Kamerstuk 21501-32-510

Verslag van een algemeen overleg

Landbouw- en Visserijraad


Nr. 510 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 16 augustus 2011

De vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie1 en de vaste commissie voor Europese Zaken2 hebben op 22 juni 2011 overleg gevoerd met staatssecretaris Bleker van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie over:

  • de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 20 juni 2011 over geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 28 juni 2011 (21 501-32, nr. 500);

  • de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 10 mei 2011 over herziening van de Novel Food-verordening inzake het klonen van dieren (27 428, nr. 186);

  • de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 12 mei 2011 met antwoorden op vragen van de commissie inzake de geannoteerde agenda voor de Landbouwraad op 17 mei 2011 (21 501-32, nr. 486);

  • de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 25 mei 2011 over high level extern beleid (32 201, nr. 15);

  • de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 1 juni 2011 over gemeenschappelijk landbouwbeleid: inzet artikel 68 in 2011, 2012 en 2013 (28 625, nr. 125);

  • de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 31 mei 2011 over Nederlandse inzet EU-strategie dierenwelzijn (28 286, nr. 514);

  • de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 27 mei 2011 over verslag Landbouwraad 17 mei 2011 en geannoteerde agenda informele Landbouwraad, 29–31 mei 2011 (21501-32, nr. 493);

  • de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 22 juni 2011 over Europese regelgeving inzake biologische teelt in de glastuinbouw (32 627, nr. 2);

  • de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 22 juni 2011 met reactie op het voorstel rond het Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz) (32 801, nr. 6);

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

Van der Ham

De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken,

Knops

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

Franke

Voorzitter: Koopmans

Griffier: Schüssel

Aanwezig zijn 7 leden der Kamer, te weten: El Fassed, Van Gerven, Houwers, Jacobi, Koopmans, Ouwehand en Snijder-Hazelhoff,

en staatssecretaris Bleker van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

De voorzitter: Dames en heren, ik open dit AO van de vaste commissie voor ELI over de voorbereiding op de Landbouwraad. Ik heet de staatssecretaris, zijn medewerkers en het publiek van harte welkom. In eerste termijn geldt een spreektijd van zes minuten per fractie. De VVD-fractie wordt vertegenwoordigd door twee leden. Mevrouw Snijder-Hazelhoff wil graag als eerste beginnen. Zij verlaat na haar betoog de vergadering.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Voorzitter. Ik behandel kort enkele onderwerpen van de Landbouwraad en enkele brieven van de staatssecretaris.

Hoe is op het moment de situatie met Rusland wat betreft de EHEC-bacterie? We horen daar verschillende geluiden over.

Hoe is de stand van zaken rond de suppletie? Wij hebben daarover in een vorig overleg ook gesproken. Het is prachtig dat die in gang wordt gezet. Wij ondersteunen dat. Hoe gaat de staatssecretaris het financieel regelen? Hebben we nog eigen middelen? Kunnen we nog beslag leggen op extra bedragen uit Brussel?

Over het gemeenschappelijk landbouwbeleid kan ik een lang betoog houden, maar ik houd het kort. Ik ben verrast door iets wat ik op nieuweoogst.nu las: GLB-vergroening eenvoudig en beperkt. Dat heeft onze instemming, maar ik las in het artikel iets over weidegang waarvan ik van de staatssecretaris wil horen of dat juist is: «Weidegang wordt niet genoemd als vergroeningsmaatregel. Dat betekent dat de Europese Commissie in dit scenario hiervoor geen directe betaling wil geven.» Hoe implementeren wij dit dan, aangezien wij toch gezamenlijk hebben geconstateerd dat het een goed idee is?

Over artikel 68 zegt de staatssecretaris dat hij goed overleg met LTO Nederland heeft gehad en goede stappen vooruit zet. In het overleg is een aantal voorwaarden besproken. Ik maak me wel een beetje zorgen over die voorwaarden. Een voorwaarde is namelijk dat minimaal € 325 per hectare moet blijven bestaan als toeslagrecht. Kunnen we dat waarmaken, ook als we straks afromen? We hebben namelijk nog geen zicht op het uiteindelijke totaalbedrag.

Dan het probleem rondom vlas. Kunnen we dat oplossen? In de media en in de vele mails die ik hierover heb ontvangen, wordt daartoe een beroep op ons gedaan.

Mijn laatste punt is de Nederlandse inzet voor de EU-strategie dierenwelzijn. Gaat de staatssecretaris met de lijn die Nederland nu uitzet, niet te ver voor de troepen uit? Is het niet wenselijk om in Europa eerst eens te bekijken wat er is geïmplementeerd, wat we kunnen doen en wat andere lidstaten doen? Laten we eerst uitvoeren wat we hebben afgesproken, voordat we nieuwe afspraken maken.

De heer Houwers (VVD): Voorzitter. Ik zal me concentreren op de visserijzaken. In de mededeling betreffende raadpleging van de vangstmogelijkheden die de Commissie heeft uitgegeven, wordt aangegeven dat het beleid om de visbestanden in onder andere de Noordzee te beschermen, zijn vruchten afwerpt. Daar zijn wij natuurlijk blij mee. In de Middellandse Zee blijkt echter 82% van de visbestanden overbevist te zijn. Vanuit het idee dat er met minder visactiviteit juist grotere hoeveelheden vis kunnen worden gevangen met een kleinere impact op het milieu, is dit een zorgelijk gegeven voor de Middellandse Zee, in contrast met de positieve berichten over de Noordzee. Het is dan ook verstandig dat de Commissie in haar mededeling stappen zet om de visbestanden verder te beschermen. Voor veel visbestanden kan nog geen wetenschappelijk advies worden opgesteld. Dat heeft meerdere oorzaken. Een goed wetenschappelijk advies is van belang om de vangstmogelijkheden te kunnen bepalen. Het is niet helemaal onlogisch dat daarnaartoe wordt gewerkt. Er mag 25% minder worden gevist op bestanden waarvoor geen wetenschappelijk advies is opgesteld. Die 25% komt wat ons betreft een beetje uit de lucht vallen. Weet de staatssecretaris hoe dit percentage tot stand is gekomen? Kan hij aangeven wat het voor gevolgen heeft voor de Nederlandse visserij? Wij willen daar graag wat meer over weten. Is de keuze voor deze vangstbeperking ook niet ingegeven door het idee dat er nu echt stappen moeten worden gezet om de visbestanden juist in de Middellandse Zee te beschermen? We krijgen namelijk berichten dat in de Middellandse Zee voornamelijk wordt gevist met relatief kleine boten van minder dan 12 meter. Dergelijke schepen hoeven naar onze informatie geen vangstregistratie bij te houden. Als dat zo is, vragen wij ons af hoe we dan zicht kunnen krijgen op wat er wordt gevangen, en hoe we werk kunnen maken van de verbetering van de visbestanden in de Middellandse Zee.

De staatssecretaris heeft in een eerdere brief geschreven dat de aanpak van bijvangsten wat hem betreft een van de prioriteiten is in het nieuwe gemeenschappelijke visserijbeleid. Wij willen hem daarin graag ondersteunen. In sommige visserijen komt het voor dat van de vangst zelfs 70% als bijvangst wordt bestempeld en overboord gaat. Daar is iedereen ongelukkig mee. Ook de vissers zelf; laat dat duidelijk zijn. Het is zonde dat dit gebeurt. Dat wil echt geen enkele visser. Welke rol speelt Nederland in het overleg over het beperken van de bijvangsten? Er zijn signalen dat er regelgeving is die bijvangsten stimuleert. Ik heb het bijvoorbeeld over de dagen waarop wordt gecontroleerd. Je hoort daarover van vissers heel bijzondere dingen uit de praktijk. Mensen worden op maandag gecontroleerd en voldoen dan niet aan de normen, terwijl die qua percentage wel zouden kunnen kloppen als ze de hele week gevist zouden hebben. Wat zijn de mogelijkheden om wat dat betreft de regelgeving en de controle aan te passen?

In Nederland is een prima vinding gedaan, namelijk het pulstuig. Wij willen dat dit meer dan nu ingezet kan worden. Nu is het maar beperkt mogelijk. Ik weet dat de staatssecretaris zich er zeer voor heeft ingezet, waarvoor onze waardering. We zouden echter graag zien dat er meer gedaan kan worden. Wat zouden we nog kunnen doen om het pulstuig vaker toepasbaar te laten zijn?

Hoe staat de staatssecretaris tegenover het idee om meer visdagen toe te staan bij een gelijk blijvend quotum? Ons bereiken berichten dat de vissers beter in staat zouden zijn om gerichter te vissen, met de juiste maaswijdte, als zij iets langer op zee zouden kunnen zijn. De vissers zeggen dat zij dat ook qua kosten prima zouden kunnen. Dat zou een oplossing zijn om bij een gelijk blijvend quotum toch meer dagen op zee te zijn. Het lijkt ons een goede gedachte. Wat is de reactie van de staatssecretaris hierop?

De staatssecretaris dicht de markt terecht een belangrijke rol toe bij het beperken van bijvangsten. Door vraaggestuurd te vissen wordt de hele vangst vermarkt en zouden er innovaties kunnen komen. We zouden dan grote stappen vooruit kunnen doen in het beperken van de bijvangsten.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Voorzitter. Ik ga eerst in op de kwestie van artikel 68, die ook op de Landbouw- en Visserijraad aan de orde komt. De Kamer heeft onlangs de motie-Snijder-Hazelhoff c.s. (21 501-32, nr. 463) aangenomen, waarin een zo hoog mogelijke basispremie staat, met top-ups voor vergroening en verduurzaming. Het lijkt er nu op dat we in Europa de strategie kiezen om, ook indachtig onze buurlanden, zo'n € 325 per hectare aan basispremie te nemen en daarnaast een bedrag te besteden aan verduurzaming en concurrentieversterking. Hoe gaat Nederland zich opstellen tegenover die motie en deze lijn in Europa? Daarnaast is er een advies van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur, waarin wordt gewezen op een opzet voor het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) voor een periode van twee keer vijf jaar. In de tweede periode van vijf jaar zal de systematiek worden om de inkomenssteun er helemaal uit te sleutelen. Wij hebben altijd gepleit voor geleidelijkheid, om concurrentieversterking en de positie van groene en blauwe diensten en verduurzaming zo te ontwikkelen dat we wel in de lijn van Europa passen, maar toch een draai kunnen geven aan de motie-Snijder-Hazelhoff c.s. Het is jammer dat mevrouw Snijder niet meer in dit overleg aanwezig is, want we moeten de discussie daarover voeren. Mijn concrete vraag is: hoe kijkt de staatssecretaris aan tegen het advies van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur en hoe gaan we verder op de ingezette lijn van de motie?

