Vastgesteld 1 september 2008
De vaste commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit1 en de vaste commissie voor Europese Zaken2 hebben op 19 juni 2008 in vier delen overleg gevoerd met minister Verburg van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit over:
– de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 16 juni 2008 met de geannoteerde agenda van de Landbouw- en Visserijraad op 23–24 juni 2008 (21 501–32, nr. 289);
– de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 9 juni 2008 met het verslag van de Landbouw- en Visserijraad van 19 mei en de informele raad van 25–27 mei 2008 (21 501–32, nr. 286);
– de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 9 juni 2008 met het kabinetsstandpunt over de «health check» Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (28 625, nr. 59);
– de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 5 juni 2008 over de marktanalyse van en het prijsmechanisme bij zuivel (21 501–32, nr. 288);
– de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 9 juni 2008 houdende de voorhangprocedure artikel 110, eerste lid GWWD, ter implementatie van de richtlijn 2006/88/EG veterinair-rechtelijke voorschriften voor aquacultuurdieren en de producten daarvan en de preventie en bestrijding van bepaalde ziekten bij waterdieren (28 286, nr. B/220).
– de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 3 juni 2008 met een reactie op het artikel «Vis dreigt snel uit de oceanen te verdwijnen» (26 737, nr. 8);
– de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 5 juni 2008 over de bemanningseisen voor vissersvaartuigen (29 675, nr. 43);
– de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 10 juni 2008 met antwoorden op schriftelijke vragen van het lid Van der Vlies over problemen in de kottervisserij (Aanhangsel bij de Handelingen, nr. 2697);
– fiche Verordening betreffende het herstel van kabeljauwbestanden, de brief van de staatssecretaris voor Europese Zaken van 15 mei 2008 (22 112, nr. 561, fiche nr. 3);
– fiche Mededeling inzake de implementatie van een ecosysteem van de zeeën, de brief van de staatssecretaris voor Europese Zaken van 3 juni 2008 (22 112, nr. 657, fiche nr. 2);
– eventuele nieuwe fiches.
III. Terugblikrapportages van de Algemene Rekenkamer
– de terugblikrapporten 2008 van de Algemene Rekenkamer (n.a.v. aanbevelingen in onderzoeksrapporten (rapporten van 27 maart 2008):
– Voedselveiligheid en diervoeders (30400, nr. 8);
– Fysieke controles op Europese subsidies voor boter (29 735, nr. 3);
– Handhaven en gedogen op LNV-terrein.
– de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 23 april 2008 met de tweede rapportage over de voortgang derogatie (28 385, nr. 106);
– de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de stand van zaken rond het beleid voor de zogenaamde kunstmestvervangers (28 385, nr. 111).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand samenvattend verslag uit.
Vragen en opmerkingen uit de commissies
Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD) wijst erop dat de minister in het verslag van de Landbouw- en Visserijraad van 19 mei en de informele raad van 25–27 mei 2008 (verder: het verslag) schrijft dat de kernvraag waar Europa zich voor gesteld ziet, luidt: Willen wij toepassing van decontaminatie bij pluimveevlees in Europa? Is deze vraag al niet beantwoord door de keuze van de EU om in te zetten op hygiëne binnen de keten? Waarom wordt er überhaupt nog gesproken over het toelaten van chloorkip uit de VS?
– In de geannoteerde agenda van de Landbouw- en Visserijraad op 23–24 juni 2008 (verder: de geannoteerde agenda) staat dat de Commissie lidstaten ruimte geeft om hun specifieke nationale omstandigheden mee te nemen in de besluitvorming over de toelating van gewasbeschermingsmiddelen. Welke ruimte krijgt Nederland precies en wordt die ruimte nu wel of niet beperkt door de klimatologische omstandigheden van de zone waarin Nederland is ingedeeld? Kan de minister ingaan op de stand van zaken rond de zogenaamde «cut-off»-criteria?
– De Commissie wil de criteria van de groene box, die niet of nauwelijks handelsverstorende steun vrijstelt van reductiemaatregelen, niet aanscherpen. Is het waar dat hierdoor de compensatiemogelijkheden voor de non-trade concerns afnemen? Zo ja, wordt hierdoor de ruimte van de minister om akkoord te gaan met een nieuw WTO-akkoord aanzienlijk kleiner?
– De voedselcrisis leidt in Nederland niet tot sterke stijging van de consumentenprijzen. Te veel aandacht voor de voedselprijzen is dan ook onterecht, zeker gezien de wel zeer sterk gestegen productiekosten. Is de minister het hiermee eens?
– Kan de minister meer duidelijkheid geven over de manier waarop zij artikel 69 van Verordening 1782/2003 over de Bedrijfstoeslag (verder: artikel 69) interpreteert? Kiest zij nu wel of niet voor vrijwillige deelname van boeren aan de rijksbufferzones? Staat tegenover deelname een vergoeding?
De heer Waalkens (PvdA) benadrukt de gevolgen van de herziening van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (verder: GLB) voor de mondiale voedselvoorziening. Zal de minister bij deze herziening inzetten op investeringen in duurzame, marktgeoriënteerde ketens? Zal zij er verder voor zorgen dat Nederland in augustus 2009 een zorgvuldig opgesteld plan kan voorleggen voor de omzetting van het historische in een regionaal model?
– De minister wil inkomenssteun meer dan tot nu toe het geval was verbinden aan regionaal gewenste maatschappelijke prestaties. Hoe gaat zij dit voornemen in concreet beleid omzetten? Op welke manier zal zij verder een verband leggen met artikel 69?
– Het is een goed plan om het bestaande verplichte modulatiepercentage ten behoeve van het plattelandsbeleid van 5 naar 13 te verhogen. Wat zijn echter de gevolgen van het Ierse nee voor dit plan?
De heer Cramer (ChristenUnie) vraagt wat de gevolgen van het Ierse nee zijn voor de Doha-ronde. Is de minister het met hem eens dat Ierse boeren vooral tegen het Europees grondwettelijk verdrag hebben gestemd omdat landbouw het ondergeschoven kindje van deze ronde dreigt te worden? Komt het Ierse nee op de raad aan de orde?
– De Commissie heeft in 2007 exportsubsidies voor varkensvlees in het leven geroepen. Is de minister het met hem eens dat beëindiging van deze subsidie een signaal is voor kleine producenten in Afrika dat hun investeringen in de lokale voedselketen niet verder door Europa onder druk zullen worden gezet? Zal de minister op de raad pleiten voor beëindiging van deze subsidie?
– Boeren die een bijdrage leveren aan beheer en behoud van landschap en natuur, horen hiervoor een passende beloning te ontvangen. Deelt de minister het standpunt dat het geld voor deze beloning gevonden dient te worden gevonden in de eerste pijler van het GLB en niet in verdergaande modulatie?
