Vastgesteld 13 april 2018
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de vaste commissie voor Europese Zaken hebben op 14 maart 2018 overleg gevoerd met mevrouw Schouten, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Vice-Minister-President, over:
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Vice-Minister-President d.d. 9 maart 2018 inzake de geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 19 maart 2018 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1094);
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Vice-Minister-President d.d. 5 maart 2018 met het verslag van de Landbouw- en Visserijraad van 19 februari 2018 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1093).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Kuiken
De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Azmani
De griffier van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Haveman-Schüssel
Voorzitter: Kuiken
Griffier: Konings
Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Arissen, Futselaar, Geurts, De Groot, Van Helvert, Kuiken, Van Tongeren en Weverling,
en mevrouw Schouten, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Vice-Minister-President.
Aanvang 14.32 uur.
De voorzitter:
Goedemiddag. Hartelijk welkom bij de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Dit betreft het algemeen overleg over de Landbouw- en Visserijraad die plaatsvindt op 19 maart. Er is al een vooraankondiging gedaan van een VAO, deze week te plannen inclusief stemmingen. Mevrouw Van Tongeren is geen lid van de commissie LNV, maar ik hoop dat u instemt met haar deelname namens GroenLinks. Zij zal alleen deelnemen aan de eerste termijn, in verband met andere verplichtingen. Mijn voorzitterschap zal om halfvier worden overgenomen door de heer Van Helvert, ook in verband met andere verplichtingen.
Dat allemaal gezegd hebbende, stel ik maximaal twee interrupties per persoon voor. U hebt een spreektijd van vijf minuten. Ik geef graag mevrouw Van Tongeren van GroenLinks als eerste de gelegenheid voor haar inbreng.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Ik vervang Rik Grashoff. Het nieuwe gemeenschappelijke landbouwbeleid is van groot belang om de landbouw in Europa duurzamer en toekomstbestendiger te maken. De eerste contouren worden nu zichtbaar. Bij opeenvolgende Landbouwraden worden posities ingenomen door lidstaten over het nieuwe GLB. Nederland heeft eerder aangegeven zich op de vlakte te houden en uiteindelijk pas een positie te willen bepalen als het Meerjarig Financieel Kader bekend is. Eerder heeft mijn collega Grashoff aangegeven dat dit onverstandig is, omdat er juist nu volop gelobbyd en gesproken wordt over het nieuwe beleid. Dat blijkt ook uit het verslag van de vorige Landbouw- en Visserijraad. Zo is er gesproken over convergentie, directe betalingen en gekoppelde steun. Tot onze verrassing zagen wij dat niet terug in de geannoteerde agenda. Wanneer wist de Minister dat deze onderwerpen in de Raad aan de orde zouden komen? Waarom is dit niet in de geannoteerde agenda opgenomen? Wil de Tweede Kamer invloed kunnen uitoefenen op deze belangrijke dingen in Europa, dan moeten wij het wel op tijd weten. Mijn fractie heeft daar bij de vorige Landbouw- en Visserijraad uit zichzelf wel veel aandacht besteed, maar het is van groot belang dat wij helder hebben wat er op de agenda staat en wat dan eventueel de voorlopige posities zijn. Hoe kunnen wij anders ruimte geven aan de Minister namens Nederland, of controleren of de lijn die wordt ingezet ook wordt uitgevoerd? Bij de komende Raad worden mogelijk verdere conclusies getrokken. Wij vinden dat de Kamer daarbij betrokken moet zijn.
Zoals ruim bekend, wil mijn fractie een toekomstbestendig en ook duurzaam gemeenschappelijk landbouwbeleid, dat rekening houdt met biodiversiteit, waterkwaliteit, milieu en klimaat, maar ook een beleid waarin boeren met duurzame landbouw een goede vergoeding krijgen en echt een goed leefbaar salaris. Nu lijkt het erop dat de winst vooral in de zakken van de retail komt en niet bij de boeren. Mijn fractie heeft al eerder zorgen geuit over cofinanciering van directe inkomenssteun. GroenLinks geeft aan dat dit past binnen het idee van meer subsidiariteit voor lidstaten, maar wij zien vooral dat het een gelijk speelveld tussen boeren in de weg zit. Hoe kijkt de Minister daartegenaan? Wij zijn er geen voorstander van, temeer omdat directe inkomenssteun niet leidt tot meer inkomen voor de boer, maar eerder omslaat in hogere grondprijzen, omdat grondbezitters natuurlijk ook op de hoogte zijn van de mogelijkheden van de directe inkomenssteun. Wat ons betreft wordt het GLB prestatiegericht. Hoe kijkt de Minister daartegen aan?
Verder lezen wij niets over de cofinanciering van de directe inkomenssteun terug in het verslag van de vorige Landbouwraad. Is dit daar nu wel of niet besproken? Kan de Minister ons een appreciatie geven van de verschillende standpunten van de andere lidstaten? Wij lezen in de brief van 5 maart over de uitkomsten van de Landbouw- en Visserijraad dat er een flinke strijd is over het wel of niet gelijktrekken van hectaresteun. Eerder had mijn collega Grashoff al gesteld dat een volledige gelijktrekking van hectaresteun zich niet verhoudt tot de verschillen tussen de lidstaten op het gebied van arbeidskosten, grondprijs en inkoopprijzen. Hij had het ook over het besef dat de huidige verdeling historisch is gegroeid en niet op basis van objectieve maatstaven verloopt. Mijn fractie zou het verstandig vinden dat er objectieve maatstaven worden ontwikkeld. Nu zit iedereen in zijn eigen loopgraaf, zoals meestal het geval is, en kan het de ene of de andere kant op vallen. Mijn fractie hoort wederom graag, ook op dit terrein, hoe de Minister het speelveld apprecieert. Is het niet verstandig om nu echt te pleiten voor het opstellen van evenwichtige en objectieve maatstaven?
Ik begrijp dat Nederland een position paper heeft opgesteld waarin staat dat het financieringsgat als gevolg van de brexit zijn weerslag gaat hebben op het GLB. Mijn fractie begrijpt dat er door het wegvallen van Groot-Brittannië minder geld te besteden is. Klopt dat? Hoe staan de andere landen daarin? Hoe kijkt de Minister daartegen aan?
Dan mijn laatste punt. In de brief van 5 maart wordt ook geschreven over de fraude met grondgebruik. In de gemeente Berkelland bijvoorbeeld hebben boeren gemeentegrond bij hun areaal getrokken, terwijl daar geen toestemming voor was. Boeren hebben dus fraude gepleegd en over een groter grondgebied dus meer subsidie gekregen vanuit het GLB. De Minister zegt dit te gaan aanpakken, samen met de RVO. Dat is natuurlijk mooi, maar wij horen ook van andere gemeenten die met dezelfde problematiek kampen, maar daar niet op handhaven. Herkent de Minister dit? Zo ja, hoe gaat zij handhaven, verder aanmoedigen en regelen? Hoe gaat zij met deze problematiek van fraude met landbouwgrond om?
Dank u wel.
De voorzitter:
Heel hartelijk dank. Dan geef ik graag het woord aan de heer Futselaar van de SP-fractie.
De heer Futselaar (SP):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb vandaag maar één punt, ook omdat de agenda van de Landbouwraad niet zo heel spannend is. Het is een punt dat niet op de agenda staat en dat, als ik eerlijk ben, eigenlijk meer onder de portefeuille van de collega voor Medische Zorg valt, omdat het met voedselveiligheid te maken heeft. Maar het is wel iets waarvan ik vind dat het op de Landbouwraad thuishoort. Daarom breng ik het hier in, zeg ik maar even voor de context.
