten iets doen aan die 7%. Ik ben het met mevrouw Jacobi en anderen eens dat als je het collectief doet, het qua rendementsverlies voor je hectares weleens veel beter kan uitpakken dan wanneer ieder het voor zich doet. Geef lidstaten meer mogelijkheden om de vergroeningsmaatregelen in de eerste pijler te effectueren. Probeer dat via het collectieve te doen zodat het ook effectief is met het oog op de biodiversiteit en efficiënt kan worden ingevuld voor het agrarische bedrijf. Dat is onze inzet. Wij moeten ons niet verzetten tegen vergroening an sich in de eerste pijler. Wij moeten ons ook niet op voorhand verzetten tegen vergroening die gekoppeld is aan de basispremie. Wij moeten ervoor zorgen dat de vergroeningsmaatregelen zodanig worden ingevuld in de wetgevingsvoorstellen dat ze voor Nederland en het Nederlandse bedrijfsleven op een aanvaardbare manier uit te voeren en in te vullen zijn. Dat is de lijn die ik kies. De rol van de collectieven is daarbij van belang. Ik ontmoet ook veel jonge ondernemers. Zij denken volop na over de vraag hoe wij dat op een slimme manier kunnen doen. Niet slim in de zin van window dressing. Daar moet ik ook niks hebben. Als het een kwestie van window dressing wordt, is het hek van de dam. Het moet echt iets voorstellen, maar het moet wel passen bij de Nederlandse situatie. Die is anders dan de situatie in het noorden van Zweden, in Roemenië of in Polen.

De heer Dijkgraaf (SGP): Dank voor die 7%; dat is een mooi standpunt. Ik luister goed naar de manier waarop de staatssecretaris het formuleert. Voor goedwillende boeren die echt inzetten op duurzaamheid, innovatie en toekomst, mag het er in de praktijk niet toe leiden dat de basispremie verloren gaat. Is dat wat de staatssecretaris de facto beoogt?

Staatssecretaris Bleker: Het is mij wat te abstract geformuleerd. Als ik het goed heb, wordt momenteel voor 120 000 ha enigerlei vorm van agrarisch natuurbeheer mede bekostigd door de overheid. Dat is al vergroening. Het is dus niet zo dat boeren het nog niet doen; ze doen het voor een deel al. Wij gaan qua vergroeningsmaatregelen dus niet van nul naar een x-percentage. Er zijn maatregelen denkbaar die zowel ecologisch effectief zijn als passen bij de praktijk en de agrarische structuur van Nederland.

De heer Dijkgraaf (SGP): De staatssecretaris formuleert het terecht zo. In de praktijk moet het top-up gaan. Dat is mijn punt. In de regeling mag niet komen te staan dat het 30% vergroening is, terwijl het in feite 100% vergroening is, vandaar mijn formulering. Als mensen inzetten op vergroening, daarbij gebruikmakend van collectieven en dergelijke, mag het niet zo zijn dat ze geen enkele kans maken op die basispremie. Dan moet de regel zijn dat ze voor de basispremie in aanmerking komen.

Staatssecretaris Bleker: Dat is een van de punten waarmee wij nu stoeien. Nederland, maar ook Frankrijk en Duitsland hebben de suggestie gedaan dat ondernemers die al deelnemen aan de milieumaatregelen die wij nu bekostigen uit de tweede pijler, daarmee een soort ticket krijgen voor de basispremie uit de eerste pijler. Dat zijn allemaal varianten die passen in de gedachte die de heer Dijkgraaf schetst.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Ik ben blij dat de staatssecretaris zijn mening geeft over die 7%. Naar mijn gevoel blijven die cross-compliancevoorwaarden bestaan. Die zijn gekoppeld aan de basispremie. De basispremie blijft 70%. Ik zou er dan veel meer voor voelen – volgens mij deelt de heer Dijkgraaf deze opvatting – om te zeggen dat de resterende 30% bedoeld is voor een top-up, voor boeren dus die aan natuurbeheer of verduurzaming doen. Ik noem de koe in de wei. Ik ben er voor om hierin wel een onderscheid te maken. Als wij alle boeren de voorwaarde opleggen dat ze alleen de basispremie krijgen als ze voldoen aan een aantal vergroenings- of verduurzamingsmaatregelen, dan ik zie het zwerk al drijven voor Nederland. Wij zien de cross-compliancevoorwaarden nog steeds als onderlegger voor de basispremie. Dat zou dan helemaal verloren gaan en dat vind ik jammer. Met de vorige minister hebben wij afgesproken dat wij toe zouden gaan naar een basispremie met daarnaast een top-up. Dat zijn wij nu volledig kwijt volgens mij.

