Kamerstuk 21501-02-2026

Verslag van een algemeen overleg

Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Gepubliceerd: 25 juni 2019
Indiener(s): Hayke Veldman (VVD), Pia Dijkstra (D66)
Onderwerpen: europese zaken internationaal
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-21501-02-2026.html
ID: 21501-02-2026

Nr. 2026 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 25 juni 2019

De vaste commissie voor Europese Zaken en de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken hebben op 15 mei 2019 overleg gevoerd met de heer Blok, Minister van Buitenlandse Zaken, over:

  • de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 10 mei 2019 inzake geannoteerde agenda Raad Algemene Zaken van 21 mei 2019 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2007);

  • de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 10 april 2019 inzake verslag Raad Algemene Zaken in artikel 50-samenstelling van 9 april 2019 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1997);

  • de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 12 april 2019 inzake onderhandelingen uittreding Verenigd Koninkrijk (Kamerstuk 23 987, nr. 355);

  • de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 3 april 2019 inzake onderhandelingen uittreding Verenigd Koninkrijk (Kamerstuk 23 987, nr. 342);

  • de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 11 april 2019 inzake reactie op de brief die de Britse Conservatieve parlementariër Bill Cash aan de voorzitter van de Europese Raad, de heer Donald Tusk, heeft verzonden (Kamerstuk 23 987, nr. 354);

  • de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 5 april 2019 inzake reactie op een aantal vragen van de leden Omtzigt, Van Raan en Asscher, Van Rooijen en Verhoeven, zoals gesteld tijdens het Europese Raad-terugblikdebat van 28 maart 2019 en aanvullende informatie over de voorbereidingen in EU-kader op de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie (Kamerstuk 23 987, nr. 347);

  • de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 12 april 2019 inzake schriftelijke procedure inzake terugtrekkingsakkoord Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie (Kamerstuk 23 987, nr. 357);

  • de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 14 maart 2019 inzake kabinetsreactie op het verslag van de rapporteurs inzake de brexit (Kamerstuk 23 987, nr. 328);

  • de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 14 maart 2019 inzake kabinetsappreciatie opmerkingen van de Europese Rekenkamer in het kort over de wetgevingsvoorstellen van de Commissie voor het volgende Meerjarig Financieel Kader (MFK) (Kamerstukken 24 202 en 21 501-20, nr. 39);

  • de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 14 december 2018 inzake herzien fiche: Mededeling betreffende de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid bij de beleidsvorming van de EU (Kamerstuk 22 112, nr. 2738).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Veldman

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Pia Dijkstra

De griffier van de vaste commissie voor Europese Zaken, Van Haaster

Voorzitter: Veldman

Griffier: Van Haaster

Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Belhaj, Leijten, Maeijer, Anne Mulder, Ploumen, Veldman en Verhoeven,

en de heer Blok, Minister van Buitenlandse Zaken.

Aanvang 13.19 uur.

De voorzitter:

Dames en heren, goedemiddag. Ik heet welkom: de Minister en de ambtelijke ondersteuning die hij heeft meegenomen, uiteraard alle mensen op de publieke tribune en de mensen die dit debat elders volgen. Zeker ook een warm welkom aan onze leden. Eén mededeling van huishoudelijke aard: we zijn iets later begonnen dan gepland – het was sowieso een kwartier later en het is nog iets later geworden – maar de eindtijd zal hetzelfde blijven. Ergens, over drie kwartier of zo, ziet u mij verdwijnen en zal uw ondervoorzitter het voorzitterschap overnemen. Maar dat gaat als het goed is geheel geruisloos en vanzelf.

Ik stel voor dat wij beginnen. Ik kijk eerst naar mevrouw Leijten namens de Socialistische Partij.

Mevrouw Leijten (SP):

Volgende week komen de Ministers van Buitenlandse Zaken in Brussel bij elkaar. Dan gaat het over geld, posities en de toekomst van de Europese Unie. Ik heb van de Minister een kort briefje gekregen met daarin de agenda. Het komt een beetje over als zijnde niet zo'n belangrijke bijeenkomst. Hoe ziet de Minister dat zelf? Volgens mij is het schijn die bedriegt, want er is een extra top aangekondigd door de voorzitter van de Europese Raad, de heer Tusk: een poppetjestop vlak na de verkiezingen. Voornamelijk natuurlijk om al die Spitzenkandidaten lekker in de weg te zitten, want die moeten vooral niet denken dat ze op zo'n manier een positie krijgen binnen Europa. Daar ben ik het overigens wel mee eens. Maar wat wordt er precies voorbereid voor die top op de komende Europese Raad?

Hoe we omgaan met geld, ofwel het hoofdstuk ontwikkelingsgeld – «nabuurschap» heet het ook wel – staat op de agenda. Vindt de regering, vindt het kabinet, vindt de Minister dat het systeem van toetredingssteun voor landen die lid willen worden en die kandidaat-lid zijn goed werkt? Is het eigenlijk goed dat landen jaar in, jaar uit toetredingssteun krijgen terwijl ze niet dichterbij toetreding komen? Zou daar niet een eindtijd aan moeten zitten? Hoe kijkt de regering daartegenaan?

De Minister schrijft dat buurlanden van de EU net als sub-Saharalanden prioriteit moeten krijgen, maar ten opzichte van wat dan precies? Wat is precies de inzet van Nederland met dit financieringsgedeelte?