Het heeft te maken met een persbericht van de Europese Commissie dat ik maandag las, waarin staat dat er een kenniscentrum voor voedselfraude wordt opgericht. Daar kun je op zich van alles van vinden. Europa breidt nu eenmaal – ik zou bijna zeggen: automatisch – uit. Dat is een andere discussie. Tegen een kenniscentrum kun je niet zo heel erg veel bezwaar hebben, maar wel tegen sommige taken die het kenniscentrum stelt te gaan uitvoeren. Ik noem het coördineren van toezicht op markten betreffende voedsel. Dan vraag ik mij af: wat is dan de rol van de NVWA? Misschien nog wel ernstiger: een van de dingen die zij stellen is dat zij een early warning, dus een vroege waarschuwing, en een informatiesysteem voor voedselfraude willen invoeren. Vervolgens willen zij het algemene publiek waarschuwen. Ik vind echt dat het waarschuwen van burgers voor problemen met voedsel primair een nationale aangelegenheid is. Misschien wordt de soep niet zo heet gegeten als ik in het persbericht lees. Soms wil een Commissaris ook weleens in het nieuws komen. Maar als ik dit zo zie, vind ik toch dat de Europese Commissie wel erg tegen grenzen van subsidiariteit aanschuurt. Ik vermoed eerlijk gezegd dat dit vooral voortkomt uit de zorgen die er bij de zuidelijke lidstaten zijn over misbruik van olijfolie, in restaurants onder andere, en de zorgen in Oost-Europa, waar ze het idee hebben dat ze slechtere kwaliteit voedsel verkocht krijgen dan in West-Europa. Dat is misschien de oorzaak, maar als ik kijk naar wat gepretendeerd wordt dat dit nieuwe kenniscentrum moet gaan doen, heb ik daar zorgen over. Ik zou graag van de Minister willen weten of zij die zorgen deelt en zo ja, of zij die wil overbrengen.
De voorzitter:
Dank. Dan de heer Geurts.
De heer Geurts (CDA):
Dank u wel, voorzitter. In vele kerken is vandaag biddag voor gewas en arbeid. Ik vind het altijd mooi dat wij op zo'n dag, waarop wordt gebeden voor ons gewas, een debat mogen voeren over landbouw en visserij. Met dat laatste, het onderwerp visserij, zou ik vandaag graag willen beginnen. Afgelopen week was ik op Goeree-Overflakkee. Daar kreeg ik veel informatie over de bedreigingen voor onze vissers. Ik wil er even een paar noemen. Op dit moment loopt de realisering van artikel 15 van het gemeenschappelijk visserijbeleid. In 2019 moet het allemaal rond zijn. Dit betekent dat Nederland binnenkort zijn discardplannen moet inleveren bij de Europese Commissie. Die moeten dan besproken worden met de lidstaten rondom de Noordzee. Het CDA is scherp op dit proces. Mijn gevoel zegt dat knelpunten als verdringing van soorten en problemen in de uitvoering onvoldoende kunnen worden opgelost. Het zijn problemen die voor onze visserijsector grote schade kunnen opleveren. Dat kan de sector er echt niet meer bij hebben, als wij kijken naar de onduidelijkheid rondom de brexit en de pulsvisserij.
Ik noem er een aantal. Kan de Minister bevestigen dat de garnalenvisserij niet onder werkingssfeer van de aanlandplicht gaat vallen? Ik begreep uit tussentijdse resultaten van de onderzoeken door Wageningen Marine Research dat doorvoer van de aanlandplicht voor schol slecht uitpakt voor Nederland. Ik vroeg mij af wat hieraan kan worden gedaan. Hoe gaat de Minister eraan bijdragen dat op wij op korte termijn de overleving van de teruggegooide schol kunnen aantonen? Hoe worden andere leden van de Scheveningengroep hierbij betrokken? Ook voor de verstikkingssoorten zoals heek en wijting dreigt een gebrek aan quotum. Dit leidt bij de voor Nederland belangrijke tongvisserij tot een onwerkbare situatie. De vraag die ik hierbij heb is: worden deze quota dan ook opgehoogd?
Hoe gaat de Minister de NVWA instrueren over de controle op de uitvoering? Kan de Minister ons daarin meenemen? Kortom, kan de Minister het CDA geruststellen dat zij er alles aan doet om de invoering van de aanlandplicht werkbaar te maken? Belooft zij ons, mij, dat zij werkt aan oplossingen en deze goed afstemt met haar Belgische, Duitse, Deense en uiteraard Britse collega's?
Ook het meerjarenplan voor de Westelijke Middellandse Zee ligt voor. In de stukken lezen wij een goede inzet van de Minister. Ik wil haar echter ook meegeven dat wij als Nederland best mogen meebuigen als de betreffende lidstaten iets graag willen. Je weet maar nooit waar deze houding goed voor is.
In het recente algemeen overleg Gewasbeschermingsmiddelen heeft de Minister gesproken over een nieuw Commissievoorstel in relatie tot het recente EFSA-rapport over neonicotinoïden. Mij is ter ore gekomen dat de NVWA een impactanalyse heeft uitgevoerd naar aanleiding van dit EFSA-rapport. Is de Minister bereid deze analyse openbaar te maken en naar de Kamer te sturen? Wordt deze analyse ook gedeeld met het Ctgb? Wordt de analyse ook betrokken bij de inzet van de Minister in Brussel?
Vandaag staat ook de toekomst van het gemeenschappelijk landbouwbeleid op de agenda. Daar wil ik mee afronden. Wij hebben als CDA eerder aangegeven dat wij het voorstel om het GLB eenvoudiger en flexibeler te maken ondersteunen. Het is mij wel een doorn in het oog dat de convergentie van de steun per hectare blijkbaar nog steeds zo'n heet hangijzer is in Europa. Als dat verkeerd gaat, heeft dat grote consequenties voor Nederland. Zoals bij iedereen bekend, wil het CDA niet dat de Nederlandse boeren er disproportioneel op achteruitgaan ten opzichte van hun buitenlandse collega's. Wij hebben dit als fractie ook gedeeld met de Minister-President, een paar weken geleden in het plenaire debat over het meerjarig financieel kader en alles wat daarmee samenhangt.
Ik wil opnieuw pleiten voor een verdere invoering van groene ecosysteemdiensten en blauwe waterdiensten. Uiteraard horen daar eerlijke, marktconforme vergoedingen voor grondeigenaren en grondgebruikers bij. De collega van de GroenLinksfractie sprak daar net ook lovenswaardige woorden over. Daar sluit ik mij bij aan, bij die woorden althans. Kan dat ook in de eerste pijler? Zo niet, hoe zorgen wij voor voldoende middelen en cofinanciering in de tweede pijler?
Verder wil het CDA dat er maatregelen in het GLB worden opgenomen die het bodemleven, de bodemvruchtbaarheid en de CO2-vastlegging door verhoging van het organische stofgehalte verbeteren. Wij denken dat dit grote kansen biedt voor een klimaatefficiënte land- en tuinbouwsector. Dat zou alle partijen in de Kamer toch moeten aanspreken. Volgens mij spreekt dat ook alle partijen in de Kamer wel aan.
Het CDA zet er ook op in om de verantwoordelijkheid voor controles, sancties, toezicht en procedures meer bij lidstaten zelf neer te leggen. Dat steunen wij. Ik heb daar nog een paar vragen over. Mijn vraag aan de Minister is of de NVWA voldoende is uitgerust om dergelijke extra taken op zich te nemen. Dat geldt ook voor de RVO.
De voorzitter:
Dank. De heer Weverling van de VVD-fractie.
De heer Weverling (VVD):
Dank u, voorzitter. Een korte bijdrage in dit AO, allereerst over de pulskorvisserij. Kan de Minister wat inzicht geven in hoe het gaat met de gezant die is aangesteld voor de Nederlandse pulskorvisserij? Zijn er vorderingen en wanneer verwacht zij dat er verslag wordt uitgebracht? Kan zij even een doorkijkje geven?
Dan het meerjarenplan demersale soorten in de Westelijke Middellandse Zee. De Minister geeft aan dat zij het meerjarenplan zal beoordelen door het te vergelijken met de eerdere meerjarenplannen. Hierbij streeft zij naar een gelijke behandeling in gelijke gevallen, om geen onterechte verschillen tussen visserijregio's te laten ontstaan. Uiteraard steunt de VVD haar in deze lijn. De vraag die dan gesteld zou moeten worden is of de vissers die werken op de Middellandse Zee ook moeten gaan voldoen aan de strenge regelgeving waaraan bijvoorbeeld de Nederlandse vissers moeten voldoen. Er zijn duidelijke verschillen te zien tussen de bevissing van de Noordzee en die van de Middellandse Zee. Wat ons betreft geldt: gelijke monniken, gelijke kappen. Kan de Minister aangeven of dit inderdaad onderdeel zal zijn van haar lijn bij het beoordelen van het plan?