Ik ga kort in op de visserij. Er komt op 29 juni nog een groot debat. Daar had ik eigenlijk alles voor opgespaard. Het is lastig dat nu op de Landbouw- en Visserijraad heel veel besluiten genomen gaan worden over de visserij, terwijl wij er op 29 juni nog over gaan praten. Ik wil graag van de staatssecretaris horen hoe hij gaat inzetten op het punt van het gemeenschappelijk visserijbeleid. Heel specifiek wil ik het hebben over het akkoord dat met Marokko is gesloten. Er ligt een motie van mij waarin de staatssecretaris wordt gevraagd om bij dit soort akkoorden in overleg te treden met kleine visserijorganisaties langs de West-Afrikaanse kust. Volgens mij is dat hier niet gebeurd. We lijken verwijderd te raken van de doelstelling dat de sociaaleconomische effecten van dit soort akkoorden veel scherper in beeld moeten zijn. Dat vind ik heel jammer.

Er ligt nog een groot aantal aanwijzingen voor Natura 2000-gebieden, onder andere in de Noordzee. Hierover moet duidelijkheid komen, om te voorkomen dat Greenpeace en anderen zich weer genoodzaakt voelen zeepaarden te dumpen. Als we de gebieden aanwijzen, moeten we er duidelijk in zijn en het niet de hele tijd laten lopen. Dan krijg je namelijk dit soort toestanden.

Ik heb een punt dat niet kan wachten tot 7 september. Het gaat over de bijen. Op 7 september houden wij een AO over gewasbeschermingsmiddelen en bijensterfte. Dit punt kan echter niet wachten. De natuur noopt ons er namelijk toe om nu regels te maken, omdat we anders een jaar moeten wachten. Er is een groep van bijenhouders die al langere tijd bezig is om weer «sterk bloed» binnen te halen. Het gaat om een groep van bijenkoninginnen uit Canada die beter bestand is tegen de varroamijt. Die bijen kunnen hiernaartoe komen. Wij kunnen ze bij de grens overal op controleren, maar de Canadese regelgeving is nog niet zover. Het gaat heel specifiek om de tropilaelapsmijt. Daar moeten de bijen op worden getoetst. Dat bestaat niet in de Canadese wet- en regelgeving, maar als ze in Nederland worden geïmporteerd, worden ze hier meteen gecontroleerd. Er is dus geen enkel risico op die mijt. De vraag van deze deskundige groep imkers is of in dit specifieke geval van de Europese wet- en regelgeving kan worden afgeweken, omdat het risico nul is en alleen de Canadese wet- en regelgeving er nog niet klaar voor is. De bijenhouders willen graag nog deze zomer de bijen importeren, omdat dat goed is voor ons bijenbestand. Er is veel contact geweest met het ministerie; de een verwijst naar de ander maar er moet gewoon een goed besluit komen. Ik denk dat het geoorloofd is om dit besluit te nemen en pleit daar dus voor.

Samen met de SP-fractie heb ik de vorige keer gepleit voor gelijke behandeling voor de oormerkweigeraars in Nederland, die volgens protocollen werken die door de overheid zijn geaccordeerd maar nu worden beboet omdat ze niet voldoen aan de Europese normen. Als men in zijn eigen lidstaat deze status heeft gekregen en is gelijkgeschakeld, kan men niet jaren later niet gelijkgeschakeld blijken te zijn. Als Europa niet wil bijbetalen, moeten wij als land zelf maar bokje staan. Ik vind echter niet dat ongelijke behandeling geoorloofd is. We hebben hier dus vragen over gesteld en ik wil van de staatssecretaris weten welke inzet hij heeft gepleegd in Europa en wanneer wij hier nu eens een klap op kunnen geven. De energie moet nu in andere zaken gaan zitten.

Ik heb nog een korte vraag over de Dienst Regelingen. Wanneer krijgen de boeren eindelijk de natuursubsidiale zaken betaald? En wie is er intussen aan het stofzuigen en opruimen bij de Dienst Regelingen?

De heer Van Gerven (SP): Voorzitter. Die laatste twee vragen vond ik erg sterk. Onze verwachtingen zijn hooggespannen. Onze minister van handel – zo zal ik hem maar kwalificeren – is de afgelopen tijd driftig in de weer geweest, tot in Moskou toe, heb ik begrepen. En met succes, maar dat horen we straks. We zijn benieuwd of de export echt doorgang kan vinden. We zullen het horen.

Er zijn ook nog andere zaken aan de orde. Als lakmoesproef noem ik het dierenwelzijnsbeleid. De regering zegt ambities te hebben op dat vlak en verwijst om de haverklap naar Europa, waar de nieuwe strategie dierenwelzijn wordt voorbereid. Ik zou zeggen: now is the moment. Ik weet niet van welke zanger dat is, maar de staatssecretaris kent het lied ongetwijfeld. Wat gaat de staatssecretaris doen? Een concreet punt wordt bijvoorbeeld gevormd door de langeafstandstransporten. De Kamer vindt vrijwel unaniem dat we af moeten van transporten langer dan 500 km. Wat kunnen we op dat terrein verwachten? Er is een motie-Van Gerven (26 991, nr. 296) aangenomen met een resultaatverplichting.

Welke wettelijke normen wil de staatssecretaris binnenhalen voor de veehouderij? Ik wijs bijvoorbeeld op stalsystemen. Ik denk dat iedereen het erover eens is dat we het natuurlijke gedrag van dieren als uitgangsnorm zouden moeten nemen. De werkelijkheid is wat weerbarstiger, maar welke punten gaat de staatssecretaris aanstippen? Wat gaan we bereiken?

De kweekvis is ook een urgente kwestie. Daar moet een soort standaard voor komen. De staatssecretaris heeft zich al nadrukkelijk uitgesproken tegen doorfok bij honden. Hoe gaat hij zich inzetten voor doorfok bij alle dieren? Daarover is overigens de motie-Van Gerven (28 286, nr. 480) aangenomen.

Dan de visserijakkoorden. Ik wil stilstaan bij het akkoord met Marokko, want dat is eigenlijk een heel rare kwestie. Ik heb het evaluatierapport Oceanic Developpement ingezien. Het is niet openbaar, maar we hebben het vertrouwelijk ter inzage gekregen. Ik neem aan dat de staatssecretaris het rapport niet zelf heeft gelezen, maar zijn ambtenaren wel. Als je dat rapport leest, kun je maar één conclusie trekken: stoppen; niet doen. De samenvatting is wel publiek: we stoppen er € 1 in en het levert € 0,65 op. Dat kan niet de bedoeling zijn. Ook wordt niet het doel gerealiseerd dat ook de lokale bevolking profiteert van de afspraken die we maken. Als wij onze eigen Europese rapporten serieus nemen, moet de staatssecretaris hier de les uit trekken dat we niet akkoord moeten gaan met dit akkoord, dat tientallen miljoenen euro's kost die dus eigenlijk in het putje gaan. In het gemeenschappelijk visserijbeleid zou dit een goede ruimteschepper kunnen zijn. Als het niets oplevert maar alleen geld kost, moeten we de investering misschien gewoon niet doen.

Mijn volgende punt is het onderhandelingsmandaat aan Gabon. Voldoet dat aan de eisen? De staatssecretaris schrijft dat in het onderhandelingsmandaat een tussentijdse rapportage is opgenomen over de baten voor de lokale bevolking. Hoe staat het daarmee? Is daar iets over te zeggen?

De heer Houwers zei het al: in de Middellandse Zee is sprake van structurele overbevissing en overcapaciteit. Je ziet dat heel vaak bij sectoren die hun tijd voorbij zijn, want zo moet ik het samenvatten. Eigenlijk zouden we toe moeten naar een sociaal plan, want we moeten concluderen dat er niet meer kan worden gevist zoals 100 jaar geleden en dat men iets anders moet gaan doen. Er moet een soort sociale reorganisatie plaatsvinden. Hoe ziet de staatssecretaris dit? Welke ideeën heeft hij hierover?

Ik krijg nog graag een reactie op de berichten over belangenverstrengeling bij de EFSA.

Tot slot hoor ik graag of de staatssecretaris de vlasteelt op weg gaat helpen naar zelfstandigheid. De heer Koopmans en ik hebben gezamenlijk een mooie bos vlas mogen ontvangen. Ook de staatssecretaris was even in de buurt. Het is een prachtig historisch product met een groot lokaal belang. Ziet de staatssecretaris mogelijkheden om de vlastelers door de moeilijke tijd heen te helpen?

De heer El Fassed (GroenLinks): Voorzitter. Ik begin met de visserij. Nog geen jaar geleden benadrukte de Commissaris voor visserij Damanaki dat een radicale hervorming van beleid nodig is. De herziening van dit beleid is een belangrijke kans, die zich niet elke dag voordoet. Het zal daarom niet verbazen dat mijn fractie pleit voor een hoge norm voor duurzame visserij en duurzaam beheer van visbestanden. Dat betekent onder andere dat visquota jaarlijks op wetenschappelijke gronden moeten worden vastgesteld en niet langer onderhevig moeten zijn aan politieke grillen. Wat dat betreft is het vreemd dat het huidige gemeenschappelijk visserijbeleid maar in beperkte mate verwijst naar de rol van derde landen, terwijl 30% van de door Europese vissers gevangen vis wordt gevangen buiten de wateren van de EU. Ik krijg daarop graag een reactie van de staatssecretaris. Wat is zijn inzet om ervoor te zorgen dat het probleem van overcapaciteit wordt opgelost? Ziet hij het belang dat gelden voor kuststaten in partnerschapsovereenkomsten bestemd zouden kunnen worden voor versterking van nationaal bestuur, regionale samenwerking en het belang van het ontwikkelen van beheer en -ontwikkelingsplannen voor de lange termijn voor een verantwoorde visstand?

Ik ga nu in op het gemeenschappelijk landbouwbeleid. GroenLinks steunt de inzet van de staatssecretaris om via artikel 68 een deel van de directe betalingen te herbestemmen voor het stimuleren van bijvoorbeeld milieuvriendelijke landbouw, dierenwelzijn en kwaliteitslandbouw. Artikel 68 is volgens de staatssecretaris een instrument om deze kabinetsinzet binnen de eerste pijler van het GLB al voor 2014 mogelijk te maken. Ik zou graag van de staatssecretaris willen weten hoe hij is gekomen tot de nieuwe maatschappelijke doelen.

De staatssecretaris zegt veel weerklank te vinden bij de sector. Ook ik heb de brief van LTO Nederland gezien, waarin precies de doelen worden genoemd die de staatssecretaris zegt te willen gaan steunen. Laat er geen misverstand over zijn dat dit doelen zijn die mijn fractie aanstaan, zoals duurzame stallen, vaarvergoedingen voor vaarboeren en precisielandbouw. De staatssecretaris vindt echter dat natuur voortaan maar door boeren moet worden beheerd. Hij had de daad bij het woord kunnen voegen door niet alleen zijn oor te luisteren te leggen bij LTO Nederland, maar ook zijn eigen doelen na te streven. Ik krijg graag een toelichting van de staatssecretaris hierop. Vindt hij artikel 68 ook een instrument dat is in te zetten voor natuurbeheer door boeren, of heeft hij daar andere plannen voor?