– Uit de marktanalyse van en het prijsmechanisme bij zuivel (verder: de marktanalyse) zou blijken dat het aantal koeien in de Unie door de afschaffing van de melkquotering in 2015 zal afnemen, maar dat het aantal koeien in Nederland daarentegen juist zal toenemen. Zal de minister er alert op zijn dat hierdoor de milieudruk niet toeneemt?
De heer Polderman (SP) vraagt of de berichten waar zijn dat de raad een compromis zal sluiten over gewasbeschermingsmiddelen.
– De hervorming van het GLB is te sterk gericht op liberalisering. Is de minister het met hem eens dat de huidige mondiale voedselschaarste laat zien dat het immoreel is om voedsel en voedselproductie te benaderen als een willekeurig commercieel product? Moeten landen in de Derde Wereld niet nog meer dan vroeger worden geholpen om hun eigen landbouwsector op te bouwen?
– De minister schrijft dat zij bij de prijsvorming van melk geen rol ziet weggelegd voor de overheid. Dat is toch zeker een gotspe, aangezien de minister zich daarmee eigenlijk overbodig verklaart? Heeft zij soms al haar ontslagbrief bij de Koningin ingediend? Als zij die ontslagbrief voorlopig in portefeuille houdt, zal zij zich dan gaan inzetten voor continuering van een melkquoteringssysteem in combinatie met een minimumprijs?
De heer Atsma (CDA) wijst op de paradoxale situatie dat de consumentenprijzen voor voedsel wereldwijd sterk stijgen, maar dat melkveehouders tegelijkertijd gedwongen worden op of onder de kostprijs produceren. Is het mogelijk om deze bizarre situatie uit de wereld te helpen door een verbod in te voeren op de verkoop van melk onder de kostprijs?
– Het Europees Parlement heeft uitgesproken dat de administratieve lastendruk van kleine, ambachtelijke bedrijven moet worden verminderd door voor hen relevante regelgeving zoveel mogelijk af te schaffen. Zal de minister hiervoor op de raad een pleidooi houden?
– De directe inkomenssteun voor zetmeelaardappelen en kalveren wordt gefaseerd ontkoppeld. Zal de minister zorgen voor voldoende draagvlak voor deze ontkoppeling? Zal zij verder de referentiejaren in samenspraak met de sector vaststellen?
– De vlassector heeft aan de bel getrokken, omdat zij onevenredig zwaar getroffen zou worden door de health check. Wat is precies het beleid voor dergelijke kleine teelten?
– Is de minister het ermee eens dat de braaklegregeling niet bedoeld was om de biodiversiteit te vergroten?
– Het historische model moet zorgvuldig worden afgebouwd. Zullen veranderingen, zoals het SER adviseert, pas na 2013 worden ingevoerd?
– Niet alle lidstaten benutten hun volledige melkquotum. Zal de minister zich ervoor inzetten dat het resterende quotum door lidstaten met een behoefte aan een groter quotum gebruikt mag gaan worden?
– Is het huidige optimisme over de Doha-ronde gerechtvaardigd?
– Kan de minister een inschatting geven van de kosten die de rijksbufferzones met zich brengen voor de primaire sector?
De heer Van der Vlies (SGP) wijst erop dat tot de afschaffing van het quoteringssysteem voor melk is besloten onder de voorwaarde dat daardoor de productie zal stijgen, de prijzen zullen dalen en de bedrijfsvoering efficiënter wordt. Denkt de minister dat tijdig aan deze voorwaarden zal zijn voldaan?
– Is de minister het met hem eens dat de braaklegregeling behouden moet blijven en ieder geval niet omgezet mag worden in een systeem met bufferzones? Het is immers goed denkbaar dat deze regeling Nederland in de toekomst wederom van nut kan zijn.
– De minister is een voorstander van gebiedsgerichte differentiatie van de cross compliance-voorwaarden. Kan zij de garantie geven dat dit er niet toe zal leiden dat boeren in kwetsbare gebieden aan meer voorwaarden worden gebonden dan boeren in niet-kwetsbare gebieden? Zo ja, wat is dan precies het onderscheid met de oude op artikel 69 gebaseerde situatie?
– De «cut-off»-criteria kunnen ongewenste gevolgen hebben voor het aantal beschikbare gewasbeschermingsmiddelen. Vooral de kleine teelten kunnen daarvan het slachtoffer worden. Onderkent de minister dit gevaar? Zo ja, is zij dan bereid om de huidige risicobenadering overeind te houden?
– Agrariërs moesten hun gecombineerde opgave voor de bedrijfstoeslag en de mestwetgeving uiterlijk 9 juni bij de Dienst Regelingen indienen. De dienst zegt dat in een derde van de opgaven fouten zijn geslopen. Kan de minister aangeven wat voor soort fouten het betreft en voor hoeveel boeren dit gevolgen zal hebben?
Mevrouw Ouwehand (PvdD) herinnert eraan dat de minister haar motie over de Nederlandse inzet tijdens de FAO-conferentie (31200-XIV/31200-V, nr. 220) heeft ontraden. Dat is vreemd, omdat de motie naadloos aansluit bij het beleid van de minister. Is zij het bij nader inzien eens met de bij de conferentie aanwezige ontwikkelingsorganisaties dat zij een kans heeft laten liggen?
– Nederland investeert in de ontwikkeling van de lokale landbouw in ontwikkelingslanden. Dat beleid staat echter op gespannen voet met de EU-promotie van Europees kippenvlees in Afrika en de exportsubsidies voor varkensvlees. Is de minister bereid om hierover haar afkeuring uit te spreken?
– De Kamer is een impactanalyse toegezegd van de afschaffing van de melkquotering. Is de minister in staat om deze analyse nog voor het zomerreces naar de Kamer te sturen? Zal zij bij die analyse ook de uitstoot van methaangas door de melkveestapel betrekken?
– In het persbericht wordt vreemd genoeg meer aandacht besteed aan dierenwelzijn dan in de health check zelf. De minister stelt in het persbericht bovendien dat de koppeling van inkomenssteun aan cross compliance noodzakelijk is om haar doelstelling voor milieu en dierenwelzijn te kunnen realiseren. Is zij bereid om een inhoudelijke onderbouwing van deze stelling naar de Kamer te sturen?
De minister meldt dat aan de agenda van de Landbouw- en Visserijraad twee agendapunten zijn toegevoegd:
– de Franse delegatie zal aandacht vragen voor een strikter regime voor de import uit derde landen van voedsel, diervoeder, dieren en planten. Verder zal zij wellicht aankondigen dat Frankrijk tijdens zijn aanstaande voorzitterschap hierover in communautair verband afspraken wenst te maken;
– de Belgische delegatie zal aandacht vragen voor de hoge kosten van het huidige BSE-testregime.
