Kamerstuk 21501-32-417

Verslag van een algemeen overleg

Landbouw- en Visserijraad


Nr. 417 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 29 oktober 2010

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit1 en de vaste commissie voor Europese Zaken2 hebben op 13 oktober 2010 overleg gevoerd met minister Verburg van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over:

  • de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 8 oktober 2010 over het verslag van de informele Landbouwraad van 19 tot 21 september 2010 en de Landbouw- en Visserijraad van 27 september 2010 (21 501-32, nr. 411);

  • de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 11 oktober 2010 over de geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad van 26 oktober 2010 (21 501-32, nr. 413);

  • de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 4 oktober 2010 over de voortgangsrapportage perceelsregistratie (28 625, nr. 105).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Snijder-Hazelhoff

De fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken,

Van Bommel

De griffier van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Dortmans

Voorzitter: Snijder-Hazelhoff

Griffier: Dortmans

Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Snijder-Hazelhoff, Lodders, Van Veldhoven-van der Meer, Jacobi, Van Gerven, Koppejan, Dijkgraaf en Ouwehand,

en minister Verburg van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, die vergezeld is van enkele ambtenaren van haar ministerie.

De voorzitter: Ik open dit algemeen overleg over de Landbouw- en Visserijraad, die gehouden zal worden op 25 en 26 oktober. Ik heet de minister, haar ondersteuning en de aanwezigen op de publieke tribune welkom. Afgesproken is om de visserij- en landbouwonderwerpen niet gesplitst te behandelen.

Ik geef als eerste het woord aan mevrouw Lodders.

Mevrouw Lodders (VVD): Voorzitter. Mijn fractie heeft besloten om de inbreng te splitsen. Ik zal alleen ingaan op onderwerpen die de Visserijraad betreffen. Mijn collega Snijder zal de overige zaken voor haar rekening nemen.

Ik steun de insteek van de minister voor de visserijonderhandelingen tussen de EU en Noorwegen in 2011. Het is inderdaad zaak een en ander voor het einde van dit jaar af te ronden. Ik deel de zorg van de minister over de ontwikkeling van het blauwvintonijnbestand. Wanneer worden de wetenschappelijke adviezen over de bevissing van tonijn verwacht? Kunnen die betrokken worden bij de onderhandelingen?

Mevrouw Van Veldhoven-van der Meer (D66): Voorzitter. Ik weet dat dit het laatste AO met deze minister is. Ik had prachtige ronkende taal voorbereid over het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, maar dat zal in belangrijke mate door de opvolger van deze minister worden besproken in Brussel. Daarom beperk ik mij vandaag tot een paar kleinere punten.

De minister schrijft dat zij de conclusies van het voorzitterschap zal ondersteunen over het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid indien deze in lijn zijn met haar houtskoolschets. Dat vind ik wat snel geconstateerd op dit belangrijke dossier. De voorzitterschapconclusies zijn of uitspraken van het voorzitterschap omdat er onder de lidstaten onvoldoende steun is om ze als raadsconclusies aan te nemen, of het betreft een verslag van een informele raad. Alvorens te besluiten de conclusies te onderschrijven, zou ik deze graag eerst willen zien. Aangezien de inhoud van de conclusies volgens de minister nog niet bekend is, blijft er weinig ruimte om daar kennis van te nemen.

Ik zie nogal wat verschillen tussen de posities van andere lidstaten en de houtskoolschets. De minister heeft eerder aangegeven dat het Frans-Duitse paper hiermee helemaal in lijn is, maar ik zie toch grote verschillen. In het Duits-Franse paper staat bijvoorbeeld «decoupled payments have to remain central in any future system», terwijl in de houtskoolschets staat dat wij ons richten op een concurrerende marktgeoriënteerde Nederlandse en Europese tuinbouw, die op termijn zonder steun kan concurreren. Kortom, ik wil graag weten waar wij staan, maar ik kan mij voorstellen dat het aan de volgende minister is om daar helderheid over te geven. Ik krijg graag zo snel mogelijk na de Landbouwraad een reactie van de nieuwe minister op de plannen die inmiddels zijn uitgelekt en op de verhouding tussen de tot nu toe gevolgde Nederlandse lijn bij de onderhandelingen en de mate waarin de minister van plan is om die te volgen.

De inzet op het punt van de visserij lijkt ons in principe prima, maar wij horen graag wat meer details van de minister. Zij schrijft dat haar inzet is gericht op een evenwichtig akkoord met Noorwegen. Hoe wil zij ervoor zorgen dat de belangen van de Nederlandse visserijsector tot hun recht komen?

Mevrouw Jacobi (PvdA): Voorzitter. Ik vind het mooi dat wij dit laatste overleg met de minister hebben. Het voelt zeer vertrouwd. Ik beschouw dit dan ook als een heugelijk moment. De speeches komen later, maar ik wil dit toch even memoreren.

Mijn fractie is benieuwd wat er uit de presentatie van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid komt als het gaat om de twee aan te passen verordeningen. Misschien kan de minister nu al iets zeggen over de vereenvoudiging, waar wij helemaal voor zijn. Vermindering van administratieve lasten, alstublieft! Het gaat natuurlijk wel om de effectiviteit van instrumenten. Misschien kan de minister nader ingaan op de verhoging van de effectiviteit en het halen van de twee doelen. Ik denk dat we hiermee op de goede weg zijn. Wordt de Kamer te zijner tijd nog geïnformeerd over deze presentatie?

Bij de visserijonderhandelingen met Noorwegen moet duurzaamheid het uitgangspunt zijn. We moeten zoeken naar langetermijnoplossingen, zowel bij de keuze van vistuig als voor de hoeveelheden. Het moet stap voor stap gaan. Nogmaals, duurzaamheid is wat ons betreft het punt dat het zwaarst weegt.

Dan iets over de jaarvergadering van de ICCAT. Tijdens de Landbouw- en Visserijraad zal de inzet namens de EU op de jaarvergadering besproken worden. Het gaat om aan de EU toegestane vangstmogelijkheden en een nieuw herstelplan voor de blauwvintonijn. Dit is zeer actueel, want de blauwvintonijn staat op uitsterven door dikke overbevissing. Op de Cites-conventie in Qatar is een zeer bijzondere stemming geweest. Misschien kan de minister straks nader op de procedure ingaan. Uiteindelijk bleek er een groot verschil te bestaan tussen het standpunt van de EU en het Monegaskische voorstel. De EU kwam vervolgens met een minder vergaand tussenvoorstel. Nederland heeft voor dit voorstel gestemd. Dit is Nederland later verweten omdat er geen vereiste unanimiteit was. Misschien kan de minister vertellen hoe het precies zit met die positie van Nederland. Nederland had zich moeten onthouden van stemming, zo lees ik. Ik ben erg benieuwd naar de stand van zaken.

Ook voor de bevissing van de Oostzee zijn wij voor duurzaamheid.

Estland en Letland hebben aangekondigd tijdens de jaarvergadering de EU-positie over de NAFO, de Northwest Atlantic Fisheries Organization, aan de orde te stellen. Hoe staat Nederland daarin?

Vanmorgen las ik dat de Japanners weer op jacht zijn naar dolfijnen. Kan de minister daar binnen de EU een punt van maken? We moeten de Japanners kort houden.

De heer Van Gerven (SP): En de Japanners zijn al zo klein! Maar wij ondersteunen dit verzoek.

Voorzitter. De SP-fractie wil een aantal punten aanstippen en allereerst terugkomen op wat er in het verslag staat over de genetisch gemodificeerde organismen. Dat is een kwestie die al tijden loopt. In een vorig overleg hebben wij het gehad over de vraag hoe de sociaaleconomische criteria vormgegeven worden. Graag willen we van de minister weten hoe de discussie daarover is verlopen.

De SP-fractie heeft kritiek geuit op de EFSA, met name over het onvermogen om langetermijneffecten voor gezondheid en milieu te beoordelen. De vraag is of er op dit punt voortgang wordt geboekt. Wat is de stand van zaken?

Voorts vraagt de SP-fractie nadrukkelijk aandacht voor de positie van de ontwikkelingslanden bij de herziening van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. De inzet moet zijn dat die landen niet de dupe mogen worden van het nieuwe beleid. Er moet een eenvoudig, transparant, voor ontwikkelingslanden hanteerbaar beleid komen, waarbij geen onnodige barrières worden opgeworpen. Ik begrijp dat de minister dit beleid niet zelf meer zal uitvoeren, maar ik stel het op prijs als zij deze boodschap aan haar opvolger wil doorgeven.

Hoewel ik niet zelf alle debatten met deze minister heb mogen voeren, kennen wij elkaar wel, zij het wat kort, maar met een zekere heftigheid. Maar goed, dat hoort ook bij politiek. De minister en ik waren het er vaak wel over eens dat wij ons moeten inspannen voor het belang van de ontwikkelingslanden.

Minister Verburg: Het is wel eng om het met elkaar eens te zijn!

De heer Van Gerven (SP): Nee, ik constateer het alleen maar. Het is mij verteld. Ik doe die ontwikkelingssamenwerking nog niet zo lang en zit er niet zo diep in, maar het is voor de SP-fractie een aangelegen punt. De invloed van het GLB op armoede is natuurlijk groot. Ik zegt dit met nadruk omdat mijn indruk is dat de nieuwe coalitie de blik wat meer naar binnen heeft gericht en wat minder op zaken als ontwikkelingssamenwerking. Maar goed, dat zal de toekomst leren.