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Mijn fractie heeft een aantal zorgpunten. Ik begin met de verlenging van het visserijakkoord met Marokko. We lezen dat de staatssecretaris van plan is om daarmee in te stemmen, omdat niet instemmen zou betekenen dat er geen overeenkomst gesloten zal worden en niemand daar belang bij heeft, ook de lokale bevolking niet. Dat is een krasse uitspraak, zeker omdat er meer dan 100 VN-resoluties en een uitspraak van het Internationaal Gerechtshof liggen die het recht op zelfbeschikking toekennen aan het volk, en daarmee het recht op soevereiniteit over zijn natuurlijke rijkdommen. We hebben hier al eerder over geruzied en ik snap echt niet dat Nederland zich niet gewoon aansluit bij de Zweden en de Ieren, die zeggen dat dit akkoord in strijd is met het internationale recht. De vorige keer begreep ik uit de terugkoppeling dat het op Nederland hing, dus het maakt nogal wat uit wat de staatssecretaris doet. Ik vraag hem om het internationale recht te respecteren en tegen de verlenging te stemmen. Ik heb al aangekondigd dat ik hierover een motie wil indienen als we de toezegging niet krijgen. Daar zullen we dan morgen over moeten stemmen.

Dan de akkoorden in het algemeen. Die moeten natuurlijk onafhankelijk worden geëvalueerd en de resultaten moeten openbaar worden gemaakt. Ik vraag me af waarom dat nu niet het geval is.

Mijn volgende punt is de inperking van vangstmogelijkheden. Deze commissie heeft een bezoek gebracht aan Brussel en kennis gemaakt met de Commissaris voor visserij, mevrouw Damanaki. Ik heb haar beloofd dat ik de Nederlandse regering zou vragen om goede voorstellen van haar met betrekking tot bescherming van de zeeën, te steunen. Dat ga ik dus doen en dat blijf ik doen. Zij wil, als er onvoldoende gegevens zijn om een wetenschappelijk advies uit te brengen – dat ligt vaak aan de lidstaten zelf – de vangstmogelijkheden met 25% naar beneden brengen. Dat moet de staatssecretaris steunen, vind ik. Ook daarover kan hij een motie tegemoetzien als hij het niet toezegt. Nogmaals, de verantwoordelijkheid ligt bij de lidstaten zelf.

Ik wil kort stilstaan bij de IWC, die in juli zal plaatsvinden. Ik heb eerder het pleidooi gehouden om de bescherming door de IWC, hoewel de afdwingbaarheid natuurlijk bar tegenvalt, uit te breiden naar kleine walvisachtigen. Toenmalig minister Verburg zei daarop dat zij zich zou aansluiten bij het voorstel waar België aan werkte. Ik wil graag de stand van zaken weten, want als België het voorstel niet doet, vind ik dat Nederland het moet inbrengen.

Wij maken ons grote zorgen over de geluiden die ons bereiken over de cosmeticarichtlijn. De cosmetische industrie zegt een verbod op handel in producten die op dieren zijn getest, in 2013 niet te zullen gaan halen. Ik vind dat larie en ik hoor graag van de staatssecretaris dat hij zich aansluit bij Zweden en België, die al ferm hebben gezegd: afspraak is afspraak; in 2013 doen we het niet meer.

Mijn laatste punt betreft het regeerakkoord en de belofte dat we het dierenwelzijn gaan verbeteren in Europees verband. Ik vind het op zichzelf betreurenswaardig als je in Nederland zelf niet bereid bent om iets te doen. Maar goed, als dat in het regeerakkoord staat, vind ik het briefje dat we hebben gekregen erg teleurstellend. Er staan heel veel dingen niet in die we onder het vorige kabinet, dat toch ook niet uitblonk in diervriendelijkheid, wel hebben gezien. Ik wil dus graag een nieuwe brief van de staatssecretaris, waarin hij serieus uitvoering geeft aan de punten in het regeerakkoord: we gaan dierenwelzijn verbeteren en we doen het op Europees niveau. Ik vind de brief te mager. Er zijn allerlei dingen niet in opgenomen die wel zijn toegezegd, zoals verdoven van biggen en stoppen met castratie van biggen, regelgeving voor het welzijn van melkvee, een importverbod op veren van levend geplukte ganzen en oormerken van melkvee. We zouden op al die punten de kabinetsinzet horen. Dat lijkt de staatssecretaris nu te hebben losgelaten en dat lijkt me, zeker gezien de gedoogpartner, geen gewenste zaak. Ik krijg graag binnen twee weken een nieuwe brief en verwacht een scherpere inzet in Europa.

Voorzitter: Houwers

De heer Koopmans (CDA): Voorzitter. Ik ga eerst in op de EHEC-crisis. Er zijn nog een paar brieven aan de agenda toegevoegd. Het is positief om mee te maken dat de grenzen van Rusland open zijn gegaan. Dank aan eenieder en zeker ook aan de staatssecretaris voor de bijdragen die daaraan zijn geleverd. Het kabinet heeft ook gereageerd op het verzoek van de gemeente Horst met betrekking tot de regeling Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz-regeling), dat door mij is ingebracht. Als ik de brief zo mag lezen dat een gemeente, als zij dat wil, toekenningen kan doen zonder dat de hele papierkraam voorhanden is en de toetsing achteraf kan doen zoals ze haar moet doen, dan is het een goede brief. De brief klinkt echter iets zuiniger, maar misschien duid ik hem toch goed. Er blijven natuurlijk zorgen bestaan over de hoogte van de schade, namelijk 210 mln. Alleen al in Nederland is er 100 mln. schade. Ik krijg graag een reactie van staatssecretaris. Hoe gaat hij de zorgen in de Landbouwraad verwoorden?

Dan het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Commissaris Potocnik heeft bij de presentatie van de nieuwe EU-strategie inzake biodiversiteit aangegeven dat hij vindt dat de randvoorwaarden in de eerste pijler van het nieuwe GLB zodanig moeten worden aangescherpt dat ze zijn biodiversiteitsdoelen ondersteunen. Het kabinet geeft in de brief over artikel 68 aan, in te zetten op een basispremie, zoals we ook in de Kamer al hebben vastgelegd. De staatssecretaris weet dat wij met een drietal moties een soort gebied hebben afgegrendeld waarbinnen de staatssecretaris mag «grazen». In de brief die wij hebben gekregen, staat echter dat de middelen van de eerste pijler bestemd zijn voor concurrentiekracht, innovatie en verduurzaming – akkoord – én biodiversiteit. Hups, daar komt iets nieuws aan! En dat is niet de bedoeling; niet onze bedoeling. Wij vinden niet dat er niets aan biodiversiteit moet gebeuren, maar het moet wat ons betreft in artikel 68 gebeuren. Wij raden de staatssecretaris aan om daarvoor artikel 68, lid 1, onderdeel A5 voor te gebruiken. Dat biedt voldoende ruimte om iets te doen met biodiversiteit. Wij willen echter niet alle middelen in de eerste pijler op de een of andere manier randvoorwaardelijk met biodiversiteit verbinden.

Ik blijf nog even bij artikel 68. In de brief staat: omdat de toeslagrechten beter benut worden is er minder geld te verdelen, dus moeten we de eerste pijler afromen om toch te kunnen voldoen aan de eerdere afspraken van artikel 68. Dat klinkt aardig, maar dat is het naar het oordeel van de CDA-fractie niet. Het is iets te kort door de bocht. Toen ging het namelijk om onbenutte middelen. Om deze middelen goed te besteden, konden ze via artikel 68 worden ingezet. Hoe staat nu de balans? Hoeveel middelen zijn waarvoor benut? Welke middelen zijn onbenut en waarom? Heeft het inzetten van artikel 68 ter benutting van onbenutte middelen goed gewerkt? Wij zijn hierin dus nog niet zo ver als de staatssecretaris.

Door de vernieuwing van het GLB dreigt een aantal kleine gewassen uit Nederland te verdwijnen. Dat geldt al voor vezel, hennep, brandnetels, miscanthus en vlas. Er zit een aantal mensen uit Zeeland op de tribune. Als je heel eerlijk kijkt naar de € 450 per hectare, heb je het voor heel Nederland over zo'n 2,5 mln. Dat moeten we met elkaar kunnen organiseren, vindt de CDA-fractie. Het is namelijk niet alleen economisch gezien in een aantal gebieden interessant; het is ook interessant in relatie tot duurzaamheid. En wij vinden het ook cultuurhistorisch relevant. Ziet de staatssecretaris het ook zo?

Ik ga nu in op de dierenwelzijnsstrategie. De CDA-fractie vraagt de staatssecretaris zich te houden aan het regeerakkoord. Daarin staat dat wij kiezen voor een stevige inzet in Europa op strengere dierenwelzijnseisen. Wij hebben daar echter wel een randvoorwaarde bij, namelijk dat in de rest van Europa de regelgeving op dezelfde wijze wordt toegepast. We moeten niet in Europa weer wat nieuws bedenken voordat bijvoorbeeld Spanje de kooien heeft opgeruimd. Ik herinner de staatssecretaris in dat verband aan de motie-Ormel/Snijder-Hazelhoff (28 286, nr. 483) van 15 februari 2011. Want wij hebben het hier in grote mate geregeld, hoewel nog niet helemaal, maar in andere landen is de situatie nog veel slechter, vooral wat betreft de kooihuisvesting.

Over visserij is al een aantal belangrijke dingen gezegd. Wij komen er op 29 juni nog nader over te spreken; de heer Koppejan zal dat namens mijn fractie doen. Ik steun echter de opmerking van de heer Houwers.

De staatssecretaris heeft gereageerd op het verzoek van de commissie met betrekking tot biologische teelt. Onze bedoeling was natuurlijk om een inzet te krijgen, maar in de brief staat slechts: we komen na de zomer met een inzet. Wij vragen de staatssecretaris om die inzet als volgt te formuleren. De huidige regelgeving, waarbij biologische teelt betekent «in de grond telen», moet blijven. Het kan niet zo zijn dat landen het begrip op zo'n manier opleuken dat het zo verweven raakt met normale teelt dat de voordelen die biologische telers nu in de prijs hebben, heel snel verdwenen zijn.

Mijn laatste opmerking gaat over de Dienst Regelingen. Ik kwam weer eens een brief tegen van de Dienst Regelingen aan een enthousiaste fan, niet van de Dienst Regelingen maar wel van mij. Door de Dienst Regelingen werd onderzocht hoe het zit met de gebruiksruimte en de hoeveelheid meststoffen die men heeft gebruikt. Die brief eindigde met de volgende tekst: «Lever de gegevens binnen tien dagen na de datum van deze brief bij mij aan. Als u dat niet doet, kan dat leiden tot het intrekken van de volledige toeslag.» Wij hebben niets met dit soort brieven. Die tent is niet op orde en die moet zichzelf een beetje matigen met dit soort brieven. Zo gauw als de dienst alles op orde heeft, mag hij dit soort brieven schrijven, maar tot dat moment moet het een toontje lager daar. Heel Nederland ergert zich eraan, want als je de gegevens op tijd aanlevert, wordt het bij de dienst niet fatsoenlijk geregeld! Rustig aan dus. Dat moet de staatssecretaris de dames en heren bij de Dienst Regelingen laten weten.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Het is me opgevallen dat de heer Koopmans regelmatig spreekt namens de PVV-fractie. Dan gaat het vaak om de technische en de vervuilende kanten van het landbouwdossier, bijvoorbeeld de gewasbeschermingsrichtlijn. Bij dierenwelzijn is dat niet het geval, maar de PVV-fractie is hier niet aanwezig, dus ik vraag het toch maar: vinden de coalitiepartijen, die dit toch duidelijk in het regeerakkoord hebben geschreven, de brief die er nu ligt over de inzet die de staatssecretaris in Europa wil plegen op het gebied van dierenwelzijn, niet te mager? Misschien weet de heer Koopmans ook namens de PVV-fractie het antwoord daarop.