De Europese Raad van juni wordt voorbereid; de strategische agenda. Ik vroeg me af of die strategische agenda die liefdesverklaring van Sibiu is. Of is er toch een andere strategische agenda geweest? Ik heb in het verslag gezien wat de inzet van de Minister-President is geweest en wat hij allemaal heeft gezegd. Dank voor dat verslag. Ook dank dat hij heeft aangegeven dat de Kamer helemaal niks begrijpt van zoiets als an ever closer union maar ook dat hij die missie verder niet meer steunt. Hoe is daarop gereageerd? Kreeg hij bijval? Hoe wordt er door de Europese regeringsleiders of de Ministers van Buitenlandse Zaken eigenlijk gedacht over de noodzaak van een nieuw verdrag? Zit dat er wel of niet aan te komen?

Dan zijn uitspraak «ik vind dat we Europees moeten samenwerken, big on big». Dat is natuurlijk een mooie uitspraak die ook voor velerlei uitleg vatbaar is. Wat de een belangrijk vindt – want grensoverschrijdend en evident dat je daarin samenwerkt – vindt de ander wellicht niet belangrijk. Mij valt op dat ze in Brussel, zeker bij de Europese Commissie, eigenlijk alles big vinden, en niet in de laatste plaats de Nederlandse Eurocommissaris Timmermans. Ik zou graag willen weten hoe de regering zijn Eurocommissarisschap eigenlijk evalueert. Is hij erin geslaagd om minder regels op te leggen aan de Europese landen? Als ik de statistieken bekijk, zie ik dat eigenlijk niet. Er zijn 5.000 nieuwe regels bij gekomen en er zijn er maar een paar geschrapt. We zien dat de vorm waarin de regels naar ons toekomen vaker inhoudt dat het overal hetzelfde wordt, in plaats van dat landen zelf nog enige ruimte hebben om beleid te implementeren. Hoe kijkt de regering daartegenaan?

Uiteindelijk gaat het altijd om subsidiariteit. Wie gaat er eigenlijk over welk beleid en wie heeft er zeggenschap op welke beleidsterreinen? Dat heet dan subsidiariteit. Op voorspraak van de heer Timmermans hebben nationale parlementen aangegeven hoe ze willen samenwerken. Nederland heeft daar gehoor aan gegeven, net als meerdere landen. Eigenlijk komt er uit de nationale parlementen de roep om meer zeggenschap over waar wij over gaan, om meer tijd om te beoordelen of een voorstel van de Europese Commissie eigenlijk gerechtvaardigd is. Wat mij opvalt, en dat valt de regering eigenlijk ook op, is dat de Europese Commissie, dus de heer Timmermans, niet ingaat op de wens van de nationale parlementen. Hoe wil en kan de Minister dit agenderen voor ons? Hij heeft eerder aangegeven: «Ik steun eigenlijk wel de strijd om de termijn te verlengen om te beoordelen of iets een taak is voor de Europese Commissie, maar dan zou je een verdrag moeten wijzigen.» We zien dat de Europese Commissie aan de lopende band allerlei regels voor zichzelf wijzigt. Niet het minst in het oog springend is misschien wel de benoeming van de heer Selmayr. Ik zou eigenlijk wel willen weten hoe de Minister denkt over de opvatting dat we niet permanent onze positie moeten terug bevechten, maar dat de Europese Commissie bijvoorbeeld moet aantonen dat ze ergens zeggenschap over heeft.

Ik kom op de rechtsstatelijkheid. Herkent de Minister zich in de uitspraken die Timmermans in het debat deed dat het aan Rutte en de andere regeringsleiders ligt dat artikel 7-procedures worden geblokkeerd? Hoe kijkt hij aan tegen een mogelijke artikel 7-procedure voor Roemenië? Wat is de reactie van de Minister dat op dit moment in Frankrijk voor de geweldspolitie de instructie geldt dat ze met scherp mogen schieten op demonstranten, de gele hesjes? Vindt hij dat een goede zaak, of vindt hij eigenlijk dat je binnen de normen en waarden... Wat stond er nou in die liefdesverklaring? Ik heb haar niet voor me, maar daar staat in ieder geval in dat we de waarden van democratie en rechtsstaat hooghouden. Vindt hij het dan terecht dat de oproerpolitie in Frankrijk met scherp mag schieten op demonstranten?

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is het woord aan mevrouw Ploumen namens de Partij van de Arbeid.

Mevrouw Ploumen (PvdA):

Voorzitter, dank u wel. Voor de Partij van de Arbeid staat buiten kijf dat Nederland en de burgers in Nederland alle baat hebben bij een Europese Unie die progressieve waarden uitdraagt en daar ook naar handelt. Dan gaat het bijvoorbeeld over het beteugelen van de macht van techgiganten, zorgen dat er belasting wordt betaald waar de winst wordt gemaakt, zorgen dat werknemers overal in Europa dezelfde bescherming genieten en niet uitgebuit worden. Ik hoop van harte dat dat de belangrijkste gespreksonderwerpen zijn de komende tijd, wanneer de regeringsleiders en Ministers met elkaar spreken. Helaas zijn de onderwerpen wat minder politiek en minder progressief dan wij zouden willen, maar ik ga toch kijken of wij de Minister een beetje de progressieve kant op kunnen duwen.

Voorzitter. Ik wil met name op twee punten ingaan: het MFK en de rechtsstatelijkheid. Wat het MFK betreft het volgende. Geld is niet alleen maar een wettig betaalmiddel. Het budget zegt iets over prioriteiten. Ik heb twee vragen aan de Minister. Eén. Hoe kijkt de Minister nu aan tegen de prioriteiten die Nederland gesteld heeft? Welke kant gaat het op? Nederland hecht aan een ordentelijk en goed gefinancierd klimaatbeleid. Nederland vindt niet dat er ongebreideld landbouwsubsidies uitgedeeld moeten worden aan grootgrondbezitters en soms zelfs aan koningshuizen. Hoe staat het ermee?