Tot zover.
De voorzitter:
Dank u wel. Meneer De Groot van D66, de heer Weverling ging snel. Bent u er klaar voor?
De heer De Groot (D66):
Dan ga ik nog sneller.
Voorzitter. Ik heb drie punten over hoe wij ons als commissie tot de Minister verhouden als het gaat om de informatievoorziening. Ik heb het dan allereerst over de vraag wat de Minister doet met moties die wij hier aannemen, althans wat wij daarvan teruglezen. Het eerste voorbeeld is de motie over het eiwitplan. Dat is door de Commissie gepresenteerd. De Minister heeft er keurig op aangedrongen om ook breder te kijken dan alleen naar soja, maar de motie ging nog verder en noemde een aantal bronnen. Ik vraag mij dan af of dit is gezegd. Lezen wij dat dan niet terug in de verslaglegging? De motie was wat dat betreft heel precies.
Voor mijn tweede punt sluit ik mij aan bij wat mevrouw Van Tongeren ook vroeg: welke informatie krijgen wij vooraf over de inbreng? Op dit moment vindt er een ongelooflijk belangrijke discussie plaats over de toekomst van het Europese landbouwbeleid. Ik moet echt zeggen dat de informatievoorziening behoorlijk minimaal en ook laat is. Ik hoef u niet te vertellen dat de agenda van de Landbouw- en Visserijraad al zeker twee weken van tevoren in hoge ambtelijke gremia aan de orde komt. 90% van de agenda is twee weken van tevoren bekend. Ook de inbreng mag dan bekend zijn. Wat mij betreft mag het dus eerder en uitvoeriger.
Tot slot over dit punt: wij lazen in de krant dat er een kenniscentrum voor voedselfraude is. Ik kan het hebben gemist, maar zijn wij daarover geïnformeerd? Zo nee, kunnen wij daarover alsnog worden geïnformeerd? Want het is nogal wat wat daar wordt opgericht. Recente ervaringen met bureautjes in Brussel die worden opgericht, leiden hier weleens tot discussie.
De heer Futselaar (SP):
Het is in Straatsburg.
De heer De Groot (D66):
O, dan is het geen probleem.
Dat waren eigenlijk mijn punten. Tot slot: wij gaan straks naar een Europees landbouwbeleid waarin veel meer op prestaties gaat worden beloond, naar aanleiding van doelen die nationaal worden afgesproken. De heer Geurts duidde daar al op. Zijn wij daar klaar voor en kunnen wij het uitvoeringstechnisch aan? Er is nu al weleens een discussie over bomen die schaduw veroorzaken, waardoor je uit de controles door de RVO weer andere perceeloppervlaktes krijgt. Ik kan mij heel goed voorstellen dat je nauwer gaat samenwerken met het kadaster om landschapselementen vast te leggen. Is de Minister al bezig met zich daarop voor te bereiden?
Dank u wel.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dan geef ik nu graag tot slot het woord aan mevrouw Arissen van de Partij voor de Dieren.
Mevrouw Arissen (PvdD):
voorzitter, dank u wel. De Minister schrijft dat Nederland geen belang heeft in de demersale visserij in de Westelijke Middellandse Zee en dat zij bij de beoordeling van het meerjarenplan haar aandacht met name zal richten op de vergelijking met eerdere meerjarenplannen. Zij schijft daarbij te streven naar gelijke behandeling in gelijke gevallen, om geen onterechte verschillen tussen visserijregio's te laten ontstaan, en zij schrijft dat het doel in alle gevallen een duurzaam beheer van visbestanden moet zijn. Het is interessant dat de Minister de vergelijking trekt met eerdere jaarplannen, zoals mogelijk die over schol en tong en Noordzee dichter bij huis. Maar voor de Noordzee zijn deze meerjarenplannen onvoldoende om duurzaam beheer van visbestanden als doel te behalen, zoals de Minister zelf schrijft. Er is nog een groot aantal kwetsbare bijvangstsoorten, zoals de zwaar bedreigde zeebaars en de kwetsbare tarbot, die niet onder een meerjarenplan vallen, maar waarvoor goed beheer wel noodzakelijk is. Er is dus een noodzaak om meerjarenplannen vast te stellen voor zowel de commerciële visbestanden als de vissoorten die onder bijvangst vallen. Is de Minister zich hiervan bewust en is zij bereid om ook met deze bril naar de meerjarenplannen van de demersale visserij in de Middellandse Zee te kijken?
Voorzitter, dan wil ik het graag hebben over de walvisvangst. Noorwegen respecteert het moratorium op walvisvangst nog altijd niet. Nu heeft de Noorse regering zelfs aangekondigd dat voor 2018 opnieuw de quota voor de walvisjacht verhoogd worden, met 28% maar liefst. Daardoor zullen dit jaar maximaal 1.278 walvissen gedood worden. Dit doet Noorwegen dus zomaar, ondanks de resolutie waarin het Europees Parlement een officiële oproep deed aan Noorwegen om te stoppen met de walvisvangst en het internationale verbod te respecteren. Deze oproep werd gedaan op initiatief van de Partij voor de Dieren.
In mei vorig jaar is ook in deze Kamer een motie van de Partij voor de Dieren in ruime meerderheid aangenomen, die oproept om er bij de Europese Commissie op aan te dringen de doorvoer van walvisvlees door Europese havens een halt toe te roepen. Echter, zo lezen wij in de Kamerbrief van oud-plaatsvervangend Minister Kamp, hoewel Nederland de situatie zeer ongewenst vindt, ontbreken de juridische middelen om dit tegen te gaan. In 2013 heeft de Nederlandse overheid wel een moreel appel gedaan op reders om geen walvisvlees te vervoeren. Via de Rotterdamse haven werd, zo hebben wij begrepen, tot 2014 Noors walvisvlees verscheept. Maar Rotterdam is daarmee uit eigen beweging gestopt en weigert nu schepen met walvisvlees.
Dat is uiteraard een heel goed initiatief, maar de politiek dient hierin natuurlijk wel haar verantwoordelijkheid te nemen door een doorvoerverbod ook wettelijk op te leggen. Een dergelijk verbod zou zowel nationaal als internationaal moeten gelden, want de Rotterdamse haven kan gemakkelijk omzeild worden door het walvisvlees via andere EU-havens te verschepen. Momenteel is wel de invoer van walvisvlees in de EU verboden, maar de doorvoer niet. Voor de doorvoer geldt namelijk een uitzondering in de Citesverordening. Wil de Minister zich in Europees verband sterk maken voor een Europees verschepingsverbod van walvisvlees door er in Brussel op aan te dringen dat de uitzondering voor de doorvoer van walvisvlees wordt geschrapt?
Van mijn collega Ouwehand heb ik de volgende punten meegekregen om in te brengen. De neonicotinoïden. De Minister heeft juist een breed gedragen petitie in ontvangst genomen van de Bijenstichting. Fijn dat ze mensen die al jaren knokken voor een verbod op dit voor bijen en andere dieren gevaarlijke landbouwgif te woord heeft willen staan. De oproep is simpel: steun een Europees verbod op neonics. Een ruime meerderheid van de burgers wil dat en de meerderheid van de Kamer wil dat ook. We herinneren de Minister aan de aangenomen moties van de Partij voor de Dieren die hiertoe oproepen.
Dan het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Bij de vorige herziening van het GLB klopte iedereen zich nogal op de borst omdat het beleid zo stevig zou zijn vergroend. Uit een evaluatie van die vergroeningsmaatregelen blijkt dat de resultaten daarvan zo ongeveer niet-bestaand zijn. Van de beloofde vergroening is in de praktijk niets terechtgekomen. Het moet dus radicaal anders. Niet een beetje rommelen in de marge. Het klakkeloos storten van Europees geld op de rekening van de klimaatbelastende melkveehouderij of van telers die kwistig gebruikmaken van de gifspuit is niet te verdedigen. Er bestaat een enorme opgave op het gebied van klimaat, biodiversiteit en dierenwelzijn, maar Europa werkt al deze doelen ondanks mooie woorden rechtstreeks tegen met haar achterhaalde landbouwbeleid.