De heer Koopmans (CDA): Ik zou met veel plezier op dit punt ook namens de PVV-fractie willen spreken, maar mij is niet gemeld dat ik dat mag doen. Ik spreek dus namens de CDA-fractie en ik zeg het volgende. In relatie tot het regeerakkoord, want daar hebben wij ons aan te houden, vinden wij een inzet voor strengere Europese regelgeving op het gebied van dierenwelzijn toe te juichen. Wij vinden het ook prima als de staatssecretaris nog meer in detail zou willen vertellen hoe hij dat doet. Daarin vinden wij elkaar. Ik heb daar wel een randvoorwaarde bij gezet die voor ons van groot belang is: we moeten ervoor zorgen dat in Europees verband datgene wat is afgesproken, is geïmplementeerd alvorens we tot nieuw beleid komen. Dat is voor de CDA-fractie een belangrijke randvoorwaarde bij het noodzakelijke streven om in Europa tot strengere regelgeving te komen. En hoe de PVV-fractie dat ziet? Maakt u zich niet te veel zorgen over onze goede samenwerking.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Dat zal ik zeker niet doen. Ik zal de vraag aan de CDA-fractie stellen. Vindt zij ook dat minimaal wat onder het vorige kabinet is afgesproken, bijvoorbeeld bij motie, op de agenda moet staan en dus moet fungeren als inzet voor Nederland op het gebied van Europees dierenwelzijn? Een heel aantal van die punten is namelijk nog niet aan de orde geweest. Vindt de CDA-fractie met de Partij voor de Dieren dat dit minstens moet gebeuren?

De heer Koopmans (CDA): Ja, maar dan het totale pakket. Wij vinden wel dat het een beetje meer kan. Het moet iets meer uitgediept worden en het zou prima zijn als de staatssecretaris ons dat de volgende keer, bij het AO over de Landbouwraad, even laat weten. Ik ga mevrouw Ouwehand niet zeggen dat ik vind dat de staatssecretaris alle moties moet uitvoeren, want in de Kamer is ook een aantal doldwaze dingen aangenomen, waarover ik minder enthousiast zou zijn als ze zouden worden uitgevoerd. Ik heb niet voor niets de motie-Ormel/Snijder-Hazelhoff genoemd. Dat is een belangrijke bijdrage daaraan. Ik ben het dus voor een deel met mevrouw Ouwehand eens; er kan best een tandje bij. Maar dan wel in Europa.

Voorzitter: Koopmans

De voorzitter: De staatssecretaris heeft zijn antwoord in eerste termijn opgedeeld in de volgende vijf blokjes: 1. Visserij, 2. EHEC, 3. Gemeenschappelijk landbouwbeleid, 4. Dierenwelzijn, 5. Overig. Ik stel voor dat ik na elk blokje de gelegenheid geef voor interrupties. De leden kunnen elk drie interrupties plegen; ik ben in een royale bui.

Staatssecretaris Bleker: Voorzitter. Ik begin met het onderwerp visserij. Alle woordvoerders hebben daarover gesproken. In onze uitgangspunten en inzet bij de voorbereiding van nieuw gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) is niets veranderd ten opzichte van het recente verleden. Ten eerste wil dat zeggen dat we zeer sterk inzetten op verduurzaming van de visserij, door betere en milieuvriendelijkere vistechnieken, een aanlandingsplicht en het zo veel mogelijk beperken van discards, binnen de mogelijkheden die daarvoor bestaan. Daaraan wordt nu gewerkt en daarop wordt nu gestudeerd. Ten tweede is er het versterken van de marktstructuur, met kwalificaties en certificaten als MSC. Ten derde noem ik de regionalisering, met bijvoorbeeld de regio's Noordzee, Kanaalzone en Middellandse Zee. In de verschillende regio's kunnen de regionale partijen met de visserijsector en de ngo's tot uitgangspunten en kaders komen. Ten vierde is er sprake van een behoedzame aanpak. Dat wil zeggen dat we zeer sterk aandringen op wetenschappelijk onderzoek, om op basis daarvan quota te bepalen.

Daarbij willen we wijzen op de verantwoordelijkheid van de sector zelf om onderzoek en data aan te leveren en willen we, als er voor bepaalde bestanden geen onderzoek is, aan de voorzichtige kant gaan zitten. Mij werd gevraagd of er bestanden zijn die voor de Nederlandse visserijsector van belang zijn en waarvoor onderzoeksgegevens ontbreken. Dat is het geval. Het geldt onder andere voor tarbot, griet en zilversmelt. Daarover hebben we een tekort aan gegevens en aan wetenschappelijke basis. Monitoring zal in toenemende mate op zee, op de schepen, moeten plaatsvinden. Onze benadering komt dicht in de buurt van die van Eurocommissaris Damanaki, die een soort onzekerheidskorting wil toepassen op de quota. Dat kan niet altijd 25% zijn, maar je hebt het toch gauw over 10% of 15%, om aan de behoedzame kant te blijven. Mevrouw Ouwehand heeft kennelijk beloofd aan mevrouw Damanaki dat zij ervoor zal zorgen dat de Nederlandse regering haar zijde zal kiezen.

De heer Van Gerven (SP): Voorzitter, ik was erbij en ik kan dat bevestigen. Het is niet «kennelijk»; het is echt zo.

Staatssecretaris Bleker: Wij zullen ervoor zorgen dat mevrouw Ouwehand in de toekomst geen moeilijke gesprekken hoeft te voeren met mevrouw Damanaki. Wij zullen niet altijd op de 25% zitten, maar we staan in het algemeen wel aan de voorzichtige kant. Dat is de positie die wij innemen als wetenschappelijke data ontbreken. Dat wat betreft het hoofdpunt van het visserijbeleid, maar er zijn nog meer visserijzaken genoemd.

De heer Houwers heeft gesproken over het aantal visdagen. Quotum en zeedagen zijn beide instrumenten waarop op dit moment wordt gestuurd. Het is onze inzet om naar één geïntegreerd systeem te gaan, waarbij beide variabelen worden betrokken. Ook bij de Commissie is er aandacht voor dat het beheer niet alleen met quota maar ook via het instrument van zeedagen adequaat kan worden gediend. Dat kan soms ook duurzamere methoden opleveren dan het alleen hanteren van quota.

De heer Houwers heeft ook gevraagd naar boten kleiner dan 24 meter, die geen vangstregistratie hoeven bij te houden. Hoe zit dat in de Middellandse Zee? Bij kleine boten waarvoor geen vangstregistratie plaatsvindt, kan overbevissing worden aangepakt door het aantal zeedagen te beperken. Dat wordt onderdeel van het nieuwe gemeenschappelijk visserijbeleid. Het probleem is duidelijk; dit is de manier waarop het zou kunnen.

Welke rol speelt Nederland bij het beperken van bijvangst? Dat heb ik aangegeven. Wij zetten ons sterk in voor het beperken van bijvangsten. Dat is vooral gebaat bij nieuwe vistechnieken, selectiever vissen, innovatie, marktwerking en -bewerking en de aanlandplicht. Die moet als het ware het sluitstuk zijn. Op deze manier werken we eraan.

De heer Houwers vroeg ook naar het pulstuig: wat kunnen we nog meer doen? We hebben vorig jaar december een mooi resultaat geboekt. We moeten echter niet te lang praten over een resultaat dat we in december hebben geboekt, want het is alweer juni; we moeten met nieuwe resultaten komen. De inzet is om zo snel mogelijk een permanente toelating te krijgen. De vissers die het systeem nu toepassen, zullen via onderzoek moeten laten zien dat het goed kan werken. De tekenen zijn positief, ook wat betreft de wetenschappelijke onderbouwing en het wetenschappelijk onderzoek dat tot nu toe is gedaan. We gaan ons sterk maken voor het continueren van deze vorm van innovatie.

Mevrouw Jacobi en de heer Van Gerven spraken over een motie over sociaaleconomische effecten. Wij vinden inderdaad dat het bij de nieuwe generatie visserijakkoorden in niet-West-Europese landen en niet-Middellandse Zeelanden moet gaan via partnership. Dat is ook de bedoeling van de Commissie en het is in het belang van de lokale bevolking. Bij het akkoord met Marokko betreft het de verlenging van het akkoord met één jaar. Het mandaat voor de Commissie is hier in de Kamer aan de orde geweest, hoewel niet helemaal volgens de eisen die we er nu aan stellen; ik kijk naar de heer Van Gerven. We hadden het wat proactiever willen bespreken, maar het is wel aan de orde geweest. De uitkomst van het mandaat voldoet aan het mandaat dat we de Commissie hebben gegeven. Nu staan we voor het volgende dilemma. Als je het akkoord niet verlengt, zullen, zoals mevrouw Ouwehand zei, ook een aantal gunstige effecten voor de lokale bevolking niet optreden. Daarom zeggen wij: we doen het, maar vooral omdat het een verlenging is van een jaar. We moeten werken aan een nieuwe generatie van visserijakkoorden, waarbij de sociaaleconomische effecten en de voordelen in de regio zelf beter worden verankerd. Dat is onze afweging. We kunnen nu wel op de lijn gaan zitten dat we het niet doen, maar onze afweging is: doe het wel; het gaat om één jaar en we gaan werken aan sociaaleconomische meer verantwoorde akkoorden, ook voor de regio zelf. Dat is de afweging die wij hebben gemaakt. Ook de heer El Fassed heeft gezegd dat we toe moeten naar een partnerschap, waarbij ook wordt bijgedragen aan de lokale voedselvoorziening en werkgelegenheid. Dat zijn inderdaad de zaken waar we bij de nieuwe generatie van visserijakkoorden aan denken.

De heer Gerven vroeg naar een sociaal plan voor vissers. Dat is in het verleden gekoppeld aan gedwongen sanering van de sector. Gedwongen sanering is nu niet aan de orde, dus is er wat mij betreft geen basis om bij voorbaat te kiezen voor sociale plannen. Het zal vooral moeten gaan om innovatie in de sector zelf. Daar ligt het accent op.

Mevrouw Jacobi heeft gevraagd naar Natura 2000. Wat is de stand van zaken met betrekking tot de aanwijzing van gebieden in de Noordzee? Voorbereiding vindt plaats; overleg met betrokken landen vindt ook plaats. We gaan dus niet over één nacht ijs.