Twee. Ik heb een vraag over het politieke handwerk van Nederland rondom het MFK. Het Instituut Clingendael heeft een rapport uitgebracht over hoe Nederlandse diplomaten het doen in Brussel. Daar staan een aantal positieve kwalificaties in; laten we die ook even noemen. Nederland is een land dat vrij transparant is over de inzet, niet alleen naar de collega-lidstaten, maar ook naar het parlement. Dat hoort ook zo. Maar, zo lees ik op pagina 17, het kabinet spreekt niet altijd met één stem en dat is natuurlijk de dood in de pot voor een fatsoenlijk resultaat dat ook gedragen wordt door het parlement. Op pagina 17 staat dat het Meerjarig Financieel Kader post 2020 «in de verkennende interviews naar voren kwam als een specifiek voorbeeld waarin Nederland niet met één stem spreekt.» Een aantal bewindslieden zou niet de lijn uitdragen in Brussel dat het budget omlaag moet – dat is de lijn die wij hier met elkaar hebben vastgesteld; althans, de regering stelt die vast – omdat zijzelf hiervan het grootste slachtoffer zouden zijn. Dat lijkt mij politiek amateurisme. Hoe kijkt de Minister daartegenaan? Op welke manier heeft dat de onderhandelingspositie wel of niet geschaad?

Sorry, voorzitter, ik heb nog een vraag over het MFK. Die gaat over het EOF, dat nu een separaat fonds is buiten het MFK. Nederland is er al lang voorstander van om het onder het MFK te brengen. Een aantal landen is daar tegenstander van. Wat heeft Nederland nu gedaan om die landen aan zijn kant te krijgen? Hoe gaat dit een vervolg krijgen?

Voorzitter, ik kom op rechtsstatelijkheid. Binnen de Europese Unie staan hele gewone dingen als vrijheid van pers en vrijheid van meningsuiting in een aantal lidstaten scherp onder druk. Het is daarom ook goed dat de Commissie bij monde van Timmermans zich daar zeer stevig over uitgesproken heeft. Je wil natuurlijk het liefst overal geliefd zijn, maar het feit dat in Hongarije en Polen de powers that be, de machthebbers, hem als vijand betitelen, lijkt me in dezen alleen maar een compliment en helemaal in lijn met wat wij hier in Nederland vinden. Je moet je vrij kunnen uitspreken en de rechterlijke macht moet zich vrij kunnen uitspreken.

Wat gaat Nederland nu specifiek doen, wat gaat Nederland nu specifiek inbrengen om deze agenda ook de komende periode verder te brengen? Wat de PvdA betreft is alles bespreekbaar, ook het korten op subsidies. Ik zou graag willen horen hoe de Minister dat ziet.

Dat was het, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Mulder namens de VVD.

De heer Anne Mulder (VVD):

Voorzitter, dank. Een aantal onderwerpen staan op de agenda: de Raad Algemene Zaken, inclusief de voorbereiding op de komende top, subsidiariteit en het Meerjarig Financieel Kader. Over het Meerjarig Financieel Kader twee punten. De VVD is voor het samenvoegen van de instrumenten, zoals dat wordt genoemd, van nabuurschap en het EOF. Dan krijgen we wat stroomlijning en dat is efficiënter. Het zou ook goed zijn als we daar voorwaarden aan koppelen, dat we het buitenlands beleid wat stroomlijnen en ten aanzien van bijvoorbeeld migratie landen wat financiële prikkels geven om afgewezen asielzoekers terug te nemen. Ik sluit me aan bij de vraag van mevrouw Ploumen over het met één mond spreken over het MFK. Dat staat inderdaad in het Clingendaelonderzoek dat collega Leijten en ik hebben begeleid. Ik ben ook zeer benieuwd naar het antwoord. Het is niet goed om tegengestelde geluiden te laten horen als je aan het onderhandelen bent.

Dan de voorbereiding van de Europese Raad op 20 en 21 juni. Daar staan de uitbreidingsrapportages, zoals dat heet, op de agenda. Volgens mij is de planning dat die in de Raad van juni worden besproken, maar is de planning nog actueel? Ik hoor ook geruchten dat de bespreking in de Europese Raad over de zomer heen wordt getild. Kortom, hoe zit het?

Er wordt gesproken over de toekomst van de eurozone. Wat wordt er nu precies besproken ten aanzien van de euro op die Raad in juni? Krijgen we allerlei voorstellen of deelvoorstellen?

Er wordt ook gesproken over de voortgang rondom de brexit. Ik ben benieuwd of er een criterium is, of er voldoende voortgang is of niet en wat de Raad wil bereiken.

Collega's spraken al over de topfuncties. Er komt een extra top over. Wat is nu precies de procedure? Ik heb begrepen dat er op 28 mei, dus twee dagen na de Europese verkiezingen, die zondag afgesloten zijn in alle Europese Unielanden, een diner is en dat er van gedachten wordt gewisseld. Maar is daar ook een proces voor? Zijn er kandidaten en, zo ja, worden de namen met het parlement gedeeld?

Dan het Europees semester: voldoen landen aan de economische criteria? De Minister schrijft dat er tijdens de conferentie geen formele conclusies zijn aangenomen. Is dat nou wijs? Zijn er geen landen die structurele hervormingen zouden moeten doorvoeren maar dat onvoldoende doen? Kan de Minister daarop reageren?

