Vastgesteld 23 maart 2016
De algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de vaste commissie voor Europese Zaken hebben op 28 januari 2016 overleg gevoerd met Minister Ploumen voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over:
− de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 21 december 2015 inzake de geannoteerde agenda informele Raad Buitenlandse Zaken/Ontwikkelingssamenwerking 1 en 2 februari 2016 (Kamerstuk 21 501-04, nr. 180);
− de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 21 december 2015 met het verslag van de informele Raad Buitenlandse Zaken/Ontwikkelingssamenwerking van 9 en 10 december 2015 (Kamerstuk 21 501-04, nr. 179);
− de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 8 januari 2016 inzake de situatie in Burundi (Kamerstuk 29 237, nr. 168).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, De Roon
De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Azmani
De griffier van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, Van Toor
Voorzitter: Van Laar
Griffier: Wiskerke
Aanwezig zijn drie leden der Kamer, te weten: Van Laar, Agnes Mulder, Taverne,
en Minister Ploumen voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
Aanvang 14.01 uur.
De voorzitter: Welkom bij het algemeen overleg voor de informele Ontwikkelingsraad Buitenlandse Zaken. Ik stel een spreektijd voor van vijf minuten per fractie, die niet wordt gehandhaafd gezien het geringe aantal aanwezige sprekers.
De heer Taverne (VVD): Voorzitter. Dit algemeen overleg is op verschillende manieren interessant en wellicht ook symptomatisch of alarmerend. Laat ik beginnen met het goede nieuws: de opkomst op de publieke tribune. Ongetwijfeld is de belangstelling via de livestreams heel groot. Dat kan aan de kant van de Kamer niet worden gezegd. De agenda is beperkt. Het belangrijkste document is de geannoteerde agenda voor de informele Raad. Ik moet eerlijk bekennen daar ik daar enigszins van opkeek. De informele Raad is de voorbereiding voor de formele Raad. De schriftelijke voorbereiding, de geannoteerde agenda, omvat slechts drie kantjes, waarvan een half A4'tje over de inzet van Nederland. Dat vond ik op zijn minst verbazingwekkend, aangezien Nederland het voorzitterschap bekleedt. Daarnaast worden we met de grootste migratiecrisis van de afgelopen 25 jaar geconfronteerd. Bovendien is de Minister zelf van oordeel dat OS een zeer belangrijke rol speelt bij het oplossen van de problemen waar we ons voor gesteld zien. Ik vind de voorbereiding van de agenda daarom zeer mager.
Voor de Global Strategy van mevrouw Mogherini worden ontzettend veel mensen, zo'n beetje iedereen en zijn moeder in de academische wereld, geraadpleegd om tot een samenhangende strategie te komen. Dat is mooi. Omtrent de Nederlandse inzet stelt de Minister vast dat er een relatie is tussen armoede en uitsluiting enerzijds en instabiliteit en conflict anderzijds. Dat noemen ze in het Engels een truism. Ik zie echter geen zeer duidelijk geformuleerde ambities. Dat baart mij zorgen, omdat er ongelooflijk veel moet worden opgelost en te doen staat. Kan de Minister de prioriteiten op een rij zetten die zij zichzelf heeft gesteld tijdens het Nederlandse EU-voorzitterschap? Waar gaat de Minister zich de komende maanden hard voor maken?
Is de Minister actief op het gebied van de herdefiniëring van de definitie van de Official Development Assistance (ODA)? Het onderwerp staat in dit algemeen overleg niet op de agenda, maar ik noem het als tip voor de rondvraag van de informele bijeenkomst met haar collega's. De Minister heeft zich in het verleden ambitieus uitgelaten over de herdefiniëring van de ODA-definitie. Ik verwacht dan ook dat daar iets mee gebeurt tijdens het voorzitterschap. De VVD-fractie constateert dat veel landen zich vaak niet kunnen ontwikkelen zonder militaire inzet van buitenaf. Deelt de Minister die mening? De militaire inzet begint een steeds belangrijkere rol te spelen, omdat de situatie in conflictgebieden en het beëindigen van conflicten vaak veel OS-werk tot gevolg heeft. Is de Minister bereid zich bij de gesprekken over de ODA-definitie hard te maken voor het opnemen van militaire uitgaven die ten goede komen aan de stabilisatie en ontwikkeling van ontwikkelingslanden? Graag hoor ik daar een toelichting op.
Welke doelen stelt de Minister zich voor het inrichten van structurele opvang in de regio? De Minister is ermee bezig. Ik hoor graag wat de stand van zaken is. Welke stappen zijn tot nu toe gezet? Wat kan de Kamer de komende tijd nog verwachten?
De VVD heeft zich hard gemaakt voor de inzet van soft loans, met name voor Jordanië en Libanon. We hebben het er tijdens de begrotingsbehandeling over gehad en het kwam gisteren ook heel kort aan bod. Eerder deze week was er enige publiciteit over dat er daadwerkelijk iets mee gaat gebeuren. Ik neem aan dat de Minister het bericht bevestigt. Welke stappen zijn gezet en wat gaat er op korte termijn gebeuren? Hoe wordt een en ander praktisch geïmplementeerd?
Het nieuws over Turkije is heet van de naald. De vraag die resteert, is hoe het bedrag van 3 miljard euro is opgebouwd. Is het geld al binnen? Hoe wordt het geld ingezet? Hoe gaat een en ander bijdragen aan de oplossing van het grotere probleem?
Ik heb de Minister onlangs schriftelijke vragen gesteld over Burundi. De situatie in Burundi lijkt er niet beter op te worden, om het zacht uit te drukken. In de brief die de Kamer heeft gehad, gaat de Minister in op het conflict. Er wordt ontzettend veel opgeroepen tot dialoog en actie en het zoeken naar een oplossing, maar er is elke keer weer een reden dat het kennelijk niet gebeurt. Wat is de stand van zaken? Wat is de rol van de Afrikaanse Unie? De Minister is nu in een positie om vanuit de EU iets extra's te doen. Wat gaat zij doen? Wat zijn de termijnen? Wat zijn de rode lijnen, de deadlines, waarbinnen iets moet gebeuren? Wat het Nederlandse standpunt betreft: wanneer gaat Nederland over tot serieuze sancties tegen Burundi die wellicht wel resultaat hebben?
Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Voorzitter. Over de geannoteerde agenda: wordt er in de EU hard gewerkt aan een bredere opvatting ten aanzien van noodhulp? We hebben het er gisteren over gehad, maar het gaat nu over de inbreng voor de Raad. De Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie (IOB) concludeert dat Nederland zich bij het noodhulpbeleid meer moet richten op de langeretermijnontwikkelingen. Daar hebben we het gisteren ook over gehad. Hoe denkt men daarover bij de RBZ Ontwikkelingsraad? Hoe gaat de Minister een en ander vormgeven?
