Kamerstuk 21501-04-181

Verslag van een algemeen overleg

Ontwikkelingsraad


Nr. 181 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 3 februari 2016

De algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de vaste commissie voor Europese Zaken hebben op 3 december 2015 overleg gevoerd met Minister Ploumen voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over:

  • de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 30 november 2015 met de geannoteerde agenda van de informele Raad Buitenlandse Zaken/Ontwikkelingssamenwerking van 9 en 10 december 2015 (Kamerstuk 21 501-04, nr. 178);

  • de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 04 november 2015 met het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken/Ontwikkelingssamenwerking van 26 oktober 2015 (Kamerstuk 21 501-04, nr. 176);

  • de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 09 november 2015 inzake aanbieding afschrift van de brief van 16 EU-Ministers aan Hoge Vertegenwoordiger Mogherini en Eurocommissaris Mimica om stevig in te zetten op seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (Kamerstuk 33 625, nr. 185);

  • de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 23 oktober 2015 over het fiche: Aanpassing financieel reglement 11e Europees Ontwikkelingsfonds om kosten of negatieve rente ten laste van de EOF begroting te voorkomen (Kamerstuk 22 112, nr. 2014);

  • de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 24 november 2015 met het verslag van de VN-top Global Goals en positie ODA (officiële ontwikkelingssteun) binnen geheel geldstromen naar ontwikkelingslanden (Kamerstuk 32 605, nr. 175);

  • de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 24 november 2015 over de uitnodiging van de EU aan Burundi om consultaties te starten onder artikel 96 van het Verdrag van Cotonou (Kamerstuk 29 237, nr. 167).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, De Roon

De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Azmani

De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, Van Toor

Voorzitter: Ziengs

Griffier: Wiskerke

Aanwezig zijn vier leden der Kamer, te weten: Van Laar, Agnes Mulder, Teeven en Ziengs,

en Minister Ploumen voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

Aanvang 16.00 uur.

De voorzitter: Hartelijk welkom bij dit algemeen overleg over de informele Ontwikkelingsraad. Ik stel vier minuten spreektijd met twee interrupties voor. Ik zie dat men hiermee akkoord is.

De heer Teeven (VVD): Voorzitter. De Minister schrijft in haar brief over de Vallettatop die op 11 en 12 november plaatsvond in Malta. Tijdens die top is aangekondigd dat de EU een trustfonds van 1,8 miljard euro heeft opgericht voor opvang in de regio. De veiligheid in vluchtelingenkampen en de bevordering van de toegang tot rechtspraak, gezondheidszorg en psychosociale hulp staan daarbij centraal. De VVD-fractie vraagt zich af of ook de zelfbeschikking van vrouwen er expliciet deel van uitmaakt. Kan de Minister daar iets over zeggen? In de brief van de zestien EU-Ministers aan Hoge Vertegenwoordiger Mogherini en Eurocommissaris Mimica staat namelijk dat steviger moet worden ingezet op seksuele en reproductieve gezondheid en rechten, maar de VVD-fractie hoort nog geen geluiden dat dit ook terug te zien in het EU-trustfonds voor vluchtelingen. Kan de Minister deze onduidelijkheid bij mijn fractie wegnemen?

Met Turkije is de afgelopen weken gewerkt aan een akkoord. Dat land zal migranten op doorreis naar Europa tegenhouden. In ruil hiervoor ontvangt Turkije onder andere 3 miljard euro. Over de wijze waarop dat bedrag wordt gefinancierd, heeft de VVD-fractie nog een aantal vragen. Waarom wordt dit bedrag niet uit het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) betaald? In dat fonds zit immers ruim 30 miljard voor de periode 2014 tot en met 2020. Dat komt neer op ruim 4 miljard euro per jaar. Waarom wordt er dan alsnog een rondje langs de lidstaten gemaakt om die 3 miljard voor Turkije op te hoesten? Welke reden zit hierachter? Nederland draagt 4,78% bij, oftewel ruim 200 miljoen per jaar. Het is de moeite waard om nog eens te bekijken of dat niet uit het EOF kan komen.

De Minister schrijft dat Nederland pleit voor meer betrokkenheid van Afrikaanse partners bij de afspraken die in Valletta zijn gemaakt. De VVD-fractie is hiervan een groot voorstander en vindt ook dat oplossingen niet gevonden zullen worden zonder een actieve opstelling van de landen zelf. «Meer betrokkenheid» klinkt echter nog wel erg vaag, zo zeg ik tegen de Minister. Kan zij toelichten wat hiermee precies wordt bedoeld? Welke voorwaarden worden gesteld aan deze landen? En worden er daadwerkelijk maatregelen getroffen als daaraan niet wordt voldaan?

Voorts valt in de brief te lezen dat Nederland inzet op een grotere betrokkenheid van de Europese Investeringsbank (EIB) bij activiteiten gericht op de migratiecrisis. Een voorbeeld is de versoepeling van de medefinancieringsvoorwaarden voor projecten met een migratiecomponent, zoals in Jordanië of Libanon. De VVD-fractie heeft eerder aangegeven dit een belangrijk punt te vinden. Ik verwijs ook naar de aangenomen motie-Servaes/Ten Broeke (34 300 V, nr. 20) op dit punt. Uit de brief van de Minister blijkt dat dit proces in gang wordt gezet. Kan zij toelichten welke stappen er zijn gezet en welke resultaten op welke termijn mogen worden verwacht?

Tot slot doe ik een dringende oproep aan de Minister. Wij hebben iets vernomen wat ons buitengewoon dwarszit. Pakistan weigert op dit moment een groep van 30 illegalen te laten uitstappen op het vliegveld van zijn hoofdstad Islamabad. Het gaat om Pakistaanse burgers die daar zijn gekomen met een door Griekenland georganiseerde chartervlucht. Wij vinden het werkelijk onacceptabel dat de Pakistaanse regering deze illegalen, zijn eigen burgers, niet terugneemt. Is de Minister van plan om hier druk op te zetten? Is deze situatie een onderdeel van de Raad? En is de Minister met ons van mening dat bij uitstek in deze situatie conditionaliteit kan worden toegepast? Wij hebben begrepen dat Pakistan als exitland nog altijd geld voor ontwikkelingshulp krijgt. Kan de Minister toezeggen dat dit per direct wordt stopgezet en wordt bevroren als Pakistan niet meewerkt aan de terugkeer van deze uitgewezen illegalen? Deze mensen hebben namelijk gewoon geen verblijfsrechten in de EU. Ik wil graag dat de Minister zich daar hard voor maakt, mede omdat zij in de denktank van het kabinet zit die oplossingen moet zoeken voor de problemen waarvoor we door de migratiecrisis gesteld staan. Wat gaat de Minister doen in EU-verband om dit probleem van Pakistan en deze 30 illegalen op te lossen?