Mevrouw Van Veldhoven-van der Meer (D66): Ik ondersteun het pleidooi van de SP-fractie. Ik vraag me wel af of er specifieke punten zijn die naar de mening van de heer Van Gerven moeten worden aangepast zodat zij minder effect hebben op de economische ontwikkeling van ontwikkelingslanden.

De heer Van Gerven (SP): Ik heb daar geen kant en klaar uitgewerkt voorstel voor, maar ik wil dit punt wel markeren. We weten dat er allerlei handelsbarrières worden opgeworpen en dat er allerlei producten gedumpt worden in derdewereldlanden, waardoor de lokale landbouw kapot wordt geconcurreerd. Het gaat mij erom dat daar goed naar gekeken wordt.

Griekenland heeft aandacht gevraagd voor speculatie op de graanmarkt en de gevolgen daarvan voor de prijzen. Ik ben benieuwd welke landen de bondgenoten van Griekenland waren en wat de Nederlandse positie in dezen was. Hoge en instabiele graanprijzen zijn rampzalig voor ontwikkelingslanden, maar ook onze eigen boeren hebben er veel last van als de prijzen zo instabiel zijn. Ik heb begrepen dat speculanten hier een kwalijke rol in spelen. Wat heeft de minister gedaan om dat op Europees vlak aan de kaak te stellen en te voorkomen dat dit in de toekomst nog eens gebeurt?

Er worden stappen gezet om de aanbevelingen van de High Level Group voor Zuivel op te volgen. Ik heb begrepen dat de minister zich als enige niet achter die conclusies heeft geschaard. Ik ben benieuwd hoe die discussie verlopen is. Hoe staat de minister bijvoorbeeld tegenover melkquotering? Hoe ziet de minister de posities van de primaire producenten rondom thema's als milieu en dierenwelzijn? Ook hoor ik graag wat het vervolgtraject is.

Door verschillende sprekers is de blauwvintonijn genoemd. Ik stel voor dat de opvolger van de minister bovenop dat dossier gaat zitten. Het wordt tijd, want het dier is bijna uitgestorven. De minister weet dat hierover een Kamermotie is aangenomen.

Mijn fractie steunt de inzet om tot vermindering van de administratieve lasten te komen.

Dan de visserijonderhandelingen met Noorwegen. De belangen van de Nederlandse vissers op kabeljauw moeten wij niet laten prevaleren boven het belang van de duurzaamheid. Een duurzame visstand is op de lange termijn toch ook in het belang van de vissers. Ik las dat 93% van de in de Noordzee gevangen kabeljauw al wordt opgevist voordat ze gepaaid hebben. Dat geeft toch te denken.

De heer Koppejan (CDA): Voorzitter. Ik vervang de heer Atsma die wegens verplichtingen elders verhinderd is.

Ik loop een aantal onderwerpen langs. Om te beginnen de uitgelekte voorstellen over het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid na 2013. De afgelopen week lekten de eerste voorstellen van EU-commissaris Ciolos uit, met als belangrijkste punt dat de inkomenstoeslagen na 2013 worden gebaseerd op een bedrag per hectare, dat per lidstaat of regio kan verschillen. Bij de CDA-fractie heerst de vrees dat landbouwbeleid wordt gerenationaliseerd, waardoor het zo belangrijke gelijke speelveld voor de Nederlandse ondernemers in het geding komt. Graag een reactie van de minister hierop.

Dan de financiële perspectieven. Op welke wijze is de Landbouwraad betrokken bij de voorbereiding van de financiële perspectieven in de EU voor de periode vanaf 2013? Kan de minister meedelen hoe de verschillende lidstaten in dit dossier zitten? Is bijvoorbeeld een meerderheid te bespeuren die het aandeel van het GLB in gelijke tred wil houden met de toegevoegde waarde van de agro- en foodsector?

Dan het rapport van de High Level Group voor Zuivel en het afwijkende stemgedrag van Nederland. De minister stelt dat zij het voorstel niet steunt omdat zij een drietal voor Nederland belangrijke punten niet terugziet in het voorstel van het Belgisch voorzitterschap. Kan de minister dat nader toelichten? Het drietal punten betreft de zachte landing van de melkquotering in allerlei lidstaten, de mogelijke aanpassing van de EU-mededingingsregels op het gebied van zuivel en het behoud van het bestaande marktinstrumentarium. De CDA-fractie is benieuwd naar de argumenten van de minister om tegen het voorstel te zijn. Verder vraagt de CDA-fractie zich af of het klopt dat als Ciolos zegt dat er geen wijzigingen komen in het mededingingsrecht, hij daarmee niet uitsluit dat er wel wijzigingen kunnen komen in de uitzonderingen op de mededingingsregels die gelden voor land- en tuinbouw.

Dan het laatste onderwerp, de perceelsregistratie. De ondernemers zijn gemotiveerd om goed te kijken naar hun perceelsregistratie, gezien de gevolgen voor hun bedrijfstoeslagrechten, mestplaatsingsruimte, SAN, SNL, noem maar op. Het is dan ook niet een kwestie van het niet willen aanpassen, maar in veel gevallen een kwestie van het niet kunnen aanpassen. De CDA-fractie zet nog steeds vraagtekens bij de gebruiksvriendelijkheid van het systeem. Bij de definitieve beschikking BTR 2009, waar een tussenstand van perceelsgrootte was toegevoegd, was er sprake van veel bezwaren. Naar het nu lijkt, krijgt wie maar voldoende aan de bel trekt of zeurt wel een beurt en worden de aanpassingen doorgevoerd, echter zodanig dat diegene die uren en uren heeft gewerkt aan een gedetailleerde opgave, vaak wordt benadeeld. Dat kan toch niet de bedoeling zijn. Graag een toezegging dat degenen die gedetailleerde opgaven hebben ingevuld direct in contact komen met de perceelsdeskundige van de DR zodat de problemen worden opgelost. Kan de minister aangeven wat uiteindelijk doorslaggevend is, de beoordeling door de DR of GPS-meting in het veld? Ik vraag dit omdat naar verluidt GPS-metingen bij conflicten juridisch leidend zijn.

Ten slotte de visserijonderwerpen. Ik kan volledig steun geven aan de voorstellen en de inzet van de minister op dit terrein.

De heer Dijkgraaf (SGP): Voorzitter. Ik begin met de transportverordening. De SGP-fractie heeft al eerder aandacht gevraagd voor de uitwerking van die verordening voor dieren. Het gaat erom dat een hobbydierhouder of veehouder aan allerlei eisen moet voldoen voor het vervoer van dieren over grote afstand, ook als het maar enkele dieren betreft. Wat ons betreft is dat niet reëel. Een ondergrens zou stuiten op de transportverordening. De minister heeft eerder aangegeven daar in Brussel aandacht voor te vragen. Als ik goed geïnformeerd ben, heeft daar geen terugkoppeling over plaatsgevonden. Wat is de stand van zaken?

Dan kom ik bij de uitgelekte voorstellen over het landbouwbeleid na 2013. Er zou ingezet worden op regionale hectarepremies en daarbovenop een premie voor duurzaamheidsprestaties. Hoe kijkt de minister aan tegen het thema innovatie op dit punt? Het is voor mijn fractie erg belangrijk dat dit thema in voldoende mate aan de orde komt. Ik weet niet hoever de minister wil gaan in haar laatste debat met deze commissie, maar ik ben benieuwd naar haar persoonlijke visie op de uitgelekte voorstellen. Ik snap dat daar grenzen aan zijn, maar ik ben toch benieuwd naar wat zij vindt van de toekomst van het Europese landbouwbeleid. Ik vraag haar niet naar allerlei houtskoolschetsen, maar ik doe een beroep op haar veelzijdige vierjarige ervaring in Brussel, in andere lidstaten en in dit land.

De komende maanden zal verder onderhandeld worden over een vrijhandelsakkoord met de Mercosur-landen. Ik heb begrepen dat de Europese Commissie onderzoek doet naar de consequenties van een dergelijk akkoord. Kan de minister er bij de Commissie op aandringen om voldoende aandacht te geven aan een gelijk speelveld voor de landbouw. Natuurlijk moeten er dingen gebeuren, maar het rücksichtslos verlagen van importheffingen zonder er rekening mee te houden dat er met boeren geconcurreerd wordt die veel minder doen aan dierenwelzijn en milieu dan de Nederlandse boer, is ons een brug te ver.

De Commissie lijkt erop aan te sturen dat de verplichte herkomstvermelding ook geldt voor het etiket van zuivelproducten. Wij kennen deze vermelding voor groente en fruit. Ik kan mij voorstellen dat dit voor groente en fruit nodig is, omdat daarbij de herkomst een erg belangrijke rol speelt. Onze inschatting is dat dit voor zuivelproducten veel minder het geval is, terwijl het de exportbelangen potentieel wel kan schaden. Hoe kijkt de minister daar tegenaan? Hoe denkt zij over een eventuele verplichting? Hoe denken andere lidstaten daarover? Kunnen we gezamenlijk misschien een vuist maken?

