Kamerstuk 21501-32-1013

Verslag van een algemeen overleg

Landbouw- en Visserijraad


Nr. 1013 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 12 april 2017

De vaste commissie voor Economische Zaken en de vaste commissie voor Europese Zaken hebben op 29 maart 2017 overleg gevoerd met de heer Van Dam, Staatssecretaris van Economische Zaken, over:

  • de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 24 maart 2017 inzake de geannoteerde agenda van de Landbouw- en Visserijraad 3 april 2017 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 995);

  • de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 20 maart 2017 met het verslag van de Landbouw- en Visserijraad van 6 maart 2017 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 993);

  • de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 29 maart 2017 met de reactie op verzoek van de commissie op het bericht «Zeldzame koeien dreigen uit te sterven door fosfaatmaatregelen».

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Ziengs

De fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Azmani

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, Nava

Voorzitter: Graus

Griffier: De Vos

Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Dijkgraaf, Futselaar, Geurts, Grashoff, Graus, De Groot, Lodders en Ouwehand,

en de heer Van Dam, Staatssecretaris van Economische Zaken.

Aanvang 14.30 uur.

De voorzitter:

Ik open het algemeen overleg van de Landbouw- en Visserijraad die op 3 en 4 april 2017 zal plaatsvinden.

Ik heet de mensen op de publieke tribune van harte welkom en ook de mensen die thuis meekijken of meeluisteren via een digitaal kanaal. Ik heet verder de Staatssecretaris en zijn collega's, medewerkers en ambtenaren welkom. Maar allereerst heet ik de nieuw gekozen leden van harte welkom. Dat zijn er twee: de heer Futselaar van de Socialistische Partij en de heer De Groot van D66. Van harte welkom! Dat geldt uiteraard ook de opnieuw gekozen leden. Dat zijn allemaal vertrouwde gezichten.

Sorry, professor Dijkgraaf.

De heer Dijkgraaf (SGP):

ik zie geen oude gezichten.

De voorzitter:

Dat laat ik in het midden. Of het oude of jonge gezichten zijn, daar wil ik me niet mee bemoeien.

Ik stel een spreektijd voor van vijf minuten per fractie en twee interrupties per fractie.

Er zijn twee afmeldingen. Dat is allereerst mevrouw Kuiken van de PvdA. Mevrouw Dik-Faber van de ChristenUnie moet zich verontschuldigen wegens een begrafenis. Dat is bij dezen gezegd.

De heer Geurts (CDA):

Ik zal mede namens de ChristenUnie spreken, voorzitter.

De voorzitter:

Kijk eens daar. Het is mooi dat u dat even meldt. Het CDA zal ook namens de ChristenUnie spreken.

We beginnen met mevrouw Lodders van de VVD.

Mevrouw Lodders (VVD):

Voorzitter. Het is toch weer een bijzonder moment om met een aantal nieuwe collega's, maar zeker ook met de herkozen collega's hier te zijn en dan ook als eerste weer te spreken over landbouw. Voor ons ligt de agenda voor de komende Landbouw- en Visserijraad. Die is heel kort, maar toch zijn er een aantal punten, ook naar aanleiding van het verslag, waarop ik kort wil ingaan.

Allereerst wil ik het hebben over het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Op dit moment loopt de consultatie over het gemeenschappelijk landbouwbeleid. De Staatssecretaris is al in een eerder debat gevraagd om de reactie van Nederland op deze consultatie met de Kamer te delen. Wat mij betreft doet hij dat wel op zo'n manier dat er, indien nodig, ook een debat kan plaatsvinden. Kan de Staatssecretaris toezeggen dat hij de Kamer uiterlijk 11 april zal informeren over de Nederlandse reactie? Het voorschot dat de Staatssecretaris neemt over de verschuiving van gelden van de eerste naar de tweede pijler is wat mijn fractie betreft dan ook prematuur. Daarover zullen we zeker komen te spreken.

De heer Dijkgraaf (SGP):

De heer Geurts zit te lachen, want we hadden net afgesproken dat we rustig zouden beginnen, maar ik heb ook een heel rustige vraag. Er is een motie-Lodders c.s. aangenomen, waarin de regering wordt verzocht in de onderhandelingen over het GLB en het budget daarvoor, in te zetten op de handhaving van de huidige verdeling tussen de eerste en de tweede pijler. Mag ik aannemen dat ook de nieuwe VVD-fractie vindt dat die motie uitgevoerd moet worden?

Mevrouw Lodders (VVD):

Ja, wij zijn altijd voor het uitvoeren van moties en daarom vind ik deze aankondiging van een verschuiving ook zo prematuur. Je kunt het ook niet zomaar op deze manier doen, zonder dat daar onderliggende documenten aan ten grondslag liggen. De reden waarom ik me op deze manier uitdruk, is natuurlijk dat we ook in de vorige periode last minute een kleine verschuiving hebben gedaan om bijvoorbeeld binnen het waterdossier een aantal zaken mogelijk te maken. Dat weet de heer Dijkgraaf nog heel erg goed, zie ik aan zijn blik. Over het verschuiven van gelden van de eerste naar de tweede pijler ligt er inderdaad die aangenomen motie. Dat is in dit geval dus prematuur.

De voorzitter:

De Staatssecretaris fluisterde in mijn rechteroor dat die motie is uitgevoerd.

De heer Dijkgraaf (SGP):

De Staatssecretaris begint zich nu al met het proces te bemoeien. Dat mag van mij, hoor. Dat vind ik geen enkel probleem. Maar als de motie is uitgevoerd, moeten we misschien een nieuwe motie indienen. Dan zou ik straks toch wel van de Staatssecretaris willen horen of hij nog steeds vindt dat die motie ook nu nog geldt. Wat ons betreft is dat inhoudelijk namelijk wel het geval en ik hoor mevrouw Lodders dat ook zeggen.

De voorzitter:

De Staatssecretaris komt dadelijk aan het woord. Nu gaat mevrouw Lodders verder.

Mevrouw Lodders (VVD):

We komen ook nog te spreken over de vereenvoudiging van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Het is eigenlijk teleurstellend dat er onvoldoende maatregelen worden voorgesteld om het gemeenschappelijk landbouwbeleid daadwerkelijk eenvoudiger te maken. Over de ecologische aandachtsgebieden is het rapport of de evaluatie van de Europese Commissie nog niet beschikbaar. Kan de Staatssecretaris aangeven wanneer deze wel te verwachten is? Mijn fractie zou het ook zeer interessant vinden om na te kunnen gaan hoe andere lidstaten deze maatregelen invullen. Wordt dat meegenomen? Als dat niet het geval is, zou de Staatssecretaris dan kunnen verzoeken om een overzicht daarvan?

Ik blijf heel kort stilstaan bij de inzet voor de jonge boeren. De inzet in de eerste pijler kan op steun van de VVD rekenen.

Ik heb nog een vraag over het schetsen van een tijdpad voor de behandeling van de consultatie van het gemeenschappelijk landbouwbeleid in het komende verslag. Er zijn nu al ruim 12.000 reacties op gekomen. Met welk tijdpad moeten we rekening houden? Hoe wordt dat behandeld?

De Raad zal van gedachten wisselen over een tussentijdse herziening van het Meerjarig Financieel Kader, waarvan een aantal artikelen betrekking hebben op het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Ik lees dat de wijzigingen beperkt en technisch van aard zijn, maar een wijziging van het inkomensstabilisatiemechanisme – een mooi woord voor wordfeud – lijkt me meer dan een beperkte wijziging. Hoe stelt Nederland zich in deze discussie op? En hoe wordt in dezen, maar eigenlijk ook bij de uitbreiding van de gekoppelde steun, een Europees gelijk speelveld gewaarborgd?

Een ander punt dat hierbij aan de orde is, is het verslag van de rapporteurs in het Europees parlement. Kortheidshalve, omwille van de tijd, vraag ik of de Staatssecretaris wat nadrukkelijker kan ingaan op het verslag van de rapporteurs van de Europese Commissie over het Meerjarig Financieel Kader.

Ik zie de Staatssecretaris wat vragend kijken.

De voorzitter:

De Staatssecretaris komt dadelijk aan het woord. Dat is dus geen enkel probleem. Bent u klaar, mevrouw Lodders?

Mevrouw Lodders (VVD):

Nee, nee, zeker niet. Ik ga snel verder.

Uit het verslag van de vorige Raad is op te maken dat er een Europees platform voor dierenwelzijn is opgericht. Gisteren heeft mevrouw Ouwehand tijdens het vragenuur stilgestaan bij de vreselijke situatie in een Belgisch slachthuis. Ik zou zeggen dat het de hoogste prioriteit heeft om dit als punt op de agenda van dit platform te plaatsen. Ik vind het eigenlijk teleurstellend om te lezen dat de Staatssecretaris in zijn reactie op dat platform niet is ingegaan op het handhaven van huidige regels over dierenwelzijn in Europa.

In het verslag lees ik een terugkoppeling over de voedselkwaliteit in relatie tot de interne markt en het beter functioneren van de voedselketen. Wat zijn de vervolgstappen op deze onderwerpen? Dat geldt wat mij betreft ook voor de verordening over de diergeneesmiddelen.

Er is sneller dan verwacht duidelijkheid gekomen over glyfosaat. De herbeoordeling heeft plaatsgevonden en het middel is beoordeeld als niet kankerverwekkend. Hoe ziet het verdere tijdpad voor toelating eruit in Europa?

Ik heb nog twee punten over de visserij. De Staatssecretaris heeft de Kamer geïnformeerd over zijn inzet voor zeldzame ... koeien. Nee, dat gaat nog niet over de visserij, sorry. De Staatssecretaris zou de Kamer op korte termijn informeren. Kan hij aangeven wat «op korte termijn» is?

Dan kom ik op mijn punten over de visserij. Recentelijk is in Europees verband besloten dat de totaal toegestane vangsten voor schar en bot worden afgeschaft. Net als de Staatssecretaris is de VVD-fractie hier erg blij mee. Het is positief. Wel hebben we vragen over de stelling van de Staatssecretaris dat dit de aanlandplicht alleen nog maar verder kan vergemakkelijken. Kan de Staatssecretaris aangeven waarop hij dit baseert? Voor de andere choke species – zeg ik dat goed? – zoals schol is er namelijk nog geen concrete oplossing. Ik krijg graag een toelichting van de Staatssecretaris. Hoe gaat hij zich de komende maanden inzetten om de aanlandplicht in Europees verband te agenderen?

Daarnaast lijkt het probleem van het verplicht aanlanden van ondermaatse vis zich ook uit te breiden naar andere soorten, zoals de zeebaars. Jonge zeebaars concentreert zich vooral in de kustwateren, waardoor het een veelvoorkomende bijvangst is van andere visserij. Hierdoor daalt de volwassen zeebaarspopulatie. Doordat het quotum op zeebaarzen beperkt is, stagneert de visserij op deze vissoorten. Ik vraag de Staatssecretaris om een reactie op dit punt.

De voorzitter:

U hebt geen tijd meer.

Mevrouw Lodders (VVD):

Ik had nog iets willen zeggen over Noorwegen in de discussie rondom de choke species in de Noordzee, maar dat zal ik wellicht in tweede termijn doen.

De voorzitter:

Dan geef ik het woord aan de heer De Groot van D66. Hij heeft 5 minuten spreektijd.

De heer De Groot (D66):

Voorzitter. Het gemeenschappelijk landbouwbeleid stelt de kaders voor de toekomst van grote delen van de Nederlandse land- en tuinbouw. De toekomst van het GLB staat nu op de agenda, maar zoals het nu gaat wel een beetje sluipend. Ik zou wel de behoefte hebben, en dan kijk ik ook naar de collega's, om daar in het najaar wat diepgaander over te spreken. We kunnen namelijk echt een fundamenteel debat voeren over de toekomst van het Europese landbouwbeleid. De inzet van deze discussie heeft de Staatssecretaris al tijdens het Nederlandse voorzitterschap het licht doen zien. Het gaat om de overgang van een landbouw- naar een voedselbeleid, eerlijker voor de boer, transparanter voor de consument en natuurlijker voor een overbelaste aarde die een groeiende wereldbevolking van voedsel moet gaan voorzien. Dat betekent investeren in innovatie en verbetering van de concurrentiekracht.

D66 steunt in grote lijnen deze inzet. Zoals bekend, is D66 tegenstander van directe inkomenssteun, omdat deze weglekt naar de grondprijzen. In dit verband is het ook verbazingwekkend dat inkomenssteun in de voorstellen van de Commissie voor de tussentijdse herziening van het Meerjarig Financieel Kader niet meer per se gekoppeld hoeft te zijn aan actieve landbouwers. Daarnaast ben ik benieuwd wat de Staatssecretaris vindt van de suggestie om ecologische aandachtsgebieden te vergroten naar 7%. Gelet op de dramatische staatjes waarin Nederland onderaan staat op het gebied van biodiversiteit is dit wellicht een optie, maar alleen als die ook effectief is. Ik krijg graag een reactie van de Staatssecretaris op deze twee punten.

D66 is voor kringlooplandbouw, waarmee een aantal Nederlandse boeren nu al experimenteren, met positieve gevolgen voor hun inkomen. Dit concept moeten we samen met jonge boeren, Wageningen Universiteit en andere betrokkenen verder uitwerken. Hoe staat de Staatssecretaris tegenover dit concept van kringlooplandbouw, zoals laatst ook door Martin Scholten van de Wageningen Universiteit in het FD uit de doeken is gedaan?

Verder zou ik de Staatssecretaris willen vragen in hoeverre zijn nota over de transitie van landbouw- naar voedselbeleid, die ik eerder noemde, in Europa weerklank heeft gekregen. De praktijk is toch vaak dat Nederland goede ideeën heeft, maar relatief geïsoleerd staat in Brussel. Een beetje plagerig voeg ik daaraan toe: om alleen te staan moet je er ook wel zijn.

Ik zie de Staatssecretaris ook pleiten voor meer flexibiliteit in de uitvoering. Daarover wil ik graag verder met hem spreken. Zou dat niet de oplossing zijn om met een sterkere tweede pijler de transitie naar een kringlooplandbouw in Nederland te steunen? Kunnen we zo niet het beste onze voorsprong weer gaan opbouwen, nadat we toch de laatste jaren een beetje tot stilstand gekomen lijken te zijn? In dat verband wil ik de Staatssecretaris vragen of hij kansen ziet om nu al, binnen de huidige mogelijkheden, de inzet vanuit de tweede pijler voor jonge boeren, slechtweerverzekering en biodiversiteit te versterken.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

D66 heeft altijd een interessante positie ingenomen in het landbouwdebat. Aan de ene kant pleit D66 voor ruimte voor natuur en kringlooplandbouw, zoals ik dat ook vandaag weer hoor. Aan de andere kant laat D66 altijd zien dat ze niet de keuzes durft te maken die dat vereist. Dus als er dan een voorstel ligt om de melkveestapel te laten groeien, denkt D66: nou ja, met techniek en het bedrijfsleven moet dat toch kunnen.

De voorzitter:

En uw vraag is?

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

De vraag is nu of de oproep van D66 om toe te werken naar een kringlooplandbouw ook gepaard zal gaan met de keuzes die daartoe nodig zijn in het landbouwbeleid, dus een krimp van de veestapel en echt overschakelen naar natuurinclusieve landbouw. Anders blijft het namelijk een beetje gerommel in de marge.

De heer De Groot (D66):

Ik ken geen voorstel om het aantal koeien te vergroten, maar wel om het aantal koeien drastisch te verlagen, met alle gevolgen van dien voor de dieren zelf, maar ook voor de boeren die daarmee geconfronteerd worden. D66 is een partij die een brug wil slaan tussen stad en land, maar ook tussen natuur en landbouw. Daarin verschilt D66 ook van andere politieke partijen, die discussies beginnen over de toekomst van de landbouw alsof daartoe geen boeren nodig zijn. Daarvan distantieert D66 zich. Wel wil D66 op een positieve manier met een positieve visie toe naar een ander soort landbouw. Dat noemen wij kringlooplandbouw. Daar zijn ook al landbouwers mee bezig. Zij verdienen daarop al bijna € 10.000 per jaar en de mogelijkheden om ervoor te zorgen dat die kringloop verder gesloten wordt, zijn hier ook al eerder aan de orde geweest. Dat kan bijvoorbeeld door digestaat te laten gelden als dierlijke mest. Daar moeten we verder aan gaan werken, zodat we uiteindelijk een goed verdienmodel voor duurzame landbouw kunnen maken met elkaar. Dan helpt het niet om alleen een getuigenis naar voren te brengen, maar gaat het erom, op een positieve manier stappen te zetten met de direct betrokkenen.