Wat is de stand van zaken met betrekking tot het Emergency Trust Fund voor Afrika? Welke voortgang kan de Minister overleggen op het gebied van relaties tussen de EU en de opvanglanden Libanon en Jordanië?
Het CDA maakt zich grote zorgen over Burundi. Er wordt heel veel gesproken, er is veel dialoog, maar er worden weinig vergaande maatregelen genomen. Volgens de Verenigde Naties is de situatie zeer zorgwekkend. Sinds april 2015 zijn er minimaal 400 mensen gedood. Mensen worden geïntimideerd of vastgezet. Mensen bewapenen zichzelf. Er worden steeds meer geweldsincidenten met schietpartijen en granaten gemeld. Inmiddels zijn er signalen dat het meer en meer een etnisch conflict dreigt te worden. De Verenigde Naties houden zelfs rekening met genocide. Ziet de Minister dit ook? De voedingssituatie is schrijnend en de gezondheidszorg is ernstig verzwakt. De EU besluit waarschijnlijk voor eind februari welke passende maatregelen worden genomen. De zorgen zijn groot. Ook na de brief van de Minister volgen de zorgelijke berichten elkaar in zeer rap tempo op. De Verenigde Naties hebben het over zorgwekkende vormen. De Verenigde Staten willen dat Burundi de vredestroepen accepteert. Wil de Minister aandringen op een snel besluit over maatregelen tegen Burundi? Nederland lijkt nog steeds in te zetten op een dialoog als oplossing, maar heeft net als andere landen zeer terecht de steun aan de Burundese overheid gestopt. Hoe kan de Minister garanderen dat de bevolking en zeker kwetsbare groepen als kinderen in deze moeilijke omstandigheden gesteund blijven worden? Ik snap dat de Minister dat niet even zelf vanuit Nederland kan regelen. Dat wil ik ook niet suggereren, maar hoe kan de Minister zich hiervoor wel inzetten? Welke mogelijkheden ziet de Minister in EU- en VN-verband voor de basisvoorwaarden van mensen op het gebied van voedsel en gezondheidszorg gezien de mislukkingen van de dialoog tot nu toe? Welke rol ziet de Minister voor de Afrikaanse Unie? Welke effecten verwacht de Minister voor de stabiliteit in de regio met verkiezingen in de Centraal-Afrikaanse Republiek (CAR), Congo en Kameroen op komst? Kan de Minister aangeven hoe Nederland, en in EU-verband, de vluchtelingenstromen naar buurlanden beheerst? Inmiddels zijn er 237.000 mensen gevlucht naar Tanzania, Rwanda, de Democratische Republiek Congo (DRC) en zelfs naar Zambia. Volgens VN-cijfers is er slechts 7,2 miljoen dollar ontvangen van de ruim 39 miljoen die nodig is voor de humanitaire hulp. Ik hoor graag een reactie van de Minister daarop.
Voorzitter: Taverne
De heer Van Laar (PvdA): Voorzitter. Ik begin met eerlijk beleid voor ontwikkelingslanden. Eurocommissaris Mimica sprak tijdens zijn bezoek aan de Kamer de al vaker gememoreerde dappere woorden dat zodra de Global Goals zijn vastgesteld, ervoor wordt gezorgd dat al het Europees beleid in lijn is met de werelddoelen en dat er geen Europees beleid meer is dat niet bijdraagt aan of afbreuk doet aan de werelddoelen. Houdt men zich nog steeds aan die belofte? Het lijkt niet zo snel te gaan met de EU Policy Coherence for Development Agenda. Het is nog onduidelijk hoe de werelddoelen daarin terechtkomen. De beleidscoherentie is de vorige keer sterk benadrukt als een belangrijk punt. Is de Minister onder de indruk van de stappen die de lidstaten nationaal zetten op dit thema? In Nederland komen maar langzaamaan stappen tot stand. Ook Europees ontstaat er nog niet echt een momentum dat iedereen er druk mee bezig is en het belangrijk vindt. De roadmap van de implementatie van de werelddoelen van Mogherini is nog niet af. Komt daar een termijn voor of is die er al? Zo ja, wanneer kan de Kamer die verwachten?
De PvdA is blij dat de Minister aandacht heeft gevraagd voor de negatieve effecten van het Europees landbouwbeleid en dat de Europese Commissie een evaluatie van de beleidscoherentie laat uitvoeren, met speciale aandacht voor de voedselzekerheid en de handel. De Europese Commissie lijkt echter vrij tevreden te zijn met de hervormingen van de afgelopen decennia in het gemeenschappelijk landbouwbeleid, zoals te lezen is in het verslag van de laatste RBZ. Kan de Minister haar prioriteiten ten aanzien van de gewenste hervorming van het Europees landbouwbeleid in 2020 alvast met de Kamer delen? Wat de PvdA betreft, moet er nog het nodige gebeuren. Ziet de Minister nog andere beleidsterreinen binnen de EU waarop snelle stappen kunnen worden gezet om het eerlijke beleid voor ontwikkelingslanden dichterbij te brengen?
Een ander belangrijk discussiepunt zijn de vluchtelingen. Het moet daarbij allereerst gaan om het oplossen van de tekorten aan noodhulp. Dat hebben we gisteren ook besproken. Is er een serieuze Europese agenda, een serieus traject, om te bekijken hoe de EU haar fair share voor het oplossen van het tekort gaat invullen? Moet eenzelfde afspraak worden gemaakt over de gehele noodhulpportefeuille als met Turkije is gemaakt? Moet er een verdeling worden gemaakt waaruit blijkt welke lidstaat hoeveel gaat betalen? Kunnen we een aantal belangrijke punten uit de IOB-evaluatie van noodhulp delen met de andere lidstaten, bijvoorbeeld over de waardering voor het Nederlandse beleid voor ongeoormerkte bijdragen? Dat zou smeerolie kunnen zijn voor het totaal vastgelopen noodhulpsysteem. Stelt Nederland de IOB-evaluatie ter beschikking aan andere evaluatiediensten in andere landen, zodat zij kunnen putten uit de resultaten? Nederland is een voorbeeldland waar het noodhulp betreft. Daar kunnen andere landen zich aan optrekken.
Er zijn afspraken gemaakt met Turkije en straks worden er afspraken gemaakt met Libanon en Jordanië over een heel pakket aan financiering van noodhulp in ruil voor hervormingen en verbeteringen. De strijd tegen kinderarbeid moet daarbij bovenaan staan, of in elk geval een van de belangrijke punten zijn. Moeders moeten noodgedwongen hun kinderen laten werken om de eindjes aan elkaar te kunnen knopen. Waar we naartoe willen, is dat de moeders werkvergunningen krijgen, eerlijk werk kunnen doen en niet tegen hongerlonen aan de slag moeten en dat kinderen niet worden uitgebuit. De PvdA wil graag expliciet aandacht voor het onderwijs aan kinderen, maar zeker ook voor de werkmogelijkheden voor volwassenen. De landen zouden vluchtelingen werkvergunningen moeten geven in ruil voor de hulp.