De heer Van Laar (PvdA): Voorzitter. Het contrast zal duidelijk zijn, want waar de VVD geen woord aan gewijd heeft, zal onze hele inbreng over gaan, namelijk een eerlijk beleid voor ontwikkelingslanden en de bijdrage die dit kan leveren aan het bereiken van de nieuwe werelddoelen voor duurzame ontwikkeling. Hierover heeft de Partij van de Arbeid in juni van dit jaar een notitie geschreven, waarin onze prioriteiten staan bij de implementatie van die nieuwe werelddoelen.

Onze eerste prioriteit is voedselzekerheid. Er is genoeg voedsel in de wereld, maar dat wordt niet in eerlijke mate verdeeld. Voedselzekerheid gaat dan ook in belangrijke mate om de toegang tot voedsel. Het is van groot belang dat juist voor gemarginaliseerde groepen de toegang tot voedsel gewaarborgd wordt. We vragen de Minister daarom een strategie te ontwikkelen om de inclusiviteit te waarborgen en juist de armste groepen te bereiken. Wij hopen dat de Minister ons daarover een brief wil sturen voor het AO Voedselzekerheid in januari van volgend jaar.

De tweede prioriteit is eerlijk werk. Daar hebben we een initiatiefnota over geschreven, die we begin volgend jaar zullen bespreken. Dit onderwerp komt dus nog terug.

Voor de derde prioriteit, namelijk duurzaamheid, moeten we Parijs even afwachten.

Wij zijn erg tevreden over de inzet van het kabinet ten aanzien van inclusieve instituties. We moeten blijven investeren in de opbouw van inclusieve instituties, zeker in fragiele staten. We doen dat goed. Het lijkt ook de goede kant op te gaan met de internationale discussie over de definitie van ODA (Official Development Assistance), omdat er geld voor fragiele staten geoormerkt wordt. Datzelfde geldt eigenlijk voor de belastingen.

Collega Teeven heeft een en ander gezegd over migratie. Dat delen we niet helemaal, maar wel de vragen over hoe we het fonds gaan vullen en besteden.

Ik dank de Minister nogmaals voor de toezegging dat zij gaat onderzoeken hoe diaspora beter gefaciliteerd kunnen worden bij het ondernemen in fragiele staten.

De heer Teeven (VVD): Ik zit met enige verbazing te luisteren naar de inbreng van de Partij van de Arbeidfractie. De heer Van Laar begint zijn inbreng met: het is wel duidelijk welke prioriteiten de VVD stelt en wij hebben een heel andere kijk op de wereld. Dat mag, want dat staat politieke partijen vrij. Maar als ik naar zijn inbreng luister, hoor ik hem zeggen: over migratie zijn de Partij van de Arbeid en de VVD het niet eens. Ik vraag het de heer Van Laar toch maar even en zal het de Minister direct ook vragen: in het regeerakkoord staat toch gewoon dat het kabinet-Rutte II, waar de Partij van de Arbeid regeringsverantwoordelijkheid in draagt, vindt dat mensen zonder verblijfsrecht binnen de EU terug moeten naar hun land van herkomst? We hebben nu te maken met een land dat dit verdomt – laat ik dat woord hier maar gewoon gebruiken – en zegt: deze uitgezette mensen nemen we niet terug. Daar kun je toch niet verschillend over denken gezien het regeerakkoord? Daar denkt de Partij van de Arbeid toch net zo over als de VVD? Als mensen geen verblijfsrecht hebben, dan moeten ze toch gewoon de EU uit? Daar denken we toch hetzelfde over?

De heer Van Laar (PvdA): Als mensen geen verblijfsrecht hebben, moeten ze de EU verlaten; dat klopt. Het is een andere vraag of je alle hulp moet opschorten. Ik heb «conditionaliteit» zo nooit begrepen. In de motie die is ingediend bij de begrotingsbehandeling werd voor het eerst verzocht dat OS-programma's die via het maatschappelijk middenveld en bedrijven lopen, opgeschort zouden moeten worden als een land structureel weigert om mensen terug te nemen. De heer Teeven maakt de volgende stap als hij zegt: bij één incident waarin enkele dagen een groep vluchtelingen niet wordt teruggenomen, die nota bene uit Griekenland zijn aangekomen, gaat Nederland alle hulp opschorten. Als we zo gaan beginnen, dan gaat het wel heel hard, en dat staat gelukkig nergens in het regeerakkoord. Dat zullen we ook nooit gaan steunen. Als het aan mij ligt in ieder geval niet.

De heer Teeven (VVD): Even voor de duidelijkheid: de heer Van Laar spreekt over vluchtelingen, maar dit zijn 30 afgewezen asielzoekers. Dit zijn dus illegalen, die de EU zo snel mogelijk uit eigen beweging moeten verlaten. In het regeerakkoord staat ook – ik wijs de heer Van Laar er maar op – dat alle kabinetsleden, dus ook deze Minister, zich aan de conditionaliteit moeten houden. Als deze Minister beleid voert, moet zij dus ook rekening houden met de conditionaliteit. De Partij van de Arbeidfractie moet dat ook. Waarom zegt de heer Van Laar niet gewoon: als landen dit doen met mensen die geen verblijfsrechten hebben in de EU, dan gaan we alle mogelijkheden bekijken om ze daartoe te dwingen? We zitten met een enorme vluchtelingencrisis, en deze vertegenwoordiger van de Partij van de Arbeidfractie doet alsof er niets aan de hand is.