Tot slot subsidiariteit. Collega Leijten heeft dit speciaal aan de agenda laten toevoegen. Er ligt een fiche. Als ik dat fiche lees, lijkt er sprake te zijn van een aantal verbeteringen, maar het hele probleem met de begrippen «subsidiariteit» en «proportionaliteit» is dat je dan ook criteria nodig hebt om te zeggen wanneer er sprake van is dat landen het beter kunnen dan de Europese Unie. Dat zal ongetwijfeld per land verschillen. Een relatief zwak land met een hoge werkloosheid zal sociale zekerheid iets vinden wat typisch iets voor de Europese Unie is, kan ik mij zo voorstellen. Als je een lage werkloosheid hebt en een goed werkend stelsel van sociale zekerheid, zeg je: dat moeten landen zelf doen. Voordat je zegt dat iets op Europees niveau moet, kun je je ook afvragen of een land zich niet eerst moet verbeteren, of men het zelf niet op kan lossen. Graag een reactie daarop van de Minister.

Dank u.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw Maeijer namens de PVV.

Mevrouw Maeijer (PVV):

Dank u, voorzitter. Afgelopen week vond de informele Europese top in Sibiu plaats. Het was een top die de regeringsleiders hebben afgesloten met een mijns inziens nogal bombastische verklaring en het ondertekenen van tien geloften. Ongetwijfeld gaan we het er met de premier nog eens uitgebreider over hebben, maar ik pik er voor vandaag toch een paar dingen uit. In die verklaring staat bijvoorbeeld: «Wij zullen besluiten nemen naar de geest en de letter van deze tien toezeggingen. Dit is onze verbintenis voor de toekomstige generaties.» Ik geloof dat het in het debat over de top ook al even aan de orde is geweest, maar ik vraag het nogmaals aan de Minister: wat is nu exact de juridische status van die verklaring waar premier Rutte namens Nederland zijn handtekening onder heeft gezet? Wat betekent in dat licht zo'n passage als: «Wij zullen onszelf de middelen geven om onze ambities waar te maken. Wij zullen de Unie de middelen geven die nodig zijn om haar doelstellingen te halen en haar beleid uit te voeren.»? Wat betekent dit, zo vraag ik de Minister, voor de onderhandelingen over de nieuwe meerjarenbegroting. Want we weten ondertussen ook wel dat de ambities van de Europese Commissie de pan uitrijzen en dat de Commissie uiteraard weer een verhoging van de begroting voorstelt. Volgens mij heeft de premier met zijn handtekening beloofd dat hij bereid is de portemonnee te trekken. Graag een reactie hierop.

Voorzitter. In Sibiu is besloten tot het houden van een Europese top op 28 mei – een aantal collega's zeiden het al – om te praten over de EU-baantjescarrousel. Zal dit ook aan de orde komen tijdens de Raad Algemene Zaken en, zo ja, wat zal de inzet van de Minister zijn? Heeft Nederland al een namenlijstje in de achterzak en, zo ja, hoe ziet dat er dan uit?

Voorzitter. Ik kom even terug op de onderhandelingen over de meerjarenbegroting. Wat is nu de stand van zaken? Kan de Minister wat concreter aangeven wat zijn verwachting ten aanzien van het tijdpad is? Wanneer ligt besluitvorming in de lijn der verwachting? Het kabinet zegt te streven naar een kleiner budget voor de Europese Unie. Hoe staat het met dat streven? Vindt het kabinet dat alleen het vertrek van het Verenigd Koninkrijk moet worden opgevangen door middel van een kleine begroting, of moet er echt gesneden worden in de centen?

Het kabinet vindt ook dat de Nederlandse nettobetalingspositie in lijn moet zijn met de posities van lidstaten met een vergelijkbaar welvaartsniveau. Dat kan dus ook betekenen dat de Nederlandse afdracht omhooggaat. Is de Minister het met de PVV eens dat dat onacceptabel is?

Voorzitter, ik spring een beetje van de hak op de tak, maar dat komt ook door het allegaartje aan onderwerpen dat op deze agenda staat. Onder diezelfde meerjarenbegroting wil de Europese Commissie ook de financiering van het externe optreden van de Unie grotendeels via één regeling laten lopen, dus inclusief het Europees Ontwikkelingsfonds. De lidstaten zouden daar zo'n 90 miljard euro voor moeten ophoesten: een verhoging van maar liefst 27% – om over ambitie te spreken! Hoe gaat het kabinet dit voorkomen? Het Europees fonds voor ontwikkelingssamenwerking beschikt nu over een pot geld van 30 miljard. Hoeveel zal dit nu exact onder dat samengevoegde instrument zijn? Hoe zit het precies met het toezicht op de bestedingen en de drempelwaardes waar volgens mij ook de Europese Rekenkamer wat kritiek op heeft? Waarom worden er via gedelegeerde handelingen bevoegdheden bij de Europese Commissie neergelegd om over een deel van deze gelden te kunnen beschikken?

Tot slot op dit punt. Wat houdt precies het voorstel van de Commissie in om 10% van de uitgaven onder dit instrument migratierelevant te laten zijn? Wordt dit uitgegeven om massa-immigratie tegen te gaan of om immigratie te faciliteren? Graag een reactie.

Tot slot. Ik houd mijn tijd niet helemaal in de gaten, maar ik denk dat ik nu zo'n beetje aan een afronding moet toekomen. Ik wil nog even terugkomen op het verslag van de Raad Algemene Zaken van 9 april. Ik zag dat daar ook is gesproken over de aanstaande verkiezingen. Een kort zinnetje daaruit: «Ten tweede werd de vraag gesteld wat lidstaten doen om een positief discours te bevorderen.» Dan gaat het dus om de uitkomsten van de verkiezingen. Ik vind het bizar dat de vraag wordt gesteld hoe lidstaten het imago van de Unie gaan helpen oppoetsen. Ik zou heel graag weten – ik zie dat niet terug in het verslag – door wie die vraag nu eigenlijk is gesteld.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Verhoeven. Zodra hij gestart is, vindt hier een kleine trading places plaats en is uw ondervoorzitter voor de rest van het AO uw voorzitter. De heer Verhoeven.

