Vastgesteld 12 juni 2019
De algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de vaste commissie voor Europese Zaken hebben op 14 mei 2019 overleg gevoerd met mevrouw Kaag, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, over:
– de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 10 mei 2019 inzake geannoteerde agenda Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking van 16 mei 2019 (Kamerstuk 21 501-04, nr. 221);
– de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 4 december 2018 inzake verslag van de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking van 26 november 2018 (Kamerstuk 21 501-04, nr. 219);
– de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 15 maart 2019 inzake fiche: Discussienota Naar een duurzaam Europa in 2030 (Kamerstuk 22 112, nr. 2784).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, De Roon
De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Veldman
De griffier van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, Van Toor
Voorzitter: Van Haga
Griffier: Meijers
Aanwezig zijn vijf leden der Kamer, te weten: Bouali, Diks, Van Haga, Kuik en Stoffer,
en mevrouw Kaag, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
Aanvang 16.31 uur.
De voorzitter:
Goedemiddag. Welkom allemaal bij het AO Raad Buitenlandse Zaken/Ontwikkelingssamenwerking. Ik heet de Minister en haar staf welkom, evenals de Kamerleden. Er zijn maar weinig Kamerleden, dus ik stel voor dat we allemaal vijf minuten hebben om ons verhaal te houden. Als er verder geen dingen zijn, stel ik voor dat we met mevrouw Diks beginnen. Ik zal straks ook mijn eigen bijdrage leveren. Dan zal ik mevrouw Diks vragen om tijdelijk even voorzitter te zijn. Mevrouw Diks, u kunt beginnen.
Mevrouw Diks (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. De afgelopen week heeft een delegatie van deze commissie een in mijn beleving prachtige reis naar Colombia gemaakt. Hoewel dit land vandaag niet op de agenda staat, gaat dit algemeen overleg wel over ontwikkelingssamenwerking. Ik maak dus van deze gelegenheid gebruik om alvast een VAO aan te vragen. Dat doe ik omdat tijdens die reis enkele zaken aan de orde zijn gekomen die mijns inziens een snelle behandeling in dit parlement noodzakelijk maken.
Voorzitter. Dan naar de agenda: naar een duurzaam Europa. GroenLinks steunt de idee dat de EU een hoog ambitieniveau toont ten aanzien van de SDG's. Daarnaast steunen we de gedachte van de Commissie en het kabinet dat scenario 1, waarschijnlijk een combinatie van de beste punten uit alle scenario's, de meest verwachte en wenselijke uitkomst is. Daarbij is het mooi dat de SDG's het momentum behouden in de Europese Unie, al is dat momentum er wel één van een lange adem. Het is nu al bijna vier jaar geleden dat deze doelstellingen werden aangenomen, dus wat ons betreft is de tijd van discussienota's nu wel voorbij. Wij wachten op een concrete strategie.
Uit de agenda spreekt de ambitie van het kabinet om Europa en de wereld in beweging te krijgen voor de SDG's, maar laten we vooral ook naar onszelf kijken. Want in de SDG Index and Dashboards 2018 staan wij op de elfde plaats en in absolute scores lopen we behoorlijk achter op de Scandinavische landen. Voor vier van de zeventien SDG's staat het licht immers op donkerrood voor Nederland. Hoe gaat de Minister de praktische uitvoering van de SDG's in Nederland versnellen? Wil de Minister zich uitspreken over bindende doelstellingen ten aanzien van gender, onderwijs, gezondheidszorg en klimaat?
Voorzitter. Jongeren verdienen een prominente plek in het EU-beleid. Goed beroepsonderwijs is essentieel om de kansen van jongeren op de lokale arbeidsmarkt te vergroten. In veel Afrikaanse landen is het helaas zo dat de formele arbeidsmarkt als geheel gewoon veel te klein is. De publieke sector is vaak nog een belangrijk segment. Daarnaast is een focus op beroepsonderwijs en ontwikkeling ontzettend belangrijk om jongeren meer toekomstperspectief en vooral handelingsperspectief in hun eigen regio te kunnen geven om zo oorzaken van conflicten en irreguliere migratie weg te kunnen nemen, of althans te verminderen. Hoe kunnen we bijvoorbeeld stimuleren dat de publieke sector zich ook verjongt in leiderschapsposities? Zou het programma Generation Unlimited daar misschien aan kunnen werken?
Voorzitter. De ontwikkelingen in de Sahel zijn uitermate zorgwekkend, vooral in Mali en Burkina Faso. Het loopt totaal uit de hand. Er zijn slachtingen van hele dorpen door etnische milities die zeggen jacht te maken op jihadi's, maar die het in feite op minderheden als de Fulani gemunt hebben. We kregen uitgebreide antwoorden op Kamervragen over Mali, vooral over de inzet op het tegengaan van straffeloosheid. Dank daarvoor. Maar wat doet Nederland concreet als de regeringen daar niets doen aan het opsporen en vervolgen van daders? Graag een reactie van de Minister.
Tot 2010 waren de trends in hulp per capita voor Mali en Burkina Faso nagenoeg gelijk. Nederland is tien jaar geleden gestopt met de hulprelatie met Burkina Faso, waarna de hulp aan dit land sterk is teruggelopen. Hier lijkt sprake te zijn van een gebrekkige coördinatie tussen de donoren. Waarom heeft de internationale gemeenschap Burkina Faso in de steek gelaten? Wat gaat Nederland precies doen via het nieuwe ambassadekantoor daar?
Voorzitter. Er is nog behoorlijk wat oppositie tegen het idee om het ontwikkelingsfonds op te nemen in het MFK, bijvoorbeeld vanuit Frankrijk. Hoe ziet de Minister dit? Hebben de Fransen een punt als ze stellen dat het NDICI tot een andere prioritering zou kunnen leiden, bijvoorbeeld meer gericht op landen waar migranten vandaan komen? Ik hoop dat de Minister deze zorg kan wegnemen. Wat GroenLinks betreft blijft de focus van het Europese ontwikkelingsbeleid liggen op de allerarmste en meest fragiele landen, met de nadruk op inclusiviteit, mensenrechten en versterking van goed bestuur en maatschappelijk middenveld, juist om samen met hen een betere toekomst op te kunnen bouwen. De migratiestromen als zodanig zijn daarvoor ons inziens geen maatstaf.
Daarnaast zagen we dat dit onderwerp van het NDICI ook op de agenda staat van de Raad Algemene Zaken van 21 mei aanstaande. Ik neem aan – dat is een vraag – dat de Nederlandse inzet gebruikmaakt van de resultaten van deze RBZ/Ontwikkelingssamenwerking. Graag een reactie.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Diks. Het is goed om te zien dat zo'n reis naar Colombia allerlei dingen losmaakt. Er zijn daardoor veel minder mensen en we hebben meteen een VAO.
Dan geef ik nu het woord aan de heer Bouali van D66.
De heer Bouali (D66):
Dank, voorzitter. Er is een collega van de SGP die aanschuift.
De voorzitter:
U heeft helemaal gelijk, meneer Bouali. De heer Stoffer is aangeschoven, dank dat u gekomen bent.
De heer Bouali (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ik begin met de agenda voor 2030 en de klimaatdoelstellingen. Het is goed en belangrijk dat deze in de Raad besproken worden. Het is natuurlijk mooi om met elkaar doelen te stellen, maar vervolgens gaat het erom je 100% in te zetten en ze te halen.
Minister Kaag toont zich wereldwijd actief in haar inzet om klimaatverandering tegen te gaan. Dat is heel mooi. Zo is Nederland momenteel samen met Costa Rica voorzitter van het NDC Partnership, dat arme landen helpt de klimaatdoelstellingen te halen. Kan de Minister aangeven welke stappen hierin inmiddels zijn gezet? Ook stuurde zij recentelijk een brief over ontbossing. Wat D66 betreft is hierin het behoud van het Amazonegebied essentieel. Niet alleen híer moeten we de uitstoot van CO2 tegengaan. Juist het regenwoud dáár zorgt voor een natuurlijke opname van CO2. Het Amazonegebied is de longen van onze wereld. D66 riep in november 2018 de Minister bij motie op om te onderzoeken hoe in 2020 ten minste een derde van het Amazonegebied beschermd gebied zou kunnen worden. Kan de Minister toelichten hoe invulling aan deze motie gegeven wordt?
Voorzitter. Dan de jeugd, specifiek in de MENA-regio. Er zijn grote uitdagingen voor de jeugd in die regio. Door de huidige uitzichtloosheid dreigt een verloren generatie te ontstaan. Dat kunnen we ons niet veroorloven. Kan de Minister de inzet van Nederland voor de jeugd in MENA toelichten? Hoe sluit deze aan bij de EU-brede inzet?