De heer Van Laar (PvdA): Er is van alles aan de hand, maar wij gaan niet mee in de nieuwe definitie van conditionaliteit van de VVD-fractie, namelijk dat alle hulp opgeschort zou moeten worden. Daarover is voor deze maand nog nooit op die manier gesproken. De VVD kan ook niet claimen dat dit is afgesproken. Bovendien heeft het kabinet zelf geconcludeerd dat conditionaliteit niet werkt. Wij kunnen ons vinden in die conclusies. Die zijn gestoeld op ervaringen uit de praktijk. Wij denken dat het kabinet daarover een wijze conclusie heeft getrokken. Dat is onze positie en die verschilt inderdaad van die van de VVD.

Ik vervolg mijn betoog. Naast de zes prioriteiten van de Partij van de Arbeid die ik net genoemd heb, zet de Minister zich ook goed in voor een eerlijk handelsbeleid en toegang tot betaalbare medicijnen. Ook daarvoor danken wij de Minister.

Alles bij elkaar is het een mooie, coherente agenda. Het zou toch eenvoudig moeten zijn om die samen te brengen in een nationaal actieplan, dat we nog niet hebben? De Partij van de Arbeid is daar een groot voorstander van. Wanneer kunnen wij het eerste nationale actieplan verwachten?

Het is ook duidelijk dat deze Minister toegewijd is aan het eerlijke beleid voor ontwikkelingslanden. De vooruitgang die we in de afgelopen jaren hebben gezien, was zonder haar en haar collega's niet mogelijk geweest. Het lijkt de Partij van de Arbeid daarom een goed moment om de inzet op eerlijk beleid voor ontwikkelingslanden te verankeren in de wet, zodat ook volgende kabinetten zich coherent gedragen, ook als zij daar zelf iets minder gemotiveerd voor zijn. Is de Minister bereid om een dergelijke wet te maken, zoals Europees van ons gevraagd wordt en we hebben afgesproken?

Op Europees niveau is eerder de toezegging gedaan dat er een agenda voor de implementatie van de werelddoelen komt, de zogenoemde Policy Coherence for Development-agenda. Blijkens de laatste Raadsconclusies lijkt dit vooralsnog niet veel meer te worden dan een routekaart voor wanneer die doelen behaald moeten zijn. De Partij van de Arbeid heeft waardering voor de inzet van de Minister voor de coherente verankering van de werelddoelen in Europees beleid, net als voor haar voornemen om zich tijdens het Nederlandse voorzitterschap in te zetten om deze agenda van de grond te krijgen. Wij hopen dat dit tot resultaten leidt. Eurocommissaris Mimica heeft eerder dit jaar al toegezegd dat er na de vaststelling van de werelddoelen geen Europees beleid meer kan zijn dat afbreuk doet aan het bereiken van die doelen. Laten we dan eens beginnen bij het Europees landbouwbeleid. In haar eigen coherentiemonitor roemt de Europese Commissie het Europees landbouwbeleid en hoe coherent dat wel niet zou zijn. De Partij van de Arbeid betwijfelt of dat landbouwbeleid wel zo eerlijk is voor ontwikkelingslanden, en of het wel een positieve bijdrage levert aan het bereiken van de nieuwe werelddoelen. Wij willen de Minister dan ook vragen om in Europees verband aan te dringen op een goede, onafhankelijke...

De voorzitter: Er is een interruptie van mevrouw Mulder.

De heer Van Laar (PvdA): Zal ik nog twee zinnen afmaken?

De voorzitter: Maakt u die maar af.

De heer Van Laar (PvdA): Wij willen de Minister dan ook vragen om in Europees verband aan te dringen op een goede, onafhankelijke en externe midterm review van de impact van het Europees landbouwbeleid, zodat dit beleid zo snel mogelijk bijgesteld kan worden. Is de Minister bereid om in Europees verband aan te dringen op een tussenevaluatie van het Europees landbouwbeleid?

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): De nieuwe Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, mevrouw Dijksma – zij heeft een landbouwachtergrond – gaf tijdens het debat over de klimaattop in Parijs van vorige week aan dat zij net als het CDA de landbouwsector ziet als sleutelsector voor oplossingen van het klimaatprobleem. Ziet de PvdA-fractie dat ook zo? Wat ik nu hoorde, was allemaal namelijk wel een beetje negatief.

De heer Van Laar (PvdA): Ik doelde niet zozeer op het klimaatprobleem, als wel op voedselzekerheid en op hoe het gaat met de voedselproductie. Het Europees landbouwbeleid heeft een enorme invloed op hoe de landbouw en de veeteelt in bijvoorbeeld Afrika vorm en gestalte krijgen. De invloed die dat heeft, moet je meewegen bij hoe je het vormgeeft. Daarin zijn de afgelopen jaren wel stappen gezet – het is wat eerlijker en wat coherenter geworden – maar ik denk dat we er nog lang niet zijn. Er is nog steeds dumping, waardoor de landbouwmarkt in Afrika nog steeds verstoord wordt. Ik heb het dan nog niet eens over de toegang van producten uit Afrika tot de Europese markt.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): De Staatssecretaris dacht daar toch iets anders over dan de woordvoerder van de PvdA-fractie vandaag. Zij zag de agrosector juist als een mogelijkheid om het wereldwijde voedselvraagstuk en het energievraagstuk op te lossen. Deze sector zou daar volgens haar een sleutelrol in hebben. Deelt de PvdA-fractie wel de opvatting dat Nederland die richting op zou moeten gaan, met onze sterk internationale agrosector?

De heer Van Laar (PvdA): Natuurlijk is die sector de sleutel tot de oplossing van dit probleem, want het lijkt me helder dat we zonder agrosector het voedselprobleem niet kunnen oplossen. Maar het Europees landbouwbeleid voorziet erin dat de Europese boeren heel veel subsidie krijgen, die andere boeren niet krijgen. Alles wat hier over is, wordt in Afrika gedumpt. Kipfilet nemen wij hier bijvoorbeeld wel af, maar de rest van de kip niet. Daar heeft de kippenindustrie in Afrika erg veel last van. Dit zijn de gevolgen van de manier waarop wij ons beleid inrichten en onze boeren financieren. Daar moeten we oog voor hebben. In 2013 is nieuw beleid gemaakt via een nieuwe Common Agricultural Policy. Na twee jaar moet dan toch worden bekeken hoe dat werkt en of de doelen die we ons toen gesteld hebben, wel gehaald worden? Wij denken dat het Europees landbouwbeleid niet zo eerlijk is als het zou kunnen zijn. Dat kunnen we nu halverwege vaststellen, waardoor we niet tot 2020 hoeven te wachten met het bij te stellen.