De SGP-fractie vraagt zich af of Brussel wel verstandig omgaat met de graanvoorraad. De voorraden zijn in jaren niet zo laag geweest als nu, terwijl het verbruik gelijk blijft. Dit mede naar aanleiding van het Russische exportverbod en de lagere oogstopbrengst in Europa en naar aanleiding van het besluit van de Oekraïne om zijn graanexport fors te beperken. Hoe verhoudt zich dit tot de stelling van de eurocommissaris tijdens de vorige Landbouwraad dat de eindejaarsvoorraden veel hoger zijn en in tegenstelling tot andere jaren groeien? Graag de visie van de minister.

De perceelsregistratie is net ook aan de orde geweest. Betrokkenen verwachten dat boeren massaal bezwaar gaan aantekenen tegen de bedrijfstoeslagbeschikkingen. Is de Dienst Regelingen hierop wel voorbereid? Ik heb begrepen dat de boeren die al wijzigingen hebben voorgesteld veel moeite moeten doen om deze wijzigingen erdoor te krijgen. Is er dan wel voldoende flexibiliteit om dat goed op te pakken?

Tot slot wil ik de minister zeer danken voor de constructieve inzet voor het belang van de landbouw. We hebben veel gedeeld. Over sommige dossiers, zoals Natura 2000, de Q-koorts en het aalbeheer, waren we het niet altijd eens. Dat moet kunnen, want het hoort bij politiek dat er verschillende opvattingen zijn. Het is natuurlijk ook altijd balanceren op het scherp van de economische en ecologische snede. Ik dank de minister voor haar zeer goede vakmanschap waardoor zij daar altijd op een goede manier uitkwam. Ik dank haar ook voor haar inzet in Brussel waar zij duidelijk de Hollandse kaas niet van het Brusselse brood liet eten. Tot slot wil ik haar een wens meegeven. Het is een citaat van een staatsman naar wie de zaal waar wij nu vergaderen vernoemd is: Groen van Prinsterer. Zijn afbeelding hangt hier ook. Hij schreef lang geleden: als er geen zon is, kan de menselijke wijsheid de akker niet vruchtbaar maken; vergeefs is de arbeid van verstand en genie in het voortbrengen van denkbeelden en in het vormen van stelsels wanneer men zich onttrekt aan de stralen van wijsheid die van boven komen. Die goddelijke stralen van wijsheid wenst de SGP-fractie deze minister ook na haar ministerschap toe.

De voorzitter: Mevrouw Ouwehand heeft een vraag voor u.

De heer Dijkgraaf (SGP): Komt uit ongeloof een revolutie?

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Dat was de vraag niet. Mijn vraag gaat over de herkomstetikettering waar de heer Dijkgraaf over sprak. Ik ben benieuwd waarom de heer Dijkgraaf dat geen goed idee vindt voor melk. Ik werd in het bijzonder wakker toen hij zei dat hierdoor de export van melk schade kan oplopen. Ik begrijp dat niet zo goed. Is er dan iets mis met de Nederlandse melk?

De heer Dijkgraaf (SGP): Nee, in onze ogen is er helemaal niks mis met de Nederlandse melk, maar dat wil niet zeggen dat zo'n etiket per se leidt tot een betere marktpositie. Uit onderzoeken daarnaar concludeer ik dat er een potentieel risico is voor schade van de exportbelangen. Voordat je met zo'n etiket aan de slag gaat, moet je heel goed kijken wat in ons belang is en ook wat in het belang van de consument is. Bij groente en fruit is die connotatie voor de consument volgens mij belangrijker dan bij melk.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Mijn collega van de SGP-fractie sloot zojuist af met een woord van dank aan het adres van de minister. Het viel mij op dat hij zei dat hij het soms niet eens was met de minister, maar dat dit moet kunnen. Bij de Partij voor de Dieren lag dat anders, wij waren het meestal niet eens met de minister maar zo nu en dan wel. Die momenten herinneren we ons allen nog goed. Zo nu en dan was er toch overeenstemming. Vandaag wil ik nagaan of we weer zo'n puntje van overeenstemming kunnen vinden. Dat zou een mooie afsluiting zijn van de afgelopen vier jaar. Ik denk dat wij het over de tonijn wel eens kunnen zijn. Ik lees dat de minister zorgen heeft over de ontwikkeling van het blauwvintonijnbestand. Die zorgen deel ik. Zij schrijft dat zij van oordeel is dat tijdens de ICCAT-vergadering adequate meerjarige afspraken, gericht op een duurzaam beheer van dit bestand, gemaakt moeten worden, gebaseerd op de beschikbare wetenschappelijke adviezen. Zij schrijft nog niet dat er een vangstverbod moet komen, zoals ik hoopte, maar ik kan mij nauwelijks voorstellen dat als uit de wetenschappelijke adviezen weer een pleidooi voor een vangstverbod komt, de minister daar anders over zal oordelen. Is de minister bereid om te pleiten voor een vangstverbod? Tot nu toe kan ik de minister dankzeggen voor haar inzet. Zij heeft uitvoering gegeven aan de motie om ervoor te pleiten in elk geval de gebieden waar Europa over gaat, zoals de Middellandse Zee, te sluiten voor de vangst van blauwvintonijn. Daarvoor was onvoldoende steun binnen Europa. Ik verzoek de minister om haar opvolger in een brief te vragen om vooral door te gaan met uitvoering van die motie. Ik kan uit eigen ervaring zeggen dat een beetje drammen soms helemaal niet verkeerd is. Dus ook al is het voorstel nu nog niet in goede aarde gevallen, blijf vooral pleiten voor het sluiten van de Middellandse Zee voor de vangst van blauwvintonijn.

Zoals gebruikelijk is mijn fractie het over een aantal zaken niet eens met de minister. Naar aanleiding van de visserijonderhandelingen met Noorwegen vraagt mijn fractie zich af of er voldoende wetenschappelijke kennis is over de omvang van de populaties. Hoe zit het met de geografische verspreiding van de vis? Ik ben benieuwd of er gezamenlijke controle en handhaving plaatsvindt. Ik vraag me af wat bedoeld wordt als de minister schrijft dat er technische maatregelen komen in het kader van de bescherming van de kabeljauw. Tot nu toe hebben de technische maatregelen niet zoveel opgeleverd.

Mijn zorg is natuurlijk gericht op de afsluiting van de paragraaf waar de minister over schrijft. Zij schrijft dat de inzet natuurlijk gericht is op duurzaamheid, maar dat er ook een goed resultaat moet komen voor de Nederlandse visserijsector. Zulke koehandelconstructies hebben er de afgelopen jaren toe geleid dat we alleen maar tot hogere quotabesluiten komen, waar de duurzaamheid uiteindelijk helemaal niet mee gediend is.

Dan kom ik bij de vangstmogelijkheden in de Oostzee. De zinsnede dat de Europese Commissie onder meer op basis van biologische adviezen vangstmogelijkheden heeft vastgesteld baart mij zorgen. Waarom is dit niet sec gedaan op basis van die biologische adviezen?

In het Europees Parlement is een resolutie aangenomen over biodiversiteit, waarin enkele aanbevelingen staan, zoals het afschaffen van subsidies die schade aan de biodiversiteit veroorzaken en de bescherming van 20% van land-, zoet- en zoutwateroppervlak. Ik ben benieuwd of de minister van plan is iets te doen met die aanbevelingen. Ik hoor daar graag meer over.

Op de agenda voor de Milieuraad staat een informele nota over de uitdagingen voor een goede toestand van het mariene milieu geagendeerd. Ik heb de minister van VROM daarnaar gevraagd. Zij kon daar geen antwoord op geven. Ik vraag de minister van LNV of zij kennis heeft genomen van die nota. Wat is haar reactie daarop? Hoe staat het met het mariene milieu Europees gezien? Hoe staat het bijvoorbeeld met het aanwijzen van beschermde gebieden?

Kort ga ik nog in op de landbouwonderwerpen, de aanpassing van de twee verordeningen. Ik lees dat er vereenvoudigingsvoorstellen worden gepresenteerd. Het voorstel van de Europese Commissie om te versoepelen in de controles spreekt ons niet aan. Dat zou tot meer overtredingen kunnen leiden. Ik vraag de minister om daar goed op te letten tijdens de presentatie en daar haar zorgen over uit te spreken.

In tegenstelling tot de minister is de Partij voor de Dieren van mening dat de machtsfactor in de agro-keten wat meer naar het begin zou moeten worden verlegd en dat de boeren moeten worden ondersteund bij de prijsonderhandelingen.

Over het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid hebben wij vaak met de minister gesproken. Wat de Partij voor de Dieren betreft wordt het budget ingezet voor de noodzakelijke omschakeling naar een echt duurzame landbouw, waarbij de schaal te overzien is, waarbij we natuur en milieu niet belasten, waarbij we respectvol omgaan met dieren en waarbij boeren een fatsoenlijke boterham verdienen die in de markt wordt betaald. Dat staat zo ver af van de realiteit waarin de wijzigingen van het GLB worden vormgegeven, dat we teleurgesteld hebben moeten concluderen dat die visie van de Partij voor de Dieren voorlopig nog niet wordt gerealiseerd. Wat dan wel? Ons valt op dat de minister bij de onderhandelingen over het GLB de voorzitterschapsconclusies niet heeft ondersteund en dat zij vindt dat de bestaande marktmechanismen niet moeten blijven bestaan. Daar ben ik het mee eens. Ik vind het jammer dat de minister het voorstel afwijst om de mededingingsregels aan te passen in het voordeel van de primaire producenten. Ik vraag me af wat haar toelichting daarop is. Dat geldt natuurlijk ook voor de voorstellen over de verplichte herkomstetikettering, waarover ik met de heer Dijkgraaf van gedachten heb gewisseld.