Voorzitter. Ten derde spreekt de Raad over de Sahel. Terecht richt de Minister zich ook hier op de snel groeiende groep jongeren die perspectief nodig hebben op een toekomst met werk, onderwijs en kansen. D66 mist hierin echter de focus op SRGR; een onderwerp waarin Nederland als progressief land in de wereld een belangrijke stem heeft. Terecht, want anticonceptie is essentieel voor de emancipatie van vrouwen en meisjes, ook in deze regio. Deelt de Minister deze stelling? Is zij bereid de focus op SRGR in de Sahel-regio in de Raad over te brengen?
Voorzitter. Ten slotte het technische deel van deze Raad: de toekomstige financiële architectuur voor duurzame ontwikkeling en nabuurschap. Terecht wil het kabinet de vele financieringsstromen voor OS beter combineren. Mijn partij heeft al eerder aandacht gevraagd voor de moeizame bureaucratische processen voor organisaties en ngo's bij het verkrijgen van geld uit Europese fondsen en programma's. Vaak duurt dit wel twee keer zo lang als bijvoorbeeld in Nederland zelf. Juist een slagvaardige Europese Unie wint aan vertrouwen als dergelijke processen toegankelijker worden, uiteraard zonder aan zorgvuldigheid en zorgvuldige besluitvorming te verliezen, zoals we dat hier in Nederland steeds beter doen. Is de Minister bereid zich ervoor in te zetten dat de Europese procedures minder bureaucratisch, langdurig en ingewikkeld worden voor ngo's en andere organisaties die aanspraak willen maken op Europees geld?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Bouali. We gaan verder naar mevrouw Kuik van het CDA. Tegen de heer Stoffer moet ik nog zeggen dat hij in totaal vijf minuten spreektijd heeft. De heer Bouali kan ik melden dat de brief over ontbossing nog maar net binnen is. Die wordt in ieder geval behandeld in de volgende procedurevergadering.
Mevrouw Kuik, gaat uw gang.
Mevrouw Kuik (CDA):
Dank, voorzitter. Nederland zal tijdens de Raad aandringen op het formuleren van een sterke EU-boodschap ter bevordering van de wereldwijde implementatie van de Parijse klimaatagenda en de agenda voor de SDG's. Het kabinet wil aansluiten bij en aanjager zijn in het behalen van de Europese klimaatdoelen. Kan de Minister aangeven in hoeverre het door het kabinet opgerichte klimaatfonds daaraan kan bijdragen? Zijn er andere lidstaten die ook een dergelijk vliegwiel hanteren? Het CDA is namelijk van mening dat we alleen door versterking van elkaars uitgaven een realistisch kostenplaatje kunnen maken.
In de geannoteerde agenda staat dat 25% van de MFK-uitgaven klimaatrelevant moeten zijn. Kan de Minister dit specificeren? Hoeveel is dat in het huidige MFK?
De Europese doelstellingen zijn uiteraard gericht op de gehele SDG-agenda. Ik wil de Minister oproepen om zich ook sterk te maken voor een aantal specifieke SDG's. Dat geldt in het bijzonder voor SDG 5: het versterken van de rol en positie van meisjes en vrouwen. Ook stond in de Staat van de Unie dat het kabinet zal inzetten op de verbetering van gezondheidssystemen, in het bijzonder de aanpak van infectieziekten als tbc. Ik roep de Minister op om het door haar zogenoemde momentum te gebruiken om de bevordering van global health tot een belangrijk speerpunt van de EU te maken.
De Raad zal van gedachten wisselen over het beter verankeren van jeugd en ontwikkeling in het EU-beleid. De Minister geeft aan dat voor de zomer een Nederlandse strategie wordt gepresenteerd. Kan de Minister aangeven of het Challenge Fund hier deel van uitmaakt en ook kort aangeven wat deze Nederlandse jeugdstrategie gaat inhouden?
Het is goed dat de Minister in de geannoteerde agenda benadrukt dat de educatie van meisjes belangrijk is voor hun maatschappelijke positie, maar ook voor het tegengaan van kindhuwelijken en geweld. Ik verzoek de Minister om extra aandacht voor meisjes in de beleidsvorming voor jeugd als nadrukkelijk Nederlands standpunt mee te nemen tijdens deze RBZ, en ook in de genoemde strategie. De focus op jeugd sluit ook aan bij het punt dat ik heb willen maken in mijn motie over betrokkenheid van mbo'ers bij het Nederlandse OS-beleid. Kan de EU een rol spelen in de betrokkenheid en bewustwording van jeugd als het gaat om problemen die leeftijdsgenoten elders op de wereld ervaren, en daarmee draagvlak creëren voor ontwikkeling en hulp?
Voorzitter. Ik wil het kort nog hebben over Jemen. Rebellen lijken zich terug te trekken uit de haven. Kan de Minister dit bevestigen? Wanneer er toegang tot het land ontstaat, kunnen we daar dan direct gebruik van maken bij het toelaten van hulpmiddelen?
Wat niet op de agenda staat maar waarvoor ik toch aandacht wil vragen, is Mozambique. Hulpverleners waarschuwen voor de ramp die zich daar voltrekt. Tijdens de laatste IPU, Interparlementaire Unie, is met een ruime meerderheid een resolutie van Nederland aangenomen waarin wordt opgeroepen tot meer acties in Mozambique. Kan de Minister aangeven of hier acties worden ondernomen, en welke?
Voorzitter. Tot slot wil ik nog even terugkomen op de reis die deze commissie in Colombia heeft gemaakt. Daar zijn heel veel thema's langsgekomen. Ik wil voorstellen om daar een apart vergadermoment voor te kiezen, in plaats van een kort VAO'tje. Volgens mij moeten we het er in alle breedte over kunnen hebben. Het is nu niet geagendeerd. Dat zou mijn suggestie zijn aan mijn collega van GroenLinks.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Kuik. Misschien is het goed toch een opmerking te maken. De leden gaan natuurlijk over hun eigen inbreng, maar dit zijn punten die niet op de agenda staan. Ik weet niet of de Minister daar ogenblikkelijk op kan antwoorden. Maar goed, dat gaan we zo zien.
Meneer Stoffer, gaat uw gang.
De heer Stoffer (SGP):
Dank u wel, voorzitter. Het goede nieuws is dat extreme armoede op zijn retour is. Het mindere nieuws is dat het op veel plekken nog een hardnekkig probleem blijft. Wat de SGP betreft moet het EU-ontwikkelingsbeleid er primair op gericht zijn om mensen in extreme armoede de juiste kansen te bieden, zeker in fragiele staten. Maar dan moet de besteding van het ontwikkelingsgeld allereerst transparant en democratisch zijn. Dat geldt onder andere voor financieringsinstrumenten als het Europees Ontwikkelingsfonds, dat vanaf 2021 zal opgaan in het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking. Wat de SGP-fractie betreft worden deze jaarlijks door de Europese Rekenkamer gecontroleerd, waarbij de rapportages ook worden toegezonden aan de nationale parlementen en nationale rekenkamers. Ik zou hierop graag een reactie van de Minister hebben.
In het verlengde daarvan: ziet de Minister in het kader van transparantie heil in een EU-equivalent van de website www.osresultaten.nl? Zo ja, is dat ook haalbaar?
Naast transparant en democratisch moet het EU-ontwikkelingsbudget ook efficiënt en effectief besteed worden. In dat kader is de nodige discussie gaande over instanties als de European Bank for Reconstruction and Development en de Europese Investeringsbank. Is dit kabinet er wel of geen voorstander van dat die twee organisaties samengaan?
Om effectief te zijn moet je ook willen, durven en vooral kunnen leren van fouten en falen. Dat betekent heldere doelen formuleren, en evalueren of en waarom de beoogde doelen al dan niet behaald zijn. Vervolgens moet je de juiste beleidsconclusies trekken. Deelt de Minister het belang van leervermogen in algemene zin? Hoe kunnen we dat verbeteren, specifiek als het gaat om EU-ontwikkelingssamenwerking? Concreet denk ik daarbij aan een voorbeeld als de Sahel als focusregio. Wat betekenen de kritische kanttekeningen van de Europese Rekenkamer bij de inzet in de Sahel voor het toekomstige EU-beleid aldaar?
Voorzitter. Als laatste kom ik op het Meerjarig Financieel Kader. De vraag naar transparantie, efficiency en effectiviteit blijft relevant in het kader van de onderhandelingen over het volgende MFK. Deze doelen zijn van groot belang bij de inrichting en vormgeving van het nieuwe Meerjarig Financieel Kader. Tegelijkertijd is er discussie over de hoogte van de budgetten. Zou de Minister kunnen verduidelijken of het kabinet voor een ontwikkelingsbudget van 123 miljard of 140 miljard in zeven jaar gaat?