Ik kom op het Verdrag van Cotonou. Het is goed dat er algemene consensus bestaat dat het verdrag een vervolg moet krijgen. Het staat ter discussie in welke vorm het verdrag een vervolg krijgt. De PvdA is een groot voorstander van een integratie van handelscomponenten en het streven naar gelijkwaardigheid. De EU moet een steentje bijdragen om de fundamenten voor eerlijke handel in en met de ACS-landen (landen in Afrika, het Caraïbisch gebied en de Stille Oceaan) vast te leggen, zoals de PvdA heeft bepleit in haar initiatiefnota Eerlijk werk wereldwijd, waar we binnenkort nog over te spreken komen. De mogelijkheden voor gelijkwaardige samenwerking hangen sterk af van de verschillen ten opzichte van de economische en regionale organisatorische verschuivingen. Dat is een moeilijke zin. Die heb ik verhaspeld. Ik bedoelde dat de verschillen per land groot zijn en dat we daar oog voor moeten blijven houden. Deelt de Minister de opvatting van de PvdA dat er binnen het Cotonou-vervolg per land ruimte moet blijven voor bilaterale afspraken ten behoeve van de eerlijke handel en het waarborgen van de mensenrechten?
Voorzitter: Van Laar
De vergadering wordt van 14.17 uur tot 14.23 uur geschorst.
De voorzitter: Indien over enkele minuten de stemmingsbel gaat, wordt de vergadering kort geschorst.
Minister Ploumen: Voorzitter. Dank aan de commissie voor de vragen en opmerkingen. Ik dacht dat ik de heer Taverne en anderen en mijzelf een genoegen zou doen met een beknopte weergave van de punten, omdat er nogal eens de neiging bestaat om veel te schrijven en te praten en weinig te doen. Ik wilde dat omdraaien. Dat is echter niet de enige reden waarom de agenda beknopt is. In een informele Raad worden geen besluiten genomen, maar wil men op een aantal onderwerpen een wat vrijer debat hebben. Nederland gaat minder met vooropgezette Nederlandse standpunten het debat in, omdat het EU-voorzitter is. De Hoge Vertegenwoordiger Federica Mogherini is formeel voorzitter van de RBZ. De RBZ stelt formeel de agenda vast. De informele Raad is een overleg dat anders is dan alle andere. De formele Raad zal een uitvoerigere Nederlandse positie en een aantal beslispunten bevatten. De onderwerpen die nu op de agenda staan, reflecteren de prioriteiten van het voorzitterschap. We hebben ingezet op een debat dat scherper kan zijn dan een besluitvormend debat. De vorm van het debat is soms anders georganiseerd. Het is bijvoorbeeld voor het eerst dat er een gezamenlijke lunch is tussen de OS-Ministers en de Handelsministers van de EU. We spreken met het gezelschap over global value change. Hoe zijn de mensen die in Nederland een T-shirt kopen en de mensen die in Bangladesh dat T-shirt maken met elkaar verbonden? Hoe kan de EU een vuist maken voor maatschappelijk verantwoord ondernemen? Daar hoort ook duurzaamheid bij. Er werd al gesproken over coherentie. Het is heel belangrijk dat de Ministers met elkaar praten. Men zou kunnen zeggen dat Nederland een en ander allang heeft gefikst door het aanstellen van een Minister voor hulp en handel. Ik ben echter een van de weinigen. Het is heel belangrijk om die twee perspectieven bij elkaar te brengen. Een belangrijke deliverable van het voorzitterschap is het voortstuwen van een aantal issues op het gebied van palmolie en textiel, zoals ingezet op de conferentie van 7 december.
Een punt dat in Nederlandse kring niet politiek gevoelig ligt maar EU-breed wel degelijk, is hoe een post-Cotonou-verdrag eruit moet zien. Hoe gaan we de ontwikkelingsrelatie met de ACS-landen vormgeven? Men is het erover eens dat het een open debat moet zijn. Nederland heeft dat georganiseerd, wat zeer op prijs wordt gesteld. Men is het er echter nog niet over eens hoe een post-Cotonou-verdrag eruit moet zien. Nederland heeft een paper ingediend met een aantal gedachtenrichtingen en hoopt op die manier een forse inbreng te geven aan de finale besluitvorming.
Het onderwerp migratie verlaat ons nooit in deze dagen. Daar wordt in alle Raden over gesproken, formeel en informeel. Op 4 februari vindt de grote conferentie plaats over Syrië, Libanon, Jordanië en Turkije. De conferentie is niet zozeer een klassieke pledging-conferentie, maar gaat over het belang van een brede aanpak, zoals hier in de Kamer is bepleit en zoals ik met de steun van de Kamer steeds in andere gremia heb verwoord. Het gaat niet alleen over humanitaire hulp, maar tevens over het investeren in concessionele leningen onder zachte voorwaarden, zoals de heer Taverne al bepleitte. Op 4 februari komen de onderwerpen werkvergunningen, het creëren van banen, het tegengaan van praktijken als kinderarbeid als gevolg van vluchtsituaties en kindhuwelijken allemaal ter tafel. Nederland wil in de OS-Raad bepleiten dat de EU zich inzet voor de brede pakketten. Collega Koenders en ik hebben de Hoge Vertegenwoordiger daarover een brief gestuurd. Zij heeft daar positief op gereageerd. Ik hoop gedurende de informele meeting in aanloop naar de 4 februariconferentie te horen dat een aantal nog aarzelende Europese collega's zich achter ons voorstel schaart. Nederland zal daartoe aanmoedigen.
De Hoge Vertegenwoordiger heeft de Global Strategy geagendeerd. Het betreft in feite de buitenlandpolitieke strategie van de EU, een nieuwe strategie, waar breed voor wordt geconsulteerd, zoals de heer Taverne juist concludeert. De Hoge Vertegenwoordiger heeft gemeend dat niet alleen de Ministers van Buitenlandse Zaken zich daarover moeten uitspreken, maar ook de Ministers van Ontwikkelingssamenwerking. Ik ben het daar zeer mee eens. De informele meeting is de gelegenheid voor de Ministers van Ontwikkelingssamenwerking om de Hoge Vertegenwoordiger te adviseren over de Global Strategy. Nederland probeert als EU-voorzitter neutraal te zijn en ieders standpunten te respecteren. Ik ben het enigszins eens met de heer Taverne dat een aantal onderwerpen uit de Global Strategy truisms zijn. Dat geldt voor Nederland, maar nog lang niet voor alle landen. De EU is een samenwerking van 28 lidstaten. Hoe staan de lidstaten in ontwikkelingssamenwerking? Hoeveel ODA dragen de lidstaten bij? Hoe denken de lidstaten erover? Hoe zien de lidstaten de Global Strategy in het kader van hun buitenlandbeleid? Er zijn echt zeer grote verschillen. De informele Raad is voor mij een van de mogelijkheden om zonder besluitvormingsdruk de landen te spreken die wellicht minder geëngageerd zijn. Wat voor Nederland een truism is, is dat voor andere landen helemaal niet. De informele Raad is een uitstekende gelegenheid om een en ander te bespreken.