De heer Verhoeven (D66):

Voorzitter, ik zou graag mijn hele inbreng onder het voorzitterschap van mevrouw Belhaj willen doen, maar ik waardeer uw voorzitterschap ook zeer. Ik ben blij dat we in ieder geval een voorzitter hebben en dat de twee voorzitters, de vicevoorzitter en de voorzitter, van deze commissie zo goed samenwerken.

Voorzitter: Belhaj

De heer Verhoeven (D66):

Voorzitter, dank. Ik wil drie dingen behandelen, eigenlijk ook in aansluiting op wat de collega's in hun wijsheid allemaal al gezegd hebben. Ik wil terugblikken op Sibiu, wat toch ook weer een hoogtepunt geweest is. Ik wil het even over het MFK hebben en ik wil graag even over subsidiariteit praten.

Ik begin met Sibiu. Er lijkt nu een mooi, ambitieus beeld te ontstaan van echte Europese samenwerking en steeds meer leiders die daar het belang van inzien. De grote, grensoverschrijdende vraagstukken vragen ook om een sterke Europese opstelling in de wereld. Er lijkt voorzichtig weer een wat meer pro-Europese wind door Nederland te waaien. Iedereen is er steeds meer van overtuigd dat we niet aan een nexit moeten beginnen. De steun voor de Europese Unie neemt toe. Ook in Europa lijkt dat het geval te zijn. Veel van de Sibiuplannen en -voornemens sluiten goed aan bij een aantal voorstellen die D66 de afgelopen weken en maanden gedaan heeft, zoals het toewerken naar een Europese krijgsmacht, het aanpakken van het Europese mededingingsrecht om de techgiganten uit de Verenigde Staten en China beter te weerstaan en om – dat is geen voorstel van Sibiu – de Europese Unie een plek te geven in de Nederlandse Grondwet, waar wij vorige week een voorstel voor gedaan hebben.

Kortom, ik zie veel overeenkomsten tussen de D66-inzet, de inzet van het kabinet, bij monde van niet alleen de Minister-President maar bijvoorbeeld ook van de Minister van Financiën, die steeds pro-Europeser spreekt, en de ontwikkelingen bij de leiders in Europa. Ik ben daar positief over. Ik ben wel benieuwd hoe het kabinet deze vergezichten nou gaat concretiseren. Dat is ook mijn vraag aan de Minister: wat is de inzet van het kabinet om de Sibiu-ambities te vertalen in concrete plannen? Ik sluit aan bij de terechte opmerking van mevrouw Ploumen dat het kabinet duidelijk met één mond moet spreken. Dat moet Europa ook doen. Het werkt niet als iedereen verschillende dingen zegt. Maak een duidelijk beleid naar buiten, naar steeds grotere machtsblokken toe. Laat zien dat je daadwerkelijk de ambitie hebt om als één vuist in de wereld te opereren.

Over het MFK kan ik kort zijn. Het standpunt is helder. Wij willen meer geld naar innovatie, kennis en duurzame ontwikkeling en minder naar al die toch wel ouderwetse subsidies en fondsen op het gebied van landbouw en cohesie. Het gaat nu specifiek over het onderdeel ontwikkelingsbeleid. Dat is chapter 6, geloof ik. Het idee is om dat ontwikkelingsfonds EOF binnen het MFK te brengen. Mijn vraag is: hoe kunnen we binnen steeds grotere, samengevoegde fondsen de Nederlandse OS-prioriteiten nog op een goede manier veiligstellen? Dat wordt natuurlijk steeds lastiger. Wat is het tijdschema voor de MFK-onderhandelingen, ook in het licht van de EP-verkiezingen en de topposities die daarna zullen volgen? Ik geloof dat een aantal collega's dat al genoemd hebben. Wat zijn volgens de verwachtingen van de Minister de cruciale momenten waarop er MFK-besluitvorming zal zijn waar de Kamer zich over moet buigen? Het is natuurlijk heel erg van belang dat wij als Kamer goed betrokken blijven.

Tot slot subsidiariteit, wat natuurlijk een ingewikkeld woord is voor de keuze wat je zelf doet en wat je op een ander schaalniveau doet. Dat is een hele belangrijke vraag, want Europa heeft soms de neiging zich met alles te willen bemoeien, maar aan de andere kant zie je dat de vraagstukken die van belang zijn op dit moment, juist weer van een grotere schaal zijn en in die mate grensoverschrijdend zijn dat het terecht is om je je er als Europese Unie mee te bemoeien. Ik zag een mooie tekening in de Volkskrant van naar ik meen Collignon, waarin een groot China, een grote VS en een groot Rusland zich buigen over een klein Europees poppetje en hem op de schouders slaan, zo van «joh, blijf maar lekker praten in termen van soevereiniteit en blijf maar lekker verdeeld, want dan kunnen wij lekker met z'n drieën onze macht over de wereld veel beter uitrollen». Dat is natuurlijk wel wat er aan de hand is. Als wij ons alleen maar op nationale soevereiniteit blijven vastpinnen, dan pak je geen onderwerpen op een groter Europees niveau aan en kun je ook geen vuist maken tegen landen als China, de Verenigde Staten en Rusland. Daar zou ik de collega's toch nog eens op willen wijzen. Anders zijn Poetin, Xi Jinping en Donald Trump toch de lachende tweede, derde en vierde, om het zo maar te zeggen.