Staatssecretaris Bleker: Het is minder zwart-wit. De cross-compliance-eisen zijn bijna allemaal al wettelijke eisen. Dat men daaraan voldoet om überhaupt voor enige euro in aanmerking te komen, is reëel. Nu gaan voor een model waarin de ontgroeningspremie geheel losgekoppeld is van de basispremie, is niet realistisch. Zoals gezegd, heeft de ontgroeningspremie gekoppeld aan de basispremie mede bijgedragen aan een goede afwikkeling van de budgetdiscussie. Dat moet men niet onderschatten. Daarnaast staat het haaks op de voorstellen van de Commissie en is er ook niet voldoende steun voor te vinden. Ik zeg dan ook: zorg ervoor dat je samen met andere landen inzet op aan de basispremie gekoppelde vergroeningseisen die goed toepasbaar zijn op de Nederlandse situatie, vanuit zowel economisch als ecologisch oogpunt. Die strategie moeten wij volgen om ongelukken te voorkomen, om het negatief te benaderen. Het moet aansluiten bij de Nederlandse bedrijfspraktijk.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Voor Nederland kun je je er nog iets bij voorstellen; de staatssecretaris formuleerde het heel voorzichtig. In Oost-Europa zijn er drie miljoen kleine boeren die ook aan die vergroeningseisen moeten voldoen. Zij hebben allemaal maar één, tweeënhalf of drie hectare. Hoe moet ik dat voor mij zien in relatie tot de Nederlandse boeren? Zij moeten immers ook voldoen aan de vergroeningseisen. Op die kleine hoeveelheden kan ik dat niet inschatten. Wij krijgen dan immers ook de discussie over de vraag hoe wij moeten omgaan met heel kleine boeren. Voorwaarden zijn voorwaarden.

Staatssecretaris Bleker: Voorwaarden zijn voorwaarden, jazeker. Dat is ook al een discussie. Stel dat je in Roemenië een akker hebt van tweeënhalve hectare en je vergroeningsmaatregelen moet nemen. Hoe werkt dat dan in de praktijk? Er komen suggesties uit andere landen dat de vergroeningsmaatregelen niet gelden voor bedrijven onder een bepaalde oppervlakte. De vraag is hoe dit aangepakt moet worden. Maar dat is Roemenië. Wij hebben nauwelijks bedrijven beneden vijf hectare.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Wij zitten wel in Europa.

Staatssecretaris Bleker: Dat klopt. Ik heb niets toe te voegen aan wat ik zo-even zei over de inzet. Het is gewoon een zakelijke inzet, om te voorkomen dat wij in een ongewenste discussie over het budget terechtkomen.

De voorzitter: Ik stel voor dat u uw beantwoording vervolgt.