– Uit navraag is gebleken dat Duitsland, Frankrijk en Denemarken voor het compromisvoorstel van de Commissie inzake gewasbeschermingsmiddelen zullen stemmen. De regering overweegt sterk om zich bij hen aan te sluiten, omdat de Commissie de risicobenadering als leidend principe heeft gekozen. Alleen mutagene stoffen worden zonder risicobeoordeling verboden. Daarmee gaat zij tegen de wens van het Europees Parlement in dat alle CMRE-stoffen wil verbieden, hetgeen overigens tot een door Nederland ongewenst geacht verbod op ongeveer 80% van de gewasbeschermingsmiddelen zou leiden.
– De gevolgen van het compromisvoorstel inzake gewasbeschermingsmiddelen zijn voor Nederland beperkt, zeker omdat de verordening pas op 1 januari 2013 van kracht wordt. Daarbij komt dat de verordening op het punt van de kleine toepassingen in door Nederland gewenste zin is aangepast en dat het compromis leidt tot verdergaande harmonisatie en dus tot een gelijker speelveld.
– Het Ierse nee is het belangrijkste onderwerp op de top van 21 en 22 juni. De minister zegt het voorbarig te vinden om daarop vooruit te lopen. Het is echter niet de verwachting dat het directe gevolgen heeft voor het GLB en de onderhandelingen over de health check. Zij merkt in dit verband op dat het nee van de Ierse boeren niet zozeer door Europese ontwikkelingen als wel door de ontwikkelingen rond de WTO-onderhandelingen is ingegeven.
– Het kabinet legt voor de periode na 2013 de nadruk op het belonen van boeren voor maatschappelijke diensten. Om deze omslag te bereiken wil het onder andere artikel 68 gebruiken. De bijbehorende criteria worden daarvoor op dit moment uitgewerkt, waarbij zeker goede nota wordt genomen van het SER-advies ter zake.
– Met de sector wordt op dit moment gesproken over de beste manier om de directe inkomenssteun voor zetmeelaardappelen en kalveren te ontkoppelen. Hierbij wordt goed in het oog gehouden dat eventuele beslissingen de Nederlandse sector niet dwingen om op een ongelijk speelveld te concurreren.
– Er is zeker aandacht voor de problemen waarmee de vlassector wordt geconfronteerd. De minister tekent hierbij wel aan dat de afname van het vlasareaal ook wordt veroorzaakt door de keuze van vlastelers om, vanwege de hoge prijzen, op graan over te stappen. Het LEI zal rond de zomer een rapport uit brengen over de vlassector.
– 26 lidstaten steunen de afschaffing van de braaklegregeling, omdat daardoor administratieve lasten afnemen.
– De minister benadrukt dat deelname van boeren aan de rijksbufferzones wat haar betreft op vrijwillige basis zal geschieden. Inmiddels is duidelijk dat de Commissie begrip heeft voor de manier waarop Nederland met de financiële consequenties hiervan wil omgaan.
– Europese wet- en regelgeving staan noch een minimumprijs noch een verbod op verkoop onder de kostprijs toe. Een en ander laat onverlet dat boeren door de lage melkprijs in de problemen komen. Wellicht kan de nieuwe coöperatie van Friesland Foods en Campina een vuist maken voor haar boeren. In ieder geval moet het mogelijk zijn dat de ledenraad en de raad van bestuur de coöperatie hiertoe aanzet, aangezien de vraag naar melk waarschijnlijk blijft groeien.
– Het is niet uitgesloten dat de beëindiging van de melkquotering leidt tot groei van de veestapel. Deze groei moet echter binnen de huidige randvoorwaarden worden opgevangen.
– De minister zegt toe dat zij in het najaar een houtskoolschets naar de Kamer stuurt van de ombouw van het historische model naar een regionaal model. Deze houtskoolschets is nodig om een zorgvuldige procedure te garanderen voor wellicht de grootste uitdaging van de komende jaren.
– De WTO-onderhandelingen verlopen stroef. Het voornemen om de tweede helft van juni een ministeriële conferentie te houden is dan ook niet zeker. De landbouwonderhandelingen verlopen constructief, maar hebben er nog niet toe geleid dat men dichter tot elkaar is gekomen. Nederland houdt vast aan zijn standpunt dat in een eventueel akkoord een balans gevonden moet worden tussen de verschillende pijlers en dat rekening moet worden gehouden met offensieve en defensieve belangen. Verder moet uiteraard recht gedaan worden aan de belangen van de ontwikkelingslanden. De groene box maakt onderdeel uit van de onderhandelingen, maar hierover is nog geen enkel besluit genomen.
– Om de gestegen voedselprijzen het hoofd te bieden zijn zowel kortetermijn- als langetermijnoplossingen nodig. Op de korte termijn zal er vooral voor moeten worden gezorgd dat er voldoende voedsel beschikbaar is tegen reële prijzen. Van mondiale voedselschaarste is op dit moment immers geen sprake. Op de lange termijn zal een structurele oplossing moeten worden gevonden. Deze zal, zoals aangegeven in de nota «Landbouw, rurale bedrijvigheid en voedselzekerheid», moeten bestaan uit gerichte investeringen in de landbouw van ontwikkelingslanden.
– De uitkomst van de FAO-conferentie is zeker niet teleurstellend. Het is namelijk belangrijk dat de deelnemende landen zich in de slotverklaring konden verenigen op een analyse van de problemen. Dat maakt het namelijk mogelijk om de taskforce onder leiding van de secretaris-generaal van de VN een breed gedragen strategie te laten ontwikkelen.
– De minister zegt dat zij met passie het Nederlandse standpunt over het belang van duurzame productie en consumptie op de FAO-conferentie heeft uitgedragen. De aanneming van de motie-Ouwehand heeft zij dan ook ontraden met het oog op eerder gedane toezeggingen.
– De Commissie heeft nog geen nieuw voorstel gedaan voor het toelaten van zogenaamde chloorkip uit de VS, nadat het laatste voorstel bij de stemmingen in het Permanent Comité voor de Voedselketen en Diergezondheid, mede door de tegenstem van Nederland, is gesneuveld.
– Nederland heeft in 2007 niet voor het voorstel gestemd voor de herintroductie van exportrestituties voor varkensvlees, vanwege de mogelijke consequenties voor Afrikaanse boeren. De minister waarschuwt echter de gevolgen voor Afrika niet te overschatten, omdat slechts 0,1% van het Nederlandse naar Afrika geëxporteerde varkensvlees onder deze subsidie valt.