De voorzitter: Mijnheer Van Laar, u hebt nog ongeveer twintig seconden.

De heer Van Laar (PvdA): Ik ben klaar, voorzitter.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Voorzitter. Ik ga maar meteen op het laatste punt van de PvdA-fractie in. Het CDA deelt de mening van de Staatssecretaris van I en M. Zij heeft vorige week uitstekend verwoord hoe volgens haar de agrosector juist een heel belangrijke rol zou kunnen spelen bij het oplossen van meerdere problemen. Het is goed om te weten dat ons land daar heel sterk in is. Ik hoop dat de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking schouder aan schouder staat met de Staatssecretaris van I en M. Ik denk namelijk dat daar echt kansen en mogelijkheden liggen.

Een ander voorbeeld van een speech die het CDA heel erg aansprak, was die van de premier tijdens de opening van de klimaattop in Parijs. Daarin gaf hij aan dat hij een heel sterke rol ziet voor het maatschappelijk middenveld bij het behalen van de doelen. Hij zei dat wij iedereen daarbij nodig hebben. In dat kader vraag ik de Minister hoe zij het maatschappelijk middenveld wil inzetten om de Global Goals te halen.

De Minister stelt dat de EU leiderschap zou moeten tonen bij de uitvoering van deze Global Goals. Het zou een grote winst zijn als de Europese Unie aan de wereld een signaal afgeeft dat zij die doelen wil halen. We hadden het daarover al kort tijdens een ander debat vandaag. Kan de Minister er nog verder op ingaan hoe zij dat in gezamenlijkheid gaat oppakken tijdens het EU-voorzitterschap? Is er al volledige consensus binnen de Europese Unie over de Global Goals? Van de routekaart had het CDA ook wat meer verwacht. Kan de Minister aangeven wat haar doel hierbij is?

Ik ga over op een ander punt. Het migratievraagstuk zal ook ter sprake komen. Er zal worden gesproken over de rol van de humanitaire hulp en het vinden van oplossingen voor het huidige migratievraagstuk. De Minister schrijft ons dat hiervoor ook grondoorzaken moeten worden aangepakt. Daarover bestaat op zich wel consensus, zowel in de Kamer als in Europees verband, maar over de manier waarop die grondoorzaken dan moeten worden aangepakt, is er nog geen consensus. Wat wordt de inzet van de Minister wat betreft het aanpakken van de grondoorzaken van de vluchtelingencrisis? Kan zij daarop ingaan? En hoe kijkt zij naar de rol van Defensie in dezen? Humanitaire hulp in conflictgebieden kan immers alleen plaatsvinden als de hulpverleners veilig kunnen werken.

We hebben het al eerder met de Minister over de Vallettatop gehad. Het is hoopgevend dat er een dialoog is gestart tussen Afrikaanse leiders en Europese leiders, maar hoe gaat het straks in de uitvoering? Het fonds is opgezet. Nederland komt zijn afspraken na: het heeft 15 miljoen in dat fonds gestort. Juncker geeft aan dat de geloofwaardigheid van Europa afhangt van de bijdragen van de lidstaten. Hoe kijkt de Minister tegen die participatie van de andere landen aan? Spreekt zij haar collega's er ook op aan als die achterblijven? In hoeverre wordt de Afrikaanse Unie hier ook bij betrokken? Kan de Minister daarop ingaan? Kan zij ook afspraken maken over bijvoorbeeld terugkeer? Collega Teeven begon daar al over toen hij sprak over Pakistan. Ik kan me echter ook voorstellen dat in de Afrikaanse Unie hierover wordt gesproken.

In navolging van de afspraken tussen de Europese Unie en Turkije stelt de regering dat het goed is om ook samenwerking te zoeken met Libanon, dat meer dan een miljoen vluchtelingen opvangt, en met Jordanië, waar meer dan 600.000 vluchtelingen zijn. Hoe ziet de Minister dat voor zich? Is dat eenzelfde soort van samenwerking als de samenwerking met Turkije? Houdt die samenwerking ook het opnemen van vluchtelingen uit die landen in? Worden er bepaalde perspectieven op samenwerking met de EU aan deze landen toegezegd? Bestaat er, voor zover de Minister weet, binnen de EU ook draagvlak voor verdere samenwerking met deze landen?

De Minister schrijft in haar brief van 4 november dat de private sector niet alleen moet worden benaderd vanuit het oogpunt van filantropie, maar ook vanwege de toegevoegde waarde die bedrijven kunnen leveren door hun kennis en expertise. Onze vraag aan de Minister is: hoe gaat zij dat realiseren?

Ik kom op mijn slotvraag. In diezelfde brief geeft de Minister aan dat in november een rapport over het Europees Ontwikkelingsfonds zal worden gepubliceerd. Is dat al beschikbaar?

De vergadering wordt van 16.20 uur tot 16.30 uur geschorst.

Minister Ploumen: Voorzitter. Ik dank de leden voor hun vragen en opmerkingen. Ik wil eerst kort even ingaan op het geagendeerde onderwerp «migratie» en op de vragen die daarover zijn gesteld. Dan kom ik op het onderwerp «coherentie», waarover de heer Van Laar een aantal opmerkingen maakte. Vervolgens ga ik in op de Global Goals en de voedselzekerheid, die iets met elkaar te maken hebben.

Eerst ga ik dus in op het vraagstuk van de migratie. Nederland pleit er inderdaad voor, zo zeg ik in antwoord op de vraag van mevrouw Mulder daarnaar, om ook met landen als Libië en Jordanië partnerschappen aan te gaan. Nederland heeft daarvoor ook een aantal voorstellen gedaan, die met name op het terrein van ontwikkelingssamenwerking en handel liggen. Het gaat daarbij onder andere over investeringen van de EIB (Europese Investeringsbank), waarnaar de heer Teeven vroeg. Ik zal daar zo nog iets naders over zeggen. De inzet is om eerst met die landen in gesprek te raken en te bekijken wat zij nodig hebben. Er wordt natuurlijk al in forse mate humanitaire hulp gegeven, maar dat blijft toch ook wel een beetje achter. Vervolgens willen we bekijken welke elementen daarvan onderdeel zouden moeten worden. Wij voorzien bijvoorbeeld op het gebied van de handel extra hulp voor een land als Libanon. Dat land heeft op zich gunstige voorwaarden en er zijn goede afspraken gemaakt tussen Libanon en de Europese Unie. Maar Libanon vult nog niet eens de quota. Voor een deel zal het dus ook gaan over het ten volle benutten van bestaande afspraken. Dat is de koers die wij zouden willen varen. Ik ben daarover ook in gesprek met collega's in Europa.