De SGP-fractie vindt het hoe dan ook van belang dat de budgetten echt gefocust zijn op de allerarmste mensen in fragiele landen. Mijn buurvrouw gaf net SDG 5 als prioriteit aan. Ik zou daar een paar naast willen zetten: SDG 6, over voldoende en schoon water en sanitatie; SDG 16, over voedsel, veiligheid en rechtsbescherming; het basis- en beroepsonderwijs, en zeker ook het ondernemerschap.
Tot zover. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik zie een interruptie van de heer Bouali. Gaat uw gang.
De heer Bouali (D66):
Ik heb geen interruptie, maar meer een opmerking in vervolg op het betoog van mijn collega van de SGP. De collega van GroenLinks doet meteen een voorstel voor een VAO, terwijl het debat nog niet eens gevoerd is en we de Minister nog niet gehoord hebben. Mijn collega van het CDA doet een interessant voorstel. Ik denk dat we daarnaar moeten kijken. Ik ben vooral verbaasd over het voorstel van GroenLinks, dat er al een voorstel voor een VAO op tafel ligt zonder dat we een debat hebben gevoerd.
Mevrouw Diks (GroenLinks):
Ik wil uiteraard graag reageren. Ik zat er even over na te denken. Ik weet niet of we die term hier ook kennen, maar eigenlijk is dit een «voorstel vreemd aan de agenda». Colombia staat niet op de agenda, maar we hebben daar wel een aantal zaken meegekregen. Daar waren we allemaal bij. Ik vind het belangrijk dat we daarover het gesprek met elkaar voeren. Ik zat even te denken wat de beste methode is. Als we gaan zitten wachten tot het volgende AO over OS, gaat het waarschijnlijk heel lang duren. Daarom dacht ik dat het goed zou zijn om een VAO te hebben. Wat mij betreft is dat dus niet een VAO over de agenda van deze vergadering, maar vreemd aan de agenda, over Colombia. Ik zat even naar een moment te zoeken. Als dit voorstel technisch niet kan, moeten we misschien iets anders organiseren. Ik zou het heel jammer vinden als we een halfjaar moeten wachten op het volgende AO Ontwikkelingssamenwerking.
De heer Bouali (D66):
Volgens mij hoeven we dit niet in een VAO-format te doen, zoals de collega van GroenLinks zojuist al aangaf. Daarom is het voorstel van mijn collega van het CDA interessant. Bij de procedurevergadering, die aanstaande donderdag al is, kunnen we bekijken hoe we dit onderwerp op een snelle manier op de agenda kunnen zetten.
De voorzitter:
Ik begrijp van onze griffier dat dat de correcte route is. Het is niet de bedoeling dat we een VAO over een ander onderwerp hebben. Volgens mij zijn we het er hier allemaal over eens dat we dit donderdag tijdens de procedurevergadering precies zo gaan bespreken. Ik zie dat mevrouw Diks nog even wil reageren.
Mevrouw Diks (GroenLinks):
Het gaat mij erom dat we het gesprek kunnen voeren over een aantal zaken waarvan we kennis hebben genomen en die we gezamenlijk – dat denk ik, of hoop ik – verder willen brengen. Als we daar in de procedurevergadering in gezamenlijkheid een ander moment voor kunnen vinden dat niet te ver in de tijd ligt, houd ik me daarvoor aanbevolen.
De voorzitter:
Dat is volgens mij de bedoeling. Ik wil mevrouw Diks nu verzoeken om de voorzittershamer over te nemen.
Voorzitter: Diks
De voorzitter:
Het woord is aan de heer Van Haga. Gaat uw gang. U heeft vijf minuten.
De heer Van Haga (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Ik begin met een opmerking over het verslag van de RBZ/OS van 26 november. Terecht constateerde Eurocommissaris Mimica dat de EU moet werken aan een krachtige en zichtbare inzet in Afrika, mede gelet op het spel dat China en de Golfstaten daar spelen. Maar het ontbreekt een beetje aan een Europees antwoord. Ik lees over banenprojecten die niet of nauwelijks hebben gewerkt. Denk bijvoorbeeld aan de lege cashewnotenfabriek in Mali. Deelt de Minister de mening dat, als we echt willen inzetten op gelijkwaardig partnerschap, we niet alleen moeten aankomen met SDG's en andere zaken die ons hier op dit moment bezighouden, maar ook moeten zoeken naar thema's waar de mensen daar en de Nederlandse bevolking iets aan hebben, zoals infrastructuur en energieprojecten?
Voorzitter. Dan de agenda voor 2030 en de klimaatdoelstellingen. In de geannoteerde agenda staat dat het behalen van de klimaatdoelstellingen van Parijs een integraal onderdeel is van de succesvolle uitvoering van de Sustainable Development Goals. Ook stelt het kabinet dat de EU een leidende rol moet spelen om buiten de EU meer klimaatactie te ondernemen en ambities te verhogen. Wat de VVD betreft kunnen we beter zorgen voor een kwalitatief goed beleid waarbij het klimaat daadwerkelijk gebaat is, met investeringen in duurzame energie met een zo hoog mogelijk rendement. Het probleem is namelijk groot en we moeten oppassen dat we met onze beperkte middelen niet de verkeerde keuzes maken. Vervolgens onderstreept de Raad dat op regels gebaseerde vrijhandel bijdraagt aan duurzame ontwikkeling. Dat onderstreept de VVD uiteraard volledig. Een vraag aan de Minister: hoe zorgen we ervoor dat in de zogenaamde «krachtige verklaring» iets komt te staan dat daadwerkelijk een bijdrage levert aan duurzaamheid in niet-EU-landen en dat ook nog eens een hoog rendement heeft?
Voorzitter. De Sahel verdient onze expliciete aandacht. De situatie verslechtert en dat is op vele fronten zorgelijk. Het is overigens goed om te zien dat de Raad zich buigt over de demografische trends in die regio. De VVD heeft hier eerder een punt van gemaakt met betrekking tot family planning en anticonceptie. Dat thema zou een enorme impact kunnen hebben op bijna alle SDG's. Ik begrijp heel goed dat we die discussie hier niet over gaan doen en dat de Minister het liefst ziet dat dit onderwerp wordt uitgevoerd in een soort holistische aanpak, maar dat maakt het niet minder belangrijk. Kan de Minister toezeggen dat zij het punt van family planning en anticonceptie zal inbrengen in de vergadering van de RBZ/OS? Dat mag wat mij betreft ook vanuit een mooi holistisch perspectief.
Dan de inzet van het Nederlandse bedrijfsleven. In de geannoteerde agenda mis ik de inzet op hulp waar ook Nederlandse sectoren van kunnen profiteren. Ik was positief verrast door wat het CDA deze maand schreef. Dat staat sinds 5 mei op de website. Ik citeer: «Als China een land helpt of ermee samenwerkt, vraagt het harde toezeggingen over toegang tot luchthavens, gewone havens of delfstoffen in dat land. Zo vergroten zij hun invloed in andere landen. Nederland en Europa zijn in de ontwikkelingsrelaties nog steeds meer dominee dan koopman.» Nu moeten we China natuurlijk niet als voorbeeld nemen; integendeel. Maar in essentie maakt het CDA hier een terecht punt, dat de VVD overigens ook al een paar keer heeft gemaakt. De vraag aan de Minister is of zij de mening deelt dat we iets vaker wat zouden mogen terugvragen.
Het is goed dat het kabinet kritisch blijft over een extern ontwikkelingsfonds en de financiële architectuur ervan. Waarop zet het kabinet in bij de onderhandelingen? Hoe gaan we de governancestructuur zo opzetten dat we op het gebied van ontwikkelingsfinanciering goed kunnen concurreren met China, zoals de EIB-voorzitter ook benoemde?
We hebben al kritische vragen gesteld over het EU-noodfonds voor Afrika. Ook de ERK is kritisch. Vindt het kabinet dat het EU-noodfonds voor Afrika nog in staat is om de gestelde doelen te halen? In de signalering staat dat er sprake is van slecht management en onvoldoende focus. De effecten van projecten zijn slecht te meten, en ga zo maar door.
Tot slot, voorzitter. We hebben op 25 april vragen gesteld over het bericht «Wise persons to scrutinize EU development finance». Wanneer krijgen we antwoorden op de vragen over deze groep van wijzen?
Voorzitter, tot zover mijn eerste termijn.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik geef het voorzitterschap weer aan u terug.
Voorzitter: Van Haga
De voorzitter:
Dan zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn. Ik kijk even naar de Minister. Er zijn veel interessante vragen buiten de agenda om gesteld. Ik zie dat de Minister gaarne bereid is die te beantwoorden, maar daarvoor schorsen we voor vijftien minuten.
De vergadering wordt van 16.55 uur tot 17.10 uur geschorst.
De voorzitter:
Welkom terug allemaal. We gaan verder met de vergadering. We zijn toegekomen aan de eerste termijn van de Minister. Minister, gaat uw gang.