– Door de leden van de fracties van de PvdD, GroenLinks en SP zijn schriftelijke vragen gesteld over het EU-promotieprogramma voor pluimveevlees. De antwoorden op deze vragen zijn inmiddels naar de Kamer gestuurd.
– De verordening inzake de HACCP-criteria is gebaseerd op de eigen verantwoordelijkheid van de sector en individuele bedrijven. Een en ander betekent dat bedrijven of sectoren die op eigen initiatief effectieve hygiënische maatregelen hebben getroffen, daarmee voldoen aan de vereisten van de verordening. Deze bedrijven of sectoren worden dan ook niet getroffen door aanvullende lasten.
– De minister zegt toe dat zij de Kamer cijfers zal doen toekomen over het percentage foutief ingevulde aanvraagformulieren voor de bedrijfstoeslagregeling.
Vragen en opmerkingen uit de commissies
Mevrouw Jacobi (PvdA) benadrukt dat illegale, niet-gerapporteerde en niet-gereguleerde visserij (verder: de illegale visserij) een van de grootste problemen in de visserij is. Steunt de minister de verplichting om alle geïmporteerde vis te voorzien van een certificaat, waaruit blijkt dat de vis legaal is gevangen? Is zij een voorstander van strengere sancties?
– De wereldwijde achteruitgang van visbestanden is de oorzaak van grote sociaaleconomische problemen in Afrikaanse landen als Mauritanië. Onderkent de minister dit probleem? Zo ja, zal zij proberen om dit onderwerp hoog op de Europese agenda te plaatsen?
– De commissiemededeling inzake de beleidsverklaring vangstmogelijkheden voor 2009 is gebaseerd op een flexibeler systeem van total allowable catches (verder: TAC’s) en kilowattdagen. Krijgt Nederland hierdoor meer ruimte voor zijn duurzame visserijbeleid?
– De kabeljauw-TAC in de Keltische Zee wordt verhoogd. Is daarbij voldoende rekening gehouden met de waarschuwing van wetenschappers dat kabeljauw nog steeds een bedreigde vissoort is?
– Een aantal kleinschalige mosselvissers in de Waddenzee stelt dat zij geen goede hebben gekregen over de vorm en inhoud van een aanvraag voor een kleinschalig MZI-experiment (MZI: mosselzaadinvang). Daardoor dreigen deze experimenten niet van de grond te komen. Ziet de minister een mogelijkheid om dat te voorkomen?
– Het Maatschappelijk convenant Noordzeevisserij is niet door alle consumentenorganisaties ondertekend. Wat is daarvan de oorzaak?
– Commissaris Borg stelt voor om de deminimisregeling op te hogen van € 30 000 naar € 100 000 per schip. Zal de minister ervoor waken dat deze verhoging ten koste gaat van het gelijke Europese speelveld? In het verleden is deze regeling immers misbruikt als compensatieregeling voor de hoge brandstofprijs.
Mevrouw Ouwehand (PvdD) zet vraagtekens bij het plan van de minister om de visserijsector een belangrijke rol te geven bij de bestrijding van illegale visserij. Hoe beoordeelt zij bijvoorbeeld de kritiek van de Algemene Rekenkamer dat controle door de sector zelf onvoldoende resultaat oplevert? Op welke manier wordt deze zelfcontrole vormgegeven en wanneer vindt de evaluatie plaats?
– In haar reactie op het artikel «Vis dreigt snel uit de oceanen te verdwijnen» schenkt de minister weinig aandacht aan de kwalijke gevolgen van bodemvisserij. Welk standpunt huldigt zij nu precies over de bodemvisserij?
– In het nieuwe visserijprotocol met Mauritanië zijn afspraken gemaakt over financiële steun aan de duurzame ontwikkeling van de visserijsector. Aan de hand van welke criteria wordt bepaald of er sprake is van duurzame ontwikkeling? Als deze criteria niet expliciet zijn geformuleerd, moet de Commissie deze omissie dan niet op korte termijn ongedaan maken?
– Europa lijkt niet van plan of in staat om voor 2015 stevige maatregelen te treffen om overbevissing tegen te gaan. Is de minister bereid om hierover na het zomerreces met de Kamer in debat te gaan?
Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD) zegt op zichzelf begrip te hebben voor het standpunt van de minister dat de hoge brandstofprijzen onder het ondernemersrisico van de vissers valt. Hoe verhoudt dit standpunt zich echter tot de opmerking in de geannoteerde agenda dat commissaris Borg zal ingaan op de mogelijkheden die het Europees Visserijfonds (verder: EVF) biedt om de huidige problemen als gevolg van de hoge brandstofprijzen het hoofd te bieden? Volgens de commissaris is het echter wel aan de lidstaten zelf om met initiatieven te komen. Hoe beoordeelt de minister deze uitspraak en is zij bereid om zelf met plannen te komen?
De heer Koppejan (CDA) maakt zich grote zorgen over de kottervisserij. Naar verluidt worden nu zelfs kotters aan de wal gehouden, omdat uitvaren niet langer rendabel is. Ziet de minister mogelijkheden om de kottervissers toekomstperspectief te bieden? Hoe beoordeelt zij in dit verband het voorstel van commissaris Borg om vissers tijdelijk ontheffing te verlenen van de eisen van het EVF?
– Energiebesparende brandstofmeters, cruisecontrole en brandstofadditieven kunnen vissers helpen hun brandstofkosten met 10% omlaag te brengen. Is de minister bereid om de invoering van dergelijke innovatieve technieken te stimuleren?
– Vissers zijn niet in staat om de hoge brandstofprijzen door te berekenen in de afzetprijs. Kan met het oog hierop nog wel gesproken worden over een goedwerkend prijsvormingssysteem voor tong en schol? De sector zoekt naar mogelijkheden om schol te promoten. Ziet de minister mogelijkheden om de sector daarbij te steunen?
– Wat zijn de gevolgen voor de Nederlandse visserijsector van het voorstel voor de bescherming van kwetsbare mariene ecosystemen in de volle zee?
– De brief over de bemanningseisen voor vissersvaartuigen stelt teleur. Is het echt niet mogelijk om een Europese vergelijkende studie te laten verrichten naar de bemanningseisen in de lidstaten? Zal de minister op de raad steun zoeken bij haar collega’s voor een dergelijk onderzoek? Kan verder worden onderzocht of het mogelijk is het aantal bemanningsleden, met inachtneming van de veiligheidsvoorschriften, te verminderen?
– Hoe verhoudt de Mededeling inzake de implementatie van een ecosysteem van de zeeën zich tot andere richtlijnen voor en afspraken met de visserijsector? Kan de mededeling leiden tot verdergaande vangstbeperkingen?