Wat moet er gebeuren? Afschaffen van de landbouwsubsidies en deze in de tussentijd gebruiken om alle boeren te helpen om te schakelen naar een biologische landbouw, een landbouw die past binnen de grenzen van de draagkracht van de aarde en dus niet ten koste gaat van dieren, natuur en klimaat. De Kamer vindt dit al. Gebruik die subsidies om boeren te helpen om te schakelen naar biologische landbouw!
De voorzitter:
Daarmee bent u door uw tijd heen.
Mevrouw Arissen (PvdD):
Ik heb nog één zin, voorzitter. Die gaat over het EU-eiwitplan. Mooi dat er een plan is, maar we hebben al vaker gezegd: dit is te smal; een echte eiwittransitie gaat over teelt én consumptie, inzetten op vleesvermindering en een krimp van de Europese veestapel. Dus stop met de subsidies op de promotie van vlees en zuivel.
Voorzitter, dank u wel.
De voorzitter:
Dank. De Minister heeft aangegeven vijf minuten nodig te hebben, dus we starten weer om 15.00 uur stipt.
De vergadering wordt van 14.55 uur tot 15.00 uur geschorst.
De voorzitter:
De Minister heeft aangegeven klaar te zijn voor de beantwoording. Ik geef haar daartoe graag de gelegenheid.
Minister Schouten:
Dank u wel, voorzitter. Hoewel mevrouw Van Tongeren weg is, hecht ik er wel aan om de vragen die zij gesteld heeft, hier wel te beantwoorden. Eigenlijk vroeg zij heel veel informatie over zaken waarover ik de Kamer naar ik meen toch behoorlijk heb geïnformeerd, namelijk via het BNC-fiche. Daar staat exact in wat Nederland vindt en wat onze inzet is bij de verschillende Raden. Volgens mij heb ik ook op basis van het fiche al verschillende keren met uw Kamer gedebatteerd over de vraag wat de inzet van Nederland is, bijvoorbeeld ten aanzien van het GLB meer richten op prestatiebetaling en verduurzaming. In antwoord op de vraag van mevrouw Van Tongeren hoe ik daartegen aankijk: daar ben ik voor. In het regeerakkoord zeggen wij ook dat het meer gericht moet worden op prestatiebetalingen. Mevrouw Van Tongeren vroeg wanneer ik wist wat de onderwerpen in relatie tot het GLB waren die op de agenda van de Raad stonden en waarom die niet zijn meegenomen in de geannoteerde agenda. Ik heb de afgelopen twee Raden al over het GLB gediscussieerd met de collega's in Europa. Dat heb ik gedaan aan de hand van de inzet die ik de Kamer heb gemeld in het BNC-fiche. In die zin zitten er geen wijzigingen in de manier waarop wij aankijken tegen directe betalingen, convergentie of gekoppelde betalingen. In die zin is er niets nieuws te melden. Wij vinden niet iets anders dan wat wij de afgelopen twee maanden geloof ik hebben verkondigd in de Raad en waarover ik ook met uw Kamer heb gedebatteerd.
Sterker nog, volgens mij heb ik de vorige keer met de heer Grashoff over de cofinanciering een debatje gehad in de Kamer. Dat was toen plenair. GroenLinks vraagt nu wat ik daarvan vind, maar volgens mij heb ik dat toen al aangegeven in het debat. Het is voor ons een van de opties die op tafel liggen. De heer Grashoff vond daar van alles van, in lijn met wat mevrouw Van Tongeren hier heeft aangegeven. Zij vraagt hoe de andere lidstaten hiertegen aankijken. Het is niet zo dat de meeste lidstaten hier wild enthousiast van worden. De meeste zijn hiertegen. Op dit moment houden Luxemburg en Nederland deze mogelijkheid open. Het is dus ook weer niet zo dat het enthousiasme op dit punt onverminderd groot is in Europa.
Mevrouw Van Tongeren vraagt hoe ik op grond van objectieve maatstaven het speelveld zie ten aanzien van hectaresteun, van de hectarepremies. Wij zijn er niet voor dat alleen gekeken wordt naar hectares. Dat heb ik net ook aangegeven. Maar er zijn wel degelijk ook verschillen tussen landen, bijvoorbeeld in loonkosten, grondprijzen en kosten voor duurzaamheidsinspanningen. Al dat soort aspecten rechtvaardigt wat ons betreft het feit dat wij niet zomaar meegaan in convergentie.
GroenLinks vraagt ook naar de brexit, waarmee wij minder middelen krijgen: hoe kijken wij daartegen aan? In vorige debatten heb ik al aangegeven dat de brexit ervoor zorgt dat een groot deel van de middelen weg zal vallen en dat dit consequenties heeft voor de financiering. Dat is een discussie die wij voeren in het kader van het MFK. Wat betekent het precies dat het VK Europa verlaat? Hoe gaan we om met die rekening? Dat is vervolgens weer bepalend voor hoeveel geld er overblijft voor de verschillende prioriteiten. Ook in die volgorde willen wij de discussie voeren. Ik heb hier steeds ook aangegeven dat het MFK bepalend is voor wat er uiteindelijk over is voor het GLB. Dat is de volgorde waarin wij het debat zullen voeren. Andere lidstaten hebben heel verschillende visies. Nederland heeft naar ik meen twee weken geleden met andere landen een brief gestuurd in het kader van het MFK over hoe wij daartegen aankijken. Maar goed, dat is een discussie die u met de premier moet voeren.
GroenLinks vraagt ook hoe ik aankijk tegen het feit dat de gemeenten onvoldoende handhaven – dat vindt mevrouw Van Tongeren althans – op het gebruik door boeren van gronden die niet van hen zijn. Zij vraagt hoe ik daarop ga handhaven. We hebben een verantwoordelijkheidsverdeling tussen de verschillende overheidslagen. Als het in een gemeente speelt, is dat iets waarover eerst in de gemeenteraad gesproken moet worden. Berkelland heeft zich bij ons gemeld. We hebben meegekeken naar wat daar precies aan de hand is. De RVO heeft informatie die hen kan helpen om te bepalen welke grond van wie is. We gaan toetsen rondom gemeentelijke gronden. Daarbij gebruiken we de kennis die er is bij de RVO. Maar de eersten die de gemeenten moeten aanspreken, zijn de raden die daarover gaan.
GroenLinks vraagt ook hoe ik aankijk tegen geld dat hoger in de keten terechtkomt en niet bij de boer. Ik denk dat dit een van de belangrijke inzetten is in de discussie over het GLB. We moeten ervoor zorgen dat er meer positie komt voor een collectief van boeren, zodat ze zich als marktmacht kunnen organiseren. Dat is overigens best wel een levendige discussie in het kader van het GLB. Wij vinden dat de Commissie op dit punt ambitieuzer had kunnen zijn. Veerman heeft hierover naar mijn mening behartigenswaardige woorden gebezigd in zijn rapport. De Commissie heeft dat niet helemaal overgenomen. Nationaal is dat een rol, maar wij vinden dat de positie van de boer in de keten ook aandacht moet krijgen in het GLB.
De heer Geurts vraagt of de vergroening ook in de eerste pijler kan. Hoe zorgen we voor voldoende middelen in de tweede pijler? Ook in het toekomstige GLB zullen voorwaarden gesteld worden aan directe betalingen, ook op het punt van biodiversiteit. Dat moet wel effectiever dan wij nu doen. Nederland heeft daarvoor gepleit en zal dat blijven doen. De middelen in de tweede pijler worden toegedeeld in het kader van de MFK-onderhandelingen in de Europese Raad. Ik heb net al aangegeven wat de volgorde der zaken is.
De heer De Groot zegt dat de informatie over de Raad minimaal laat is. Hij wil daar graag eerder in betrokken worden. Wij doen ons uiterste best om de informatie op tijd naar de Kamer te krijgen. Ik houd niets achter omdat dat makkelijker is, of iets dergelijks. Maar de agenda van de Raad staat echt heel kort van tevoren vast. Wij doen wat wij kunnen zodra wij de informatie hebben. Wij proberen het dan zo snel mogelijk naar uw Kamer te krijgen. Ik krijg de stukken tussendoor als ik in een overleg zit onder mijn neus, zo van «nu tekenen, want het moet weg», omdat we ze zo kort van tevoren krijgen. Wij doen wat wij kunnen om het op tijd bij de Kamer te krijgen.