De voorzitter:

Mevrouw Ouwehand, een korte vervolgvraag.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

We zouden voorzichtig beginnen, maar ik constateer alvast dat dit een valse start is bij D66. Je kunt immers niet volhouden dat die kringlooplandbouw dichterbij komt, als je niet eens de moeite neemt om te reflecteren op je eigen aandeel in het drama dat zich nu afspeelt in de melkveehouderij. D66 heeft uiteindelijk de AMvB Verantwoorde groei melkveehouderij gewoon gesteund, waardoor nu inderdaad de boeren in de knel komen. Ik concludeer dus dat D66 aan het begin van deze termijn van de Kamer alweer op twee paarden wil wedden, terwijl we al weten welk paard het gaat winnen, namelijk de industrialisering.

De voorzitter:

Mevrouw Ouwehand, u moet nu echt een vraag stellen, anders komen we in tijdnood.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik zou dat jammer vinden, gelet op de warme woorden die D66 spreekt over kringloopplannen. Zo komen we er dus niet.

De heer De Groot (D66):

Als de vraag is of ik het ermee eens ben dat ook de Partij voor de Dieren nu de kringlooplandbouw omarmt, dan is het antwoord ja, maar ik heb die vraag niet gehoord.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik wil graag even met de woordvoerder van de D66-fractie reflecteren op de woorden «kringlooplandbouw» en «natuurinclusieve landbouw». Ziet de heer De Groot die als synoniemen of als bijna-synoniemen? Dat maakt namelijk nogal wat uit. Kan de heer De Groot ten opzichte van de kringlooplandbouw iets zeggen over het niveau waarop je die kringlopen sluit? Het maakt namelijk nogal uit of je dat regionaal doet of dat je vindt dat er mondiaal kringlopen gesloten zouden moeten worden, als dat überhaupt haalbaar is.

De heer De Groot (D66):

Dat vind ik twee heel goede vragen. Natuurinclusieve landbouw en kringlooplandbouw kunnen heel dicht bij elkaar staan als je veel meer vanuit de natuurlijke ecosysteemeisen werkt. Zo kun je de bodemvruchtbaarheid veel meer centraal stellen in je bedrijfsvoering, maar het hoeft niet zo te zijn. In de glastuinbouw bijvoorbeeld is de kringloop al voor een heel groot deel gesloten. Dat heeft helemaal niets met natuurinclusieve landbouw te maken, maar het zijn wel gesloten kringlopen. Ik zou het niet al te dogmatisch willen benaderen, maar natuurinclusieve landbouw is absoluut een manier van landbouw bedrijven waar we veel van kunnen leren voor kringlooplandbouw.

Dan de vraag over de schaal. Het antwoord daarop is: liefst zo beperkt mogelijk. Het feit dat je uit Zuid-Amerika grondstoffen moet gaan invoeren om hier je landbouw op peil te houden, getuigt niet van een orde van kringlopen waar wij bij kringlooplandbouw aan denken.

De voorzitter:

Mijnheer Grashoff, korte vervolgvraag.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Dat geeft een goede basis om het gesprek hierover en over de toekomst van de landbouw voort te zetten met elkaar. Op dat punt zullen we met het GLB, maar ook met het Nederlandse beleid hierover nogal wat te stellen krijgen. Ik ben blij met dit antwoord maar ik moet, ook in het verlengde van de opmerking van mevrouw Ouwehand, hier toch iets vaststellen. Als ik kijk naar de veehouderij en als ik deze twee antwoorden even laat nagonzen in mijn hoofd, dan lijkt het mij vrij helder dat er sprake zou moeten zijn van een krimp van de veestapel, want anders krijg je die kringlopen niet op een redelijke schaal gesloten. Volgens mij stond dat ook in het D66-programma, maar ik hoor het graag even bevestigd. Klopt dat?

De voorzitter:

Laten we echt kort en puntig zijn in de vragen en in de antwoorden, alstublieft. Mijnheer De Groot, klopt het?

De heer De Groot (D66):

In de kringlooplandbouw heeft de dierhouderij een heel belangrijke functie, dus je gaat niet meer landbouwproductie, voedselproductie aanvliegen vanuit de discussie of we minder of meer dieren moeten hebben. Dat is geen zinvolle discussie. Je gaat vanuit het hele systeem de discussie voeren. Daarover wil ik graag nog een keer doorspreken met de heer Grashoff.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog. U hebt nog twee minuten en één seconde.

De heer De Groot (D66):

Ik heb nog één onderwerp, dus dat gaat binnen de tijd lukken.

Wageningen University heeft het onderzoek Effect van terminologie houdbaarheidsdata op voedselverspilling in huishoudens het licht doen zien. De mogelijkheden van een verbetering van de etikettering zijn enorm. De respondenten gooiden bijna 40% van de producten weg indien de «houdbaar tot»-datum verstreken was. De verandering van de term t.h.t. naar de term «lang houdbaar», zonder datum, leidde tot 31% minder weggegooide producten. In dit verband juich ik ook vanuit deze positie toe dat de Staatssecretaris met het bedrijfsleven in gesprek gaat in het kader van de green deal, maar het duurt wel erg lang allemaal. Dit onderwerp dateert van 2015. Binnen een maand na ondertekening van de green deal zou een stuurgroep zijn benoemd. Mogelijk heb ik dat gemist, maar de green deal is al van twee maanden geleden, dus hoe zit het daarmee? Houden we genoeg vaart in dit belangrijke onderwerp?

De heer Futselaar (SP):

Voorzitter. Ik zou graag beginnen met het Meerjarig Financieel Kader, en dan specifiek de kritiek van de Europese Rekenkamer daarop. Een van de kritiekpunten van de Europese Rekenkamer is dat er regels worden samengevoegd zonder dat de relevantie van die regels apart wordt beschouwd. Niet voor niets wordt er deze dagen in Brussel gesproken over een modernisering van het GLB, in plaats van de hervorming die het GLB eigenlijk nodig heeft. De fundamentele kern zou ter discussie moeten staan, in plaats van wat te schrapen langs de randjes, bijvoorbeeld wat de inkomenssteun betreft. Ook op het beheer door de Commissie van de regeling heeft de Rekenkamer echt kritiek. Ik wil graag weten wat de Staatssecretaris daarover te melden heeft.

Heel specifiek op het gebied van de landbouw heeft de Europese Commissie voorgesteld om lidstaten het recht te geven een ruimere definitie van «actieve landbouwer» te gebruiken. Dat is een slechte zaak, want het ondermijnt de legitimiteit van het stelsel als multinationals en biljartverenigingen landbouwsubsidies kunnen krijgen. Ook de Europese Rekenkamer zegt specifiek deze richting niet te steunen. Wat is het standpunt van Nederland op dit moment in deze discussie? Wat de SP betreft, is het niet de bedoeling dat wat is bedoeld als inkomenssteun voor agrariërs uiteindelijk bij Noord-Europese multinationals terechtkomt om daar te worden uitgegeven aan drank en vrouwen, of eventueel mannen.

Aangaande de positie van jonge boeren steunt de SP de Staatssecretaris waar het gaat om de aanpassing van de periode waarin jonge landbouwers gebruik kunnen maken van de regeling, maar niet – en daarover staat niets in de brief – het voorstel van de Commissie om de maximumgrens van 90 hectare uit de regeling te verwijderen. Dat lijkt ons een heel slecht idee, want bij 90 hectare heb je het over erg forse bedrijven, waarvan je niet zou zeggen dat een jonge boer er opstartsteun voor nodig heeft. Ook de Rekenkamer is hier kritisch over. Ik hoor graag hoe de Staatssecretaris daarover denkt.

Ik wil niet al te lang stilstaan bij Braziliaans vlees, want ik ben me bewust dat de Minister van VWS hier niet zit, terwijl dat wel behulpzaam zou zijn. Het feit dat hier bedorven vlees, gecamoufleerd met chemicaliën, op de markt is gekomen, is echter wel iets wat het vertrouwen in de vleessector in het algemeen ondermijnt. Ik zou in ieder geval graag een reactie willen op de kritiek van foodwatch dat er te laat en te weinig informatie wordt gegeven en dat Nederlandse consumenten nergens kunnen achterhalen of zij nu wel of niet het slachtoffer zijn geworden van grootschalige voedselschandalen. Wat is hierin specifiek de rol van de NVWA?

Ik heb kort iets over glyfosaat. Het Europees Agentschap voor chemische stoffen zegt dat het niet kankerverwekkend is. Het kankerinstituut van de Wereldgezondheidsorganisatie zegt dat het waarschijnlijk wel kankerverwekkend is. Dat zet ons voor een dilemma: wie ga je geloven, wie volg je? Onderschrijft de Staatssecretaris het principe «bij twijfel niet inhalen»? En vindt deze dus: laten we voorlopig niet overgaan tot het toelaten van deze zorgwekkende stof?

Ik kom op – nu ga ik oefenen op de uitspraak – neonicotinoïden. Kijk, ik zei het in één keer goed! Dat zijn stoffen waar bijen van doodgaan. Over drie van die stoffen is een moratorium uitgevaardigd. Klopt het dat de Europese Commissie nu een verbod aan het voorbereiden is? En zo ja, wat zou de reikwijdte daarvan zijn en wat is het tijdstraject? Kan de Staatssecretaris aangeven wat de Nederlandse inzet in deze discussies is? Wat ons betreft: zo snel en zo breed mogelijk een verbod, conform eerder aangenomen moties op dat gebied.

Ik heb nog twee korte punten. De gevolgen van de afschaffing van de aanlandplicht voor schar en bot baren ons zorgen. De aanlandplicht is tenslotte bedoeld om ervoor te zorgen dat de visserij selectiever vist en te voorkomen dat er heel veel bijvangst is. Op het moment dat je zegt op te houden met de aanlandplicht als het moeilijk wordt met de bijvangst, ben je eigenlijk je eigen beleid aan het ondermijnen. Daar krijg ik dus graag een toelichting op.

Ten slotte kom ik op – daar is al wat over gezegd – de gruwelijke beelden van het horrorslachthuis in België. Wij hebben daarover gisteren al even van gedachten gewisseld, maar wij willen toch ook graag dat de Staatssecretaris in Europees verband pleit voor goede afspraken over betere controle op dierenwelzijn bij slachthuizen. Het debat over het al dan niet gebruiken van camera's in slachthuizen hebben we eigenlijk al min of meer gevoerd. Daar wil ik het bij laten.

De voorzitter:

Dank voor uw inbreng. Nu komt de inbreng van professor Dijkgraaf van de SGP.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Voorzitter. Laat ik beginnen met een hartelijk welkom aan de twee nieuwe leden van deze commissie. Ik ben hen in de campagne al hier en daar tegengekomen. Dit is een boeiende commissie, met inderdaad soms heel moeilijke woorden, maar daar struikelen we allemaal geregeld over. Dat is dus een terugkerend hilarisch moment voor ons allen. Ik hoop dat ik zo meteen niet de mist in ga.

Ik begin met de visserij. De zorgen daar zijn groot. Vele kotters dreigen te stranden op de aanlandplicht en de brexit. Er zijn helaas, zoals mevrouw Lodders net al zei, nog vele verstikkingssoorten over. Het Europees parlement ligt op ramkoers tegen de pulskor en tegen een werkbaar meerjarenplan Noordzee. De aangepast versie van de verordening technische maatregelen biedt de visserij weinig perspectief. Ik zou de Staatssecretaris dus willen vragen: is het niet verstandig om in te zetten op uitstel van de aanlandplicht, het meerjarenplan Noordzee en de verordening technische maatregelen tot duidelijk is wat er met de brexit gaat gebeuren?

Per 1 april trekt de NVWA de handen af van de handelscontrole bij visafslagen, terwijl de alternatieve aanpak pas over enkele maanden in de benen kan komen. Dat is wat mij betreft niet in lijn met de aangenomen motie-Geurts c.s. (29 664, nr. 165). Ik wil graag uitstel tot de alternatieve aanpak echt van start kan gaan.

Over het Europees landbouwbeleid is al het nodige gezegd. Ik vraag de Staatssecretaris om een pas op de plaats te maken. Tijdens de vorige Landbouwraad heeft de Staatssecretaris gezegd dat de markt erin slaagt om landbouwers te voorzien van een inkomen. Dat lijkt op oogkleppenpolitiek. Van Dam wil geen inkomenssteun meer en alleen groene subsidies. We hebben het er net al even over gehad. Gaat de Staatssecretaris de motie Lodders c.s. ook uitvoeren?

Ik kom op de gewasbescherming. Er dreigt een verbod op gewasbeschermingsmiddelen in de ecologische aandachtsgebieden. Dat zal onder meer einde oefening zijn voor gewassen die aaltjes wegjagen en die zo voorkomen dat in volgteelten veel meer gewasbeschermingsmiddelen nodig zijn. Laat het goede niet de vijand worden van het betere, zeg ik tegen de Staatssecretaris.

De Europese Commissie dreigt ook met een verbod op neonicotinoïden. Bezint eer ge begint. Zo'n verbod leidt niet tot minder maar tot meer gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, omdat een effectief middel wegvalt. Dat is de verkeerde richting. Laat Brussel verder kijken dan zijn neus lang is.

Over eCMR is al veel gediscussieerd. Al tien Europese landen kampen jarenlang met een tekort aan fosfaat. Wij hebben een overschot. Nu blokkeert de Staatssecretaris export naar deze landen door invoering van de AGR/GPS-plicht voor export van vaste mest. Wanneer pakt hij de twee moties over het alternatief voor eCMR echt serieus op? Ik zou zeggen: zorg snel voor een pilot en stel bedrijven voorlopig vrij van de AGR/GPS-plicht, zoals de Kamer ook gezegd heeft. Gaat de Staatssecretaris dit doen?

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik sloeg een beetje aan op de opmerking van de heer Dijkgraaf over neonicotinoïden. Daarvan is nu – na lang tegensputteren, tot en met het onderzoeksinstituut Wageningen Plant Research, dat maar bleef roepen dat ze niet schadelijk waren voor bijen – vast komen te staan dat ze wél schadelijk zijn en bijdragen aan bijensterfte. Ik wil toch graag eens van de SGP-fractie horen hoe ze dat nou weegt. Ik hoor hier namelijk alleen maar een pleidooi om vooral geen beperkingen op te leggen aan neonicotinoïden, maar het kan toch niet zo zijn dat het de heer Dijkgraaf niet dondert wat het effect van het spul is?

De heer Dijkgraaf (SGP):

Dat is helemaal niet wat ik gezegd heb. De heer Grashoff zegt nu dat er geen beperking opgelegd moet worden. Ik heb gezegd: er moet geen verbod komen. Dat is heel iets anders. Als je een verbod hebt, moet je namelijk meer gaan gebruiken van minder effectieve middelen, waardoor het effect voor natuur en milieu per saldo negatief is. Ik ben het ermee eens dat er zo min mogelijk van het spul gebruikt moet worden, maar daar is de sector het ook mee eens. Ik moet de eerste boer of tuinder nog tegenkomen die met plezier gaat zitten spuiten. Dat doen ze ten eerste niet vanwege de effecten en ten tweede niet vanwege het feit dat het veel kost.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Volgens mij moeten we nog eens goed doorpraten over het verschil tussen het ene en het andere middel en over andere alternatieven die er zijn. De heer Dijkgraaf weet volgens mij ook dat die er zijn. We hebben een ongelooflijke hoop gedonder gehad in de glastuinbouw. Ik ga straks nog aan de Staatssecretaris vragen hoe het nou staat met de gesloten kas, of dat nou eindelijk eens een keertje rond is. Mij valt in de bijdrage van de heer Dijkgraaf op dat hij in een soort algemene termen spreekt, «dan moet je dus meer van iets anders gaan gebruiken en dat is nog schadelijker», maar ik hoor daar geen enkele onderbouwing van en ik hoor niks over de alternatieven in de sfeer van de biologische methode.

De heer Dijkgraaf (SGP):

De heer Grashoff is niet nieuw maar je zou bijna zeggen van wel, want in de Kamerbreed aangenomen motie-Dijkgraaf (34 550-XIII, nr. 102) werd gevraagd om de beschikbaarheid van biologische gewasbeschermingsmiddelen te stimuleren. Ik heb daar een motie over ingediend en een amendement voor ingediend.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Daar heeft GroenLinks ook voorgestemd.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ja, daar heeft GroenLinks ook voorgestemd. We hebben dus geen eenzijdig verhaal. Mijn verhaal is juist dat je het hele pakket nodig hebt. Hoe minder je kunt gebruiken van middelen met een stevig effect, hoe beter het is, maar je moet niet het kind met het badwater weggooien. Als je dit middel verbiedt, blijkt namelijk uit alle analyses dat, gegeven de alternatieven die er zijn, het effect voor natuur en milieu per saldo negatief is.

De voorzitter:

Mijnheer Dijkgraaf, vervolg uw betoog. U hebt nog twee minuten.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Dat gaat lukken, voorzitter.