Minister Kaag:
Veel dank, meneer de voorzitter. Veel dank ook voor de vragen. Ik hoop dat ik ze allemaal kan beantwoorden, aangezien we in de voorbereiding met name hebben gekeken naar het officiële agendapunt, namelijk de aankomende Europese Raad Ontwikkelingssamenwerking, en de convergentie met Nederlands beleid.
Misschien eerst even drie aandachtspunten. Het kabinet is van mening dat de EU-agenda zoals die wordt ontwikkeld inhoudelijk zeer goed aansluit bij de Nederlandse beleidsuitgangspunten. Over de financiering is er nog geen uitsluitsel. Dat is nog een onderhandelingskwestie. De SDG-agenda is een gedeelde agenda, een globale agenda. We hebben heel erg hard gewerkt om de specifieke aandachtspunten en prioriteiten van Nederland daarin terug te vinden, met name de SRGR, seksuele rechten en gezondheidsrechten, binnen een kader van vrouwenrechten. Dat vormt daar een belangrijk onderdeel van, niet exclusief, maar het is een echt aandachtspunt van Nederland. Het staat weer centraal in de hoofdtekst van het NDICI. Daarnaast is er aandacht voor jeugd, werkgelegenheid en de toekomstige generatie. En altijd is er de koppeling van duurzameontwikkelingsdoelen met actie, adaptatie en mitigatie van de gevolgen van klimaatverandering. Dat zijn hele belangrijke thema's, die u ook kunt terugvinden in de nota voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking die we vorig jaar hebben besproken. Vandaag kijk ik uiteraard met name naar ontwikkelingssamenwerking. U kunt een en ander terugvinden in de EU-agenda en in de uitwerking door het NDICI en de structuur die daar eventueel op zal volgen.
De aandacht voor jeugd. Ik ga meteen door naar de vraag van mevrouw Diks van GroenLinks. Nederland draagt bij aan Generation Unlimited. Ik zit zelf in de internationale board van dat initiatief. Dat doe ik vanuit de principiële overtuiging dat we overal moeten meewerken, dat we onze stem moeten laten horen en organisaties moeten versterken die door het bijdragen van hun meerwaarde het meeste resultaat kunnen boeken. We geven ook een kernbijdrage aan UNICEF, dus wat dat betreft zitten we gratis op de eerste rij. Dat wil zeggen: niet gratis, maar we betalen in ieder geval niet extra. We nemen onze rol. Het is belangrijk om daar actief te kunnen sturen op een thema waaraan deze Kamer en het kabinet zeer hechten. We dragen dus bij. We kijken juist ook naar inclusie en de emancipatie van jongeren. Daarbinnen kijken we altijd weer naar SRGR, onderwijs en kansen op de arbeidsmarkt. Jongeren staan dus in het centrum van het besluitvormingsproces. Ze kunnen zelf nadenken hoe ze hun toekomst willen inrichten, onder nog steeds heel moeilijke omstandigheden. Ik kom op een ander moment graag terug op het vervolgtraject, bijvoorbeeld in een gesprek over de jeugdagenda, nu we ook een jeugdambassadeur hebben benoemd. Ik meen dat er nog voor de zomerreces een jeugdstrategie naar deze Kamer komt, waarin we een uitwerking vinden van de hele component jeugd in de BuHa-OS-agenda van dit kabinet.
Mevrouw Diks vroeg hoe ik praktisch uitvoering ga geven aan de SDG's in Nederland en hoe ik die ga versnellen. Het hele kabinet is aan de SDG's gecommitteerd. Dit is een nationaal agendapunt. Dit is echt kabinetbreed. Mijn rol is die van coördinator, en ik ga over de rijksbrede monitoring en rapportage over de SDG's. De uitvoering ligt echter grosso modo in het binnenland, oftewel bij vele andere ministeries. Er is volop actie, zoals u ook ziet in het energieakkoord, en er zijn veel voorbeelden in de SDG-rapportage, die uw Kamer morgen krijgt. Ik denk dat het handig is om op basis van de rapportage en wederzijds goed geïnformeerd een gesprek te voeren. We financieren ook het SDG-charter, de netwerkorganisatie die een zichtbare SDG-beweging op gang brengt.
De voorzitter:
Mevrouw Diks heeft een interruptie. Gaat uw gang.
Mevrouw Diks (GroenLinks):
Het is duidelijk dat ik u niet verantwoordelijk houd voor de implementatie van alle SDG's in Nederland. Dat is helder. We hebben volgens mij in ieder geval met elkaar afgesproken dat de Nederlandse SDG-rapportage in de Monitor Brede Welvaart wordt geplakt. Ik weet niet of u voor zich ziet hoe dat precies gaat gebeuren, maar ik zou het fijn vinden als eens in een brief op een rijtje wordt gezet op welke SDG-indicatoren Nederland slecht scoort en wat we vervolgens nog kunnen doen om dat te veranderen of te versterken; breed.
Minister Kaag:
Ik kan daar moeilijk een eenduidig ja of een toezegging op geven. Ik denk dat het belangrijk is dat eerst de rapportage wordt gelezen, ook de jaarlijkse rapportage die we naar de VN zullen sturen, want dat is al een vergelijking. Je moet je eigen voorsprong meten op de SDG's en hun indicatoren, de goals en targets. Een en ander is altijd relatief aan de voortgang die andere landen boeken, ongeacht hun welvaartsniveau. Binnen de EU wordt er ook een rapportage uitgebracht. Het is belangrijk dat we eerst de rapportage lezen. Misschien kunt u in uw procedurevergadering overleg voeren over hoe u daarover verder in gesprek wilt gaan.
De voorzitter:
Ik zou zeggen, gaat u verder met uw termijn.
Minister Kaag:
Ik kom op de vraag van mevrouw Diks over Burkina Faso. We zetten nadrukkelijk in op concrete samenwerking met andere donoren. Dat is overigens het uitgangspunt van Nederland in alle landen waar we werken, crisis- of niet-crisisgebieden. Het heeft grotere effectiviteit, bevordert transparantie, en leidt uiteindelijk ook tot resultaten voor de doelgroepen voor wie we werken. Een praktisch voorbeeld is de Sahel, in Niger. Daar is een colocatie van het ambassadekantoor met België. In Tsjaad zit Nederland bij de EU-delegatie. In Burkina Faso onderzoeken we een colocatie met internationale organisaties. Programmatisch sluiten we ons altijd aan bij bestaande programma's, aangezien het een hervatting van de Nederlandse presentie betreft of een uitbouw daarvan, in plaats van alleen in het nauwe bilaterale te blijven. Dat geeft ons een kans om ook het geld van anderen aan te sturen, en om het programma op belangrijke thema's te verbreden. Zoals u kunt begrijpen, gaat het vaak om optrekken met gelijkgezinde donoren op SRGR-gebied, vrouwenrechten en rechten van de meest kwetsbaren. We zijn vanuit dit oogpunt ook lid geworden van de Alliance Sahel.
De voorzitter:
Mevrouw Diks heeft nog een interruptie. Gaat uw gang.
Mevrouw Diks (GroenLinks):
Ik had nog een vraag gesteld, maar misschien komt u daar nog op. Nederland heeft zich nadrukkelijk met Mali bemoeid, om het maar even zo te zeggen, ook vanuit defensieperspectief en de missie die daar heeft gedraaid. We zien ondertussen dat er verschrikkelijke dingen in Mali gebeuren. Grote slachtingen. Daar komt u nog op? Helemaal goed. I rest my case. Of dat nog niet, maar ik schort hem even op.
De voorzitter:
Uw interrupties zijn nu op. Het woord is aan de Minister.
Minister Kaag:
Ik was nog niet klaar met de vragen van mevrouw Diks. Ik heb nog twee vragen staan. De volgende vraag betrof inderdaad de opsporing van de daders in de Sahel, het tegengaan van straffeloosheid. Opsporing van daders is idealiter en juridisch gezien primair een nationale verantwoordelijkheid. In veel landen valt dat de facto aan anderen, of het is onmogelijk om er goed gevolg aan te geven. We ondersteunen in Mali het tegengaan van straffeloosheid op een aantal manieren. We doen dat door de opbouw van veiligheids- en rechtsordeprogramma's in Mali. We geven concrete steun aan strafrechtelijke vervolging door ondersteuning van onderzoek en rechtspraak, en ook aan verbetering van de omstandigheden in gevangenissen. We gaan dit programma uitbreiden naar Burkina Faso en Niger. We werken via Beneluxfinanciering mee aan de onafhankelijke, internationale commissie die onderzoek doet naar mensenrechtenschendingen in Mali. Verder zijn er de bredere vraagstukken over hoe Nederland aan de VN-missie in Mali heeft meegedaan. Ik denk dat de resultaten die eventueel worden geboekt voor een breder debat op een ander moment in een ander kader zijn. Dat betreft de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister van Defensie, en mijzelf als het gaat om de artikel 100-brieven.