Staatssecretaris Bleker: Dan kom ik bij het punt van de ingroei waar de heer Koopmans, de heer Van Bemmel en mevrouw Snijder op zijn ingegaan. Voor een aantal sectoren – denk aan de kalverhouderij, de intensieve veehouderij, de melkveehouderij of aan de aardappelzetmeelsector – is de teruggang heel fors. De Commissie heeft twee voorstellen voor een overgangsregime: een iets afgevlakt en een heel strak afbouwschema. Zelfs het afgevlakte afbouwschema is nog heel strak. In een klein aantal jaren gaat het fors terug. Voor de aardappelzetmeelsector gaat het van, naar ik meen, 900 mln. nu naar 300 mln. straks. Dat geldt ook voor de kalversector. Ik ben hierover in overleg met de aardappelzetmeelsector en de kalversector. Men wil wel de tijd hebben om zich te kunnen aanpassen. Dat het onontkoombaar is, wordt onderkend, maar het gaat om de tijd die men krijgt om zich aan te passen. Er zijn twee routes. Route A houdt in: doe het ietsje geleidelijker dan de Commissie voorstelt. Je kunt ook zeggen: doe het volgens het strakke schema, maar zorg voor een goed flankerend, ondersteunend en op innovatie gericht beleid. Dat is route B. Die twee opties heb ik aan de sector voorgelegd. Wij kunnen een en ander eventueel bekostigen uit de tweede pijler. Het geld moet wel bij de ondernemer terechtkomen. Die twee opties zijn in beeld. Ik weet niet eens welke de beste is. Ik zal twee voorbeelden geven. Er zijn ondernemers die zeggen: zo geleidelijk mogelijk, want ik ben nu 57 en die 7 jaar maak ik zo wel vol. Er zijn ook ondernemers van 35 jaar. Die zeggen: het moet toch gebeuren en dan heb ik liever dat het snel gebeurt en ik de kans krijg om te innoveren en daarin ondersteund word. Die twee kanten heeft de medaille. Mijn voorkeur – ik zeg dit ook in het openbaar – gaat uit naar een model waarbij de boeren van de toekomst zo goed mogelijk voorbereid worden op de nieuwe situatie. Daar zullen wij met de sector over praten. Dat geldt ook voor AVEBE. Daar speelt het punt van de continuïteit van grondstofleverantie, enzovoorts. Ik ben nog niet tot een definitieve slotsom gekomen, maar die kant gaat het op. Eenvoudigweg zeggen dat snel goed is, klopt niet. Eenvoudigweg zeggen dat een beetje temporiseren altijd beter is, klopt ook niet. Er zitten twee kanten aan de medaille.

De heer Koopmans zegt: niet te veel tierlantijnen in de eerste pijler. «Jonge boeren, en dat is het dan; geen gedoe over kleine boeren en weet ik veel wat nog meer.» Daar ben ik het mee eens. Ik ben een voorstander van eenvoud. Als er dan al iets in zou zitten voor kleine boeren, moet dat op vrijwillige basis gebeuren. Een land moet daarvoor kunnen kiezen; het mag niet verplicht worden. Dat is voor ons echt de dood in de pot. Ik ben wel een voorstander van een regeling voor de jonge boeren: de 2%-regeling in de eerste pijler. Er zijn inmiddels ook goede voorstellen in voorbereiding over de manier waarop wij deze regeling kunnen benutten.

De heer Van Bemmel heeft het over vereenvoudiging. Nederland heeft met andere landen voorstellen gedaan om het GLB te vereenvoudigen. Wij willen de uitvoeringslasten verminderen. De betaalorganen hebben ook hun zorgen geuit op dit punt. Ik ben het eens met de heer Van Bemmel, maar ik merk nog wel het volgende op. In algemene zin is iedereen het erover eens dat het eenvoudiger moet worden, totdat het aankomt op de invulling en iedere lidstaat zijn eigen specifieke wensen blijkt te hebben. Dan is men het doel om te komen tot vereenvoudiging soms vergeten.