De heer De Groot vraagt of we qua uitvoering klaar zijn voor de prestatiebeloning GLB. In aansluiting daarop pak ik gelijk de vraag mee van de heer Geurts, die vraagt of de NVWA en de RVO hierop zijn toegerust. Het nieuwe GLB begint op z'n vroegst in 2021. Net als de vorige keer is een overgangsjaar in dit licht niet ondenkbaar. Wij hebben nog wel tijd, maar wij moeten ons zeker op tijd voorbereiden. Daarbij is van belang dat wij weten wat er uiteindelijk uit komt. We gaan dus wel kijken welke stappen we moeten zetten, maar de definitieve vormgeving hangt af van wat er uit de discussie komt, en die zijn we zoals u weet nog maar net gestart.
De heer De Groot vraagt ook of de motie over eiwitstrategie helemaal is uitgevoerd. Het staat niet in het verslag. Ik heb tijdens de inbreng in de Raad exact aangegeven dat wij wat in de motie wordt genoemd, precies zo hebben ingebracht; excuses dat dit niet in het verslag is terechtgekomen.
Voorzitter. Afrondend op het puntje GLB. Ik merk dat de leden zoeken naar wat de inbreng van Nederland is in dit debat. Laat ik hier gewoon toezeggen dat ik een brief stuur naar de Kamer waarin we nog een keertje exact uiteenzetten wat op de verschillende punten de inzet is van Nederland, zodat het nog een keer duidelijk wordt voor de Kamer waar wij mee bezig zijn. Ik geef vast de winstwaarschuwing dat het niet veel zal afwijken van het fiche, waarin het al stond. Maar we kunnen het nog een keer precies per punt opschrijven, zodat het voor uw Kamer helder is.
Dit was het blokje GLB, voorzitter. Dan ga ik meteen door met het blokje vis. Daar zijn een aantal vragen over gesteld. Er komt nu best veel op de visserijsector af. Ik was afgelopen maandag op Urk. Ik heb daar zelf ook met een aantal vissers gesproken. Die zeggen: we kunnen wel wat hoge golven hebben en we zijn ook wel wat gewend, maar er komen nu wel heel veel zaken tegelijkertijd. Denk aan de discussie over de puls en de onzekerheid daaromheen, de discussie over de discards, de aanlandplicht. We hebben ook nog de hele discussie over de brexit: wat gaat dat uiteindelijk betekenen? Ik voel met de vissers mee dat het heel onzekere tijden voor ze zijn. Een aantal leden, waaronder de heer Geurts, vragen wat wij precies doen rondom de aanlandplicht. Waar zijn wij mee bezig in de Scheveningengroep? Ik meen dat de heer Weverling vroeg om een doorkijkje. Wat de aanlandplicht betreft werken wij met de lidstaten, de Scheveningengroep en de groep noordwestelijke wateren in goed overleg aan de laatste stap per 2019 van de implementatie van de aanlandplicht. De urgentie daarvan wordt ook wel gedeeld. Wij hebben al een aantal belangrijke stappen gezet, zoals het opheffen van de TAC voor schar en het verhogen van de quotum voor tarbot, maar we hebben inderdaad nog wel wat zorgpunten. Ik heb goede hoop dat wij voor rog en de garnalenvisserij oplossingen kunnen vinden. De grootste zorg zit wat mij betreft in de bijvangst van schol in de tongvisserij. Het extra onderzoek dat wij samen met de sector konden doen voor een jaar uitstel voor schol, heeft helaas onvoldoende resultaat opgeleverd. We kijken nu met de sector naar alternatieve oplossingen. Maar wij hebben nog maar weinig tijd. Het wordt echt krap. De inzet is er volledig. Wij werken vanuit het ministerie goed samen met de vissers om te kijken naar alternatieven, maar ik sluit niet uit dat wij in de tweede helft van dit jaar met de Commissie en Raad aan de slag moeten om te kijken of het allemaal wel haalbaar is per 1 januari 2019.
De heer Geurts vraagt verder of de garnalenvisserij onder de aanlandplicht komt te vallen. Garnalen zijn geen gequoteerde soort en vallen daarmee niet onder de aanlandplicht, maar in de garnalenvisserij worden ook gequoteerde soorten bijgevangen. In de Scheveningengroep is er discussie ontstaan over de vraag of deze bijvangst nu wel of niet onder de aanlandplicht valt. Ongeacht de uitkomst van deze discussie moet er een oplossing voor de garnalenvisserij komen. Een alternatieve oplossing is een de-minimisuitzondering voor de gequoteerde bijvangst in de garnalenvisserij. Daar wordt naar gekeken.
De heer Geurts vraagt ook naar de handhaving van de aanlandplicht: hoe zie ik dat voor me? Hij vraagt zich af of de NVWA de rek en de ruimte niet tenietdoet. Ik beoordeel het optreden van de NVWA niet als repressief. De NVWA heeft vooralsnog enkel waarschuwingen uitgedeeld in situaties waarin sprake was van een sterk vermoeden van het niet naleven van de aanlandplicht. Het is wel van het grootste belang – daar wil ik ook met de sector aan werken – om onwerkbare situaties te voorkomen. Wij kijken hoe wij überhaupt omgaan met de discardsdiscussie, wat de knelpunten zijn en waar we die mogelijk ook moeten oplossen. Hiertoe zal ik op korte termijn een bestuurlijk overleg plannen met de visserijsector. De onzekerheid over de uitkomst daarvan betekent geen vrijbrief om de aanlandplicht zoals die nu geldt, niet na te leven. Ik denk dat het van belang is om dat wat we nu allemaal hebben, gewoon na te leven. Tegelijkertijd bekijken wij hoe we knelpunten kunnen oplossen, zoals ik net heb geschetst.
De heer Weverling vraagt ten aanzien van de pulsdiscussie om een doorkijkje. Dit is een proces dat we in relatieve stilte doen. Ik hecht er ook wel aan om het zo te houden; niet omdat ik niet wil dat er niet op gecontroleerd wordt, maar omdat ik denk dat dit de manier is waarop we effectief in deze situatie kunnen opereren.
De heer Weverling vraagt ook of ik de Kamer op een bepaalde termijn kan informeren. Op het moment dat ik meer kan melden, zal ik dat ook zeker doen, maar ik vraag enige ruimte om effectief, dus niet alleen maar heel publiek, te handelen. We zijn echt hard aan de slag.
De heer Weverling vraagt ook naar het meerjarenplan voor de Middellandse Zee. Hij zegt: het is prima dat we dat gaan beoordelen op basis van wat er voorheen lag, maar als onze vissers aan de strenge regelgeving moeten voldoen, moet dat dan ook niet gelden voor de andere lidstaten? Ik ben inderdaad groot voorstander van een gelijk speelveld. Ook in de Middellandse Zee moeten we streven naar duurzame visserij. Waar mogelijk moeten we hierbij ook gebruikmaken van dezelfde instrumenten. Ik moet er wel bij zeggen dat er in de Middellandse Zee niet gewerkt wordt met quota, maar met technische maatregelen om op die manier de visbestanden te beheren. Dat is dus toch wel een iets andere situatie. Het doel moet daarbij echter gelijk blijven. Dat deel ik met de heer Weverling. Dat doel is een duurzame visserij. Daarvoor kunnen nog wel de nodige stappen gezet worden.
Mevrouw Arissen zegt dat de meerjarenplannen ook moeten zien op de bijvangstsoorten en vraagt of ik met die bril wil kijken naar de plannen die nu voorliggen. Ook de vissers in de Middellandse Zee moeten voldoen aan het gemeenschappelijk visserijbeleid. Het beheer van de bijvangstsoorten hoort hierbij. Dat is voorzien in het meerjarenplan voor de Noordzee, maar is wat ons betreft ook van belang voor de Middellandse Zee.
Voorzitter, volgens mij heb ik daarmee het blokje «vis» gehad.
De voorzitter:
De heer Geurts heeft een vraag over de vis.