De heer Cramer (ChristenUnie) wijst erop dat zelfs de modernste en duurzaamste kotters grote problemen ondervinden door de hoge brandstofprijzen. De situatie is dan ook zeer ernstig. De echte oplossing zal moeten worden gevonden in verduurzaming van de visserij. Is het mogelijk om daarvoor geld van het EVF te benutten?
– De regering heeft bijgedragen aan de sanering van de kottervloot, omdat sanering een noodzakelijk onderdeel was van de modernisering van de vloot. Het is dan ook verbijsterend dat tegen een aantal Urker vissers een strafrechtelijk onderzoek is gestart naar vermeende illegale export van afvalstoffen. Dat zou gebeurd moeten zijn toen zij in het kader van de saneringsregeling hun schepen in het buitenland lieten slopen. Wat is hier precies aan de hand en had het ministerie van LNV deze problemen kunnen voorkomen?
De heer Polderman (SP) wijst op de volgende passage in de geannoteerde agenda: «In het oriënterend debat tijdens de Raad van april heb ik aangegeven dat moet worden gestreefd naar proportionele en effectieve oplossingen, waarbij meer wordt aangesloten bij de bestaande douanepraktijken en waarbij ook de sectoren zelf en de daarbij behorende handelsketens verantwoordelijkheid toebedeeld krijgen in de bestrijding van de illegale visserij.» Kan de minister deze passage toelichten?
– De economische druk op de vissers neemt sterk toe. Daarbij komt dat overbevissing een nijpend probleem is. De problemen in de visserij zijn daardoor inmiddels zo groot dat betrokkenheid van de minister onontbeerlijk is. Moet er niet worden ingegrepen voordat de Commissie in 2012 komt met de herziening van haar visserijbeleid?
– Greenpeace heeft een uiterst kritisch rapport uitgebracht over Holland Shellfish, een bedrijf dat voor de kust van Mauritanië mechanisch kokkels wil gaan vissen. Is de minister bereid om de Kamer een reactie op dit rapport te doen toekomen?
De heer Van der Vlies (SGP) vraagt de minister waarom zij niet heeft gekozen voor een vorm van overbruggingskrediet om de kottervissers in deze tijd van hoge olie- en lage visprijzen te laten overleven. Deze vissers hebben immers tijd nodig om hun sector met behulp van innovatie te verduurzamen.
– De minister kiest voor verduurzaming en innovatie. Zijn haar plannen hiervoor echter niet enigszins achterhaald door de huidige prijsontwikkelingen? Vissers worden bedreigd met faillissement en de minister zou zich dan ook moreel gedwongen moeten voelen om de sector de helpende hand te reiken. Is zij bereid om toe te zeggen dat zij nog voor het zomerreces een inhoudelijke reactie geeft op de voorstellen van commissaris Borg?
– Er zijn berichten dat de Belgische regering en de EU 60% van de kosten op zich nemen die gemoeid zijn met de ombouw van de Belgische kottervloot. Zijn die berichten waar? Zo ja, moet de minister dan ook niet bereid zijn om een groter deel van de kosten voor de ombouw van de Nederlandse kottervloot op zich te nemen?
– De Voedsel- en Warenautoriteit (verder: VWa) heeft vorig jaar een recordhoeveelheid vis bij de grens tegenhouden, vanwege te hoge concentraties zware metalen. Hoe zorgelijk vindt de minister dit?
De minister zegt de zorgen over de problemen in de kottervisserij te delen. De sector verkeert al meerdere jaren in zwaar weer en door de hoge olieprijzen is de situatie verder verslechterd. Er is dus niet alleen doortastend beleid nodig om de visstanden te beschermen, maar ook om de vissers te laten overleven.
– De huidige olieprijs bedraagt om en nabij de € 0,90 en dan is het voor 90% van de grotere kotters niet langer lonend om uit te varen. Alleen bij kotters tot 300 pk resteert er na aftrek van de kosten nog een heel lage beloning voor de bemanning, die vaak met een zzp-constructie werkt.
– De hoge olieprijzen mogen de aandacht niet afleiden van de onderliggende oorzaken van de problemen in de visserij. Een van die oorzaken is het grote brandstofverbruik. Er zal dan ook onderzoek moeten worden gedaan naar mogelijkheden om het brandstofverbruik terug te brengen. Een andere oorzaak is de gebrekkige vermarkting van Noordzeevis. Hier liggen grote mogelijkheden voor Nederland als Europees marktleider in verse platvis. Commissaris Borg heeft aangekondigd dat hij een analyse zal maken van het vreemde verschijnsel dat de visprijzen ondanks de TAC’s maar niet willen stijgen.
– Bij het zoeken naar een oplossing voor de hoge olieprijzen en de gebrekkige marketing is de overheid niet als eerste of enige aan zet. Dat laat onverlet dat het ministerie samen met de sector koortsachtig naar oplossingen zoekt. Daarbij gaat de meeste aandacht uit naar de transitie naar duurzame en energiezuinige visserij, want alleen die transitie kan de sector op langere termijn vitaal houden. Om die te faciliteren is voor de periode tot 2013 140 mln. beschikbaar. Dit geld is inmiddels gebruikt voor:
de sanering van 23 schepen voor 28 mln.;
de LNV-garantieregeling;
een investeringsregeling voor de aanschaf van zes pulskorvistuigen;
innovatieve proefprojecten voor in totaal 3 mln., waaronder een aantal projecten voor duurzame en energiezuinigere vormen van boomkorvisserij.
– Het is de bedoeling om begin 2009 een regeling voor investeringsondersteuning open te stellen. In dat kader wordt bezien of het mogelijk is om de ombouw van kotters te subsidiëren.
– De minister zegt dat zij niet voornemens is om een stimuleringsregeling in het leven te roepen voor cruisecontrol, energiebesparende brandstofmeters en brandstofadditieven. De Commissie accepteert een dergelijke regeling namelijk hoogstwaarschijnlijk niet. Wel kan worden bezien of deze mogelijkheden opgenomen kunnen worden in de regeling voor investeringsondersteuning.
– In juli wordt de innovatieregeling opnieuw opengesteld. Verder is voor de komende zes jaar 1 mln. beschikbaar voor de exploitatie van tien kenniskringen en wordt in juli en augustus de subsidieregeling collectieve acties in de visserij opengesteld. Deze acties zijn bedoeld om samenwerkingsprojecten in de visketen te ondersteunen. Een en ander wordt met 2 mln. uit het EVF gefinancierd.