Dan is er nog een vraag van mevrouw Diks over het MFK. Heeft Frankrijk een punt om het Europees Ontwikkelingsfonds buiten het NDICI te houden om de focus op armoedebestrijding te behouden? We zijn sowieso altijd al voorstander geweest – ik zou zeggen: bijna ongeacht de kabinetten die komen en gaan – van een geïntegreerd instrument. Het bevordert de transparantie, coherentie en efficiëntie van de EU-inzet. De focus moet altijd blijven liggen op het behalen van de duurzameontwikkelingsdoelen en armoedebestrijding, vooral in de armste landen, en met name voor de meest kwetsbare groepen, ongeacht achtergrond of geloofsovertuiging. Kwetsbaarheid wordt daar vaak door bepaald. Het NDICI is een instrument voor geïntegreerd beleid en heeft ook aandacht voor conflictpreventie en stabiliteit. Het geeft onder andere mogelijkheden om irreguliere migratie aan te pakken. We zijn daar voorstander van, dus we willen het EOF binnen het NDICI houden. We denken dat het een veel grotere impact zal bevorderen.
Mevrouw Diks (GroenLinks):
De vraag of de Fransen een punt hadden, was meer gericht op het feit of een gesprek over het NDICI tot een andere prioritering zou kunnen leiden. Ik heb het idee dat de Fransen meer proberen te kijken naar hoe we met behulp van die instrumenten de toestroom van migranten kunnen indammen. Ik heb daarover aangegeven – wat u zelf ook aangeeft – dat een focus op de allerarmste en meest fragiele landen in wezen voor een deel losstaat van de migratiestromen. Die stromen kunnen daar niet de maatstaf voor zijn. Ik was even benieuwd hoe u daarnaar kijkt als u donderdag in dat gesprek zit als de Fransen dit opbrengen.
Minister Kaag:
Ik heb zojuist mijn uitgangspunten en die van het kabinet uitgelegd, dus dat blijft hetzelfde. Het tweede is: we hebben in andere gesprekken, ook over het European Trust Fund, al aangegeven dat het NDICI een instrument en middel is om te kijken naar de beperking van grondoorzaken die een directe, causale link hebben met irreguliere migratie. Het breder investeren in perspectief, dus met benutting van ontwikkelingssamenwerking, moet gaan over de aanpak van grondoorzaken, armoede en het tegengaan van klimaatverandering. Daarmee pak je onder andere ook risico's aan van irreguliere migratie, mensensmokkel en mensenhandel. De analyse van grondoorzaken is heel helder, en is volgens mij wetenschappelijk onderbouwd en niet politiek gestuurd.
De voorzitter:
Gaat u verder met uw termijn.
Minister Kaag:
De heer Stoffer vroeg hoe hoog het budget voor het NDICI wordt. Er werd specifiek gevraagd of het varieerde tussen de 123 en 140 miljard. We zetten nog steeds in op een modern en financieel houdbaar Meerjarig Financieel Kader. We houden daarbij nog steeds rekening met het vertrek van het Verenigd Koninkrijk uit de EU, ofschoon dat nog niet beslecht is. We denken als kabinet nog steeds dat een sterkere en zichtbaardere rol van de EU op het wereldtoneel niet per se meer geld hoeft te kosten of zou moeten kosten. We hebben scherpere prioriteiten gesteld voor wat betreft het externe beleid. De onderhandelingen zijn nog gaande, dus ik ben de heer Stoffer helaas een concreet antwoord verschuldigd. Het Nederlandse kabinet zet nog steeds in op een inperking of het tegengaan van de verhoging die de Commissie zichzelf had voorgesteld. Wij zijn het daar niet mee eens. We willen eerst kijken wat er bereikt moet worden en dan met terugwerkende kracht naar de budgettaire verdeling kijken. Dat is een betere manier van boekhouden dan andersom.
Dan ga ik door naar het blokje vragen van de heer Bouali. Hij had een vraag over de inzet van het kabinet op het klimaat. De heer Bouali verwees terecht naar het voorzitterschap van Nederland, samen met Costa Rica, van het Nationally Determined Contributions Partnership, het NDCP. Hoe zetten wij ons daarop in? Nou, ik zou zeggen: heel actief. We zijn er heel trots op. We hebben het mogen erven van Duitsland en Marokko. Dat waren de eerste covoorzitters. We doen dit voor de periode 2019–2020. We helpen lage- en middeninkomstenlanden of ontwikkelingslanden die in aanmerking komen voor ontwikkelingssamenwerking, bij het halen van hun nationaal gestelde doelstellingen onder het Parijsakkoord en het verhogen van hun klimaatambitie. Dat hoort integraal ook bij de agenda die het kabinet zich heeft gesteld en mijn verantwoordelijkheid als Minister die verantwoordelijk is voor internationale klimaatactie. Daarom was dit een hele mooie rol die we hopen te kunnen vervullen. We zullen aandacht vragen voor adaptatie, met daarin een rol voor vrouwen en verhoging van de ambitie voor de volgende generatie. We kijken naar een aantal momenten op politiek niveau, zowel tijdens de algemene vergadering, de klimaattop die gehouden zal worden als ook een aantal andere politieke gesprekspunten. In al mijn bilaterale reizen zal ik aandacht vragen van regeringsleiders, of counterparts, voor hun programma op nationaal niveau. Wat zijn de regeringen van plan te doen? Waar hebben ze mogelijkerwijs technische assistentie nodig? Kan er kennis worden gedeeld met andere landen in een gelijkwaardige situatie, zodat ze van elkaar kunnen leren? Het is niet een kwestie van meer geld. Het is een kwestie van organiseren, ervaring en expertise beschikbaar stellen en juist ook stimuleren, want uiteindelijk moet de actie komen uit de landen zelf. Dat er natuurlijk nog meer financiering voor klimaatactie moet komen, is een breder politiek verhaal, maar dat is niet de primaire taak van dit partnerschap.
De heer Bouali (D66):
Dank aan de Minister voor dit heldere antwoord en de actieve rol die de Minister speelt bij dit onderwerp. U zegt terecht dat het niet alleen een kwestie van geld is, maar mocht het nu in landen waarmee u bilaterale gesprekken voert, opkomen dat ze hulp nodig hebben, hebt u dan de middelen beschikbaar om ze eventueel te helpen?
Minister Kaag:
De middelen die beschikbaar zijn gesteld, zijn op dit moment al gealloceerd. Er wordt op dit moment geen additionele bijdrage verwacht. Naarmate het kabinet echter steeds meer succes kan boeken met de inzet op innovatieve financiering, kanalisering via de Wereldbank en bijvoorbeeld klimaatimpactbonds, hebben we momenten en kansen om additionele financiering te genereren zonder dat dat per se direct financiering vanuit Nederland gaat vergen. Ik kom op de Sahel, waarover de heer Bouali en uzelf, meneer de voorzitter, vragen hadden gesteld. Er was een vraag over dat er wordt ingezet op de focus op seksuele rechten en gezondheidsrechten en dat die focus wordt gemist. Dat was in relatie tot de Sahel. Ik wil bevestigen dat dankzij de Nederlandse inzet, mijn inzet, SRGR juist weer opgenomen is in de hoofdtekst in het NDICI en daarmee als prioritair wordt beschouwd. We dragen zelf bilateraal en via de EU bij aan dit thema. Ik merk dat er soms een soort perceptie is dat als je aan vrouwenrechten werkt, je dan niet aan SRGR zou werken.
Ik zou de vraag op zijn kop willen draaien: SRGR is een onderdeel van het streven naar een realisatie van vrouwelijke emancipatie. Het is een beginpunt, maar het kan niet het eindpunt zijn. Want een meisje dat geen recht heeft om naar school te gaan, niet mag leren en niet mag werken, komt nog niet veel verder. SRGR is een belangrijk en centraal onderdeel. We werken daar hard aan en we trekken daaraan. We doen ook aan anticonceptieprogramma's. We steunen die in heel veel landen, maar we vragen bredere aandacht voor de rol en de perspectieven van vrouwen en meisjes. We doen dat bijvoorbeeld ook door de preventie van kindhuwelijken. Dat mag niet losgelaten worden. U kent alle voorbeelden uit de BuHa-OS-nota en de uitvoering van het beleid. Daarop wil ik dus eigenlijk verder niet doorgaan, want het is bekend terrein.
De voorzitter:
Kan ik dit noteren als een toezegging of niet?
Minister Kaag:
Het is geen toezegging. Het is uitvoering van bestaand beleid.
De voorzitter:
Oké. Goed. Gaat u verder met uw termijn.
Minister Kaag:
Ik zal het voortaan nog korter maken: uitvoering bestaand beleid, meneer de voorzitter.