Ik ga afronden. Of je het positief of negatief wilt invullen laat ik in het midden, maar ik denk wel dat we deze minister gaan missen. Ze weet vast wel wat ik daarmee bedoel.

Voorzitter: Jacobi

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Voorzitter. Ook ik wil beginnen met een aantal opmerkingen over de discussies die over het GLB plaatsvinden. Ook ik ben enigszins in verwarring en ik sluit mij in die zin allereerst aan bij de opmerking die mevrouw Van Veldhoven maakte. Zij vroeg zich af waar wij nu staan en hoe het zit met de relatie tot het Frans-Duitse position paper en onze houtskoolschets. Ook ik zie daar discrepantie. Ik zie nog meer discrepantie in de uitlatingen van eurocommissaris Ciolos. Ik ben daar ongerust over. Koppen als «Ciolos wil andere doelen voor de twee pijlers» en «Het GLB geeft te veel flexibiliteit» duiden op grote risico's. Ik lees dat de lidstaten op vrijwillige basis een eigen invulling kunnen geven aan het platteland. Ik zie de minister lachen en ik hoop dat zij met betere ideeën komt en dat zij meer duidelijkheid kan geven. Dit is echt een zorgpunt. Als er dan ook nog de mogelijkheid is van vrijwillige cofinanciering zijn we aanbeland waar Nederland helemaal niet wil zijn. Ik maak mij zorgen over de route die nu bewandeld wordt. Ik meen dat de heer Koppejan de vrees uitsprak voor renationalisatie. Dat vindt de VVD absoluut niet wenselijk.

Dan kom ik bij de High Level Group. Ik zie dat er wat de zachte landing betreft helemaal geen beweging in zit. Nederland komt daar absoluut niet uit. We zullen vele miljoenen moeten betalen aan superheffing. Ik doe nogmaals een beroep op de minister om te onderzoeken of een vermindering van de superheffing mogelijk is om voor de Nederlandse zuivelindustrie iets te bereiken in het kader van de zachte landing.

De vaste Kamercommissie heeft de perceelsregistratie op de agenda gezet omdat dit raakvlakken heeft met de uitbetaling van de toeslagrechten. Wij hebben grote zorg over hoe er nu wordt omgegaan met de vele bezwaarschriften die nog ergens in het vat zouden kunnen zitten. Tijdens de vorige vergadering zei de minister dat er nog maar 730 gevallen in de bijstelling hebben gezeten. We weten dat er door 30 000 ondernemers een aanvraag is ingediend. Mijn signalen zijn dat lang niet alle ondernemers hun zaken hebben gecheckt. Er was slechts kort de tijd om te reageren en er was sprake van drukke oogstwerkzaamheden, die alle verlaat waren. Wij maken ons zorgen dat er veel bezwaren zullen worden gemaakt wanneer straks de brief over de toeslagrechten bij de mensen op de mat valt. Mensen zullen verrast zijn en denken dat hun hectares niet goed zijn bijgesteld. Hoe gaat dat lopen? Worden de mensen die een bezwaarprocedure aangaan dan allemaal niet uitbetaald? Welke risico's lopen ondernemers, ook in financiële zin? Ik vrees dus een forse vertraging van uitbetalingen aan ondernemers, die nu nog denken dat het allemaal wel goed komt en die straks zullen merken dat het helemaal niet goed komt.

In alle rapportages die wij uit Europa terugkrijgen komen de signalen naar voren dat mond- en klauwzeer nog steeds rondwaart in Turkije en dat het de grens van Europa steeds dichter nadert. De grenzen van Griekenland en Bulgarije zijn bijna overschreden. Ik heb daar zorg over. We kunnen wel zeggen dat we dan gaan vaccineren, maar als we dit over ons heen krijgen, is vaccineren met zoveel miljoenen koeien in Europa niet zo maar gedaan. Ik wil dat dit opnieuw op de agenda wordt geplaatst, dat daar een strategie op wordt gezet. We moeten ons veel bewuster zijn van de risico's die we lopen.

Ik las dat de deadline voor het verbod op het gebruik van de legbatterij bij lange na niet gehaald wordt door de Zuid-Europese lidstaten. Daar waren we al bang voor. Welke consequenties heeft dat? Wordt daarover gesproken in Europa? Ik krijg op dit punt graag opheldering.

Voorzitter: Snijder-Hazelhoff

Minister Verburg: Voorzitter. Ik dank de Kamer voor de inbreng in eerste termijn en ook voor de vriendelijke woorden aan mijn adres. Dan doel ik ook op het citaat van Groen van Prinsterer. Ik ken het. Je kunt zien, lezen en horen waar hij zijn inspiratie vandaan haalt. Het is goed om dat te vernemen, want ik ken die inspiratie.

Laat ik beginnen met goed nieuws. Mevrouw Ouwehand begon een beetje beschroomd met de melding dat we het hier ook wel eens met elkaar eens waren. Meestal gaf ze een winstwaarschuwing vooraf. Dan zei ze daarna, geruststellend bedoeld, misschien meer voor zichzelf dan in mijn richting: maar nu gaan we weer over tot de orde van de dag. Dan volgde meestal een extra lange lijst met kritiekpunten. Zo ging dat en daar raak je op enig moment op ingesteld en op voorbereid. Maar laat ik vandaag eens beginnen met goed nieuws en dat is het feit dat er deze week een verbod van kracht is geworden op de handel in illegaal hout. Ik vind dat een grote verworvenheid. Met steun van deze Kamer heb ik daar een jaar lang, soms tegen beter weten in, hard aan gewerkt. We hebben dat vanaf dag één met steun van een aantal lidstaten en van het Europees Parlement voor elkaar gekregen. Ik vind dat een grote stap voorwaarts. Het is een belangrijke bijdrage aan duurzaamheid en aan verduurzaming. Het is indirect ook een bijdrage aan de verbetering van het klimaat. Dus laten we met elkaar ook de feestjes vieren. Ik weet dat het in de media vaak zo is dat goed nieuws geen nieuws is. Maar vandaag moeten we in dit laatste AO voor mij in deze verantwoordelijkheid toch dit feestje maar met elkaar vieren. Ik dank de Kamer voor haar steun hierin. Laten we hopen dat dit soort initiatieven verder wordt opgepakt. Daarbij moet er wel aandacht zijn voor de primaire producenten. Wanneer hun enige inkomsten bestaan uit het illegaal kappen en verhandelen van hout, moet daar wel een bron van inkomsten voor terugkomen. Dat betekent dat we oog moeten hebben voor flankerend beleid.

Veel leden hebben vragen gesteld over de voorzitterschapsconclusies over het toekomstig Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. Ik heb het nog niet over het gelekte stuk. Daar zal ik straks iets over zeggen, overigens als minister en niet als privépersoon. Zo ver kan en wil ik niet gaan. Dat weet de heer Dijkgraaf, maar het is natuurlijk altijd het proberen waard. Ook dat moet je in een laatste vergadering proberen.

Het Belgisch voorzitterschap heeft aangekondigd met voorzitterschapsconclusies te komen naar aanleiding van de informele Landbouwraad in La Hulpe. Ik heb die nog niet gezien. Ik kan mij voorstellen dat de Kamer daarin is geïnteresseerd. Dit algemeen overleg is iets aan de vroege kant in verband met het herfstreces van de Kamer. Ik zeg graag toe dat wij de conclusies aan de Kamer zullen sturen zodra wij deze hebben ontvangen. Ik kan mij voorstellen dat de Kamer dan procedureel afspreekt om haar reactie nog aan mijn opvolger te doen toekomen. Dus ik kan er nog niet zoveel over zeggen. Ik kan wel zeggen dat mij in algemene zin opvalt dat een deel van het Belgisch voorzitterschap, namelijk het Vlaamse deel, het wel in hoge mate eens is met de lijn die Nederland heeft uitgestippeld. Het andere deel van België wil nog wel eens een iets andere koers varen. Maar goed, dat betekent dat wij daar met veel belangstelling naar uitkijken.

Mevrouw Van Veldhoven, mevrouw Jacobi, de heer Koppejan, de heer Dijkgraaf en mevrouw Snijder hebben gevraagd naar de uitgelekte conceptmededeling over de toekomst van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. Die hebben wij niet formeel ontvangen. Wij hadden die ook niet mogen hebben, maar er zijn wel berichten over verschenen. Wanneer ik die berichten lees, is het voor mij een feest van herkenning. Er is opgemerkt dat het niet naast de houtskoolschets moet worden gelegd. Dat moet je ook niet doen met krantenberichten, maar ik zou wel de aandacht willen vragen voor de overeenkomsten. Ik doel op de inzet op een concurrerende positie voor de agrarische sector en tegelijkertijd het belonen van boeren voor hun inzet voor maatschappelijke diensten, voor landschap, voor verduurzaming, voor watermanagement. Dat soort zaken kom ik daarin tegen. Er is nog geen officiële mededeling. Die wordt op 17 november verwacht. Zodra die er is, kan er een reactie komen van het nieuwe kabinet. Dan kan de Kamer die ook onmiddellijk verwachten.