De heer Geurts (CDA):
Ik had de Minister gevraagd of ze me kon geruststellen. Ik ben wel gerust op haar inzet, maar er zijn ook andere partijen bij betrokken. Daar hebben we wat minder invloed op, heb ik het gevoel; de Minister heeft daar minder invloed op en ik heb daar al helemaal geen invloed op. Ik maak mij zorgen over de aanlandplicht en de naleving, want die zouden weleens niet zo werkbaar kunnen zijn. Als de NVWA in Nederland rücksichtslos volgens de letter der wet gaat handhaven, komt er oorlog op zee. Dat heb ik ooit tegen een van uw voorgangers gezegd en dat herhaal ik maar eens, want dat verwacht ik dan op dit punt. Ik vind dat wij er als politiek van doordrongen moeten zijn – dat geef ik dan ook maar mee aan de Minister – dat je problemen krijgt als er gehandhaafd wordt op iets wat niet te handhaven valt omdat het niet uitvoerbaar is. De vraag is dus: is de Minister daar wel van doordrongen? Zo ja, is het dan geen zaak om goede werkinstructies aan de NVWA te geven, zodat dit geen problemen gaat opleveren?
Minister Schouten:
Over het rücksichtslos handhaven: ik heb net aangegeven dat er waarschuwingen zijn gegeven, maar dat is niet gelijk rücksichtslos handhaven. Tegelijkertijd kan ik de NVWA niet verwijten dat zij handhaaft op wat wij met elkaar afspreken. Ik deel met de heer Geurts dat het best een ingewikkelde situatie wordt op het moment dat we voor alle plannen die voor 1 januari 2019 zijn voorzien, gaan handhaven. Dat is natuurlijk ook het debat dat wij met de Commissie voeren: wat wij doen, moet wel handhaafbaar en uitvoerbaar zijn. Dat wil niet zeggen dat we, als er op enig moment een regel is, gaan zeggen: we gaan misschien niet handhaven of we gaan het misschien toch door de vingers zien. Dan krijgen we ook een heel andere discussie met Europa. Daarom denk ik dat onze inzet vooral gericht moet zijn op het krijgen van uitvoerbare en handhaafbare plannen en daarom kijken wij samen met de sector naar alternatieven. Ik bestrijd toch wel eventjes het beeld dat de NVWA nu alleen maar heel rücksichtslos bezig is. Zij doen hun werk op basis van de regels die gemaakt worden. Dat kan ik hun niet verwijten. Dan moeten wij hun regels geven waarmee ze het werk kunnen doen. Daar zijn wij nu hard mee bezig. Dat ligt op ons bord en ik zou dat niet op het bord van de NVWA willen neerleggen.
De heer Geurts (CDA):
Ik wil ook absoluut niet dat de NVWA de schuld krijgt van wat wij hier bedacht hebben. Als ik dat heb laten doorschemeren, wil ik dat bij dezen rechtzetten: dat verwijt wil ik absoluut niet maken. De Minister zei duidelijk dat het uitvoerbaar en handhaafbaar moet zijn. Zolang ik Kamerlid ben en dit dossier mag doen, heb ik daar steeds vraagtekens bij gezet, gewoon omdat ik me erin verdiept heb en denk: hoe ga je dit in vredesnaam uitvoeren? Mijn vraag is of wij als politiek, voor zover dat kan, dan de rek en ruimte moeten zoeken. Misschien kan de Minister ons daarover eens adviseren, zodat we geen oorlog op zee krijgen, om het zo maar even te noemen.
Minister Schouten:
De rek en ruimte moeten wij volgens mij vooral zoeken voordat we de hele kwestie rondom de discards tot een einde brengen. Daar zoeken wij echt naar alternatieven. Er zijn mogelijk weer stapjes te zetten, maar dat zal discussie vergen met de Europese Commissie en de Europese Raad. Dit wordt een heel ingewikkelde situatie, maar gelukkig staan wij daarin niet alleen. Dit is een kwestie die de hele Scheveningengroep aangaat, heel concreet. Ik heb hier anderhalve week geleden met mijn Deense collega over gesproken. In Denemarken leven precies dezelfde zorgen. Dat scheelt in ieder geval wel in de mogelijkheid om wat meer druk te leggen op de Commissie en de Raad.
Mevrouw Arissen (PvdD):
Nog even over de meerjarenplannen. De Minister zegt daarover zelf dat die voor de Noordzee nog onvoldoende zijn om duurzaam beheer van de visbestanden te kunnen garanderen.
De voorzitter:
De Minister zegt dat zij dat niet over de Noordzee, maar over de Middellandse Zee zei. Misschien kunt u uw vraag dus nog iets aanpassen of herformuleren, voordat we elkaar verkeerd begrijpen.
Mevrouw Arissen (PvdD):
Volgens mij schreef de Minister in haar Kamerbrief dat de meerjarenplannen voor de Noordzee nog onvoldoende zijn om duurzaam beheer van de visbestanden als doel te behalen. Klopt dat?
Minister Schouten:
Wij hebben een traject naar MSY. Dat weet mevrouw Arissen ook. Dat is voor 2019–2020, zeg ik uit mijn hoofd. Daar zijn wij naar op weg.
Mevrouw Arissen (PvdD):
Gaat de Minister met diezelfde bril kijken naar het meerjarenplan voor de Middellandse Zee, dus met de bril dat er ook meerjarenplannen moeten komen voor zowel de commerciële visbestanden als de bijvangst?
Minister Schouten:
Ik heb net aangegeven dat ik voor een gelijk speelveld ben en dat er dus stappen moeten worden gezet in de richting van duurzaam beheer, zoals dat ook voor onze vissers geldt in de Noordzee. Ik kijk dus door de gelijkespeelveldbril naar de plannen voor de Middellandse Zee.
De voorzitter:
Daarmee is het blok over vis afgerond en gaan we naar het laatste blokje.
Minister Schouten:
Ja, dat is het blokje «varia». Er is gevraagd naar het Kenniscentrum voedselfraude. Daar moesten we even naar zoeken, want dat is het beleidsterrein van mijn collega Bruins. We hebben even heel snel zitten schakelen. Misschien zou het antwoord wat vollediger kunnen zijn, maar dat komt omdat wij het echt even na moesten zoeken omdat het eigenlijk niet op ons bord ligt. Maar ik probeer daar wat richting aan te geven. In Europa is er in september een discussie geweest – dat heeft mijn ambtsvoorganger, de heer Kamp gedaan – naar aanleiding van de fipronil, waarbij is geconstateerd dat er in Europa verschillende nationale aanpakken waren bij dit soort crises. Toen is afgesproken dat er een verbetering zou komen voor de EU-coördinatie tussen de nationale instanties, zodat er een wat meer geharmoniseerde aanpak zou ontstaan. Daar komt dit uit voort. Vanuit Nederland is de NVWA betrokken bij het Europese kenniscentrum. Dat is ongeveer wat ik er nu over kan zeggen, maar ik zou u willen adviseren om dit ook nog wel met collega Bruins wat nader te bespreken, omdat hij daar mogelijk net wat meer van af weet dan ik. Dit was de aanleiding waardoor tot deze coördinatie is gekomen. Dat is ongeveer wat ik er nu over kan zeggen. Ik kan me voorstellen dat u dat wat weinig vindt, maar dit is het beeld dat we kunnen geven op basis van de paar minuten die we daarvoor hadden.
De heer Futselaar (SP):
Ik begrijp dat wel. Ik heb het onderwerp zo ook een beetje geïntroduceerd. Ik zal de suggestie om het ook elders in te brengen met mijn fractie bespreken. Misschien gaat de Minister niet helemaal over dit onderwerp, maar omdat de Landbouwraad ook over voedselproductie gaat, vind ik wel dat die raad erover gaat, als u begrijpt wat ik bedoel. Ik ga hierover niet meer aan de Minister vragen, omdat dat niet helemaal redelijk is, gezien de portefeuilleverdeling. Maar ik wil toch nog wel even iets gezegd hebben, ook voor het verslag, over het idee dat in fraudegevallen, zeker als het gaat om zaken als fipronil, een Europese instelling een deel van de verantwoordelijkheid voor publieksinformatie overneemt. Ik zou het buitengewoon verkeerd vinden als we die kant opgaan. Dat is toch een beetje wat ik lees in het voorstel. Die angst leg ik via de voorzitter en de Minister dan maar neer bij het kabinet.
Minister Schouten:
De verantwoordelijke Eurocommissaris op dit punt is de heer Andriukaitis van SANTE. Het gaat dus ook echt wel over gezondheid. Ik snap dat de heer Futselaar zegt dat het ook over voedsel gaat, maar er zit ook echt wel een gezondheidsaspect aan. Ik hoor wat de heer Futselaar zegt, maar ik kan op dit moment niet anders dan hem adviseren om dit met collega Bruins op te nemen.