Het Planbureau voor de Leefomgeving heeft gezegd dat vergroening van het GLB maar een klein effect heeft. Wegen de baten wel op tegen de lasten? Ik heb daar een heel andere opvatting over. Als wij er in Nederland in slagen om op 100 000 of 150 000 ha van ons totale areaal van 1 800 000 ha eenvoudige, goed toepasbare en voor zover mogelijk collectief gecoördineerde vergroeningsmaatregelen te nemen en flora- en faunaranden te realiseren voor akkervogels, weidevogels enzovoorts, dan kan dat heel wat opleveren. Ik vind dan ook dat het Planbureau voor de Leefomgeving iets te vroeg zijn conclusie trekt.

Mevrouw Snijder vraagt naar het doorschuiven van die 10% naar de tweede pijler. Het is eerstepijlergeld. Daar zit geen cofinancieringsplicht op. Dus ook als je het doorschuift, is er geen cofinancieringsplicht. Waar is het voor bedoeld? Wij denken dat wij via de systematiek van de tweede pijler eerstepijlergelden kunnen inzetten om investeringen in duurzaamheid te stimuleren en te belonen. Daarvoor is het bedoeld.

Dan is er nog gevraagd naar de boetes. Het zijn net verkeersboetes. De Europese Commissie heeft de taakstelling om per jaar 800 mln. bij de lidstaten terug te halen via boetes. Daar doet de Commissie haar best voor. Wij worden hiervoor dus ook aangeslagen. Eerder heeft de Kamer hierover een brief ontvangen. Er worden financiële correcties toegepast. Voor deze correcties zal Nederland niet overgaan tot terugvordering bij de eindbegunstigden. De tekortkomingen hebben namelijk betrekking op het beheers- en controlesysteem van de Nederlandse overheid. Wij gaan dat niet terugvorderen bij boeren, schapenhouders of wie dan ook. Naar aanleiding van de audit zijn wel de nodige verbeteringen doorgevoerd. Ik ga ervan uit dat deze voldoende zijn. Zolang de Europese Commissie elk jaar van de 50 mld. die naar het landbouwbeleid gaat, bijna 1 mld. moet ophalen, zullen wij zo nu en dan ook aan de beurt zijn. Men moet het dus een beetje in perspectief zien.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Ik zie het graag in perspectief. Ik heb dan ook een brief gevraagd over de bedragen die in de afgelopen tien jaar zijn terugbetaald. Ik verwacht die brief.

Staatssecretaris Bleker: Prima.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Heel fijn. Van de 27 lidstaten is Nederland achtste als het gaat om het terugvorderen van geld. Wat die taakstelling van 800 mln. betreft: je wordt ook niet beboet als je 10 km/u rijdt. De Commissie kan wel een taakstelling hebben, maar zij moet ook een grond hebben om iets terug te vorderen. Anders lukt dat niet. Blijkbaar blijft er nogal wat op een verkeerde manier aan de strijkstok hangen in Europa. Ik heb in de brief gezien dat 13% van het geld wel degelijk betrekking had op vorderingen in verband met individuele partijen. Waarom wordt er voor dat gedeelte niet overgegaan tot terugvordering? De Europese Commissie heeft eerder gezegd dat door de manier waarop het in Nederland is geregeld, er voor ondernemers geen effectieve prikkel is om hun gedrag aan te passen.

Staatssecretaris Bleker: Wij zullen het allemaal opschrijven in de brief. Ik heb absoluut niet de illusie dat wij geraken tot een «nul boete»-systeem. Het is net als met verkeersboetes. Er is maar één manier om geen boetes te krijgen: gewoon thuisblijven met je auto.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Of je netjes gedragen.

De voorzitter: De staatssecretaris vervolgt zijn beantwoording.

Staatssecretaris Bleker: De Kamer heeft een brief gekregen over het gemeenschappelijk landbouwbeleid en het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid. Wij pleiten voor afschaffing van de nog resterende exportsubsidies per 2013. Wij pleiten ook voor afschaffing van de gekoppelde steun. Dat zijn allemaal maatregelen waardoor negatieve effecten voor ontwikkelingslanden worden voorkomen. Het beeld dat het gemeenschappelijk landbouwbeleid de ontwikkeling in ontwikkelingslanden frustreert, is dus niet juist.