Dan het kopje over vragen van de heer Bouali, zoals over de internationale conferentie in Colombia over de Amazone. Er is heel veel mooi werk verricht sinds de aanname van de motie-Bouali/De Groot. Ik zal alleen de hoogtepunten daaruit halen. We kijken uiteraard naar de Tropical Forrest Alliance van 2020, de TFA. Iedereen zit daarbij aan tafel: bedrijven, overheden en maatschappelijke organisaties. We kijken onder andere naar het tegengaan van ontbossing en de agrarische handelsketens. Ik denk dan aan soja en palmolie, maar ook aan rundvlees. Het wordt ondergebracht bij het Wereld Economisch Forum. Wij zijn lid sinds 2013 en sinds 2016 steunen we dit TFA samen met een aantal andere landen. Duitsland komt er nu ook bij. Er is een jaarlijkse bijeenkomst, vorige week nog in Colombia, met deelname van Nederland. De trends in Colombia en Brazilië blijven uiterst zorgwekkend, op politiek niveau en in de realiteit. De doelstellingen van de regering in Colombia op presidentieel niveau zijn helder en duidelijk, en dat is geweldig. Dat weet u beter dan ik, want u bent er geweest en u heeft al die gesprekken kunnen voeren. Het tegenovergestelde lezen en horen we over Brazilië, als het gaat om plannen die ontbossing tot gevolg kunnen hebben. We blijven in gesprek, zowel in Brazilië als in Colombia, maar ik hoop dat het goede voorbeeld van Colombia andere landen omhoog kan trekken. We moeten ook kijken naar positieve beïnvloeding van binnen de regio waar dat mogelijk is. Ik kan echter niet stellen dat ik heel optimistisch durf te zijn over Brazilië.
De heer Bouali had een vraag over de jeugd in de MENA-regio. We moeten ervoor waken dat het geen verloren generatie gaat worden. Er is weinig perspectief voor de jeugd in de brede regio. Wat doet Nederland – een bilaterale vraag, meneer de voorzitter – en hoe sluit dit aan op de EU-inzet? We doen heel veel, zoals de heer Bouali als geen ander weet, en niet alleen in de focuslanden Libanon, Jordanië en Irak. We kijken ook in de bredere regio. We hebben een aantal programma's. We kijken naar onderwijs in relatie tot jeugd en werk, zowel voor vluchtelingen als de gastgemeenschappen als ook voor de bredere gemeenschap, om sociale cohesie en stabiliteit van die landen te helpen bevorderen. We werken ook in landen als Egypte, waar dat net zo belangrijk is. Vanuit het handelsperspectief kijken we bijvoorbeeld naar landen als Marokko en Tunesië, omdat het investerings- en handelsklimaat daar soms makkelijker kan zijn. De vraag vanuit die landen is juist: kom met de private sector, investeer daar, creëer banen, gebruik Orange Corners en andere instrumenten.
We hebben dus een interessante mix aan instrumenten die we kunnen inzetten. We proberen met veel steun van andere EU-lidstaten de EU aan te sturen om te investeren in projecten die jeugdwerkloosheid tegengaan en jeugdwerkgelegenheid stimuleren, met een speciaal aandachtspunt voor vrouwen en meisjes vanuit het genderperspectief, zoals de voorzitter welbekend is, omdat toch 50% van de wereldbevolking vrouw en meisje is. Dat is net zo belangrijk. Ik spreek hier graag op een ander moment over verder. Ik wil alleen de aantekening maken dat dit soort programma's vanuit een langetermijnperspectief moeten worden opgestart, net zoals in Nederland. We kunnen niet altijd direct de vruchten plukken van een activiteit die nu is gestart door de overheid, lokaal of op nationaal niveau. Dit zijn lange veranderingsprocessen en dat is uiteraard het koppige en het moeilijke. We willen allemaal graag nu resultaten zien, ook als je kijkt naar de correlatie tussen het gebrek aan perspectief en het risico voor de mensen zelf van irreguliere migratie.
Dan was er nog een vraag van de heer Bouali, over de toekomst van de financiële architectuurfondsen. De vraag die vaak terugkomt – en dat begrijp ik ook – vooral vanuit het maatschappelijk middenveld in Nederland, maar ook uit andere EU-landen, is hoe ze aanspraak kunnen maken op EU-gelden om elders hun rol te pakken. Hoe kunnen kleine organisaties voorkomen dat ze verloren gaan in een hele moeilijke, trage bureaucratische procedure zonder te weten of dat resultaat gaat opleveren qua steun of financiering? Dat is hartstikke lastig. Het is eerlijk gezegd nog lastiger voor lokale organisaties in de landen waar de EU ook werkt. Daar heb ik dan nog meer sympathie voor, omdat het gewoon voor dat soort organisaties heel moeilijk en heel lastig is. We bieden ondersteuning aan Nederlandse organisaties. Er is binnen Buitenlandse Zaken een EU-ondersteuningsfaciliteit opgericht die Nederlandse ngo's van trainingen kan voorzien en hen ook kan helpen bij het beantwoorden van vragen. De EU werkt tegenwoordig met name met directe grants, die online worden gepubliceerd. Elke Nederlandse ngo kan in de voorbereiding terecht bij de Nederlandse ondersteunende faciliteiten. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat de Nederlandse ambtenaren van Buitenlandse Zaken geacht worden de projectvoorstellen te gaan schrijven. Het is een ondersteunende faciliteit, net zoals we dat elders doen. Verder zijn DGIS, het directoraat-generaal Internationale Samenwerking, RVO.nl en FMO geaccrediteerd bij de EU om gedelegeerde fondsen te ontvangen. Organisaties, Nederlandse ngo's, kunnen dus gebruikmaken van de DGIS- en RVO-accreditatie. We hebben dit ook in eerdere AO's bij andere punten besproken. Dus ik zou zeggen: dit verandert niet. Het is nu aan de ngo's om aan de slag te gaan, samen met ondersteuning, maar pertinent vanuit Buitenlandse Zaken.
Ik ga door met het blokje van de vragen van mevrouw Kuik. Er was een vraag naar het Nederlandse klimaatfonds en een vraag of er nog andere landen zijn met een dergelijk fonds. Ik wil vanwege de complexiteit van het verhaal graag verwijzen naar het algemeen overleg van 29 mei dat hiervoor gepland is.
Dan een inhoudelijke vraag van mevrouw Kuik over de klimaatdoelstellingen. Er wordt gesteld dat 50% klimaatrelevant is. Kan ik dat specificeren? De commissie zelf stelt voor 25% klimaatrelevante programma's op te nemen in het NDICI. We kijken naar 40% klimaatrelevant, dus adaptatie of mitigatie, en 10% relevantie op biodiversiteit. We hebben allemaal in de kranten of in het rapport zelf over de biodiversiteit en het verlies aan biodiversiteit mogen lezen, en dan ben ik blij dat we een 10% marge hebben opgenomen voor biodiversiteit. Je kunt jezelf de vraag stellen of dat niet meer moet zijn. Uiteindelijk moeten we hier een koplopersrol willen spelen en de andere lidstaten meekrijgen, want het is een thema dat uiteraard niet vergeten mag worden in onze zorgen omtrent klimaatverandering. We moeten oog blijven houden voor de biodiversiteitagenda. Alles wordt gedaan vanuit de Rio Markers, zoals dat heet, de markering, van de OESO-DAC. Het MFK heeft een periode van zeven jaar. We moeten ambitie blijven tonen. Niet alleen via ontwikkelingssamenwerking, maar ook vanuit de eigen nationale agenda. Elke lidstaat moet dat oppakken om de doelstellingen van het akkoord van Parijs te halen.
Dan is er een vraag van mevrouw Kuik over het halen van de duurzameontwikkelingsdoelen en de klimaatdoelen en hoe dit aansluit bij het Nederlandse externe beleid. Ik weet niet of ik nog veel heb toe te voegen, want dit is een hele generieke vraag over het beleid en de strategie van buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking. Er is natuurlijk een convergentie. Ik denk dat mevrouw Kuik dat ook bedoelt, als ik het althans goed begrepen heb. Het is geen toeval dat de Agenda 2030 is aangenomen en een paar maanden later het akkoord van Parijs. Dat was met opzet, door de onderhandelaars vanuit de VN en de lidstaten. Het een kan niet zonder het ander. Wat we doen op klimaatadaptatie en -mitigatie zal de kans op het behalen van de duurzameontwikkelingsdoelen versterken, als we werken aan de circulaire economie. Als we dat kunnen bereiken middels de duurzameontwikkelingsdoelen, dan kunnen we ook weer doelen van Parijs behalen. Het is zo complex en integraal dat we op heel veel thema's kunnen inzetten, maar we moeten altijd het grote plaatje voor ogen houden. Het vergt natuurlijk transitie in alle landen, zowel in Nederland, de EU als de rest van de wereld. We proberen de armste landen te helpen om te komen aan koolstofarme, betaalbare en duurzame energiebronnen. De EU speelt daarbij vooral vanuit financieringsoptiek een hele grote rol. De discussie over het klimaatfonds zal misschien een mooi moment zijn om daarop terug te komen. Morgen krijgt u de jaarlijkse SDG-rapportage, waarin dat ook aan de orde komt. Ik wil mijzelf nu niet tegenspreken en teruggaan op het rapport van de SDG-rapportage, want ik heb verwezen naar de uitkomst van de rapportage zelf.