– De suggestie dat andere lidstaten hun visserijsector ruimhartiger zouden steunen dan Nederland, is onjuist. Iedere lidstaat is immers gehouden aan de strikte regels voor mededinging en staatssteun. Commissaris Borg heeft er bij zijn bezoek aan Nederland nogmaals op gewezen dat de Commissie nauwgezet toeziet op de naleving van deze regels.
– Commissaris Borg heeft recentelijk voorgesteld om een aantal tijdelijke afwijkingen van de regels van het EVF mogelijk te maken. Daarmee wil hij de modernisering van de EU-vloot versnellen en in de overgangsfase voor tijdelijke steun zorgen. Concreet stelt hij voor om met subsidiepercentages te schuiven, ruimer sociaal flankerend beleid toe te staan en binnen de maatregelen van het EVF te schuiven.
– Verder stelt commissaris Borg voor om de deminimisregeling te verruimen. Het huidige bedrag van € 30 000 voor drie jaar zou dan niet langer per onderneming, maar per vaartuig worden uitgekeerd. Hieraan is wel een maximum van € 100 000 per onderneming gesteld. Als een lidstaat van deze verruiming gebruik wenst te maken, moet dat volgens het voorstel gefinancierd worden binnen het huidige EVF-budget. De vraag hierbij is of deze kortetermijnsteun ten koste gaat van het geld dat nodig is om de sector voor te bereiden op de toekomst.
– Verruiming van de stillegregeling van anderhalve maand naar drie maanden is een ander belangrijk voorstel van commissaris Borg. De kosten daarvan zijn echter aanzienlijk.
– Partiële sanering was tot nu toe niet toegestaan. Commissaris Borg wil dat nu toch mogelijk maken, wat betekent dat grote schepen voor kleinere ingeruild kunnen worden. De minister zegt dat zij er de voorkeur aan geeft om haar op innovatie en verduurzaming gerichte beleid niet in te ruilen voor deze vorm van sanering. Het is namelijk relatief duur en moet ook worden bekostigd uit het budget van 140 mln.
– De Commissie stelt geen substantiële extra bijdragen beschikbaar. Slechts voor marktpromotie wordt een bedrag van 20 à 25 mln. vrijgemaakt.
– Commissaris Borg zal op de raad een presentatie houden. De Kamer ontvangt hierover en over de door hem voorgestelde maatregelen nog voor het zomerreces een brief. In deze brief zal ingegaan worden op de manier waarop de regering deze maatregelen denkt in te vullen. Voor deze maatregelen geldt immers cofinanciering.
– Productinformatie is primair de verantwoordelijkheid voor het bedrijfsleven. Dat geldt dus ook voor de afscherming van tong en schol ten opzichte van kweekvis. Het EVF steunt echter wel acties voor betere positionering van verse Noordzeevis. Voorwaarde is dat deze vis duurzaam is gevangen.
– Het Maatschappelijk convenant Noordzeevisserij is een belangrijke stap voorwaarts. In het convenant zijn afspraken gemaakt over betere samenwerking en dat is belangrijk om duurzaam gevangen vis op een goede manier in de markt te kunnen zetten. Daarbij zal onder meer gebruik worden gemaakt van de online VISwijzer.
– De producentenorganisatie Delta Zuid heeft het convenant niet ondertekend. Reden is dat bij haar leden draagvlak voor het convenant ontbreekt, vermoedelijk als gevolg van de problemen in de mosselsector.
– Het nieuwe visserijprotocol met Mauritanië was nodig, omdat de bestaande vangstmogelijkheden niet volledig werden benut. Verder was het nodig om de financiële compensatie voor Mauritanië te herschikken, onder meer door het bedrag voor duurzame ontwikkeling van de visserijsector van Mauritanië te verhogen. De minister zegt dat het haar verwachting is dat de sector optimaal gebruik zal maken van de mogelijkheden van het protocol.
– De EU heeft duurzaamheidscriteria ontwikkeld voor visbestanden in de Afrikaanse wateren. Verder wordt er gewerkt aan algemene duurzaamheidscriteria voor ecosystemen en wordt er onderzoek gedaan naar mogelijke duurzaamheidscriteria voor dierenwelzijn.
– De eerstvolgende keer dat Mauritanië op de agenda van de raad wordt geplaatst, zal in de geannoteerde agenda op het rapport van Greenpeace over de mechanische kokkelvisserij voor de kust van Mauritanië worden ingegaan.
– De minister deelt de zorgen over de illegale visserij. Daarom is het een goede zaak dat er nu stappen worden gezet om dat omvangrijke probleem aan te pakken. Deze stappen kunnen alleen succesvol zijn als de handhaving op orde is. Daarbij zijn terecht vraagtekens gezet en in de toekomst is dan ook een aanzienlijke krachtsinspanning van alle EU-lidstaten nodig om de handhaving op het gewenste niveau te brengen. Het zou verder een goede zaak zijn als het aandeel van de private controle groter zou worden.
– Het ministerie van LNV was niet op de hoogte van het voornemen van het Openbaar Ministerie om een strafrechtelijk onderzoek in te stellen naar de illegale export van afvalstoffen door een Urker visserman. Overigens is de VROM-Inspectie op het spoor gezet door een concurrent van het bedrijf waarnaar strafrechtelijk onderzoek is ingesteld. Uiteraard kan het ministerie zich niet mengen in het beleid van de VROM-Inspectie en het Openbaar Ministerie. Iedereen is immers gehouden aan de vergunningseisen. Wel zal het ministerie er zorg voor dragen dat de inspectie zo snel mogelijk beschikt over de informatie die bij het ministerie aanwezig is. Verder wordt de desbetreffende visser zo nodig ondersteund.
– De minister zegt geen principieel tegenstander te zijn van bodemvisserij. Voorwaarde is wel dat deze visserij zorgvuldig plaatsvindt. Om deze reden is zij ook geen tegenstander van het verstrekken van vergunningen voor bodemvisserij in internationale wateren.
– Begin dit jaar is toestemming verleend voor vijf MZI-experimenten. De voorlichting is op orde. Afwijzingen zijn dan ook het gevolg van ondeugdelijke aanvragen.
– De minister zegt ten slotte dat zij de zorg deelt over de aanwezigheid van zware metalen in geïmporteerde kweekvis. Het is dan ook goed dat de VWa hiervoor aandacht heeft.
– De bemanningseisen vallen onder de verantwoordelijkheid van het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Het overleg hierover verliep tot dit moment enigszins moeizaam. De minister benadrukt dat vermindering van de bemanning niet alleen niet ten koste mag gaan van de veiligheid, maar ook niet van de arbo-omstandigheden.