Mevrouw Leijten (SP):

Een Europarlementslid, lid en zelfs voorzitter van ALDE, namelijk de heer Verhofstadt, heeft een tijd geleden een vurig pleidooi gehouden om de nationale soevereiniteit vooral maar af te schaffen. Het zou moeten gaan over Europese soevereiniteit. Moet ik de woorden van de heer Verhoeven op die manier uitleggen?

De heer Verhoeven (D66):

Nu mevrouw Leijten mij dit zo vraagt, merk ik op dat het de SP is die de laatste tijd wel heel bruuske woorden gebruikt als het gaat om het neerzetten van Europa. Het gaat dan over een superelite, over een superstaat, over eurofiel; ze komen bijna woorden tekort om uiteen te zetten hoe er door sommige anderen zogenaamd over de Europese Unie wordt gedacht. Mevrouw Leijten kent mij al een tijdje. Wij hebben een vrij duidelijk verhaal over de Europese Unie. Daar komt bijvoorbeeld het woord «superstaat» of «Brusselse elite» niet in voor. Wat meneer Verhofstadt gezegd heeft, weet ik niet precies, maar ik denk dat mevrouw Leijten het misschien een klein beetje oprekt en uitvergroot. Ik kan zeggen waar wij voor staan. Wij staan voor een Europa dat, een Europese Unie die samen op een intensieve manier werkt aan grote, grensoverschrijdende vraagstukken. Daarbij schuwen wij het overdragen van soevereiniteit en verantwoording aan de Europese Commissie niet; daar ben ik altijd eerlijk en duidelijk over. Tegen iedereen die zegt «we blijven alles lekker als soevereine landen doen» en daarbij telkens als het erop aankomt aan een Europese aanpak in de weg staat – de SP holt de Europese Unie van binnenuit uit, ze maakt de Unie zwakker door bepaalde taal te gebruiken en nooit te zeggen «we doen het Europees» – zeg ik: daar doet D66 niet aan mee. Het leek me in het kader van de vraag van mevrouw Leijten goed om dat nog eens uiteen te zetten, vandaar dit iets langere antwoord dan u eigenlijk van mij gewend bent.

De voorzitter:

We gaan kijken of mevrouw Leijten het met u eens is.

Mevrouw Leijten (SP):

Ik ben best lange antwoorden van de heer Verhoeven gewend. Voor mij is «eurofiel» niet per se een scheldwoord, maar gewoon een duiding. Het zijn namelijk de aanhangers van de Europese eenwording; dat is de betekenis van «eurofiel». Maar als ik zo luister naar de heer Verhoeven, lijkt «nationale soevereiniteit» wel een scheldwoord. Volgens mij kunnen wij heel goed samenwerken, ook in machtsblokken. Kijk naar hoe wij ten opzichte van Rusland allerlei economische sancties hebben gebouwd en noem maar op. We werken daar op dit moment samen zonder overdracht van soevereiniteit. Ik zie veel eerder dat je door het loslaten van de nationale soevereiniteit mensen van je vervreemdt. Het instituut staat veel te ver af van mensen. Al die landen, die allemaal een andere geschiedenis, een andere taal en cultuur hebben, doe je tekort door één maat te hanteren. Er is niet één centrale overheid in Europa nodig. Samenwerking is veel beter en dat kun je het beste vanuit soevereiniteit doen. Dat je dan in een cartoon je gelijk ziet? Nou, gefeliciteerd!

De voorzitter:

Kijken of de heer Verhoeven dat ook zo ziet.

De heer Verhoeven (D66):

Dank u wel voor de felicitaties. Mevrouw Leijten, ik wil u op mijn beurt feliciteren met het prachtige filmpje dat jullie gemaakt hebben. Daaruit spreekt een totaal gebrek aan eigen ideeën over de Europese Unie. Het is eigenlijk alleen maar een om je heen slaan in bewoordingen die geen recht doen aan de daadwerkelijke situatie. Daar hebben we vaker discussies over met elkaar. Maar om het even heel duidelijk te zeggen, het volgende. Er zijn een aantal vraagstukken in de wereld die je niet als zelfstandig land in je eentje kunt oplossen. Een daarvan is migratie, een ander is het verdedigen van het Europese grondgebied en de buitengrenzen van Europa. Nog een ander voorbeeld is de klimaataanpak. Dan kun je zeggen «wij gaan dat als kleine landen allemaal op onze eigen manier doen». Dan zie je verbrokkeling, versnippering en geen resultaten. Als je die grote, grensoverschrijdende problemen wel Europees durft aan te pakken en ook verantwoordelijkheid durft neer te leggen bij een Europese Commissie die gecontroleerd wordt door een Europees Parlement dat weer gekozen wordt door de mensen, dan ben je volgens mij heel logisch bezig. Ik ben het wel met mevrouw Leijten eens dat je andere zaken, zoals volksgezondheid, een eigenrisicosysteem, de woningmarkt en pensioenen niet op Europees niveau regelt. Die moet je bij de landen laten, net zoals de Nederlandse overheid niet over de Amsterdamse parkeertarieven gaat.