Wat kan de EIB concreet doen? We zien een aantal mogelijkheden. We constateren dat alleen financiële steun in de vorm van OS of humanitaire hulp echt niet voldoende is om die landen, waaronder Libanon en Jordanië, bij te staan. Volgende week is er een lunch, samen met het management van de EIB en de EU-Ministers. Daar worden ongetwijfeld een aantal suggesties door de EIB gedaan. Ik heb dan ook een gesprek met de topman van de EIB. Ik zal daar als optie neerleggen dat wordt bekeken of vanuit het budget van Commissaris Mimica middelen kunnen worden ingezet om zo een hefboomeffect te genereren. Dat is dan dus een samenwerking tussen de Commissie en de EIB. Waarvoor dat ingezet zou kunnen worden, is natuurlijk afhankelijk van wat er in de landen nodig is, maar denk aan onder andere infrastructuur, private investeringen en het versterken van het mkb. Er zijn talloze mogelijkheden. Ik hoor vooral graag van de EIB wat er mogelijk is. Er kunnen nog wel een aantal meer technische belemmeringen zijn, die te maken hebben met de vraag of het instrument van garantstelling adequaat is en met de vraag of een investeringsbank ook financieringen kan doen die meer een ontwikkelingskarakter hebben. Dat hoop ik volgende week allemaal te kunnen bespreken. Ik zal het resultaat daarvan dan graag in het verslag van de RBZ laten neerslaan. Dan zal ik ook rapporteren over mijn bilaterale gesprek met de EIB. Tegen de heer Teeven zeg ik dus: wordt vervolgd.

De heer Teeven vroeg waarom het EOF niet kan worden gebruikt voor het fonds van 3 miljard voor Turkije. Dat is niet mogelijk, want in het Verdrag van Cotonou is vastgelegd dat de middelen uit het EOF alleen ten goede komen aan burgers uit de ACS-landen. Voor Turkije kunnen mogelijk wel een aantal andere instrumenten worden ingezet. De Commissie heeft ons laten weten dat de bijdrage van de Commissie aan het fonds echt bij elkaar is geschraapt uit haar reserves. Nederland heeft gezegd: wij zijn bereid ons fair share te nemen in dat fonds, maar schraapt u dan ook nog maar even verder, Commissie, want wij vinden dat er met de verschillende middelen die de Commissie heeft, vast nog wel mogelijkheden zijn. Ook dat wordt dus vervolgd, zo zeg ik tegen de heer Teeven. De Commissie zet zich in en doet haar best. Sommige instrumenten kunnen er eenvoudigweg niet voor worden ingezet, maar andere wellicht wel. De mogelijkheden zijn wellicht nog niet uitgeput.

De heer Teeven had ook vragen over het trustfund waarover in Valletta is gesproken. Mevrouw Mulder had ook een aantal vragen daarover. Het trustfund is gericht op programma's ter bevordering van de stabiliteit, het aanpakken van de grondoorzaken en migratiemanagement. Daarbinnen is zeer zeker speciale aandacht voor vrouwen, maar niet specifiek voor seksuele en reproductieve rechten. Nederland, dat een van de grootste donoren wereldwijd is, blijft deze programma's financieren, maar niet noodzakelijkerwijs als onderdeel van het trustfund. De AU is zeker een partner in het trustfund. Nederland zou heel graag zien dat de inbreng van de Afrikaanse landen in het trustfund er ook in bestaat dat zij worden betrokken bij de besluitvorming over de projecten die zullen worden gefinancierd. Dat zouden wij ook willen als wij hen waren. Overigens waren niet alle lidstaten het daarmee eens, maar wij hebben daarop zeer geïnsisteerd. Wij gaan ervan uit dat in een gelijkwaardig partnerschap er ook uitwisseling zal zijn van best practices. Maar, nogmaals, de AU speelt er wel een belangrijke rol in.

Mevrouw Mulder vroeg hoe dit pakket van afspraken die in Valletta zijn gemaakt, zich verhoudt tot terugkeer. Het is goed om nog even in herinnering te roepen dat het vraagstuk van terugkeer geen nieuw vraagstuk is. Het is ook niet nieuw als het gaat over het afsprakenkader dat de EU met een aantal landen heeft. Ik refereer wederom aan het Verdrag van Cotonou, dat is gesloten tussen de EU en de ACS-landen. In artikel 13 daarvan is opgenomen de internationale verplichting om onderdanen terug te nemen. De afspraken van de Vallettatop zijn in die zin dus niet zo nieuw. Ze zijn eerder een herbevestiging. Er wordt natuurlijk wel bekeken hoe we Afrikaanse landen kunnen helpen met het faciliteren daarvan. Dat gaat dan met name over migratiemanagement.

Het onderwerp «terugkeer» werd ook naar voren gebracht door de heer Teeven. Dat gebeurde niet in het kader van de Vallettatop maar in het kader van de relatie met Pakistan. Het is goed om nog even in herinnering te roepen dat collega Dijkhoff en ik een Kamerbrief hebben gestuurd met een kabinetsreactie op het rapport van de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken (ACVZ) over de strategische landenbenadering op het gebied van terugkeer. Het kabinet heeft die benadering overgenomen. De ACVZ zegt dat alle instrumenten van het overheidsbeleid moeten worden ingezet om landen te laten meewerken aan terugkeer: diplomatie, bij voorkeur natuurlijk in EU-verband, alsook een combinatie van prikkels en druk. De ACVZ constateert dat het geven van positieve koppelingen effectiever blijkt te zijn dan het toedienen van negatieve prikkels. Als positieve prikkels echter niet werken, dan moet negatieve conditionaliteit worden overwogen, zo stelt de ACVZ. Nederland heeft die opvatting overgenomen. De ACVZ zegt op basis van haar onderzoek dat dit zich dan vooral moet richten op maatregelen binnen het migratiedomein. Dus de autoriteiten die bepalend zijn voor het terugnamebeleid, moeten er – ik zeg het maar even huiselijk – zo snel mogelijk en zo veel mogelijk last van krijgen. Het is dus niet gericht op onschuldige burgers, maar juist op degenen die daarmee bezig zijn. Het kabinet heeft die conclusie overgenomen. Dat is dus de context waarbinnen wij kijken naar elke casus.