Ik heb een paar vragen over het hoofdpijndossier fosfaat. Komt er voor 1 mei een brede knelgevallenregeling? Ik dacht dat dat ook de wens was van de Kamer, maar ik zie weinig beweging. Er is wel grote haast bij. Bedrijven dreigen om te vallen. Zet de Staatssecretaris in de adviescommissie ook mensen uit de praktijk die de knelgevallen daadwerkelijk kennen en een nieuwe regeling kunnen beoordelen?

Het is goed dat de Staatssecretaris de zorgen over zeldzame koeienrassen serieus neemt. Daarover hebben we net een brief binnen. Ik roep hem en anderen er wel toe op om mijn continue pleidooi voor meer fosfaatruimte een keer te steunen. We zullen ook deze sector namelijk moeten helpen, maar dat gaat dan weer ten koste van andere sectoren, terwijl er alternatieven zijn. Anders wordt het voor de sector weer een koekje van eigen deeg.

Tot slot de huur en de pacht. Ik krijg het signaal dat bedrijven die gronden huren of pachten van natuurorganisaties hiervoor generiek geen toeslagrechten meer toegekend krijgen door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) terwijl dat in het verleden wel zo was en dat ze nu zelfs boetes krijgen in plaats van toeslagrechten, zonder onderbouwing. De RVO adviseert de betrokkenen om maar bezwaar aan te tekenen om op die manier hun recht te halen. Dat is toch de omgekeerde wereld? Een grijs gebied moet niet op het bordje van ondernemers geschoven worden. Ik krijg hierop graag een reactie.

De heer Geurts (CDA):

Voorzitter. Het is mij ook een groot genoegen dat we in deze nieuwe samenstelling met nieuwe gezichten bij elkaar zijn. Eigenlijk zijn ze alweer vertrouwd, want ze hebben in de campagne volop meegedaan. Voor het CDA geldt in elk geval: werken aan een beter Nederland. Vandaag mag ik ook het woord voeren namens de ChristenUnie.

Laat ik beginnen met de landbouwonderwerpen. Ik dank de Staatssecretaris ervoor dat hij op mijn initiatief iets doet aan de peildatum voor vleesvee. Het fosfaatreductieplan 2017 zorgt er echter voor dat er nog heel wat onrechtvaardige problemen zijn. Ik heb daar schriftelijke vragen over gesteld. Ik wacht het antwoord daarop af, maar ik wil hier in het bijzonder aandacht vragen voor wat ik maar even «oude runderrassen» noem. Ten aanzien van de uitvoering van mijn motie over een werkgroep voor vleesvee, vraag ik de Staatssecretaris of hij hier werk van maakt en of de werkgroep de opdracht mee heeft gekregen om met een voorstel te komen om vleesvee en melkvee niet met elkaar te laten concurreren op fosfaatrechten. We moeten natuurlijk voorkomen dat runderen als de lakenvelder en de blaarkop door de invoering van het fosfaatrechtenstelsel minder gehouden gaan worden. Is de Staatssecretaris bereid om op zeer korte termijn uitsluitsel te geven over hoe we van de lakenvelder, de blaarklop, et cetera toch een goede populatie overeind houden? Die opdracht hebben we namelijk volgens mij ook.

In het vorige algemeen overleg is de Kamer toegezegd dat de equivalente mestmaatregelen op korte termijn gepubliceerd zouden worden. Ik heb de Staatssecretaris allerlei complimenten gegeven. We zijn echter nu vijf weken verder en ik heb nog niets naar de Kamer zien komen. Mijn concrete vraag is waar ze blijven. Voor de teeltplannen moeten boeren, akkerbouwers, weten waar ze aan toe zijn.

Wat betreft de vergroening, is het CDA fel tegen het verhogen van het percentage ecologische focusgebieden voor akkerbouwers. Zorgt de Staatssecretaris ervoor dat de Europese Commissie niet verder gaat dan 5%? Daarnaast heeft het CDA al vaker gezegd dat het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen – voor aaltjesbestrijders is dit bijvoorbeeld beter dan de ziektes te laten tieren – nodig is. Opnieuw wil ik de Staatssecretaris vragen om er bij de Commissie voor te pleiten dat dit mogelijk blijft. Is hij daartoe bereid?

Dan het inkomensstabiliteitsmechanisme. Kan de Staatssecretaris onderbouwen waarom hij tegen een drempel is van 20% inkomensdaling in plaats van 30%? Het CDA wil ook van hem weten in hoeverre het percentage van 20% of 30% daling van het inkomen effect heeft op het steunbedrag voor de brede weersverzekering. Nu we bij de brede weersverzekering zijn aangekomen: wanneer komt de evaluatie daarvan naar de Kamer?

Dan de visserij. De Staatssecretaris voert in mijn ogen een aangenomen motie van de Kamer – de heer Dijkgraaf refereerde er net al aan – niet uit die verzocht om in overleg met en met instemming van de visserijsector te komen tot een plan voor de controle op handelsnormen en in afwachting van overeenstemming de huidige controle door de NVWA voort te zetten. Ik vind dat toch wel kwalijk. Ik roep de Staatssecretaris op om met de visserijsector de controle op de handelsnormen verder op te pakken en de terugtrekking van de NVWA in de afslagfase op te schorten. Mijn concrete vraag is of hij daartoe bereid is.

Dan de aanlandplicht. Ik wil de Staatssecretaris op het hart drukken dat we er nog lang niet zijn. Komt er in 2018 een uitzondering voor de schol- en tongvisserij? Is de Staatssecretaris bereid om daarvoor het vuur uit de sloffen te lopen?

Wordt over het meerjarenplan Noordzee gesproken met onze partners buiten de Europese Unie, zoals Noorwegen? Hoe moet het meerjarenplan Noordzee gezien worden in het licht van de brexit?

Dan de puls. Ik heb vernomen dat in het Raadscompromis over de technische maatregelen de generieke toelating van de puls is gesneuveld. Het CDA hoort graag van de Staatssecretaris of dit klopt en, zo ja, hoe dit heeft kunnen gebeuren en hoe we er alsnog voor kunnen zorgen dat de puls wordt toegestaan.

Tot slot complimenten voor de Staatssecretaris over het onderhandelingsresultaat met betrekking tot de zeebaars en de kleinschalige visserij. Ik heb begrepen dat er afgesproken is dat er 250 kilo per maand voor een maximum van tien maanden mag worden gevangen. Dat is dus 2.500 kilo. Zouden die 2.500 kilo ook per jaar gezien mogen worden: wel binnen die tien maanden, maar niet per maand afrekenen? Dat is een administratieve kwestie, mogelijk ook de handhaving. Ik denk dat dat voor de overheid makkelijker wordt, maar zeker ook voor de kleinschalige visserij. De vraag is of de Staatssecretaris daar mogelijkheden toe ziet, eventueel met andere lidstaten.

Voorzitter, voor deze keer binnen de spreektijd.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. De vorige Kamer sloot haar termijn af met het aannemen van een motie die zegt dat alle Nederlandse koeien toegang moeten krijgen tot de wei en de nieuwe Kamer begon met een debat in het vragenuur over de afschuwelijke toestanden in in dit geval een Belgisch slachthuis. Daarmee wil de Partij voor de Dieren maar concluderen dat dierenwelzijn van groot belang is. Landbouw moet wat ons betreft eindelijk de aandacht krijgen die deze verdient. Er staat nogal wat te gebeuren.

Mijn eerste vraag gaat over de aangenomen moties over de weidegang. Dit punt staat niet op de agenda, maar ik vraag de Staatssecretaris of hij de onderzoeken waarover hij het in zijn brief had naar de Kamer wil sturen. Ik kan ook een schriftelijke vraag hierover stellen, maar dit gaat misschien sneller.

Laat ik terugkomen op het dierenwelzijnsdrama in de slachthuizen. In het verslag van de afgelopen Landbouwraad staat dat de Staatssecretaris tegen de Europese Commissie heeft gezegd: bedankt voor het oprichten van een dierenwelzijnsplatform. Hij heeft gezegd dat burgers actie verwachten op het gebied van dierenwelzijn. Nou, dat lijkt me ook. Als je dan leest wat de Staatssecretaris verder schrijft, zie je dat het verder alleen maar gaat over dat de dierenwelzijnsregels die er al zijn in Europa misschien iets beter geïmplementeerd of gehandhaafd zouden moeten worden. Dat is weinig ambitieus. Als we hier wetten hebben, gaan we er met zijn allen van uit dat iedereen zich daaraan moet houden. Mooi dat die implementatie op de agenda staat. Het lijkt me dat de toestanden in alle slachthuizen in Europa daar onderdeel van moeten zijn. De aangekondigde wens van de Staatssecretaris om in Nederland camera's op te hangen in slachthuizen is prachtig. Het mag echter niet vrijblijvend zijn, zeker niet als we zien dat Frankrijk al over lijkt te gaan tot een verplichting. Als we niets te verbergen hebben, kunnen net zo goed livestreams van alle slachtpraktijken 24 uur per dag, ook vanuit de kelders waarin varkens met CO2 tot een verstikkingsbedwelming worden gebracht, gewoon toegankelijk zijn voor het publiek. Is de Staatssecretaris daartoe bereid?

In een willekeurig jaar vinden in Nederland in de veehouderij 2,7 miljard overtredingen plaats van dierenwelzijnsregels. Is dat allemaal onderdeel van wat de Staatssecretaris nu, wat ons betreft nog vrij beperkt, schrijft, namelijk dat de bestaande regels moeten worden nageleefd? Ik hoor daar graag een reactie op.

De heer Geurts (CDA):

Ik heb toch even een verdiepende vraag over dat cameratoezicht. De Partij voor de Dieren heeft zich de afgelopen tijd, zeker in de vorige periode, gemanifesteerd als degene die ook privacy van mensen wil waarborgen. De Partij voor de Dieren heeft diverse moties van andere fracties met verve ondersteund en verdedigd. Ik vraag me af of ambtenaren die werkzaam zijn in de slachterijen volgens de Partij voor de Dieren gefilmd mogen worden tijdens hun werkzaamheden.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik denk dat je goed moet kijken – dat kan ook – naar de bewaking van de privacy van de mensen die die nodig hebben. Zoals de heer Geurts weet, zijn er in een slachthuis veel meer dieren dan mensen. De Partij voor de Dieren vindt het van groot belang om goed inzichtelijk te krijgen wat er precies met die dieren gebeurt. Dat er 650 varkens per uur worden opgehangen aan de slachtlijn, kun je gewoon filmen zonder dat de medewerkers die daarbij staan herkenbaar in beeld worden gebracht. Daar heb ik alle vertrouwen in.

De heer Geurts (CDA):

Ik begrijp dat de Partij voor de Dieren in een slachthuis wel een livestream wil hebben en dat niet wil op andere plekken waar de veiligheid van mensen ook in het geding kan zijn.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Het CDA maakt er een leuk spelletje van.

De heer Geurts (CDA):

Ik ben heel serieus.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Het waarborgen van de privacy van de mensen die daar werken is voor ons belangrijk, dus daar zetten wij op in. Ik zou er een jij-bak van kunnen maken door te zeggen dat het CDA nooit en te nimmer geeft om privacy, behalve als we dieren willen beschermen volgens de wetten die nu al gelden. Het gaat niet om extra bescherming van de dieren. Het zijn de wettelijke regels, waarvan we nu keer op keer op keer op keer moeten constateren dat ze niet worden nageleefd. Zelfs dan wil het CDA niet meedoen. Dat stelt ons toch teleur.

De heer Geurts (CDA):

Voorzitter, ik werd aangesproken. Het CDA wil niet meedoen? Nou, volgens mij zitten wij op dit moment in overleg over een nieuw kabinet. Het CDA doet daaraan mee. Ik heb nog geen voorstellen gezien over cameratoezicht et cetera, dus verwijt ons niet dat wij niet mee zouden willen doen. Dat is een voorbarige conclusie.

De voorzitter:

Daar laten we het bij. Mevrouw Ouwehand vervolgt haar betoog. Zij heeft nog 2 uur en 20 seconden. Ik bedoel 2 minuten en 20 seconden.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Die tijd zou ik zomaar kunnen vullen.

Het is mooi dat het CDA zegt in beweging te willen komen voor dierenwelzijn. Daar zijn we blij mee.

Dan de ontwikkelingen op het gebied van landbouwgif. Er is goed en slecht nieuws. Het zou verschrikkelijk zijn als glyfosaat zou worden toegelaten. Ik vraag de Staatssecretaris om goed op zijn netvlies te houden wat de Kamer aan zorgen heeft uitgesproken over glyfosaat. Daar zijn moties over aangenomen. We willen daarvan af. Dat zou ook passen binnen de kerngedachte van hoe je omgaat met gewasbeschermingsmiddelen. Het voorzorgsbeginsel, ook vastgelegd in de Europese richtlijnen, moet meewegen. Ik hoor graag van de Staatssecretaris hoe hij de nieuwe ontwikkelingen beoordeelt en wat zijn inzet zal zijn.

Het goede nieuws betreft natuurlijk de neonicotinoïden. Als je moeite hebt om het uit te spreken, kun je ook neonix zeggen, geef ik als tip mee aan de nieuwe collega's. Het lijkt erop dat de Europese Commissie na heel veel onderzoek toch geneigd is om iedereen die daar al jaren voor waarschuwt, gelijk te geven en te zeggen: oei, dat spul is echt te heftig en we zullen tot een verbod moeten komen. Wat de Partij voor de Dieren betreft, wordt dat een totaalverbod. Ik ben benieuwd naar de inzet van de Staatssecretaris. Ik wijs hem op de aanhoudende problemen met thiacloprid in de kassen. Dit middel zorgt voor problemen met het oppervlaktewater in het Westland. Wat ons betreft wordt de inzet hetgeen de Kamer al eerder heeft uitgesproken, namelijk een volledig moratorium en in dit geval een verbod op neonicotinoïden.

Tot slot de fosfaat. Mij valt op dat veel boeren en burgers geen idee hebben hoe het nou zover heeft kunnen komen. Ik zie berichten op Facebook dat mensen zeggen dat een bureaucraat dat achter zijn bureau heeft bedacht. Hoe kan het dat mensen blijkbaar helemaal niet hebben meegekregen dat er een quotum was, dat een meerderheid in de Kamer vond dat dat quotum wel kon vervallen en dat er vervolgens is ingestemd met een wet Verantwoorde groei melkveehouderij, waardoor we nu in die enorme problemen zitten? Het is lekker makkelijk dat je in de media alleen maar leest: het moet van Brussel en anders verliezen we de derogatie. Wat vindt de Staatssecretaris ervan dat mensen die dit rechtstreeks raakt zo weinig meekrijgen van wat de achtergrond daarvoor is?

De voorzitter:

Uw tijd zit erop, maar u hebt dadelijk nog een tweede termijn.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik heb nog een korte vraag.

De voorzitter:

Heel kort dan.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

De biologisch-dynamische boeren hebben echt grote problemen met de uitvoering van deze wet. Ze vragen zich ook af waarom zij geraakt worden. Ik vraag nogmaals aan de Staatssecretaris wat zijn antwoord is in de richting van deze boeren, die geen fosfaatprobleem veroorzaken en ook geen gebruikmaken van derogatie.

De voorzitter:

Tot slot in de eerste termijn van de commissie gaan we luisteren naar de heer Grashoff van GroenLinks.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Gaat u niet het woord voeren, als vertegenwoordiger?

De voorzitter:

Ik zit hier nu als voorzitter. Ik ben ook geen woordvoerder landbouw en visserij meer.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Dan missen wij wel de stem van 20 zetels in de Kamer op een relevant onderdeel. Dat wordt wat lastig. Gaat u daar een gewoonte van maken?

De voorzitter:

Mijn collega Barry Madlener gaat het overnemen. Maar begint u nu met uw betoog. U hebt vijf minuten.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Voorzitter. Ik kom nog even terug op de zeldzame koeienrassen. Daar zijn al door verschillende sprekers voor mij zinvolle opmerkingen over gemaakt. Ik zie in de brief van de Staatssecretaris dat hij daar iets mee wil gaan doen, maar dat het complex is en dat erover moet worden nagedacht. Is het nu echt zo complex of valt hier toch op redelijk korte termijn wel een creatieve oplossing voor te bedenken? Dat zou mijn sterke voorkeur hebben. Zou dat bijvoorbeeld kunnen door deze koeienrassen anders te wegen in het fosfaatrechtenstelsel? Dat zou ook meer recht doen aan het feit dat die koeien vaak minder fosfaat uitstoten, omdat ze minder melk produceren. In welke richting kijkt de Staatssecretaris voor een oplossing? Is dit een oplossingsrichting?