Belangrijk is dat we aan een aantal kernpunten daaruit vasthouden, die ook overeenkomen met de houtskoolschets. De productie van goed en duurzaam geproduceerd voedsel tegen een reële prijs is en blijft van cruciaal belang. Dat is de primaire opgave voor de land- en tuinbouwsector en dat moet in de nieuwe periode zo blijven. Wel is het zo – dat hebben wij hier ook gewisseld – dat er in de nieuwe regeerperiode een nieuwe legitimatie komt om gemeenschapsgeld in het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid te investeren. Daarbij is de bijdrage die veel boeren leveren aan een duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen van groot belang en daarbij is het zaak – dat werd ook hier door diverse sprekers gezegd – dat je een evenwichtiger gebiedsgerichte ontwikkeling nastreeft, waarbij je ervoor zorgt dat er sprake is van versterking van de concurrentiekracht, dat je via innovatie verduurzaming handen en voeten geeft – verduurzamen is immers een werkwoord – en dat je de public goods die worden geleverd, ook weet te realiseren. Daarbij is een gelijk speelveld van cruciaal belang. Dat ben ik zeer eens met degenen die daarover iets hebben gezegd. Ik regeer niet over mijn regeerperiode heen, maar ik heb net als de Kamer het nieuwe regeerakkoord gelezen en ik heb daarin de zinsnede gezien, herkend en onderstreept dat in het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid sprake moet zijn van een gelijk speelveld voor de Europese lidstaten. Dat betekent dus niet gelijke beloning maar een gelijkwaardige positie, waarbij wordt ingezet op zowel de eerste pijler als de tweede pijler. Op dit moment varieert die verdeling nogal. Tevens wordt er goed rekening gehouden met de belangen van het Nederlandse agro- en foodcluster. Al deze punten in het regeerakkoord lijken mij een sterke uitgangspositie. Over de financiële perspectieven – de heer Koppejan vroeg daar in het bijzonder naar – is nog niet alles bekend. Daar spreekt niet zozeer alleen de Europese Landbouwraad over; het is wel degelijk ook een kabinetszaak. Dat is ook zichtbaar in de houtskoolschets en in een aantal andere zaken. Deze herfst – daar kan het nieuwe kabinet dus vrij snel mee aan de slag – wordt gesproken over de Nederlandse inzet rond de financiële perspectieven. Ik heb er veel vertrouwen in dat de nieuwe bewindspersonen zich sterk zullen maken voor een sterk toekomstgericht, innovatief en duurzaam landbouwbeleid, waarin boeren een reële beloning krijgen voor wat zij niet alleen aan de voedselproductie, maar ook aan de maatschappelijke diensten en de publieke goederen bijdragen.

Mevrouw Jacobi heeft gevraagd waaruit de vereenvoudigingsvoorstellen bestaan. Zij weet dat ik mij de afgelopen ruim drieënhalf jaar telkens weer sterk heb gemaakt voor die vereenvoudigingsvoorstellen. Ik heb namelijk altijd betoogd dat boeren geen boekhouder zijn en dat je ook niet moet proberen dat van hen te maken. Ik heb wel moeten ervaren en beleven dat dit in Brussel een taaie discussie is. Dat merk ik hier in evaluerende zin op, want mede op ons initiatief heeft de Europees Commissaris toegezegd dat de officiële betaalorganen, die één keer per zoveel maanden met elkaar in Brussel vergaderen, op basis van hun praktische ervaring met vereenvoudigingsvoorstellen zouden kunnen komen. Zij zijn verantwoordelijk voor de uitbetaling en worden afgerekend op de mate waarin zij dat doen. Overigens wordt de minister daar dan natuurlijk ook op afgerekend. De betaalorganen moeten dus met verstandige voorstellen komen die niet ten koste gaan van de nodige controles, want het is wel een kwestie van checks-and-balances. Het blijft echter een buitengewoon taaie materie.

Er liggen nu 39 concrete voorstellen, waarover de Kamer overigens beschikt. Die zullen besproken worden en ik reken erop dat daar concrete voorstellen uit voortkomen. Ik heb daar maand in, maand uit aan getrokken en ik kan mij niet anders voorstellen dan dat mijn opvolgers dat zullen blijven doen. Het moet namelijk eenvoudig, uitvoerbaar, controleerbaar en handhaafbaar zijn. Vereenvoudiging zonder effectiviteit te verliezen, moet absoluut prioriteit hebben.

Mevrouw Van Veldhoven heeft het position paper van Duitsland en Frankrijk over het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid gelezen. Daarbij kun je kijken naar de verschillen, maar als je het paper eens door je oogharen leest, zie je dat beide landen goed naar onze houtskoolschets hebben gekeken die wij twee jaar geleden hebben gepresenteerd. Beide landen gaan voor een sterk en robuust Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, waarin boeren een reële prijs krijgen en waarin natuurlijk wordt gekeken naar een nieuwe legitimatie voor de belastingbetaler om opnieuw heel veel euro’s te investeren in het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. Ik herken in het paper zowel de versterking van de concurrentiekracht en het innovatievermogen als het belonen van boeren die voor maatschappelijke waarden zorgen en een bijdrage aan verduurzaming leveren. Dat daartussendoor een aantal zinnen staan die waarschijnlijk zijn ingebracht van Franse zijde en een aantal die waarschijnlijk van Duitse zijde zijn ingebracht, neem ik voor lief, maar ik herken er veel in. Het position paper van Frankrijk en Duitsland is korte tijd voor het uitlekken van het eerste paper van de Commissaris verschenen, maar de tendens ervan gaat in de goede richting. Wij zijn er nog niet. Er zal namelijk nog best over moeten worden onderhandeld en het gelekte stuk zal nog officieel moeten worden gemaakt en officieel moeten worden gepresenteerd. Als Ciolos verstandig is, zorgt hij ervoor dat het gelekte stuk niet het uiteindelijke stuk wordt. Dat is hem wel toevertrouwd. Vervolgens zal er in de Kamer over gediscussieerd worden wat precies de Nederlandse inbreng zal zijn, maar ik voorspel dat die dicht zal liggen bij wat wij in de houtskoolschets hebben opgeschreven en met elkaar hebben afgesproken.

Dan kom ik bij de vragen over de High Level Group voor Zuivel. De HLG is vorig jaar rond deze tijd voor een beperkte periode ingesteld en stond onder leiding van DG AGRI. Vóór 1 juli zou de HLG met een aantal conclusies komen naar aanleiding van de destijds buitengewoon slechte zuivelprijzen. Op het moment van de deadline was de prijs alweer iets aan het aantrekken, maar de prijs was nog steeds ronduit slecht. Nu is die alweer een stuk beter. Er is echter wel gekeken of het nodig is om structureel zaken te veranderen. De Kamer heeft de aanbevelingen ontvangen en die zijn hier ook besproken. In zeven aanbevelingen konden wij ons goed vinden. Met de Raadsconclusies hebben wij echter niet ingestemd omdat wij op een aantal punten onvoldoende onze belangen terugzagen.

In de eerste plaats hebben wij geprobeerd – mevrouw Snijder-Hazelhoff heeft terecht naar dit punt gevraagd – om voldoende aandacht te besteden aan de noodzaak van een zachte landing. Zodra je een einde maakt aan de quotering, moet je oog hebben voor de lidstaten en bekijken of zij voldoende hebben aan de toegestane plafondverhoging van 1% per jaar nu. Sommige lidstaten komen helemaal niet aan hun plafond, maar als andere landen overtuigend kunnen aantonen dat een zachte landing met een verhoging van slechts 1% per jaar onvoldoende is, moet je daar ook oog voor hebben. Wij hebben 2,5% à 3% quotumverruiming per jaar nodig. Wij weten allemaal dat de uitbreiding van Nederlandse boerenbedrijven en van de productie wordt ingekaderd door milieu- en andersoortige duurzaamheidsrandvoorwaarden, maar een lidstaat moet die verruimingsmogelijkheid wel hebben.

Een ander punt betreft de mededingingsregels, waarover wij hier al eerder hebben gesproken. Ik heb in Brussel steeds betoogd, en ik ben er nog steeds van overtuigd, dat het niet noodzakelijk is om de mededingingsregels te veranderen. Het is noodzakelijk dat de mededingingsregels worden beoordeeld op de ruimte die zij nu al bieden om binnen de huidige kaders de positie van primaire producenten te versterken. De Commissaris heeft dat beaamd en gezegd dat hij er zijn juristen op zal zetten. Dit najaar nog zal de Commissaris met concrete voorstellen komen naar aanleiding van de aanbevelingen van de High Level Group, maar wij hebben wel samen met drie andere lidstaten gemarkeerd dat er nu niet naar verandering zou moeten worden gestreefd, maar naar een beter benutten van de ruimte en het duiden van de ruimte die de huidige spelregels bieden.

Het laatste punt heeft te maken met het vangnet. Hoe zorg je ervoor dat je snel je interventie-instrumentarium hebt? Het huidige instrumentarium blijkt te voldoen, maar wij hebben niet vooruit willen lopen op de onderhandelingen voor een nieuw Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. Wij vinden dat bij die onderhandelingen heel goed moet worden bekeken hoe een nieuw interventie-instrumentarium eruit zou moeten zien en of het huidige instrumentarium voldoet. Ik denk dat wij er een heel eind mee komen, maar altijd moet worden bekeken of het instrumentarium nog dekkend is voor de komende zeven jaar waarvoor je een nieuw Gemeenschappelijk Landbouwbeleid met bijbehorend instrumentarium afspreekt.