Dan ga ik naar de casus-Pakistan. Ik ga dat heel graag opnemen met collega Dijkhoff en wellicht ook met collega Koenders. Het is inderdaad niet acceptabel dat Pakistan niet meewerkt, als de casus zich zo ontrolt als de heer Teeven dat heeft beschreven. Ik ga dus in gesprek met de collega's om vast te stellen wat de stand van zaken van deze casus is en welke instrumenten van overheidsbeleid we wellicht kunnen en moeten inzetten om ervoor te zorgen dat Pakistan aan zijn verplichtingen in dezen voldoet.

De heer Teeven (VVD): Ik dank de Minister voor de uiteenzetting over het ACVZ-rapport. Dat is me ambtshalve uit een andere functie natuurlijk heel bekend, omdat ik ooit de opdrachtgever voor dat rapport was. Maar dat terzijde. Ik heb ook de vraag gesteld of Pakistan als exitland nog steeds ontwikkelingshulp krijgt van Nederland. Naar ik meen volgende week woensdag en donderdag zitten de Minister en haar collega's bij elkaar. Volgens mij is dit bij uitstek een onderwerp dat kan worden opgebracht in Europees verband: hoe gaan we met dit land om? Mijn vraag is dus: wat krijgt Pakistan nog steeds van Nederland, en kunnen we dat op enigerlei wijze concreet in relatie brengen met terugkeer? Als dit land namelijk niet meewerkt aan terugkeer, dan wordt het probleem dat we nu met de migratiecrisis hebben nog dubbel zo groot.

Minister Ploumen: Ik zal dit zeker opbrengen in de RBZ OS, uiteraard nadat ik me eerst in de zaak heb verdiept. De financiële bijdrage van Nederland aan Pakistan gaat vooral naar mensenrechtenorganisaties. De vraag is of het korten daarop wel zo effectief is om invloed te hebben op de overheid. Ik stel de heer Teeven dus voor: ik ga me erin verdiepen, ik overleg met collega's en bekijk dan welke inzet in bilateraal verband of in EU-verband het effectiefst is. Nogmaals, ik zal het ook opbrengen, met een aantal suggesties tegen die tijd, in de RBZ OS.

De heer Teeven (VVD): Kan de Minister samen met de collega van Veiligheid en Justitie, die erover gaat, de Kamer zo spoedig mogelijk na terugkomst van de RBZ informeren over hoe verder wordt gegaan met Pakistan? Dit is de VVD namelijk een graat in de keel, zo zeg ik maar gewoon eerlijk. Dit vinden wij echt volstrekt onaanvaardbaar.

Minister Ploumen: Dat doe ik graag. Ik zal met hem overleggen en dan komen we zo spoedig mogelijk bij de Kamer terug.

Ik kom bij het tweede door de leden naar voren gebrachte onderwerp van dit debat: coherentie. Ik ken de heer Van Laar als een groot voorvechter van coherentie van beleid. Ik ben dat ook, maar ik erken onmiddellijk dat ik onder aanmoediging van de heer Van Laar en een aantal van zijn collega's een aantal stappen heb gezet waarmee we een beetje voor de muziek uit lopen in Europa. We hebben dus een aantal maatregelen genomen. We hebben er weliswaar niet het etiket «coherentie» op geplakt, maar materieel gaat het daar wel over: we hebben een nationaal actieplan voor beleidscoherentie gemaakt. We hebben namelijk vijf prioriteiten gesteld, waarop we fors inzetten. Vier liepen er al wat langer. Ten eerste is dat handel, dus EPA's en TTIP. De tweede prioriteit is belastingontwijking, en wel het tegengaan daarvan maar ook heronderhandelen over belastingverdragen met ontwikkelingslanden. De derde is verduurzaming van de waardeketens en de vierde klimaatverandering. Mevrouw Mulder sprak daar ook over. Het is een ambitieus akkoord met specifieke maatregelen voor de armste landen en de armste groepen. Daar zijn, mede in het kader van het voorzitterschap, recentelijk TRIPs (Agreement on Trade Related Aspects of Intellectual Property Rights) en medicijnen bij gekomen, dus toegang tot betaalbare medicijnen voor de armste landen. Dat is een coproductie van collega Schippers en mijzelf. Het is een nationaal actieplan. We hebben onszelf onder aanmoediging van de heer Van Laar ook een jaarlijkse rapportageplicht opgelegd. Dat heb ik begin dit jaar toegezegd op een bijeenkomst waar hij ook was. Dat doen wij elk jaar. De Kamer krijgt die rapportage in het voorjaar van 2016. Die komt naast het Europese tweejaarlijkse rapport, dat in feite een rapportage is van het Europese actieplan. Elk Commissievoorstel wordt beoordeeld op het effect voor ontwikkelingslanden. Dat komt ook terecht in het BNC-fiche (Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen). Volgens mij doen wij dus wat de heer Van Laar vraagt. Ik zie op dit moment ook geen toegevoegde waarde voor een wettelijke verankering.

De heer Van Laar (PvdA): Dat laatste is een heel nieuwe discussie. Mijn interruptie ging nog over het nationaal actieplan. Want als we dat toch al hebben, laten we het dan ook zo noemen. Dan is het herkenbaar als zodanig en kunnen we bij de eerste coherentiemonitor gelijk de coherentie-inzet verpakken als nationaal actieplan. Dan kunnen we Europees gaan vergelijken. Dat maakt het allemaal makkelijker en vindbaarder. Als we dat kunnen doen, is dat in ieder geval al een mooie eerste stap.