Als het gaat om het gemeenschappelijk landbouwbeleid blijft het altijd tricky om er achter te komen wat nu eigenlijk de Nederlandse inzet is. Die komt wel hier en daar fragmentarisch tevoorschijn in een verslag, maar op andere punten weer niet. Ik sluit wat dat betreft zeer aan bij de opmerkingen van de heer De Groot. Ik zou ook zijn voorstel willen ondersteunen om daar eens indringend met elkaar over door te praten. De inzet van Nederland in de discussie moet glashelder zijn.

We lezen dat lidstaten meer mogelijkheden zouden moeten krijgen om uitzonderingen te maken op de eis dat het om actieve landbouwers zou moeten gaan. Dat lijkt mij zeer bizar en desastreus. Ik lees in de tekst echter niet wat de positie van Nederland daarin is. Trekt de Staatssecretaris hier nu echt hard tegen ten strijde? Zegt hij: dat is echt te zot voor woorden en dat kan echt niet? Of laat hij het erbij?

Wat betreft de ecologische focusgebieden is de fractie van GroenLinks er altijd een warm voorstander van geweest om het percentage op te hogen naar 7. Dat heeft hier in het verleden geen steun gekregen. Ik weet niet precies hoe het nu zal zijn. We stellen in elk geval wel met elkaar vast dat die 5% niet effectief wordt ingevuld. Ik lees echter weer niets over de Nederlandse inzet. Zet de Staatssecretaris zich ervoor in om in elk geval die 5% ten behoeve van de ecologische doelstellingen zo effectief mogelijk in te zetten? Wat stelt hij zich daar dan bij voor?

Over het glyfosaatdossier zijn ook al opmerkingen gemaakt. Het zou buitengewoon triest zijn als er toch weer voor lange tijd een toekenning voor glyfosaat komt. Dat spul veroorzaakt wereldwijd een heleboel ellende. Naar het oordeel van de fractie van GroenLinks was er altijd al aanleiding om tot een grotendeels of geheel verbod op glyfosaat te komen en niet alleen omdat het ook nog eens kankerverwekkend zou zijn. De effecten op de biodiversiteit en op ons ecologisch systeem zijn dermate desastreus dat dat alleen al voldoende reden zou zijn. Kan de Staatssecretaris daarop ingaan? Is hij dat met ons eens? Wat is nu eigenlijk de inzet van de Staatssecretaris? Kan hij mij uitleggen hoe het kan dat daar waar onderzoeken altijd langer duren dan de bedoeling was, ECHA nu plotseling in recordtempo een onderzoek naar voren brengt dat vervolgens weer net zo bekritiseerd wordt en net zo weinig transparant is? Wil de Staatssecretaris zich ervoor inspannen dat onafhankelijke wetenschappers echt de achtergronddocumenten hiervan kunnen inzien, zowel die van het ECHA-onderzoek als die van het eerdere EFSA-rapport? Dat is belangrijk, ook voor de maatschappelijke discussie over deze gevoelige onderwerpen.

Het is erg goed als er een verbod op neonicotinoïden zou komen. Ik deel absoluut niet de gedachtegang van de heer Dijkgraaf daarover. Hij zegt dat dat alleen maar leidt tot nog iets ergers van iets anders. Als iets anders even erg is, zouden we dat ook moeten verbieden. Het gaat om de echte alternatieven, waarvan de heer Dijkgraaf natuurlijk net zo goed weet dat ze bestaan. We zouden op dat punt gezamenlijk kunnen optrekken. Deels doen we dat ook al wel. Ik wil nog wel even iets vragen over de maatregelen in de glastuinbouw die de Staatssecretaris heeft genomen, maar waarvan de invoeringsdatum mij niet meer scherp voor ogen staat. Hoe staat het daarmee? Loopt dat nu? Worden die kassen nu al volledig dicht? Gaat het nu een keer wel lukken na al het uitstel dat de glastuinbouw jarenlang voor elkaar heeft weten te krijgen door simpelweg wettelijke regelingen niet uit te voeren?

De voorzitter:

Dank u wel, mijnheer Grashoff. Ik zit nu al langer dan tien jaar in de Kamer. Het gebeurt vrij zelden dat de Kamer unaniem is over een onderwerp. Je ziet nu wat er is gebeurd met de varkens in Tielt. Iedereen, van links tot rechts, alle partijen en ook de Staatssecretaris, maar zelfs ook de varkensboeren, nemen daar afstand van en vinden het afschuwelijk. Dat doet mij als dierenvriend heel veel deugd.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik snap uw opmerking wel, maar ik wil toch aangeven dat er zeer grote verschillen zijn in hoe de aangetroffen situatie in het slachthuis in België wordt beoordeeld door de Partij voor de Dieren, de VVD en de Nederlandse varkensboeren. De manier waarop wij daarnaar kijken is dus niet van hetzelfde laken een pak.

Mevrouw Lodders (VVD):

Mevrouw Ouwehand daagt mij nu uit, maar ik was volgens mij de eerste woordvoerder die tijdens dit algemeen overleg is ingegaan op de situatie in het Belgische slachthuis. Ik vind het ontzettend jammer dat het niet op de agenda van het nieuw ingestelde platform is gezet. Ik vind namelijk juist dat handhaving van bestaande regelgeving van cruciaal belang is en ook invloed heeft. Ik was volgens mij de eerste partij die dat zei. Ik weet dus niet waar mevrouw Ouwehand dit vandaan heeft.

De voorzitter:

Mevrouw Lodders, we gaan even schorsen. De Staatssecretaris vraagt om een kwartier schorsing. We zullen dat ruim nemen.

De vergadering wordt van 15.22 uur tot 15.49 uur geschorst.

De voorzitter:

We gaan dadelijk luisteren naar de Staatssecretaris van Economische Zaken. Sorry dat de schorsing iets langer heeft geduurd. De Staatssecretaris had iets langer nodig om de beantwoording voor te bereiden. Er zijn ook heel veel vragen gesteld, ook buiten de agenda om.

De Kamerleden krijgen twee interrupties per fractie.

Staatssecretaris Van Dam:

Voorzitter, dank u wel. Het is goed om de Kamer te treffen in de nieuwe samenstelling. De heren De Groot en Futselaar zijn voor het eerst hier. Het is goed om hier met elkaar in debat te gaan. De voorzitter zei het al: de samenstelling van de Kamercommissie is niet heel erg veel veranderd. De traditie is dan ook voortgezet om bij het algemeen overleg over de Landbouw- en Visserijraad over heel veel onderwerpen vragen te stellen, niet per se beperkt tot dat wat op de agenda stond. Ik denk dat ik de beantwoording van dat wat op de agenda staat, in vijf minuten kan afwikkelen. Maar de beantwoording van alle vragen die zijn gesteld over onderwerpen die niet op agenda stonden, zal iets meer tijd vergen.

Op de agenda van de komende Landbouw- en Visserijraad staat niet zo gek veel. Hij vindt plaats in Luxemburg, dus hij moet verplicht doorgaan. Ik weet niet zeker of dat met deze agenda anders ook was gebeurd, want er is maar een zeer beperkt aantal agendapunten. Eigenlijk is het hoofdpunt de Omnibusverordening. Die bevat veel technische punten die bedoeld zijn om knelpunten in de huidige regelgeving op te lossen en om vereenvoudiging te realiseren. We spreken – dat is ook afgesproken – met de Commissie apart over de landbouwonderdelen uit het hele pakket. Ik ben er positief over. De verordening helpt een en ander te vereenvoudigen. Ze geeft lidstaten wat meer ruimte om het gemeenschappelijk landbouwbeleid op hun eigen manier vorm te geven.

Maar er zit ook nog wel iets in waar ik wat meer moeite mee heb. Dat heb ik de Kamer ook geschreven. Dat betreft de verruiming van het inkomensstabilisatiemechanisme. Dat leidt ertoe dat zelfs al bij een inkomensdaling van 20% ten opzichte van de referentieperiode, uit het fonds uitbetaald mag worden. Ik vind dat niet terecht. Je moet als ondernemer 20% inkomensverlies toch echt wel zelf kunnen opvangen. Ik hecht aan de grens die er was van 30%. Met de versoepeling komt bovendien een deel van deze steun onder de zogenaamde Amber Box van de WTO (Wereldhandelsorganisatie) te vallen, waardoor het ook nog eens feitelijk als handelsverstorend moet worden aangemerkt. Ik heb in de brief over de geannoteerde agenda geschreven dat ik de drempel liever op 30% wil houden. Er lijkt zich echter in de Raad een meerderheid af te tekenen voor het voorstel om de drempel te houden op ten minste 20% inkomensdaling. Het hele onderhandelingsproces met het Europees parlement moet nog beginnen. Ik zal me samen met andere lidstaten die een soortgelijk standpunt hebben als Nederland dat heeft, blijven inzetten op de handhaving van de drempel van 30%, maar het zal ook afhangen van het standpunt van het Europees parlement. Als men daar meegaat in de redenering om naar 20% te gaan, zal het heel moeilijk worden om vast te houden aan 30%. Het compromisvoorstel van het voorzitterschap om te spreken over «ten minste» 20% is in elk geval al een verbetering ten opzichte van wat er eerst stond. Er stond namelijk eerst gewoon 20%. Zo krijgen afzonderlijke lidstaten de ruimte om zelf de drempel te verhogen. Dat is al winst.

Verder maak ik me, wat de Omnibusverordening betreft, sterk voor aanpassing van de regels omtrent jonge landbouwers. Ik heb conform de verzoeken uit deze Kamer een voorstel ingediend om de tweede zin van lid 5 van artikel 50 van de verordening inzake directe betalingen te schrappen. Daardoor worden het moment van vestiging als jonge landbouwer en het hebben van voldoende langdurige zeggenschap over de voortzetting van het bedrijf niet langer gescheiden, waardoor de betreffende jonge landbouwers ook vijf volle jaren aanspraak kunnen maken op de top-up vanuit de eerste pijler. Dat is tot nu toe niet overgenomen door het voorzitterschap. We blijven ons daarvoor inzetten.

Voor wat betreft de gekoppelde steun – sommigen van u begonnen daarover – zal ik niet meegaan in de voorstellen om de toepassing daarvan te verruimen.

Er zijn ook wat vragen gesteld over het begrip «actieve landbouwer», zoals dat gehanteerd wordt. Dat wordt volgens deze voorstellen facultatief. De indruk was dat daardoor ook allerlei andere bedrijven ineens gebruik zouden kunnen gaan maken van inkomenssteun. Dat is gelukkig niet het geval, omdat de betalingsrechten al in 2015 zijn toegekend. Als je toen die rechten niet hebt gekregen, kun je ze niet nu alsnog krijgen. Ik heb dus niet veel zorgen dat rechten zouden wegvloeien van boeren naar grote bedrijven.

Dat wat betreft de agenda van de Landbouw- en Visserijraad. Er zijn ook vragen gesteld die daarmee samenhangen.

De voorzitter:

Sorry dat ik dit niet heb uitgelegd voor de nieuwkomers. We werken altijd met blokjes. We wachten tot de Staatssecretaris een blokje heeft afgerond. Dan pas volgen interrupties.

Staatssecretaris Van Dam:

Er waren nog wat vragen over de ecologische aandachtsgebieden. Dat staat ook op de agenda. Dat ging over de verruiming van 5% naar 7%. We wachten op het rapport van de Europese Commissie. Daaruit moet duidelijk worden hoe de Commissie het beoordeelt. De Commissie heeft op dit moment nog geen voorstellen gedaan om alsnog over te gaan tot verruiming van 5 naar 7%. Destijds, toen het een discussie was, heeft het Nederlandse kabinet zich ertegen verzet. De Staatssecretaris was toen de heer Bleker. Hij heeft zich verzet tegen de verruiming van de ecologische aandachtsgebieden. Op dit moment wacht ik gewoon even af waar de Commissie mee komt, alvorens daar een oordeel over te vellen.

De heer Geurts kwam terug op een punt dat we hier volgens mij eerder hebben besproken, namelijk de vraag of je gewasbeschermingsmiddelen mag gebruiken in de ecologische aandachtsgebieden. Dat is hier al gepasseerd. Daarover heb ik destijds aangegeven, ook schriftelijk, dat ik het standpunt van de Commissie ondersteun om te zorgen dat dit niet mag in de gebieden die je meetelt. Dat strookt ook met het biodiversiteitsdoel van de vergroeningsmaatregelen. Ik heb dat dus al ingebracht. Ik was niet van plan om daar nu weer op terug te komen.

Dan in dit blok, omdat het er wel bij aansluit, de vraag hoe het gaat met de discussie over de toekomst van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en de hele consultatie. Mevrouw Lodders maakte daar een groot punt van. Zij vroeg: krijgen we die dan ook en kunnen we die hier bespreken? Misschien is het goed om even uit te leggen wat die consultatie is en hoe ze past in het hele proces. Dan kunt u zelf als Kamer beoordelen wat het geëigende moment is om het debat te voeren. De heer De Groot zei dat we er eigenlijk in het najaar over moeten debatteren. Het is aan de leden wanneer zij debatten willen inplannen. Laat ik proberen te schetsen hoe het gaat lopen. Op dit moment loopt de consultatie. De consultatie is eigenlijk niet meer dan een internetenquête. U kunt haar allemaal zelf ook invullen. De enquête bestaat uit 34 hoofdvragen met verschillende subvragen, waaronder een aantal open vragen. Die enquête vullen we in en sturen we op, maar dat is geen zwaarwegend moment in het hele proces. Het lijkt me ook wat ongemakkelijk om een enquête met zoveel antwoorden die we moeten invullen, hier helemaal te bespreken. Ik zal u schetsen welke momenten er in het proces nog komen.

Voor de zomer houdt de Europese Commissie nog een stakeholdersbijeenkomst. Dit is allemaal bedoeld om te zorgen dat iedereen zijn inbreng kan leveren en de Commissie die ook kan meenemen in haar eigen standpuntbepaling. Dat standpunt komt eind dit jaar. Aan het eind van het jaar komt de mededeling van de Europese Commissie met hoe zij tegen de toekomst van het GLB aankijkt. Begin 2018 volgen dan wetgevingsvoorstellen. Daarna pas start de bespreking in de Raad en in het Europees parlement. Daarna volgen de onderhandelingen.

Een en ander hangt ook nog samen met het Meerjarig Financieel Kader, want de vraag wordt natuurlijk ook hoeveel budget er ongeveer beschikbaar gaat komen voor het GLB. Dat hangt weer samen met de brexit. Het feit dat de Britten eruit stappen zal leiden tot druk op de begroting van de EU. Een van de discussies in het kader van het MFK is natuurlijk waar die druk op de begroting uiteindelijk moet gaan landen. Het is niet uitgesloten dat die ook voor een belangrijk deel op de landbouwbudgetten landt. Dat zal allemaal in de komende tijd langzaam maar zeker duidelijker worden. U krijgt voor de zomer, heb ik steeds toegezegd, de uitgewerkte Nederlandse inzet zoals we die voor ogen hebben in het hele proces richting het toekomstig GLB. Dat proces krijgt dus eigenlijk de echte kick-off aan het eind van het jaar, wanneer de Commissie haar voorstel op tafel legt. U hebt dus nog heel veel tijd om de inzet te bediscussiëren, met mij of met mijn opvolger. Er komen dus nog veel momenten die een stuk zwaarwegender zijn dan de consulatie die nu plaatsvindt.

De inhoudelijke inzet tot nu toe wordt bepaald door het paper dat we hebben geschreven voor de informele Landbouwraad die we tijdens ons eigen voorzitterschap hebben georganiseerd. Dat is ook hier in de Kamer besproken. Dat is de leidraad op dit moment voor de opstelling. Dat ziet u ook terug in het verslag van de vorige Landbouw- en Visserijraad. Ik heb op die lijn voortgeborduurd.

De heer De Groot vroeg wat het eigenlijk allemaal heeft opgeleverd. Het proces gaat nog lopen. Het is dus te vroeg om dat nu te beoordelen. Kijk, wij lopen altijd voor de troepen uit. Ik ben er ook trots op dat we dat doen. Dat heeft Nederland in het verleden ook altijd gedaan. Dat doen we nu ook. Dat was ook de reden dat we het op onze eigen informele Landbouwraad hebben geagendeerd, vroeg in het proces. Sommige lidstaten zeiden: u bent wel heel vroeg. Maar je weet, als je die discussie een bepaalde richting uit wilt duwen, dan moet je vroeg beginnen. Ook het rapport van de Agricultural Markets Task Force (AMTF) van de heer Veerman bouwt eigenlijk voort op de richting die ook in ons paper voor de informele Landbouwraad zat. Je ziet dat de Europese Commissie nu ook al een paar keer heeft aangegeven dat het GLB moet worden gemoderniseerd. Tegelijkertijd is er ook veel druk vanuit andere lidstaten en zeker van de ministers van Landbouw, die zeggen: het budget moet op orde blijven en er moet vooral veel directe inkomenssteun blijven. Iedereen neemt dus zijn posities in voor het proces dat de komende twee jaar gaat lopen.