In de informele Raad wordt tevens over de Global Goals gesproken. Ik deel zeer het ongeduld zoals de heer Van Laar dat verwoordde. Nederland vindt dat de routekaart er heel snel moet komen. Ik voer daartoe binnenkort een gesprek met de eerste vicepresident van de Commissie, Frans Timmermans. De Commissie heeft ervoor gekozen om de uitvoering van de Global Goals op nationaal niveau – er moet een nationale agenda zijn – en op internationaal niveau in één proces vorm te geven. Dat is goed, want dat betekent dat het niet alleen maar over daar en hen gaat, maar ook over hier en ons. Het proces is in potentie echter enigszins zorgelijk. De internationale agenda heeft niet alleen in ons land maar ook in andere landen al veel meer vorm gekregen dan de nationale agenda. Ik wil graag met de eerste vicepresident bespreken hoe hij daartegen aankijkt en wat Nederland als voorzitter kan doen om het proces te bespoedigen. Ik stuur de Kamer eind februari een brief met de routekaart voor de inzet van Nederland. We hebben gewacht op de uitkomsten van de Parijs-klimaatconferentie, omdat die gerelateerd is aan de conferentie van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) in december, die gerelateerd is aan de Ontwikkelingsagenda. We spreken er binnenkort in het kabinet over. Het proces loopt dus, ook al heeft de Kamer er nog niet zo veel van gezien. Ik wil graag goed beslagen ten ijs komen voor het debat met de Kamer.
De laatste prioriteit voor het voorzitterschap is de World Humanitarian Summit. We hebben gisteren daarover gesproken. We delen de bevindingen van de IOB en hetgeen in de Kamer is besproken. Een van de redenen waarom Nederland een voortrekkersrol in de grand bargain heeft genomen, is omdat Nederland als EU-voorzitter het proces steviger kan sturen richting de andere lidstaten en de Commissie.
De uitkomsten en de importantie van de informele Raad vertalen zich wellicht niet meteen in de voorafgaande agenda. Het voorbereiden van de besluitvorming is daarna echter significant, zowel op 4 februari als het gaat over migratie, als voor de formele RBZ die later tijdens het Nederlandse voorzitterschap plaatsvindt. Het is belangrijk dat er ruimte wordt gegeven voor een vrij en geïnformeerd debat. Tot mijn verdriet zijn de mogelijkheden daarvoor in de formele Raden soms beperkt.
De heer Taverne (VVD): Dank aan de Minister voor haar toelichting. Ik erken dat het karakter van de informele Raad anders is. Ik snap dat je daar op een andere manier voorbereidingen voor treft, maar het is toch een beetje van tweeën één. Als we niets kunnen vinden van de voorbereiding en geen richting daaraan kunnen geven, is wat we hier doen zonde van onze tijd. Bovendien vind ik dat de Minister zichzelf met alle mitsen en maren enigszins tekortdoet, nog los van het feit dat ik stiekem iets alarmerends hoor, namelijk – ik vertaal het even in mijn eigen woorden – dat Nederland heel voorzichtig moet zijn met het ergens iets van vinden omdat het voorzitter is. Dat gebeurt ook bij andere departementen en andere delen van het kabinet en dat moet volgens mij juist niet gebeuren. De partijgenoot van de Minister, de eerste vicevoorzitter, heeft als een van velen gezegd dat de EU op een keerpunt staat, gelet op de crises waarmee we worden geconfronteerd. OS is daarbij heel belangrijk. Hoe het ook wordt geformuleerd, hoe informeel ook, ik vind het nog steeds raar. Is de Minister het enigszins met mij eens dat er niet met kapitalen staat aangegeven: oplossing migratieprobleem? Wat is de rol van OS? Hoe zit het met het terugnemen van uitgeprocedeerden door landen waar we een OS-relatie mee hebben? Wat staat er met Griekenland te gebeuren? De andere onderwerpen zijn ook van belang, zoals de Global Strategy waarover we eindeloos moeten discussiëren, maar als we zo doorgaan, komen we daar niet eens meer aan toe.
Minister Ploumen: Ik ben het uiteraard zeer eens met het gevoel van urgentie dat de heer Taverne verwoordt. Ik wijs hem er echter op dat alles wat we de afgelopen maanden hebben gedaan betreffende migratie en de rol van OS erop is gericht dat de EU en de lidstaten op 4 februari tot goede inzet komen. Er liggen voorstellen voor het aanpakken van de migratiecrisis. Een en ander is voorbereid in de OS-Raad. Op 4 februari worden er afspraken gemaakt. Toen we gisteren spraken over noodhulp, hebben we een groot deel van die agenda doorgenomen. Een ander prangend punt is de hervorming van noodhulp. De hervorming van noodhulp is niet alleen vanwege de Syrië-crisis van belang. Noodhulp moet anders. Die moet efficiënter en effectiever. Dat hebben we gisteren besproken. Nederland speelt een leidende rol bij de hervormingen, heeft er opvattingen over, of het nu voorzitter is of niet, en is er al mee aan de slag gegaan. In de formele Raad van zes weken geleden is onder andere gesproken over terugkeer. Nederland heeft zijn positie ten volle uit de doeken kunnen doen. Er zijn besluiten genomen op basis van de Nederlandse inzet. We voorzien in de informele Raad weliswaar geen besluiten, maar wel – laat ik dat nog eens nadrukkelijk zeggen – een geïnformeerd debat over wat de EU te doen staat en over de rol van OS in de migratiecrisis.
Vergadering wordt geschorst van 14.37 uur tot 14.50 uur.
Minister Ploumen: Ik heb zojuist al iets gezegd over het belang van een EU-roadmap voor de Global Goals. Nederland zal zich daarvoor zeer inzetten.
Ik kom bij het migratievraagstuk. Ik had het zojuist al over de World Humanitarian Summit en het belang van de hervorming van het noodhulpsysteem. Er wordt hard gewerkt aan een akkoord voor de financiering van de tussen de EU en Turkije gemaakte overeenkomst, het zogenoemde 3 miljardpakket. De Kamer heeft onlangs een brief ontvangen waarin is aangegeven dat naar alle waarschijnlijkheid 1 miljard uit de EU-begroting komt en 2 miljard van de lidstaten. Het besluit is nabij, maar is nog niet gevallen. We wachten dat af. Het besluit wordt overigens niet in de OS-Raad genomen. De verdere uitwerking van het besluit komt daar uiteraard wel op de agenda. Nederland wil tijdens zijn voorzitterschap niet alleen de onderhandelingen hebben afgesloten, maar ook daadwerkelijk impact on the ground zien. De Minister-President heeft daar al een aantal behartigenswaardige woorden over gesproken. De Kamer kan ervan verzekerd zijn dat ik die boodschap doorgeef aan de OS-Ministers.