Dan een vraag van mevrouw Kuik hoe het Challengefonds speciale aandacht voor meisjes heeft, en of die kunnen worden ondersteund door dat Challengefonds, het Challenge Fund for Youth Employment. We willen fatsoenlijk werk en inkomen creëren voor 200.000 jongeren, waarvan de helft jonge vrouwen. De doelgroep zijn jonge mannen en vrouwen in de leeftijd tussen 15 en 35 in de drie focusregio's. Vandaag is de tender gepubliceerd voor de Europese aanbesteding van de fondsmanager. We kijken naar het vergroten van baankansen door de mismatch tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt aan te pakken en knelpunten weg te nemen. Het fonds zal worden opengesteld voor maatschappelijke organisaties, bedrijven en kennisinstellingen. Ik denk dat we allemaal geïnteresseerd zijn in de best mogelijke, de optimale fondsmanager om uiteindelijk de best mogelijke resultaten te kunnen behalen. De planning is dat eind 2019 of begin 2020 de eerste call for proposals wordt gelanceerd. Het budget is 150 miljoen. De looptijd is 2019–2025.
Dan is er nog een vraag over de mogelijke aandacht of extra aandacht voor global health, het internationale gezondheidssysteem en infectieziekten, zoals ook aangegeven in de Staat van de Unie. Wat doen we in het bijzonder ter bestrijding van infectieziekten, waaronder tuberculose? Wat doen we om dat ook hoger op de agenda van het buitenlandbeleid van de EU te krijgen? De ministeries van VWS en Buitenlandse Zaken werken samen in EU-verband om infectieziekten en epidemieën wereldwijd te bestrijden. We zijn ook een belangrijke partner voor de Wereldgezondheidsorganisatie. We stimuleren het versterken van de capaciteit in ontwikkelingslanden met gebruikmaking van ontwikkelingsgelden. In het bijzonder kijken we naar de bestrijding van hiv/aids, tuberculose en malaria. Dat hele pakket blijft samen. Binnenkort wordt in Lyon het driejaarlijks budget van het Global Fund besproken. Ik meen in oktober. Dat is natuurlijk een belangrijk moment. We kijken uiteraard of de EU daar de juiste bijdrage zal blijven leveren. We zien gezondheid als totaal gelieerd aan SRGR, maar we willen ook geestelijke gezondheidszorg meenemen in die bredere OS-agenda. Uw punt over tuberculose, zoals ook eerder gemaakt in november, toen we de begroting bespraken, is uiteraard meegenomen. We zullen daar waakzaam op blijven. Ik meen laatst weer begrepen te hebben van besprekingen met Peter Sands van de ONE Campaign, die mij een petitie aanbood, dat er op dit moment meer mensen aan tuberculose overlijden dan aan andere besmettelijke ziekten. Dat is natuurlijk een punt van zorg, net als hiv en aids. Het is een hele stille killer en treft vooral mensen die buiten alle systemen vallen, zoals migranten, mensen in een enorm kwetsbare positie of vluchtelingen.
Dan de situatie in Jemen. Dank, meneer de voorzitter, voor de vraag hierover. De terugtrekking van de houthi's uit Hodeida. Ik was ook zeer blij dat te lezen. Als je kijkt naar de woorden van Martin Griffith – dat is de speciaal gezant van de Verenigde Naties – en de onderhandelaar, denk ik dat we heel voorzichtig optimistisch moeten zijn en blij dat dit resultaatje mogelijk geboekt is. Maar we weten nog niet helemaal wat erachter zit, dus ik durf er nog geen boude uitspraken over te doen. Als het voortvloeit uit een voorzichtig onderhandelingsproces met de VN en er afspraken zijn gemaakt, dan is er een kans om te kijken naar ontmijning en inspectie van de haven. Dan is er een kans dat commerciële schepen met name weer goederen en voedsel op de markt blijven brengen, en dat de veiligheidssituatie voor humanitaire hulpverlening versterkt kan worden, en dat die hulpverlening versneld kan worden. Dat is enorm belangrijk, want de humanitaire situatie in Jemen is een grote schandvlek voor ons allemaal.
Dan heb ik nog een vraag onder het blokje van mevrouw Kuik van het CDA over Mozambique. Ik weet dat de Interparlementaire Unie moties heeft aangenomen. Er worden heel veel moties aangenomen door de Interparlementaire Unie en ik moet u eerlijk gezegd opbiechten dat het mij niet duidelijk is dat dit een directe opdracht is voor het Nederlands kabinet. Ik heb gesproken met de Nederlandse vertegenwoordigers die bij de IPU zijn geweest. Ik heb uitgelegd dat we al heel veel doen ter ondersteuning van de uitvoering van noodhulp in Mozambique. We hebben zorgvuldig gekeken naar de kwaliteit van de lokale coördinatie. Dat was ook een vraag, of die verbeterd kan worden. We sturen altijd aan op gebruik van bestaande bronnen, van mensen en organisaties die er al zijn. Het is vaak niet nodig om nog heel veel mensen in te vliegen. Die moeten dan gaan leren van degenen die er zijn, terwijl we juist lokale capaciteit willen gebruiken. We hebben geld toegezegd voor noodhulp na cycloon Kenneth. Dat wordt ingezet voor voedselhulp, noodonderkomens, water, sanitatie en noodcommunicatiemiddelen. Vanuit preventieoogpunt blijven we uiteraard meekijken wat er eventueel nog meer staat te gebeuren in Mozambique of de buurlanden. Dat blijft natuurlijk zorgelijk.
Dan is er nog een vraag over welke acties worden ondernomen. Nog even ter informatie: we hebben ook andere deskundigheid beschikbaar gesteld. Er zijn vier Nederlanders afgereisd om daar lokaal versterking te bieden. Via de VN is er geld naartoe gegaan dat Nederland al eerder beschikbaar heeft gesteld, het noodhulpfonds van de VN. Zoals u weet vanuit eerdere debatten, hechten we zeer aan dit noodhulpfonds, omdat er binnen 24 uur niet alleen geld maar ook mensen beschikbaar kunnen worden gesteld, die getraind en ervaren zijn en die zich ter plekke nuttig kunnen inzetten. Het Mozambikaanse waterbedrijf FIPAG wordt door Nederland en Vitens Evides International ondersteund bij het herstellen van de drinkwatervoorziening in Beira, want schoon drinkwater blijft essentieel om het risico van een cholera-uitbraak te beperken.
Dan ga ik door naar de vragen van de heer Stoffer. Is het samenvoegen van de Europese Investeringsbank en de EBRD een goed idee? Zoals de heer Stoffer weet, heeft de Raad een groep van wijze personen samengesteld om te kijken of en hoe de inzet van de EU-financieringsarchitectuur kan worden verbeterd. Er zal gekeken worden naar de toegevoegde waarde en of het een goed idee is dat de EIB, EBRD en bijvoorbeeld nationale banken zoals FMO bij elkaar komen. Het is niet zomaar een optie. Sowieso niet, en ook vanuit een procedureel en instellingsniveau niet, want de EIB is een EU-instelling en de EBRD heeft een veel breder aandeelhouderschap. We wachten rustig de advisering van de groep van wijzen af. Daar zijn ze hopelijk wijs genoeg voor en daar zijn ze ook voor gevraagd. Maar we staan niet zomaar te juichen en we denken niet dat het een automatisme is. De financiële architectuur en sommige van de beoogde doelstellingen van de Commissie die gesteld zijn voor financiële en bancaire ervaring, zijn op dit moment niet aanwezig binnen de Commissie of de gebruikelijke gelederen. Als je op een andere manier wilt gaan werken en de financiële markten op wilt, is het vanuit bancair oogpunt belangrijk dat je sowieso de expertise in huis hebt en ook aan risico-inschatting doet. Er staan nog heel veel vragen open wat Nederland betreft en het is absoluut geen gelopen race. Ik neem aan dat dat een achterliggende aanname was van de heer Stoffer. Ik hoop dat ik hem hierin heb gerustgesteld.
De voorzitter:
Ik zie de heer Stoffer hartelijk knikken, dus ik neem aan dat het helemaal in orde is.
Minister Kaag:
Dan een vraag van de heer Stoffer over een EU-website, waar de met EU-middelen voor ontwikkelingssamenwerking behaalde resultaten op staan. Deze website bestaat en heet de EU Aid Explorer. Die is onlangs verschenen. U kunt hier de resultaten vinden van EU-OS, maar ook de OS-resultaten van EU-lidstaten.