De lijn tot nu toe, die ook in het paper zat, was: afstappen van de directe inkomenssteun en veel meer gaan werken met gerichte steun, gekoppeld aan maatschappelijke prestaties, zoals natuur, klimaat, landschap – kringlooplandbouw noemde de heer De Groot; dat past natuurlijk ook heel goed in dat rijtje – het ondersteunen van innovaties, en het afdekken van risico's. Dat zijn de drie hoofddenkrichtingen voor een toekomstig GLB. Dat zie je ook terug in het rapport van de commissie-Veerman. Het is prematuur om nu uitgebreid in te gaan op wat dat precies gaat betekenen voor de verdeling over de eerste en tweede pijler, op hoe dat uitwerkt. Dat werken we nu juist uit in de inzet die u voor de zomer krijgt. Daarin moeten wij verder concretiseren hoe een toekomstig GLB er volgens ons uit zou kunnen gaan zien. Ik denk dat er in het hele proces nog genoeg momenten zijn waarop het dan zittende kabinet wellicht moet overwegen om de inzet bij te stellen, gelet op de lopende onderhandelingen. Daar is de Kamer dan steeds ook bij betrokken. Dat is het proces zoals dat gaat lopen. Daarmee heb ik in hoofdlijnen de vragen die hierover zijn gesteld, beantwoord.

De voorzitter:

Ik geef als het eerste het woord aan de heer Futselaar, want hij heeft zich als eerste gemeld.

De heer Futselaar (SP):

Ik had nog een specifieke vraag over de Omnibuswetgeving, die op de agenda staat. Ik heb gerefereerd aan het rapport van de Europese Rekenkamer daarover dat eind januari is verschenen. Daarin bekritiseert de Europese Rekenkamer een voorstel om de huidige maximumgrens van 90 hectare voor steun aan jonge boeren – het klopt dat dat nu de grens is; dat staat onder andere op de website van het ministerie – af te schaffen. De Rekenkamer bekritiseert dat voorstel, dus ik ga er als nieuw Kamerlid van uit dat dat voorstel er ligt. Ik wil graag weten hoe Nederland in die discussie staat.

Staatssecretaris Van Dam:

Alle punten waarop wij aanpassingen willen, staan in de brief die wij aan de Kamer gestuurd hebben. Met betrekking tot de punten die daar niet in staan, steunen we de voorstellen zoals die op tafel liggen.

De heer Futselaar (SP):

Daar ben ik het dan volstrekt mee oneens. Ik vind dat je met meer dan 90 hectare niet meer kunt spreken van een bedrijf dat moet omvormen of iets dergelijks. Je hebt het dan eigenlijk meer over grootgrondbezitters. Ik heb ook nog een algemene opmerking. De Staatssecretaris klaagt dat er te weinig vragen zijn over dingen die op de agenda staan, maar het was handig geweest als hij de vragen over iets wat wel op de agenda staat, in de eerste termijn had beantwoord.

Staatssecretaris Van Dam:

Waarvan akte. Maar ik heb zojuist gezegd hoe wij ons zullen opstellen.

De heer De Groot (D66):

Ik heb de Staatssecretaris gevraagd naar zijn opvatting over de flexibilisering van de uitvoering van het beleid. Het kan natuurlijk zo zijn dat je vooroploopt bij het bedenken van ideeën, maar dat je niet iedereen meekrijgt. Is het dan niet verstandiger om te zeggen: geef ons gewoon veel meer vrijheid in de uitvoering, zodat we een en ander specifiek op de Nederlandse opgave kunnen toesnijden? In hoeverre krijgt de Staatssecretaris de handen daarvoor op elkaar in Brussel?

Staatssecretaris Van Dam:

De mate van subsidiariteit zal zeker een onderwerp zijn in de gesprekken over de toekomst van het GLB. De verschillen tussen de lidstaten zijn groot. De behoeftes van de lidstaten verschillen ook. Op dit moment wordt eigenlijk bijna alles tot in detail voorgeschreven. Er is een duidelijke roep om vereenvoudiging. De lidstaten zeggen: schrijf het niet allemaal zo tot in detail voor. Die zou gepaard kunnen gaan met een discussie over meer subsidiariteit, waardoor je meer invullingsruimte krijgt per lidstaat. Ik verwacht dat dat een belangrijk thema zal worden.

Mevrouw Lodders (VVD):

Ik kom toch even terug op het proces en met name op de consultatie. Ik hoor de Staatssecretaris zeggen: we gaan dat als Nederland invullen; we gaan een reactie geven, maar het is eigenlijk allemaal nog niet zo zwaarwegend, want het is een enquête en voor de zomer komt de definitieve inbreng. Ik kan daar niet zo heel goed mee uit de voeten. De nu lopende consultatie geschiedt op basis van stukken. Die zijn hier weleens aan de orde geweest. We hebben daar discussie over gevoerd. Ik geloof niet dat er heel breed, eensluidend een richting wordt aangegeven. De Staatssecretaris geeft gelukkig aan dat de verschuiving van de eerste naar de tweede pijler prematuur is, maar die wordt wel genoemd. Ik weet nu even niet of dat in de agenda is of naar aanleiding van het verslag van de vorige Raad, maar daar wordt wel melding van gemaakt. Op welke manier gaat dat richting die consultatie?

Staatssecretaris Van Dam:

De doelen die ik voor ogen heb, hebben we hier al eerder besproken. Ik sta daar niet alleen in, want ook LTO Nederland, waarin de vertegenwoordigers van onze boeren in Nederland zitten, zegt: we moeten eigenlijk af van die directe inkomenssteun en we zouden veel meer moeten gaan naar een gerichtere ondersteuning van gerichte maatregelen ten behoeve van natuur, klimaat en innovatie. We zijn in Nederland redelijk eensgezind over de kant die het uit moet. Er is ook een mooi paper van de Wageningen Universiteit waarin dezelfde richting op wordt gewezen. Al die opvattingen liggen in elkaars verlengde. Wat betekent dat precies voor de eerste en de tweede pijler? Als je uitgaat van de huidige invulling van het Europees landbouwbeleid, zou je zeggen dat een verschuiving van de eerste naar de tweede pijler voor de hand ligt. Maar we moeten ook zien hoe die discussie gaat, want je kunt dezelfde doelen ook bereiken door binnen de eerste pijler heel andere voorwaarden op te nemen. Dat zou ook een optie kunnen zijn. Daarom zei ik dat we dat soort dingen uitwerken in de inzet die de Kamer voor de zomer krijgt. Dat is de inzet voor het hele proces dat na de zomer op gang moet komen. In de vorige Raad kwam dit aan de orde. We hebben toen gezegd: als je deze doelen binnen het huidige stelsel wilt realiseren, heb je het over een verschuiving van de eerste naar de tweede pijler. De vraag hoe je dat precies uitwerkt in een toekomstig GLB en of je met deze pijlers blijft werken, moeten we echter nog met elkaar bespreken.

Mevrouw Lodders (VVD):

Heel concreet: in een eerder debat hebben we afgesproken dat de Kamer voor de consultatie daarover geïnformeerd wordt. Kunnen we die informatie voor 11 april tegemoetzien? Het mag dan een vragenlijst zijn of een enquête; ik ga die eens opsporen. Het lijkt mij niet geloofwaardig als we in Nederland nu voor deze richting gaan en als we voor de zomer – dat is dus binnen een maand of anderhalve maand – met een andere richting komen. Ik wil hier nu echt opmerken dat dat niet op mijn steun kan rekenen. Als Nederland een bepaalde inzet heeft, dan moeten we die hier met elkaar kunnen bespreken, zeker in de situatie waarin we verkeren.

Staatssecretaris Van Dam:

Mevrouw Lodders heeft al eerder gevraagd of deze enquête aan haar toegestuurd kan worden. Als zij dat echt wil, kan ik die haar best toesturen. Ik denk dat het echter ook goed zou zijn als de Kamer, in de nieuwe samenstelling, goed nadenkt over de vraag tot op welk niveau zij de discussie met het kabinet wil voeren. Wil de Kamer het over de hoofdlijn van de inzet hebben of wil zij daadwerkelijk een document hebben met 34 vragen – dat zijn soms meerkeuzevragen met allerlei subvragen en allerlei open vragen – waarin echt bolletjes moeten worden ingevuld? Als de Kamer dat graag wil, dan stuur ik haar dat toe. Ik moet even bekijken of dat lukt voor 11 april; ik weet dat niet zeker. De hoofdlijn van de inzet heeft de Kamer echter al eerder gehad. Die is gelijk aan het paper dat er vorig jaar lag ten behoeve van de informele Raad. Op die manier vullen we dus ook die consultatie in. Zoals ik al zei, proberen we die inzet naar de zomer toe verder uit te werken en te concretiseren, onder andere op basis van de gesprekken die wij nu binnen Nederland voeren en organiseren met eigenlijk alle partijen die bij de toekomst van het GLB betrokken zijn. Wij proberen zo tot een veel meer gespecifieerde inzet te komen, ook voor de discussie voor de komende twee jaar. Die inzet krijgt de Kamer voor de zomer, maar wij vullen bij de consultatie vanzelfsprekend niet iets anders in dan de richting waarover we het afgelopen jaar herhaaldelijk met elkaar van gedachten gewisseld hebben.

De voorzitter:

Als ik goed geïnformeerd ben, ligt er ook een schriftelijk verzoek van de commissie voor EZ. Dat is een officieel verzoek geweest om ...

Mevrouw Lodders (VVD):

De datum stond er niet bij, voorzitter. Even procesmatig: eind april is het meireces. Dat klinkt gek, maar goed. Wil je het kunnen bespreken of wil je er op adequate wijze opvolging aan geven, dan moet het hier op 11 april eigenlijk liggen.

Staatssecretaris Van Dam:

Wij gaan dat even bekijken. Ik ben vlak voor het meireces ook nog een week in het buitenland, dus als de Kamer dit wil bespreken, dan moet zij dat wel vroegtijdig op de agenda zetten. Wij gaan bekijken of het haalbaar is voor ons om het al voor 11 april te versturen. Ik zal mijn uiterste best doen om ervoor te zorgen dat de Kamer het dan heeft. Ik geef wel het volgende mee. Het is aan de Kamer, het is aan u, om de afweging te maken wat u agendeert, maar misschien moet u gewoon even goed bekijken of u op dat detailniveau het gesprek met het kabinet wilt aangaan.

De voorzitter:

Dank u wel. Dat staat genoteerd. Ik geef als eerste het woord aan de heer Grashoff van GroenLinks.

De heer Grashoff (GroenLinks):

De Staatssecretaris is al even ingegaan op de ecologische focusgebieden, de ecologische aandachtsgebieden, maar hij heeft niets gezegd over de kwestie rond het effectief benutten daarvan. Zou hij daar nog even op willen ingaan?

Staatssecretaris Van Dam:

Er zijn al eerder twijfels geuit over de effectiviteit van het hele vergroeningsbeleid. Daarom wacht ik nu af wat het rapport van de Europese Commissie daarover zal zeggen.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Dat klinkt net alsof de Staatssecretaris geen enkele opvatting daarover heeft of geen enkele richting wil kiezen. Ik kan mij dat haast niet voorstellen.

De voorzitter:

Kan dat nu gaan gebeuren? Kan de Staatssecretaris zeggen wanneer een en ander komt?

Staatssecretaris Van Dam:

Ik heb hier eerder al aangegeven dat ik zelf ook kritisch ben op de daadwerkelijke betekenis van die vergroeningsmaatregelen. Het evaluatierapport wordt vandaag gepresenteerd. Mevrouw Lodders vroeg dat net buiten de microfoon. Ik zeg dat er dus maar meteen bij.

De heer Geurts (CDA):

Ik heb niet zozeer een interruptie als wel een vraag. Ik heb nog een vraag gesteld over het inkomensstabiliteitsmechanisme en wel over de drempel inkomensdaling in relatie tot de brede weersverzekering. Komt de Staatssecretaris daar op een later moment nog op? Dat hoort namelijk wel in dit blokje thuis.

Staatssecretaris Van Dam:

Wat de evaluatie van de brede weersverzekering betreft, heb ik inmiddels overleg gehad met de verzekeraars en de vertegenwoordigers van de landbouwsector. Ik werk dit nu uit in voorstellen voor de toekomst. Zodra die af zijn, krijgt u het hele pakket: de evaluatie plus de voorstellen waarin ik uiteenzet hoe de brede weersverzekering naar de toekomst toe verder ontwikkeld en gefinancierd zou kunnen worden.

De heer Geurts (CDA):

Dat was een andere vraag. Ik heb gevraagd wat die drempel van 20% of 30% inkomensdaling voor effect heeft op de steunbijdrage voor de brede weersverzekering. Daarin zit namelijk een koppeling.

Staatssecretaris Van Dam:

Ik zal daar straks nog heel even op terugkomen, maar u krijgt van mij de hele evaluatie plus voorstellen voor de toekomst van de brede weersverzekering. Daarin gaat het ook over de steun die wij daaraan verlenen.

De voorzitter:

De Staatssecretaris vervolgt zijn betoog. Ook voor de nieuwkomers: pas aan het einde kunnen er vragen worden gesteld. Ik stel voor om de Staatssecretaris eerst te laten uitspreken. Als de Staatssecretaris kan aangeven wanneer hij aan het einde van een blokje is gekomen, zijn wij hem daarvoor erkentelijk.

Staatssecretaris Van Dam:

Het volgende blokje gaat over de vis. Daarover zijn verschillende vragen gesteld, hoewel geen nieuwe vragen maar vooral terugkerende vragen. De heer Dijkgraaf heeft bijvoorbeeld gevraagd of we de aanlandplicht niet op de lange baan kunnen schuiven in het kader van de brexit. Ik heb eerder al gezegd dat dat vanuit Europees oogpunt op geen enkele manier aan de orde is. De Britten zeggen ook zelf nadrukkelijk dat ze weliswaar uit de Europese Unie gaan stappen, maar dat zij aan deze maatregel in elk geval zullen vasthouden. De Britse Minister zei letterlijk: We stay fully committed to the landing obligation. Er is dus geen enkele onduidelijkheid over of dat een onderwerp van gesprek in het kader van de brexit gaat worden. Er is dus ook geen enkel haakje waaruit blijkt dat daar in het kader van de brexit iets in beweging zou komen.

De heer Geurts vroeg om te blijven inzetten op een haalbare implementatie van de aanlandplicht voor Nederlandse vissers. Dat zal ik ook de komende tijd blijven doen, zoals ik dat in het afgelopen anderhalf jaar heb gedaan en zoals mijn voorgangster dat heeft gedaan. Daarbij gaat het met name om de aanlanding van bijvoorbeeld schol en schar. Door sommigen van u is dat aan de orde gesteld. De heer Geurts bijvoorbeeld vroeg of er een uitzondering komt in 2018 voor schol in de tongvisserij. Nederland en andere lidstaten zetten erop in de mogelijkheid van een uitzondering op de aanlandplicht voor schol op basis van een hoge overleving te bekijken. Die hoge overleving moet je dan wel eerst aantonen. De resultaten daarvan zijn nog niet hoopgevend, maar de komende tijd zal daar nog volop onderzoek naar worden gedaan. Omdat die onderzoeksgegevens nog even op zich laten wachten, verkennen we nu de mogelijkheden. Er zijn lidstaten die vragen of het niet mogelijk is om die verplichte aanlanding van schol nog een jaar uit te stellen zodat we die gegevens allemaal goed boven tafel kunnen krijgen. Dat zal allemaal echter niet onvoorwaardelijk zijn. In onze richting wordt namelijk door andere lidstaten vaak gevraagd om extra maatregelen te treffen om selectiviteit te bevorderen. Dat is zeer gewenst. Het gaat dus niet alleen om hoge overleving, maar ook om wat je doet om zo selectief mogelijk te vissen.

Mevrouw Lodders vroeg naar schar en bot. De aanlandplicht is met name voor de gemengde visserij, de tongvisserij – dat is de meest gewenste soort – een belangrijke uitdaging. Want daarbij is sprake van grote hoeveelheden bijvangst van schar en schol. Bij schar is de situatie net iets anders dan bij schol. De scharstand is dusdanig goed dat er al is gesproken over de TAC voor schar; daar heb ik mij ook hard voor gemaakt. Dat is nu gelukt, op basis van wetenschappelijk advies. Dat vermindert het probleem voor de tongvissers. Daarmee zijn niet alle problemen opgelost, maar dat maakt het probleem al wel kleiner.