Ik kom snel tot een afronding. Wat is mijn inzet ten aanzien van collectieven? Dat heb ik aangegeven: positief. Ik zal de Kamer in de kwartaalrapportage informeren.

Wat de beperkte kwekersvrijstelling in de verordening unitair octrooi betreft: in de aangenomen motie-Dijkgraaf c.s. van december wordt gevraagd om proactieve inzet. Dat zal ook gebeuren. Net als de minister zal ik mij hiervoor inzetten in de Landbouwraad en de Raad voor Concurrentievermogen.

De heer Dijkgraaf stelt een vraag over de groepshuisvesting van zeugen. Uit een inventarisatie bleek vorig jaar zomer dat in Nederland reeds 77% van de bedrijven gedeeltelijk dan wel volledig was omgeschakeld naar groepshuisvesting. In bijvoorbeeld Spanje was dat 53%. Ook in dit geval geldt dat wij, als wij eenmaal een regel hebben, deze ook moeten handhaven. Dat geldt ook voor de batterijhuisvesting.

Verder is er gevraagd naar de regeling uitzondering bestrijdingsmiddelen. Naar ik begrijp, is hiervoor brede steun. De Kamer ontvangt hierover deze week een brief. Zoals ik het nu zie, zal deze brief niet leiden tot een motie-Koopmans/Ouwehand, al is dat natuurlijk wel jammer. De import van bijenkoninginnen uit Canada is aan de orde gesteld. Ik kan niets veranderen aan de situatie waarover ik eerder heb gerapporteerd. Ik zal nogmaals contact opnemen met de Canadese collega's.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Mijn punt is nu juist: kom achter dat bureau vandaan en ga samen met de sector kijken wat wel mogelijk is. Er is geen matching. De staatssecretaris kan wel steeds gaan uitleggen dat de ene partij een certificaat nodig heeft dat de andere niet uitgeeft, maar zo verander je de wereld niet.

Staatssecretaris Bleker: Ik ga met de sector om de tafel zitten en ik zal u daarbij uitnodigen.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Dat lijkt mij geweldig.

Staatssecretaris Bleker: Als u dan tenminste niet leider van de PvdA bent. In dat geval zal ik uw plaatsvervanger uitnodigen.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Ik kan de staatssecretaris meedelen dat ik ook dan zal komen.

Staatssecretaris Bleker: U hebt zich altijd sterk gemaakt voor het importeren van bijenkoninginnen uit Canada, maar eigenlijk bent u in de race voor een ander koninginschap; succes deze laatste dagen! Ik hoor net dat wij niet meer kunnen stemmen. Ik had net een promoverhaal voor u willen houden. Misschien is het ook maar beter dat dit niet meer kan ...

Er is gevraagd naar dierenwelzijn in Europees verband. Ik ben gematigd positief over de Commissiemededeling, maar ik heb wel een aantal kritische kanttekeningen. Het is geen mededeling waarvan wij zeggen «zo moet het». Op sommige punten is de mededeling onvoldoende; dat is klip-en-klaar. Er zit een aantal positieve punten in, maar er is bijvoorbeeld geen specifieke regelgeving aangekondigd voor de diercategorieën. Het is dus generiek. De harmonisatie van de handhaving is onvoldoende gestalte gegeven. Er is de kwestie van het transport. De transportverordening zit er onvoldoende in. Dat geldt ook voor de transportvoorschriften. Of denk aan het beëindigen van het bedwelmen van pluimvee, bepaalde dodingsmethoden voor pluimvee en kweekvis. Dat zit er allemaal niet in. De welzijnsregelgeving voor met name varkens en pluimvee zit op een te laag niveau. Wat ons betreft moet dit op het Nederlandse niveau zitten. Ik blijf op deze punten aandringen. Eerder heb ik gezegd: zo vanzelfsprekend als het hier is, zo onvanzelfsprekend is het in andere landen en lidstaten. Daar is een gebrek aan urgentiegevoel. Hierover moeten wij heel realistisch zijn.