Dan de vragen van de heer Van Haga. U heeft een aantal vragen gesteld in vervolg op de instelling van de groep van wijze personen. De antwoorden worden binnen de termijn aan de Kamer toegestuurd.
De voorzitter:
Laat ik bij dezen het voorzitterschap overdragen aan mevrouw Diks. Dan kan ik bepalen of ik een vraag heb en dan vraag ik dat vervolgens aan mevrouw Diks. U bent nu de voorzitter.
Voorzitter: Diks
De voorzitter:
We wachten nu allemaal op een heel spannende interruptie uiteraard. Het woord is aan de Minister.
Minister Kaag:
Dan was er een vraag van de heer Van Haga rondom het thema China. Het kabinet komt binnenkort met de Chinastrategie. Daarin wordt ook een beschouwing gegeven over de rol van China in de context van ontwikkelingssamenwerking, de geo-economie, de rol en de ontwikkelingen. Hoe en wat denkt het kabinet daaraan te kunnen doen? Ik wil er niet op vooruitlopen, maar het valt in de categorie «watch this space». Wat vinden we ervan en moet de EU dezelfde rol innemen? Zoals u weet, zijn in China hulp en handel sterk gelieerd. Wat China hulp noemt, zijn eigenlijk economische projecten. Een groot deel van de zogeheten Chinese ontwikkelingsfinanciering betreft eigenlijk commerciële leningen van Chinese banken. Een heel beperkt deel vindt plaats in de vorm van schenkingen. Ze zijn te verklaren vanuit China's eigenbelang, het zeker stellen van economische belangen en de behoefte aan grondstoffen. Dit zeg ik even in de beschrijvende aard uiteraard. Als EU, en Nederland daaronder, zijn we gericht op het behalen van de duurzameontwikkelingsdoelen en het aanpakken van grondoorzaken. Dat is een regeerakkoordafspraak van dit kabinet en het zijn ook internationale afspraken. Dat zetten wij voort. Het is belangrijk dat we als EU vasthouden aan onze waarden, waarin we maatschappelijke ontwikkeling kunnen bevorderen, waarin we aandacht vragen voor de rol van het maatschappelijk middenveld, mensenrechten, vrouwenrechten, rechten van religieuze minderheden en lhbti. Dat zijn hele gevoelige kwesties die we willen oppakken. Ik zie het Chinese model absoluut niet als iets wat we willen en moeten volgen, en dat heb ik ook begrepen van de heer Van Haga. Het Chinese model is op een dusdanig andere leest geschoeid dat we dat niet kunnen kopiëren. We moeten de «concurrentie» op een andere manier aangaan. We doen dit door te investeren in respect voor mensenrechten, sterke instellingen en goed bestuur, ook om corruptie tegen te gaan en alle andere gevolgen.
De voorzitter:
Er is een interruptie. De heer Van Haga.
De heer Van Haga (VVD):
Het is natuurlijk niet de bedoeling om onze doelstellingen overboord te gooien. Maar de vraag was eigenlijk – en volgens mij heeft u mij ook zo begrepen – of het mogelijk is om een klein beetje op te schuiven zonder onze doelstellingen te verlaten, in die zin dat onze eigen bedrijven er toch iets voor terugkrijgen.
Minister Kaag:
Die vraag stelt de heer Van Haga regelmatig. Mijn antwoord verandert eigenlijk niet. Ons beleid is dusdanig slim en meetbaar opgesteld dat we niet hoeven op te schuiven, want we hebben een hele proactieve handelsagenda voor opkomende markten in ontwikkelingslanden. De bedrijven zelf, ook vanuit VNO-NCW en alle andere brancheorganisaties, zijn SDG-georiënteerd. We geven exportkredieten en financieringen voor start-ups en scale-ups. We werken met de hele grote bedrijven. Er is een hele actieve handelsagenda. Gebonden hulp is een concept dat alle EU-lidstaten en de OESO-DAC-landen collectief hebben achtergelaten. Het is ook een heel ander verhaal. De Afrikaanse landen bijvoorbeeld willen zelf veel meer met de EU. Dat is iets waar de EU over na zal moeten denken. Als je echt wilt concurreren met de Chinezen, zal er nog veel meer geld richting Afrika moeten gaan. Ik denk niet dat dat de inzet is van de vraag van de heer Van Haga.
Maak ik mij zorgen over de geboortecijfers in Afrika? Ik denk in de eerste plaats dat het merendeel van de landen in Afrika zelf zich enorme zorgen maakt over de geboortecijfers. Dat is een. Waar we ook aan moeten werken, is dat de regeringen veel meer verantwoordelijkheid nemen voor family planning. Dat is dan niet per se geboorte-inperking, maar planning. Dat doe je door onderwijs, toegang tot anticonceptie en toegang tot informatie over gezondheidszorg, rechten van vrouwen en onderwijs van vrouwen. De risico's dat een meisje dat onderwijs heeft genoten vroeg zwanger wordt, nemen per jaar causaal af. De kansen dat het meisje hierna, als ze wat meer scholing heeft, een beter betaalde baan of een baantje krijgt, nemen enorm toe. Het inkomen neemt toe en het heeft een enorm ripple effect op gezinsinkomen en dus de kansen van de volgende generatie. Het gebrek aan keuzevrijheid voor vrouwen en meisjes blijft een fundamentele kwestie in dit verhaal. 225 miljoen vrouwen en meisjes hebben een unmatched need voor contraceptie. Dagelijks sterven 800 vrouwen en meisjes aan totaal vermijdbare oorzaken die verband houden met te vroege zwangerschap of slechte begeleiding tijdens de zwangerschap of tijdens de geboorte van het kind.
We zullen de belangen van vrouwenrechten en keuzevrijheid, seksuele rechten en gezondheidsrechten zeer benadrukken in de Raad, maar dat doen we overal. Ik denk eerlijk gezegd dat Nederland daarom bekend staat, ongeacht wie de bewindspersoon is, vrouw of man. Dit zit echt in het Nederlandse DNA en in het beleid. Ik bespreek ook op alle niveaus tijdens alle bezoeken en alle multilaterale of andere fora dat dit een punt van belang is. We vragen regeringen wel om zelf ook te investeren, want we kunnen natuurlijk niet aan substitutie gaan doen. Het blijft eigenlijk een druppel op de hete plaat. Dat is ook het punt van zorg, want de demografische ontwikkeling, vooral op het Afrikaanse continent, is dusdanig snel dat we nog generaties lang met de gevolgen van de huidige ontwikkelingen te maken zullen hebben. Dat zal gevolgen hebben voor het klimaat, voor de arbeidsmarkt en voor alle kansen op ontwikkeling. Dat is het grote vraagstuk waar we internationaal nog veel slimmer met zijn allen naar moeten kijken.
Dan is er nog een vraag van de heer Bouali en de heer Stoffer over toegang tot EU-OS-gelden. Dat punt hebben we eerder behandeld.
Er is nog een laatste vraag van de heer Van Haga. Is het European Trust Fund nog in staat de doelen te halen? Jawel, zeker. De aanbevelingen van de Europese Rekenkamer zijn voor een groot deel overgenomen. De doelstellingen voor projecten worden nauwkeuriger geformuleerd. Er wordt beter gekeken naar de complementariteit met andere programma's en er is meer focus binnen de programmering. Dit is ten dele, durf ik te zeggen, het gevolg van Nederlands aanhouden en de inzet in de Raad en alle informele gesprekken, om dat EUTF zuiver te houden en om ervoor te zorgen dat alle andere ontwikkelingsfondsen voor hun doelen kunnen worden ingezet. Zo kunnen we alle doelstellingen proberen te behalen, met de juiste middelen en focus.
Dan hoop ik dat ik alle vragen heb beantwoord.
Voorzitter: Van Haga
De voorzitter:
We zijn aan het einde gekomen van de eerste termijn van de Minister. Ik kijk even om mij heen of er behoefte is aan een tweede termijn. Ik zie iedereen nee schudden. Ik heb zelf ook geen tweede termijn, want al mijn vragen zijn, voor zover ik het kon nagaan, zoals gewoonlijk prima beantwoord.
Het laatste onderdeel van deze vergadering is het voorlezen van de toezeggingen. Ik heb als toezegging genoteerd dat de antwoorden op vragen aan de groep van wijzen eraan komen. Dat zijn de antwoorden op mijn eigen vragen. Dat is niet echt een toezegging. Laten we die toezegging schrappen. Dan hebben we gewoon geen toezeggingen. Dat lijkt mij een prima besluit van deze vergadering. Ik sluit deze vergadering over de Raad Buitenlandse Zaken/Ontwikkelingssamenwerking, met dankzegging aan de Minister en haar staf en de Kamerleden die zijn komen opdagen. Dank u wel.
Sluiting 17.51 uur.