Mevrouw Mulder vroeg hoe het staat met het andere fonds waarover reeds een overeenkomst is bereikt: het Valletta-fonds, de overeenkomst met Afrika. De heer Taverne is het niet vergeten, maar ik wil hem toch melden dat het Valletta-fonds mede op aandringen van Nederland een comprehensive package is geworden. De overeenkomst gaat niet alleen over financiële steun of over ontwikkelingsprojecten. Het is een zeer brede overeenkomst over migratiemanagement, terugkeer en investeringen in Afrika, zoals Nederland wilde en waarop Nederland heeft ingezet. De eerste twintig projecten zijn inmiddels goedgekeurd. De omvang hiervan bedraagt circa 350 miljoen euro. De projecten zijn gericht op het aanpakken van de grondoorzaken van migratie, met name werkgelegenheid in Ethiopië en Somalië. Nederland is zeer actief betrokken en blijft in deze fase investeren in de betrokkenheid van de Afrikaanse landen zelf. Er is sprake van een partnerschap, dus bij alle besluitvorming en bij alles waarop je elkaar aanspreekt moet het tweerichtingsverkeer blijven. Dat moet niet alleen op de family photo zo zijn, zoals dat heet, maar ook bij de opvolging.
Naast Turkije en de Valletta-overeenkomst zijn de opvang in de regio en de geïntegreerde overeenkomsten met Libanon en Jordanië van belang. Nederland vindt dat die brede pakketten er moeten komen. Ik had het zojuist al over de brief die Nederland aan de Hoge Vertegenwoordiger heeft geschreven en het feit dat zij de aanpak ondersteunt. Nederland vindt dat deze zaak niet alleen de EU aangaat, maar ook de Golfstaten. Nederland hoopt op de 4 februariconferentie een belangrijk commitment te zien van de Golfstaten. Ik heb daarover gesprekken met het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Noorwegen en Koeweit; de organisatoren van de 4 februariconferentie. De gesprekken zijn al een aantal maanden gaande. Dat is in mijn ogen te lang. Nederland heeft in de vorige informele Raad een non-paper aangedragen aan de EU-lidstaten. Het lijkt er nu allemaal van te gaan komen.
De heer Van Laar en de heer Taverne vroegen wat Nederland gaat doen om de tekorten in de noodhulp structureel aan te pakken. Ik weet dat het mevrouw Mulder ook zeer na aan het hart ligt. Met de grand bargain op de World Humanitarian Summit moet de noodhulp efficiënter en effectiever worden. Ik heb gisteren daarover gesproken met mijn collega in Dubai. We gaan er voortvarend mee aan de slag en gebruiken daarvoor de bijeenkomsten die er binnenkort zijn. Wellicht vragen de leden zich af of al die bijeenkomsten van de Minister waarbij ineens heel veel moet gebeuren wel wat opleveren. Dankzij het voorbereidende werk van de afgelopen maanden worden er de komende maanden, deels onder Nederlands voorzitterschap, besluiten genomen. De zes maanden zijn niet alleen belangrijk om lopende kwesties af te handelen, maar juist om urgente kwesties omtrent migratie en de hervorming van de noodhulp aan te pakken. De heer Taverne kan er gerust op zijn dat Nederland nadrukkelijk zijn rol speelt.
Voorzitter: Taverne
De heer Van Laar (PvdA): Het is fijn dat er bijeenkomsten zijn gepland, maar het gaat natuurlijk vooral om de vraag welke kant het opgaat. Is er consensus binnen de EU over de opvatting dat het niet geven van voldoende noodhulp heeft geleid tot de vluchtelingenstroom van het afgelopen jaar? Is Duitsland ervan overtuigd dat de vluchtelingenstroom veel kleiner zou zijn als het vorig jaar niet 6 miljard aan de opvang van asielzoekers had uitgegeven maar aan noodhulp? Of wordt dat niet zo ervaren en niet zo gevoeld en vindt iedereen het acceptabel? Laat iedereen het gebeuren dat we dit jaar en volgend jaar weer met een enorm tekort aan noodhulp zitten, waardoor de vluchtelingenstroom in stand wordt gehouden?
Minister Ploumen: Nederland was vorig jaar een van de landen die fors hebben bijgedragen aan het verlichten van het menselijk leed dat door de Syrië-crisis is ontstaan. Nederland heeft meer dan zijn fair share gedaan en wilde daarmee een voorbeeld zijn voor andere landen. Overigens niet alleen daarom. Ik kan niet in de agenda's van de andere landen kijken om te weten wat ze op 4 februari presenteren. Ik weet wel dat de organisatoren de boodschap zoals de heer Van Laar in zijn eigen woorden verwoordt, nadrukkelijk inbrengen in de gesprekken met de lidstaten. Ik hoop van harte dat andere landen het goede voorbeeld navolgen dat Nederland vorig jaar heeft gegeven. Nederland zal daar bij andere landen op blijven aandringen. Ik bevestig de onuitgesproken vraag van de heer Van Laar dat ik daartoe zal oproepen als we op 1 februari met de OS-Ministers bij elkaar zitten.
De heer Van Laar (PvdA): Toch is het de vraag wat de Minister zelf te horen krijgt. Ze mag niet per land uit de school klappen, maar ik neem aan dat ze de Kamer inzicht kan verschaffen in hoe andere landen hierin staan. Er komt een pledging-conferentie. Volgens de Minister zegt Nederland daar 50 miljoen euro toe voor noodhulp aan Syrië. Als alle landen dat doen, zijn we nog lang niet bij het benodigde bedrag. Er moet veel meer op tafel komen. Is daar reëel zicht op? Is de consensus, het gevoel, de urgentie in de Raad zodanig dat het tekort echt wordt opgelost? De oplossing moet toch vooral van de EU komen.
Minister Ploumen: De EU is een van de grotere, zo niet de grootste partner in noodhulp. De EU heeft vorig jaar niet alleen via de lidstaten maar ook via de Commissie fors bijgedragen. De landen zijn tot nu toe weinig uitgesproken over de bijdragen die ze op de 4 februariconferentie geven. Volgens mij zijn de landen die niet zozeer in humanitaire hulp geloofden nu wel tot het inzicht gekomen dat dat een dwaalspoor was. Het valt te bezien in welke mate een en ander leidt tot een genereuzere bijdrage. Ik zal in de Raad de urgentie verwoorden die Nederland voelt.
De leden hebben in het kader van het EU-voorzitterschap een aantal onderwerpen aangedragen, zoals het Europees landbouwbeleid, post-Cotonou en de ODA-definitie. Ik zal eerst deze onderwerpen bespreken, voordat ik overga op de vragen en opmerkingen over het laatste blokje over Burundi.
