Vastgesteld 10 november 2015
De vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu en de vaste commissie voor Europese Zaken hebben op 10 september 2015 overleg gevoerd met Staatssecretaris Mansveld van Infrastructuur en Milieu over:
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu d.d. 28 augustus 2015 houdende de geannoteerde agenda van de Milieuraad op 18 september 2015 (Kamerstuk 21 501-08, nr. 507);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu d.d. 13 juli 2015 houdende de geannoteerde agenda van de informele Milieuraad op 22 en 23 juli in Luxemburg (Kamerstuk 21 501-08, nr. 584);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu d.d. 24 juni 2015 houdende het verslag van de Milieuraad op 15 juni 2015 in Luxemburg (Kamerstuk 21 501-08, nr. 581);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu d.d. 13 augustus 2015 houdende het verslag van de informele Milieuraad op 22 en 23 juli 2015 in Luxemburg (Kamerstuk 21 501-08, nr. 586);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu d.d. 20 mei 2015 over Het Milieu in Europa – Toestand en verkenningen 2015 (Kamerstuk 21 501-08, nr. 565);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu d.d. 8 juni 2015 over de stand van zaken rond de klimaatonderhandelingen op weg naar de VN-klimaatconferentie COP21 te Parijs en de voorbereiding van de klimaattop te New York (Kamerstuk 31 793, nr. 116);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu d.d. 28 augustus 2015 over het proces rond de klimaatonderhandelingen op weg naar de VN-klimaatconferentie COP21 te Parijs en de appreciatie van de nieuwe versie van de onderhandelingstekst (Kamerstuk 31 793, nr. 117);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu d.d. 20 juli 2015 houdende antwoorden op vragen van de commissie over de geannoteerde agenda van de informele Milieuraad op 22 en 23 juli 2015 in Luxemburg en het verslag van de Milieuraad op 15 juni 2015 (Kamerstuk 21 501-08, nr. 585).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu, Van Dekken
De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Azmani
De griffier van de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu, Tijdink
Voorzitter: Van Dekken
Griffier: Koerselman
Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Van Dekken, Remco Dijkstra, Dik-Faber, Agnes Mulder, Smaling, Van Veldhoven, Vos,
en Staatssecretaris Mansveld van Infrastructuur en Milieu, die vergezeld is van enkele ambtenaren van haar ministerie.
Aanvang 10.00 uur.
De voorzitter: Dames en heren, ik heet de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu en haar uitgebreide ambtelijke staf van harte welkom bij dit algemeen overleg over de Milieuraad. U ziet vijf mensen van haar staf hier aan tafel zitten, maar elders in het gebouw zijn ook enkele van haar ambtenaren aanwezig. Ik heet verder de mensen op de publieke tribune en de mensen die het debat via internet of andere vormen van sociale media volgen van harte welkom. Ik zie nu drie woordvoerders links van mij zitten, maar ik weet dat de heer Vos wat later komt. Hij zit namelijk in een file. Die rijdt dus auto, zo kunnen we gevoeglijk constateren! Misschien is het wel een energiezuinige auto; ik heb geen idee. Carpoolen wordt links van mij gesuggereerd en dat kan natuurlijk ook. Ik weet het niet, maar hij komt zo meteen ongetwijfeld binnenwandelen.
Ik spreek met de aanwezige leden een spreektijd van exact vier minuten en twee interrupties in eerste termijn af.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Voorzitter. In aanloop naar de klimaattop in Parijs wordt er door heel veel mensen hard gewerkt. Zij doen dat, omdat we met elkaar tot een akkoord willen komen. Vertegenwoordigers van Nederland, bedrijven en maatschappelijke organisaties zetten zich in voor de toekomst van onze kinderen. En zo ook, onze Staatssecretaris! Ik ben hen allen dankbaar voor hun inzet.
Om de CO2-uitstoot te verminderen is de inzet van alle staten nodig en dus niet alleen die van de Europese Unie of Nederland. Zeker de Verenigde Staten, China, India en Brazilië zullen mee moeten doen. Al die landen zullen zich hiervoor moeten inzetten om maar enigszins in de buurt te komen van de 2°C-doelstelling. De financiering is daarbij een belangrijk en nog niet opgelost vraagstuk. Zoals ik afgelopen dinsdag tijdens het debat over de post-2015 sustainable development goals heb aangegeven, zijn er goede voorbeelden van een concrete manier van werken op dit vlak.
Bij klimaatfinanciering wil het CDA dat er eerst een goed project ligt en dat er dan pas een budget bij wordt gelegd. Dat zal een stimulans zijn om projecten goed te onderbouwen. Van blanco cheques kan wat ons betreft geen sprake zijn. Nederlands of Europees geld naar fondsen zonder adequate monitoring is voor ons niet bespreekbaar. Is de Staatssecretaris dat eens met het CDA? Verder zou het wat ons betreft het uitgangspunt moeten zijn dat er wordt gewerkt met results-based payments. Zo kun je het klimaat helpen door op een slimmere en betere manier om te gaan met landbouw.
In het afgelopen zomerreces zijn we met de commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking in Rwanda geweest, het land van de duizend heuvels. Ik heb daar veel ontbossing gezien. Nederland probeert door de aanplant van bomen en het aanleggen van terrassen voor de landbouw daar de erosie tegen te gaan. Op die manier kunnen doelen elkaar versterken en gaan de aanpak van het voorkomen van ontbossing en duurzame landbouwprojecten hand in hand.
Een andere manier om tot goede samenwerking te komen bij de aanpak van klimaatproblemen zijn de zogenoemde Nationally Appropriate Mitigation Actions (NAMA's), die bij de Bali-akkoorden zijn betrokken. Eigenlijk zijn het bilaterale akkoorden over ondersteuning van klimaatprojecten. Ook zou er wat ons betreft ervaring opgedaan moeten worden met het Warsaw Mechanism. Hoe gaat de Staatssecretaris zich daarvoor inzetten? Ziet de Staatssecretaris mogelijkheden om de Nederlandse 100 miljoen voor ondersteuning van klimaatadaptatie en mitigatieprojecten zo in Parijs in te zetten dat het leidt tot meer steun voor het akkoord?
Het CDA ziet kansen voor de Nederlandse scheepvaartsector. Formeel weten we dat er sectoren buiten het klimaatakkoord vallen, maar ook hier kan met een beetje koopmansgeest een slag geslagen worden. Zou de Staatssecretaris deze sector kunnen verleiden om het gesprek aan te gaan over innovaties om energie te besparen en minder CO2uit te stoten? Eerder dit jaar sprak ik met AkzoNobel en dit bedrijf heeft een geweldige nieuwe innovatieve coating ontwikkeld voor schepen, waardoor er minder aan schepen blijft hangen en schepen uiteindelijk minder brandstof nodig hebben. Dat heeft heel veel CO2-reductie tot gevolg. Ik ben bijzonder trots op dit soort Nederlandse innovaties. Dit is echt een gezonde businesscase met een geweldig duurzaam effect.
Ik wens de Staatssecretaris en al haar medewerkers en medestanders in de aanloop naar Parijs veel wijsheid toe en ik hoop dat zij de kansen verzilvert.
De voorzitter: Ik bedank u zeer, ook omdat u keurig binnen de tijd bent gebleven. We gaan zien of dat de heer Smaling, die spreekt namens de SP, ook lukt.
De heer Smaling (SP): Voorzitter. Die laatste zin van mevrouw Mulder herhaal ik graag, want ook ik wens de Staatssecretaris en de mensen die naar New York gaan veel wijsheid toe. Het is het soort bijeenkomst dat wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van heel veel mensen, heel veel belanghebbenden en heel moeilijk overleg, omdat elke deelnemer zijn eigen belangen, eigen historie en eigen positie in het dossier heeft. Toen wij gisteren een briefing kregen van het ministerie, viel mij weer op dat het woord «firewall» steeds maar weer valt. Dat is een schema met al dan niet gestippelde lijntjes tussen groepen landen in de wereld. Wij zijn geneigd om onszelf te beschrijven als behorend bij een groep like-minded landen. Verder zijn er nog de BRIC-landen en de ontwikkelingslanden. Het voorsorteren op wat er gaat gebeuren lijkt zich wel erg te richten op blokken van belangen.
Het zou mij daarom een lief ding waard zijn dat de Staatssecretaris zich ervoor zou willen inspannen om die stippellijnen en die harde lijnen zo veel mogelijk weg te werken. Ik weet dat dit niet makkelijk is, maar ik denk dat een soort mondiale empathie ten aanzien van het probleem dat wij in Parijs bespreken en de acceptatie van het feit dat we vanuit verschillende posities komen, belangrijk zijn. Wij hebben al een industrialisatie achter de rug en je kunt landen die op het punt staan om juist dat te gaan doen, dat eigenlijk niet ontzeggen. Tegen ze zeggen «dat mag niet» gaat niet werken, maar hoe neem je ze dan wel mee? Wat is de benadering van de Staatssecretaris? Ik denk dat ze dit punt goed zou kunnen koppelen aan de sustainable development goals waar we deze week eerder al met Minister Ploumen over hebben gesproken. Het zou een beetje zonde zijn als het twee parallelle circuits zouden worden. Hoe staat de Nederlandse regering daartegenover?
Ik heb dezelfde vragen als mevrouw Mulder over de financiering. Het is een uphill battle en ik hoor graag hoe we die gaan winnen.
De Staatssecretaris gaat met de trein naar Parijs. Ik hoop dat het niet dezelfde kermis wordt als in Kopenhagen een aantal jaar geleden. Kopenhagen heeft immers niet opgeleverd waarop we hadden gehoopt toen we eenmaal in Kopenhagen waren gearriveerd.
Het grote vraagstuk is natuurlijk hoe we omgaan met economische groei. De afgelopen maanden was de CO2-uitstoot hetzelfde als om dezelfde tijd vorig jaar. Sommigen zeggen dat dit te danken is aan – anderen zeggen «te wijten» – de toegenomen economische groei. Als er weer economische groei is en wij van dat vermaledijde financieringstekort van 3% af zijn, glimlacht iedereen, maar als dat zich een-op-een vertaalt in meer CO2-uitstoot, wat gaan we dan doen? Als we daar geen verhaal bij hebben, blijft het iets heel dubbels houden. We komen er dan gewoon niet uit. Om er wel uit te komen is een langetermijnverhaal nodig dat ook op die conferentie verteld moet worden. Ziet de Staatssecretaris daarbij voor zichzelf een rol weggelegd? Het is misschien moeilijk voor Nederland. Vroeger, in de Kyototijd, liepen we voorop, maar nu zijn we toch een beetje een kruidenier. De Urgenda-zaak loopt en dat roept de vraag op of wij nog wel een voortrekkersrol kunnen vervullen. Ik hoor graag een eerlijk antwoord, want als dat niet zo is, moet het onze ambitie zijn om die rol weer terug te pakken. Gaat de Staatssecretaris dat proberen of vindt zij dat wij ons koest moeten houden tot wij onze eigen business hebben opgelost?
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Voorzitter. Over drie maanden moet er in Parijs een klimaatakkoord zijn gesloten. Het afgelopen jaar is er achter de schermen flink onderhandeld maar de tijd dringt. De Staatssecretaris schrijft over een compacte onderhandelingstekst aan het begin van de conferentie, maar van de 86 bladzijden eerder dit jaar zijn er nog steeds 72 over. Dat zijn echt te veel mitsen en maren.
Bijna 60 landen hebben nu hun inzet opgestuurd, maar als je die optelt, stijgt de CO2-uitstoot in 2030 nog steeds, alleen wat minder hard dan als landen helemaal niets zouden doen. Een dalende lijn is nodig om de 2°C-doelstelling te halen. Is de Staatssecretaris het met de ChristenUnie eens dat de nu ingediende voornemens van de 60 landen gewoonweg niet voldoende zijn voor de doelstelling die de Staatssecretaris ook zegt te onderschrijven?
Ik mis ook daden bij het woord. Waar is het pakket aan maatregelen van de EU om de 40% echt te halen? Daardoor zou de EU meer overtuigingskracht krijgen. De ChristenUnie vraagt daarom de Staatssecretaris zich in de Milieuraad sterk te maken voor een programma van afspraken met de lidstaten om het reductiedoel daadwerkelijk te halen. Ook vraag ik de Staatssecretaris een voorstel uit te werken voor de periode 2020–2030.
Het werd al door mijn buurman aangehaald: we kennen de Staatssecretaris als zeer ambitieus. Maar hoe reageert zij straks in Parijs als andere landen haar confronteren met de reactie van het kabinet op de uitspraak van de rechter in de klimaatzaak? We gaan er nog met elkaar over debatteren, maar we kunnen nu al wel vaststellen dat Nederland niet eens het kortetermijndoel van 25% reductie voor 2020 zal halen. Ik zie de klimaatzaak en de kolencentrale die in de Eemshaven volop mag gaan stomen. Hoe geloofwaardig is Nederland dan nog als we in Europa pleiten voor meer urgentie?
De heer Remco Dijkstra (VVD): De rechter heeft Nederland opgelegd om 25% te doen. Weet mevrouw Dik-Faber hoeveel België moet doen?
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Dat weet ik niet uit mijn hoofd, maar ik zit hier dan ook in het Nederlandse parlement. Ik spreek voor Nederland en ik vind dat we de uitspraak van de rechter gewoon moeten uitvoeren. We mogen daarmee niet wachten tot 2016.
De voorzitter: Heeft de heer Dijkstra misschien zelf een antwoord op de vraag?