Tot zover de visserij, voorzitter.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Over het toewerken naar sociaaleconomische akkoorden voor de West-Afrikaanse kust ligt er nog een aangehouden motie. In de motie wordt de regering verzocht, de kleine visserijorganisaties nauw te betrekken. Degenen die daar de macht hebben, staan namelijk heel anders in dit soort zaken. Kunnen wij de steun van de staatssecretaris krijgen voor deze motie?

Ook verzoek ik de staatssecretaris, het plan van aanpak met betrekking tot Natura 2000 aan de Kamer toe te sturen.

De heer Houwers (VVD): De staatssecretaris reageert positief op het pulstuiggebeuren. Het doel van permanente toelating voor allen onderschrijven wij volledig. Kan de staatssecretaris aangeven aan wat voor termijn wij daarbij mogen denken?

De heer Van Gerven (SP): Ik heb drie vragen. Eerst over Marokko. Als ik het antwoord van de staatssecretaris beluister, moet ik toch constateren dat hij het rapport Oceanic Developpement niet heeft gelezen. Daarin staat namelijk zeer nadrukkelijk dat het effect voor de lokale bevolking nada was. Als het dus niet effectief is, waarom stoppen we er dan niet mee?

Ten tweede heb ik Gabon genoemd. Hoe wordt gecontroleerd of de lokale bevolking erop vooruitgaat en wat kan Gabon doen als het niet goed gaat?

De voorzitter: Dank u. U kunt één interruptie niet gebruiken voor drie vragen. U hebt ook nog een tweede termijn.

De heer El Fassed (GroenLinks): Bij de partnerschapsovereenkomsten sprak ik over het versterken van nationaal bestuur, regionale samenwerking en het ontwikkelen van beheer- en ontwikkelingsplannen voor de lange termijn. Ik heb werkgelegenheid niet genoemd, hoewel dat ook heel mooi is.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik krijg graag de toezegging dat de staatssecretaris zal pleiten voor het openbaar maken van de visserijakkoorden. Dat lijkt me goed voor de controle.

Ik ben teleurgesteld in de beantwoording van de staatssecretaris over het akkoord met Marokko. Er komt dus een motie aan. Ik doe nog een beroep op de staatssecretaris om het niet zover te laten komen.

Staatssecretaris Bleker: Wij zullen pleiten voor openbaarmaking van visserijakkoorden die afgewikkeld zijn, voor zover die er zijn.

Dan de beheer- en ontwikkelingsplannen. Als wij visserijakkoorden sluiten in visgebieden die grenzen aan ontwikkelingslanden of relatief arme landen, moeten die akkoorden wel enigszins gerelateerd zijn aan de visserij. We moeten niet via de band van visserijakkoorden een soort algemene ontwikkelingssamenwerkingsprojecten afspreken. We moeten het dus met name toespitsen op de sociaaleconomische versterking voor de lokale bevolking in de regio van het desbetreffende land. Dat lijkt mij de goede volgorde.

Er is ook een vraag gesteld over Gabon. Het betreft een akkoord over tonijn waarin Nederland op zichzelf geen belang heeft. Er is wel een dialoog over visserijbeleid gestart met Gabon. Daarin is ook besproken welke ontwikkelingsdoelen gediend zouden kunnen worden. Er is ook het een en ander aan sectorale steun, waar de lokale bevolking van profiteert. Het is onderdeel van het mandaat dat eerder is afgegeven. De heer Van Gerven heeft ook het rapport genoemd waaruit zou blijken dat de samenwerking en de akkoorden weinig soelaas bieden voor de lokale bevolking. Ik heb het rapport niet van A tot Z bestudeerd en ik heb ook geen rapportage van iemand die dat wel heeft gedaan. De heer Van Gerven zei dat ik het niet heb gelezen; dat klopt dus. Ik zeg daar wel bij, en dat geldt ook voor het voorbeeld van Marokko, dat het echt niet makkelijk is om zodanig heldere afspraken te maken met aangrenzende landen dat die leiden tot concrete, zichtbare verbeteringen en resultaten voor de lokale bevolking. Dat heeft vaak ook te maken met de structuur aldaar. Ik ken wel bedrijven die daar vestigingen hebben en zelf initiatieven nemen tot verbetering van de leefsituatie en vergroting van de betrokkenheid van de lokale bevolking. Het is echter niet makkelijk. We willen eigenlijk, ook in het kader van het nieuwe GLB, toch nog eens een poging wagen om stapjes vooruit te zetten, opdat de lokale bevolking toch verbetering kan ondervinden van het feit dat daar met moderne technieken wordt gevist door West-Europese landen. Ik wil hier echter geen verheven verwachtingen over wekken. Het is gewoon ingewikkeld, ook gelet op de governancestructuur in die regio's. Dat laat de intentie echter onverlet.

De uitbreiding van het gebruik van het pulstuig moeten we doen in het nieuwe gemeenschappelijk visserijbeleid. Daarin zullen we de ruimte moeten vinden.

In september of oktober komt er een brief over Natura 2000 in het algemeen, met een aanwijzing en de stand van zaken. Daarin wordt de vraag van mevrouw Jacobi meegenomen.

Dan het betrekken van kleinere visserijorganisaties bij de visserijakkoorden met bepaalde landen. Dat is misschien wel een effectievere weg dan het maken van grootse afspraken met overheden. Het hoort er dus absoluut bij; ik ben het ermee eens dat we het meer moeten doen. Tot zover de vragen, voorzitter.

De voorzitter: Ik stel voor dat de staatssecretaris verdergaat met het tweede blokje.

Staatssecretaris Bleker: Mijn tweede blokje betreft EHEC. Hoe zit het met Rusland? De Nederlandse groenten kunnen vanaf morgen met een door Rusland erkend certificaat, dat ook in Europees verband is afgestemd, richting de Russische grens. Naar ik heb begrepen zijn er certificaten voor drie landen, namelijk Nederland, Denemarken en België, overeenkomstig de afspraken tussen Rusland en de EU. Vanaf morgen kan dus weer die kant op worden gereden. Ik heb in een vorig overleg gezegd dat ik vond dat het langzaam ging. Dat vond de Kamer ook. Ik moet zeggen dat er wel heel veel druk nodig was, onder andere het stellen van een ultimatum, om uiteindelijk een Europees resultaat te verkrijgen. Maar goed, het is gelukt en we kunnen los.

Hoe staat het met de suppletieregeling en de 210 mln.? Op 27 juni is de Landbouwraad. Dan gaan we bekijken wat de stand van zaken is. De balans wordt opgemaakt wat betreft de ontwikkeling van de markten in de afgelopen weken en de gevolgen van de bacterie en de exportstop. We gaan bekijken of die toereikend is. Het is een beetje zuur dat bedrijven die in de beginperiode voor een heel lage prijs spullen op de markt hebben gebracht, niet voor die marktreguleringsmaatregel van 210 mln. in aanmerking komen. Het zou eventueel via een suppletieregeling kunnen, maar dat ligt erg moeilijk qua EU-regelgeving. Je geeft dan namelijk geld voor een product dat wel op de markt is gebracht, terwijl je bezig bent om een marktinterventiemaatregel te treffen via die 210 mln. Dat zal een heel moeilijke zaak worden; we zullen daar nog aandacht voor vragen. Ik heb de vorige keer al gezegd dat daar geen hooggespannen verwachtingen over moeten bestaan.

Mevrouw Snijder heeft gevraagd: waar wordt dit uit betaald? De Europese Commissie ziet mogelijkheden om het binnen het Europese landbouwbudget te financieren. We wachten af op welke wijze de Europese Commissie dat precies doet. Tot nu toe hebben we begrepen dat het in ieder geval voor een belangrijk deel gaat gebeuren uit de marge die sowieso vooraf bepaald en begroot in het Europese landbouwbudget zit. Er is een welbewust gekozen marge voor crises. We wachten dus even af waar de Europese Commissie het precies denkt te vinden. Dat weten we op 27 juni. Eén ding is zeker: er wordt niet gevraagd om extra geld van de lidstaten en er wordt ook geen geld gevraagd buiten het landbouw- en visserijbudget. Het gebeurt in ieder geval binnen de begrote bedragen voor 2011 van Europa. Minister Kamp heeft de regeling voor werktijdverkorting ook opengesteld. Dat is belangrijk, want er zijn bedrijven waar mensen op grote schaal, soms tijdelijk, niet meer aan het werk zijn.

De voorzitter: U hebt nog niet de vraag over de Bbz-regeling beantwoord die ik namens de CDA-fractie stelde.

De heer Van Gerven (SP): Wat betreft de openstelling van de grens naar Rusland zit er nog ruis op de kabel. Die moet echt weg. Ik heb dit weekend nog komkommersoep genuttigd en ik vind dat wij die de Russen niet mogen onthouden. De staatssecretaris zegt dat men morgen weer kan vertrekken, maar ik hoorde zojuist op het journaal van 17.00 uur dat het nog dagen kan duren. Er is dus tegenstrijdige berichtgeving. Is het echt morgen rond?

Staatssecretaris Bleker: De meest recente informatie die ik heb, is dat het modelcertificaat waar de EU het over eens is geworden met Rusland, een-op-een past op het certificaat dat wij twee weken geleden met Rusland zijn overeengekomen. Elke lidstaat moet vervolgens de gegevens aandragen aan Rusland om het modelcertificaat tot een nationaal certificaat te maken. Dat hebben wij inmiddels gedaan; dat was ook eerder bekend. Wij hebben van Rusland het signaal gekregen dat het certificaat, als we de gegevens eronder hangen zoals eerder toegezegd, voor Nederland geldig is en dat we op weg kunnen.

Ik ga nog in op de regeling Besluit bijstandverlening zelfstandigen, waarover de gemeente Horst aan de Maas een voorstel heeft gedaan. Ik heb een brief gestuurd namens de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, die verantwoordelijk is voor de beleidsmatige invulling van dit besluit, met een reactie op het plan van de gemeente Horst aan de Maas. Uit de stukken komt naar voren dat de gemeente Horst aan de Maas de afhandeling van de aanvragen voor een Bbz-uitkering efficiënter en sneller wil laten verlopen. Dat juichen wij toe en daar is ook de ruimte voor. Dat is de strekking van de brief die de Kamer heeft ontvangen. De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kan leven met de wijze waarop de gemeente dat wil doen.

Mijn derde blokje gaat over het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Wat betreft het algemene gemeenschappelijk landbouwbeleid is er eigenlijk sinds ons vorige overleg niets veranderd. Er zijn geen nieuwe mededelingen gekomen en de positie van de regering is niet veranderd. Daar is dus niets aan toe te voegen.

Mevrouw Jacobi refereerde aan bedragen van € 325. Daar hebben wij ook met LTO Nederland over gesproken. Het uitgangspunt blijft gewoon dat er een sterke eerste pijler moet komen, die eenvoudig en duidelijk is en ook vergroeningsdoelen bevat. Die moet leiden tot eenvoudige, directe betalingen. Deze eerste pijler zal worden besteed aan een basispremie per hectare voor bedrijven die aan een aantal gemeenschappelijke eisen voldoen. Daarnaast zitten er extra toelagen in voor bijzondere prestaties op het terrein van innovatie, ecologie enzovoorts. Daar kunnen ook natuurprestaties onder vallen.