Het is goed dat de Europese Commissie een evaluatie laat doen van de beleidscoherentie in relatie tot het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Ik stel voor dat we de evaluatie afwachten, zodat op basis van de evaluatie een agenda kan worden opgesteld en Nederland zijn inbreng kan geven. Dat wil ik graag samen met mijn collega van Economische Zaken doen, die de landbouwportefeuille beheert. Op basis van de evaluatie kunnen we in deze fase vooruitkijken naar wat de agenda voor 2020 moet zijn. Wellicht moet de komende jaren eerst een aantal onderwerpen worden aangepakt voordat we een langjarige agenda neerleggen.
Ik kom op het onderwerp post-Cotonou. Nederland is voor een flexibelere samenwerkingsvorm. We hebben daarover eerder van gedachten gewisseld naar aanleiding van de Kamerbrief die ik daarover heb gestuurd.
Voorzitter: Van Laar
De heer Taverne (VVD): Ik heb een punt van orde over de volgorde der dingen. De Minister zei dat zij nog op ODA zou ingaan. Doet zij dat nog?
Minister Ploumen: Post-Cotonou staat op de agenda. Daarna doe ik ODA.
In de Kamerbrief over post-Cotonou hebben we beschreven dat Nederland voor een flexibelere samenwerkingsvorm is. Terugkijkend is het oordeel van Nederland dat de ACS-landen samen met de EU buiten Brussel om niet de factor van betekenis zijn geworden die ze hadden kunnen zijn. Samen zijn we een enorm groot blok, maar er is in politieke zin weinig samen opgetrokken. Nederland vindt dat teleurstellend. Nederland is voor meer flexibele samenwerkingsvormen waarbij met een aantal partners kwesties kunnen worden opgepakt en serieus ter tafel kunnen worden gelegd. Ik wil niet onbesproken laten dat ik teleurgesteld ben in wat er is bereikt. Er had echt veel meer gekund. Nederland ziet graag gelegenheidscoalities die onderwerpen als klimaatverandering en rechten op het gebied van lgbt (lesbian, gay, bisexual, transgender) oppakken. Daarover leven zeer verschillende opvattingen. We komen daar graag uitvoerig op terug bij de voorbereiding van de Nederlandse positie voor de formelere besluitvorming. Eerst vindt de vrijere gedachtewisseling plaats. Nederland is onder andere groot geworden door vrije gedachtewisselingen in de vorm van rondetafelgesprekken, waarbij iedereen aanschuift en niemand van zijn hart een moordkuil maakt. Dat is in een aantal andere settings minder gebruikelijk. Bij een «vrije gedachtewisseling» denken we al vaak dat dat een truism is. Dat zouden we altijd moeten doen, hoor ik de heer Taverne denken. In deze opzet is het echter een nouveauté. Ik verwacht er veel van. Ik vind het belangrijk dat de Nederlandse voorzittersrol nadrukkelijk de inhoudelijke prioriteiten voortstuwt, maar ook andere manieren van met elkaar spreken kan aanreiken die wellicht effectiever en efficiënter zijn. We hopen dat dat gaat lukken.
Ik kom op de ODA-definitie. De EU-lidstaten moeten het uiteraard eens worden over een gezamenlijke positie. De EU is echter niet per se het forum waarin de besluitvorming zich afspeelt, zeg ik ten overvloede. Op 18 februari is er een high-levelmeeting in het forum dat de definitie beheert: de OESO-DAC, het Development Assistance Committee (DAC) van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). De herziening van de ODA-definitie staat op de agenda. Nederland heeft twee onderwerpen ingebracht, namelijk het militaire domein en het veiligheidsdomein. Kleine aanpassingen daarop zijn realistisch, zoals de training van militairen inzake mensenrechten en gender. Dat is voor Nederland een truism, maar we hebben weinig bondgenoten op dat punt. De politie wordt reeds tot de ODA-definitie gerekend, het militaire domein nog niet. Ierland en Zweden liggen fors dwars. We werken heel erg hard om consensus te bereiken. Met betrekking tot de inzet van privatesectorinstrumenten wil Nederland dat garanties onder de ODA worden geschaard, want met € 1 garantie kun je € 10 investeringen losmaken. Hierbij liggen Japan en Duitsland dwars. Nederland werkt hard, conform de lijnen die in de Kamer zijn vastgesteld. Het is geen gelopen race, maar dat wil nog niet zeggen dat er niets kan worden bereikt. Dat is de huidige situatie. Na 18 februari zijn er weer nieuwe berichten.
De situatie in Burundi is erg zorgelijk. Sinds medio december is er geen grootschalig geweld meer geweest, maar er vallen wel dagelijks slachtoffers. Er is weliswaar geen grootschalig geweld, maar de mensenrechtenschendingen worden steeds grover. Er is seksueel geweld. Er worden massagraven gevonden. Er worden verdwijningen gerapporteerd. Rebellengroepen formeren zich, laten weten dat ze er zijn, organiseren zich en worden steeds sterker. Het is niet altijd even gemakkelijk om zicht te krijgen op welke allianties zich vormen en in welke mate ze zich bewapenen. Het is echter duidelijk dat ze zich steeds scherper organiseren. Op 28 december vond in Entebbe een openingssessie van de dialoog plaats. Er wordt veel gesproken, maar er wordt weinig besloten, want er is weinig overeenstemming. Er is nog geen datum voor een vervolgsessie. De Burundese overheid weigert tot nu toe verder te praten en doet haar best om niet alleen binnenslands verdeeldheid te zaaien, maar ook richting buitenlandse partners. We hebben de handen er vol aan om met de internationale gemeenschap steeds een eenduidige strategie in te zetten. Ik moet zeggen dat dat op zich wel lukt. De Verenigde Naties spelen een constructieve rol. De Afrikaanse Unie is zeer actief. Een aantal buurlanden is zeer actief. Dat is de huidige situatie. De artikel 96-dialoog is mislukt. De EU bereidt passende maatregelen voor. Dat wordt formeel gedaan in de RBZ, dus via mijn collega Minister Koenders. Wij zijn uiteraard samen verantwoordelijk en volgen het samen nauwlettend. De Raad moet voor eind februari een besluit nemen. Er zit wel schot in, maar een besluit ligt nu nog niet voor.
De verwachting en inzet van Nederland is dat de EU besluit om de EU-hulp via de Burundese overheid op te schorten. Nederland heeft dat bilateraal uiteraard allang gedaan. Aan de maatregelen worden benchmarks gekoppeld. Om de opschorting ongedaan te maken, moet de Burundese overheid op een aantal onderwerpen vooruitgang boeken. Nederland heeft zich uitgesproken voor stevige maatregelen. De consultaties zijn bedoeld om vanuit de Burundese overheid in dialoog maatregelen aan te kondigen om tot een constructieve follow-up te komen. De dialoog heeft aan Burundese kant niets opgeleverd. Het dilemma is dat wij tegelijkertijd niet willen dat de nationale, inclusieve Burundese dialoog in de weg wordt gezeten door maatregelen die worden genomen. Die afweging wordt altijd gemaakt. Nederland is van mening dat harde maatregelen vanuit de EU op hun plek zijn. Tegelijkertijd blijft Nederland ijveren voor en inzetten op de nationale, inclusieve dialoog. Nederland wil de hulp vanuit de EU aan de Burundese overheid opgeschort zien. De humanitaire hulp en de middelen die via andere kanalen ten goede komen aan de bevolking, moeten echter wel voortgang krijgen. Mevrouw Mulder zei daar al iets over.