De proefdierenkwestie is een aangelegenheid voor mijn collega van VWS. Wij hebben wel gezamenlijk in Brussel het signaal afgegeven dat wij moeten inzetten op het terugdringen van het gebruik van proefdieren voor cosmetica. Dat blijven wij doen.

De heer Van Bemmel sprak over de sambavarkens. Wij moeten een beetje oppassen op dit punt. Wij moeten niet het beeld creëren dat het vlees van varkens en runderen uit andere landen, bijvoorbeeld Zuid-Amerikaanse, per definitie vlees is van dieren die onder aanmerkelijk mindere dierenwelzijnsomstandigheden zijn opgegroeid. Dat is niet altijd zo. In WTO-verband zeggen wij dat dierenwelzijn wel een aspect dient te zijn. Wij moeten ook op dit punt toe naar een level playing field. Dat is ons uitgangspunt.

Mevrouw Ouwehand vraagt naar cijfers over legbatterijen. Lidstaten leveren cijfers aan bij de Europese Commissie. In Nederland zit 92% van de legkippen niet meer in legbatterijen. Er horen geen kippen meer in legbatterijen te zitten, behoudens kippen in de kleine categorie bedrijven waarvoor een uitstelmogelijkheid is geboden tot 1 juli aanstaande. Al het andere is illegaal. Er wordt op gehandhaafd en de dieren worden zo nodig verwijderd. Wij hebben een heel streng handhavingsbeleid. Ik hoor daar geen kritiek op van de Kamer. Binnen twee weken ontvangt de Kamer hierover een brief. Ik kan de cijfers over Roemenië niet beoordelen. Het is een zaak van de Europese Commissie om deze cijfers desgewenst te checken. Dat zal men bij ons ook moeten doen.

Ik zal de Kamer in de loop van deze week per brief informeren over het deskundigenoverleg en de Schmallenbergsituatie. Dat is inmiddels gebruikelijk: de Kamer ontvangt om de twee of drie weken aan het einde van een week een brief over de Schmallenbergsituatie.

De heer Koopmans heeft een vraag gesteld over de artikelen 106 en 114 in relatie tot de marktmacht van de primaire producenten in de voedselsector. Ik heb straks een tegenvraag. Ik heb de voorstellen voor mij liggen; artikel 106 en artikel 114. Ik heb gekeken waar de producentenorganisaties zich mee bezig mogen houden volgens deze voorstellen. Dat is een hele rij zaken. Ik kan ze opnoemen, maar men kent ze waarschijnlijk zelf. Ze staan op pagina 101 van de desbetreffende verordening. Daarnaast is er het een en ander bepaald in de artikelen 106 en 114. Er kunnen heel veel afspraken worden gemaakt door producenten in zo'n producentenorganisatie, op allerlei terreinen, zij het onder de voorwaarde dat de producentenorganisaties niet een x-percentage van de totale markt omvatten. Anders ontstaat er een soort monopolie. Mijn vraag aan de heer Koopmans is: wat wilt u precies meer? Wat wilt u aan bevoegdheid? Wat moet een producentenorganisatie meer worden toegestaan om zich mee te bemoeien dan in de voorstellen staat? Wij gaan bovendien uitvoering geven aan de motie-Dijkgraaf over mededinging. Welke mogelijkheden moeten er tegen deze achtergrond nog meer in de Europese verordening komen ten aanzien van producentenorganisaties? Dan weet ik wat ik moet doen.

De heer Koopmans (CDA): Dat gaan wij heel precies in een motie formuleren.