Dan komen we bij de neonicotinoïden. De heer Geurts vroeg of ik de impactanalyse die de NVWA heeft gemaakt, met de Kamer wil delen, of die impactanalyse ook naar het Ctgb gaat en of ik die ook meeneem in mijn standpunt. Die impactanalyse is onderdeel geweest van een Kamerbrief van – dat is even geleden – juli 2017. De Kamer is daar vorig jaar dus al over geïnformeerd. Dat is dus niet heel recent geweest. Deze informatie wordt uiteraard meegenomen in de standpuntbepaling. Maar dit is echt al heel lang geleden gedeeld met de Kamer. Dat was voor mijn tijd.
De heer Geurts (CDA):
Juli 2017 was in de tijd dat ik in ieder geval heel druk was met het meehelpen aan iets als een regeerakkoord. Is die impactanalyse toen in zijn totaliteit naar de Kamer gestuurd, of is die toen genoemd in een Kamerbrief en is ernaar verwezen? Misschien weet het ministerie dat?
Minister Schouten:
Ik heb de brief voor mij. De analyse is verwerkt in de Kamerbrief. De hele impactanalyse is dus niet naar de Kamer gestuurd, maar hij is verwerkt in de Kamerbrief die in juli 2017 naar de Kamer is gestuurd.
De heer Geurts (CDA):
Zou de Minister bereid zijn om die impactanalyse aan de Kamer te sturen? Want daar was ik naar op zoek.
Minister Schouten:
We gaan daar een poging toe wagen.
De voorzitter:
De heer Van Helvert gaat het voorzitterschap even van mij overnemen. U kunt rustig doorgaan en het blokje «varia» afmaken. Daarna gaan we naar de tweede termijn.
Minister Schouten:
Dan mist u net het einde van dat blokje, want ik ben er zo ongeveer. Dank.
Voorzitter: Van Helvert
De voorzitter:
De Minister gaat verder.
Minister Schouten:
Dank u wel, voorzitter. Mevrouw Arissen heeft ook een vraag gesteld over de neonicotinoïden. Ik heb inderdaad zojuist een petitie in ontvangst genomen. Daarbij heb ik gezegd – dat heb ik hier vorige week al gezegd en dat herhaal ik nu – dat we daarover een besluitvormingstraject hebben afgesproken. Het eerste stukje van dat besluitvormingsproces is het oordeel van de EFSA; dat hebben we al. Wij wachten op de beoordeling door het Ctgb, maar die zal ook plaatsvinden op basis van het voorstel dat de Europese Commissie gaat doen. Dat voorstel ligt er nog niet. Daar wachten wij op. Als de Commissie met een nieuw voorstel komt, zal ik mij door het Ctgb laten adviseren. Daarna zal ik een standpunt innemen en kenbaar maken aan de Kamer.
Tot slot de vraag van mevrouw Arissen over het doorvoerverbod voor walvisvlees. Zij vroeg of ik mij er sterk voor wil maken om de uitzondering daarvan ook in EU-verband te schrappen. Wij hebben in Europa al wel een appel gedaan op de Commissie. Wij hebben nu geen aanwijzingen dat dat vlees via Nederland wordt doorgevoerd; dat klopt. Maar Europa heeft eerder al aangegeven dat zij het niet zien zitten om dit te gaan verbieden. Wij hebben zelf al weleens een appel gedaan. Zij hebben dat aangehoord, maar hebben aangegeven dat zij er voor de rest niet zo veel mee gaan doen. Ik waardeer het in ieder geval wel dat de Rotterdams haven hierover zelf een standpunt heeft ingenomen.
De voorzitter:
Ik onderbreek u eventjes, mevrouw de Minister, want er is een interruptie van mevrouw Arissen.
Mevrouw Arissen (PvdD):
Dank voor de beantwoording. Wat ik toch een beetje vreemd vind, is het volgende. In het Europees Parlement is een officiële waarschuwing uitgegaan in de richting van Noorwegen, om dit land extra te wijzen op het internationale verbod op de walvisjacht. Ook bestaat er een invoerverbod voor Europese lidstaten. Maar er is een uitzondering gemaakt voor het doorvoeren; je mag het dus wel doorvoeren. Wij zouden toch heel graag willen dat Nederland zich ook inzet voor het schrappen van die uitzondering. Ik kan me haast niet voorstellen, juist omdat we ook via het Europees Parlement een officiële waarschuwing hebben uitgedaan, dat de Europese Commissie daar niet voor voelt. Zou de Minister daar dus toch nog extra op willen inzetten?
Minister Schouten:
Wij hebben dat morele appel gedaan, waarop de Commissie heeft aangegeven dat zij geen mogelijkheden ziet om die transit te verbieden. Ik zie niet in waarom die mogelijkheden er dan nu opeens wel zouden zijn. In die zin hebben we al precies gedaan wat mevrouw Arissen vraagt.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van mevrouw Arissen van de Partij voor de Dieren.
Mevrouw Arissen (PvdD):
De Europese Commissie zegt dus eigenlijk: we hebben geen inzicht in de cijfers van de doorvoer van walvisvlees in de lidstaten. Ngo's hebben die cijfers wel. Zou de Minister er eventueel bij de Europese Commissie op kunnen aandringen dat de lidstaten die cijfers vrijgeven? Het is wel bekend bij de lidstaten zelf, want anders zouden de ngo's geen inzage in de openbare bronnen daarover hebben. De Europese Commissie gebruikt dat namelijk als argument waardoor zij geen verbod kan instellen. Zou de Minister dat dan kunnen doen?
Minister Schouten:
De ngo's hebben cijfers, maar dat wil niet zeggen dat dat ook de cijfers zijn die de lidstaten hebben. Ik vind het iets te kort door de bocht om te zeggen: de ngo's hebben de cijfers, dus zijn ze bekend. Ik denk dat daar ook nog wel een discussie over gaat plaatsvinden. Het punt is dus vooral dat, op het moment dat er doorvoer plaatsvindt, er ook niet ingeklaard wordt. En op het moment dat er niet ingeklaard wordt, heb je dus ook geen cijfers over wat er precies doorgevoerd wordt. Dat is dus het feitelijke probleem, waardoor je niet exact weet wat de omvang is.
De voorzitter:
Ik stel voor dat u de beantwoording vervolgt.
Minister Schouten:
Ik ben door de beantwoording van de vragen heen. Ik wil nog wel één punt memoreren. Dat heeft niets te maken met deze agenda, maar ik hecht er nog wel aan om het volgende te benadrukken: ik heb vanochtend een brief gestuurd naar aanleiding van het feit dat er, helaas, opnieuw vogelgriep is geconstateerd. In de brief hebben we aangegeven dat het een situatie in Kamperveen betreft, waarbij een hoog pathogeen vogelgriepvirus is aangetroffen. Vanochtend bij het sturen van de brief wisten we niet wat voor H5-type dat was. Ik kan nu bevestigen dat het om een H5N6-type gaat; dat is hetzelfde type als in de andere situaties waar deze winter de vogelgriep is geconstateerd.
De voorzitter:
Dank u wel. Dank ook voor die laatste mededeling. Ook wens ik betrokkenen in die situatie veel succes en sterkte.
Ik kijk naar mijn collega's en stel vast dat er behoefte is aan een korte, tweede termijn. Dan doen we één minuut per fractie. Ik geef als eerste het woord aan de heer Futselaar van de SP.
De heer Futselaar (SP):
Voorzitter. Ik kom even terug op het punt van de heer De Groot over het tijdig beschikbaar zijn van de agenda. Ik begrijp het verhaal van de Minister best, maar we hebben twee mogelijkheden. Want we moeten niet doen alsof agenda's voor Europese Raden totaal uit de lucht komen vallen. Die worden ambtelijk en diplomatiek voorbereid in een heel circus van non-papers, meningen et cetera. Een optie is dat we in een eerdere instantie worden geïnformeerd over wat er speelt. Maar ik kan mij voorstellen dat de Minister er niet ontzettend happig op is om niet-bestuurlijk vastgestelde standpunten ten geven. De andere optie is dat wij in de Raad zullen moeten beargumenteren dat de agenda van de Raad gewoon eerder beschikbaar komt. Dat moet een keiharde afspraak worden, want anders is parlementaire controle van deze Raadsvergadering feitelijk niet mogelijk. Als we dat doen, maken wij het eurosceptici, zoals mij, wel heel makkelijk.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Futselaar. Dan ga ik naar de heer Geurts namens het CDA.