De heer Remco Dijkstra (VVD): Zal ik het antwoord dan maar geven; het is een soort quiz. België moet 15% doen.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Ik wil hier toch even op reageren. Het kan natuurlijk niet zo zijn dat we redeneren: zij doen minder en daarom kunnen wij ook achteroverleunen. Elk land heeft de internationale verplichting om zijn steentje bij te dragen. Ik weet dat de VVD graag op de rem trapt, maar de ChristenUnie wil vol gas vooruit. En gas is dan misschien niet helemaal de goede brandstof, maar dat terzijde.
Voorzitter. Wat is het vermogen dat Nederland gaat bijdragen aan het klimaatakkoord? De Staatssecretaris stelt immers dat het akkoord landen in staat moet stellen om naar vermogen bij te dragen. Als je puur naar de kostenefficiëntie kijkt, zou voor het bereiken van de klimaatdoelen de inzet van de EU nu al hoger moeten zijn dan de voorgestelde reductie met 40% ten opzichte van 1990. Het IPCC stelt dat Europa voor de 2°C-grens in 2030 55% moet realiseren. Onderschrijft de Staatssecretaris deze conclusies?
Ik ben blij met de inzet van de Staatssecretaris om tot betere monitoring te komen en specifiek tot een betere rapportage over de klimaatfinanciering. Het is nu niet inzichtelijk wat landen bijdragen, omdat vaak allerlei bijdragen worden meegeteld die helemaal niets met klimaatfinanciering te maken hebben. Volgens de Staatssecretaris is het onwaarschijnlijk dat kwantitatieve doelstellingen voor klimaatfinanciering onderdeel zullen worden van het juridisch akkoord, maar hoe wordt dan voorkomen dat het loze intenties blijven? Er is op dit moment zelfs geen zekerheid over de gelden tot 2020, omdat landen zich niet vast willen leggen. De ChristenUnie wil dat landen net als bij de mitigatiebijdrage iedere vijf jaar hun doelstellingen voor nieuwe en additionele publieke financiering herzien.
Als klimaatfinanciering hand in hand gaat met armoedebestrijding kunnen deze doelen elkaar versterken. Toegang tot duurzame energie is essentieel voor de armen. Het voorkomt boskap, zorgt voor schoner koken en voor meer tijd voor school en economische ontwikkeling. Gaat de Staatssecretaris hier ook een lans voor breken?
Nederland wil zich in de klimaatonderhandelingen specifiek sterk maken voor een omslag in de transportsector. De ChristenUnie vindt dat scheepvaart en luchtvaart ook in de klimaatdoelen moeten worden opgenomen. Gaat de Staatssecretaris zich hardmaken voor een wereldwijd emissiehandelssysteem voor de luchtvaart en accijnzen op kerosine?
Voorzitter, dat zijn veel vragen, maar de ambities van de Staatssecretaris zijn heel groot. Ik wens haar dan ook veel succes en wijsheid toe.
De voorzitter: U hebt inderdaad veel vragen gesteld in vier minuten. Dat is knap.
De heer Remco Dijkstra (VVD): Voorzitter. We hebben kennis genomen van de brief. Ik heb er respect voor dat ieder kwartaal dit onderwerp terugkomt en dat we ieder kwartaal kleine stapjes zetten. Dat is de enige weg die we kunnen gaan. Ik ben tevreden met de brief omdat erin staat dat er een vijfjaarlijkse herziening komt. Dat betekent dat we niet bij iedere conference of the parties de hele riedel hoeven te herhalen, maar dat we met nieuwe inzichten kunnen bijsturen waar dat mogelijk is. Ik ben er ook tevreden over dat we kijken naar de langetermijndoelstellingen, dus richting 2050, dat we daarvoor een groeipad bepalen en dat de Nederlandse regering benadrukt dat private investeringen belangrijk zijn. Niet al het geld kan natuurlijk van de overheid komen. Verder ben ik er tevreden over dat juist bedrijven en kennisinstellingen, de niet-statelijke actoren, een belangrijke rol spelen bij het realiseren van kennis om uiteindelijk te komen tot meer CO2-reductie. Ten slotte vind ik het belangrijk dat we op de monitoring en de rapportage – volgens mij is dat de kern – kunnen vertrouwen.
Ik ben erg verheugd dat we gisteren een interne technische briefing hebben gekregen, waarin duidelijk is geworden welke pledges er zijn gedaan, of we op koers zitten en wat er nog te verwachten valt. Dat soort informatie is erg waardevol omdat Nederland niet alleen staat. Als ik de laatste cijfers mag geloven is Nederland verantwoordelijk voor 0,5% of minder van de mondiale uitstoot. Europa zelf is verantwoordelijk voor ongeveer 11%. Richting 2030 zullen die percentages halveren en dat betekent simpelweg dat we 90% of 95% van de rest van de wereld mee moeten zien te krijgen om substantiële resultaten te boeken. Alleen met een mondiaal akkoord waaraan zo veel mogelijk landen meedoen, komen we ergens. Gisteren hebben we volgens mij een goede update gehad over de stand van zaken rond de Intended Nationally Determined Contributions (INDC's).
Mevrouw Van Veldhoven (D66): De heer Dijkstra vroeg zojuist wat België moet doen. Mijn vraag is eigenlijk: vindt de heer Dijkstra dat Nederland er in ieder geval voor moet zorgen dat wij de doelstellingen halen waartoe wij ons hebben verplicht? Vindt hij verder ook dat er een vertaling moet komen van dat EU-brede doel naar een nationale doelstelling en dat we ervoor moeten zorgen dat we die ook halen? Moeten we met andere woorden ons rechtvaardige deel doen?
De heer Remco Dijkstra (VVD): Ik vind vooral het mondiale aspect belangrijk. Klimaatbeleid doen wij niet als Nederland an sich. We zitten niet op een eiland. Ik vind het belangrijk dat we ook rekening houden met de landen om ons heen. Klimaatbeleid is bij uitstek iets wat je Europees moet doen. We hebben ook super ambitieuze doelstellingen, ten minste 40% reductie in 2030. Ik denk dat dat een heel goed doel is en daarom zou ik graag verder kijken naar de doelen richting 2050. Stoppen met alle uitstoot, stoppen met autorijden, vleesten en produceren en de helft van de Nederlanders het land uitgooien: zelfs als we dat doen, zou dat geen zoden aan de dijk zetten. Dat schiet niet op en dat moeten we ook niet willen. Ik ga met andere woorden voor realistische doelen. Het doel van ten minste 40% in 2030 is super ambitieus, maar wel realiseerbaar. We zullen dat op Europese schaal moeten doen, zeker in de onderhandelingen met de rest van de wereld.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): De heer Dijkstra zegt een heleboel, maar geeft geen antwoord op de vraag. Dat Nederland de wereld niet kan veranderen, daar zijn we het allemaal over eens. We zijn het er verder ook over eens dat we onze bijdrage moeten leveren. De vraag is dan ook of de VVD vindt dat Nederland echt moet staan voor het realiseren van dat realistische deel van de Europese afspraken dat Nederland moet doen. Zo ja, vindt de VVD dan ook dat er een vertaling moet komen van de Europese doelstelling naar de Nederlandse doelstelling, zodat we niet meer maar ook niet minder doen dan redelijk is voor Nederland?
De heer Remco Dijkstra (VVD): We nemen onze verantwoordelijkheid en we leveren ons aandeel. Je moet daarbij natuurlijk altijd wel in het oog houden wat de maatschappelijke gevolgen zijn. Ik gaf zojuist een paar voorbeelden van dingen die we niet moeten willen. Je moet kijken naar de maatschappelijke kosten en baten en het draagvlak. Het kabinet doet daar onderzoek naar en de resultaten daarvan moet je wel afwachten, want je moet niet halsoverkop iets gaan doen. We nemen onze verantwoordelijk en dat is belangrijk. Ik zie het liefst dat dat in Europees of mondiaal verband gebeurt, want alleen dan komen we verder.
De voorzitter: Mevrouw Dik-Faber, u moet even wachten, want mevrouw Van Veldhoven wil gebruikmaken van haar tweede interruptie.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): We komen een klein beetje verder. We moeten mondiaal afspraken maken zodat iedereen zijn deel doet. We moeten in Europa afspraken maken zodat iedereen zijn deel doet. Een deel van die afspraken komt op het bordje van Nederland terecht. Los van de punten die we net hebben besproken, gaat de VVD ervoor zorgen dat Nederland zijn fair share haalt? Als we anderen aan een afspraak willen houden, moeten we ons ook zelf aan afspraken houden. Gaat de VVD ervoor zorgen dat Nederland zijn fair share bijdraagt aan de CO2-reductie, ja of nee?
De heer Remco Dijkstra (VVD): The devil sits in the detail. Wat is een fair share? Als Nederland gaat voor ten minste 40% in 2030, doen we absoluut onze fair share. Dat is het doel en daar ga ik ook voor. Tegelijkertijd merk ik op dat je wel kunt streven naar hogere percentages, maar dat je je dan ook moet realiseren dat dat heel wat betekent voor de kosten en baten voor de maatschappij. Je moet die continu tegen elkaar afwegen. Ik vind niet dat de rechter dat moet doen, om even een voorschot te nemen op een komend debat. Die afweging dient altijd door de politiek in Den Haag gemaakt te worden en niet door een rechter.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Ik laat alle zijpaden maar even voor wat ze zijn. U zei net: 40% in 2030 vind ik een fair share. Is dat dan ook voor de VVD een hard doel dat we met elkaar kunnen vastleggen en dat ook echt gehaald moet worden?
De heer Remco Dijkstra (VVD): Dat is het doel. Het is ook een streven, want onderweg kom je heel veel dingen tegen. Misschien gaan zaken makkelijker dan we nu denken en dan moet je zeker niet nalaten om die te doen. Als het betekent dat het enorm ingrijpend is en dat er enorme kosten mee gemoeid zijn, kosten die niet opwegen tegen de baten, moet je ook het lef hebben om zaken te heroverwegen. De coalitie heeft een heel goede afspraak gemaakt, namelijk ten minste 40% in 2030. We willen zelfs meer doen, mits de rest van de wereld daarin meegaat in Parijs. Ik verwijs daarvoor naar de motie-Vos/Dijkstra (33 858, nr. 26). Dat is onze leidraad en daar gaan we voor. Natuurlijk!
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Het is mij toch niet helemaal helder. De VVD zegt: 40% reductie is het doel, is het streven. De heer Dijkstra zegt er zelfs een schepje bovenop te willen doen als de rest van de wereld meedoet. Als het allemaal te ingewikkeld wordt, mag het tegelijkertijd van hem ook wel wat minder.
De heer Remco Dijkstra (VVD): Dan zouden we weglopen voor onze verantwoordelijkheid. Wij doen die 40% in 2030. Daar gaan we voor. We hebben nu als doel de 20% van de Kyotorichtlijnen. Daarbij komt het nieuwe doel van 25% in 2020. Waarom is dat nu ons doel? Dat is ons doel, omdat de rechter heeft uitgesproken dat wij ons daaraan volgens internationale verdragen moeten committeren. Al die zaken betekenen nogal wat en het kabinet zet dat nu op een rij. Er zijn tal van maatregelen denkbaar, zie bijvoorbeeld het rapport van vorige week van PBL en ECN met een soort groslijst. Ik word daar niet zo heel blij van, maar goed het is een voorzetje. Zo komen er meer rapporten. Ik denk dat een uitgebreide uitwerking daarvan noodzakelijk is en dat we pas daarna echt maatregelen moeten nemen. Maar nogmaals, we gaan voor dat einddoel.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Ik concludeer dan dat het doel van de VVD ook 25% in 2020 en 40% in 2030 is. Het beleid zal daar dan ook gewoon op moeten worden aangepast. Ik zie graag de constructieve bijdrage van de VVD op dit punt tegemoet.
De voorzitter: Ik hoor hierin geen vraag, maar u mag natuurlijk wel reageren.
De heer Remco Dijkstra (VVD): Dat doe ik in de rest van mijn betoog. Ik denk dat wij dit bij uitstek kunnen realiseren via emissiehandel. Ik heb daar mijn ideeën over, maar ik denk dat het te vroeg is om die nu te spuien.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): We weten allemaal dat het emissiehandelssysteem niet functioneert. Bovendien zijn we bij dit systeem afhankelijk van Europa en de Europese besluitvorming. Natuurlijk kan Nederland dat proberen te beïnvloeden, maar dan blijft de vraag staan wat we als Nederland gaan doen om die doelstelling te halen. Heeft de VVD wellicht ook de brief van De Groene Zaak gelezen waarin heel veel bedrijven ervoor pleiten om nu gewoon hard aan de slag te gaan en niet langer te dralen?
De heer Remco Dijkstra (VVD): Ik lees alle brieven, maar nogmaals: heel hoge percentages zijn fantastisch voor innovatieve bedrijven, maar wij hebben ook het algemene belang te wegen en een kosten-batenanalyse maakt daar deel van uit. Emissiehandel is bij uitstek het middel waar we het van moeten hebben. De VVD werkt er dan ook hard aan om dat middel te versterken. Ik heb daarvoor eerder zes voorstellen gedaan en een deel daarvan wordt inmiddels in Europa uitgevoerd, bijvoorbeeld het terugdringen van de reductiefactor. Je moet altijd naar het totale plaatje kijken, want zelfs als wij alle CO2-uitstoot tot nul zouden reduceren, is dat slechts een druppel op een gloeiende plaat. Als dat bovendien zou betekenen dat wij allerlei verplichtingen aan onze industrie, die nu eenmaal veel energie verbruikt, moeten opleggen, zou dat wel eens kunnen betekenen dat we bedrijven de grens over jagen. Vervolgens moeten we de producten van die bedrijven, bijvoorbeeld cement en staal, importeren met extra CO2-uitstoot tot gevolg in de landen waar die producten geproduceerd worden. Daardoor zouden we armer worden, banen en welvaart kwijtraken, terwijl de wereld alleen maar warmer wordt. Ik wil dat niet. Ik wil dat we gaan voor realistische doelen, waarbij we rekening houden met de rest van het verhaal. En dat past heel goed binnen ambitieus klimaatbeleid. Mag ik hierop nog even doorgaan, voorzitter?
De voorzitter: Heel kort, hoor.
De heer Remco Dijkstra (VVD): We hebben ambitieus klimaatbeleid en de VVD kijkt met name naar het ondernemersklimaat. In beide zit het woord «klimaat», maar ook als dat niet zo was, kunnen die twee volgens mij heel goed samengaan. Er zit een win-win in. Nederland heeft heel veel expertise op het gebied van de landbouw en door de klimaatverandering verandert er veel in de landbouw in de rest van de wereld. We krijgen te maken met verzilting en daarvoor zijn nieuwe gewassen nodig. De kennis van de Wageningen University maakt het bijvoorbeeld mogelijk om daar koploper te worden. Er lopen nu duizend Chinese studenten in Wageningen om te bestuderen hoe wij het allemaal doen. Zo'n koplopersrol vervullen we ook bij het waterbeheer.
Voorzitter, telt dit nog steeds als de beantwoording van de interruptie van mevrouw Dik?
De voorzitter: Ik geef u inderdaad wat meer tijd om te antwoorden, maar het moet natuurlijk geen college worden.
De heer Remco Dijkstra (VVD): Ik zie dus enorme kansen voor met name die sectoren. Wellicht hoort transport daar straks ook bij. In al die sectoren kan Nederland een goede rol spelen, want we moeten klimaat niet alleen zien als «de wereld vergaat». Dat stimuleert niet zo heel veel mensen en mij zeker niet. We moeten het meer zien als een mogelijkheid om kansen te benutten. Mevrouw Mulder gaf als voorbeeld het coaten van schepen. Als we daarbij ook nog een beetje vertrouwen in de mensheid houden, kunnen we een heel eind komen. We werken dan echt aan een effectieve oplossing.
De voorzitter: Mevrouw Dik-Faber, u meldt zich voor een vervolgvraag. Durft u nog?
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Zeker, zeker.
Ik zou ook zeker niet willen dat de woordvoerder van de VVD-fractie zich ontmoedigd voelt door de inzet van de ChristenUnie. Dat is niet mijn bedoeling. We strijden verder ook zij aan zij om het ETS te verbeteren. Ik heb heel veel woorden gehoord, maar heel weinig over daden.
Het bedrijfsleven staat te popelen om aan de slag te gaan, maar de overheid belemmert dat. Als ik zie hoe de samenleving aan de slag gaat met duurzame energie, bijvoorbeeld de 900 mensen die via Urgenda een zaak hebben aangespannen, geeft mij dat hoop. Die 900 mensen staan namelijk voor veel meer mensen. De overheid zit ons in de weg, terwijl de overheid een medestander zou moeten zijn van al die bedrijven en mensen in het land die er een tandje bij willen doen. Alles wat ik van de VVD hoor, is: wij zien ook die positieve ontwikkeling in de samenleving, maar de overheid hoeft even niets te doen, want als wij aan de slag gaan, is het gevaar groot dat er bedrijven verdwijnen. De VVD vindt dat het vooral Europees moet worden aangepakt en ook dat is het afschuiven van onze verantwoordelijkheid. Is de overheid een bondgenoot van bedrijven en samenleving?
De heer Remco Dijkstra (VVD): Het antwoord is ja. Alle partijen hier aan tafel, ook de ChristenUnie en de VVD, hebben hetzelfde doel, namelijk het realiseren van onze CO2-doelstellingen. We verschillen wel over de middelen die we moeten gebruiken om die doelstellingen te realiseren. Ook op dit punt ben ik het echter nog steeds met mevrouw Faber eens dat het opruimen van belemmeringen belangrijk is. Dat biedt innovatieve bedrijven namelijk heel veel kansen. Ik heb niet voor niets voor de zomer een zespuntenplan gelanceerd om meer uit afval te halen. Dat had tot doel om te komen tot meer hergebruik van grondstoffen, want dat levert direct CO2-winst op. Ik noemde net de emissiehandel. Als je dat combineert met recycling en het hergebruik van afval, heb je een tweede voorbeeld. Zo zijn er meer zaken die je kunt doen, bijvoorbeeld het bijmengen van brandstoffen om het aandeel fossiel omlaag te brengen. Dat biedt ons tegelijkertijd de mogelijkheid om hier een nieuwe industrie op te bouwen. Het zijn allemaal voorbeelden die relatief makkelijk kunnen worden gerealiseerd en die niet alleen leiden tot een reductie van de CO2-uitstoot maar ook de economie aanjagen. Daarvoor moet je wel de bereidheid hebben om als overheid doelen te stellen en om belemmeringen uit de weg te ruimen. Alleen dan kunnen we dat gezamenlijke doel bereiken. Ik werk daar iedere dag aan. De Staatssecretaris doet dat ook en het doet mij dan ook deugd dat de ambtenaren van de Minister mijn opmerkingen noteren. Ik heb er echt vertrouwen in dat we de goede kant opgaan.
De voorzitter: U hebt nog twee minuten en tien seconden voor het vervolg van uw betoog.
De heer Remco Dijkstra (VVD): Voorzitter. Ik sprak net over de mondiale schaalgrootte. Ik bedank mijn collega's voor de vragen daarover, want daardoor heb ik wat meer spreektijd.
Het tweede belangrijke punt dat ik wil maken, is de financiering. Dat is toch wel een heikel punt, want 100 miljard US dollar jaarlijks structureel vanaf 2020 betekent nogal wat. Ik wil weten welke bijdrage Nederland daaraan gaat leveren en hoe dat klimaatfonds beheerd gaat worden. Hoe gaan we om met de monitoring, de rapportages en de verificatie? Ik vraag dat, omdat we er zo voor kunnen zorgen dat projecten daadwerkelijk succesvol worden. Hoe kunnen we ten slotte het Nederlandse bedrijfsleven optimaal laten profiteren van het geld dat er in die pot zit? Ik denk dan bijvoorbeeld aan agro en water. Welke acties gaat de Staatssecretaris daarvoor ondernemen? Die vraag mag zij eventueel ook schriftelijk beantwoorden, omdat met name dat financiële verhaal misschien wat meer uitwerking vergt. Ik wil dus weten wat de geprognosticeerde bijdrages zijn en van wie die moeten komen. Komt het van de overheid en, zo ja, hoe gaat de Staatssecretaris dan de private actoren bewegen om daar hun voordeel mee te doen? Als ze geld kunnen verdienen dan zien ze het, maar als het alleen maar een bijdrage is in de vorm van steun van een bedrijf aan een goed doel, zullen ze misschien wat minder genegen zijn.
Tot slot een paar vragen. Minister Koenders heeft aangekondigd dat Nederland twee toppen gaat organiseren rondom de top in Parijs. Dat schept verwachtingen en ik hoor daarom graag wat er daar precies besproken zal worden. Gaat dat inderdaad over transport zoals eerder werd gezegd? Wat is verder precies de bedoeling van de Nederlandse inzet?
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Voorzitter. Het lijkt al weer heel erg ver weg, maar toch kwam ik pas anderhalve week geleden terug uit Spitsbergen. Dat is een heel bijzondere plek, omdat er helemaal geen mensen wonen en de klimaatverandering daar heel snel gaat. Alles wat je daar ziet, zie je los van enige menselijke invloed, en je kunt daar dus zien hoe snel de veranderingen gaan en wat de impact ervan is. De snelheid van de veranderingen heeft me verrast. Het verraste ook de wetenschappers die mee waren. Dat de poolregio's veranderen, is dus wel duidelijk. Het is dan ook aan ons om, nog los van het vraagstuk van de klimaatverandering, na te denken over de vraag hoe we op een zorgvuldige manier om kunnen gaan met die veranderingen in de poolregio's, zodat het niet een soort nieuw wildwesten wordt, waarover wij ons achteraf afvragen hoe mensen toch zo stom konden zijn om de bizons uit te laten sterven. Laten we zelf ook goed nadenken over de duurzame ontwikkeling van die regio's. Ik zeg dit even als een soort zijpad bij dit debat, een debat dat vooral in het teken staat van de Milieuraad.
56 landen hebben hun reductiedoelstelling voor Parijs gemeld. Daardoor is het duidelijk dat we in ieder geval niet de 2°C-doelstelling gaan halen. Nog niet alle landen hebben hun doelstelling ingeleverd, maar ik wil toch nu al vragen welke positie Nederland en Europa zullen innemen als blijkt dat alle pledges bij elkaar onvoldoende zijn om die 2°C te halen.
Ik begreep dat er discussie is tussen de verschillende lidstaten over de formulering van de langetermijndoelstelling voor mondiale emissiereductie in de EU. Wat is de Nederlandse opstelling in de onderhandelingen over de raadsconclusies? Is de Staatssecretaris van mening dat de Europese Unie daarnaast expliciet moet aangeven dat ze in 2030 met hogere doelen zal komen? Zal Nederland in ieder geval niet pleiten voor een verlaging van de doelstelling?
Doelstellingen alleen zijn niet genoeg, ze moeten ook in de praktijk gerealiseerd worden. Dan gaat het dus heel erg over het governancesysteem. In de context van de hele Europese discussie over onze EU-doelstelling, met alleen maar EU-brede doelstellingen en geen bindende vertalingen naar nationale landen, is dat natuurlijk een heikel punt. Komt het kabinet wel met een vertaling voor Nederland en, zo ja, ziet het dat dan als een bindend doel? Hoe gaan we in Europa om met een vertaling van de mondiale afspraak waaraan hopelijk iedereen deel gaat nemen?
Welke opstelling neemt Nederland in tegenover de dynamische adaptatie? Over de vijfjarige monitoring zijn al vragen gesteld door de collega's. Ik sluit me daar graag bij aan. Hoe gaat Nederland tijdens het Nederlandse voorzitterschap om met wat hopelijk dan de implementatiefase zal zijn voor Europa van een aantal elementen uit dat verdrag?
Het is in mijn ogen nog steeds onduidelijk hoe de Europese Unie zelf aan de slag gaat met klimaatfinanciering en hoe zij ervoor zal zorgen dat haar aandeel van de toegezegde 100 miljard per jaar bijeen wordt gebracht. Welke bronnen ziet de Nederlandse regering daarvoor? Worden hier private actoren bij betrokken? Welke link is er verder te leggen met het nadenken over de implementatie van de sustainable development goals? De overlap daarmee is immers groot.
De doelen van het klimaatverdrag hebben geen betrekking op scheepvaart en luchtvaart. Die moeten daar nog bij betrokken worden. Ook de discussie over accijns moet daarbij ter sprake komen.
Het zou heel mooi zijn als Europa in Parijs ook iets moois neer zou zetten en niet alleen de pijn zou verdelen. De heer Dijkstra sprak net terecht – overigens heeft de Partij van de Arbeid daar ook al eerder wel eens iets over gezegd – over de kansen die het biedt. Kan Europa ook een positieve pledge neerleggen over onze bereidheid om met elkaar te bekijken hoeveel extra we aan onderzoek zouden kunnen besteden om de omvang van het probleem kleiner te maken en om kansen te bieden aan het bedrijfsleven? Is de Staatssecretaris bereid om eens te bekijken hoe we ook met een positieve boodschap over meer onderzoek en ontwikkeling naar Parijs kunnen gaan? Het biedt ons allemaal kansen en het zou heel mooi zijn als we daarover een positief geluid kunnen laten horen en we niet alleen spreken over het verdelen van de pijn.
De heer Vos (PvdA): Voorzitter. Ik bedank de Staatssecretaris voor de uitgebreide briefing die wij gisteren hebben gekregen en voor de brief waarin de standpunten van het kabinet zijn geformuleerd.
Deze zomer was de commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking op bezoek in Rwanda en Uganda. Daar zijn belangwekkende ontwikkelingen gaande. In Rwanda ben ik op bezoek geweest met de andere leden van de commissie bij een zonnecentrale van 8,5 MW. Dat zijn heel veel zonnepanelen bij elkaar, zo kan ik verzekeren. We zijn ook op bezoek geweest bij een prachtige waterkrachtcentrale van 250 MW. Beide projecten zijn gefinancierd met behulp van de FMO, de Nederlandse ontwikkelingsbank. De FMO legde ons uit dat de commerciële kostprijs van zonne-energie in Afrika op dit moment lager is dan die van kolenstroom. Dat is een fantastische ontwikkeling, want dat betekent dat er automatisch gekozen wordt voor duurzame energie in plaats van voor vervuilende kolenstroom. Het is des te schrijnender dat wij in Nederland op dit moment twee nieuwe kolencentrales openen. Het geeft ook aan hoever we soms achterlopen. De president van Rwanda, die niet in alle opzichten een goed trackrecord heeft, Paul Kagame, is ook de man die de plastic tasjes in Rwanda heeft uitgefaseerd. In dat land is geen vervuiling door plastic te zien. Het is een van de weinige gebieden in de wereld, met uitzondering van de Noordpool, waar je geen vervuiling door plastic ziet. Die vervuiling zie je verder overal, zelfs op een onbewoond eiland. Dat heeft die beste man gedaan door gewoon de productie van plastic en plastic tasjes te verbieden in Rwanda. Het is een voorbeeld van politiek die actie onderneemt door het bedrijfsleven aan banden te leggen. Een Nederlandse ondernemer produceert daar nu bioafbreekbaar plastic, zakjes chips van bioafbreekbaar plastic. Dat plastic wordt uit Rotterdam geïmporteerd en dat betekent – het zal de woordvoerder van de VVD deugd doen – dat de werkgelegenheid in Nederland wordt gestimuleerd.
Waarom vertel ik dit verhaal? Ik vertel dit verhaal, omdat de politiek een verantwoordelijkheid heeft. Wij moeten dit probleem tackelen. De president van de Verenigde Staten, Obama, heeft recent nog gezegd dat wij misschien wel de laatste generatie zijn die dit probleem kan oplossen. De enige langetermijndoelstelling die we kunnen hebben, is een volledige CO2-neutrale samenleving. Dat betekent dat we de CO2-uitstoot in Nederland naar nul terug moeten brengen, zodat we niet meer de aarde vervuilen. We hebben het niet over een klimaatverandering, maar over CO2-vervuiling. Dat is wat we met zijn allen aan het doen zijn. We blazen de aarde op en zijn de enige soort op aarde die zoiets voor elkaar krijgt. We kunnen het, zie wat we gedaan hebben met de dodo en heel veel andere soorten, maar als we zo doorgaan, doen we het ook met onze eigen soort. Het is bizar om hier in de Tweede Kamer te zitten en drie jaar lang al die stukken voorbij te zien komen en je te moeten realiseren dat we niet voldoende doen om dit levensgrote probleem op te lossen. De Staatssecretaris heeft daar een heel dure plicht.
De voorzitter: U hebt nog een kleine minuut.
De heer Vos (PvdA): De tijd verstrijkt ook in dit debat razendsnel.
Ik ben erg benieuwd naar de wijze waarop de Staatssecretaris in de Verenigde Staten en Canada kennis heeft genomen van het initiatief om het ETS daar te verbeteren en te koppelen aan het Europese systeem. De Staatssecretaris heeft er al iets over geschreven in haar brief, maar ik zou graag zien dat ze hier iets meer over uitweidt.
Verder zou ik graag een update ontvangen van de verhouding tussen arme en rijke landen. Sommige arme landen – ik noemde zojuist Rwanda – doen enorm veel om duurzame energie te produceren, maar andere wat rijkere arme landen, emerging economies als China, India en Brazilië, doen niet zo veel als ze zouden kunnen doen. We moeten het politieke gekrakeel daaromheen doorbreken. Zou de Staatssecretaris kunnen aangeven hoe zij in Europees verband denkt op te treden?
De voorzitter: Mijnheer Vos, ik moet u onderbreken, want u bent over uw tijd heen.
De heer Vos (PvdA): Dank u wel, voorzitter. Ik heb straks nog een tweede termijn.
De voorzitter: Het is absoluut waar dat u straks nog een korte tweede termijn hebt.
De Staatssecretaris zei eerder tien minuten schorsing nodig te hebben om haar beantwoording voor te bereiden, maar zij geeft mij nu aan gelijk te kunnen antwoorden.
Staatssecretaris Mansveld: Voorzitter. Ik word helemaal warm van alle punten die gezegd zijn, want ik zit zo in het dossier en de onderhandelingen komen zo dichtbij dat ik er heel erg bij betrokken ben. Eigenlijk begon mevrouw Mulder goed: alle staten, iedereen moet meedoen. Ja, dat is ook nodig. Dat kan niet anders. Wat belangrijk is voor Parijs, is dat we het met alle landen doen, maar er moeten wel heel veel dingen worden bereikt in Parijs. Er moet een klimaatakkoord komen. Wij willen dat dat flexibel is en dat ook non-state actoren eraan deelnemen. Dat is wat landen kunnen ondertekenen.
Maar het gaat ook over klimaatfinanciering. Ik kom er zo wat uitgebreider op terug. Dat is natuurlijk een spannend vraagstuk. Terecht worden er vragen gesteld over die financiering. Wie gaat wat betalen? Hoe komen we bij die 100 miljard? Ik ga zo meteen nog specifiek in op de afspraken die daarover het afgelopen weekend in Parijs zijn gemaakt. Er was namelijk een bijeenkomst in Parijs waar het op de agenda stond.
Mevrouw Mulder en de heer Vos vertelden over hun bezoeken aan Rwanda en Uganda en over wat ze daar zijn tegengekomen. Zij spraken over hun blijdschap over de projecten die daar zijn, de innovatie die daar plaatsvindt en de ontwikkelingen. Ik weet niet beter dan dat eigenlijk in 194 landen die ontwikkelingen gaande zijn. Overal waar je komt, zie je dat enthousiasme, zie je die projecten en zie je dat staten en gemeenten – het gaat echt niet alleen om landen – bezig zijn. Terecht vraagt mevrouw Mulder of er voor die projecten geld is. Mijn collega Minister Schultz komt net terug uit Colombia. Ik had vlak daarvoor zelf de Minister van Milieu van Colombia gesproken en hij zei: «Wij willen gewoon een stukje kustbescherming. Wij willen een aantal projecten doen.» Die mensen zitten niet te wachten op geld, die willen gewoon projecten realiseren. Die willen ervoor zorgen dat ze weerbaar zijn in de toekomst. Dat is natuurlijk precies hoe het moet gaan. Die projecten zorgen ervoor dat we stappen vooruit zetten. De afspraken over de financiering daarvan zijn gemaakt.
Ik vind het niet goed dat we geld overmaken en kijken of het wel goed komt. Nee, je zult het daadwerkelijk moeten doen. De heer Dijkstra zei terecht dat als wij van iets kennis hebben, het van watermanagement en agribusiness is. Ik denk dat het de heer Smaling was die vroeg: hoe gaan we dat doen met economische groei? Hoe gaan we het doen met die wijsheid? Mevrouw Dik-Faber gaf hetzelfde aan in verband met voedsel. Ik denk dat klimaat ook een solidariteitsvraagstuk is. Waar is straks het voedsel? Hoe ontwikkelt het klimaat zich en waar kun je wonen? Heb je dan ook voedsel? Nederland is een importland. Het heeft een heel ander effect op een importland, zeker vergeleken met bepaalde landen in Afrika. Heb je straks energie? Energie is ook een schaarstevraagstuk. Volgens mij gaat klimaat over solidariteit. En ja, daar hoort ook het armoedebeleid bij. Daar hoor je naar te kijken.
De heer Smaling zegt terecht: wij zijn economisch gegroeid en er zijn nu landen die dezelfde ontwikkeling doormaken. Hoe gaan we daarmee om? Hebben zij andere rechten? Wat is daar wijsheid? Ik vind het belangrijk dat we inclusief kijken. We moeten kijken naar de fase waarin een land zit en wat zo'n land doet. We blijven alsmaar roepen dat Polen met kolen moet stoppen, maar die kolen zitten in de genen van die mensen. Het is een ingewikkelde discussie door de economische fase waarin Polen zit en door de economische ontwikkeling van dat land. Die elementen spelen natuurlijk een rol bij de manier waarop een land zich positioneert in de onderhandelingen. Ik denk dus dat het belangrijk is dat we inclusief zijn en verder kijken.
De firewall is een ingewikkeld thema, want een deel van de landen zegt dat die 100 miljard gegarandeerd moet worden. Tegelijkertijd zien we ook dat een aantal ontwikkelingslanden langzaam maar zeker ontwikkelde landen wordt. Hoe gaan we dan om met de firewall? Hoe gaan we dan om met de klimaatfinanciering? We moeten een klimaatakkoord afspreken en we moeten het hebben over de klimaatfinanciering. We moeten het verder ook hebben over de INDC's en de pledges, waarvan we nu al weten dat we nog lang niet zijn waar we moeten zijn. Ten slotte moeten we het erover hebben dat ook andere partijen dan landen mee moeten doen. We moeten het in Parijs dus over nogal wat onderwerpen hebben.
Mevrouw Dik-Faber merkte het terecht op: van 80 naar 72 pagina's, nou, nou, nou, dat zou nog wel beter kunnen. De aankomende weken worden inderdaad belangrijk. Het is inmiddels mijn ervaring dat onder druk veel vloeibaar wordt. De vraag is wat er gaat gebeuren. November zou dan ook wel eens een spannende maand kunnen worden. Ik ga eind september naar de business dialogue on climate in New York. Dat wordt de eerste keer dat er op internationaal niveau bedrijven bij elkaar komen. Dat is waar Nederland, dat is waar ik zo hard voor ben gegaan de afgelopen twee jaar. Die bedrijven moeten ook hun rol pakken. Ik hoop dat daar ook voldoende Ministers en, waar mogelijk, mp's aanwezig kunnen zijn, omdat het gecombineerd wordt met een VN-conferentie. Daar zal die verbinding met het bedrijfsleven moeten worden gelegd. Wij zijn gewend te polderen. Als we het woord «polderen» horen, denken we: oké, zo zijn we. Maar we zijn echt anders dan andere landen. We zijn gewend, alle partijen aan tafel te zetten en tegen elkaar te zeggen: wat is het probleem en hoe kunnen we met zijn allen aan een oplossing werken? Dat is een methodiek die we niet alleen in Europees verband maar ook in mondiaal verband steeds beter zien gaan werken.
De heer Vos (PvdA): De complexiteit van de onderhandelingen die de Staatssecretaris beschrijft, is mij ook opgevallen. Ik maak mij er zorgen over dat wij inmiddels de helft van onze debatten besteden aan gesprekken over financiering en adaptie en adaptatie versus mitigatie. De VVD-collega wilde nu al een goed overzicht krijgen van hoe we die 100 miljard gaan verantwoorden. Voordat je het weet, gaat onze capaciteit helemaal daaraan op. We spreken nu over het bedrijfsleven. Voordat ik de politiek inging, had ik het voorrecht een tijd lang in het bedrijfsleven te werken en daar heb ik gezien dat de succesvolste bedrijven één of hooguit twee doelstellingen hebben. Kan de Staatssecretaris uitleggen wat haar centrale doelstelling is in het proces dat we nu ingaan? Ik denk dat er maar één doelstelling kan zijn en dat is ervoor zorgen dat de CO2-uitstoot omlaag gaat, zodat we de boel niet meer vervuilen. Daar moet onze aandacht op zijn gericht. Al het andere begint zo langzamerhand afleiding en clutter te worden.
Staatssecretaris Mansveld: Mijn hoofddoel is dat er een akkoord komt en dat niet-statelijke actoren, bedrijven, gemeenten en andere overheidslagen, daarop kunnen aansluiten. Dat is mijn hoofddoel.
De heer Vos (PvdA): Dat begrijp ik, want natuurlijk moet er een akkoord komen. Is de Staatssecretaris met mij van mening dat het een amalgaan aan zaken wordt die besproken moet worden en dat we weer terug moeten naar de kern, namelijk de CO2-vervuiling aanpakken? Ik hoorde mensen zeggen: het is toch wel mooi; we kunnen ook geld verdienen aan die adaptatie. Ook leden van het kabinet zeggen dat. Het is toch zeker te cru voor woorden dat we er op deze manier mee omgaan. De Nederlandse handelsgeest zie ik alweer boven komen drijven. Het waren ook Nederlanders die de dodo de nek omdraaiden. Over de VOC heeft het kabinet ook al eens een keer de loftrompet gestoken en daar kennen we ook de schaduwzijde van.
Staatssecretaris Mansveld: De heer Vos constateert een aantal zaken waarin ik mij in ieder geval niet herken.
Dat akkoord hebben we nodig. Er gaat een Parijs komen. Er is ook een day after en wat gaan we dan doen? Dan zijn wij voorzitter van de EU. Wat gaan we doen in de EU? Mevrouw Van Veldhoven heeft daar terecht een aantal vragen over gesteld. Ik kom daar zo op terug. Ik zie Parijs als een stepping stone. Daar moet een aantal dingen worden geregeld. En ja, het is voor een deel een circus. Het is voor een deel een systeem waar we mee moeten werken. Tegelijkertijd hebben we dat nodig om stappen vooruit te kunnen zetten. Als we daar kunnen afspreken dat we iedere vijf jaar bekijken hoe we vooruitgaan en als we daar een procesafspraak kunnen maken die beter ligt dan een eenmalig akkoord, hebben we de flexibiliteit die ik zoek. We moeten niet elke vijf jaar weer in dezelfde onderhandelingen terechtkomen. We moeten een framework maken dat toekomstbestendig is en waardoor we in gesprek blijven en niet elke weer from scratch een aantal onderhandelingen moeten voeren.
De voorzitter: Mijnheer Vos, als u nu interrumpeert, is dat uw tweede interruptie. Ik ken uw passie, maar ik ga hier over de procedure.
De heer Vos (PvdA): Het is niet alleen mijn passie. De Staatssecretaris ziet Parijs als een stepping stone. Ik hoor verder het woord «procesafspraken». Ik vergelijk dat met wat de president van de Verenigde Staten heeft gezegd, namelijk dat dit de laatste generatie is die dit grote probleem kan oplossen. In de VS is het aandeel kolenstroom met tientallen procenten afgenomen en in Nederland zien we het omgekeerde gebeuren. Wij gaan steeds meer kolenstroom gebruiken. Hoe moet ik die twee zaken met elkaar rijmen? Ik denk dat ik alleen maar kan concluderen dat dit kabinet bij monde van deze Staatssecretaris een andere ambitie heeft dan die de Partij van de Arbeid wenst. Ik moet ook concluderen dat ik me meer herken in de manier waarop de president van de Verenigde Staten zijn ambitie formuleert dan de manier waarop de Staatssecretaris dat doet.
Staatssecretaris Mansveld: Ik laat het aan de heer Vos welke idolen hij kiest.
We kunnen niet anders dan het doel van 2°C halen. Hoe komen we daar? Dat doel is niet in discussie, niet tussen u en mij en niet tussen iemand anders uit de commissie en mij. De heer Dijkstra zei het net al. Maar hoe komen we bij ons doel? Wat hebben we nodig? Hoe doen we dat verstandig?
Ik ben in Canada geweest. Waarom ga ik regelmatig naar Californië en Canada om daar met mensen te spreken? Ik doe dat, omdat Quebec en, Californië een ETS-systeem hebben, waarbij nu ook Ontario zich wil aansluiten. Zij hebben bekeken wat er goed en niet goed gaat bij het Europese ETS en hoe zij een dergelijk systeem versneld kunnen invoeren. Op het moment dat je Californië, Quebec en Ontario bij elkaar zet, heb je wel de vierde economische macht ter wereld aan tafel. Zo groot zijn die economieën. Het is belangrijk dat we daarop aansluiten. Ik ben dan ook blij dat ik met Californië een convenant over een zero-emission vehicle afsluit. Waarom met die staten? Omdat de samenlevingen en de attitudes van die staten heel goed te vergelijken zijn met die van Nederland. Ik doe dat verder ook, omdat ik het heel belangrijk vind dat we als Europa een link zoeken met dat ETS. Uiteindelijk is het belangrijk dat we dat soort systemen met elkaar verbinden en dat we op dat niveau gedachten delen. Heel veel presidenten en heel veel Ministers kunnen bij elkaar gaan zitten, maar uiteindelijk zoek je ook de staten in Amerika en Canada die vooroplopen. Ik zoek verder ook aansluiting bij grote agglomeraties als São Paulo en omgeving en delen van Brazilië. Waarom? Om dat doel te bereiken. Ik wil niet alleen in het frame denken van 194 landen die in een zaal een handtekening zetten. Je moet met de wijsheid die je hebt, partijen zoeken en bekijken of je ook op andere niveaus dingen bij elkaar kunt brengen. Dat gebeurt niet in een zaal. We hebben desondanks een klimaatakkoord, een framework, nodig om een kader te stellen waarbinnen we die 194 landen in de richting van de 2°C-doelstelling kunnen brengen. Als dat niet gebeurt, blijft het vrijheid blijheid en kunnen we elkaar daaraan niet committeren.
Ik denk dat ik daarmee ook de vragen heb beantwoord van mevrouw Van Veldhoven over de doelen waaraan Nederland zich committeert. Wij hebben gezegd minimaal 40%. Wij waren een van de eerste landen in Europa die dat bod deden. Het is het meest ambitieuze bod, niet alleen in Europa maar wereldwijd. Europa is ons daarin gevolgd. Ik ben daar blij mee, want dat betekent dat we een onderhandelingspositie hebben. Ik ben nog veel blijer met het woord «minimaal», want dat betekent: als het meer is, gaan wij mee. Het blijft verder voor een deel onderhandelen. Ik heb persoonlijke ambities en ik heb ambities vanuit de manier waarop ik naar zaken kijk. Maar ik heb één ding geleerd: je zult met zijn allen steeds een stap vooruit moeten zetten. Soms kun je maar beter blij zijn met een kleine stap, dan dat je zelf heel grote sprongen maakt.
De heer Vos (PvdA): Een ander voorbeeld van een kleine stap. In de Verenigde Staten is de kostprijs van windenergie lager dan die van kolenstroom. In Nederland is dat omgekeerd. Waarom is dat? Waarom is ons systeem niet zo ingericht dat de kostprijs van windenergie lager is dan die van kolenstroom? Dat is zo, omdat we een afweging hebben gemaakt waarvan je je nu moet afvragen of dat wel de juiste is geweest. Het is een kleine stap, maar het is wel cruciaal om voortgang te boeken, ook in de termen die de Staatssecretaris voor dit dossier gebruikt.
De Staatssecretaris zegt dat de 2°C-doelstelling gehaald moet worden. Ik moet haar dan teleurstellen, want op dit moment liggen we niet on track om die doelstelling te halen. Op dit moment gaan we daaroverheen. Er moet dus meer gebeuren en dat geldt ook voor dit kabinet.
De voorzitter: Ik hoor daar geen vraag in.
De heer Vos (PvdA): Hoe denkt de Staatssecretaris die 2°C-doelstelling te halen? Wat gaat zij anders doen dan nu? Waarom is in de Verenigde Staten windenergie goedkoper dan in Nederland?
Staatssecretaris Mansveld: U kent de ambities. U kent de doelen. We willen minimaal 40% CO2-reductie in 2030 en 80% tot 95% in 2050. Die doelen staan. Hoe bereiken we die doelen? U stelt mij daarbij een aantal vragen over maatregelen waarvan u weet dat die mijn collega van Economische Zaken aangaan, want hij verdiept zich in de energievraagstukken. Hij heeft de antwoorden op uw vragen. Ik speel uw vragen met alle plezier door, want ik kan ze hier nu niet beantwoorden.
In mijn algemene verhaal wil ik nog één ding zeggen. Heel vaak hoor ik het woord «Kopenhagen», niet in de grote normale buitenwereld maar vooral in de inside world: wordt het maar niet een tweede Kopenhagen. Ik denk dat de omstandigheden echt heel anders zijn. Het bedrijfsleven speelt een totaal andere rol. Je ziet dat China en Amerika andere bewegingen maken. Ik heb er vertrouwen in dat het niet gaat als in Kopenhagen. Tegelijkertijd zie ik dat we heel veel bij elkaar moeten brengen in Parijs. Het wordt dan ook heel spannend. Ik zie verder de realiteit dat er ook een 10 december komt. Er komt een «the day after» en dan moeten we gewoon doorgaan met dezelfde doelen en met de koers die we dan ingeslagen zijn.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Ik zie de passie van de Staatssecretaris om dit probleem goed aan te pakken. Ik ben heel blij dat zij zegt: we gaan de 2°C-doelstelling halen. Ik ben bang dat ik haar optimisme niet deel. Op dit moment is het namelijk nog niet de vraag hoe we met de pledges de 2°C-doelstelling gaan halen, maar of we die wel gaan halen. Er zijn gewoon niet voldoende pledges. Het is echt nog steeds de vraag of we de doelstelling gaan halen. Natuurlijk ben ik ontzettend blij over de rol van het bedrijfsleven en zie ik ook de kansen voor het bedrijfsleven, maar ik wil er toch ook de vinger bij leggen dat het bedrijfsleven niet met één mond spreekt. Er zijn ook bedrijven die er helemaal geen belang bij hebben. Er zijn ook bedrijven die nog steeds nieuwe kolencentrales willen bouwen. We moeten ook bekijken of we met de financiering door de overheid oude economie stimuleren. Er schijnen namelijk nog steeds exportkredieten gegeven te worden door EU-lidstaten voor de bouw van kolencentrales. Doet Nederland dat ook? Zo ja, dan moeten we daar acuut een einde aan maken. Het zou dan ook in de Europese discussie over de klimaatfinanciering aan de orde moeten komen. We moeten niet alleen spreken over de positieve financiering van dingen die we willen, maar ook over het voorkomen van de negatieve financiering van dingen die daar eigenlijk afbreuk aan doen. Gaat de Staatssecretaris daarmee aan de slag?
Staatssecretaris Mansveld: Ik heb al gezegd dat ik me zorgen maak over de pledges. Ik maak me zorgen over de 2°C-doelstelling. Maar dat is wel het doel! Hoe we daar gaan komen is een groot vraagstuk. Daarvoor moeten er nog een aantal pledges worden gedaan. Uiteindelijk zal het de vraag zijn wat we nog tekortkomen en hoe we dat gaan oplossen. Zo simpel is de vraag en daar zal een antwoord op moeten komen. Ik ben inmiddels een bevlogen partij geworden in het hele circus van de onderhandelingen, maar ik probeer wel realistisch te blijven. Daarom sla ik ook zo ontzettend aan op verhalen over Rwanda en over de scheepvaartsector. De wereld is groter dan alleen de onderhandelingen, maar we hebben die wel nodig omdat daar die 194 landen bij elkaar komen. Ik zie ook de patstelling rond de vraag: we komen tekort en hoe lossen we dat op? Dat staat nog los van de klimaatfinanciering, een onderwerp waar ik zo op terugkom.
Ik ga door met ...
De voorzitter: Dat is niet per se de bedoeling, want mevrouw Van Veldhoven heeft een vervolgvraag.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Ik wacht met die vraag totdat de Staatssecretaris bij de beantwoording van de vragen over de klimaatfinanciering terug is gekomen op het punt van exportkredieten voor kolencentrales. Ik zal dan mijn vervolgvraag op deze interruptie stellen.
De voorzitter: Ik vind het uitstekend. Toch mag de Staatssecretaris niet doorgaan, omdat de heer Dijkstra een vraag willen stellen namens de VVD.
De heer Remco Dijkstra (VVD): Ik hoor collega Vos gepassioneerd spreken over de passie in de woorden van de heer Obama. Dat ben ik zelf ook. Maar als je zijn woorden afpelt, is het ambitieniveau van Obama dan net zo hoog als dat van Europa? Ik vraag dat aan de Staatssecretaris, omdat we de feiten natuurlijk wel in het oog moeten houden.
Staatssecretaris Mansveld: De ambitie van Amerika ligt op dit moment lager dan die van Europa. Ik moet daar wel iets bij zeggen. De pledge van Canada – voor Amerika geldt dit misschien in mindere mate omdat het een federale staat is – is de pledge van het land, de federale staat. Door mijn bezoek aan Canada weet ik ook wat de individuele staten doen en wat hun ambitie is en die zijn groter. Landen komen dus met pledges, maar voordat je daarover oordeelt, moet je wel nagaan of er in zo'n land dingen gaande zijn die niet in die pledge zitten. Ik heb dat nagevraagd bij het team mensen dat naast mij zit. Zij zijn soms weken van huis om al die onderhandelingen te doen en zij hebben mij gezegd dat er inmiddels duizenden pledges zijn binnengekomen bij de NAZCA Portal. Doordat er daar onderzocht wordt of er ook dubbelingen tussen zitten, weten we dat er pledges tussen zitten die je bij de andere pledges moet optellen. Dat is interessant voor mij, want ik ben erg geïnteresseerd naar wat er in die staten en gemeenten gebeurt. Die projecten, bijvoorbeeld die voor zonnecellen die de heer Vos noemde, worden meegenomen. Wellicht is er dus meer om dat gat te dichten. Ik ben geïnteresseerd om te horen of daarnaar gekeken gaat worden en of dit goed gemonitord gaat worden. En ja, dan zit ik gelijk in de maatregelen en bekijken ik of we die processen kunnen organiseren! Dat hebben we namelijk wel nodig. Ik ben het er verder mee eens dat we het veel vaker over de doelen moeten hebben waar we het voor doen, want het is zo belangrijk om stappen te zetten en de maatregelen te nemen om er te komen. Die hoe-vraag is echt ontzettend ingewikkeld.
De heer Remco Dijkstra (VVD): Dat is een interessant antwoord, want we kunnen wat daar gebeurt ook naar Nederland vertalen, zo begrijp ik uit de woorden van de Staatssecretaris. We kunnen wat bedrijven nu al doen, wat eigenlijk een overscore is, wellicht daarin meenemen. Het lijkt mij interessant om daar meer over te horen, want wij hebben ook een lokale klimaatagenda. Sommige partijen zeggen dat dit peanuts is en dat ze die 40% op hun klompen halen. Als dat zo is, is dat prachtig, maar laten we die overscore dan ook benutten om te voorkomen dat we allerlei andere en misschien wel vervelendere maatregelen moeten nemen op andere terreinen.
Staatssecretaris Mansveld: Ik begrijp de hoop van de heer Dijkstra, maar Nederland is, gemiddeld genomen, wel iets beter georganiseerd dan de rest van de wereld. We hebben een SER-energieakkoord waarin we vrij gedetailleerd afspraken hebben gemaakt. Daardoor is in Nederland eigenlijk ontzettend goed in beeld wat we allemaal doen. Dat er een overscore in Nederland zou zijn, durf ik te betwijfelen. Ik noemde met name federale staten omdat het daar veel eerder aan de orde is. Wij vinden het heel belangrijk dat dat in kaart wordt gebracht.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Ik ben onder de indruk van de actiebereidheid van de Staatssecretaris. Tegelijkertijd is wat we in Nederland en Europa doen, wel onvoldoende. We hebben met elkaar afgesproken met hoeveel we de CO2-uitstoot willen reduceren in 2020 en 2030. Volgens de wetenschap zou dat in 2020 40% moeten zijn en in 2030 55%, maar Europa koerst nu op lagere ambities. Hoe acteert de Staatssecretaris in dat spanningsveld? De wetenschap, de IPCC, heeft stevige rapporten neergelegd en toch kost het heel veel moeite om zelfs maar de doelstellingen te halen die we ons tot nu hebben opgelegd.
Staatssecretaris Mansveld: Natuurlijk zie ik dat spanningsveld. Het is natuurlijk ook een kwestie van schaarste. Waar besteed je je geld aan en hoe houd je het evenwicht in stand tussen economische belangen, milieubelangen en allerlei andere belangen? Ik zie dus dat spanningsveld. Ik zie ook wat de wetenschap doet. Als je kijkt naar de afgelopen tien jaar, zie je dat de wetenschap zelden zo beloond is als in conclusies trekken en acteren vanuit economische belangen. Dat is volgens mij de goede weg. Daarna komt de weg «hoe trek je je been bij?».
Ik zal even kort op Urgenda ingaan, omdat daarover ook enkele vragen zijn gesteld. Het vonnis voeren we uit. Dus er moet worden gekeken hoe we 25% kunnen bereiken in 2020. Het staat dat we minimaal 40% in 2030 willen doen. Het staat dat we minimaal 85% tot 90% willen doen in 2050. Er wordt naar gekeken. Er wordt een ibo (interdepartementaal beleidsonderzoek) gedaan. Dat is hier ook gemeld. Het zal een breed ibo worden, zodat we zo snel mogelijk alle maatregelen op dezelfde manier kunnen bekijken. We kijken daarbij naar de kosten en de effectiviteit. Een deel van de maatregelen kun je misschien al wel treffen, maar dat heeft nog geen effect in 2020. Verder bekijken we of er draagvlak voor is. Dat zijn toch wel drie belangrijke elementen. Hierover kom ik terug bij de Kamer.
Ik begrijp waarom mevrouw Van Veldhoven deze discussie inbrengt. Ik heb inderdaad internationaal uitgelegd wat er is gebeurd en hoe dat hoger beroep zich verhoudt tot de doelstellingen en het bredere plaatje. Inmiddels weet ik dat er ook in andere landen rechtszaken lopen, bijvoorbeeld in België en Noorwegen. Ik heb ook altijd gezegd, zelfs al anderhalf jaar geleden, dat ik vind dat Urgenda de weg moet gaan die zij kan gaan. Dat hebben ze ook gedaan. Wij voeren het vonnis uit en wij komen daarop terug bij de Kamer, zodra inzichtelijk is welke maatregelen er wel of niet mogelijk zijn.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Over die klimaatzaak komen we nog uitgebreid te spreken. Ik wil me nu focussen op de inzet van de Staatssecretaris binnen Europa. Een van de vorige sprekers zei zojuist: we zijn nog niet eens in de fase beland van de vraag hoe we de doelstelling gaan bereiken. De vraag is namelijk of we überhaupt de doelstelling bereiken. Ik zie dat Europa zichzelf een doelstelling heeft opgelegd. Nederland zal daaraan ook zijn steentje moeten bijdragen, 25% in 2020 en 40% in 2030. De wetenschap geeft echter nadrukkelijk aan dat dit niet genoeg is om de temperatuurstijging te beperken tot 2°C. Om daarbinnen te blijven, zullen we er een tandje bij moeten doen. Het is heel lastig om de doelstellingen voor nu te bereiken, terwijl we er eigenlijk een schep bovenop moeten doen. Hoe acteert de Staatssecretaris daarin?
Staatssecretaris Mansveld: We zetten ons vol in om de huidige doelstellingen te realiseren. In 2016 – dat is zeer binnenkort – komt er een ETS BNC-fiche naar de Kamer naar aanleiding waarvan alle elementen van het ETS in Europa zullen worden besproken. Ik zal daarbij ook aangeven wat mijn inzet is, ook al kent de Kamer die voor een deel al. Wij gaan op weg naar minimaal 40%, want daar hebben we ons aan gecommitteerd. Dat is het pad dat wij lopen richting 80% tot 95% in 2050.
De heer Smaling (SP): Ik kom nog even terug op het bedrijfsleven, een kwestie die mevrouw Van Veldhoven ook aankaartte.
De staatsecretaris heeft het over hét bedrijfsleven, maar hét bedrijfsleven bestaat natuurlijk niet. Mevrouw Van Veldhoven wees er terecht op dat er bedrijven zijn die zich graag als koploper profileren, maar er zijn er ook een heleboel die dat helemaal niet willen of doen alsof ze dat willen, maar intussen gewoon bij Alaska naar olie boren. VNO-NCW is verder ook niet bepaald een belangenorganisatie die helpt om er tempo in te brengen en om de doelen te halen. Een aantal bedrijven doet in Parijs mee. Je kunt daarover zeggen «fijn dat ze meedoen», maar ook: is het greenwashing? De Staatssecretaris vindt van niet, maar het gaat niet werken om het bedrijfsleven als een eenheid, als één partij te benaderen. Is de Staatssecretaris in staat om de koplopers te onderscheiden van degenen die op de rem staan? Als wij over het grote internationale bedrijfsleven en de grootverbruikerskorting op de energiebelasting beginnen, dan is het gelijk: o nee, daar moeten we niet mee aankomen, want dat schaadt de concurrentiepositie. Het kan niet allebei! Hoe gaat de Staatssecretaris tussen die twee differentiëren?
Staatssecretaris Mansveld: Ik heb net uitgelegd dat we allebei moeten doen. Je zult de milieubelangen, de klimaatbelangen en de economische belangen moeten wegen. Die weging zal in den brede steeds opnieuw worden gedaan. Ik constateer wel dat er nu slagen worden gemaakt bij duurzaam inkomen en de circulaire economie. Er zijn altijd voorlopers en er zijn altijd achterlopers. Ik vind de belangrijkste vraag hoe we ervoor kunnen zorgen dat het grootste gedeelte consequent vooruitgaat. In het geval van de circulaire economie zie ik dat het Nederlandse bedrijfsleven daar goed in is. Ik kom daarmee op het punt van mevrouw Mulder over de scheepvaart.
De scheepvaart is natuurlijk heel interessant. Hoe krijgen we die zover dat ze overgaan op lng? Mevrouw Mulder sprak over een coating. Een belangrijke vraag is inderdaad hoe we voorop kunnen lopen in zo'n belangrijke internationale sector. Je ziet dat Nederland op een aantal gebieden innovatief is. Je kunt natuurlijk niet overal vooroplopen. Dat is belangrijk. De orkaan Sandy heeft in New York grote schade aangericht en sindsdien zijn daar Nederlandse bedrijven actief om mee te bouwen aan een resilient deel van Manhattan. Ik heb het zelf gezien. Het is echt indrukwekkend. Bij die bedrijven, in dit geval ARCADIS, zit dat natuurlijk in de genen.
Ik denk dat het niet anders kan, want een ondernemer zal kijken hoe hij kan ondernemen en winst kan maken. Ik denk dat het niet anders kan dan in het tempo waarin het nu gaat, gezien de inzet van bedrijven op de wereld van circulaire economie en duurzaamheid. Ook achterblijvers zullen op een gegeven moment inzien dat daar een businesscase is te maken. Internationaal haal ik altijd met ongelooflijk veel genoegen het rapport van Calderon aan, want die maakt in dat rapport gewoon een berekening. Dat is natuurlijk voor de multinationals handig. Voor het mkb ligt dat rapport heel ver weg, maar toch zie ik ook het mkb steeds innovatiever worden. Ik zie daar een jonge generatie mensen die op de universiteit is afgestudeerd in milieutechniek. Dat is een heel andere casus geworden. De inzet is daar heel anders, veel meer gericht op bedrijfsleven en innovatie.
Maar ja, u hebt gelijk: nog niet iedereen heeft het been bijgetrokken. Daarom ben ik ook zo blij dat het circulaire pakket, als het goed is, voor de kerst landt en dat wij het tijdens ons voorzitterschap verder mogen dragen. Het is namelijk heel belangrijk om het in Europa verder te dragen. Ik hoop dat het een heel ambitieus pakket is en dat de overheden daardoor in Europa weer de piketpalen slaan waarbinnen de wedstrijd moet worden gespeeld. Het lijkt er op dit moment op dat dit pakket er ook voor december zal liggen en dat wij het dus tijdens ons voorzitterschap op de agenda hebben staan.
De heer Smaling (SP): Ik ben toch van mening dat je bij het bedrijfsleven veel meer de wortel en de stok zult moeten hanteren. Doe je dat niet, dan kom je elke keer weer vast te zitten in het prisoner's dilemma waar we ons vaak niet alleen bij deze Staatssecretaris maar ook bij de Minister van Economische Zaken in bevinden. Dat prisoner's dilemma bestaat eruit dat elke suggestie voor meer duurzaamheid wordt gecounterd met het argument dat je daarmee de concurrentiepositie van het Nederlandse bedrijfsleven aantast. Als dat iedere keer de laatste zin is van een discussie over de rol van het bedrijfsleven, komen we geen steek verder. Parijs is toch echt de gelegenheid om, zo niet formeel dan toch informeel, een grote massa collega's en bedrijven om u heen te verzamelen die dat inzien. Er zijn natuurlijk zat bedrijven die meer besparen dan de doelstelling van 1,5% jaar en die meer doen om hun verdienmodel op een duurzame toekomst in te richten. Er zijn ook heel veel bedrijven die dat niet willen. Sommige topsectoren zijn redelijk innovatief, maar andere doen geen moer. Die differentiatie wil ik echt terugzien, want anders komt er geen beweging in die heel belangrijke poot van de samenleving en die moet wel mee veranderen.
Staatssecretaris Mansveld: Daarom zei ik al dat ik het zo belangrijk vind dat die business dialogue op mondiaal niveau wordt gevoerd en dat die aan een VN-top is gekoppeld. Het is belangrijk dat bedrijven internationaal een plek krijgen richting de onderhandelingen. Ik ben ervan overtuigd dat we veel krachtdadiger en slagvaardiger zijn als alle partijen zich hierbij aansluiten.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Ik bedank de Staatssecretaris voor haar toezegging dat zij mijn punt oppakt om met name de scheepvaartsector te verleiden om het gesprek over innovaties en energiebesparing aan te gaan. Wanneer kan zij de Kamer daarover rapporteren?
Staatssecretaris Mansveld: Dat is een lastige vraag. EZ stimuleert het innovatiebeleid, maar bijna al mijn collega's zijn op de een of andere manier betrokken bij het klimaat- en milieubeleid. Ik leid dit soort vragen over hoe sectoren worden benaderd, natuurlijk wel met alle plezier door naar mijn collega's. Mijn collega Schultz doet water en scheepvaart. Ik vind het heel ingewikkeld om op de inhoudelijke vragen in te gaan, want de ambtenaren zijn niet daarin maar in de klimaatonderhandelingen gespecialiseerd.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Ik vind het prima dat de Staatssecretaris het bij haar collega's uitzet en op een later tijdstip naar ons terugkoppelt. Ik merk wel op dat het Kamerleden wel vaker onduidelijk is wie precies een antwoord moet geven. Ik stelde mijn vraag in relatie tot de klimaattop in Parijs. Ik kan mij voorstellen dat het even duurt voordat ik die terugkoppeling krijg en dat is niet zo heel erg want het is een langetermijndoelstelling. Ik zou nu echter wel willen horen wanneer we hierover meer informatie krijgen en of hier daadwerkelijk op wordt ingezet. Ik vraag dat ook, omdat ik niet wil dat we het laten bij: het is geweldig dat die bedrijven het doen, maar dat is het dan ook. Ik snap dat de Staatssecretaris nu geen antwoord kan geven op mijn vraag en ik waardeer het dat zij haar best zal doen dat dit antwoord er wel komt.
Staatssecretaris Mansveld: Ik weet wel iets over het probleem van de ontluchting van de binnenscheepvaart. Via die weg hoor ik ook over de grote ontwikkelingen die er spelen rond lng en dan met name bij de kustscheepvaart. Ik zal de vraag uitzetten bij mijn collega Schultz en haar vragen om de Kamer wat meer inzicht te geven in de ontwikkeling rond innovaties in de scheepvaartsector.
De voorzitter: Tegen de woordvoerders zeg ik dat het echt de bedoeling is dat het debat om 12.00 uur eindigt. Volgens mij heeft de Staatssecretaris inmiddels heel veel vragen beantwoord en ik neem daarom aan dat we het redden voor 12.00 uur, maar het vraagt nog steeds enige discipline van de leden.
Staatssecretaris Mansveld: Ik ga nu verder met een aantal specifieke vragen. Een deel van de leden weet dat we hierover best tot en met de lunch kunnen praten.
De heer Dijkstra vroeg wat Nederland bijdraagt aan de klimaatfinanciering. De toezegging uit Cancun bestaat uit het gezamenlijk mobiliseren van 100 miljard dollar in 2020 uit verschillende bronnen. Het is een breed verspreid misverstand dat de 10 miljard in het groene klimaatfonds de enige klimaatfinanciering is die door ontwikkelde landen wordt gegeven. Via andere fondsen bilateraal en via gemobiliseerde private klimaatfinanciering zijn er namelijk veel andere bijdragen. Alleen al Nederland stelt 100 miljoen voor vier jaar beschikbaar aan het groene klimaatfonds. In 2015 geeft Nederland al 340 miljoen publiek en 100 miljoen privaat geld uit aan overige klimaatfinanciering. Helaas worden die inspanning en de inspanningen van andere landen in de onderhandelingen meestal niet erkend. Ontwikkelde landen zijn recent een methodiek overeengekomen om hun gemobiliseerde private klimaatfinanciering te berekenen, zodat daarover wat meer transparantie ontstaat.
Wat is de precieze rol van de private financiering? Mevrouw Van Veldhoven en de heer Dijkstra vroegen daarnaar. In Parijs moet gewoon het duidelijke signaal worden gegeven door de regeringen dat we met alle relevante spelers in klimaatactie gaan investeren, overheden maar ook private partijen. Dat doen we natuurlijk ook volop met het bedrijfsleven. Specifiek die met publiek geld gestimuleerde private financiering telt mee bij de mondiale afspraken over klimaatfinanciering. Het is dus wel degelijk iets waar de publieke sector op inzet. Een aantal factoren en belangrijke criteria bij het meerekenen van private klimaatfinanciering zijn: a. de financiering moet relevant zijn voor het klimaat, b. de financiering moet gemobiliseerd zijn door een publieke interventie en c. de financiering mag niet door meerdere partijen dubbel worden toegerekend. Dat levert een geloofwaardiger afbakening op tussen wat private partijen al doen en de private financiering die conform de gemaakte afspraken wordt gemobiliseerd.
In het OESO-kader werken donoren aan uniforme rapportage van de klimaatfinanciering. Hier richt de discussie zich met name op het verhelderen van de definitie van klimaatfinanciering en het organiseren van een rapportageformat. Ook het bepalen van private klimaatfinanciering is onderwerp van het OESO-overleg, omdat zich op dat vlak soortgelijke problemen voordoen.
Op de top in Warschau is afgesproken dat donoren tweejaarlijks inzage geven in hun strategieën en benaderingen van klimaatfinanciering en daarbij, waar mogelijk, ook kwantitatieve gegevens opnemen. Wij vinden het een goede manier om de gewenste duidelijkheid te krijgen van de donoren die daartoe in staat zijn. De OECD komt in oktober met een voorstel dat de omvang van de huidige klimaatfinanciering schat op basis van heldere definities. Daarbij staat voorop dat er bij de toerekening vermeden moet worden dat bedragen dubbel worden toegerekend en dat er een duidelijke link is met de publieke interventie die gericht is op de mobilisering van klimaatfinanciering.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Ik vroeg me af of de Staatssecretaris nu ook ingaat op de negatieve klimaatfinanciering. Dat wil zeggen de financiering van zaken die afbreuk doen aan alle inspanningen om de doelstelling te halen. Ik noemde de exportkredieten voor kolencentrales. Ik vroeg me verder af of er per se een link moet zijn met de publieke interventie. Dat er een duidelijke link moet zijn met het doel, begrijp ik, maar dat geldt niet voor de eis dat er een duidelijke link moet zijn met de publieke interventie. Betekent dat dat puur private initiatieven nooit mee kunnen tellen voor je klimaatfinanciering? Hoe moet ik dat zien? Het kan volgens mij om heel goede initiatieven gaan die wel degelijk zijn geïnspireerd door die doelstelling. Waarom zouden die per se gelinkt moeten zijn aan publieke interventie?
Staatssecretaris Mansveld: Omdat het de bedoeling is dat inzichtelijk is wat daarbij hoort. Doe je dat niet, dan zou je alles mee kunnen tellen. Als dat gebeurt, wekt dat het wantrouwen van de ontwikkelingslanden aan wie die gelden in feite zijn toebedeeld als er projecten zijn. Het gaat dus om het vertrouwen dat het daadwerkelijk aan de drie voorwaarden voldoet. Die publieke interventie zorgt ervoor dat erop vertrouwd kan worden dat het geld daar daadwerkelijk bij opgeteld kan worden.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): En de andere vraag?
De voorzitter: Normaal gesproken stelt u één vraag en krijgt u één antwoord en dan zegt u nu: en die andere vraag?
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Maar die vraag had ik al gesteld in het eerste gedeelte van mijn interruptie.
Staatssecretaris Mansveld: Ik heb het antwoord voor mij liggen. Mevrouw Van Veldhoven timet het heel goed.
De voorzitter: Mijnheer Dijkstra, ik stel voor dat de Minister antwoord geeft op het eerste deel van de vraag van mevrouw Van Veldhoven en dat u daarna interrumpeert.
Staatssecretaris Mansveld: Er komen ook nog twee antwoorden op vragen van de heer Dijkstra.
De heer Remco Dijkstra (VVD): Dan wacht ik even.
Staatssecretaris Mansveld: Nederland heeft zich als een van de eerste landen aangesloten bij het initiatief van Obama om geen buitenlandse kolencentrales te stimuleren. In OESO-verband worden daarover afspraken gemaakt. Verder worden de EU-richtlijnen aangepast. Overigens gaat het Ministerie van Financiën hierover. Ik weet niet of er op dit moment nog via exportkredieten wordt gesubsidieerd. Dit is de informatie waarover ik beschik.
Voorzitter. De heer Dijkstra vroeg hoe het groene klimaatfonds wordt beheerd. Nederland is een van de 24 bestuursleden van het fonds. In het fonds zijn duidelijke afspraken gemaakt over het meten van resultaten. Welke investeringen kunnen wel of niet worden gesteund? Verder zijn er afspraken over welke sociale en milieueisen er aan de projecten worden gesteld.
De heer Dijkstra heeft gevraagd naar de klimaatfinanciering en de Nederlandse sterkten. Er is geen directe link tussen de Nederlandse bijdrage en de Nederlandse sterkten. Er is verder geen sprake van een conditionele bijdrage. Nederland geeft met zijn bijdrage invulling aan zijn verantwoordelijkheid voor de afspraken van Calcun. Uiteraard heeft Nederland een sterke internationale concurrentiepositie op het gebied van watermanagement en landbouw. De Nederlandse kennis en ervaringen met innovatie oplossingen kunnen ontwikkelingslanden helpen bij de projectformulering. Nederland kan verder een belangrijke rol spelen bij de projectuitvoering als ontwikkelingslanden met Nederlandse partners zaken willen doen. Nederland heeft ten slotte in het groene klimaatfonds werk gemaakt van de privatesectorfaciliteit, zodat ook private partijen bijdragen.
De voorzitter: De heer Dijkstra heeft toch nog een vraag.
De heer Remco Dijkstra (VVD): De Staatssecretaris refereerde aan een OECD-rapport dat nog naar de Kamer komt. Daarin wordt ingegaan op drie aspecten die met name bedoeld zijn om de transparantie te vergroten. De VVD hecht zeer aan transparantie en daarom hoor ik graag wanneer dat rapport wordt gepubliceerd. Als dat rapport naar buiten is gekomen, krijgen wij dan ook een appreciatie van het kabinet? Ik ben heel benieuwd naar het antwoord op de vraag of het kabinet ook vindt dat er nu voldoende transparantie is en, zo nee, of we daar dan een tandje bij gaan zetten.
Staatssecretaris Mansveld: Het antwoord hierop is ja, maar ik maak wel een kanttekening. De klimaatfinanciering valt onder mijn collega van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Ik kan mij, gezien de vragen en omdat klimaatfinanciering een belangrijk onderdeel is van ons beider beleid, voorstellen dat zij bij het volgende algemeen overleg over de Milieuraad ook aanwezig is. Ik merk dat ik niet zo diep in de materie zit als de Minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, maar de Kamer wel de behoefte heeft aan gedetailleerde informatie. Wellicht dat de commissie de volgende keer ook mijn collega kan uitnodigen, zodat wij hierover gezamenlijk van gedachten kunnen wisselen. Volgens mij ben ik volledig geweest. Als dat niet zo is, beantwoord ik de resterende vragen graag alsnog.
Mevrouw Van Veldhoven vroeg naar het governancesysteem. Ik heb eigenlijk al aangegeven hoe belangrijk dat is. Ik denk dat ik hiermee door de beantwoording heen ben.
De voorzitter: Ik denk ook dat u zo'n beetje alle vragen hebt beantwoord. Dat betekent dat we de resterende tijd kunnen benutten voor een heel korte tweede termijn. Ik zie dat daaraan behoefte bestaat, maar ik zeg de leden wel gelijk dat de spreektijd zeer beperkt is, namelijk anderhalve minuut per woordvoerder.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Voorzitter. Ik bedank de Staatssecretaris voor haar beantwoording en de toezegging dat zij zal nagaan welke afspraken er over de scheepvaartsector zouden kunnen worden gemaakt, want er zijn echt heel mooie voorbeelden van brandstofbesparende technieken. Ik noemde al de coating op de scheepsromp.
Ik heb de Staatssecretaris een vraag gesteld over de Nationally Appropriate Mitigation Actions uit de Bali-akkoorden. Misschien dat zij daar in tweede termijn alsnog op in zou kunnen gaan.
Ik maak uit de beantwoording van de Staatssecretaris op dat zij het Warsaw Mechanism in de praktijk wil invoeren. Is dat juist?
Ik wens de Staatssecretaris en al haar mensen ten slotte veel wijsheid en succes toe in de aanloop naar de onderhandelingen.
De heer Smaling (SP): Voorzitter. Ik kan heel kort zijn.
Ik wens de Staatssecretaris uiteraard heel veel succes. Ik hoop dat ze wat voor elkaar krijgt. Er zijn heel wat knopen door te hakken. Ik hoop dat we voorbij een «business as usual»-uitkomst raken, waarbij iedereen iets heeft van: dat was het dan weer.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Voorzitter. Ik begrijp uit het debatje met de Staatssecretaris dat de discussie over hogere doelstellingen afgesloten is. Ik houd me dan maar vast aan het woordje «minimaal» bij de 40% in 2030. We zullen echt nog flinke stappen moeten zetten als ik de wetenschap mag geloven.
Helaas zijn een aantal vragen over klimaatfinanciering niet beantwoord. Ik heb eerlijk gezegd dezelfde handicap als de Staatssecretaris, want mijn collega Joel Voordewind behandelt dit onderwerp veel vaker. Wat mij ter ore is gekomen, is dat de kwantitatieve doelstellingen voor klimaatfinanciering geen onderdeel worden van het juridisch akkoord. Als dat zo is, hoe kun je dan met elkaar echte afspraken maken? Ik heb verder gevraagd of de bijdragen van de verschillende landen iedere vijf jaar worden herzien. Worden met andere woorden om de vijf jaar de bijdragen van landen goed voor het voetlicht gebracht? Wordt er verder een koppeling gelegd met de armoedebestrijding? Armen zijn lang van energie verstoken geweest. Gevolg daarvan is ontbossing en het gebruik van primitieve kookinstallaties. Als je de energietransitie koppelt aan armoedebestrijding, is dat volgens mij een win-winsituatie. Het zou mooi zijn als de Staatssecretaris zich daarvoor zou inzetten.
De heer Remco Dijkstra (VVD): Voorzitter. Ik bedank de Staatssecretaris voor de beantwoording. Het is een goed plan om nader te kijken naar de financiering. Ik heb overigens begrepen dat het ook in het AO Ecofin is behandeld. Omdat het onderwerp over verschillende bewindspersonen is verdeeld en de Staatssecretaris verantwoordelijk is voor het klimaatbeleid, lijkt het mij handig dat het voortaan via één lijn loopt. Als de informatie hierover schriftelijk tot ons zou kunnen komen, heeft dat mijn voorkeur boven de situatie dat we dit onderwerp in ieder algemeen overleg laten terugkomen.
Minister Koenders bemoeit zich ook met klimaat. Zo was hij met een mooie jas aan op bezoek op Spitsbergen. Ook hij was onder de indruk van de woorden van Obama. Zelf zei hij ook dingen als «het is één voor twaalf». Ik was wel verbaasd over zijn aankondiging dat Nederland twee toppen gaat organiseren, eentje in november en eentje in het voorjaar. Ik ben heel benieuwd naar wat we op die toppen gaan doen en wat de verwachtingen zijn. Welke thema's stellen we daar bijvoorbeeld aan de orde? Het schept allemaal verwachtingen, want als je iets roept, moet je het ook waarmaken. Als volksvertegenwoordiger wil ik dan graag weten wat we precies gaan doen.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Voorzitter. We hebben best wel uitgebreid met elkaar gesproken over de rol van het bedrijfsleven. Het bedrijfsleven roept al heel erg lang dat de politiek nu eindelijk een keer stappen moet zetten. Het bedrijfsleven kan niets als de politiek geen heldere randvoorwaarden en geen heldere doelen heeft gesteld. Toen ik op de Ban Ki-moon-klimaattop was, zei het bedrijfsleven tegen mij: geef ons een doel en dan zorgen wij er wel voor dat dat doel wordt gehaald. Dat heldere kader moet echt van de politiek komen. Als wij het niet doen, dan remmen we daarmee al die activiteiten die het bedrijfsleven zo graag zou ondernemen. Dat wordt echt de verantwoordelijkheid van deze internationale onderhandelingen. Geef het bedrijfsleven een duurzaam kader!
In dat kader – om dat woord maar weer te gebruiken – is vertrouwen natuurlijk ontzettend belangrijk. Hoe hard zijn de doelstellingen die de politiek zichzelf oplegt? Hoe bindend zullen doelstellingen zijn? Hoe gaan we dingen afdwingen? Daarvoor is monitoring niet genoeg, daarvoor zijn bindende nationale doelstellingen cruciaal.
Ik heb een vraag gesteld over de sustainable development goals, waarvan toegang tot energie een heel belangrijke is. Als we ervoor zorgen dat al die mensen in ontwikkelingslanden die zich willen ontwikkelen, toegang krijgen tot duurzame energie, zal dat een heel erg groot verschil maken. Vandaar dat ik een vraag stelde over de kolenexport. De Staatssecretaris gaf een antwoord dat gedeeltelijk de goede richting opging, maar zij zei ook: ik heb nog niet alle informatie. Is de Staatssecretaris bereid om hierop in een brief terug te komen en ons daarin te melden wanneer er echt een einde komt aan de financiering van kolencentrales door de Europese Unie?
De heer Vos (PvdA): Voorzitter. Ik bedank de Staatssecretaris voor haar uitgebreide beantwoording van de vragen en de interrupties in eerste termijn.
De Partij van de Arbeid staat voor een ambitieus klimaatbeleid en is met het kabinet van mening dat de EU-inzet voldoet aan de ondergrens die Nederland zou moeten stellen. Ik hoop van harte dat we andere landen ervan kunnen overtuigen om die grens op te krikken. Ik hoop ook van harte dat het ambitieuze beleid van het kabinet ambitieus wordt uitgedragen.
Ik heb een vraag gesteld waarop ik het antwoord nog niet helemaal heb gekregen. Sommige arme landen hechten op dit moment minder aan die rijk-armverdeling en het politieke debat over klimaat. Andere landen, waaronder China en Rusland, ontwikkelen zich razendsnel, maar stoten ongelooflijk veel CO2 uit, voor een deel omdat zij consumptiegoederen produceren, maar voor het overgrote deel is het gewoon intrinsiek. Je ziet daardoor dat de traditionele verhouding tussen ontwikkelde en onontwikkelde landen verandert. Wat is de strategie van de Staatssecretaris om daar succesvol een wig tussen te drijven? Ik hoop dat ik het zo mag formuleren. Ik denk dat het heel erg belangrijk is dat alle landen ter wereld beseffen dat we maar één pad op kunnen, het pad van nul emissie en nul CO2-vervuiling. Als we het milieu blijven vervuilen met CO2 – dat geldt voor Rusland, China, Rwanda, Nederland en de Verenigde Staten – dan gaat deze wereld naar de knoppen, Staatssecretaris!
Staatssecretaris Mansveld: Voorzitter. Even over het laatste: die firewall moet weg. Ik denk dat dat het belangrijkste uitgangspunt is. Die wall brokkelt al wel af, maar het gaat langzaam, want er zijn grote belangen mee gemoeid. Ik constateer dat er een aantal landen is dat een enorme economische ontwikkeling door heeft gemaakt. Je vraagt je dan af wanneer ze over de firewall springen. Dat is heel ingewikkeld voor die landen. De inzet is dus een einde maken aan de firewall en er op een andere manier naar gaan kijken, namelijk via de INDC's. Wat kunnen landen bieden en hoe kunnen we het beter doen? Dat is een heel spannend onderwerp voor de klimaattop in Parijs, laat ik het zo maar formuleren. Dat is dus mijn inzet: exit firewall, INDC's en steeds opnieuw, elk jaar, kijken wat we meer kunnen bieden om bij ons doel te komen. Het moet flexibel. Het moet een framework zijn en geen afgebakend akkoord, want dan moet er daarna weer een nieuw akkoord komen. Ik denk dat we dat echt niet meer moeten doen. Het moet echt een framework zijn waarin we naar voren gaan. We moeten mensen en landen automatisch in dat framework houden.
Steun ik de NAMA-aanpak? Dat heeft mevrouw Mulder gevraagd. NAMA's zijn een manier om de mitigatieprojecten te formuleren. Die worden onder andere via het groene klimaatfonds gefinancierd. Nu zijn de INDC's het belangrijkste voertuig. Het worden wat mij betreft investeringsplannen voor zowel mitigatie als adaptatie. Ik kan dat niet genoeg benadrukken. Het is heel belangrijk dat adaptatie ook een onderdeel wordt van het klimaatakkoord.
Mevrouw Dik-Faber heeft gevraagd naar een vijfjaarlijkse herziening. Het is de inzet van Nederland om iedere vijf jaar te herzien en waar mogelijk ambities te verhogen. Daarbij gaat het om de INDC's.
Men stelde een aantal vragen over de financiering. De heer Dijkstra vroeg in dat verband om een schriftelijke beantwoording van de vragen. Ik kan mij voorstellen dat de vragen nog een keer schriftelijk naar mij toe komen als het nu niet lukt om alle vragen te beantwoorden. Ik kan dan nagaan wie welke vraag moet beantwoorden.
De heer Remco Dijkstra (VVD): Het gaat mij niet zozeer om de vragen die hier nu gesteld zijn, maar om de generieke vraag of het voldoende transparant is. Ik zou die vraag graag beantwoord zien aan de hand van het OECD-rapport. Ik wil dus een appreciatie van dat rapport. De Staatssecretaris spreekt nu over transparantie, ook al moet dat rapport nog komen. Ik wil weten of zij het na het rapport nog wel voldoende vindt of dat zij vindt dat wij ons ervoor moeten inzetten om nog wat meer te doen. Ik wil weten hoe het kabinet erin zit op het moment dat het rapport is uitgekomen.
Staatssecretaris Mansveld: Dat rapport komt in oktober naar buiten en ik zal ervoor zorgen dat het zo snel mogelijk met een appreciatie naar de Kamer komt.
Er is een link met de armoedebestrijding, want de financiering komt natuurlijk uit de ODA-gelden van de Minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
Komt er in het akkoord tekst over de financiering? De 100 miljard staat en in de besluiten van de top kan dit worden ondersteund. Aangezien die 100 miljard al is afgesproken, komt die niet bindend juridisch terug in het akkoord.
Waar gaan de twee klimaattoppen over? De eerste top gaat over klimaat, vrede en veiligheid. Dat wil zeggen de security-kant. De tweede top, volgend jaar, is een adaptation futures conference over de aanpak van adaptatie en weerbaarheid. Die wordt ook in Nederland georganiseerd.
De SDG's en de kolenexport. Ik zeg toe dat mevrouw Van Veldhoven een brief krijgt over de kolenexport. Dat is namelijk echt een onderwerp dat volledig buiten onze scope ligt. Ik kan haar daardoor nu echt geen afdoende antwoord geven.
Volgens mij heb ik hiermee alle vragen beantwoord.
De voorzitter: Dat is ook mijn overtuiging, maar zo te zien niet die van mevrouw Van Veldhoven.
Staatssecretaris Mansveld: Mevrouw Van Veldhoven heeft gelijk want ik ben haar nog een antwoord verschuldigd op haar vragen over het bedrijfsleven en bindende afspraken. Eigenlijk kent zij het antwoord natuurlijk al. De heer Kamp en ik hebben deze vraag namelijk al beantwoord. Dat antwoord staat nog steeds. Ik weet dat mevrouw Van Veldhoven hierover anders denkt, maar de doelen en het convenantenmodel om te controleren of iedereen zijn doelen haalt, zijn volgens ons haalbaar. Ik zet me daar ook voor in. Ik wil namelijk dat het goed wordt gemonitord. Dat is het belangrijkste, want zonder dat heeft het geen zin om doelen af te spreken. We zullen hierover in de komende tijd vast nog komen te spreken, maar vooralsnog is dit mijn antwoord.
In antwoord op haar vraag over het bedrijfsleven zou ik willen herhalen dat ik het heel belangrijk vind dat we een international business dialogue in New York hebben. Dat is voor het eerst! Volgens mij heeft de Franse voorzitter het georganiseerd. Hij beseft hoe belangrijk het is en wij hebben er twee jaar ongelooflijk hard voor gelobbyd. Onze klimaatgezant is volgens mij nooit meer thuis, zo hard heeft hij gewerkt om het bedrijfsleven aan tafel te krijgen. Ik ben ook heel trots dat er substantiële bedrijven uit Nederland aan tafel zitten. Er zitten drie of vier partijen uit Nederland aan tafel. Daarom is het ook belangrijk dat de overheid erbij aanwezig is, want daardoor laat je zien dat je aan elkaar gelinkt bent. Dat gaan we twee dagen in New York doen. Ik bied op voorhand mijn excuses aan voor het feit dat ik mede daarom heel veel weg zal zijn en algemene overleggen daardoor moeilijk in te plannen zullen zijn. Ik weet echter ook dat de commissie juist wil dat ik op reis ga.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): De Staatssecretaris en ik verschillen inderdaad van mening over de mate waarin doelen bindend moeten zijn. D66 zou graag zien dat de Europese doelen vertaald worden in heldere nationale doelstellingen, zodat elk land weet waaraan het moet voldoen en geen enkel land het excuus heeft om het de andere te laten doen. Landen moeten niet te weinig doen, maar ook niet te veel en daarom is het voor iedereen het beste als het bindend wordt verdeeld. Die mening delen we inderdaad niet.
De kansen die het bedrijfsleven biedt, zijn natuurlijk gebaseerd op de innovatie en het onderzoek dat wij in Europa doen. Een van de dingen die ik mee heb genomen uit Spitsbergen, is dat we heel veel nog niet weten. Daarom vroeg ik in eerste termijn aan de Staatssecretaris of het mogelijk is om op Europees en mondiaal niveau niet alleen de pijn te verdelen maar ook te komen met een aantal positieve pledges over de hoeveelheid onderzoek die we met elkaar gaan doen. Ik hoop dat de Staatssecretaris nog op dit punt zou willen ingaan. Wellicht kan zij ons een brief sturen over wat er mogelijk is. Is zij in ieder geval bereid om daarnaar te kijken?
Staatssecretaris Mansveld: Ja, voorzitter. In een andere hoedanigheid heb ik te maken met de Horizon 2020-gelden. Je ziet dat het in die pot gebundeld wordt. Ik vind het ook een heel sympathieke gedachte, want het voegt een element aan de discussie toe dat minder goed in onderhandelcircuits te vangen is. Daardoor zou het namelijk toch weer een wat procedurele kant krijgen. We doen al veel op dat gebied. Het is ingewikkeld om hiermee nog iets voor Parijs te doen. Het is kort dag en de teksten liggen er al. Om daar iets nieuws in te zetten is ingewikkeld. Ik ben in ieder geval bereid om het voor het einde van het jaar in kaart te brengen en de Kamer hierover te informeren. Dat is dus inclusief eventuele mogelijkheden om meer te doen. We zullen ook bekijken hoe we dit op de Europese agenda kunnen zetten. Mevrouw Van Veldhoven weet ook dat we nog maar anderhalf algemeen overleg hebben waarin gesproken moet worden over heel veel tussentijdse ministeriële bijeenkomsten. Het zal niet lukken om het daar op de agenda te zetten, want daar moet nog heel veel worden gesproken over de resterende 72 pagina's. Ik zeg toe dat ik een brief zal sturen en dat ik mijn best doe om die brief voor 1 december naar de Kamer te sturen, zodat de Kamer die brief nog voor de top heeft.
De voorzitter: Dank u wel, Staatssecretaris.
Mevrouw Van Veldhoven, ik zie dat u wilt interrumperen, maar u bent door uw interrupties heen.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Ik wil de Staatssecretaris alleen maar bedanken voor haar inzet. Verder wijs ik haar veel sterkte toe in de aanloop naar en op de top, want zij zal daardoor heel veel van huis zijn.
De voorzitter: Bijzonder vriendelijk.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Heel vriendelijk van u, voorzitter, dat ik nog een vraag mag stellen aan de Staatssecretaris.
De Staatssecretaris zei dat de klimaatfinanciering gekoppeld is aan ODA en dat de armoedebestrijding er daardoor al in zit. Volgens mij is de systematiek zo dat er met publieke middelen uit ODA ook veel privaat geld wordt aangetrokken. Dan is het toch zeker niet vanzelfsprekend dat het geld vooral wordt ingezet voor pro poor-klimaatfinanciering? Volgens mij is het dus niet vanzelfsprekend dat de toegang van armen tot duurzame energie daar nadrukkelijk een onderdeel van zal zijn of is dat wel de inzet van het kabinet?
Staatssecretaris Mansveld: Deze vraag moet ik echt doorgeleiden naar de Minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. In de manier waarop zij haar budget voor Ontwikkelingssamenwerking beheerst, zitten de verschillende verbindingen. Daardoor kan ik die vraag echt niet beantwoorden.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Dat antwoord ontvang ik heel graag.
Ik vroeg of de bijdrage aan de klimaatfinanciering iedere vijf jaar wordt herzien. De Staatssecretaris antwoordde daarop: wij herzien onze bijdrage ieder jaar. Volgens mij gaat dat over de mitigatiebijdrage en niet over de klimaatfinanciering. Zou je daaraan niet dezelfde systematiek moeten koppelen?
Staatssecretaris Mansveld: Ik denk dat er nog geen ruimte is voor die discussie, omdat de discussie nog loopt over hoe we het vast kunnen leggen en hoe we het vertrouwen kunnen wekken dat we die 100 miljard daadwerkelijk gaan halen. We willen inderdaad bekijken of we de INDC's elke vijf jaar kunnen bijstellen. Dat geldt op dit moment niet voor de financiering. Daarover hebben we nog helemaal geen afspraken gemaakt. De 100 miljardafspraak staat ook na 2020, maar hoe het moet worden vastgelegd en hoe we het vertrouwen kunnen geven dat dit geld er ook komt, is nu juist het issue en niet de vraag of het iedere vijf jaar moet worden herzien. Ik denk dat dat een ingewikkelde discussie zal worden aan de kant van de ontwikkelde landen.
De voorzitter: Daarmee zijn we gekomen aan het einde van dit algemeen overleg over de Milieuraad.
Tot slot som ik de zes toezeggingen op:
– De Kamer zal worden geïnformeerd over het verdere verloop van de Urgenda-klimaatzaak als hierover meer inzichtelijk is. Overigens vindt daarover vanmiddag een hoorzitting/rondetafelgesprek plaats.
– De Staatssecretaris zal ervoor zorgdragen dat een van haar collega's de Kamer ...
Staatssecretaris Mansveld: Voorzitter, mag ik u onderbreken?
De voorzitter: U mag mij onderbreken als er iets niet klopt.
Staatssecretaris Mansveld: De eerste toezegging is geen specifieke toezegging. Er is een toezegging gedaan in de brief over Urgenda. Dat is de toezegging die gedaan is en die ligt dus al bij de Kamer. Het is dus geen specifieke toezegging.
De voorzitter: Het is geen specifieke toezegging, waarvan akte.
– De Staatssecretaris zal er zorg voor dragen dat een van haar collega's de Kamer zal informeren over innovatieve ontwikkelingen binnen de scheepvaartsector en over de mogelijkheden om afspraken te maken met de sector ten behoeve van de CO2-reductie.
– De Kamer zal na verschijning van het OECD-rapport over klimaatfinanciering zo snel mogelijk een kabinetsappreciatie ontvangen.
– De Kamer zal worden geïnformeerd over de SDG's en de financiering van exportkredieten voor kolenexporten.
– De Kamer zal voor het einde van het jaar worden geïnformeerd over mogelijkheden om het Europees klimaatonderzoek uit te breiden.
– De Staatssecretaris zal de vraag ten aanzien van het ODA doorgeleiden aan Minister Ploumen, de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking.
Sluiting 11.42 uur.