De heer Futselaar belichtte de andere kant van de medaille en zei dat dit een prikkel wegneemt om de selectiviteit te bevorderen. Daar heeft hij ook weer gelijk in; ik heb wel begrip voor zijn standpunt. Tegelijkertijd hebben wij steeds gezegd dat die aanlandplicht een bepaald doel heeft, namelijk selectiever vissen en daarmee voorkomen dat er bijvangst is van soorten die overboord worden gezet, waardoor die soorten onder druk komen te staan. Als er wetenschappelijk gegronde redenen zijn om daar anders mee om te gaan, wat het geval is bij schar, dan is het gelegitimeerd om daar ook anders in te opereren. Dan is er geen reden meer om met een TAC te werken. Dat maakt ook de aanlandplicht wat draaglijker. Het is namelijk best een grote uitdaging, met name voor onze tongvisserij, juist omdat de bijvangsten daar groot zijn. Ik heb al vaker gezegd dat de Nederlandse visserij maatregelen moet nemen om selectiever te vissen. Tegelijkertijd mogen ze van het Nederlandse kabinet verwachten dat wij ons inzetten voor het vinden van rek en ruimte om de aanlandplicht op een draagbare manier te implementeren. Dat geldt ook hiervoor.

Ook zijn er vragen gesteld over de zeebaars, waar het nog steeds slecht mee gaat. Dat is de reden dat in december de regels voor zeebaars verder verscherpt zijn. We hebben wel gekeken naar de mogelijkheden om de kleinschalige visserij nog wat ruimte te geven. De heer Geurts vroeg of je de vangstbeperking die nu per maand is gesteld, ook per jaar mag zien. Met de Commissie is verkend of die beperking ook op jaarbasis kan worden gesteld. Zij acht dat echter niet mogelijk in de verordening. De reden is dat er dan een bepaalde periode te veel zeebaars gevangen wordt, waardoor het bestand niet kan herstellen. De Commissie heeft zich in de onderhandelingen daarover dus behoorlijk strak en streng opgesteld. Dat is niet zonder reden, kijkend naar het zeebaarsbestand. Het verrast mij nog altijd dat bij maar weinig mensen bekend is hoe slecht de stand van de zeebaars is. De strenge maatregelen zijn dus, gelet op de beroerde stand, zeker gerechtvaardigd.

Mevrouw Lodders relateerde de zeebaars aan de aanlandplicht. Het is juist van belang dat ook de bijgevangen zeebaars wordt meegeteld. De vangsthoeveelheid voor soorten die onder de aanlandplicht vallen, worden opgehoogd om te compenseren voor het feit dat de ondermaatse exemplaren moeten worden meegenomen. Dat is de zogeheten top-up: in de Europese aanpak is daar dus al rekening mee gehouden.

Ook waren er vragen over de puls. Wij hebben natuurlijk ingezet op een algehele toelating van puls in het voorstel van de Europese Commissie over de technische maatregelen. Het was een teleurstelling dat de Commissie daaraan niet tegemoet is gekomen. U moet weten dat de weerstand bij andere lidstaten groot is. Men voert daarbij soms argumenten aan die betrekking hebben op duurzaamheid c.q. dierenwelzijn, waarvan wij betwijfelen of dat rechtvaardige argumenten zijn. Maar er loopt ook nog steeds onderzoek naar de pulstechniek. We blijven in gesprek met die andere lidstaten en wachten de resultaten van onderzoek af. Als de resultaten positief zijn, waarvan wij overtuigd zijn, zou het logisch zijn dat er een algehele toelating voor de pulsvisserij komt.

De heer Geurts zei dat de puls er in een eerder compromisvoorstel van het voorzitterschap helemaal uit was. In het voorstel dat nu op tafel ligt, is men echter weer terug bij de al bestaande uitzondering. We verwachten dat er dan ruimte komt voor een verdere uitwerking in de regionale groepen, waarin we dat moeten uitonderhandelen. Eenvoudig is het niet, omdat juist in onze eigen regionale groep de landen zitten waar de weerstand het grootst is. Dan de handelsnormen. Daar hebben we al vaak over gesproken. Ik heb al een jaar geleden, naar aanleiding van de hele herijking van de budgetten van de NVWA, aangekondigd dat de NVWA niet langer de controle op de handelsnormen zou uitvoeren. Sindsdien is er een paar keer uitstel verleend, ook op eigen initiatief. Ik heb de sector aangeboden om een bijdrage te leveren aan het overdrachtsplan en ik heb de NVWA gevraagd om ook na 1 april nog tijd en expertise beschikbaar te stellen voor een soepele overdracht. De garnalensector is er klaar voor en ook de visafslagen hebben sinds kort een plan van aanpak. Ze hebben aangegeven de verantwoordelijkheden per 1 april over te nemen. Ik zie dan ook geen reden voor verder uitstel.

De heer Geurts en de heer Dijkgraaf koppelden het meerjarenplan Noordzee aan de brexit en de aanlandplicht. Dat meerjarenplan is in de afgelopen maanden meerdere keren besproken met de Nederlandse sector. Ook na de brexit zullen we samen met de Britten de verantwoordelijkheid voor de Noordzee delen. Als voorzitter van de Noordzeegroep heeft Nederland afgesproken om daarover ook met Noorwegen in overleg te gaan. Ik zie ook daarvoor geen reden om een en ander op de lange baan te schuiven. Het meerjarenplan was ook gunstig. We waren er tevreden mee. Als het gaat om de visserij, staan we in het kader van de brexit nog wel voor een grote uitdaging, maar dat mag bekend zijn.

Dat was het blokje over vis, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Zijn er nog vragen over vissen, vissers en zeemeerminnen? Eenmaal, andermaal? Niet? Dan kan de Staatssecretaris meteen doorgaan met het volgende blokje.

Staatssecretaris Van Dam:

Dan de vragen die zijn gesteld over het fosfaatreductieplan en aanverwante onderwerpen. Mevrouw Ouwehand zei: het lijkt wel alsof veel mensen in Nederland, boeren en burgers, niet snappen hoe het zover heeft kunnen komen. Ik denk eigenlijk dat iedereen die betrokken is, echt wel weet dat de tekst «het moet van Brussel» een veel te simpele voorstelling van zaken is en dat de problematiek toch gewoon veroorzaakt is door het feit dat de Nederlandse melkveehouderij veel te hard gegroeid is, terwijl men wist en ook had kunnen weten dat daarmee grenzen zouden worden overschreden. We hebben daar in eerdere debatten uitvoerig bij stilgestaan. Dat maakt dat we dit jaar de Nederlandse melkveestapel fors moeten inkrimpen en vanaf volgend jaar kunnen reguleren aan de hand van fosfaatrechten. Die snelle krimp is buitengewoon onplezierig voor iedereen, maar wel noodzakelijk, willen we de voordelen houden zoals we die nu hebben. We hebben een uitzondering op de Europese bemestingsregels. Vaker is daarover gezegd, ook vanuit het oogpunt van milieu, dat er alle reden is om die uitzondering te houden. De mest wordt immers goed opgenomen door gras. Het helpt ons ook om ons platteland groen te houden. Er zijn immers eisen aan de hoeveelheid grasland die je moet hebben. Het is dan ook zeer waardevol dat we die uitzonderingspositie kunnen houden. Daarmee krijgen we een aantal regels mee die ons weer helpen om het mooie Nederlandse landschap te houden zoals we het kennen en zoals we het ook koesteren.

We hebben de sectororganisaties gevraagd om zelf een plan te maken om ervoor te zorgen dat de veestapel krimpt. Men heeft daarvoor onder andere de fosfaatreductieregeling ontworpen. Die heb ik om verschillende redenen uiteindelijk overgenomen en omgezet in een ministeriële regeling. Daarbij bleek de afgelopen tijd dat er toch een aantal problemen zaten in de regeling zoals de sector die had ontworpen. Die had men niet voorzien. Daarop heb ik een aantal correcties toegepast. Inmiddels heb ik de regeling ondertekend en op korte termijn zal de gewijzigde regeling worden gepubliceerd. Zo zijn er aanpassingen om de vleesveesector te ontzien. Door de door de sector gekozen peildatum kwam die wel erg in een beknellende positie terecht. Nu is er veel aandacht voor de problematiek van zeldzame runderrassen.

Ik heb de Kamer vanmorgen een brief gestuurd waarin staat dat ik in beeld breng wat de problematiek precies is. Ik benadruk dat er alleen daar een probleem is waar boeren ervoor hebben gekozen om de veestapel te laten groeien, ondanks het feit dat de overheid had gezegd: niet meer groeien. Ik realiseer me heel goed dat het juist ook in het geval van de zeldzame runderrassen wel prettig is dat deze rassen op z'n minst in stand blijven en misschien zelfs wel een beetje in aantal toenemen. Dat is de reden dat ik goed kijk naar waar het probleem nu precies zit. Er komen ook signalen van boeren die zeldzame runderrassen hebben naast de reguliere Holstein-Friesians en die vanwege de lage productiviteit ervoor kiezen om nu net die zeldzame runderrassen weg te doen. Dat is natuurlijk ook niet helemaal de bedoeling. Ik snap die bedrijfseconomische afweging, maar zoals ik de boeren ken, gaat het voor hen om meer dan alleen een bedrijfseconomische afweging. Het is ook een kwestie van liefhebberij en passie voor deze rassen. Ik onderzoek de mogelijke oplossingsrichtingen. Ik heb ook aangegeven dat het niet eenvoudig is. Het gaat er immers om of de rassen precies zijn geregistreerd en of we het juridisch goed kunnen regelen. Ik kijk zowel naar de regeling fosfaatreductie, het plan voor 2017, als naar de Fosfaatwet, voor zover het melkvee betreft. Een uitzondering voor deze rassen betekent natuurlijk iets minder ruimte voor andere koeien. Ik informeer de Kamer binnen één à twee weken. We hebben gewoon even tijd nodig om het precies uit te zoeken en om uit te werken wat mogelijk is.

De heer Dijkgraaf vroeg of er voor 1 mei een brede knelgevallenregeling komt. Dat zouden we toch doen, was zijn vraag. Zo hebben we dat niet afgesproken. De afspraak is dat er een commissie knelgevallen van start gaat. Dat gebeurt op korte termijn. Ik verwacht echter niet dat die in staat is om binnen een maand advies te geven. Voor het fosfaatrechtenstelsel is dat ook niet nodig, want dat stelsel gaat vanzelfsprekend pas per 1 januari in. Dan pas kan er aanspraak gemaakt worden op een knelgevallenregeling, want eerst moet de wet in werking treden. Over de fosfaatreductieregeling heb ik net gezegd dat de wijziging van de regeling binnen enkele dagen in het Staatsblad zal verschijnen. Daarmee zijn een aantal problemen opgelost. Ik hoop dus dat ik de knelgevallen zo veel mogelijk heb weggenomen.

Er is ook gevraagd naar het type leden van de commissie. Daaraan leggen we de laatste hand. We zijn nu aan het bekijken welke personen daarvoor in aanmerking zouden kunnen komen. De leden zullen kennis hebben van de sector. Ze zullen ook ervaring moeten hebben met advisering over complexe vraagstukken. Het is niet alleen juridisch complex, maar zo'n knelgevallenvoorziening heeft ook direct allerlei consequenties voor andere boeren. Ik heb al eerder gezegd dat het niet zo is dat de overheid fosfaatrechten over heeft die zij kan toebedelen. Het betekent gewoon een herverdeling binnen de sector als je de knelgevallenregeling vergroot. Het wordt een kleine commissie. Het is ook van belang dat niet een van de leden een deel van de sector vertegenwoordigt. Anders zou er een onbalans zijn in de commissie. Ze moeten er dus verstand van hebben en ze moeten ervaring hebben met advisering, maar ze moeten juist niet vertegenwoordigers zijn van de sector op dit moment.

Mevrouw Ouwehand vroeg naar biologisch-dynamische boeren die in de problemen komen door de regeling voor fosfaatreductie. Vrijwel alle biologisch-dynamische boeren zullen grondgebonden zijn, misschien op een enkele uitzondering die dat strikt genomen niet grondgebonden is na. Alle grondgebonden boeren zijn vrijgesteld van de korting van 4%. Ze worden ook vrijgesteld van de generieke korting die in het fosfaatrechtenstelsel wordt toegepast. Zolang ze dus na 2 juli 2015 niet zijn gegroeid, worden ze ook niet geraakt door de regeling. Alle groei die wel heeft plaatsgevonden, draagt bij aan de overschrijding van het fosfaatplafond. Dat plafond gold voor alle boeren en alle koeien in Nederland, ongeacht het soort bedrijf waarop ze rondliepen. Alle boeren die ervoor hebben gekozen om na 2 juli 2015 te groeien, wisten dus welk risico ze daarmee namen. Dat geldt ook voor biologische boeren.

De heer Dijkgraaf vroeg naar zijn moties over AGR/GPS en eCMR. Daarover heb ik de Kamer een paar dagen voor de verkiezingen geïnformeerd. Ik kan mij voorstellen dat dit in de hectiek van de campagne aan de aandacht ontsnapt is, maar ik heb in die brief aangegeven hoe ik daarmee omga.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ik vroeg iets anders.

De voorzitter:

De Staatssecretaris is aan het woord.

Staatssecretaris Van Dam:

Mijn indruk was dat de heer Dijkgraaf iets vroeg waarop het antwoord in die brief stond. Als dat niet zo is, hoor ik dat in tweede termijn of bij interruptie wel.

Tot slot. Hiermee samenhangend zijn nog wat opmerkingen gemaakt over de beelden uit de slachterij in België. Ik had de indruk dat we daarop gisteren al uitvoerig waren ingegaan. Ik heb gisteren gezegd dat ik in gesprek zal gaan met de slachterijen over het installeren van camera's als extra waarborg naast het toezicht op de vloer door de NVWA. Ik heb gisteren ook uiteengezet hoe dat toezicht in zijn werk gaat en dat er altijd toezichthouders van de NVWA in de Nederlandse slachterijen zijn. Er werd gisteren al even gesproken over het verplicht installeren van camera's. Ik heb toen gezegd dat daaraan juridische haken en ogen zitten omdat je dan camera's moet installeren op privaat terrein. In de publieke ruimte is zoiets nu eenmaal makkelijker te regelen dan in een private ruimte. Ik vond het op zich zeer verfrissend dat er ook bij het CDA, zowel in het Europarlement als hier, zorgen bestaan over de privacy van mensen bij dergelijke maatregelen. Dat is op zich een heel positieve inzet.

Dit is ook een relevant issue, want omwille van de privacy van de personen die op de beelden te zien zijn, kom je direct in aanraking met de privacywetgeving. Ook daarmee zul je rekening moeten houden. Daarom heb ik gisteren gezegd dat het allemaal een stuk makkelijker is als het vrijwillig wordt gedaan door de slachthuizen zelf. Ik heb gisteren ook gezien dat ze positief hebben gereageerd. Ik denk dus dat wij snel met elkaar in gesprek kunnen gaan. Ik hoop dat de positieve reactie van gisteren een voorbode is en dat men het daadwerkelijk gaat doen. Dan kunnen we gewoon goede afspraken maken over de manier waarop je met die beelden kunt omgaan. Ik weet niet zeker of die positieve reactie van gisteren nog steeds overeind zal blijven als ik verzoek om de beelden ook allemaal meteen op internet te zetten, zeg ik tegen mevrouw Ouwehand, maar ze hebben ongetwijfeld haar suggestie gehoord. Ik ben benieuwd hoe men daarop zal reageren. Ik vind het altijd heel positief als mensen die vlees eten, zich ook goed realiseren hoe de dieren gehouden en geslacht worden. Dat hoort erbij als je die keuzes maakt, maar ik weet niet of dit nou een stap is waar iedereen meteen op zit te wachten.

De voorzitter:

Er is allereerst een interruptie van mevrouw Lodders. Daarna volgen er nog een paar. Laten we het wel echt kort en puntig doen, want we komen in tijdnood voor uw eigen tweede termijn, zeg ik tegen de woordvoerders. U hebt het dus zelf in de hand. Kort en puntig alstublieft, mevrouw Lodders.

Mevrouw Lodders (VVD):

Gezien de klok denk ik dat die tweede termijn al niet meer aan de orde zal zijn.

Mijn vraag gaat over de fosfaatrechten, met name over de punten die aan de orde zijn gesteld. Wil de Staatssecretaris in de brief die hij heeft toegezegd, die we binnen een of twee weken krijgen, ook het verschil tussen het fosfaatreductieplan 2017 en de wet voor 2018 en verder nog eens duidelijk omschrijven? Uit de mails die ik krijg, blijkt dat er heel specifieke verschillen tussen zitten. Een aantal problemen geldt alleen voor het fosfaatreductieplan 2017 en niet voor de wet die daarna geldt. Voor het totale beeld lijkt het mij heel goed als wij daar nadere duiding bij krijgen.

Een tweede vraag op dit punt gaat over de toegezegde monitoring. Er zou maandelijks gemonitord worden. Wanneer kunnen we de eerste monitoring tegemoetzien?