De heer Taverne vroeg of het tijd is voor harde maatregelen. Het antwoord daarop is ja. Daar wordt aan gewerkt. We horen daar eind februari meer over. Nederland is zeer betrokken bij het proces in Burundi. Nederland heeft bilateraal contacten, ook met de Minister van Buitenlandse Zaken van Burundi. Collega Koenders spreekt regelmatig met hem. Ik heb onlangs nog gesproken met de VN-gezant. We steunen de Afrikaanse Unie op alle mogelijke manieren. De Afrikaanse Unie speelt een zeer constructieve rol.
Is er een risico op een etnisch conflict? Wij hebben voorlopig geen indicatoren dat dat het geval is. Sommige spelers in het conflict doen echter wel hun best om het een etnisch conflict te laten worden. Het ontstaan van het conflict, over de derde termijn van de president, kent geen etnische oorsprong. Het is in de regio uiteraard wel altijd een factor om rekening mee te houden. Daar waar de slechte krachten een etnisch conflict proberen te laten ontstaan, moeten de zachte krachten ervoor zorgen dat het niet gebeurt.
De Afrikaanse Unie heeft een beschermingsmacht, genaamd de African Prevention and Protection Mission in Burundi (MAPROBU). In theorie zou de Afrikaanse Unie met die macht in staat moeten zijn om snel in te grijpen. In de praktijk is de capaciteit van de beschermingsmacht nog niet helemaal voorbereid op een dergelijke interventie. Erger nog is dat Burundi heeft aangegeven dat het de troepen van de Afrikaanse Unie niet zal accepteren. Het is daarom belangrijk dat de Veiligheidsraad van de VN op 21 januari een bezoek heeft gebracht aan Burundi. We wachten op de rapportage hierover en het oordeel over de punten waarop de Verenigde Naties en de Afrikaanse Unie kunnen samenwerken. De situatie is gespannen. Nederland blijft inzetten op een inclusieve dialoog, maar het is uiteraard geen business as usual.
Mevrouw Mulder vroeg hoe de hulp om de bevolking terzijde te staan verloopt, want de bevolking is zoals altijd de dupe. En het ging al niet zo goed in Burundi. De hulp die Nederland geeft inzake voedselzekerheid en de productiviteit van kleine boeren, laten we doorlopen. Die hulp verliep overigens ook niet via de overheid. De hulp via een VN-organisatie voor vrouwen en kinderen en gezinnen gaat gewoon door. De Verenigde Naties en de EU willen uiteraard bekijken hoe ze de hulp zo effectief mogelijk kunnen voortzetten terwijl de hulp aan de Burundese overheid is opgeschort. Wij verwachten overigens dat de hulp wordt voortgezet.
De impact op de regio is zorgelijk. De effecten zijn tot nu toe echter beperkt. Er komen vluchtelingenstromen op gang richting Rwanda en Tanzania. Zo'n 480.000 mensen krijgen hulp van de Verenigde Naties. Daar is onder andere de ongeoormerkte hulp van Nederland aan de Verenigde Naties voor. Rwanda heeft zich tot nu toe neutraal betoond. Nederland vindt dat dat zo moet blijven. Dat is de boodschap in de gesprekken die Nederland heeft met Kagame en anderen. Nederland hoopt dat de regio de inzet op een inclusieve dialoog, een nationale dialoog in Burundi blijft steunen.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Mijn interruptie voorkomt misschien een tweede termijn. Ik hoor dat de Minister inschat dat het geen etnisch conflict wordt. De kaart wordt in elk geval nog niet op die manier gespeeld. In het verlengde daarvan hangt het land echter wel mogelijke genocide boven het hoofd als het wel een etnisch conflict wordt. Hoe schat de Minister dat in?
Minister Ploumen: Zoals het zich nu ontrolt, wordt die kaart wel gespeeld, maar gelukkig niet effectief. We hopen uiteraard dat het zo blijft. Dat hoopt mevrouw Mulder ook. De Verenigde Naties en de Afrikaanse Unie voeren dit soort gesprekken uiteraard ook en geven zich daar rekenschap van. Er moet alles aan worden gedaan om te voorkomen dat een conflict dat nu al grove mensenrechtenschendingen tot gevolg heeft, niet langs etnische lijnen maar wel met verschrikkelijke consequenties, ook nog een etnische dimensie krijgt. Mevrouw Mulder kan ervan verzekerd zijn dat Nederland niet het enige land is dat zich daarvan bewust is en er bij de Afrikaanse Unie en de Verenigde Naties op aandringt om een etnisch conflict te voorkomen. Binnen de Veiligheidsraad wordt langs dezelfde lijnen gedacht. Daarom wordt er ook gesproken over een beschermingsmacht.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Het CDA blijft zich toch zorgen maken. Wat zijn de momenten dat er internationaal nog iets kan worden gedaan? We zijn afhankelijk van het tijdig plegen van inzet door de Minister.
Minister Ploumen: Zeker. Nederland is zeer actief betrokken bij Burundi. Wij volgen de situatie nauwgezet. Nederland wil doen wat nodig is om tot een dialoog te komen en erger te voorkomen.
De voorzitter: Wil de heer Taverne een tweede termijn of een interruptie?
De heer Taverne (VVD): Misschien voorkomt een interruptie een tweede termijn?
De voorzitter: Ik heb sowieso behoefte aan een tweede termijn.
De heer Taverne (VVD): Wellicht kunnen we de tweede termijn dan kort houden. Ik voel op dit onderwerp veel voor wat collega Mulder zegt, met name gelet op het feit dat de crisis al een hele tijd aan de gang is. Dat maakt het moeilijker om op een gegeven ogenblik te kiezen wanneer er wordt ingegrepen, want alles went. Ik snap de beperktheden van de diverse landen, maar juist gezien de rol van Nederland als EU-voorzitter wil ik de Minister graag aanmoedigen. Wellicht ter voorkoming van een tweede termijn van mijn kant, hoor ik graag nog een antwoord op mijn vraag welke concrete stappen mogelijk zijn inzake de soft loans aan Jordanië en Libanon.