De heer Van Gerven heeft opgemerkt dat een nieuw Gemeenschappelijk Landbouwbeleid ook goed moet zijn voor ontwikkelingslanden. Ik ben het daar zeer mee eens. Je moet dus goed kijken naar je import- en exportregulering. Wij zijn ervan overtuigd dat het desbetreffende instrumentarium al heel ver is afgebouwd, maar vaak worden te pas en meestal te onpas de ouderwetse denkbeelden ter zake gebruikt waarbij een onjuist beeld wordt geschetst. Ik benadruk: Europa dumpt geen voedsel op de Afrikaanse markt! Dat gebeurt al lang niet meer. Daarbij is sprake van heldere transacties. Wel is er nog wat instrumentarium, maar het is bijna weg en bij het nieuwe Gemeenschappelijke Landbouwbeleid en, nog beter, bij het nieuwe WTO-akkoord, moet het accent op de ontwikkelingslanden liggen. Hoe sneller er een akkoord komt in het kader van de WTO-onderhandelingen, hoe liever mij dat zou zijn, omdat je het dan wereldwijd regelt. De te bereiken resultaten van de huidige onderhandelingen moeten gunstig zijn voor de positie van landen in ontwikkeling. In dit verband noem ik nóg een punt. De heer Van Gerven noemde het met enige terughoudendheid, maar ik denk dat het terecht is dat een collega of een beleidsmedewerker in zijn fractie heeft gezegd dat ik veel oog heb voor ontwikkelingslanden. Ik vind het namelijk van belang dat landen zich kunnen ontwikkelen. Belangrijk om je te kunnen ontwikkelen is niet alleen het zelf produceren van voedsel, maar ook het zelf kunnen verwerken ervan in de keten. Met voormalig minister voor Ontwikkelingssamenwerking Koenders heb ik daarvoor een werknotitie gemaakt, waarbij wij in een keten van vijf stappen gericht in Afrika investeren om voedselproductie op een duurzame manier te stimuleren, om ketens te bevorderen, om toegankelijkheid tot financiën te bevorderen, om investeringen ter plaatse te bevorderen en daardoor de ontwikkeling van het platteland te bevorderen. Dit is een geweldige manier om het aan te pakken. Wij liepen daarmee vooruit op het rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, dat nog niet zo lang geleden daarover is uitgebracht. Ik moet eerlijk zeggen dat, als je het regeerakkoord leest, er in het hoofdstuk internationale samenwerking veel van dat concept terug te vinden is, waarbij het gaat om het investeren in de landen zelf zodat die zelfredzaam kunnen worden. Daarbij is landbouw en voedselproductie één van de specifieke terreinen die genoemd wordt. Ik hoop en ik ga er ook een beetje van uit, voorzitter, dat uw commissie er alert op zal zijn dat een nieuw kabinet dat ook blijft doen en, sterker nog, die inspanning ook uitbreidt, want dat biedt de mogelijkheid om in 2 050 alle 9 miljard mensen die deze aarde dan bevolken, als de prognoses tenminste kloppen, fatsoenlijk te voeden zonder de aarde verder uit te putten. Dat is nu namelijk nog geenszins het geval.

De heer Van Gerven heeft een vraag gesteld over Griekenland, dat de graanmarkt wil veranderen. Griekenland vroeg niet om ontwikkelingslanden te steunen tegen fluctuaties in graanprijzen, wel waren er zorgen van Griekenland ten aanzien van de verhoging van de interventieprijs. Dat lijkt mij niet nodig en het is ook zeker niet in het belang van ontwikkelingslanden. Ook de Commissie heeft hierop afwijzend gereageerd. Ik heb daar overigens niet het woord over gevoerd. Wij zitten in een vergadering met 27 landen en proberen een vrij serieuze agenda af te werken. Als elke lidstaat dan op elk onderwerp het woord voert, wordt het een Poolse landdag, waarbij dat overigens afhankelijk is van wie de voorzitter is. Ik was het in ieder geval eens met de reactie van de Commissaris.

De heer Van Gerven heeft gevraagd naar de ggo-discussie in de Raad en de sociaaleconomische dimensie daarvan. In de Raad is niet over de sociaaleconomische dimensie gesproken. Er is alleen gesproken over het voorstel om de productie van ggo-gewassen toe te laten tot Europa, zodra de EFSA deze als veilig voor mens, dier en milieu heeft beoordeeld, om vervolgens de lidstaten vrij te laten in het toestaan van de teelt in hun eigen land en om de ggo’s in te bedden in een beleid dat per lidstaat wordt vastgesteld. De sociaaleconomische aspecten komen begin 2011 aan de orde, maar daarover moet de discussie nog helemaal worden gevoerd, die, naar ik verwacht, een heel ingewikkelde zal zijn. De teelt wordt op dit moment nog een beetje dynamisch georganiseerd. Het is een zoektocht. Sommige Europese landen staan er wat huiverig tegenover en zijn aan het nadenken over de concurrentiepositie en de toekomst van hun agro- en foodsector. Dat zijn wel twee zaken die je met elkaar in verband moet brengen. Daarover heeft een ronde plaatsgevonden en op het moment worden nog een aantal juridische aspecten uitgewerkt en doordacht. Dit punt komt ongetwijfeld nog een keer terug.

Dan de herkomstetikettering. Ik ben er op zich niet tegen, maar ik ben wel tegen een verplichting. Dat heb ik de Kamer al eerder laten weten. Ik vind het uitstekend als er een herkomstetikettering komt, maar als je het gaat verplichten, voer je de administratievelastendruk extra op. Tegelijkertijd moet er gehandhaafd worden. Eerst wordt een verplichting opgelegd en vervolgens komt de handhaving. Dat moeten wij niet doen. Het is prima als het op vrijwillige basis gebeurt, omdat je trots bent op je product en op de herkomst ervan, maar dat gebeurt toch wel. Dat is dus een zaak van het bedrijfsleven.

De heer Dijkgraaf heeft gevraagd hoe het met het vrijhandelsakkoord tussen de EU en Mercosur staat. Er wordt momenteel over onderhandeld en er wordt onder andere gesproken over geografische indicaties en veterinaire en fytosanitaire zaken. De balans daarbij zullen wij zeer scherp in de gaten houden. Een akkoord zal profijtelijk moeten zijn voor beide partners. Vanuit de Europese Unie moeten wij heel goed kijken naar de belangen van de Europese partners en van de agro- en foodsector. Dat zullen wij dus ook zeker doen! De verwachting is dat er op zijn vroegst eind januari 2011 een aanbod zal zijn, maar wij houden de vinger aan de pols. Ik heb er alle vertrouwen in dat de Kamer dat ook doet.

De heer Van Gerven heeft een vraag gesteld over de kritiek op de EFSA. Daarover ben ik de vorige keer duidelijk geweest. Ik vind dat de EFSA echt goed werk levert en dat de discussie daarover nu moet stoppen. Ik heb de vorige keer ook gezegd dat wij wat de ggo’s betreft geen concessies doen aan de veiligheid voor mens, dier en milieu. Op de agenda, maar niet alleen bij de EFSA, staat de vraag hoe je zaken op de langere termijn kunt voorspellen. Dat is niet iets van de EFSA alleen, maar dat is een kwestie van wereldwijd zaken uitwisselen en doorontwikkelen en van werkende weg van en met elkaar leren.

Mevrouw Snijder heeft een vraag gesteld over het legbatterijverbod. Soms moet je op de kranten afgaan, maar soms ook niet. In dit verband moet helder zijn: afspraak is afspraak. De Europese Commissie moet gewoon handhaven. Dat zal ik aan mijn opvolgers in een gesprek laten weten nadat zij van het bordes zijn afgestapt en aan het werk zijn gegaan. Als ik mijn handtekening zet en zij dat ook doen, is er gelegenheid om wat zaken nadrukkelijker onder de aandacht te brengen, zodat de nieuwe bewindspersonen een beetje gevoel krijgen bij de zaken die spelen.

De voorzitter: U gaat dat dus echt duidelijk maken aan uw opvolger, zodat hij dat standpunt op 25 en 26 oktober kan uitdragen?

Minister Verburg: Houd hem vrijdag eens in de gaten. Als hij dan een «vol» hoofd heeft, weet u dat ik alle punten naar voren heb gebracht. Er wordt heel serieus overgedragen. Er is een overdrachtsdossier waarin staat vermeld wat er allemaal speelt. Dat kun je niet allemaal in een uur of anderhalf uur aan iemand overbrengen, want dan gaan het duizelen. Hij moet er nu allemaal maar ineens verstand van hebben. Het zijn zeer competente bewindspersonen die veel verstand hebben van een aantal dingen, maar ik kan een aantal zaken aangeven die spelen en gevoelig liggen en waarbij dus een extra lampje moet gaan branden, zodra die aan de orde komen. Nogmaals: dit onderwerp heeft onze aandacht. Wij hebben het nu zelf geregeld en vinden dus dat het nu Europees moet worden gehandhaafd.

De heer Dijkgraaf heeft om informatie gevraagd over de transportverordening voor hobbydieren. Ik herken dat punt. Zijn voorganger heeft dat punt ook menigmaal naar voren gebracht. Er is een brief in voorbereiding, die mijn opvolger zeer waarschijnlijk aan de Kamer zal schrijven.