Staatssecretaris Van Dam:

Mevrouw Lodders zou mij wel helpen als zij kon verduidelijken wat zij bedoelt met de verschillen tussen de fosfaatreductieregeling en het fosfaatrechtenstelsel. Vanzelfsprekend ziet de regeling alleen op dit jaar. Zoals wij eerder hebben gewisseld, zitten er waarborgen in om omzeiling van die regeling tegen te gaan, juist omdat het om één jaar gaat. Die waarborgen zijn met name bedoeld om te voorkomen dat melkkoeien tijdelijk worden gestald bij vleesveehouders. Door de manier waarop de regeling was ingevuld, leidde dat in eerste instantie tot problemen bij de vleesveesector die niet de bedoeling waren. Dat heeft geleid tot aanpassing van de regeling voor dit jaar. Er zitten logischerwijs verschillen in omdat het verschillende soorten regelingen zijn. De regeling voor dit jaar ziet echt op reductie gedurende dit jaar en kent ook boetes toe als je niet reduceert, terwijl het fosfaatrechtenstelsel rechten toekent en borgt dat er niet meer boven het plafond geproduceerd kan worden. Dat is iets anders dan de hele productie onder het plafond brengen. Het is dus nogal ingewikkeld om de verschillen in beeld te brengen, want het zijn twee totaal verschillende vormen van regelgeving, ook al gaan ze over hetzelfde onderwerp.

Ik verwacht dat wij de rapportage over het eerste kwartaal eind april kunnen hebben.

Mevrouw Lodders (VVD):

Ik krijg ontzettend veel vragen van mensen over knelgevallen, ook over speciale koeienrassen waarmee over 2017 wel een probleem is, maar vanaf 2018 eigenlijk niet. Ik weet dat het een andere systematiek is, exact zoals de Staatssecretaris verwoordt, maar misschien is het goed om hier nog wat nadrukkelijker op in te gaan. Anders wil ik het bilateraal wel nader duiden, zodat niet alleen voor ons, maar ook voor de mensen buiten dit huis duidelijk is hoe dit precies kan. Ik denk dat er op dat gebied wel een aantal problemen zijn. Het zou ook heel erg zonde zijn als je over 2017 moest reduceren, terwijl je vanaf 1 januari 2018 eigenlijk geen problemen zou hebben. Dat is op zijn minst gek.

De voorzitter:

Ik geef de leden mee dat we de tweede termijn echt niet meer gaan halen. We hebben ook wat vertraging opgelopen met de beantwoording. Luister dus goed welke vragen je nog beantwoord wilt hebben, want er komt geen tweede termijn. De Staatssecretaris moet namelijk ook nog een blokje behandelen.

Staatssecretaris Van Dam:

Als mevrouw Lodders mij die gevallen bilateraal doet toekomen, kunnen we kijken of we het duidelijk kunnen uitleggen.

De voorzitter:

Professor Dijkgraaf had een vraag over de knelgevallen.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Met deze afspraak is dat probleem voor een deel opgelost, maar het leeft heel breed. In mijn beleving hebben we bij de behandeling van de wet gesteld dat de knelgevallenregeling voor 2017 moet aansluiten op de regeling voor 2018 en verder. Dan moet je dus snel duidelijkheid hebben. In 2017 doet zich een aantal problemen voor die je in 2018 niet meer hebt. Dat is een groot probleem. Ik zou dit dus niet tot een bilateraaltje willen beperken; ik zou een brief van de Staatssecretaris willen waarin hij op dit punt ingaat ...

Mevrouw Lodders (VVD):

Ik lever de voorbeelden dan aan.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Prima, maar daarop wil ik dan wel graag een reactie per brief. Die brief moet er wel snel komen. Daarom zei ik dat de knelgevallencommissie heel snel moet leveren, zodat mensen weten waar ze aan toe zijn.

Staatssecretaris Van Dam:

Wij hebben geen knelgevallenregeling voor 2017. Er is gewoon één regeling voor 2017. Er zit al een knelgevallenregeling in het wetsvoorstel fosfaatrechten. Daarin is een amendement van de heer Geurts opgenomen dat stelt dat de knelgevallenregeling in het wetsvoorstel eventueel uitgebreid kan worden en dat een commissie gaat bekijken of er gevallen zijn waarvoor ze die regeling zou willen uitbreiden. Daarbij weegt die commissie wel heel nadrukkelijk wat de gevolgen daarvan voor andere boeren zullen zijn. Dat gaat die commissie doen. Dat hoeft dus niet op korte termijn iets op te leveren, want dit gaat echt over het fosfaatrechtenstelsel, en dat gaat pas per 1 januari 2018 in.

Mevrouw Lodders zei dat ze een paar voorbeelden heeft van bedrijven die dit jaar misschien wel moeten krimpen, terwijl ze per 2018 misschien opnieuw kunnen groeien omdat ze meer fosfaatrechten krijgen dan je zou verwachten op basis van de krimpopgave die ze voor dit jaar hebben. Ik heb al gezegd dat ik bereid ben om daarover een brief te schrijven. Mevrouw Lodders zei dat ze bilateraal wil verduidelijken om welke gevallen het gaat. Ik ben graag bereid om die brief te schrijven, dus als de heer Dijkgraaf ook nog bijzondere gevallen onder mijn aandacht wil brengen waarop ik in die brief zou moeten ingaan, staat hem dat vanzelfsprekend vrij.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Met alle respect, maar de Staatssecretaris fietst gewoon langs het hele probleem heen. Als wij eind van het jaar pas weten wat de knelgevallenregeling voor 2018 en verder wordt en het betreft boeren die gedurende 2017 op basis van de huidige regeling hun koeien hebben moeten opruimen, dan moeten ze die dus eerst opruimen en vervolgens weer aanschaffen. Daar zit de pijn voor heel veel boeren. Die zeggen: zeer waarschijnlijk heb ik in 2018 en later geen problemen, maar nu moet ik die koeien naar de slacht brengen. Die hebben ook emotionele waarde, want het zijn hún koeien. Heel vaak hebben ze ze zelf gefokt. Dat is het probleem dat ik adresseer. Dan zou het helpen als die commissie snel werk levert en snel met een knelgevallenregeling komt, want dan kun je 2017 en 2018 beter op elkaar afstemmen. Dat is ook tijdens de behandeling beloofd. Ik zou dus meer urgentie bij de Staatssecretaris willen proeven op dat punt.

Staatssecretaris Van Dam:

Er zit nu ook een knelgevallenregeling in de wet maar wie daarvoor precies in aanmerking komt, kun je op dit moment niet zeggen. Op het moment dat de wet per 1 januari in werking treedt, moet men een aanvraag doen en zeggen: ik denk in aanmerking te komen voor die knelgevallenregeling. Dat wordt dan beoordeeld en op basis van die beoordeling wordt pas vastgesteld of je daadwerkelijk een knelgeval bent en dus meer rechten krijgt dan waarop je op basis van de situatie op 2 juli 2015 recht zou hebben. Dat levert dus eigenlijk per definitie discrepanties op met de situatie in dit jaar. Ik realiseer me dat heel goed. De sectororganisaties hebben zich daar zelf over gebogen en hebben zélf een fosfaatreductieregeling gemaakt, wetende dat er soms spanning kan zitten tussen de situatie waarin iemand in 2018 terechtkomt en de krimpopgave die bedrijven in dit jaar meekrijgen.

We hebben daar de afgelopen tijd het een en ander over gezien en daar waar dat vermijdbaar was, bijvoorbeeld bij de vleesveesector die echt door de door de sector gekozen referentiedatum voor de fosfaatreductieregeling 2017 onnodig in de knel kwam, heb ik de regeling dus ook aangepast. Daarover heb ik u een brief gestuurd. De nieuwe regeling wordt een dezer dagen gepubliceerd. Dat er nog steeds gevallen zullen zijn die er in 2018 beter voor staan dan in 2017, is helaas onvermijdelijk door de regeling zoals de sector die heeft ontworpen.

De heer Geurts (CDA):

Eigenlijk zou ik heel veel reactie willen geven op de Staatssecretaris. Ik zal proberen het heel beknopt te doen.

Wat zich hier wreekt, is dat de Kamer de wet heeft vastgesteld en de Staatssecretaris de ministeriële regeling heeft vastgesteld en gepubliceerd. Voor het verkiezingsreces konden wij het daar niet over hebben en daar zit het verschil in. De uitleg die de Staatssecretaris nu geeft, hoor ik, maar in december konden wij niet anders. Het is altijd de intentie geweest om ook in 2017 over alle knelgevallen te praten. De Staatssecretaris mag op die werkelijke vraag reageren.

Ik kom nog even terug op de zeldzame landbouwhuisdieren. Daar zie je nu hetzelfde ontstaan. De Staatssecretaris heeft aangegeven dat hij binnen twee weken mogelijk met een oplossing komt. Wat adviseert de Staatssecretaris de eigenaren van deze zeldzame landbouwhuisdieren nu te doen? Ik vraag dat, want vanaf 1 april zijn ze in overtreding.

Staatssecretaris Van Dam:

Ik kan daar op dit moment gewoon niet op vooruitlopen en dat weet u best. Ik moet gewoon even heel goed en zorgvuldig uitzoeken wat de mogelijkheden zijn. Ik heb eerder al gezegd dat het juridisch complex is, omdat veel van deze dieren op dit moment in de registratiesystemen niet onderscheiden kunnen worden van andere dieren. Die mogelijkheden zijn er wellicht wel, maar dat moeten we gewoon even heel goed bestuderen. We moeten even heel goed verkennen wat mogelijke oplossingsrichtingen zijn.

De heer Geurts (CDA):

Ik had mijn interruptie in twee delen gesplitst. Dat had de voorzitter wel door, maar de Staatssecretaris misschien iets minder.

Terugkomend op mijn eerste punt. De heer Dijkgraaf heeft het net heel duidelijk geschetst en mevrouw Lodders ook: de uitleg die de Staatssecretaris er nu aan geeft, is nooit de bedoeling geweest, ook niet in het debat. Het kan toch niet zo zijn dat er knelgevallen zijn in 2017 die pas ergens in 2018 of later worden opgelost? Wat ik daarbij ook heel erg vind, is dat er pas na 1 april beschikkingen afkomen. Je krijgt een beschikking in april en je bent in overtreding, maar je kunt met terugwerkende kracht niets doen. Dat zijn ook zaken die bij de RVO liggen. Ik maak me daar ongelooflijk zorgen over. Ik heb ook schriftelijke vragen gesteld en die duiden ook een aantal van deze problemen. Eigenlijk is de concrete vraag: wanneer komen de antwoorden op mijn schriftelijke vragen?

Staatssecretaris Van Dam:

Schriftelijke vragen probeer ik altijd te beantwoorden binnen de termijnen die daarvoor staan. Voor de kwestie van de zeldzame huisdierrassen geldt ook dat die nog nooit ergens aan de orde is geweest, ook hier niet. Ik denk dat we allemaal niet hebben gezien wat de mogelijke negatieve gevolgen zouden kunnen zijn van de verschillende regelingen. Dat geldt ook voor het fosfaatrechtenstelsel, want sommige boeren zeggen: het probleem ontstaat al door het fosfaatrechtenstelsel. Dat is natuurlijk ook in het debat hier destijds niet aan de orde geweest, omdat we niet op de radar hadden dat het er mogelijk een gevolg van zou kunnen zijn. Ik benadruk nog maar een keer dat het probleem ontstaat daar waar bedrijven, ondanks eerdere waarschuwingen, wel gegroeid zijn. Al heb je zeldzame runderrassen, bedrijven die niet gegroeid zijn, hebben nu geen probleem. Je hebt een probleem op het moment dat je wel gegroeid bent.

Omdat het om die zeldzame rassen gaat, wil ik er graag naar kijken, maar ik moet het echt even goed bestuderen. We zijn er al druk mee bezig. We zijn al druk aan het zoeken naar mogelijke oplossingsrichtingen, maar ze moeten én juridisch houdbaar zijn door de regeling en het fosfaatrechtenstelsel niet te ondermijnen én uitvoeringstechnisch mogelijk zijn. Ik kan nu eenmaal geen ijzer met handen breken. Was het maar zo, dan had ik vandaag hier een oplossing gepresenteerd. Dat had ik graag gedaan, maar we hebben die op dit moment nog niet. Ik verwacht dat ik u binnen een tot twee weken wel kan informeren over wat er mogelijk is.

De voorzitter:

Eerst de heer De Groot.

De heer De Groot (D66):

Meer even van de orde, want ik heb op een aantal vragen nog geen antwoord gekregen. Die antwoorden zou ik nog wel graag krijgen.

De voorzitter:

Er volgt nog een blokje en mogelijk zitten uw vragen daarbij.

Het woord is aan professor Dijkgraaf en dan aan u, mevrouw Ouwehand.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

U hebt toch al geïnterrumpeerd?

De heer Dijkgraaf (SGP):

Maar ik heb er twee, mevrouw. Met uw permissie doe ik nu mijn tweede interruptie.

Als de Staatssecretaris nog twee weken nodig heeft, dan zou ik willen dat de handhaving voor deze zeldzame dieren ook met twee weken wordt opgeschort. Anders komt het risico weer bij de ondernemer te liggen en moet die wellicht beslissen om ze toch maar op te ruimen, terwijl achteraf wel eens zou kunnen blijken dat dat niet nodig was.

De Staatssecretaris gaat elke keer langs mijn belangrijkste vraag heen. De heer Geurts heeft het heel helder gezegd, maar ik heb ook al gezegd dat het bij de behandeling van de wet de intentie was van iedereen die voor die knelgevallenregeling was. Dat was volgens mij zo ongeveer de hele Kamer. Het was de intentie dat de regeling voor 2017 identiek zou zijn aan die voor 2018, zodat je niet in de situatie zou belanden dat je gedurende 2017 dieren op moet ruimen terwijl je in 2018 dat niet hoeft te doen. Daar zou ik toch heel graag een scherpe reactie van de Staatssecretaris op krijgen. Heeft hij soms een heel andere perceptie van dat debat? Zo ja, dan is hij wel de enige ten opzichte van de Kamer. Of was er daarna sprake van nieuwe omstandigheden waardoor de Staatssecretaris dacht «dat kunnen we hebben afgesproken, maar toedeledokie, ik ga wat anders doen»?

De voorzitter:

We moeten echt nog korter en puntiger worden, want er volgt nog een blok. Doen we dat niet, dan komen we in tijdnood.

De Staatssecretaris.

Staatssecretaris Van Dam:

Op het moment dat we spraken over de wet en het fosfaatrechtenstelsel was er nog helemaal geen fosfaatreductieregeling voor 2017. Toen was de sector nog druk aan het bekijken hoe ze die reductie zou kunnen realiseren. De sector heeft vervolgens een plan gepresenteerd. Tijdens de wetsbehandeling was het nog zo dat het een regeling zou zijn van de sector zelf. Pas in een later stadium heb ik besloten om die regeling op te nemen in een ministeriële regeling omdat dat juridisch veel steviger was. Het kan dus niet zo zijn dat we tijdens het debat over de wet afspraken hebben gemaakt over een regeling die op dat moment nog helemaal niet aan de orde was.

De voorzitter:

Staatssecretaris, mijnheer Dijkgraaf vraagt naar dat eerste punt.

Staatssecretaris Van Dam:

Het eerste punt?

De heer Dijkgraaf (SGP):

De opschorting van de handhaving voor de zeldzame dieren totdat duidelijk is wat de Staatssecretaris ermee gaat doen.

Staatssecretaris Van Dam:

Ik neem dat gewoon even mee in de reactie die u van mij krijgt.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Heel kort. Is de Staatssecretaris bereid om de opzet van de onderzoeken die hij naar de weidegang heeft uitgezet, naar de Kamer te sturen, zodat we kunnen zien welke kant dat opgaat?

Het fosfaat. Volgens mij is dat één groot knelgeval. We hebben hier niet alleen de taak om te controleren wat uiteindelijk de beleidsacties van de Staatssecretaris worden, want we krijgen ook heel erg veel mails van boeren die niet weten waar ze aan toe zijn. Mijn vraag gaat ook echt over die communicatie, zowel wat betreft de schets van de achtergrond als wat betreft concrete vragen als: wat moet ik nu doen? Welke tips kan ik krijgen? Als ik bezwaar maak en dat verlies, dan kom ik in de knel. Is er een plek op het ministerie waar die mails naartoe kunnen? Beantwoordt het ministerie deze boeren allemaal individueel en kunnen wij daar dan weer een afschrift van krijgen? Ik denk dat dat wel het meest efficiënt is.

Staatssecretaris Van Dam:

Dat doen we nooit met afschriften van de communicatie met individuele burgers c.q. de communicatie tussen bedrijven en de overheid. Die informatie krijgt u in dit geval dus ook niet.