De heer Koopmans noemde de biodiversiteit. Het zat al in de bedoelingen dat ook prestaties op het punt van akkerranden, weidevogelbeheer, faunaranden enzovoorts kunnen worden beloond uit de extra toelagen in de eerste pijler. Waar de heer Koopmans op doelt, is dat Eurocommissaris Potocnik de suggestie lijkt te wekken dat hij voor heel Europa een aantal hogere biodiversiteitsnormen wil introduceren, als onderdeel van het level playing field en van algemene eisen waaraan moet worden voldaan wil men in aanmerking komen voor steun. Hij wil dan via de eerste pijler en de algemene voorwaarden zijn biodiversiteitsdoelen realiseren. Dat kan natuurlijk nooit zonder prijs, zou je denken. Dat kun je niet zomaar even aan de sector in het algemeen opleggen. Als de heer Koopmans daarvoor waarschuwt, heeft hij gelijk. We moeten er zeer alert op zijn dat daar geen onverantwoorde dingen gebeuren. Dat we echter via de vergroeningsmaatregelen en vergroeningsprestaties bijdragen aan biodiversiteit voor boeren die daarvoor kiezen, is iets waar we eerder met elkaar over hebben gesproken en wat belangrijk is. Daarvoor bestaat ook steun in de sector in de meest brede zin van het woord.

Dan artikel 68. We hebben het over de periode 2012 en 2013. Voor deze periode is artikel 68 niet in te zetten voor vergroeningsdoelen. Er is een vijftal punten waar artikel 68 voor kan worden ingezet, maar voor deze periode hoort daar niet de vergroening bij. Vandaar, zo zeg ik tegen de heer El Fassed, dat we hebben gekozen voor de zaken die ik heb genoemd: precisielandbouw, duurzame bewaarplaatsen, risicoverzekeringen voor plant en dier, dierenwelzijnsmaatregelen voor kalveren en eventuele extra inzet voor duurzame stallen. Daar zijn de extra middelen voor 2012 en 2013 uit artikel 68 voor bedoeld. Het gaat om een herbestemming van maximaal 3,5% van het totale budget. Wij zien dat als een soort opmaat naar meer prestatiegericht belonen voor agrarische ondernemers. Ik ben er erg verheugd over dat LTO Nederland deze stap ook steunt. Dat is ook nadrukkelijk vermeld in de brief. Ik vind het maatschappelijk gezien de juiste doelen. Waar zijn die doelen op gebaseerd? Eigenlijk zijn ze een uitvloeisel van bestaand beleid en bestaande voornemens, binnen de regels die daarvoor staan in artikel 68.

Mevrouw Snijder zegt dat weidegang niet wordt genoemd als vergroeningsmaatregel in de mededeling van de Europese Commissie van enkele maanden geleden. Dat klopt. Je moet je ook afvragen wat precies de reden zou zijn om dat wel te doen. Als we werken aan duurzame stallen, gaan we in toenemende mate toe naar melkveehouderijbedrijven waarop dieren, ook als ze niet buiten komen, de basiselementen van natuurlijk gedrag kunnen vertonen. Dan moet er dus een andere reden zijn om boeren te belonen voor het buiten houden van koeien. Wat zou dat dan zijn? Het landschap? Als je echter in staat bent om weidegang door de consument te laten afdwingen, en dat lijkt nu in toenemende mate te gebeuren, dan is het niet zo verstandig om daar Europees gemeenschapsgeld in te zetten. Ik kan verder geen ecologische redenen noemen waarom koeien buiten zouden moeten zijn, en ook geen overtuigende dierenwelzijnsgronden, als de situatie tenminste binnen de stallen goed op orde is. Ik begrijp dus wel dat de Eurocommissaris er geen groot nummer van maakt.

Mevrouw Jacobi heeft gesproken over het advies van de Raad. Ik heb ook gesproken met de Raad. In het advies zitten interessante elementen, die voor een deel aansluiten bij de lijnen die het kabinet eerder in brieven aan de Kamer uiteen heeft gezet, bijvoorbeeld wat betreft de fasering. Ik heb begrepen dat de Raad op mijn verzoek een aantal punten nader uitwerkt. We krijgen daar binnenkort een rapportage over.

Mevrouw Jacobi heeft gevraagd naar de oormerkweigeraars. We hebben in de afgelopen jaren verschillende pogingen gedaan om het Nederlandse beleid voor oormerkweigeraars goedgekeurd te krijgen in Brussel. Ook de sector zelf is in Brussel geweest, zonder resultaat. Wij wachten nu de discussie af die in het najaar wordt gevoerd over alternatieven voor oormerken bij runderen. Voor die discussie moeten we het onderwerp opnieuw agenderen. Ik ben eerlijk: ik verwacht geen directe oplossing voor de korte termijn voor oormerkweigeraars, omdat dieren altijd doeltreffend identificeerbaar en traceerbaar moeten zijn. Naar mijn verwachting komt er minimaal één merk naast het andere, elektronische identificatiemiddel. Ik onderstreep het belang van traceerbaarheid voor gezondheid en voedselveiligheid. Denk aan de recente crisis die we hebben meegemaakt. Volgende week stuur ik de Kamer ook schriftelijk de door haar gevraagde informatie en de antwoorden op de Kamervragen van de leden Jacobi en Van Gerven.

Ik ga nu in op het protocol oormerkweigeraars. Vanaf 2008 geldt 20% korting voor opzettelijke overtreding van randvoorwaarden en cross compliance. Hierover is de sector tijdig geïnformeerd. Normaal loopt de korting bij herhaling op tot 100%. We maken in Nederland een uitzondering voor oormerkweigeraars, met altijd een maximale korting van 20%. Daarmee benutten we maximaal de nationale beleidsruimte die de EU ons toestaat. Buiten de Europese kaders om een eigen beleid voeren, levert risico's op en mogelijk ook kortingen naar aanleiding van een audit van de Europese Commissie. De strekking van het protocol oormerkweigeraars is dat geen strafrechtelijke vervolging wordt ingesteld. Het protocol houdt geen erkenning in van het weigerachtige gedrag. Volgens een recente uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) is een korting van 20% voor oormerkweigeraars rechtmatig. Dat is niet bevredigend voor mevrouw Jacobi, maar het is wat we voor elkaar kunnen krijgen binnen de bestaande grenzen. Ik heb nog niet zo lang geleden persoonlijk een oormerkweigeraar ontmoet, waarschijnlijk een van de mensen die ook mevrouw Jacobi wel eens ontmoet. Als Nederlandse burger redenerend, begrijp je iemand dan wel. Maar goed, dit is wel het systeem waarbinnen we moeten werken.

De heer Houwers, de heer Van Gerven en de heer Koopmans hebben gesproken over vlas. Ik ben inderdaad ook verblijd met vlasproducten, waarvoor mijn hartelijke dank. Het vlas kwam ook nog uit Zeeland; ik heb deze week een bijzondere band met Zeeland. Een artikel 68-regeling voor vlas en vezelgewassen is juridisch niet mogelijk. Vlassteun wordt ontkoppeld in 2012. De beschikbare hoeveelheid geld blijft gelijk en komt bij de telers terecht. De steun voor de vlasteler in 2012 na ontkoppeling bedraagt ruim € 1 100 per hectare. Daar nog eens € 450 bij doen, zoals nu wordt voorgesteld, is niet alleen juridisch onmogelijk, maar ook niet verdedigbaar. We hebben het over € 1 100 per hectare; dat is een bedrag dat we nog even moeten koesteren in het perspectief van het toekomstige landbouwbeleid. Het behoort in de toekomst niet meer tot de mogelijkheden.

Ik zie ook geen ruimte voor aanvullende maatregelen. De ontkoppelingsdatum ligt vast in de EU-regelgeving. Het is geen optie om de steun te ontkoppelen en daarvoor vervolgens op een andere manier compensatie te regelen, voor zover je al van compensatie kunt spreken. De telers ontvangen ontkoppelde steun ter waarde van gemiddeld ruim € 1 100 per hectare en hebben teeltvrijheid. Het staat hun vrij te kiezen voor vlasteelt, maar ook voor een ander gewas. Ondernemersvrijheid staat centraal. Ik begrijp best dat de afnemers van vlas hierdoor minder zeker zijn van hun leveranciers, maar dat is onderdeel van het nieuwe GLB en de ontkoppeling in het algemeen. Het doel daarvan is dat de afnemer een redelijke prijs betaalt, en niet dat hij via het Europese subsidie-instrument gegarandeerd is van de levering van een bepaalde grondstof. Het prijsmechanisme zal hier moeten werken. Ik heb hierover contact gehad met LTO Nederland, dat dit ook niet ziet als een gewenste uitzonderingsmanoeuvre. Ook in Frankrijk bestaat momenteel geen artikel 68-regeling voor vlas. Al met al begrijp ik de achtergrond, maar zijn de argumenten om af te zien van een uitzonderingsregeling sterk. Wel kan ook deze sector meeprofiteren van een aantal voorzieningen op basis van artikel 68, zoals precisielandbouw.

Voorzitter, tot zover het GLB, inclusief vlas en oormerken.

Mevrouw Jacobi (PvdA): We blijven in een kringetje bewegen wat betreft de oormerkweigeraars. Het gaat mij echt om het principe. Het systeem is waterdicht; het is met het ministerie helemaal afgedicht. De staatssecretaris zegt dat het protocol de weigering niet erkent, maar als je je aan dat protocol houdt kun je wel je koeien verkopen enzovoorts. Wat betreft mest hebben wij als lidstaat ook erg ons best gedaan om steun voor derogatie en afwijkende mestregels te krijgen. Ik mis nu die heftige inzet. Oormerkweigeraars zijn mensen voor wie je juist veel respect moet hebben. Wat gaat het ministerie doen om voorop te gaan lopen en binnen de kortste keren een volledige erkenning te bewerkstelligen, zodat er geen boetes meer worden opgelegd aan onze Nederlandse boeren? Zij hebben recht op steun.

De voorzitter: Ik heb namens de CDA-fractie nog een vraag over de vlasteelt. Is het mogelijk om in Europa juist te bepleiten dat het via artikel 68 kan? Dat moet nog nader worden ingevuld voor die periode. Waarom gaan we het niet gewoon veranderen? Wij geloven dat dit soort teelten op een of andere manier extra hulp nodig heeft, omdat het anders nooit lukt. Je kunt er een uitgebreid duurzaamheidsverhaal bij vertellen, waardoor je het kunt bewerkstelligen.

Staatssecretaris Bleker: Dat zou dan in het artikel 68-regime in het nieuwe GLB aan de orde zijn, begrijp ik.

De voorzitter: Ja. En tot die tijd moeten we nadenken over een goede overgang.