Dan kom ik wat de visserij betreft op de blauwvintonijn. Het wetenschappelijk advies ter zake is dit weekend in concept beschikbaar gesteld en wij zullen gedurende de komende Landbouw- en Visserijraad daarover mededelingen krijgen van de Commissie. Ik kan niet toezeggen dat mijn opvolger erbovenop zal gaan zitten, want ik zie hem daar al zitten op die laatste tonijn. Ik ga hem echter wel proberen te overtuigen van het feit dat dit een belangrijk dossier is op het gebied van de duurzaamheid en dat de inzet van Nederland via de Europese inzet – die gaan namelijk gezamenlijk – heel scherp zal moeten zijn. Vraag mij nu nog niet naar de details, maar wees ervan overtuigd dat dit een punt is dat ik steeds belangrijk heb gevonden en waarvan ik mij niet kan voorstellen dat mijn opvolger dat niet van groot belang zal vinden. Hij komt daar vast op terug.

Mevrouw Jacobi heeft gevraagd hoe het zit met de inbreng van Estland en Letland in NAFO-verband. Wij hebben de inzet van de Europese Commissie steeds gevolgd en gesteund. Wij hebben in de betrokken wateren geen belangen en ik moet zeggen dat ik nog niet precies weet waar Estland en Letland een probleem mee hebben. Wij zullen dat dus nog wel horen, maar wij steunen in elk geval de inzet van de Europese Commissie.

Het punt van de visserijonderhandelingen tussen Europa en Noorwegen komt ieder jaar terug. Het grote probleem daarbij is dat Noorwegen goede onderhandelaars heeft, net als de Europese Commissie overigens, maar dat het wel 1 tegen 27 is. Wie alleen zijn eigenbelang hoeft te verdedigen en daarbij 27 lidstaten een beetje handig tegen elkaar kan uitspelen, is geen goede onderhandelaar als hij dat niet optimaal uitprobeert. Waar zetten wij op in? Als eerste zetten wij in op gezamenlijk beheerde bestanden, want als je gezamenlijk de kar trekt, word je al meer makkers en voel je je al meer verantwoordelijk voor het hele bestand. Het tweede punt betreft de balans in de uitruil van de visserijmogelijkheden tussen de Europese Unie en Noorwegen. Het liefste zouden wij zien dat dit allemaal meerjarig is. Waarom immers zou je dit iedere keer opnieuw doen en waarom zou je iedere keer opnieuw die frustratie hebben? Kijk eens of je dat niet meerjarig kunt doen, waarbij het echter wel op een zorgvuldige manier moet gebeuren. Daarbij kan binnen de randvoorwaarden van duurzaamheid ook wel een beetje gekeken worden naar de belangen van de Nederlandse vissers. Mevrouw Ouwehand zegt dat het niet kan, maar ik denk dat het wel kan. Aan het groeiende bestand van bijvoorbeeld de haring – het gaat overigens ook weer iets beter met de tong – zie ik dat het één met het ander te combineren is. Laten wij dat doen binnen de randvoorwaarden van wat duurzaam is.

Mevrouw Ouwehand heeft gevraagd of er voldoende wetenschappelijke kennis en geografische spreiding is. De beschikbare kennis zit bij ICES, de Europese club die ook de aalbeheerplannen in eerste instantie heeft beoordeeld. De invloed van het klimaat op de migratie van visbestanden en de geografische spreiding is sterk. Het inzicht daarin is nog niet voldoende, want vele relaties zijn nog onbekend. Mevrouw Ouwehand heeft dus een punt, maar er wordt nog aan gewerkt.

De samenwerking met Noorwegen bij de controle is een bilaterale zaak. Ik heb bij de onderhandelingen aangegeven dat wij ervoor moeten zorgen daarbij partner in verantwoordelijkheid te worden. Ten aanzien van de Nederlandse samenwerking met Noorwegen heeft vanuit de nieuwe VWA de AID intensieve contacten met Noorwegen, bijvoorbeeld over aanlandingen van vis in Nederland dan wel in Noorwegen. Wat technische maatregelen betreft, gaat het hier met name om de «real time closures». Het is belangrijk om daarover ook afspraken te maken.

Mevrouw Jacobi heeft gevraagd naar de positie van Nederland in de Cites-vergadering in Qatar. Daarmee heeft zij inderdaad een punt. Wij hebben daar met de Kamer nadrukkelijk over gesproken en hebben in de onderhandelingen in Europa stevig ingezet op een door de Kamer gewaardeerde manier. Met het inoefenen van de nieuwe spelverdeling en de nieuwe rolverhouding na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon was het echter wel even zoeken. In Qatar is het niet helemaal volgens het boekje gegaan. In Brussel was een gemeenschappelijk standpunt voorbereid, terwijl in Qatar bleek dat enkele lidstaten toch tegen zouden stemmen. Wij hebben aan de vertegenwoordiger van de Europese Commissie een- en andermaal gevraagd om te coördineren, door ter plekke te zorgen dat iedereen bij elkaar kwam om een gezamenlijke lijn af te spreken. Dat is niet helemaal goed gegaan en dat heeft ertoe geleid dat wij in de daaropvolgende Landbouw- en Visserijraad een gesprek hebben gehad met Europees Commissaris Potočnik. Wij zijn nu samen met de Europese Commissie aan het bekijken hoe wij van deze «inoefensituatie» kunnen leren, zodat de coördinatie in het vervolg wel zorgvuldig gebeurt zonder dat dit tot een balansverstoring leidt. Ik sluit namelijk niet uit dat er pogingen worden ondernomen om te bekijken hoe de Europese Commissie nog iets meer zeggenschap kan krijgen. Ik vind dat er een heel zorgvuldige balans moet zijn tussen de Europese Commissie en de lidstaten, anders kunnen wij wel een briefje naar Brussel sturen in plaats van een gezamenlijk standpunt te ontwikkelen.

Mevrouw Ouwehand heeft gevraagd naar de Oostzeesituatie en de wetenschappelijke adviezen daarover. De wetenschappelijke adviezen worden gebruikt. Daarbij gaat het om meerjarenbeheerplannen, waarin zogenaamde oogstregels zijn opgenomen, namelijk regels over wat je mag oogsten met vermelding van maximale dalingen en stijgingen in de vangstmogelijkheden.

Verder heeft mevrouw Ouwehand gevraagd of ik wel weet hoe het zit met de aanwijzing van gebieden. Het proces van aanwijzing en uitwerking ten aanzien van Natura 2000-gebieden loopt volgens schema. Dat betreft het zogenaamde FIMPAS-project. Dat is nu in de fase waarin wij afstemmen met andere Europese lidstaten en de Europese commissie.

Mevrouw Jacobi heeft ten aanzien van de Japanse jacht op dolfijnen gezegd: houd ze kort. Net als in het geval van de Faeröereilanden ben ik absoluut tegen die jacht. Ik zal dit punt dan ook bij de Europese Commissie aankaarten en dan komt dit ongetwijfeld weer hier terug.

Vervolgens kom ik te spreken over de perceelsregistratie. Op 4 oktober jl. heb ik daarover de Kamer een brief doen toekomen waarin ik de stand van zaken heb aangegeven inclusief het schema waarmee de Dienst Regelingen werkt. Er wordt hard gewerkt. Ik heb al eerder gezegd dat dit een taai en ingewikkeld proces is, waarbij het voor mij van geweldig groot belang is dat boeren en de Dienst Regelingen elkaar zo veel mogelijk tegemoetkomen teneinde met elkaar de problemen op te lossen. De Dienst Regelingen doet zijn uiterste best en wordt daarin ook door mij en mijn mensen aangestuurd, maar boeren moeten ook zorgen dat ze tijdig reageren. Het gaat namelijk in cohorten. Op het moment dat de stippen of de opmerkingen van boeren zijn verwerkt, komt het nog op enig moment langs. Laat boeren ook hun bijdrage leveren aan wat zij kunnen doen om alles kloppend te krijgen. Door nu als boer te wachten en te denken dat het wel goed komt, breng je jezelf uiteindelijk in de problemen. Er kan en mag geen bedrijfstoeslag worden uitbetaald op het moment dat niet alle controles zijn gedaan en niet alles in orde is bevonden. Dus ik gebruik hier de microfoon om alle boeren op te roepen: wees er op attent, wij proberen alles op orde te krijgen en daar is ook uw bijdrage en inbreng voor noodzakelijk, besteed er aandacht aan! Ik heb heel veel gevoel voor mensen die drukke tijden hebben door oogsten of wat dan ook, maar ze moeten echt proberen een moment te vinden, aangezien het echt in hun eigen belang is. Als zaken namelijk niet kloppen vindt hun bedrijfstoeslaguitbetaling ook later plaats. Er zijn twee partijen nodig – alle hens aan dek – om dit op te lossen en om dit dossier op enig moment te kunnen sluiten. Wij doen er alles aan. Wij proberen ervoor te zorgen dat boeren al hun rechten kunnen doen laten gelden. Daar moet u hier van overtuigd zijn en u moet er ook van overtuigd zijn wat betreft mijn opvolger. Nogmaals de oproep aan de boeren: doe datgene waar u zelf aan zet bent en bel gerust met de Dienst Regelingen.