De voorzitter: Hiermee zijn wij gekomen aan het einde van de beantwoording. Ik kijk even rond of de vragen voldoende beantwoord zijn.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik zou het prettig vinden als de staatssecretaris tegen de Europese Commissie kan zeggen dat Nederland zich zorgen maakt over de aanlevering door de lidstaten van cijfers met betrekking tot de legbatterijen. Het lijkt erop dat Roemenië een miljoen kippen in kooitjes houdt, terwijl men zelf aangeeft dat het er 400 000 zijn. Verder heb ik de staatssecretaris gevraagd naar de misleidende term «scharrelei». Het beleid van dit kabinet is dat de consument in zijn aankoopgedrag het dierenwelzijn moet bevorderen. Dan moet je ook zorgen voor goede en duidelijke informatie. Wil de staatssecretaris pleiten voor een wijziging van de verordening, opdat wij eerlijke termen op de producten krijgen? Je kunt niet spreken van een scharrelei als de kip nooit buiten komt maar haar hele leven in de schuur zit.

Staatssecretaris Bleker: Ik ga echt niet in de Europese Raad van landbouwministers vragen of de Europese Commissie de collega-landen extra kan controleren op de juistheid van hun cijfers. Als een minister van een collega-land dat bij mij zou flikken ... Dat moet de Europese Commissie echt zelf doen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Mijn vraag was om het aan de Europese Commissie te vragen.

Staatssecretaris Bleker: Men heeft al aangegeven hier goed naar te kijken in het kader van de infractieprocedures, mochten deze worden voortgezet. Ik ga echter geen oproep doen. Ik vind dat onheus ten opzichte van de Europese Commissie enerzijds en de lidstaten anderzijds; simpel zat.

De term «scharrelei» is een officiële term in de Europese regelgeving. De introductie van een nieuwe term maakt het er niet makkelijker op voor de consument. «Schuurei» dekt de lading niet. Kooi-eieren kunnen daar immers ook onder vallen. De kippen die kooi-eieren produceren groeien immers ook in een schuur op. In dit geval gaat het om kippen die in een schuur verblijven en niet gekoppeld zijn aan een kooi. Ze hebben de ruimte om zich te verplaatsen van A naar B en C en D. Ik ben zeer blij met het doosje eieren dat ik gekregen heb, maar ik zie niet in hoe het anders moet.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Dan wil ik hierover een motie indienen, maar ik geloof dat de heer Koopmans ook al een VAO wil.

De voorzitter: Daar kunnen wij het dadelijk over hebben.

De heer Koopmans (CDA): Ik heb dat wel aangekondigd, maar de vraag is of dat VAO nog voor de Landbouwraad moet plaatsvinden.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ook wat mij betreft hoeft dat niet.

De voorzitter: Dan heb ik het goed begrepen.

De heer Koopmans (CDA): Wat de RUB betreft: ik heb hier al een conceptmotie liggen. Ik kan deze aan de staatssecretaris overhandigen, zodat hij weet wat hij in zijn brief moet schrijven om een motie te voorkomen.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Ik heb nog twee puntjes, te beginnen bij de overheveling van de eerste naar de tweede pijler. Wat gebeurt er als de cofinanciering wel verplicht is? Met welke lidstaten heeft de staatssecretaris afspraken gemaakt om tot een «andere vergroening» te komen? Ik heb iets gelezen over Spanje. Kan de staatssecretaris dit toelichten?

Staatssecretaris Bleker: Er zijn nog geen concrete afspraken. De voorzitter van de Raad van landbouwministers wil in de junivergadering proberen tot Raadsconclusies te komen over een aantal hoofdpunten van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, waaronder vergroening. Een aantal landen denkt in dezelfde richting als Nederland, te weten Denemarken, Ierland, Duitsland, Frankrijk en Spanje. Met die landen zijn op hoog ambtelijk niveau contacten om te kijken of wij kunnen komen tot concrete tekstvoorstellen die dan ingebracht kunnen worden. Ze moeten de voorstellen van de heer Ciolos niet vervangen maar aanvullen. Ze moeten een alternatief bieden: óf een x-percentage zo óf op een andere manier.