Staatssecretaris Bleker: Ik wil best nagaan of er in een gemoderniseerd landbouwbeleid in 2013 in artikel 68 voor heel speciale teelten heel speciale voorzieningen kunnen komen. Een overgangsregeling wil ik echter alleen als ik zicht heb op een oplossing vanaf 2013. De Kamer moet mij dan de kans geven om de komende tijd goed te taxeren of er kans bestaat om in artikel 68 zo'n soort ruimte te creëren. Dat weten we dan in september of oktober. Mocht er enige kans op bestaan, dan kunnen we vervolgens bekijken of er juridische ruimte is voor de overgangsperiode. Maar wel in die volgorde. Ik ben dus bereid om te verkennen of er enige steun bestaat bij andere landen om artikel 68 nieuwe stijl te gebruiken voor kleine, bijzondere teelten, waarvoor we gedeeltelijk de ontkoppeling corrigeren. Dat zal niet makkelijk worden. Ik wil het verkennen en de Kamer hoort in de loop van oktober of er enig draagvlak bestaat in Europa.

Mevrouw Jacobi vroeg nogmaals naar de oormerkweigeraars. Wij blijven doorgaan met het bepleiten van toelating van het alternatieve systeem waarmee in Nederland wordt gewerkt en waarover we afspraken hebben in het protocol. Ik meen dat er in de tweede helft van dit jaar sowieso een discussie plaatsvindt over het identificatiesysteem. Daarin zullen wij dit opnieuw aankaarten. Maar nogmaals: als je geen resultaat van 100% hebt, wil dat niet zeggen dat je er niet voor gewerkt hebt. Wij blijven dit dus gewoon onder de aandacht brengen.

Ik ga verder met het vierde blok, namelijk het dierenwelzijn. De Commissie komt eind 2011 met een nieuwe Europese strategie. In de brief hierover, die door mevrouw Ouwehand «mager» wordt genoemd, geven wij onze prioriteiten weer. Dat zijn prioriteiten waaraan ook in de discussie met de Kamer met regelmaat wordt gerefereerd: transport, bedwelmingsmethoden voor pluimvee, huisvesting van varkens, diergerelateerde indicatoren voor vleeskuikens en dat soort zaken. Wij willen in de uitvoering met een geharmoniseerd systeem werken. Mevrouw Snijder vroeg of we niet te ver vooruitlopen. Ik vind dat we een hoog ambitieniveau op Europees niveau moeten hebben. Nederland is een van de landen die in de discussie binnen Europa vooroploopt. Daar moeten we dan niet van alles bij halen. Het is goed om een paar hoofdpunten te hebben en ik vind transport een van de allerbelangrijkste. We kiezen dus misschien voor een beperkt aantal prioriteiten, maar we gaan op die punten wel voluit om voortgang te boeken op Europees niveau. Ik vind het dus niet bescheiden. We zeggen bovendien tegen de Commissie: regels zijn één, goede regels zijn twee en strikte handhaving van de goede regels is drie. Dat hoort er helemaal bij. Ook daar zijn vragen over gesteld door mevrouw Snijder: regels zijn prima, maar zorg ervoor dat die regels in alle landen worden nageleefd. Daarin heeft de Europese Commissie ook een verantwoordelijkheid.

Ik ga verder met de inzet op transporttijden en transportcondities. Wij gaan inzetten op beperking van de transportduur voor slachtdieren tot maximaal acht uur. Er wordt in oktober een rapport verwacht over de impact van de huidige transportverordening. Dan komen we ook nader op deze kwestie terug.

De heer Van Gerven noemde de kweekvis. Speerpunt is het inbouwen van verplichte bedwelmingsmethoden voor het doden van kweekvis. Dat gaan we als prioriteit, als onze wens, benoemen in de discussie over de Europese dierenwelzijnsstrategie.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik snap dat er een keuze wordt gemaakt bij de prioritering, maar er komt een nieuwe strategie. Daarvoor moet je als lidstaat eigenlijk gewoon een soort partijprogramma aanleveren. Ik heb een mooi partijprogramma dat de staatssecretaris zo onder zijn arm mag steken, namelijk dat van de Partij voor de Dieren. Ik zie de heer Koopmans al een beetje hoesten! Het kan ook een ander programma zijn, maar je moet niet op voorhand zeggen: we hebben straks maar tijd voor twee dingen en ik kan niet overal mijn aandacht aan besteden. Nee, je moet aangeven wat je wilt, bekijken wat ervan overblijft en daar hard voor werken. Je moet niet op voorhand al zeggen dat je misschien maar twee dingen kunt doen. Er komt een actieplan. Ik zou zeggen: huppekee, de aangenomen moties die er nog liggen, moeten er natuurlijk in!

Staatssecretaris Bleker: Aangenomen moties die hier liggen, zullen, zelfs als de heer Koopmans die onverstandig vindt, deel uitmaken van de inzet. Dit punt komt later terug, op het moment dat de strategie bekend is en op de agenda staat van de Landbouwraad, die erover gaat. Ik kan mevrouw Ouwehand nog iets vertellen waar zij misschien blij van wordt. Ik heb dit weekend een echte CDA-boer ontmoet, die zei: ik ben het nooit, maar dan ook nooit eens met de Partij voor de Dieren, maar op één punt wel! Ik zal niet verklappen wat dat punt was. Het kan dus gebeuren dat we heel hard gaan strijden voor een aantal punten die in het PvdD-programma staan, omdat ze namelijk redelijk en goed zijn.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik snap misschien het systeem niet, want ik denk toch dat het anders zit. De staatssecretaris zegt: we komen er nog op terug als de strategie er is. Dan ben je echter te laat. Je gaat toch met elkaar in gesprek? Wat wil Nederland? Wat wil Zweden? Waar kunnen we de krachten bundelen? Vervolgens komt dan de strategie.

Staatssecretaris Bleker: Wij gaan in het vooroverleg en in de ambtelijke contacten ambitieus om met de prioriteiten die hier zijn genoemd. Er komt een moment dat de Commissie een eerste schets geeft van waar zij aan denkt. Die wordt geagendeerd op de desbetreffende Landbouwraad. Daaraan voorafgaande komen we, net als nu, met de Kamer te spreken over die schets en over onze inzet: waar zouden we verder aan moeten werken en voor knokken? Dat bedoel ik als ik zeg dat we er nog een keer op terugkomen.

Ik ga nu verder met het vijfde blok, overig, en begin met de Canadese bijenkoninginnen. De inbreng van mevrouw Jacobi heeft mij verrast. Ik weet er nu onvoldoende van, maar de Kamer krijgt als de wiedeweerga een brief.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Ik bied de staatssecretaris aan om hem alle informatie die ik hierover heb, per omgaande te doen toekomen. Het zou heel mooi zijn als wij voor het reces nog een reactie kunnen krijgen.

Staatssecretaris Bleker: Ja, voor het reces krijgt de Kamer een reactie.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Ik bepleit ernstig om er alles aan te doen om het door te laten gaan.

Staatssecretaris Bleker: Wij zijn ooit bevrijd door de Canadezen, dus wie weet wat de Canadese bijenkoninginnen ons kunnen leveren. Het is een interessant punt. Ik kan er nu wel een heel verhaal over houden, maar dat schiet ook niet op.

Ik ga verder met de biologische teelt. De CDA-fractie vindt dat de huidige regelgeving wat betreft het in de grond telen, moet blijven. Ik rond het overleg met de sector af en laat de Kamer mijn inzet weten na het zomerreces. De boodschap van de CDA-fractie is helder.

Mijn volgende onderwerp is de Dienst Regelingen. Wie gaat er als stofzuiger bij de Dienst Regelingen opereren? Kan het een toontje lager? De commissie-Blauw/Korff is aan de slag gegaan. Na een zorgvuldige procedure, waarin wij velen hebben geraadpleegd, conform de wens van de PvdA en anderen in de Kamer, zijn wij na weken gekomen tot de nieuwe commissie-Blauw/Korff, die zich op deze kwestie gaat richten. Ik heb in een brief aangegeven dat dit enige vertraging heeft meegebracht, maar daar dragen we samen de verantwoordelijkheid voor. De een zal zeggen dat ik een verkeerde persoon heb aangewezen. De ander zal zeggen dat de procedure onnodig zwaar was. Het maakt niet uit; we hebben een commissie. De heer Blauw is oud-Kamerlid en de heer Korff heeft in de accountantswereld zeer veel met het boerenbedrijf van doen gehad. Hij weet ook van administratieve processen en informatisering. Na het zomerreces krijgt de Kamer het plan van aanpak.

Wanneer krijgen de boeren betaald? Wat betreft de BTR kan ik melden dat op 15 juni 96,7% van de boeren zijn geld heeft ontvangen, voor een totaalbedrag van 745 mln. Het restant is uiterlijk op 30 juni aanstaande betaald. Dit is conform het betaalschema van vorig jaar. Ook is gevraagd hoe het zit met de betaling van de SNL-regeling. Daar bestaan gegevens over, die ik nog van de ambtenaren aan mijn rechterzijde moet krijgen.

Dan de belangenverstrengeling bij de EFSA. Wij hebben daar eerder over gesproken. Ik meen ook dat staatssecretaris Atsma er eerder met de Kamer over heeft gesproken. Ik heb daar nu dus geen mededelingen over te doen.

Ik ga nu in op de IWC. Mevrouw Ouwehand vraagt mij een voorstel in te brengen als België dat niet doet. Wij zijn natuurlijk geweldig gespitst op goede samenwerking met België, dus we zullen met België overleggen of we hierin gezamenlijk kunnen optrekken.

Wat is mijn standpunt ten aanzien van de cosmeticarichtlijn in relatie tot dierproeven? Er is op dit moment sprake van een uitzondering op de richtlijn. Dierproeven zijn uitsluitend toegestaan als er geen alternatief bestaat. Het is de Nederlandse inzet om de uitzondering niet te verlengen en het verbod in te laten gaan in 2013. Dat is helemaal in de geest van de inbreng van mevrouw Ouwehand. Ik ben het er hartgrondig mee eens, hoezeer ik ook hecht aan cosmetica. Dierproeven moeten we daar niet bij hebben.

De heer Koopmans vraagt of de Dienst Regelingen een toontje lager kan zingen. De heer Koopmans leest de laatste zin van de brief – Let op! Stuurt u het niet op tijd in, dan bent u de sigaar! – op een bepaalde toon voor, maar er zit een kern van waarheid in zijn taxatie van de brief. Sowieso moet men zich afvragen hoe zo'n brief precies wordt geformuleerd. De commissie-Blauw/Korff zal ongetwijfeld ook naar dit soort zaken kijken.

De voorzitter: De spreektijd per fractie in tweede termijn is één minuut. Er zijn geen interrupties toegestaan.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Voorzitter. Ik begin met de Dienst Regelingen en de commissie-Blauw/Korff. Ik heb in het vorige debat het voorstel gedaan om uit te laten zoeken in hoeverre de Dienst Regelingen een-op-een kan werken met de Belastingdienst, die immers ook als kernactiviteit heeft terugbetalen, vorderen, voorschotten geven enzovoorts. Zou dat ook in de opdracht aan Blauw en Korff kunnen worden meegenomen, zodat zij zich daarover meteen een beeld kunnen vormen?