Minister Ploumen: Wat Burundi betreft: ik begrijp dat de heer Taverne zegt dat alles went en dat zo'n voortdurende crisis misschien niet meer boven aan de stapel ligt en niet meer top of mind is. Ik kan de heer Taverne verzekeren dat dat bij collega Koenders, bij mij en bij onze mensen zeker niet zo is. Nederland heeft als een van de weinige landen een ambassade in Burundi. Het is niet zo dat elk EU-land daar een ambassade heeft. De situatie in Burundi houdt ons echt elke dag bezig. Dus dank voor de aanmoediging, maar dit wilde ik toch graag zeggen. Sinds we daar in de Kamer voor het eerst over spraken, hebben we grote vorderingen gemaakt ten aanzien van de soft loans. De Wereldbank heeft een aantal voorstellen uitgewerkt. De Europese Investeringsbank is daar nu ook mee bezig. De organisatoren van de conferentie op 4 februari moedigen landen niet alleen aan om dat type interventies te ondersteunen, maar ook om financieel daaraan bij te dragen indien ze nog geen grote spelers waren binnen de Wereldbank en de Europese Investeringsbank. Ik ga ervan uit dat ik de Kamer en de heer Taverne in het bijzonder na 4 februari specifiek kan informeren over concrete bijdragen en afspraken die op 4 februari zijn gemaakt; niet alleen van Nederland, maar ook juist van alle andere landen.
De voorzitter: Is er behoefte aan een tweede termijn van de Kamer?
De heer Taverne (VVD): Ik heb de indruk dat de heer Van Laar behoefte heeft aan een tweede termijn.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA): De CDA-fractie heeft geen behoefte aan een tweede termijn. Alle vragen zijn beantwoord. Dank daarvoor aan de Minister.
Voorzitter: Taverne
De heer Van Laar (PvdA): Voorzitter. Ik was twee onderwerpen vergeten in mijn eerste termijn, dus is het altijd handig als je nog een tweede termijn hebt.
Het eerste onderwerp is de mondiale waardenketen, waar de lunch over gaat. Kan de Minister niet alleen naar specifieke sectoren kijken, zoals palmolie, maar ook naar doorsnijdende thema's, zoals eerlijk werk en kinderarbeid? Kan de Minister dat expliciet op de agenda zetten?
Het tweede onderwerp dat ik was vergeten, is Burundi. Dat is wel ernstig. Het voortdurende conflict baart de PvdA uiteraard ook grote zorgen. Uit de beantwoording van de Minister bleek niet dat de hulp van de EU daadwerkelijk in Burundi blijft. De overheidshulp moet worden omgeleid richting maatschappelijk middenveld, vrije media en noodhulp et cetera. Kan de Minister daarvoor pleiten of bevestigen dat dat reeds het geval is?
Als de Afrikaanse Unie troepen zou inzetten, heeft zij daar hulp bij nodig, zeker als dat op weerstand vanuit Burundi stuit. De hulp hoeft niet per se vanuit Nederland te komen, maar wordt er in Europees verband al nagedacht over de wijze waarop Europa de Afrikaanse Unie kan steunen? De allereerste missie die de Afrikaanse Unie onderneemt, moet een succes worden en de bevolking moet beschermd blijven, zeker als de missie tegen de wil van het betreffende land is, waar het toch op lijkt aan te sturen.
De PvdA is blij met de brief over de roadmap voor de Global Goals. De PvdA hoopt daarin het voornemen terug te lezen om eerlijke wetten te maken, zoals de PvdA die eerder heeft bepleit, namelijk wetgeving waarin is vastgelegd dat elk beleid wordt getoetst aan de vraag of die eerlijk is voor ontwikkelingslanden. De PvdA ziet daar graag een wettelijke verankering van.
Tot slot een vraag over de evaluatie van de coherentie van het Europees landbouwbeleid. Wanneer kan de Kamer die evaluatie verwachten? Hoe verhoudt die datum zich tot de nieuwe brief die de Minister gisteren toezegde in het algemeen overleg Voedselzekerheid? Het zou mooi zijn als de Kamer de brief van de Minister over het voedselzekerheidsbeleid tegelijkertijd kan behandelen met de evaluatie van het landbouwbeleid. Kan de Minister daarover al iets zeggen?
Minister Ploumen: De heer Van Laar vraagt of de brief over voedselzekerheid en de evaluatie van het gemeenschappelijk landbouwbeleid kunnen worden gecombineerd. Dat zal helaas niet lukken, want de evaluatie is pas in 2017 afgerond. Ik zou soms ook willen dat de dingen sneller gaan, maar de evaluatie is een belangrijk onderdeel van het Europees beleid en het is voorstelbaar dat men een en ander gedegen wil aanpakken, omdat vanuit de evaluatie vergaande consequenties kunnen volgen. Ik houd mijn eigen timing aan voor de Kamerbrief over voedselzekerheid, als de heer Van Laar dat goed vindt. Ik zie hem instemmend knikken.
Ik kom op Burundi en het verschuiven van de hulp. Ik wil daar op zichzelf wel voor pleiten. Ik wil de heer Van Laar echter wel meegeven dat de programma's van de EU in Burundi grootschalig zijn. Daarom zijn ze ook effectief. De programma's hebben een forse financiële spankracht. De capaciteit van de programma's omtrent mediavrijheid of van kleinschalige programma's van het maatschappelijk middenveld is daarop niet berekend. Ik stel de heer Van Laar voor dat ik de EU vraag om als het zover komt dat ze gaat opschorten – dat is de inzet van Nederland – ze daar een voorstel bij doet voor het op een andere manier inzetten van delen van de hulp. Het zal echter altijd bij delen blijven, omdat we verstandig met het geld moeten blijven omgaan. Ik weet zeker dat de heer Van Laar dat ook bedoelt.
De heer Van Laar vroeg of de EU samen met de Afrikaanse Unie aan de missie werkt. De EU doet dat reeds. Er wordt onderzocht welke steun het effectiefst is. Nederland bekijkt wat bilateraal kan worden gedaan. Dat zal met name advies inhouden en niet zozeer het inzetten van menskracht. De Ministers van Buitenlandse Zaken nemen daarover een besluit in dezelfde bijeenkomst eind februari.
De heer Van Laar vroeg of het bij de globale waardenketens ook kan gaan over doorsnijdende thema's. Het antwoord daarop is volmondig ja. Er kan in de verschillende sectoren pas iets worden bereikt als ook nadrukkelijk onderwerpen zoals eerlijk werk en het tegengaan van kinderarbeid worden besproken. De doorsnijdende thema's zullen dus zeker aan de orde komen.
Voorzitter: Van Laar
De voorzitter: Ik dank de Kamer voor haar inbreng en de Minister voor de antwoorden. De gedane toezeggingen waren volgens mij voor het grootste deel al eerder gedaan. Er zijn geen nieuwe brieven toegezegd. De rest kunnen de leden in het verslag lezen. De brief inzake de conferentie over Syrië op 4 februari is al eerder toegezegd. Er komt een brief naar de Kamer waarin zeer veel onderdelen staan die gisteren en vandaag zijn toegezegd. Ik bedank alle deelnemers en de kijkers thuis.
Sluiting 14.27 uur.