Wat de cofinanciering betreft: die verschuiving van 10% van de eerste naar de tweede pijler is niet verplicht. Het is een mogelijkheid. Ik ga er vooralsnog van uit dat het ons gaat lukken om het zonder cofinanciering in de tweede pijler te krijgen. Ik geef geen garantie. Als het niet zo is, wordt het verschuiven minder aantrekkelijk. Ik zie het als een manier om de besteding te verruimen.

De voorzitter: Er is een VAO aangevraagd door de heer Koopmans, maar dit VAO hoeft niet deze week, voorafgaand aan de Landbouw- en Visserijraad, gehouden te worden. Wij zullen dit VAO aanmelden.

Ik heb vier toezeggingen genoteerd. Ik heb nog een vraag over de terugvorderingen. Wanneer kan de staatssecretaris hierover een brief sturen?

Staatssecretaris Bleker: Half mei.

De voorzitter: De staatssecretaris zal half mei een brief aan de Kamer sturen over de terugvorderingen door de Europese Commissie. Dat ten eerste.

Ten tweede. Deze week zal de brief over de regeling uitzondering bestrijdingsmiddelen aan de Kamer worden gestuurd.

Ten derde. De staatssecretaris stuurt binnen twee weken een brief aan de Kamer over de legbatterijverbodsituatie.

Ten vierde. Zeer binnenkort ontvangt de Kamer een brief over het deskundigenberaad inzake het Schmallenbergvirus.

Dank voor de inbreng en tot een volgende keer.

Volledige agenda

  • 1. Geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad maart 2012

    21501-32-574 – Brief regering d.d. 09-03-2012

    staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker

  • 2. Verslag Landbouw- en Visserijraad 23 januari 2012

    21501-32-571 – Brief regering d.d. 07-02-2012

    staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker

  • 3. Verzamelbrief visserij

    32201-36 – Brief regering d.d. 17-02-2012

    staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker

  • 4. Fiche: Verordening wijzigingen Informatienet Landbouwbedrijfboekhoudingen (ILB)

    22112-1328 – Brief regering d.d. 13-01-2012

    staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, H.P.M. Knapen

  • 5. Schriftelijke reactie op mondelinge vragen van het lid Koopmans, zoals gesteld tijdens AO Landbouw- en Visserijraad d.d. 18 januari over het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) na 2013

    21501-32-572 – Brief regering d.d. 08-02-2012

    staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker

  • 6. Nadere toelichting op het bericht dat de Europese Commissie 14,6 mln. aan landbouwsubsidie terugvordert van Nederland (Cross compliance)

    28625-145 – Brief regering d.d. 05-03-2012

    staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker

  • 7. Recente ontwikkeling Schmallenbergvirus

    29683-118 – Brief regering d.d. 22-02-2012

    staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker

  • 8. Reactie op brief inzake perceelsregistratie en stand van zaken uitbetaling toeslagrechten

    28625-144 – Brief regering d.d. 17-02-2012

    staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker

  • 9. Import van bijenkoninginnen uit Canada

    21501-32-570 – Brief regering d.d. 31-01-2012

    staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker

  • 10. EU voorstel: Mededeling Strategie Dierenwelzijn 2012–2015

    (COM (2012) 6) 2012Z00875 – EU-voorstel d.d. 20-01-2012

    Organisatie, Europese Commissie

  • 11. Fiche: Mededeling strategie bescherming en welzijn van dieren 2012–2015

    22112-1370 – Brief regering d.d. 24-02-2012

    staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, H.P.M. Knapen

  • 12. Kwartaalrapportage GLB-onderhandelingen maart 2012

    2012Z04713 – Brief regering d.d. 09-03-2012

    staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker