Vastgesteld 3 februari 2014
De vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu en de vaste commissie voor Europese Zaken hebben op 10 december 2013 overleg gevoerd met Staatssecretaris Mansveld van Infrastructuur en Milieu over:
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu d.d. 25 november 2013 inzake de geannoteerde agenda van de Milieuraad op 13 december 2013 en een voortgangsoverzicht van actuele Europese wetgevingsinitiatieven op het terrein van Infrastructuur en Milieu (Kamerstuk 21 501-08, nr. 492);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu d.d. 28 oktober 2013 inzake de aanbieding van het verslag van de Milieuraad die op 14 oktober 2013 werd gehouden in Luxemburg (Kamerstuk 21 501-08, nr. 485);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu d.d. 15 oktober 2013 betreffende de consultatie inzake REACH-annexen ten behoeve van nanomaterialen (Kamerstuk 22 112, nr. 1715);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu d.d. 5 oktober 2013 over de uitvoering van de moties van de leden Van Veldhoven en Ouwehand over de Europese richtlijn brandstofkwaliteit en de zorgen over de winning van olie uit teerzanden in Canada (Kamerstuk 21 501-08, nr. 494);
– de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 22 november 2013 inzake het fiche over de wijziging van de EU-richtlijn over het EU-emissiehandelssysteem voor de luchtvaart (Kamerstuk 22 112, nr. 1739).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu, Paulus Jansen
De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Knops
De griffier van de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu, Sneep
Voorzitter: Hoogland
Griffier: Vermeer
Aanwezig zijn vijf leden der Kamer, te weten: Remco Dijkstra, Van Gerven, Hoogland, Thieme en Jan Vos,
en Staatssecretaris Mansveld van Infrastructuur en Milieu, die vergezeld is van enkele ambtenaren van haar ministerie.
Aanvang 16.00 uur.
De voorzitter: Goedemiddag en welkom bij dit algemeen overleg. We hebben een afmelding ontvangen van D66. In eerste termijn hebben we vier minuten spreektijd en twee interrupties per partij.
Mevrouw Thieme (PvdD): Voorzitter. Normaliter is mijn collega Esther Ouwehand aanwezig bij het debat over de Milieuraad, maar zij zit momenteel in de plenaire zaal. Daarom vervang ik haar. Hoewel ik graag uitgebreid zou ingaan op de agenda van de Milieuraad, ben ik bang dat me dat niet lukt en beperk ik me tot de teerzandolie. De Kamer heeft in oktober besloten om de regering te vragen zich in te zetten voor een Europees importverbod op teerzandolie. De winning daarvan gebeurt onder andere in Canada. De Staatssecretaris legt deze wens van de Kamer naast zich neer en voert deze aangenomen motie niet uit. De Staatssecretaris gebruikt hierbij dezelfde argumenten als tijdens het ontraden van de motie. Ze schrijft dat, omdat de olie al gemengd is als het de EU binnenkomt, een importverbod niet mogelijk is. Dat is een drogredenering. De EU-oliemarkt is namelijk al zo groot dat een gescheiden oliestroom absoluut mogelijk is. We kunnen op gang brengen dat de olie die de Europese Unie in mag geen teerzandolie mag bevatten. Kijk bijvoorbeeld naar de import van soja en mais; deze mogen geen gentechgewassen bevatten die niet in de EU goedgekeurd zijn. Er zijn ook aparte stromen voor deze gewassen, dus waarom zou dat niet mogelijk zijn voor olie? De richtlijn brandstofkwaliteit verplicht al tot het bijhouden van een administratie van de klimaatimpact van de ingevoerde brandstoffen. Bedrijven weten dus precies wat ze importeren en waar die olie vandaan is gekomen. Ze kunnen simpelweg aan hun leveranciers van teerzandolie laten weten dat deze producten niet meer welkom zijn. De Staatssecretaris schrijft verder dat een importverbod onder WTO-regels niet mogelijk zou zijn, omdat dat discriminerend zou werken tussen landen en olieproducten. Dat is een onjuiste interpretatie van onze motie. Wij vragen om een EU-importverbod op teerzandolie, ongeacht waar deze vandaan komt. Oliewinning uit teerzanden is de meest milieubelastende manier van aardoliewinning en -productie. Dat willen we buiten de EU houden en de WTO-regels staan dat toe. Canada wordt hiermee niet benadeeld ten opzichte van andere landen, want we willen ook geen teerzandolie uit Venezuela, Mozambique of Rusland. Zoals de Staatssecretaris zelf ook aangeeft, bestaat onder de WTO-regels de uitdrukkelijke mogelijkheid om tussen producten onderscheid te maken op basis van de impact van de productie op het milieu. Laat het duidelijk zijn dat de PvdD blijft aandringen op een importverbod op teerzandolie. Ik hoop dat de partijen die onze motie hebben gesteund dit blijven volhouden en samen met mijn fractie zien dat de mogelijkheden daarvoor wel degelijk bestaan.
Ook de motie van D66 over de rapportage op bedrijfsniveau, die wij hebben gesteund, wordt vooralsnog niet uitgevoerd. Ik begrijp niet waarom de Staatssecretaris moties van de Kamer naast zich neerlegt. Ik vind dat ze wel erg makkelijk met die Kameruitspraken omgaat. Daarmee loopt ze het risico dat men, en dat zie ik aan de reacties van de maatschappelijke organisaties die dit volgen, het idee krijgt dat ze aan het handje van het bedrijfsleven loopt en heel erg meedenkt met het bedrijfsleven in plaats van het klimaat voorop te stellen, hetgeen ons aller belang is. Dat lijkt me niet de bedoeling, maar dat straalt haar brief helaas wel uit.
Ik heb nog een laatste punt over teerzandolie. Er gaan geruchten dat de Europese Commissie de publicatie van de richtlijn wil uitstellen tot de discussie over het klimaatpakket voor 2030. Ik vraag de Staatssecretaris of zij de mening deelt dat dit een teken is voor het bedrijfsleven om te gaan investeren in pijpleidingen naar de Canadese oostkust en dat dit zeer onwenselijk is. Is zij bereid om tijdens de Milieuraad aan te dringen op een spoedige invoering van de richtlijn?
Tot slot staat het punt exoten behalve op de agenda van de Milieuraad ook op de agenda van de Landbouw- en Visserijraad. Ik roep de Staatssecretaris op om samen met de Staatssecretaris van Landbouw dit punt coördinerend aan te pakken in Europa.
De heer Jan Vos (PvdA): Voorzitter. Het is van groot belang dat de luchtvaart onder het Europese CO2-emissiehandelssysteem (ETS) blijft vallen. Onze vliegtuigen zijn verantwoordelijk voor 4% tot 6% van de uitstoot van CO2 en dat percentage neemt alleen maar toe. Wij juichen de inspanning van commissaris Hedegaard op dit terrein bijzonder toe. We vinden de wijze waarop in de International Civil Aviation Organization (ICAO) obstructie wordt gepleegd en landen als de VS, Rusland en China tegenspartelen bij de inspanningen van de EU om de luchtvaart onder het ETS te brengen om de mondiale opwarming tegen te gaan, kortzichtig. Deze landen zouden hun mondiale verantwoordelijkheid moeten nemen in plaats van het nationale eigenbelang na te jagen. Wij steunen dan ook het voorstel om in EU-verband tot 2020 het emissiehandelssysteem in werking te houden als voorloper van een mondiaal systeem, dat hard nodig is. De PvdA kiest voor het voorstel van de Europese Commissie om dit systeem te laten gelden voor alle vluchten in het EU-luchtruim, dus ook van of naar een bestemming buiten de EU. De regering geeft aan inhoudelijk geen bezwaar te hebben tegen de inzet van de Europese Commissie, maar vanwege de internationale verhoudingen de voorkeur te geven aan een afzwakking, waarbij alleen inter-Europese vluchten in het ETS zouden vallen. Heb ik dat goed begrepen? Mijn fractie is van mening dat we genoeg water bij de wijn hebben gedaan en dat de EU moet vasthouden aan het voorstel van de Europese Commissie.
Bij de zeescheepvaart speelt iets soortgelijks. Daar zijn ze voor een mondiaal systeem, maar in dit geval heeft de EU een grotere machtspositie dan bij de luchtvaart. Schepen kunnen wat lastig om de EU heenvaren. Ik vraag de Staatssecretaris hoe de onderhandelingen ervoor staan, zowel binnen de EU als met de belangrijkste landen wereldwijd.
Ik wil het kort hebben over de invasieve soorten. Dat is een groot probleem. Mijn fractie vindt het belangrijk dat bij de bepaling van welke invasieve soorten moeten worden bestreden naast biodiversiteit, die in Nederland toch al zo laag is, ook gezondheid en waterkwaliteit een rol spelen.
Met betrekking tot biobrandstof heeft mijn fractie reeds overleg gevoerd met Minister Kamp en haar standpunt daarin helder naar voren gebracht. Complimenten voor de inzet van het kabinet en voor de Staatssecretaris. Uiteraard betreuren wij de opstelling van een aantal andere lidstaten. We hebben met veel belangstelling kennisgenomen van het feit dat Minister Kamp tegen zal stemmen en dat waarderen wij zeer.
De Staatssecretaris is in Warschau geweest bij de onderhandelingen over een internationaal klimaatakkoord. Er volgt een apart plenair debat over het klimaat en de opwarming van de aarde, maar mijn fractie stelt het op prijs een korte terugblik van de Staatssecretaris te krijgen.
De Europese Commissie verplicht lidstaten om het aantal plastic tasjes te verminderen. Dat is terecht, want er drijft een enorme plastic soep in onze oceanen; twee keer zo groot als de gehele continentale VS. De manier waarop men dat gaat doen, is ter vrije keuze aan de lidstaten: via handelsbeperkingen, economische instrumenten of simpelweg een verbod. In het Verpakkingenakkoord zijn al afspraken gemaakt om plastic tasjes terug te brengen. De gratis plastic draagtassen in supermarkten moeten bijvoorbeeld worden afgeschaft en door een duurzaam alternatief worden vervangen. Dat is een eerste stap, maar de regering wil vooralsnog geen verbod opleggen aan alle andere winkels vanwege administratieve lasten. Het moet niet gekker worden. Ik ben voor ondernemers en tegen plastic in de oceanen. Er gaat geen bedrijf failliet aan de administratieve lasten van plastic tasjes. Dat lijkt mij buitengewoon sterk, zeg ik als oud-ondernemer. Ik las in Trouw dat Rwanda de plastic tasjes al heeft afgeschaft en een Rwandees riep Nederland op met de woorden: als wij het kunnen, moeten Nederland het toch ook kunnen. Die gedachte kwam ook bij mij onmiddellijk op. Het lijkt mij merkwaardig dat wij het niet kunnen en Rwanda wel. Minister Kamp heeft inmiddels een onderzoek toegezegd en daar ben ik blij mee. Ik ben blij dat de regering nu wel haar verantwoordelijkheid lijkt te nemen. We wachten de resultaten af, maar mijn fractie is behoorlijk ongeduldig op dit punt.
De heer Remco Dijkstra (VVD): Voorzitter. De VVD vraagt al sinds maart 2009 – zover heb ik tenminste kunnen terugkijken – aandacht voor de Registratie, Evaluatie, Autorisatie en beperkingen van CHemische stoffen (REACH). Het doel veiliger te werken met chemische stoffen is ondergesneeuwd en de verordening is een omvangrijk bureaucratisch monster geworden. Ik vraag de Staatssecretaris om in de Milieuraad andere lidstaten ervan te overtuigen dat er een maatschappelijke kosten-batenanalyse in alle lidstaten nodig is voor REACH. Dan pas kunnen we zaken echt gaan veranderen. Deze verordening is uit de hand gelopen en dat zal ik aantonen. Het economisch belang klinkt in REACH-consultaties onvoldoende door in Brussel. Hoe kan dat? Ik vraag de Staatssecretaris ook om hierin sterker op te trekken met haar collega van EZ. Bij de procedurevergadering morgen wil ik voorstellen een rondetafelgesprek te organiseren over REACH.
Met betrekking tot de Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen (EVOA) wil ik dat de Staatssecretaris stevig inzet op gelijke interpretaties in alle landen. Dat doet zij al en aan tafel zitten met de branches is natuurlijk goed, maar ik verwacht ook meer begrip en eventueel aanpassingen om dat gelijke speelveld overal te realiseren. Hoe gaat de Staatssecretaris dat doen?
De gedachtenuitwisseling over de invasieve uitheemse soorten moet niet uitmonden, zoals de Staatssecretaris zelf ook aangeeft, in een zeer gedetailleerde verordening. In verhouding tot de biodiversiteit zitten de risico's voor de volksgezondheid en de voor ons belangrijke veiligheid er niet in. Ik verwijs naar de brief van de Unie van Waterschappen. Deelt de Staatssecretaris onze lijn en gaat zij ervoor zorgen dat ook dat soort aspecten er een rol in krijgt?
Over biobrandstoffen is eigenlijk al besloten voordat de Staatssecretaris aan de EU Milieuraad begint. Als zij zelf een innovatieve ondernemer in biobrandstoffen zou zijn, zou zij dan ook in Nederland gaan investeren? Het bepalen van de Indirect Land Use Change (ILUC)-factoren is een drama gebleken; wetenschap en politiek komen er samen niet uit. Europa maakt regels, maar Nederland is strenger. Tegelijkertijd wil de Kamer geen hoger groeitempo. Investeringen en toekomstige zekerheid blijven dus uit en ook een toename van de werkgelegenheid blijft helaas uit. Hebben potentiële investeerders in deze sector überhaupt zicht op een rendabele businesscase? Nederland heeft alles in huis, maar we benutten de kansen onvoldoende.
Ten slotte kom ik te spreken over de emissies in de luchtvaart en de scheepvaart, waarover de VVD grote zorgen heeft. Ik wil dat Nederland, maar ook de EU, zich constructief opstelt richting de ICAO. Ik vind dat wij de uitkomsten moeten accepteren, ook als die minder ambitieus zijn dan mijn collega Jan Vos net stelde. Datzelfde geldt voor emissies in de scheepvaart. Ook daarbij vind ik dat je mondiale spelregels moet respecteren en de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) in de scheepvaart moet volgen. Deelt de Staatssecretaris onze mening of vindt zij dat het koploper zijn rechtvaardigt dat wij onze concurrentiepositie verspelen en banen verliezen. Zo ja, om hoeveel banen gaat het?
De heer Jan Vos (PvdA): Is de heer Dijkstra zich bewust van het feit dat er in de Kamer delegaties zijn geweest uit Brazilië, Kenia en Tanzania? Een mijnheer uit Brazilië vertelde hoe het land van zijn familie was afgenomen door grootgrondbezitters voor het winnen van biobrandstoffen. Er waren ook mensenrechtenorganisaties die vertelden hoe het milieu ernstige schade was toegebracht door het verbouwen van gewassen. Is de heer Dijkstra daarvan op de hoogte? Dan zou hij kunnen weten dat die biobrandstoffen ernstige neveneffecten hebben die we zorgvuldig moeten onderzoeken en mitigeren. Daarom willen we alleen groei van tweedegeneratiebrandstoffen toestaan, die fantastische innovatieve aspecten hebben, waarmee ons land zich wereldwijd kan onderscheiden zonder het milieu en de mensenrechten te schaden.
De voorzitter: Ik verzoek u de interruptie de volgende keer iets korter te houden.
De heer Remco Dijkstra (VVD): Daarvan ben ik op de hoogte. We sluiten onze ogen niet voor eventuele negatieve gevolgen van het verkrijgen van biobrandstoffen, zeker niet als het verbouwen van normaal voedsel in andere werelddelen hiervoor moet plaatsmaken. Het is niet de bedoeling dat dat vervolgens verbrand wordt in een tank. We zetten gelijktijdig, net als de PvdA en het kabinet, in op geavanceerde biobrandstoffen. Frituurvet dat nu verdwijnt of verbrand wordt, zouden we heel goed kunnen gebruiken. We zien een stimulans in geavanceerde biobrandstoffen zoals algen, maar ook traditionele biobrandstoffen zoals het restafval van mais. In heel Europa ligt zo'n 20 miljoen hectare landbouwgrond braak. Als we dat in Europa kunnen gebruiken, legt dat geen druk op de voedselketen. Kortom, we sluiten onze ogen er niet voor, maar we willen het op een verstandige wijze doen. Bij het beleid dat wordt ingezet, komt eigenlijk niks van de grond. Dat is een gemiste kans.
De heer Jan Vos (PvdA): Ik concludeer dat wij het wel degelijk met elkaar eens zijn en dat zowel de VVD als de PvdA de groei van tweede generatie geavanceerde biobrandstoffen willen bespoedigen. We willen daarop gezamenlijk volop inzetten om die groei tot stand te laten komen.
De heer Remco Dijkstra (VVD): Dat klopt, maar we verschillen van mening over de weg daarnaartoe. Wij zeggen dat je wel ambities moet neerzetten en een potentieel moet neerleggen, zodat mensen hun investering kunnen terugverdienen. Ik ben bang dat er niks van de grond komt en dat die tweedegeneratiebrandstoffen die we dolgraag willen stimuleren, onvoldoende kansen hebben. Andere landen halen ons in. We hebben wel de R&D en alle kennis en capaciteiten in huis, maar de fabrieken verdwijnen vervolgens naar elders in de wereld. Dat vind ik zonde.
De heer Van Gerven (SP): Voorzitter. De afgelopen dagen zijn de luchtkwaliteit en de gevolgen van fijnstof veel in het nieuws geweest. Uit onderzoek, ook internationaal, blijkt dat bij elke stijging van 5 µg/m³ aan deeltjes kleiner dan 2,5 µm de kans op longkanker met 18% toeneemt. De kans stijgt met 22% bij elke toename van 10 µg/m³ aan deeltjes kleiner dan 10 µm. Dit is ingewikkeld, maar het komt erop neer dat, hoe kleiner de deeltjes zijn, hoe dieper ze in de longen komen en hoe groter en negatiever het effect is. Ik vraag de Staatssecretaris wat ze gaat doen met die wetenschap. Wat gaat zij ondernemen op het Europese en nationale vlak? Ik constateer een ongerijmdheid. De Minister van snelheid, mevrouw Schultz, verhoogt de toegestane snelheid bij de black spots in de grote steden, maar wij discussiëren hier hoe we de hoeveelheid fijnstof kunnen verlagen. Het zou van moed getuigen als de Staatssecretaris van Milieu zegt dat die snelheid omlaag moet, bijvoorbeeld terug naar 80 km/u in de grote steden waar mensen pal op die A10 en A13 wonen. Je zult er maar wonen. Ik vraag de Staatssecretaris om een paar tandjes bij te zetten in het belang van de gezondheid van de mensen die daar wonen. Een aantal zaken moet Europees geregeld worden, maar een heleboel kan nationaal.
Een ander punt is de plastic soep van de plastic tasjes. Er wordt een heel Europees circus opgetuigd, maar laten we nationaal gewoon aan de gang gaan om zo min mogelijk van die tasjes te hebben. Net als voor die flesjes van Gerda Verburg, ben ik ook voor de zak van Wilma Mansveld, zodat we van die plastic tasjes afkomen. Elke Minister of Staatssecretaris wil na zijn pensioen toch iets nalaten. Ik laat het aan de creativiteit van de Staatssecretaris over om te bepalen uit welk materiaal die tasjes moeten bestaan, als het maar duurzaam is.
Over de scheepvaart en de CO2-aanpak kan ik kort zijn. Luchtvaart en scheepvaart horen onder de ETS te vallen. Wij stellen voor dat op zijn minst te doen voor transport binnen Europa, want daar is geen internationale concurrentie met Azië en Amerika. Is de Staatssecretaris bereid om dat pad te bewandelen?
De vergadering wordt van 16.20 uur tot 16.27 uur geschorst.
Staatssecretaris Mansveld: Voorzitter. Ik begin met de vraag van de PvdD en ik vind het erg leuk om mevrouw Thieme hier tegen te komen in plaats mevrouw Ouwehand. Ik heb de motie erbij gepakt en goed gelezen. Ik deel de zorgen over teerzandolie in de keten van transportbrandstoffen. Zoals mevrouw Ouwehand in de motie aangeeft, heeft de winning van teerzandolie negatieve lokale gevolgen. Ik zeg nu «mevrouw Ouwehand» omdat zij de motie heeft ondertekend. In de motie wordt de regering verzocht zich in te zetten voor een Europees importverbod. Ik heb schriftelijk beargumenteerd waarom dat ingewikkeld is; dat is omdat ik me in een EU-omgeving beweeg waarin de afspraken worden gemaakt. Nederland laat steeds opnieuw duidelijk blijken dat bij deze manier van oliewinnen vraagtekens te zetten zijn, ook vanuit milieuoogpunt. Inmiddels hebben we met de ambassadeur van Canada gesproken naar aanleiding van deze motie, en hebben we wederom onze zorg aangegeven, maar het ligt niet in mijn macht om de handel daarin stop te zetten, omdat we dat in de EU hebben belegd. Wat betreft mijn inzet voldoe ik aan de motie, maar de wens van de Kamer om daar een verbod neer te leggen, is dus ingewikkeld. In het tweede deel van de motie van mevrouw Ouwehand wordt mij gevraagd om, indien dit niet mogelijk blijkt in zowel de Europese als mijn eigen bilaterale contacten, actief in te zetten op het direct aanspreken van de Canadese regering. Dat doen wij met verve. Wij delen de zorg hierover, maar ik kan er persoonlijk of als Nederlands bewindspersoon niet voor zorgen dat Canada stopt met die winning. Ik begrijp het standpunt van de PvdD en ik heb in mijn brief aangegeven hoe ik daarnaar kijk. Ik doe mijn uiterste best om zo dicht mogelijk in de buurt van de motie van de PvdD te komen.
Mevrouw Thieme (PvdD): Nu de motie is aangenomen, is het standpunt van de Kamer dat er een Europees importverbod moet komen op teerzandolie. Daarnaast heeft de Staatssecretaris in haar brief geen argumenten aangevoerd, waaruit blijkt dat het niet mogelijk zou zijn. Dus ik vraag haar nogmaals waarom ze die motie niet uitvoert, aangezien zij niet aantoonbaar heeft gemaakt dat het niet kan.
Staatssecretaris Mansveld: Los van de inhoudelijke discussie over wat wel en niet mag volgens de WTO-regels is de politieke realiteit hierbij een belangrijk obstakel. De Europese Commissie heeft hier een exclusieve competentie en zal niet bereid zijn een EU-importverbod in te stellen, terwijl er tussen de EU en Canada over een vrijhandelsakkoord wordt onderhandeld. Zelfs als de Commissie dit wel zou willen voorstellen, moet er nog een meerderheid van lidstaten komen die dit importverbod steunt. Ik acht dat zeer onwaarschijnlijk. Nederland wil niet één bepaald soort ruwe olie discrimineren, maar wel de broeikasgassenuitstoot weten, zodat bedrijven de inzet van teerzanden en andere soorten CO2-intensieve oliën moeten compenseren. Die andere oliën komen namelijk in veel grotere hoeveelheden op de Europese markt dan die teerzandolie. De hoeveelheid teerzandolie op de Nederlandse markt bedraagt 0,4% en Nederland wil het 6%-reductiedoel halen. Daar ga ik voor. Ik begrijp dat mevrouw Thieme een andere uitkomst van mijn inzet wenst, maar daar zitten belemmeringen in.
Mevrouw Thieme (PvdD): Het is nog steeds niet duidelijk waarom de Staatssecretaris de wens van de Kamer niet respecteert. Die geeft duidelijk aan dat met name de teerzandoliewinning, die een onderdeel is van de aardoliewinning, niet gewenst wordt. Dat er waarschijnlijk geen meerderheid is voor een Europees importverbod, hoeft haar helemaal niet te beletten om zich ervoor in te zetten. Er zijn wel meer zaken waarmee Nederland binnen Europa vooroploopt, waarbij we ervoor zorgen dat steeds meer landen zich bij ons aansluiten. Waarom is de Staatssecretaris zo angstig om hierin een voorloper te zijn?
Staatssecretaris Mansveld: Dan druk ik mij niet goed uit, want ik probeer juist te bepleiten dat ik me ontzettend inzet, maar dat ik het doel dat mevrouw Thieme en de Kamer nastreven niet via deze weg kan bereiken. De inzet die van mij gevraagd wordt, pleeg ik echter met verve. Ik doel hierbij op de motie van mevrouw Van Veldhoven, waarvan de PvdD suggereerde dat ik die naast mij neerleg.
De heer Jan Vos (PvdA): Mijn fractie heeft deze motie over teerzandolie mede gesteund. Ik heb wel begrip voor wat de Staatssecretaris naar voren brengt: als het niet gaat, dan gaat het niet. Aan de andere kant vind ik: als het niet kan zoals het moet, dan moet het maar zoals het kan. Ik vind dat we die doelen voor CO2-reductie in het oog moeten houden, maar begrijp dat er andere prioriteiten liggen. Toch speelt die transparantie van ketens wel op een aantal terreinen en is het in toenemende mate een politiek debat. We zien dat bij het koleninitiatief, bij kleding die gemaakt wordt in Bangladesh en hier bij olie. Ik begrijp heel goed dat we niet kunnen stoppen met het importeren van alle olie, omdat we niet goed kunnen traceren waar die teerzandolie vandaan komt. Complimenten voor de inzet van de ...
De voorzitter: U houdt voor de tweede keer een behoorlijk lang betoog tijdens een interruptie. Ik vraag u om de interruptie kort te houden en een vraag te stellen.
De heer Jan Vos (PvdA): Teerzandolie is een belangrijk onderwerp. Ik vraag de Staatssecretaris of zij in de EU aan voortgang op dit dossier wil werken en die transparantie van die keten op de wat langere termijn zou willen nastreven.
Staatssecretaris Mansveld: Ik kan bevestigend antwoorden, want dat is precies waar we naar op weg zijn en dat is de inzet die ik pleeg. Ik kan mensen alleen niet het mes op de keel zetten en zeggen: we gaan het als Europa zo doen. Dat is democratie, maar dat betekent niet dat ik na één gesprek met de Canadese ambassadeur ga stilzitten, integendeel.
De heer Remco Dijkstra (VVD): Is de motie van tafel of werkt de Staatssecretaris eraan? Gaan we olie uit Canada anders behandelen dan olie uit Nigeria?
Staatssecretaris Mansveld: Wij willen uiteindelijk zo schoon en innovatief mogelijke brandstoffen hebben. Er wordt gewerkt aan een handelsovereenkomst tussen Canada en de EU. We kunnen niet traceren welk deel van de olie teerzandolie is. Dat kunnen we ook niet bij olie van andere landen. Belangrijk is dat de keten duidelijk wordt. Ik kom zo terug op het Commissievoorstel voor de brandstoffenrichtlijn of misschien moet ik dat antwoord gelijk maar geven. De motie over de brandstoffenkwaliteitsrichtlijn leg ik niet naast me neer. Het oorspronkelijke Commissievoorstel wordt waarschijnlijk niet meer in die vorm gepubliceerd en het lijkt me beter om de Nederlandse positie daarin te formuleren aan de hand van een nieuw voorstel. Het kabinet is van mening dat de gewenste transparantie en het niveau van de rapportage over alle ingezette soorten ruwe olie, dus niet alleen die uit Canada, in verhouding moeten staan tot de administratieve lastendruk in het bedrijfsleven. Ik loop niet aan de hand van het bedrijfsleven. Ik heb al vaker betoogd in deze commissie dat de stappen met betrekking tot milieuaspecten ambitieus maar haalbaar moeten zijn. Met onhaalbare of onrealistische stappen komen we niet vooruit. Zoals de VVD-fractie weet, had het kabinet problemen met het vorige Commissievoorstel. We moeten voorkomen dat het voorstel op papier een positief effect heeft op het klimaat, maar tot hogere kosten leidt. Ik ben bereid op basis van een nieuw Commissievoorstel opnieuw het debat te voeren over de juiste balans tussen de gewenste transparantie in de keten en de lasten voor het bedrijfsleven.
Mevrouw Thieme (PvdD): De Staatssecretaris schrijft in haar brief dat het onmogelijk is om teerzandolie apart te bekijken, omdat die olie vaak vermengd is met bijvoorbeeld benzine. Ze zei net terecht dat de EU al bezig is om een speciale richtlijn te maken, waarbij je op basis van CO2 de bijdrage per fossiele brandstof moet gaan beoordelen, dus dat je aparte stromen moet gaan maken. Die motie voor een Europees importverbod voor teerzandolie past daar toch uitstekend in? Dan kan de Staatssecretaris toch niet met het argument komen dat we het importeren niet kunnen verbieden omdat we het niet kunnen scheiden van andere fossiele brandstoffen? Dat moet toch al vanwege de voorstellen van de Europese Commissie?
Staatssecretaris Mansveld: Ik probeer te betogen dat ik een verbod niet per morgen voor elkaar kan krijgen. Ik heb dat al twee keer herhaald. We willen wel meer transparantie. Dat zal tot toekomstige stappen leiden, maar in verhouding tot de lastendruk en haalbare doelen.
Mevrouw Thieme (PvdD): De Staatssecretaris maakt zich zorgen over de administratieve lastendruk, terwijl de Kamer heeft gezegd dat we het omwille van het algemeen belang en onze klimaatdoelstelling aanvaardbaar vinden en dat daarom zo'n importverbod ingezet moet worden. Dit argument deelt de Kamer niet met de Staatssecretaris. Ik vraag me af wie het laatste woord heeft: de Staatssecretaris of de Kamer?
Staatssecretaris Mansveld: Wat mij betreft heeft de Kamer altijd het laatste woord. Mevrouw Thieme zet het milieu tegenover de lastendruk, maar we proberen in verhouding stappen te zetten en de ambitie te bereiken.
Het onderwerp biobrandstoffen is al in een andere commissie behandeld en zal ook in de Energieraad behandeld worden in plaats van de Milieuraad. Ik heb begrepen dat de heer Dijkstra zijn inbreng daar al heeft gedaan. Aan mij is de vraag gesteld of ik als ondernemer in biobrandstoffen in Nederland zou willen investeren. Ik denk dat de heer Dijkstra wel weet dat mijn antwoord ja is. Wij willen graag snel geavanceerde biobrandstoffen in Nederland en daar slagen we volgens mij goed in. We zijn de lidstaat met het hoogste percentage geavanceerde biobrandstoffen. In Europa gaat het allemaal niet zo snel als we zouden willen. Ik ben constant met het bedrijfsleven in gesprek over hoe we innovatie kunnen stimuleren. Dat gebeurt onder andere met het Rotterdam Climate Initiative en de commissie-Corbey.
Er is gevraagd of ik samen met de Staatssecretaris van EZ de gecoördineerde aanpak van invasieve soorten wil doen. Alle inbreng is gecoördineerd, dus ik sluit me volledig aan bij de vraag die mevrouw Thieme daarover heeft gesteld. Volgens mij heb ik daarmee de vragen van mevrouw Thieme beantwoord.
De voorzitter: Mevrouw Thieme heeft geen interrupties meer dus zij kan dat niet aangeven, maar ik zie haar ja knikken.
Staatssecretaris Mansveld: Als ik een vraag uitlok, mag mevrouw Thieme nog wel aan de microfoon komen. Ik speel het dus op die manier, want ze had nogal een stevig punt gemaakt van de teerzandolie.
Dan kom ik te spreken over de luchtvaart en de ETS. De heer Vos heeft er een betoog over gehouden en de heer Dijkstra heeft gevraagd of ik de mening deel dat Nederland en de EU constructief moeten handelen in de ICAO. Dit onderwerp is uitgebreid met de Kamer besproken in het algemeen overleg Transportraad. Daar heb ik betoogd dat het belangrijk is dat we een mondiaal systeem krijgen. Het is reuze ingewikkeld om dat continentaal of nationaal te doen, want de luchtvaart is nu eenmaal een mondiale tak van sport. De Kamer is geïnformeerd over het Nederlands standpunt bij brief van 22 november. Ik vind het belangrijk dat de luchtvaart een bijdrage levert. De EU heeft een voorstel ingediend over het «stop the clock»-besluit; dat is in feite het «point to point»-belasten. Daarnaast hebben we de luchtruimbenadering, waarbij tot de grens van het luchtruim belast wordt. Ik wil aan Europa laten zien dat we voorop willen lopen en in dit geval de oude «stop the clock»-situatie «point to point» willen inzetten. Verder lijkt het me zeer onverstandig om nog meer te zetten bovenop «stop the clock», dat ongeveer 25% bedraagt. Het voorstel van de EU leidt tot ongeveer 38%. We moeten zorgen dat we landen buiten Europa meekrijgen in een mondiaal systeem. We moeten hen niet onder druk zetten door in Europa zover voorop te lopen dat we niet meer in gesprek komen met andere continenten. Bovendien moeten we goed kijken naar belang van ons eigen land: luchthaven Schiphol en onze eigen luchtvaartmaatschappijen. We willen concurrerend blijven en Schiphol op de plek houden waar hij nu staat, betreffende de hubfunctie en de transfers. Ik ben verrast door het betoog van de heer Vos, omdat we met een collega van hem in een andere Raad hetzelfde gesprek hebben gevoerd. Ik deel de mening dat we constructief moeten handelen en stappen moeten zetten om een mondiaal systeem te krijgen en andere landen zover te krijgen dat ze zich aansluiten bij Europa.
De heer Jan Vos (PvdA): Voor alle helderheid zeg ik dat het standpunt dat ik hier uitdraag het fractiestandpunt is. Dat mijn collega Kuiken het blijkbaar niet exact op dezelfde wijze naar voren heeft gebracht, betekent niet dat ze daar niet van op de hoogte is en er niet mee heeft ingestemd. Het standpunt van de PvdA-fractie is dat we heel ambitieus moeten zijn op het gebied van CO2, omdat we aankijken tegen een opwarming van de aarde met 3,6%. We vinden dat landen als China, de VS en Rusland, die het nationale belang voorop stellen terwijl ze mondiaal gezien juist het voortouw zouden moeten nemen, best een voorbeeldfunctie kunnen vinden in de EU. Als de Europese Commissie een voorstel doet, kan het op dit terrein wat ons betreft onverkort worden nageleefd door de PvdA-fractie. Dit gezegd hebbende, begrijp ik heel goed dat de Staatssecretaris wijst op het belang van Schiphol en de KLM. Dat economische belang gaat ook niet aan onze fractie voorbij en wij begrijpen dat je in het politieke spel dat je speelt met andere landen in zo'n internationale luchtvaartorganisatie, soms een klein stapje terug moet doen. In dit geval gaan we van 38% naar 25% om daarna weer twee stappen vooruit te kunnen doen. Ik vraag de Staatssecretaris nogmaals om aandacht te hebben voor de voorkeur van de PvdA-fractie voor het meest vergaande voorstel van de Europese Commissie.
Staatssecretaris Mansveld: Dat is mij heel duidelijk en ik snap de argumentatie en de redenen die de heer Vos daarvoor heeft. Ik deel die redenen en argumentatie, want wij hebben hetzelfde doel. Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk hebben inmiddels een tussenvoorstel gedaan: de «stop the clock»-ambitie. Ik zal de ambitie volledig neerleggen, maar wat de weg van de meeste wijsheid is, is voor mij nog de vraag. Het Nederlandse standpunt zal in eerste instantie zijn dat we bij «stop the clock» blijven, maar tegelijkertijd deel ik volledig de ambitie van de heer Vos om te bekijken of het in de komende tijd mogelijk is om door te gaan naar de luchtruimbenadering. Ik wil echter niet het gesprek met de andere partijen buiten de EU verliezen. Ik heb als uiteindelijke doel dat er mondiaal een gelijk speelveld komt wat betreft ETS. Ik hoop dat de heer Vos het vertrouwen heeft dat ik dat doel hoog zal houden en dat hij meegaat op mijn weg.
De heer Van Gerven (SP): Ik ga nog even door op dit punt, want ik begrijp iets niet met betrekking tot die continentale vluchten. Stel dat we van Amsterdam naar Rome vliegen en terug. Dat kan je toch als Europa regelen zonder dat je ... Is de Staatssecretaris bereid om dat te regelen? Ook voor de scheepvaart binnen Europa zou je toch zo'n systeem kunnen ontwikkelen, terwijl je tegelijkertijd dat tweede spoor met de WTO bewandelt?
Staatssecretaris Mansveld: «Stop the clock» is van plaats naar plaats, dus inderdaad van Amsterdam naar Rome. De EU stelt dan ook voor het luchtruim einde EU of einde Italië daarin mee te nemen. Daartegen zie je een kleine weerstand ontstaan in de landen buiten Europa. De aanpak van de heer Van Gerven van «point to point», letterlijk van Amsterdam naar Rome, steun ik, maar het uit te breiden tot de luchtruimgrens Nederland en luchtruimgrens Italië wordt als ingewikkeld ervaren buiten Europa. Daarom wil ik een iets kleinere stap zetten op weg naar het grote doel in plaats van een stap waarmee we irritatie opwekken en daardoor niet in gesprek zijn.
Ik kom bij de zeescheepvaart. Er is gevraagd hoe de onderhandelingen in de EU ervoor staan. Zowel de luchtvaart als de scheepvaart zijn afhankelijk van de Europese markt: de IMO en de ICAO. Een EU-reder kan heel makkelijk omvlaggen naar een niet-EU-land als hij daarmee onder een gunstiger regime valt. De branche heeft mij duidelijk gemaakt hoe dat gebeurt en met welk gemak. Ik denk dat het zeer onverstandig is om het zo strak aan te trekken dat iedereen zich laat omvlaggen naar een ander land. Regionale maatregelen zijn daarom minder effectief en ondermijnen de concurrentie. Daarom willen alle EU-lidstaten graag mondiale afspraken. Als dat omvlaggen zo makkelijk gaat en daarmee in feite afspraken ontlopen worden of een ander niveau krijgen dan de Nederlandse ambitie, is dat onverstandig. De insteek is ook daar een constructieve dialoog te hebben in IMO-verband, met bijvoorbeeld de VS, Japan en Singapore. De VVD vroeg of dit in IMO-verband moet. De inzet van Nederland is op maatregelen in dat verband. Het voorstel voor monitoring, rapportage en verificatie moet juist de IMO-discussie vooruithelpen. We kijken wel heel goed naar draagvlak voor het EU-voorstel.
De plastic tassen is een ander spannend onderwerp waarover we al een tijdje in gesprek zijn. Er zijn al diverse maatregelen in gang gezet: er loopt in Nederland een pilot met dit doel en het Kennisinstituut Duurzaam Verpakken doet via het Verpakkingenakkoord onderzoek naar een duurzaam alternatief. Dit is een kans voor innovatie. In de raamovereenkomst Verpakkingen is afgesproken om per 1 januari a.s. geen gratis plastic tassen meer weg te geven bij de kassa's van supermarkten. Ik heb dit eerder betoogd en de motie aan het oordeel van de Kamer gelaten. Ik heb persoonlijk een zeer grote passie voor het voorstel einde plastic zakjes. Ik ben bij de Innovatie-estafette geweest en heb daar in plaats van die witte plastic zakjes, die op de markt meegegeven worden om even je appels in te vervoeren en die vervolgens nog 100 jaar in het milieu liggen, tasjes van afbreekbaar materiaal gezien die binnen tien tot twintig dagen opgaan in het milieu. Dat heeft mij geïnspireerd om ervoor te zorgen dat dat zo snel mogelijk gebeurt. Ik weet niet of dat morgen met een verbod moet, maar ben wel nieuwsgierig hoe snel dat kan gaan. Ik zeg de Kamer toe dat ik ontzettend zal pleiten voor die tasjes. Wat mij betreft moeten de plastic tasjes zo snel mogelijk van de markt af en de winkels uit. Er loopt een pilot en er zijn veel gesprekken gaande, maar wat mij betreft moeten we gewoon ophouden met die plastic tasjes. Ik denk dat de heer Vos nu zou willen vragen om een verbod, maar partijen hebben zich bereid getoond om in gesprek te gaan en ik wil bekijken of we het op die manier snel voor elkaar kunnen krijgen. Mijn inzet om de plastic tasjes weg te krijgen, blijft en als het toch via steviger maatregelen moet, kom ik daarop terug bij de Kamer.
De heer Van Gerven had het over de herbruikbare zak van Wilma, maar voor mij is er alleen de zak van Sinterklaas, waarmee ik ben opgevoed en waarvoor ik bang was. Toen ik ooit een liniaal brak op school, was ik bang dat ik in december moest afreizen naar Spanje. Ik denk dat we het bij die zak moeten laten. Het Kennisinstituut Duurzame Verpakkingen onderzoekt duurzame alternatieven. Er zijn al tassen van een soort canvas met een tekst als «ik vervang plastic». Binnenkort ontvangt de Kamer van mij een brief over een aanpak daarvan.
Er is gevraagd naar de EVOA en hoe ik het gelijk spel ga realiseren. Ik weet dat het onderwerp EVOA de heer Dijkstra zeer aan het hart gaat. We hebben het er vaker over gehad. Ik zet in op meer duidelijkheid over classificatie van afvalstoffen. Landen moeten dit gelijk interpreteren. Er moet duidelijk zijn welke stoffen op de groene lijst thuishoren. Er moeten EU-afspraken over verontreinigingsnormen voor afvalstromen worden gemaakt. Ik heb deze lijn in de Milieuraad ingebracht. Waar het tot lasten, regels en handhaving leidt, moet dat op een gelijk speelveld zijn. Ik heb het goed in mijn oren geknoopt en al eerder toegezegd dat ik dat zou doen.
De heer Van Gerven heeft vragen gesteld over het fijnstof en de kilometerverhoging. In het vragenuurtje heb ik gesproken over de PM2.5. Het artikel «Fijnstof dodelijker dan gedacht» ging onder andere daarover. Er zijn verschillende fijnstoffen, de een heeft een piek en de ander blijft binnen de normering. Ik heb de vraag van de heer Dijkstra, die ik toen niet kon beantwoorden, nagevraagd. De beantwoording van die vraag over de inzet van de grenswaarde van de PM2.5van 20 µg voor 2020 hebben wij gedaan in de consultatie. Die is de Kamer toegezonden op 25 maart jl. om te voorkomen dat de Kamer daarover niet geïnformeerd was. Ik heb in het vragenuurtje gezegd dat wat betreft de kilometerverlaging van 100 naar 80 km/u er een zaak onder de rechter is. Daar kan ik niet op ingaan, maar er wordt wel separaat naar gekeken door mijn collega mevrouw Schultz. Betreffende fijnstof heb ik betoogd dat het belangrijk is dat we naar de verschillende soorten kijken in relatie tot de gezondheid. Met het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) zetten we in op het beheersen van de pieken en het voldoen aan de normen. Ik ben blij dat er Europees onderzoek is naar PM2.5. Tot op heden hebben we de afwegingen voor onze normen op Amerikaanse onderzoeken gebaseerd. Nu blijkt uit het Europees onderzoek, en dat dachten wij al, dat die norm naar beneden moet voor de gezondheid. In Nederland gaat het iets beter dan in de lidstaten om ons heen. Komende week komt de Europese Commissie waarschijnlijk met haar voorstel daarvoor en zal ik er in het algemeen overleg Leefomgeving met de Kamer inhoudelijk over in gesprek gaan.
De heer Van Gerven (SP): Als zaken onder de rechter liggen, moeten we dat afwachten, maar dat ontneemt het kabinet niet de mogelijkheid om die snelheid van 100 naar 80 km/u terug te brengen. Ik geef het kabinet in overweging om dat alsnog te doen. Naast deze suggestie heb ik de vraag of het kabinet plannen heeft om de normen voor roetuitstoot door het autoverkeer verder aan te scherpen.
Staatssecretaris Mansveld: Voor de overweging van 100 naar 80 km/u wordt gekeken naar de uitspraken van de rechter betreffende de A10. Afhankelijk van die uitspraken zal al dan niet besloten worden tot beleidsaanpassingen. Wij zouden morgen het besluit kunnen nemen dat de heer Van Gerven wil, maar we moeten eerst de argumenten op orde hebben en de uitkomst van de rechtszaak afwachten, voordat we volgende stappen zetten.
Met betrekking tot de roetuitstoot zeg ik dat roetfilters worden gesubsidieerd door de overheid. Het is belangrijk dat we voor auto’s bronbeleid via Europa voeren. Ik ben ervan overtuigd dat we dat altijd via Europees bronbeleid moeten doen.
De heer Van Gerven (SP): Met betrekking tot de 100 naar 80 km-discussie kan het kabinet ook uitgaan van het voorzorgsprincipe. Er is grote ongerustheid bij de mensen die pal naast de A10 en A13 wonen. Wil de Staatssecretaris daarop ingaan? De Staatssecretaris is voor bronbeleid voor de auto’s, maar is zij ook voor aanscherping van de uitstootnormen?
Staatssecretaris Mansveld: Het is onverstandig om ongerustheid op voorhand leidend te laten zijn voor besluiten. We moeten goed kijken of die ongerustheid terecht is en de uitspraak van de rechter afwachten, voordat we bepalen welke stappen we verder willen zetten. Ik begrijp de wens van de heer Van Gerven, maar we willen de uitspraak eerst bestuderen. Op de mogelijkheden die er dan zijn, wil ik niet vooruitlopen. Het aanscherpen van de uitstootnorm staan we voor, maar het moet wel in EU-verband. Dit soort zaken moet op EU-schaal gedaan worden, want alleen op de Nederlandse schaal leidt het niet tot het gewenste resultaat. We hebben daar ook de autoproducerende landen voor nodig, net als bij fijnstof, want in Limburg komt dat waarschijnlijk vrijwel geheel uit het Ruhrgebied. Je moet het gesprek op een breder niveau aangaan en dat doen we met verve. Ik wil daarin koploper zijn en die ambitie zal ik waarmaken.
Dan kom ik op de klimaatconferentie. Ik bevind mij in goed gezelschap, want een van de aanwezigen was aanwezig bij de klimaatconferentie en is rapporteur voor de Tweede Kamer. Ik heb formeel naar buiten gebracht dat ik gematigd positief ben over de uitkomsten. Er is een heel belangrijke stap gezet; we gaan namelijk allemaal wat inbrengen voor een nieuw klimaatarrangement na 2020. Dat is de grote winst van de conferentie. Er ligt een tijdschema met afspraken. Mijn ervaring met internationale onderhandelingen is dat men tot het allerlaatste moment de spanning laat oplopen, dus ik heb hoge verwachtingen van de klimaattop in 2015 in Parijs. Ik verwacht dat die minimaal twee dagen zal uitlopen, want daar moet het allemaal bij elkaar komen. Alle landen hebben gezegd dat ze daar naartoe willen werken. Ik had het liever sneller gehad, maar de klimaattop is te vergelijken met een heel grote karaf met een heel smalle hals. Er gebeurt ontzettend veel en duizenden mensen willen zich op allerlei manieren inzetten voor het klimaat, maar de politieke besluitvorming en het maken van afspraken daarover gaat niet altijd even makkelijk. Ik ben blij dat wij onderdeel zijn van de EU, want daar ligt de ambitie hoog. Het is belangrijk dat alle landen wordt gevraagd om bij te dragen en ik ben blij dat er op deze klimaattop naast mitigatie veel aandacht is besteed aan adaptatie. Wereldwijd groeit het besef dat het loont om maatregelen te treffen die de veerkracht en weerbaarheid van landen vergroten. Er is in Warschau een aantal besluiten genomen en een raamwerk vastgesteld voor de rekenregels voor emissie voor ontbossing en bosdegradatie. Er is een proces om ontwikkelingslanden effectiever hulp te bieden bij schade en verlies door klimaatverandering door het stimuleren van kenniscoherentie en steun: de bekende «loss and damage»-discussie. Er zijn financieringsbesluiten genomen bij het mobiliseren van klimaatfinanciering. Het Groene Klimaatfonds en het Adaptatiefonds zijn gevoed met meer dan 100 miljoen dollar. De ontwikkelde landen hebben een indicatie gegeven voor het opschalen van de klimaatfinanciering. Er zijn stappen voor de toekomst gezet, maar wat mij betreft had het ambitieuzer gekund en minder moeizaam. Ik zou willen dat de sfeer, de beleving en de ambitie die werd uitgesproken op de klimaattop veel beter aansluiten bij de uiteindelijke besluitvorming. We moeten in gesprek blijven met de belangrijkste spelers. Grote landen als China en Amerika doen zelf ook aan adaptatie en mitigatie, maar vinden het ingewikkeld om dat bindend te verklaren. We moeten proberen een aantal landen uit hun geharnaste positie te krijgen en dat is een nobele taak voor de top in Peru volgend jaar december. We moeten steviger op weg om het gewenste resultaat te bereiken.
De heer Remco Dijkstra (VVD): In aanvulling daarop meld ik dat vorige week het verslag klaar was en dat dat morgen wordt aangeboden bij de procedurevergadering. Het verslag komt ook in Parlis, want de rapporteur moet een soort decharge krijgen van zijn opdracht.
De voorzitter: Ik stel voor dat we in tweede termijn twee minuten per persoon hanteren en één interruptie.
Mevrouw Thieme (PvdD): Voorzitter. Ik heb in mijn eerste termijn duidelijk proberen te maken dat teerzandolie een no-go is voor de Kamer. Het is goed om van de Staatssecretaris te horen dat ze zich daarvoor inzet door middel van het overbrengen van de zorgen van de Kamer aan Canada. We verwachten van haar ook een agenderende rol in de Milieuraad voor een importverbod. De Staatssecretaris had het over het vrijhandelsakkoord met Canada. Is zij met ons van mening dat dit vrijhandelsakkoord op generlei wijze een mogelijk Europees importverbod op teerzandolie of andere onduurzame grondstoffen onmogelijk kan maken? Een dergelijke clausule moet echt tegengehouden worden.
Klopt het dat de Europese Commissie de publicatie van de richtlijn wil uitstellen tot de discussie over het klimaatpakket voor 2030? Is de Staatssecretaris bereid om bij de Milieuraad aan te dringen op een spoedige invoering van die richtlijn met betrekking tot de brandstoffenkwaliteit?
De heer Jan Vos (PvdA): Voorzitter. Ik bedank de Staatssecretaris voor de beantwoording van de vragen in eerste termijn en voor de door haar getoonde en voor haar zo kenmerkende ambitie. Ik wens haar sterkte toe in Europa.
De heer Remco Dijkstra (VVD): Voorzitter. Ik ontvang graag een reactie van de Staatssecretaris op het REACH-verhaal. Nederland heeft daar zelf een maatschappelijke kosten-batenanalyse op losgelaten. Die gaf een goed inzicht en werd heel goed ontvangen in Brussel met de woorden: jullie begrijpen wat de impact van deze verordening is. Ik vraag de Staatssecretaris dat vrijdag tijdens de Milieuraad aan haar collega's te vragen of het ook iets voor hen is. We lopen misschien in Nederland een beetje voorop en zien meteen de impact daarvan. Ik kom er morgen betreffende het rondetafelgesprek eventueel op terug.
Ik ontvang graag nog een antwoord op het verzoek om de veiligheid en volksgezondheid betreffende invasieve uitheemse soorten mee te nemen in de verordening. Ik heb begrepen dat 500 mensen per jaar bezig zijn met de muskusrat die onze dijken ondermijnt en dat dat vele miljoenen kost, maar we mogen de veiligheid en volksgezondheid niet vergeten. Biodiversiteit staat wel op het programma, maar veiligheid is zeker ook een kern in ons Deltaprogramma.
Ik heb het iedere keer over werkgelegenheid en banen, maar heb de Staatssecretaris daar helaas nog niet over gehoord. Wel had ze het over een gelijk speelveld, maar ik vind dat we heel goed naar die emissies in de luchtvaart en scheepvaart moeten kijken. We kunnen het braafste jongetje van de klas zijn, maar als dat betekent dat we hier banen verliezen omdat luchtvaartmaatschappijen voortaan bijvoorbeeld via de Verenigde Arabische Emiraten gaan vliegen in plaats van Schiphol of omdat schepen worden omgevlagd, heeft het milieu er niets aan en onze werkgelegenheid en economische groei ook niet. Ik zoek altijd de balans en vind soms dat die doorschiet naar de verkeerde kant. Ik vraag de Staatssecretaris om daarvoor te waken, zeker op een Milieuraad.
De heer Van Gerven (SP): Voorzitter. Ik wil nog een nieuw punt aansnijden, waaraan ik niet toegekomen was in de eerste termijn. Ik vraag de Staatssecretaris de stand van zaken met betrekking tot de moties 29 338, nrs. 84, 85, en 87. Dat zijn moties van 2009 over nanodeeltjes. Ik hoor graag de stand van zaken in relatie tot REACH en Europa.
Ik ben blij dat de Staatssecretaris voor aanscherping van de norm voor uitstoot van roetdeeltjes door auto's is. Dat moet uiteraard in Europees verband en ik zeg tegen de Staatssecretaris: ga over Merkel heen. Dat zal niet meevallen, maar ze moet aan de kant geduwd worden. Een beetje vechten mag wel, want wij hebben heel veel last van haar opereren. Ik vind het niet prettig dat zij beslist en wij met de roet zitten.
Betreffende de tasjes begrijp ik dat de Staatssecretaris een eigen nationale agenda heeft en dat ze niet wacht op Brussel. Dat is prima.