III. Terugblikrapportages van de Algemene Rekenkamer
Vragen en opmerkingen uit de commissies
De heer Atsma (CDA) vraagt mede namens mevrouw Snijder-Hazelhoff van de VVD-fractie of zijn indruk juist is dat het met de diervoedersector de goede kant op gaat.
De heer Polderman (SP) deelt de kritiek van de Algemene Rekenkamer dat het ministerie van Landbouw zijn beleid onvoldoende evalueert. Onderkent de minister dit en, zo ja, wat zijn hiervan dan de gevolgen voor haar beleid voor de intensieve veehouderij?
De heer Van der Vlies (SGP) vraagt of met de fusie tot één LNV-inspectie wel tot 2011 gewacht kan worden.
De minister benadrukt dat de diervoedersector zelf als geen ander het belang van een zorgvuldige werkwijze onderkent. Het gaat zeer zeker de goede kant op, maar dat laat onverlet dat er nog steeds stappen moeten worden gezet. Zo zal men optimaal moeten gaan profiteren van de mogelijkheden die programmatisch handhaven biedt.
– Om van het programmatisch handhaven een succes te maken zullen de controlerende instanties goed moeten samenwerken. Het ministerie houdt daarom de vinger aan de pols.
– De Algemene Rekenkamer heeft terecht gewezen op het belang van goede evaluaties. Hierbij moet echter wel in het oog worden gehouden dat het ministerie heel veel aandacht krijgt en dat over al zijn beleidsterreinen een groot aantal Kamervragen wordt gesteld. Dat is een van de redenen waarom soms beleid wordt opgestart, voordat een goede evaluatie is uitgevoerd. In 2009 staat een evaluatie van het beleid voor duurzaam ondernemen in de intensieve veehouderij op de agenda.
Vragen en opmerkingen uit de commissies
De heer Koopmans (CDA) benadrukt het belang van derogatie voor de kostprijzen. Heeft het kabinet een strategie voor de onderhandelingen met de Commissie? Zullen er meerdere pakketten worden voorgesteld?
– Het kabinet brengt een verband aan tussen derogatie en de Kaderrichtlijn water. Welke positieve mogelijkheden biedt dit de veehouderij?
– Kunstmestvervangers zijn goed voor de sector en het milieu. De minister onderkent dit gelukkig in haar brief over kunstmestvervangers. De twee kleine pilots die zij voorstelt, getuigen echter van een gebrek aan ambitie. Is zij bereid om zich in het kader van het vierde actieprogramma nitraatrichtlijn (verder: het vierde actieprogramma) in te zetten voor grotere pilots en in het bijzonder voor een pilot bij Biogreen Salland?
– Is het mogelijk om de correctiefactoren voor gasvormige verliezen niet per 1 januari 2008 maar met terugwerkende kracht per 1 januari 2006 te verhogen?
Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD) vraagt de minister voortvarender aan de slag te gaan met de motie-Van der Vlies over kunstmestvervangers (28 385, nr. 99).
– Kan de minister aangeven of ook voor andere stallen dan melkveestallen correctiefactoren voor gasvormige verliezen nodig zijn?
– Het vierde actieprogramma wordt gekoppeld aan het derde actieprogramma Kaderrichtlijn water en dat programma wordt op zijn beurt weer gekoppeld aan de derogatieaanvraag. Is de minister het met haar eens dat hierdoor een onoverzichtelijk geheel ontstaat dat wel eens negatief kan uitwerken op het vierde actieprogramma? Is de minister bereid om af te zien van een juridische dan wel beleidsmatige koppeling tussen deze? Is het verder mogelijk om niet langer heel Nederland vast te leggen als kwetsbaar gebied? Kunnen daarover nog tijdens de onderhandelingen over het vierde actieprogramma afspraken worden gemaakt?
– Het Europees Parlement heeft de Kaderrichtlijn afval aangenomen. Is het juist dat biogasinstallaties onder deze en niet onder de bijproductenrichtlijn vallen? Welke ruimte biedt de kaderrichtlijn voor eigenstandig beleid voor biogasinstallaties?
De heer Waalkens (PvdA) noemt het essentieel dat de minister een relatie legt tussen de Kaderrichtlijn water en het vierde actieprogramma. Welke knelpunten doen zich hierbij voor en hoe denkt de minister die op te lossen? Is het mogelijk om in aansluiting op de Minas-systematiek te gaan werken met een stikstofquotum?
– De Bedrijfsspecifieke Excretie werkt discriminatoir uit voor bedrijven die koeien weiden ten opzichte van bedrijven die koeien opstallen. Is het mogelijk om die ongelijkheid glad te strijken in het vierde actieprogramma?
De heer Polderman (SP) vraagt om een evaluatie van het Nederlandse nitraatbeleid. Is de minister het met hem eens dat die wel eens uit zou kunnen wijzen dat Nederland een andere koers moet gaan varen?
– In de discussie over het Nederlandse mestbeleid hoort de vraag centraal te staan of de mestproductie niet zo hoog is dat technische oplossingen geen soelaas meer kunnen bieden. Als de minister dit onderschrijft, wat betekent dat dan voor haar beoordeling van de kunstmestvervangers?
De heer Van der Vlies (SGP) wijst erop dat de Commissie zich terughoudend opstelt tegenover grootschalige pilots voor kunstmestvervangers. Hoe denkt de minister hierin verandering te brengen? Is zij bereid om te pleiten voor pilots op bedrijfsniveau?
– Het besluit om mineralenconcentraat toe te voegen aan de EEG-meststoffenlijst laat te lang op zich wachten. Is het mogelijk om op dit punt de nationale wetgeving aan te passen, bijvoorbeeld door de grens voor de toelating van een mineralenconcentraat te verlagen van 5% naar 2%?
De minister benadrukt dat het vierde actieprogramma een evenwichtig pakket maatregelen moet gaan bevatten dat ruimte biedt aan ondernemerschap. Innovatie en economische groei horen daar zeker bij. Verder is het zaak om het vierde actieprogramma van het begin af aan te koppelen aan de Kaderrichtlijn water om te voorkomen dat die koppeling op een later, ongewenst moment alsnog gelegd moet worden. Dat een dergelijk moment zich zou aandienen, ligt in de lijn der verwachtingen, omdat Nederland hier nog een grote opgave wacht. Overigens biedt een koppeling ook zeker mogelijkheden voor synergie, bijvoorbeeld door differentiatie van de fosfaatgebruiksnorm naar de fosfaattoestand van de bodem.