De heer Geurts (CDA):
Voorzitter, dank. We hebben net een klein debatje gevoerd met de Minister over de aanlandplicht. Ik blijf daarmee worstelen. Ik snap dat er stappen gezet moesten worden, maar het wordt mij, hoe meer ik mij daarin verdiep, steeds duidelijker dat de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid toch echt in de knel komen. Het regeerakkoord stelt ook dat de aanlandplicht moet worden versoepeld zodra er alternatieven zijn die hetzelfde doel dienen en dat Nederland zich hiervoor zal inzetten. Ik denk dat ik de Minister helemaal niks hoef te vertellen over wat er in het regeerakkoord staat, maar het staat er. In hoeverre wordt daar ook aan gewerkt door het ministerie?
De laatste woorden van de Minister wil ik ook onderstrepen: helaas weer vogelgriep. Ik heb begrepen dat dit bedrijf voor de derde keer is getroffen. Dat is wel heel ernstig. Ik sluit me aan bij de woorden van de voorzitter en wens dit gezin en deze ondernemers veel sterkte. Ik steun de Minister ook in haar inzet, zoals verwoord in de laatste paragraaf van haar brief, om de ophokplicht te bekijken. Ik ben er zelfs trots op dat de Minister dat probeert. Ik zet een streep onder «probeert». Laten we er een winstwaarschuwing bij afgeven, want dat zal geen gemakkelijke weg worden.
De voorzitter:
De heer Weverling heeft geen behoefte aan een tweede termijn. Dan is het woord aan de heer De Groot van D66.
De heer De Groot (D66):
Heel kort, voorzitter. Het is echt een beetje zoeken naar een manier om de Kamer zich goed te laten voorbereiden op dit AO. Ik heb er ook een paar keer aandacht voor gevraagd. Ik kan me inderdaad goed voorstellen dat de Minister uiterlijk een week voor een AO een brief stuurt met daarin niet de officiële agenda maar met informatie op basis van wat er in Brussel en Den Haag wordt voorbereid. Op basis daarvan kun je wel een 90%-agenda maken. Ook kan de Minister informatie geven over de positie. Ik ben benieuwd of de Minister bereid is om dat te doen.
De voorzitter:
Mevrouw Arissen maakt ook geen gebruik van de tweede termijn. Dan komen we bij de beantwoording door de Minister. Heeft de Minister even nodig om de punten op een rij te zetten? Nee, ze kan gelijk antwoorden.
Minister Schouten:
Voorzitter. Ik weet nog uit een vorig leven dat het altijd fijn is als je als Kamerlid op tijd informatie krijgt, omdat je op die manier gewoon je werk kunt doen. Ook ik heb die informatie graag op tijd en ben weer afhankelijk van wat er aangeleverd wordt. Er is een langetermijnagenda voor Europa; die kan ik ook aan u sturen. Ik hoor nu dat de Kamer die ook heeft. Het punt is dat die agenda steeds wijzigt. Er komt altijd weer iets achteraan en het wijzigt altijd weer. Ik kan best nog een keer in Europa aangeven dat het van belang is dat we die agenda op tijd hebben. Het zou fijn zijn als ze direct naar mij luisteren, maar de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat dat niet altijd het geval is. Ik begrijp het signaal en wij doen wat we kunnen, maar het zal tot een bepaalde hoogte laatstedagenwerk blijven voordat we de agenda krijgen. Ik kan het niet mooier maken dan het is. Waar we het kunnen, zullen we proberen om het zo snel mogelijk hiernaartoe te krijgen.
De aanlandplicht is, zoals de Kamer zelf ook weet, in 2014 geëffectueerd. De discussie daarover is gestart onder toenmalig Staatssecretaris Bleker. Er was dus al jarenlang over gesproken, en op enig moment is er een besluit genomen en nu zitten we in de implementatiefase van dat besluit. Ik voel mee met de Kamerleden die zeggen: hoe uitvoerbaar en handhaafbaar is dit? Maar dat is ook wel weer een uitvloeisel van de situatie van een aantal jaren geleden toen dat besluit is genomen. Wat ik vooral probeer, samen met de vissers, is om te kijken hoe we het zo kunnen vormgeven dat het daadwerkelijk handhaafbaar en uitvoerbaar is. Ik zal er bij de Commissie en de Raad nadrukkelijk aandacht voor vragen dat we onze praktijk, onze vissers, niet moeten opzadelen met iets waarmee ze geen kant op kunnen.
De voorzitter:
Ik dank de Minister voor de beantwoording. We hebben in ieder geval geleerd dat Europa toch grote overeenkomsten heeft met thuissituaties. Want ik hoorde u zeggen: het zou fijn zijn als ze direct naar me luisteren, maar dat is niet altijd het geval. Dat is hartstikke mooi om te horen.
Vooraf is door het lid Grashoff van GroenLinks een VAO aangekondigd. GroenLinks is niet aanwezig in deze vergadering. Ik kijk even naar de collega's, want er is geen VAO aangevraagd. Ik ga er dan ook van uit dat dat niet noodzakelijk is. Een vooraankondiging is geen aanvraag, maar het staat leden vrij om er nu eentje aan te vragen. Daarom breng ik het op. Anders was het zo voorbijgegaan en dan hadden we geen VAO gehad.
Mevrouw Arissen (PvdD):
Ik vermoed dat het doel van de heer Grashoff was, ook omdat hij hier vervangen werd, om daadwerkelijk een VAO aan te vragen. Hij heeft een vooraankondiging gedaan. Ik weet niet of ik het kan bevestigen namens GroenLinks en of de heer Grashoff eerste spreker kan zijn. Want ik vind het vanuit collegiaal oogpunt...
De voorzitter:
Ik begrijp uw zorgen. Wat u kunt doen, is een VAO aanvragen, waarbij u de eerste spreker in het VAO bent. Dat kan wel. Maar we kunnen hier niet namens anderen, die niet aanwezig zijn, VAO's aanvragen. Die keus laat ik aan u. Excuses voor het feit dat ik u daarmee nu voor het blok zet, maar ik kan het helaas niet anders doen.
Mevrouw Arissen (PvdD):
Dan vraag ik het VAO bij dezen zelf aan.
De voorzitter:
Dan is er bij dezen een VAO aangevraagd. Het verslag van dit algemeen overleg komt nog op de plenaire agenda van deze week, met als eerste spreker mevrouw Arissen. De griffier attendeert mij bovendien op het volgende: is er behoefte om daar nog deze week over te stemmen? Laten we het zo doen. Mevrouw Arissen heeft het aangevraagd. Ik stel voor dat we via de heer Grashoff even vragen wat zijn intentie was. Daar voeg ik aan toe dat het in het vervolg verstandig is als mensen die een VAO willen aanvragen, ook zelf aanwezig zijn bij de vergadering.
Ik heb nog even de behoefte om met u de toezeggingen van de Minister door te nemen. Ik heb twee toezeggingen genoteerd.
De Minister zal de Kamer een brief sturen waarin de inzet van Nederland ten aanzien van het gemeenschappelijk landbouwbeleid uiteen wordt gezet.
Er wordt mij hier ingefluisterd: nog een keer wordt uiteengezet. Is daar een termijn bij te noemen?
Minister Schouten:
Deze week.
De voorzitter:
Dat wordt dus deze week. Dank daarvoor. De tweede toezegging is.
De Minister zal de impactanalyse van de NVWA over neonicotinoïden aan de Kamer sturen.
Is daar ook een termijn bij te noemen?
Minister Schouten:
Twee weken.
De voorzitter:
Twee weken. Dank u wel voor die toezegging.
Ik dank u allen voor de inbreng. Ik dank de Minister voor haar komst naar de Kamer. Ik dank alle mensen hier in de zaal die hebben meegekeken en alle mensen die thuis hebben meegekeken en meegeluisterd. Graag tot een volgende keer.
Sluiting 15.46 uur.