Tot slot kom ik op het omvlaggen van schepen, wat heel gemakkelijk schijnt te gaan. Kunnen we er niet voor zorgen dat schepen na één keer omvlaggen vijf jaar moeten wachten? Het gebeurt namelijk naar gelang de wind waait: vandaag komt dit land beter uit en morgen dat land. Als we daar paal en perk aan stellen, kunnen we die grappenmakerij misschien indammen.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Staatssecretaris Mansveld: Voorzitter. De situatie met betrekking tot de WTO-regels, waar mevrouw Thieme aan refereert, is complex. Er bestaat inderdaad een uitzonderingsmogelijkheid ten behoeve van de bescherming van het milieu en daar heeft mevrouw Thieme mij ook op gewezen. Dat betekent niet dat elke maatregel die wordt genomen ter bescherming van het milieu, gerechtvaardigd is. In het geval van het EU-importverbod voor teerzandolie zullen dan bijvoorbeeld alle importen geweerd moeten worden. Teerzandolie wordt verwerkt in raffinaderijen in de VS in olieproducten zoals diesel en vervolgens geëxporteerd naar de EU. Op de handelsverstoringen heb ik in eerste termijn al een toelichting gegeven.
Mevrouw Thieme vroeg naar de timing van het Commissievoorstel voor de richtlijn brandstoffenkwaliteit. Ik ben ook niet blij met vertraging van het voorstel. Hierover is de laatste maanden veel contact met de Commissie gezocht, maar dat heeft niet geleid tot publicatie van het voorstel. Er wordt nog onderhandeld over het voorstel tussen de kabinetten van Hedegaard en Barroso. De verwachting is dat het voorstel gepubliceerd zal worden, nadat de voorstellen voor het klimaat- en energiepakket voor 2030 zijn gepubliceerd. Ik blijf de vinger aan de pols houden bij de Commissie, want ik hecht eraan dat dit voorstel behandeld wordt voordat het Europarlement en de Commissie wisselen.
Ik hoop dat ik daarmee tegemoetkom aan de vraag van mevrouw Thieme.
Mevrouw Thieme (PvdD): We moeten er natuurlijk voor waken dat we een karikatuur maken van een dergelijk Europees importverbod, als zou dat ertoe leiden dat alle olie-importen geweerd moeten worden. Het gaat er juist om dat we verschillende stromen krijgen, waarbij we als land en als consument kunnen kiezen uit wel of geen teerzandolie. De Europese Commissie is ook van plan om met de nieuwe richtlijnen en gedane voorstellen inzicht te krijgen in de CO2-waarde die elke fossiele brandstof heeft. Ik wil hier markeren dat we geen karikatuur van het Europese importverbod moeten maken, waardoor het onmogelijk lijkt.
Ik had nog gevraagd of de Staatssecretaris het met mij eens is dat het vrijhandelsakkoord op geen enkele wijze een toekomstig Europees importverbod op teerzandolie onmogelijk mag maken.
Staatssecretaris Mansveld: Ik wil zeker nergens een karikatuur van maken. Anderen kunnen dat veel beter dan ik, zowel met de pen als verbaal. Betreffende de transparantie heb ik al aangegeven dat het belangrijk is dat die er komt. We zetten stappen binnen de breedte van het milieubeleid. Ik begrijp dat de wens groot is, maar er moet wel een stukje realisme aan te pas komen. Wat betreft de vraag over het vrijhandelsakkoord heb ik al aangegeven dat het complexe regels zijn. Mevrouw Thieme vroeg of ik het met haar eens ben, maar ik blijf toch een nuance aanbrengen. Er bestaan wel uitzonderingsmogelijkheden ten behoeve van de bescherming van het milieu, maar dat betekent niet dat elke maatregel die genomen wordt ten behoeve van die bescherming gerechtvaardigd is.
Mevrouw Thieme (PvdD): Begrijp ik goed dat de Staatssecretaris niet kan uitsluiten dat er een vrijhandelsakkoord met Canada wordt gesloten, waardoor het onmogelijk wordt om in de toekomst een Europees importverbod op teerzandolie in te stellen?
Staatssecretaris Mansveld: Ik sluit niet uit dat er een handelsakkoord wordt gesloten tussen Europa en Canada.
De heer Dijkstra heeft gevraagd of ik het REACH-verhaal en het onderzoek dat wij hiernaar gedaan hebben onder de aandacht van andere landen kan brengen en het antwoord is ja. Ik zal bekijken op welke wijze dat kan; het is belangrijk dat we de conclusies en samenvattingen naar aanleiding van het onderzoek overbrengen.
In eerste termijn heb ik niet volledig geantwoord op de vraag over de invasieve soorten. Gelet op de problemen rond de tijgermug wil Nederland dat schade aan de gezondheid en waterkwaliteit prominenter worden benoemd. Ik hoop dat ik hiermee tegemoetkom aan de vraag van de heer Dijkstra.
Dan kom ik op werkgelegenheid en banen. Dat is ontzettend belangrijk in relatie tot emissies in de luchtvaart en scheepvaart. De heer Dijkstra vroeg om een balans en daar kunnen we met normen aan tegemoetkomen. We zoeken dan de balans tussen economische en sociale aspecten en maken een afweging om te komen tot een norm die ambitieus, maar haalbaar is. Ik onderschrijf het betoog van de heer Dijkstra volledig en we moeten samen bekijken hoe we die balans gaan invullen en de discussie over mijn inbreng in Europa aangaan.
De teksten en stand van zaken van de moties 29 338, nrs. 84, 85, en 87 heb ik niet paraat en ik hoop dat de heer Van Gerven mij toestaat om die beantwoording schriftelijk te doen.
De heer Van Gerven (SP): Zeker. Het gaat om een risicoanalyse voor nanodeeltjes door de industrie, de meldingsplicht nanodeeltjes en producten voedingsmiddelen en cosmetica en hoe het staat met de nanoreferentiewaarden in relatie tot REACH. Dank aan de Staatssecretaris voor de toezegging.
Staatssecretaris Mansveld: Het omvlaggen gaat inderdaad heel eenvoudig. De rederijen hebben mij gevraagd om dusdanig beleid te voeren dat dat omvlaggen niet betekent dat er straks geen schip meer met de Nederlandse vlag vaart. Ik begrijp hun zorgen, maar tegelijkertijd hebben we een ambitie. Ook hier komen we weer op het mondiale aspect, omdat de scheepvaart een internationale branche is. Ik vind het belangrijk dat die afspraken internationaal gemaakt worden. Als we het omvlaggen voor vijf jaar willen verbieden, moeten daar mondiale afspraken over gemaakt worden en dat zal heel erg ingewikkeld zijn. Japan, Singapore en de Filipijnen zijn landen waaronder gevaren zal worden en die hebben een andere ambitie dan wij. We moeten stapje voor stapje richting onze ambitie gaan, zodanig dat er geen ongewenste neveneffecten zijn.
De voorzitter: We zijn aan het einde van dit algemeen overleg gekomen. Ik heb de volgende toezeggingen genoteerd:
– De Staatssecretaris gaat in gesprek met betrokken partijen over het ophouden met gratis plastic tasjes en informeert de Kamer over de resultaten. Op welke termijn mogen wij deze informatie verwachten?
Staatssecretaris Mansveld: Die gesprekken vinden in de loop van de weken en maanden plaats. Ik zeg het toe voor 1 april.
De voorzitter: Prima.
– De Kamer ontvangt een brief over de uitvoering van de moties 29 338, nrs. 84, 85, en 87 over nanodeeltjes. Op welke termijn mogen wij deze ontvangen?
Staatssecretaris Mansveld: Met het reces en het zoekwerk in acht genomen, 1 februari?
De voorzitter: Ik zie dat de heer Van Gerven het daarmee eens is.
Sluiting 17.22 uur.