Minister Ploumen: Dat doe ik heel graag. We kunnen daar misschien nog iets proactiever de boer mee op bij andere landen. Dat zal ik doen. Het komt eraan in het voorjaar van 2016 en dan krijgt het die vorm.

Hoe gaan we beleidscoherentie verankeren in Europa? Daar heb ik ook al iets over gezegd. Het is overigens ook vastgelegd in het Verdrag van Lissabon. Daarmee is het een verplichting voor ons allen en buitengewoon belangrijk. Tijdens het voorzitterschap gaan we twee dingen doen. Nou ja, we gaan een heleboel dingen doen, maar specifiek op dit terrein zetten we de agenda natuurlijk gewoon voort binnen Europa. De informele RBZ OS en de informele RBZ Handel zullen gecombineerd worden, waardoor de collega's van Handel en OS gaan proeven aan wat het betekent om een gezamenlijke en een gedeelde agenda te hebben. Ik denk dat dit heel belangrijk is, ook kijkend naar de dossiers rond bijvoorbeeld TTIP. En de implementatie van de Global Goals is natuurlijk beleidscoherentie in optima forma. Daar moet overigens nog wel iets voor gebeuren, zo zeg ik tegen de heer Van Laar en mevrouw Mulder, die nu niet meer bij deze vergadering is. De agenda voor de Global Goals ligt er, en nu moet een en ander uitgevoerd worden. De eerste stap die gezet wordt in ons voorzitterschap is het met elkaar vaststellen van het monitorings- en rapportagekader. Het Nederlandse CBS speelt daarin een belangrijke rol. Dat is de eerste stap die nodig is om de verdere plannen vorm te geven. Als er niet gerapporteerd wordt, kan er immers niet gemonitord worden en kan ook niet bekeken worden of iedereen wel aan zijn verplichtingen voldoet.

Een specifiek onderwerp binnen de Europese agenda is het gemeenschappelijk landbouwbeleid. De heer Van Laar vroeg: is dat niet de grootste incoherentie van alle? Er was heel wat in te halen. Het zal niemand verrassen dat het gemeenschappelijk landbouwbeleid zoals het er tien, twintig jaar geleden uitzag, wel het een en ander in de weg stond. Inmiddels is er veel veranderd. Ik wil kort drie punten noemen om te laten zien dat er belangrijke stappen gezet zijn. Ten eerste zijn de EU-exportsubsidies gedecimeerd. Twintig jaar geleden was dat bedrag nog 10 miljard euro en nu is dat eigenlijk nul. Ten tweede wil de EU samen met Brazilië en een paar andere landen dat in de WTO alle exportsteun op landbouwproducten wordt afgeschaft. Ten derde zijn de importen uit EPA-landen en minst ontwikkelde landen volledig vrijgemaakt van tarieven en quota. Er zijn dus echt stappen gezet. Elke herziening van het gemeenschappelijk landbouwbeleid wordt nu voorafgegaan door een assessment. In dat assessment wordt vastgesteld wat de hervormingen betekenen die worden voorgesteld voor ontwikkelingslanden. Nederland heeft daarop aangedrongen. Het is ook onderdeel van het Better Regulation-pakket van de Commissie. Bij een eventuele volgende herziening van het gemeenschappelijk landbouwbeleid zal Nederland erop toezien dat dit assessment gedaan wordt. Mocht dat nodig zijn, dan zullen we daar nader op aandringen. Er zijn dus grote stappen gezet, maar we blijven wel alert. Ik dank de heer Van Laar voor zijn aanmoediging.

De heer Van Laar (PvdA): Om een tweede termijn te voorkomen, doe ik het maar even bij interruptie. Dat is wel zo gemakkelijk. Wat betekenen die hervormingen? Daarop wordt gelet; dat klopt. Er is grote vooruitgang geboekt; dat klopt ook. Dat hebben we ook erkend. Maar het landbouwbeleid als zodanig heeft volgens mij nog steeds een enorme impact op ontwikkelingslanden. Het is toch geen overbodige luxe om daarnaar eens goed te laten kijken? Dat kan ook een opmaat geven om dit eens anders aan te vliegen bij de volgende herziening. Dat was de vraag: kunnen we, nu we ongeveer halverwege de termijn van het nieuwe beleid zijn, niet eens bekijken wat de impact is van het beleid als geheel op ontwikkelingslanden en op het bereiken van de doelen? Ik denk dat we daar nog steeds winst kunnen boeken en dat we die de volgende keer – op zijn laatst, maar liefst eerder – zeker moeten boeken.

Minister Ploumen: Als ik de heer Van Laar goed begrijp, zegt hij: het is mooi dat de Commissie zo'n assessment doet, maar zou er niet tussentijds gekeken moeten worden, ook om dat assessment te voeden? Ik zie de heer Van Laar knikken. Ik zeg hem toe dat ik volgende week in Brussel even zal sonderen bij collega's. Wellicht wordt dat al bij collega-landen gedaan. Ik heb een hekel aan dubbel werk doen, maar ik zal wel opnieuw bekijken wanneer het laatste assessment gedaan is, wat daarvan de uitkomsten waren en of die aanleiding geven om het verzoek van de heer Van Laar, dat ik zonet afwees, te heroverwegen. Ik zeg niet meteen dat ik het doe, maar ik ga me er wel nader in verdiepen, gegeven de huidige ontwikkelingen en de Global Goals.

De heer Van Laar (PvdA): Mocht dat al gedaan zijn, dan hebben wij het niet kunnen vinden. Zou de Minister ons daarvan een duiding kunnen geven voor het AO voedselzekerheid? Ik neem aan dat het verslag voor die tijd komt. Dat kunnen we daar in ieder geval in terug laten komen.

Minister Ploumen: Dat lijkt me goed mogelijk.

De heer Van Laar vroeg ook om een specifieke brief in aanloop naar het AO voedselzekerheid over de focus op voedselzekerheid voor de allerarmsten. Ik heb daarover al twee brieven geschreven. De ene is de gezamenlijke brief met de Staatssecretaris van Economische Zaken over het voedselzekerheidsbeleid. Ook heb ik in de brief over inclusieve ontwikkeling onze vertaling gegeven van de accenten die wij nog extra gaan zetten rondom de Global Goals. Daar heb ik ook al een en ander over geschreven. Ik zie hiervan nu dus minder toegevoegde waarde.