Ik kom nog even terug op de uitkeringen. Ik had deze week tot twee keer toe boeren aan de lijn die vorig jaar in februari al de uitkering hadden gekregen die ze dit jaar pas op 30 juni krijgen. We zitten dus echt niet op dezelfde lijn als vorig jaar. Ik zou graag willen weten of het weer kan zoals het vorig jaar ging.

Veel dank aan de staatssecretaris voor het feit dat hij actief gaat inzetten op de kwestie van de bijen.

Wat betreft de oormerkweigeraars zou ik graag zien dat er, als daar in het najaar in Europa een traject voor gaat komen, een goede voorbereiding komt met de groep belanghebbenden. Dan kunnen we met constructieve voorstellen komen en wordt het geen kwestie van de overheid tegen de oormerkweigeraars, maar een gezamenlijk traject.

De heer Houwers (VVD): Voorzitter. Ik reageer eerst op de vraag van mevrouw Ouwehand. Zij wil weten hoe wij in het dierenwelzijnsbeleid staan. Wij steunen de staatssecretaris volledig in hetgeen hij daarover heeft gezegd, namelijk dat het regeringsbeleid is om te proberen om op Europees niveau dingen te regelen en niet mijlenver voor de muziek uit te lopen. Enige ambitie is echter goed, en die proeven wij bij de staatssecretaris.

Complimenten aan de staatssecretaris voor zijn inzet wat betreft de afzet van komkommers en andere groenten aan Rusland. Het heeft blijkbaar wat moeite gekost, maar het levert ook wat op. Ik denk dat we er tevreden over kunnen zijn.

De heer Van Gerven (SP): Voorzitter. Wat betreft Marokko stel ik de staatssecretaris voor om het rapport Oceanic Developpement, dat bij het CIP ligt, als de wiedeweerga zelf in te zien. Het is een vernietigend rapport van de Europese Commissie: het heeft geen zin om daar te vissen en de bevolking heeft er niets aan. Ik raad de staatssecretaris aan om vooral pagina's 4 en 5 van de samenvatting te lezen. Ik ken hem als een praktisch man. Hij is dan in ieder geval goed geïnformeerd tijdens het aanstaande VAO. Misschien kunnen we zelfs een motie voorkomen of kan de staatssecretaris een motie overnemen.

Waarom is dat rapport eigenlijk niet openbaar? De staatssecretaris moet ook hechten aan transparantie. Ik zou niet weten waarom het rapport niet openbaar zou kunnen zijn. Europa doet een voorstel en wij betalen het geld ervoor. Dan moeten de Kamer en de belastingbetaler ook kennis kunnen nemen van de resultaten.

De heer El Fassed (GroenLinks): Voorzitter. Nog even over de partnerschapsovereenkomsten. Ik snap wel dat de staatssecretaris een beetje verward is, omdat ik wel vaker een pleidooi houd voor een coherent beleid en op zoek ben naar win-winsituaties. In dit geval gaat het over een verantwoorde visstand en een verantwoord visbeleid. Het gaat over akkoorden die dat tot doel hebben. Mijn vraag was of gelden die daarvoor beschikbaar zijn, bestemd kunnen worden voor de versterking van nationaal bestuur, regionale samenwerking en het ontwikkelen van een langetermijnbeheer- en ontwikkelingsplan voor een verantwoorde visstand. Dat is ook goed als je het bekijkt vanuit ontwikkelingssamenwerking, maar in dit geval gaat het puur om een verantwoorde visstand. Dat is volgens mij een gemeenschappelijk belang, zowel voor hier als voor daar. Wil de staatssecretaris daar nog naar kijken?

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Ik sluit me aan bij de vragen van de SP-fractie. Ik versprak me eerder: het is natuurlijk de evaluatie van de visserijakkoorden die openbaar moet worden. Nogmaals, er hangt een motie over Marokko in de lucht. De staatssecretaris moet echt niet instemmen met een akkoord.

Wat betreft de IWC begrijp ik uit de reactie van de staatssecretaris dat hij niet precies op het netvlies heeft hoe ver de Belgen precies zijn met het voorstel dat zij zouden doen voor het eveneens beschermen van kleine walvisachtigen. Kunnen we daarover een brief krijgen? Voormalig minister Verburg heeft namelijk gezegd: als België het niet doet, dan kunnen wij het overnemen. Dat was echter anderhalf jaar geleden en er is intussen misschien het een en ander gebeurd.

Voorzitter: Houwers

De heer Koopmans (CDA): Voorzitter. Ik heb nog een paar puntjes. Ik bied de staatssecretaris aan dat ik een goede motie indien over het vergoeden van voor lage prijs verkochte groenten, die hij als steun in de rug kan meenemen naar zijn gesprekken in Brussel. Ik ben benieuwd wat hij daarvan vindt.

Uit het antwoord van de staatssecretaris over biodiversiteit begrijp ik dat hetgeen op pagina 5 van zijn brief staat, moet worden gelezen zoals hij het zojuist heeft uitgelegd. In de brief lijkt het namelijk dat biodiversiteit in dezelfde range zit als het bevorderen van concurrentiekracht, innovatie en verduurzaming. Daarachter stond, en dat was nieuw, biodiversiteit. Dat moet dus anders gezien worden. Het zijn geen vier woorden op dezelfde manier, nee, biodiversiteit kán meegenomen worden door degenen die dat willen. Dat waren de woorden die de staatssecretaris zojuist zei en die aanpak kunnen wij volgen.

Voorzitter: Koopmans

Staatssecretaris Bleker: Voorzitter. Er komt een brief over de IWC.

De voorzitter: Wanneer?

Staatssecretaris Bleker: In september.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Maar de IWC is in juli.

Staatssecretaris Bleker: Ja, maar dan weten we hoe het is gelopen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Dan krijg ik nu graag van de staatssecretaris de toezegging dat hij bij België navraag doet; hij heeft volgens mij een hotline met dat land. En als België het niet doet, doet de staatssecretaris namens Nederland het voorstel om kleine walvisachtigen onder het beschermingsregime van de IWC te brengen.

Staatssecretaris Bleker: Ik volg in beginsel de lijn van mijn ambtsvoorgangster.

Ik wil serieus een nadere duiding overwegen van datgene wat de heer El Fassed bedoelde met de partnerschapsovereenkomsten. Ik begrijp zijn punt nu beter.

De heer Van Gerven heeft nog gezegd dat rapporten openbaar zouden moeten zijn. Ik vind ook dat dit het principe zou moeten zijn. Ik zal dat bepleiten en het, voor zover ik dat kan, ook laten doen.

Ik weet niet wanneer het VAO is, maar ik zal ervoor zorgen dat ik voor het VAO ...

De voorzitter: De plenaire planning is dat het waarschijnlijk 19.30 uur wordt in plaats van 19.00 uur.

Staatssecretaris Bleker: Laten we het zo doen: ik vind dat we nu ja moeten zeggen tegen verlenging van het akkoord met Marokko; het is een verlenging. Ik zal echter bij het fenomeen «akkoorden» en de invulling daarvan ook heel nadrukkelijk het rapport betrekken waaraan de heer Van Gerven heeft gerefereerd.

De heer Van Gerven (SP): Dat is geen oplossing voor het VAO. We hoeven het akkoord niet te verlengen. En als de staatssecretaris het rapport leest en praktisch nadenkt, zal hij ook vinden dat we moeten kappen. Dat kan gewoon; dan zeggen we gewoon nee.

Staatssecretaris Bleker: Het gaat om een heel belangwekkend rapport en om een verlenging van het visserijakkoord, dat binnen het mandaat van de Europese Commissie valt, voor één gebied met één jaar. We moeten de zaak in perspectief zien en er ja tegen zeggen. Bij toekomstige akkoorden zullen we heel kritisch het rapport moeten bezien waaraan de heer Van Gerven refereert.

Bij de discussie in Europa over identificatiemethoden en oormerken zal ik ook de sector betrekken, zoals mevrouw Jacobi heeft gevraagd.

Wat kan de Dienst Regelingen leren van de Belastingdienst? Dat was ook een vraag van mevrouw Jacobi. Het is ook een van de opdrachten van de commissie-Blauw/Korff. Zij moet bekijken wat we van de Belastingdienst kunnen leren en wat dit zou kunnen betekenen voor de toekomstige positie van de Dienst Regelingen.

Ik geef nog de cijfers over de SNL-betalingen. Op 20 juni had 69% van de boeren de SNL-betaling ontvangen. Op 30 juni zal dat 100% zijn. De ganzenregelingbetalingen zijn allemaal verricht. Dat is de situatie op dit moment.

Ik kan mij voorstellen dat de Kamer, als zij dat belangrijk vindt, de regering ertoe oproept om in Europa te pleiten voor een adequate suppletieregeling binnen de budgettaire grenzen die er zijn. Ik zeg daarbij dat dit geen gelopen race is. Als er echter een moment is om dit te doen, dan is het nu. De heer Van Gerven zei: this is the moment. Dat is van Dave Berry uit 1965. Ik was toen twaalf jaar en volgens mij was het een van de eerste ep'tjes die ik van mijn broer kreeg, op mijn verjaardag. This is the moment, now is the time ... Het gaat heel mooi verder. Ik heb er geweldige jeugdherinneringen aan.

De voorzitter: We zijn gekomen aan het eind van dit algemeen overleg. Mevrouw Ouwehand gaat nu aankondigen dat het VAO niet nodig is.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Nee, ik wil het VAO dat ik heb aangekondigd graag door laten gaan.

Ik heb even een andere constructie bedacht voor de IWC-kwestie. Er is volgende week een AO over visserij. Ik verzoek de staatssecretaris om ervoor te zorgen dat hij dan weet hoe ver België met het voorstel is.

Staatssecretaris Bleker: Oké.

De voorzitter: Dat is een goede oplossing.

Er is een aantal toezeggingen. De staatssecretaris zal de Kamer in oktober 2011 informeren over de mogelijkheden voor de vlasteelt en andere kleine teelten om in het herziene GLB gebruik te maken van artikel 68 of een herziene vorm daarvan, en over een eventuele overgangsregeling voor 2012 en 2013. Als het rapport over inperking van de huidige transportrichtlijn in oktober 2011 uitkomt, zal de staatssecretaris de Kamer hier nader over informeren. De staatssecretaris zal nog voor het zomerreces de Kamer informeren over de import van Canadese koninginnen. De staatssecretaris zal kort na het zomerreces de Kamer informeren over zijn inzet ten aanzien van de Europese regelgeving betreffende biologische teelt in de tuinbouw en glastuinbouw.

Mevrouw Jacobi (PvdA): De staatssecretaris heeft ook de toezegging gedaan dat de groep van oormerkweigeraars actief wordt betrokken bij een alternatieve methode.

De voorzitter: Dat is een inhoudelijke toezegging. Die staan allemaal in het verslag, omdat ze briljant worden opgeschreven door de Dienst Verslag en Redactie.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Het is ook een procedurele toezegging.

De voorzitter: Maar het is geen toezegging met betrekking tot een brief.

We zijn aan het einde gekomen van dit overleg. Ik dank de staatssecretaris, zijn medewerkers en de overige aanwezigen. Er volgt straks een VAO, met als eerste spreker mevrouw Ouwehand.