Ik maak dus een onderscheid tussen thema's die zich wel lenen voor een aanpak op Europese schaal en onderwerpen die dat niet doen. Wat ik bij de SP zie, is dat het eigenlijk altijd tot een «nee» leidt. Eigenlijk zegt de SP bij alle onderwerpen: nee, dat willen we niet op Europese schaal aanpakken. Daar komen dan ook altijd nog allerlei lelijke termen bij als «eurofilie», «Brusselse elite» en «superstaat» – alleen maar om mensen bang te maken. Dat vind ik jammer, want mevrouw Leijten heeft het in zich om een debat inhoudelijk te voeren zonder de hele tijd van die rare taal te bezigen en rare filmpjes te maken, waarmee ze zichzelf en haar partij zeer tekortdoet. Daarom heb ik met heel veel verdriet de afgelopen weken naar de campagne van de SP zitten kijken. Om je heen slaan als je het zelf niet weet, is altijd een zwaktebod. Dat is voor mevrouw Leijten eigenlijk helemaal niet nodig, want ze weet misschien best wat ze wil. Maar dan moet ze dat gewoon eens vertellen.

De voorzitter:

Laten we even kijken wat mevrouw Leijten vindt.

Mevrouw Leijten (SP):

In het vervolg moet de heer Verhoeven mij misschien bevragen wanneer ik hierover spreek. Maar ik stel vast dat we ter vervanging van Rutte als trekpop in ons filmpje in plaats van Jetten ook Verhoeven hadden kunnen gebruiken. Het is eigenlijk één pot nat. Dat die Eurocommissarissen € 30.000 per maand verdienen, dat er niet geluisterd wordt naar mensen als ze twee keer gestemd hebben in een referendum? Ik vind dat echt een aantasting van de geloofwaardigheid van inderdaad de Brusselse macht. Dat vind ik inderdaad. Maar de arrogantie die een beetje in uw betoog zit, dat wij niet zouden zeggen wat wij wel willen, stoort mij nog het meest. Want de heer Verhoeven weet donders goed dat wij bij heel zaken wel vinden dat je Europees moet samenwerken. Wij hebben een heel mooi verkiezingsprogramma waarin dat uitentreuren staat, maar wij willen niet dat de Europese Commissie het recht heeft om het initiatief te nemen om over de lidstaten heen te walsen. Daarom heb ik ook het voorstel gedaan om subsidiariteit om te draaien: ze moeten aantonen dat ze erover gaan, in plaats van dat wij als nationale parlementen ons moeten verzetten. Want het is soms ingewikkeld, ondoorgrondelijk. Je kunt in een reces zitten, maar dan lopen de termijnen gewoon door. Daarover heb ik concrete voorstellen gedaan. Of het nou om Porto gaat, om Helsinki, om Athene of om Amsterdam: wanneer je in de Brusselse bubbel komt, denken ze dat er voor ieder probleem binnen de Europese Unie een Europese oplossing moet komen. Ik denk dat we daarmee moeten breken en met die macht moeten we ook breken.

De voorzitter:

Ik stel voor dat de heer Verhoeven nog reageert en dan zijn betoog afmaakt.

De heer Verhoeven (D66):

Ja, of er moeten andere collega's zijn die nog een vraag hebben aan mijn adres. Dat is altijd mogelijk. Ik heb vandaag zin om over Europa te praten. Nog negen dagen... Nog acht dagen, moet ik zeggen, en dan gaan we weer naar de stembus voor een van de belangrijkste verkiezingen van het jaar. Laten we vooral inhoudelijk praten over de Europese Unie, misschien wel een van de belangrijkste thema's op dit moment.

Aan het adres van mevrouw Leijten: de lidstaten laten zich absoluut niet door de Commissie aan de kant schuiven, en dat weet mevrouw Leijten ook heel goed, want zij loopt nog een stuk langer mee in de Nederlandse politiek dan ik en zij heeft ervaring met allerlei Europese besluitvorming. De besluiten in de Europese Unie worden over het algemeen gedomineerd door de lidstaten, gezamenlijk in de Europese Raad. Die zijn op dit moment de leidende macht en kracht in de Europese Unie. D66 vindt dat de verdeeldheid, de veto's en de blokkades een groot probleem zijn of kunnen zijn. Want dat betekent dat één lidstaat bepaalde samenwerking kan tegenhouden. Dat betekent dat één parlement kan zeggen: dit willen we niet op basis van wat voor overweging dan ook. Soms is dat goed. Wij willen niet alle veto's afschaffen. Maar wij hebben altijd gezegd dat we bijvoorbeeld minder veto's willen op het gebied van buitenlands beleid. We willen meer eenheid, juist in de Europese Raad, om tot besluitvorming te komen. We hoeven niet bang te zijn voor een Europese Unie die de lidstaten monddood maakt. Het is eerder andersom: de lidstaten maken de Europese Unie monddood door steeds maar verdeeld te zijn en nooit eens samen op te trekken. Daar heeft D66 wel een probleem mee, want andere landen, die wel samen optrekken, rennen ons aan alle kanten voorbij. Dat is zorgelijk, want dat is slecht voor onze bedrijven en onze mensen.