Mevrouw Mulder vroeg naar een EOF-rapport dat aanstaande is. Dat rapport is inderdaad uitgekomen. De Kamerbrief hierover is in de maak. Die gaan we zo snel mogelijk naar de Kamer sturen.

De voorzitter: Even ter verduidelijking: mevrouw Mulder kon tot 16.30 uur aanzitten bij dit AO. Ik had dat niet gemeld. Zij is nu in een ander debat.

Minister Ploumen: Daarmee meen ik alle vragen te hebben beantwoord, voorzitter.

De voorzitter: Ik kijk even ter linkerzijde van mij. Mijnheer Van Laar, is dat een interruptie of is het gelijk de tweede ronde?

De heer Van Laar (PvdA): Eigenlijk allebei, voorzitter, want ik heb geen antwoord gekregen op een vraag die ik nog niet gesteld heb! Ik heb dus nog één vraag over.

De voorzitter: Dan stel ik voor dat we nog even een rondje maken.

De heer Teeven (VVD): Voorzitter. Ik heb er behoefte aan dat de toezegging die de Minister heeft gedaan, nu even door u wordt herhaald, zodat ik kan bepalen of ik daarover nog een opmerking wil maken.

De voorzitter: Dat zal ik zo dadelijk doen, als de heer Van Laar zijn tweede termijn heeft ingevuld.

De heer Van Laar (PvdA): Voorzitter. In het verslag van de vorige RBZ stond ook een stukje over noodhulp en het nieuwe systeem daarvoor. We zagen onlangs vicepresident Georgieva, die voorstellen deed om de financiering anders te doen. We hebben daar vorige week tijdens de begrotingsbehandeling ook over gesproken. Gaat de Minister dit punt ook naar voren brengen tijdens de RBZ OS? Die punten sluiten volgens mij goed op elkaar aan. Kunnen we vervolgens in het verslag teruglezen hoe dat is gegaan?

Minister Ploumen: Voorzitter. Commissaris Georgieva is gevraagd door, ik meen, de secretaris-generaal van de Verenigde Naties om een panel voor te zitten over humanitarian financing. Daarover heeft ze tijdens de vorige RBZ gesproken. Zij werkt aan een rapport met voorstellen. Dat komt medio januari of begin februari, althans begin 2016, uit. Het lijkt me goed om op basis daarvan onze appreciatie van het rapport te laten weten.

De heer Van Laar (PvdA): Mocht dat enigszins mogelijk zijn, kan het dan voor het AO noodhulp? Dat is op 27 januari, dus het zou net moeten kunnen.

Minister Ploumen: Mocht dat kunnen wat betreft de timing van de presentatie, dan zal ik dat zeker proberen. Het zou heel fijn zijn om dat meteen met elkaar te kunnen bespreken.

De voorzitter: Dank u wel. Daarmee hebben we de tweede ronde ook gehad. Ik zal de toezeggingen nog een keer noemen, naast wat al in het verslag vermeld staat.

  • De Minister zal in het verslag van de RBZ Ontwikkelingsraad rapporteren over haar gesprek met de EIB over steunverlening aan de eersteopvanglanden.

  • De Minister zal met betrekking tot de kwestie van het niet meewerken door Pakistan aan terugkeer van door de EU uitgezette asielzoekers tijdens ...

De heer Teeven (VVD): Het zijn geen asielzoekers, voorzitter.

De voorzitter: Nee, dat is correct.

De heer Teeven (VVD): Het zijn afgewezen vluchtelingen. Of illegalen.

De voorzitter: Zo had u het inderdaad aangegeven. Ik zal dat herformuleren.

  • De Minister zal de kwestie van het niet meewerken door Pakistan aan terugkeer van door de EU uitgezette illegalen tijdens de OS-Raad aan de orde stellen en de Kamer over de uitkomst informeren.

  • De Kamer ontvangt ...

De heer Teeven (VVD): Het is toch niet helemaal goed geformuleerd. Ik heb het als volgt begrepen, maar ik kijk ook even naar de Minister. Volgens mij heeft de Minister toegezegd dat ze dit onderwerp ter sprake zou brengen in Europa, of althans de gedachtewisseling met de collega's zou openen, en de Kamer terug zou rapporteren in overleg met de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Het gaat dus over het standpunt van het kabinet over wat er moet gebeuren met deze afgewezen asielzoekers of illegalen.

De voorzitter: Correct. We zullen het nog eventjes wat duidelijker formuleren. De formulering die u hebt gebruikt, staat als zodanig in het verslag. Zou dat dan de formulering kunnen zijn?

De heer Teeven (VVD): Prima.

De voorzitter: Dan gaan we het even opnieuw proberen.

  • De Minister zal de kwestie met betrekking tot het niet meewerken door Pakistan aan terugkeer van door de EU uitgezette illegalen tijdens de OS-Raad aan de orde stellen en met de collega's daarover in overleg treden. Ook zal zij een terugkoppeling doen aan de Kamercommissie en de Kamer over de uitkomst informeren.

Heb ik hem zo te pakken, mijnheer Teeven?

De heer Teeven (VVD): Ja, voorzitter.

De voorzitter: Dan gaan we het zo doen. Ik kom bij toezegging drie.

  • De Kamer ontvangt een appreciatie van het rapport over het Europees ontwikkelingsfonds.

De heer Van Laar (PvdA): Volgens mij zouden we een brief ontvangen met daarin de waardering van het kabinet van de noodhulpfinancieringssystematiek, zo mogelijk voor het AO noodhulp. Dat was de allerlaatste.

Minister Ploumen: Ja, zeker.

De voorzitter: Dan stellen we dat ook als zodanig vast. Het staat ook in het verslag.

De heer Van Laar (PvdA): En we ontvangen het nationaal actieplan coherentie van beleid, samen met de coherentiemonitor.

De voorzitter: Maar die zaken komt u ook weer tegen in het verslag. Daar is inderdaad een toezegging over gedaan door de Minister. Dan zijn ze bij dezen toegevoegd.

Ik dank de aanwezigen hartelijk voor de snelheid van dit AO. Ik wens iedereen verder een plezierige dag toe.

Sluiting 16.55 uur.