Voorzitter: Jacobi

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Ik heb alle respect voor het werk dat de Dienst Regelingen doet, maar ik vind wel dat de minister de signalen die wij ontvangen van boeren wat te gemakkelijk afdoet. Boeren hebben drukke oogstwerkzaamheden gehad, hoewel het daar niet alleen aan ligt. Mensen hebben dagen achter de computer gezeten om zaken echt nauwkeurig in te tekenen. En dan krijgen ze standaardantwoordjes van de Dienst Regelingen in de trant van «gaat u nog maar een keer kijken». Het zijn kort-door-de-bochtreacties. Het is een heel gedoe om dan samen met de Dienst Regelingen opnieuw achter die computer te moeten zitten en weer alles exact na te gaan. Dat is voor sommige mensen zo frustrerend dat ze ermee ophouden. Mijn zorg is dan ook dat daar straks bezwaarschriften uit voortkomen en die ook voor een heleboel ellende op de bedrijven zelf zullen zorgen. Ik doe vanaf deze plaats, waarbij ik meen ook namens de heer Koppejan te spreken, de oproep aan de minister ervoor te zorgen dat de Dienst Regelingen zich op dit punt toch wat soepeler opstelt ten opzichte van de ondernemers. Want het is nu allemaal wel heel erg kort door de bocht en pragmatisch gedacht vanachter deze tafel en ook vanachter de bureaus daar.

Mevrouw Verburg: Ik heb begrip voor de oproep van mevrouw Snijder. Ik ben er ook mee bekend, maar wij zijn nu de fase voorbij waarbij wij nog met algemene oproepen uit de voeten kunnen. De Dienst Regelingen zit van tijd tot tijd aan tafel met de LTO en de accountants die namens de boeren opereren en heeft zijn deur openstaan – dat geldt ook voor mijn departement – om aan al deze concrete punten aandacht te besteden. Welnu, dan moeten wij het elkaar niet aandoen om nu in algemeenheden te blijven praten. Als mevrouw Snijder of andere leden van deze commissie concrete situaties op dit punt kennen, dan verzoek ik hun om die bij ons aan te leveren. Verder vraag ik hun om op het moment dat boeren hun benaderen, ze terug te verwijzen naar de Dienst Regelingen of LTO. Wij zitten er echt regelmatig mee aan tafel. Dat overleg is heel praktisch en heel gericht. Laat ze dan direct hun punt inbrengen, want de tijd van algemene oproepen, hoewel ik ze blijf begrijpen, is voorbij en lost de situatie bovendien niet op. Ik wil ontzettend graag dat wij het nu wel goed intekenen en dat wij niet het risico lopen dat er bedrijfstoeslagen moeten worden terugbetaald en dat het schema voor de uitbetaling niet wordt gehaald. Dat hangt echter ook af van de wijze van samenwerking en de inzet van de Dienst Regelingen; wij zullen er op blijven sturen dat die maximaal en optimaal is, ook in de klantenbenadering. Ik roep tegelijkertijd de boeren op: doe dan ook wat van u gevraagd wordt, ook al is dat ingewikkeld. Dat is de enige manier om er nu uit te komen.

Voorzitter: Snijder-Hazelhoff

Minister Verburg: De heer Koppejan heeft gevraagd of degenen die een gedetailleerde opgave hebben ingediend ook sneller worden behandeld. Het antwoord daarop is ja. In principe moeten natuurlijk alle aanvragen zorgvuldig worden behandeld, maar de dossiers die compleet zijn en waarop ook de controles kunnen worden uitgevoerd, kunnen zo mee in de eerste tranche van uitbetaling die zal plaatsvinden in december. Dus het tijdig en volledig invullen loont.

Verder is gevraagd of de Dienst Regelingen klaar is voor eventuele bezwaarschriften. Zeker, dat is de Dienst Regelingen, maar laat onze inzet ook zijn om zo veel mogelijk bezwaarschriften te voorkomen. Die vormen namelijk altijd een belasting en leiden vaak tot frustraties. Ze zullen allemaal in behandeling genomen worden, maar laten we proberen te voorkomen dat er een gewoonte van gemaakt wordt.

Een aantal woordvoerders heeft heel vriendelijke woorden gesproken over de onderlinge verhouding tussen de Kamer en mij. Dit is de laatste dag dat ik full-fledged minister van LNV ben. Ik ben zeer waarschijnlijk voorlopig de laatste minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Ik heb het drieënhalf jaar met hart en ziel gedaan. Dat heeft de Kamer ook gemerkt. Ik heb van de debatten genoten. Hoeveel er nuanceverschillen waren en soms ook echt politieke en beleidsmatige verschillen van inzicht, heb ik steeds het gevoel en de ervaring gehad dat er in deze commissie constructief werd geopereerd en er altijd de bereidheid was om met elkaar stappen verder te zetten. Dat heb ik bijzonder gewaardeerd. Ik heb mij de vraag gesteld hoe ik dat in materiële zin ga uitdrukken. Welnu. Het ministerie van LNV heeft de slogan «leven van het land, geven om natuur». Die combinatie blijft intact, ook onder het nieuwe departement, maar LNV is ook het ministerie van het goede leven. Nu weet ik niet hoe het met de tijd van deze commissie gesteld is, maar ik heb zo het gevoel dat ik na morgen iets meer tijd krijg voor een aantal zaken, misschien ook om wat meer te gaan koken thuis. Zoals bekend, is LNV tamelijk Europees. Onder dankzegging voor de uitstekende samenwerking wil ik bij dezen dan ook alle leden van de commissie en de griffier graag het kookboek «European Cookery» aanbieden, dat overigens niet alleen Europese recepten bevat maar waarin je bijvoorbeeld ook de Zeeuwse mossel en de Friese aal tegenkomt. En: u allen ziet mij in een andere hoedanigheid vast nog wel eens terug.

De voorzitter: Wij danken de minister heel hartelijk voor dit prachtige boek. Gelet op dit speciale moment, zowel voor de minister als voor ons, stel ik voor om nu geen tweede termijn meer te houden. In een volgend overleg met de opvolger van de minister kunnen desgewenst bepaalde zaken die nu eventueel zijn blijven liggen alsnog ter sprake worden gebracht. Ik lees nog wel even de toezeggingen voor.

  • De voorzitterschapsconclusies over het GLB zullen aan de Kamer worden gestuurd zodra de minister deze heeft ontvangen.

  • Een kabinetsreactie op de voorstellen voor het GLB van de Europese Commissie zal snel na 17 november aanstaande aan de Kamer worden gestuurd.

  • De Kamer zal een brief ontvangen over de transportverordening in relatie tot de hobbydieren.

Namens de vaste commissie voor LNV zou ik graag nog een aantal woorden willen richten aan u, mevrouw de minister. U zal blij verrast zijn over datgene waarmee ik zal beginnen. En dat is dat u zich erg goed hebt gehouden aan een afspraak die u voor het zomerreces met ons hebt gemaakt. Ik lees nu even voor wat de officiële voorzitter van deze commissie, de heer Atsma, destijds aan het einde van het desbetreffende algemeen overleg heeft gezegd:

«Dit waren de toezeggingen en ik eindig met datgene wat de minister heeft aangegeven, namelijk dat in de brieven van haar ministerie bij voorkeur geen afkortingen worden gebruikt. Ik nodig u allen uit om in het reces alle brieven daarop te controleren teneinde te bezien of de minister haar toezeggingen gestand doet. U mag bijhouden hoe vaak het misgaat en voor degene met de meeste kruisjes loof ik een prijs uit».

Welnu, wij moeten constateren dat niemand van ons aan de bel heeft getrokken. U en daarmee uw ministerie heeft zich keurig aan uw woord gehouden. Geen afkortingen. Zo er af en toe een afkorting wordt gebruikt, wordt eerst de volledige formele naam vermeld. Dus daarvoor onze complimenten.

Wij kennen u ook als een minister die álle toezeggingen die zij aan de Kamer doet, gestand doet. Wij danken u voor de wijze waarop u met ons gedurende drieënhalf jaar het debat heeft gevoerd over heel belangrijke onderwerpen, zowel voor het agrocluster als voor Nederland als geheel. U bent wellicht de laatste minister van alleen Landbouw en wij zijn waarschijnlijk de laatste woordvoerders van de commissie LNV. Dit is dus een heel bijzonder moment aangezien dit de laatste bijeenkomst is in deze samenstelling en constellatie.

Dank aan u en uw medewerkers. Wij wensen u heel veel goeds. Wij komen u, in welke hoedanigheid dan ook, hier in de Kamer ongetwijfeld weer tegen. Nogmaals dank en ik bied u bij dezen namens de commissie een welverdiende bos bloemen aan.

(applaus)

Minister Verburg: Dank voor de waarderende woorden. U hebt terecht gezegd dat die woorden ook bestemd zijn voor mijn medewerkers. Een minister kan wanneer die eenmaal ingewerkt is heel veel alleen, maar zonder mensen die buitenwoon toegewijd zijn aan hun werk en ook aan het belangrijke werk dat het ministerie heeft gedaan voor het Nederlandse agro- en foodcluster, voor de natuur en voedselkwaliteit en dus voor de gehele samenleving, zou die het niet kunnen. Daar heb ík veel plezier van gehad en daar hebt u ook uw voordeel mee kunnen doen. Zeer veel dank ook aan hen!