Door de RVO wordt de regeling uitgevoerd. Die probeert ook zo snel mogelijk alle data die er zijn te verstrekken. Iedereen heeft vanaf het begin geweten dat het een grote klus is die in een heel kort tijdsbestek moet worden uitgevoerd. Men probeert iedereen zo goed mogelijk te informeren en zo goed mogelijk alle vragen te beantwoorden, voor zover alle gegevens inmiddels beschikbaar zijn. Men probeert dat zo snel mogelijk te doen.

Nog even terugkomend op het punt van de handhaving. De heer Dijkgraaf vroeg daarnaar. Strikt genomen is er geen handhaving. Hoe zit het? De regeling zegt eigenlijk: u hebt een keus. Of u reduceert uw veestapel of u betaalt een geldsom. Die keuze ligt bij de boeren. Er is in die zin geen sprake van handhaving en dus ook niet van handhaving die je kunt opschorten. Mensen krijgen binnen een à twee weken duidelijkheid of er iets specifieks te regelen valt voor de zeldzame runderrassen. Bij heel veel bedrijven is er sprake van een combinatie van zeldzame en gangbare rassen, de rassen die in Nederland verreweg het meeste voorkomen. Ik neem aan dat de bedrijven die zich zorgen maken over het voortbestaan van zeldzame runderrassen, sowieso zullen kiezen voor de meer gangbare rassen daar waar ze een reductie moeten uitvoeren.

De voorzitter:

Mevrouw Ouwehand, is het duidelijk?

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Nee! De Staatssecretaris geeft geen antwoord op mijn vraag of de opzet van de onderzoeken naar de weidegang die hij heeft aangekondigd of uitgezet, naar de Kamer kan komen. Mijn vraag over het afschrift van de beantwoording: ik wil echt weten waar ik mensen naartoe kan sturen, die zich niet alleen maar afvragen waar ze in de knel komen, maar ook ...

De voorzitter:

Dat is duidelijk. De Staatssecretaris kan antwoorden. Het moet even staccato, want we hebben nog maar drie minuten.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik snap het, voorzitter. Als u minder praat, zijn we ook sneller.

Ik wil weten waar ik mensen naartoe kan sturen die zich echt afvragen wat hiervan de achtergrond is. Waarom moet ik na mijn uitbreiding van acht koeien, waardoor ik nu met twee gezinnen op het bedrijf kan werken en waarmee ik niet bijdraag aan het fosfaatprobleem, toch reduceren? Mensen willen gewoon antwoord op die vragen.

De voorzitter:

Dat is allang duidelijk. De Staatssecretaris!

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Nee. Ik wil dus weten waar ik deze mensen naartoe kan verwijzen en of wij ook een afschrift van die uitleg krijgen.

De voorzitter:

De Staatssecretaris! U geeft alleen maar voorbeelden. De Staatssecretaris kan nu antwoorden. De Staatssecretaris, alstublieft!

Staatssecretaris Van Dam:

De mensen van de zuivelbedrijven kunnen terecht bij ZuivelNL. ZuivelNL is ook degene die de regeling heeft gemaakt. Het is dus ook degene die daarover communiceert en uitleg geeft. Er is dus ook überhaupt geen communicatie tussen de overheid en die boeren. Het zuivelbedrijfsleven zelf geeft die uitleg en communiceert ook zelf. ZuivelNL voert de regeling ook uit. Alleen voor de niet-melkveebedrijven doet de RVO de communicatie. Maar het gros van de bedrijven dat hiermee te maken heeft, kan dus gewoon terecht bij ZuivelNL. Ik zei u verder net al: u krijgt sowieso geen afschriften van individuele correspondentie. U krijgt natuurlijk al helemaal geen afschriften van correspondentie waarin de overheid geen partij is.

De voorzitter:

Mijnheer Grashoff, alstublieft echt staccato.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik hoor ook voorbijkomen dat de effectiviteit aanzienlijk kleiner zou zijn en überhaupt dat de effectiviteit van de reductie kleiner zou zijn omdat er nog heel veel latente productieruimte zou zijn bij dieren die er al zijn. Kan de Staatssecretaris dat meenemen in de rapportages die wij nog krijgen? In hoeverre wordt de inkrimping van de veestapel als het ware weer gecompenseerd door een hogere productie per dier?

Staatssecretaris Van Dam:

De heer Grashoff gaat nu heel diep in op beslissingen die op het individuele bedrijfsniveau genomen worden, namelijk de beslissing hoe men ... Ik kon niet horen wat de heer Grashoff buiten de microfoon zei.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Als dit gebeurt, haalt u gewoon uw fosfaatplafonddoelstelling niet aan het einde van het jaar, ondanks de krimp van de veestapel. En dat zit er wel een beetje aan te komen als ik de deskundigen daarover hoor.

Staatssecretaris Van Dam:

De voortgang tot nu toe laat zien dat het zeer voortvarend gaat. Voor zover we het in beeld hebben, ziet het ernaar uit dat de stappen die we zetten het resultaat hebben waarop we hadden gehoopt en dat we hadden verwacht. Ik hoop dat in de eerste kwartaalrapportage ook duidelijk terug te zien. U zult die rapportage ook krijgen en dan kunt u zelf zien of de fosfaatproductie naar beneden gaat zoals we hadden verwacht. Dat het in het eerste kwartaal de goede kant op lijkt te gaan, betekent nog niet dat we er zijn. Er vallen nog behoorlijke stappen te zetten en dat moet in de rest van dit jaar gebeuren.

De voorzitter:

De Staatssecretaris begint nu aan het laatste blokje. Dat moet hij echt in de Max Verstappen-stand doen, want ik moet eigenlijk binnen twee minuten afhameren. Ik hoop dat u het heel snel kunt doen.

Ik kan helaas geen interrupties meer toestaan.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter, ik kondig alvast aan dat ik een VAO wil. De stemmingen hebben geen spoed, maar ik wil wel een VAO.

De voorzitter:

Dat is natuurlijk wel een mogelijkheid waarvan u gebruik kunt maken. Dat VAO is bij dezen aangekondigd.

Staatssecretaris Van Dam:

Voorzitter. Het ECHA (European Chemicals Agency) heeft inderdaad recent de beoordeling van glyfosaat afgesloten en alvast aangegeven dat er geen classificatie komt als kankerverwekkende mutageen of reprotoxische stof. Men zal naar verwachting in mei de bevindingen publiceren en de classificatiestatus definitief aan glyfosaat geven. Dat betekent dat de Europese Commissie daarna het proces tot het hernieuwen van de goedkeuring van glyfosaat zal oppakken en het in SCoPAFF (Standing Committee on Plants, Animals, Food and Feed) conform de procedure zal behandelen. Dat betekent dat de besluitvorming waarschijnlijk voor het einde van het jaar zal plaatsvinden. Pas als er een voorstel van de Europese Commissie ligt, is het mogelijk om dat voorstel te beoordelen. Die beoordeling krijgt u daarom daarna. Dan kunt u zelf aangeven wat u ervan vindt.

De Europese Commissie heeft op 21 maart nieuwe maatregelen tegen het gebruik van neonicotinoïden voorgesteld. Ze bestaan uit specifieke beperkingen voor het gebruik van de middelen voor zaadbehandeling. Het Ctgb beoordeelt die voorstellen op dit moment en de NVWA inventariseert de landbouwkundige gevolgen daarvan. Ik wacht die adviezen af alvorens ik een reactie kan geven op de voorstellen van de Europese Commissie.

De heer Grashoff vroeg naar de maatregelen tegen het gebruik van imidacloprid in de glastuinbouw. Op 15 maart jl. is het «verbod tenzij» van het Ctgb in werking getreden. Middelen op basis van imidacloprid mogen dus alleen worden gebruikt, als er aan zeer strenge eisen wordt voldaan; in alle andere gevallen is het verboden en is ook het bezit van het middel verboden. Het betreft waterzuivering voor 99,5%, waarbij de installatie voor zuivering voor gebruik en onderhoud moet worden gecertificeerd. Een alternatief voor de zuiveringsinstallatie is dat de teler een gesloten kas heeft waaruit geen lozing van afvalwater plaatsvindt. Dat zijn de enige twee omstandigheden waarin het middel nog gebruikt mag worden. Verder is het niet meer toegestaan.

Dan het platform dierenwelzijn. Mevrouw Lodders vroeg naar aanleiding van de gebeurtenissen bij het Belgische slachthuis om de slachtregels daar op de agenda te plaatsen. Ik wil dat wel doen. Het gaat over verbetering van de toepassing van bestaande EU-regelgeving. Goede praktijken zijn mogelijk een passend onderwerp voor dit platform. De Commissie beslist over de agenda, niet wij. Wij kunnen het alleen aanmelden. Vervolgens is het aan de Commissie wat daarmee gebeurt.

Ook mevrouw Ouwehand vroeg naar het platform. Zij beklaagt zich erover dat het nodig is om de implementatie en handhaving van de bestaande regels daar te agenderen. Helaas is dat nodig. Dat geldt met name voor veel andere lidstaten. Ik heb in de Raad duidelijk aangegeven dat wat mij betreft ook initiatieven tot nieuwe wetgeving daar op de agenda kunnen staan. Door andere lidstaten en door de Commissie wordt daar zeer terughoudend – ik durf zelfs te zeggen: afhoudend – op gereageerd. Ik ben daar niet blij mee, dus wij blijven daarop drukken. Het feit dat het al moeite heeft gekost om dit platform op te richten en dat diverse lidstaten en de Commissie meteen zeggen dat het niet de bedoeling is om te komen tot nieuwe regelgeving, geeft een indruk van hoe de hazen lopen in Europa. Wij behoren echt tot de koplopers op het gebied van dierenwelzijn, samen met de Denen, de Duitsers, de Zweden en de Belgen. Wij zullen dat blijven doen, maar het is soms een stevige strijd. Ik ga ervan uit dat ook een toekomstig kabinet die strijd zal voortzetten. Dat is hard nodig.

De heer Futselaar heeft gevraagd naar het Braziliaanse vlees. Hij zegt dat het vertrouwen wordt ondermijnd en vraagt of ik kan reageren op de kritiek van foodwatch op het gebrek aan informatie. Nederland is een grote importeur van Braziliaans vlees. De NVWA heeft geen aanwijzingen dat partijen bedorven vlees in Nederland op de markt zijn gekomen. Wij vinden het wel van het grootste belang dat de Braziliaanse overheid de corruptiepraktijken tot op de bodem uitzoekt om de voedselveiligheid te garanderen en dat zij maatregelen neemt om fraude in de toekomst uit te sluiten. Dat is ook nodig voor het consumentenvertrouwen in Braziliaans vlees. Ik ben blij dat de Commissie actie heeft ondernomen, dat de import van de betrokken Braziliaanse bedrijven is stopgezet en dat de Commissie de Braziliaanse overheid ook formeel om opheldering heeft gevraagd. De Commissie werkt nauw samen met de lidstaten om een veilige import van vlees uit Brazilië te kunnen garanderen. Brazilië heeft zelf de export van allerlei verdachte bedrijven opgeschort, hangende het nationaal onderzoek. De NVWA voert nu extra controles en extra onderzoeken uit bij de invoer van Braziliaans vlees. 100% van de binnenkomende partijen wordt fysiek onderzocht en 10% van de partijen wordt bemonsterd ten behoeve van microbiologisch onderzoek. Op die manier wordt zo goed mogelijk gegarandeerd dat wat er op onze markt komt daadwerkelijk veilig is. Als Brazilië het vertrouwen van de lidstaten niet weet te winnen, dan kan in het overleg tussen de lidstaten ook worden besloten tot zwaardere maatregelen, zoals het weren van de import van bepaalde productcategorieën of vlees uit bepaalde regio's.

De heer Dijkgraaf heeft vragen gesteld over de toeslagrechten op natuurgronden. Natuurgronden zijn geen subsidiabele landbouwgronden meer. De provincies leggen jaarlijks in natuurbeheerplannen vast welke percelen natuurgrond zijn. Met de invoering van het nieuwe GLB in 2015 zijn natuurgronden geen subsidiabele landbouwgrond meer voor de directe GLB-betalingen. Daarvoor in de plaats is de graasdierpremie gekomen. In 2015 en 2016 zijn een aantal natuurgronden toch als subsidiabele landbouwgrond aangemerkt in het perceelsregister van RVO.nl, terwijl die uitgesloten hadden moeten worden voor het toekennen en uitbetalen van de betalingsrechten. RVO is bezig dat te herstellen voor de betreffende agrariërs. Zij ontvangen medio april een brief over hoe dit hersteld zal worden.

Mevrouw Ouwehand vroeg om aangekondigde onderzoeken over weidegang naar de Kamer te sturen. Ik voldoe daar vanzelfsprekend aan.

De heer De Groot vroeg naar het rapport van de WUR over voedselverspilling en de verandering van «ten minste houdbaar tot» naar «lang houdbaar» en naar de stuurgroep die zou zijn benoemd. Er wordt binnenkort gesproken met de partners bij de green deal, waaronder de Alliantie Verduurzaming Voedsel, over het rapport en over hoe we dat in concrete acties kunnen vertalen.

Ik had beloofd om nog even terug te komen op de vraag van de heer Geurts over de brede weersverzekering en het inkomensstabilisatiemechanisme. Wij zien niet direct een link daartussen. Het inkomensstabilisatiemechanisme is namelijk een POP-maatregel die we in Nederland niet hebben toegepast. De Omnibusverordening bevat het voorstel om de drempel voor de inkomensval te verlagen naar 20%. De brede weersverzekering kent een eigen risico van 30%. Ik neem aan dat de heer Geurts daaraan refereerde. Dat verandert niet door de voorstellen in de Omnibusverordening.

Ik meen daarmee alle vragen beantwoord te hebben.

De voorzitter:

Eigenlijk kan ik geen vragen meer toestaan. Kan het heel kort?

De heer De Groot (D66):

Ik heb aan de Staatssecretaris gevraagd of hij niet nu al kansen ziet in de huidige uitvoering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid om de inzet vanuit de tweede pijler voor jonge boeren en zaken als slechtweerverzekering en biodiversiteit te versterken, dus om een beetje vooruitlopend op de discussie over de toekomst van het GLB nu al voor 2018 wijzigingen door te voeren in deze zin.

Staatssecretaris Van Dam:

Ik heb eerder in de Kamer gezegd dat dat besloten kan worden tot de zomer. Als daar aanleiding toe is, dan zal ik de Kamer daarover mededeling doen. Op dit moment is het nog niet aan de orde.

De voorzitter:

Ik begrijp dat een vraag van de heer Geurts nog niet is beantwoord.

De heer Geurts (CDA):

Wanneer komt de brief over equivalente mestmaatregelen naar de Kamer?

Staatssecretaris Van Dam:

Heel snel, maar ik durf nu niet te zeggen hoe snel. Ik dacht deze week, maar ik wist het niet 100% zeker. Ik verwacht de regeling deze week te kunnen tekenen en daarna de brief deze week of begin volgende week te sturen.

De voorzitter:

Ik dank de Staatssecretaris voor de beantwoording. Er zijn twee toezeggingen gedaan.

  • De Kamer ontvangt de reeds verzochte Nederlandse reactie op de consultatie van de Europese Commissie over de toekomst van het gemeenschappelijk landbouwbeleid zo mogelijk uiterlijk 11 april en anders voor de start van het meireces op 20 april.

  • De Kamer wordt over één à twee weken geïnformeerd over de oplossingsrichtingen voor de problematiek van de door de fosfaatregelgeving bedreigde runderrassen. De Staatssecretaris zal daarbij ook ingaan op de kwestie van bedrijven die in 2017 moeten krimpen en in 2018 niet.

Er is een VAO aangevraagd door mevrouw Ouwehand van de Partij voor de Dieren. Dat zal zo spoedig mogelijk worden ingepland, maar dat hoeft niet deze week, hè?

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

De stemmingen hoeven niet plaats te vinden voor de daadwerkelijke Landbouwraad. De Staatssecretaris heeft ook toegezegd dat hij de onderzoeksopzet voor de weidegang naar de Kamer zal sturen. Dat hebt u net niet voorgelezen.

De voorzitter:

Daarvoor is geen termijn genoemd.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

De onderzoeken zijn al uitgezet, dus ik neem aan dat de Staatssecretaris dat deze week nog naar de Kamer kan sturen.

De voorzitter:

Ik zie de Staatssecretaris in ieder geval knikken.

Staatssecretaris Van Dam:

Op korte termijn.

De voorzitter:

Ik dank de mensen thuis en op de publieke tribune, de Staatssecretaris en zijn gevolg, de Kamerleden en de ondersteuning vanuit de Kamer. Een behouden thuiskomst!

Sluiting 17.10 uur.