– Het conceptactieprogramma vierde kaderrichtlijn wordt in de tweede helft van 2008, zo nodig vertrouwelijk, aan de Kamer voorgelegd, omdat de Kamer zich tijdens de voorbereiding van de derde richtlijn op enkele momenten buitenspel voelde gezet. De minister voegt hieraan toe dat haar onderhandelingspositie hierdoor niet mag worden ingeperkt. Die ruimte is zeker nodig, aangezien de onderhandelingen over het actieprogramma en de derogatie zeker geen gelopen race is. Het is het streven om de onderhandelingen over het actieprogramma eind 2008 af te ronden.
– De Commissie verlangt dat het actieprogramma is goedgekeurd, voordat de onderhandelingen over de derogatie van start gaan. De minister benadrukt dat dit moeilijke onderhandelingen met de Commissie zullen worden en dat het zeker nog niet vaststaat dat Nederland de huidige derogatie kan handhaven, laat staan uitbreiden. Daarbij komt dat het akkoord van Nederland en de Commissie over het actieprogramma met een gekwalificeerde meerderheid in de nitraatcommissie dient te worden aangenomen.
– Kunstmestvervangers zijn een belangrijke mogelijkheid om mineralen uit dierlijke mest te benutten, kunstmestgebruik terug te dringen en het mestoverschot te verminderen. De minister zegt dat zij initiatieven van het bedrijfsleven daarom in principe steunt. Biogreen Salland is dan ook zeker een mogelijke pilot. Het is de verwachting dat hierover over enkele maanden afspraken kunnen worden gemaakt met de Commissie. Om succesvolle afspraken te kunnen maken is het echter wel gewenst om de onderhandelingen niet onnodig onder druk te zetten, hetgeen overigens niets afdoet aan de wens van de regering om zo snel mogelijk grootschalige pilots van start te laten gaan.
– Aanpassing van de bijlage Aa van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet is geen alternatief voor een Europese regeling, omdat de Uitvoeringsregeling de verhandeling van organische en anorganische meststoffen betreft en geen kwaliteitseisen bevat. Verder zijn kunstmestvervangers geen dierlijke mest in de zin van de Nitraatrichtlijn, waardoor een regeling voor de nationale verhandeling van kunstmestvervangers geen soelaas biedt. De definitie in de nationale regeling mag namelijk niet afwijken van die uit de Nitraatrichtlijn. Alleen als kunstmestvervangers op de bijlage van de EU-verordening inzake meststoffen worden geplaatst, kan aanpassing van bijlage Aa aan de orde komen.
– De minister zegt toe dat vanaf 1 januari 2006 in de praktijk gewerkt zal worden met de nieuwe waarde voor gasvormige verliezen. Zij kiest hiervoor, omdat het praktische voordelen biedt ten opzichte van een regeling met terugwerkende kracht. Aanvullend daarop zegt zij toe dat de betrokkenen hierover helder en gericht geïnformeerd worden en dat de Kamer hierover een brief zal ontvangen.
– Biogasinstallaties vallen onder verantwoordelijkheid van het ministerie van VROM. De vragen over deze installaties zullen ter schriftelijke beantwoording doorgeleid worden naar dit ministerie.
– De minister zal zich ervoor inspannen dat boeren die hun koeien opstallen en die hun koeien weiden, zoveel mogelijk gelijk worden behandeld.
– De minister zal de conceptvoorstellen voor de derogatieaanpak in Brussel voorleggen aan de Kamer in september/oktober en zal deze vertrouwelijk met de Kamer bespreken.
– De minister zegt toe een brief naar de Kamer te sturen over de procedure en aanpak van de regeling voor gasvormige verliezen en de nieuwe waarden waarmee gewerkt gaat worden voor de uitvoering vanaf 1 januari 2006.
– De minister zegt toe schriftelijk terug te komen op de vraag van mevrouw Snijder-Hazelhoff over de afvalrichtlijn.
– De minister zal in de geannoteerde agenda van de Landbouw- en Visserijraad van juli 2008 een reactie op het rapport van Greenpeace (Holland Shellfish, de verwoesting van de Mauritaanse zeebodem) opnemen.
– De minister zal voor het zomerreces een brief naar de Tweede Kamer sturen over de EU-maatregelen visserijsector en een eventuele nationale aanvulling hierop (pakket Borg/Verburg).
– De minister zegt toe een voortgangsrapportage over aanvragen voor de bedrijfstoeslagregeling aan de Tweede Kamer te zenden.
– De minister zal in het najaar van 2008 een brief aan de Tweede Kamer sturen met een houtskoolschets van de ombouw van het historisch model naar een regionaal model.
Samenstelling:
Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), voorzitter, Atsma (CDA), Van Gent (GroenLinks), Poppe (SP), Waalkens (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Jager (CDA), Ormel (CDA), Koopmans (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), De Krom (VVD), Samsom (PvdA), Van Dijken (PvdA), Neppérus (VVD), Jansen (SP), Jacobi (PvdA), Cramer (ChristenUnie), Koppejan (CDA), Graus (PVV), Vermeij (PvdA), Zijlstra (VVD), Thieme (PvdD) en Polderman (SP).
Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Mastwijk (CDA), Ten Hoopen (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Luijben (SP), Tang (PvdA), Boekestijn (VVD), Bilder (CDA), Biskop (CDA), Koşer Kaya (D66), Van Leeuwen (SP), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Eijsink (PvdA), Depla (PvdA), Van Baalen (VVD), Kant (SP), Blom (PvdA), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Van Heugten (CDA), Brinkman (PVV), Kuiken (PvdA), Ten Broeke (VVD), Ouwehand (PvdD) en Lempens (SP).
Samenstelling:
Leden: Atsma (CDA), Van Bommel (SP), ondervoorzitter, Van der Staaij (SGP), Waalkens (PvdA), voorzitter, Van Baalen (VVD), Ormel (CDA), Spies (CDA), Van Velzen (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Jan Jacob van Dijk (CDA), Blom (PvdA), Eijsink (PvdA), Van Dam (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Jonker (CDA), Irrgang (SP), De Roon (PVV), Boekestijn (VVD), Pechtold (D66), Ten Broeke (VVD), Peters (GroenLinks), Gill’ard (PvdA), Jasper van Dijk (SP), Thieme (PvdD) en Wieg-man-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie).
Plv. leden: Jager (CDA), De Wit (SP), Van der Vlies (SGP), Vos (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Haverkamp (CDA), Van Gennip (CDA), Lempens (SP), Schermers (CDA), Knops (CDA), Jacobi (PvdA), Samsom (PvdA), Kuiken (PvdA), Teeven (VVD), Roemer (SP), Wilders (PVV), Nicolaï (VVD), Van der Ham (D66), Van der Burg (VVD), Duyvendak (GroenLinks), Boelhouwer (PvdA), Van Leeuwen (SP), Ouwehand (PvdD) en Voordewind (ChristenUnie).