Ik ga terug naar mijn betoog. Ik was gebleven bij het subsidiariteitsbeginsel. Wij hebben een gelekaart- en een oranjekaartprocedure. Dat is de zogenaamde rem van een nationaal parlement om Europese besluitvorming tegen te houden. Daar heb ik nog een vraag over. Dat dat er is, vind ik niet verkeerd, want ik ben het met mevrouw Leijten en anderen eens dat je niet als Europese Unie over alle onderwerpen moet gaan. Dus als een parlement zegt «hoho, dit is eigenlijk een nationale aangelegenheid», dan moet een parlement dat kunnen zeggen. Maar, zeg ik dan, een auto heeft een rem maar ook een gaspedaal, dus moet er ook een groenekaartprocedure zijn die het mogelijk maakt om als parlement met een aantal andere parlementen in een soort kopgroep – een krachtige, vooruitstrevende, progressieve kopgroep, zeg ik tegen mevrouw Ploumen – stappen te zetten en voorwaarts te gaan. Daar wil ik ook eens wat meer over horen, want ik hoor iedereen altijd alleen maar over de gele kaart, de oranje kaart en de rode kaart. Ik wil eens wat vaker over de groene kaart praten en de mogelijkheden om als parlement iets te agenderen en verder te brengen in Europa, in plaats van altijd alleen maar af te remmen. Zou de Minister kunnen zeggen hoe hij daarnaar kijkt en welke stappen op dat gebied door ons parlement kunnen worden gezet om dat meer mogelijk te maken? Dan kunnen mevrouw Maeijer en mevrouw Leijten ook eens met een voorstel komen om iets in Europa in gang te zetten, in plaats van altijd alleen maar te moeten afremmen. Dat lijkt me voor hen ook prettiger.

Mevrouw Ploumen (PvdA):

Die groene kaart is natuurlijk een interessant idee, laat ik dat meteen zeggen. Maar ik zou van de heer Verhoeven wel iets preciezer willen weten aan welk type maatregelen hij denkt. Welke maatregelen van de Commissie zouden daarvoor in aanmerking kunnen komen? Twee voorbeelden schieten mij te binnen en ik vraag de heer Verhoeven om daarop te reageren. Eén is het voorstel van Eurocommissaris Timmermans om het gebruik van plastic drastisch terug te dringen. Zou dat in aanmerking kunnen komen voor een groene kaart? Een ander voorstel is van Europarlementariër Agnes Jongerius, die de Detacheringsrichtlijn heeft gepromoot, wat zoveel betekent dat je, als je ergens werkt, daarvoor hetzelfde loon moet krijgen als de man of vrouw naast jou die hetzelfde werk doet. Zouden dit twee voorbeelden zijn die wat de heer Verhoeven betreft in aanmerking kunnen komen voor zo'n groene kaart?

De heer Verhoeven (D66):

Nou, ik zat zelf aan twee andere te denken. Het is natuurlijk gek dat mevrouw Ploumen van de PvdA twee PvdA-voorbeelden noemt waarvan ik dan moet zeggen of ze in aanmerking komen. Maar die sportiviteit zal ik graag hebben. Ik denk dat het opruimen van plastic en het zorgen voor gelijk loon voor gelijk werk op dezelfde plek twee hele goede voorstellen zijn. Het lijkt mij goed dat parlementen die daar hetzelfde over denken samen kunnen zeggen: dat gaan we versnellen. Ik zou mevrouw Ploumen bijna willen uitnodigen om dat in gang te zetten in dit parlement. Dan zult u D66 vast en zeker aan uw zijde vinden. Een ander voorbeeld is het aanpakken van de techgiganten. D66 heeft in de Tweede Kamer een voorstel ingediend om daarnaar te kijken, maar het zou heel mooi zijn als een aantal landen – in Duitsland speelt het en in Denemarken zijn ze ermee bezig – elkaar vinden op dit gebied en vervolgens richting het Europees Parlement tot versnelling komen om bijvoorbeeld de mededingingsregels aan te passen. Een ander voorbeeld is het vormen van een klimaatkopgroep, waar misschien ook niet alle landen nu aan toe zijn. Je kunt wel met een stuk of twaalf of veertien lidstaten heel veel doen op dat vlak. Mijn oproep is dus eigenlijk om dingen positief in gang te zetten in plaats van altijd maar af te remmen.

De voorzitter:

Even kijken of mevrouw Ploumen het met u eens is.

Mevrouw Ploumen (PvdA):

Ik vind de voorbeelden die de heer Verhoeven geeft van groot belang. Waarom? Omdat ze zo veel te maken hebben met ons dagelijks leven. Iedereen krijgt ermee te maken. Daarmee laten ze ook zien dat Europa er niet alleen maar is voor allerlei ingewikkelde debatten met allerlei afkortingen die ik ook niet altijd kan volgen. Het gaat gewoon over je dagelijkse bestaan. Als je zelf netjes belasting betaalt, moeten die techgiganten dat ook doen. Met de heer Verhoeven ben ik heel benieuwd naar de reactie van de Minister op de vraag hoe hij tegen die voorstellen aankijkt en of hij ze steunt. Hoe kijkt hij tegen zo'n systeem van de groene kaart aan? Ik hoef dat idee van de heer Verhoeven niet te pikken. Ik kijk ernaar uit om het samen met hem verder te brengen.

De voorzitter:

In het kader van «verder brengen»: is de heer Verhoeven al tot een afronding van zijn betoog gekomen? Dat is het geval. Ik begreep dat de Minister tien minuten schorsing wil om de beantwoording van de vragen voor te bereiden.

De vergadering wordt van 13.57 uur tot 14.07 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de Minister voor de beantwoording van de vragen.

Minister Blok:

Dank u wel, voorzitter. Er is een heel breed scala van vragen gesteld, deels met het vuur van de heer Verhoeven, in de aanloop naar de komende Europese verkiezingen. Ik zal proberen een systeem aan te brengen in de antwoorden. Eerst de vragen die gesteld zijn over de Sibiutop. Dan de vragen over de komende informele top. Vervolgens het MFK, de uitbreiding en een heel aantal andere vragen.

Allereerst de uitkomsten van Sibiu. Mevrouw Leijten was de eerste die daarnaar vroeg. De status van de uitkomst is een politieke verklaring. Het was geen formele top. Er is van gedachten gewisseld over de voorliggende agenda, maar formele beslissingen over de nieuwe agenda worden op de formele top van juni genomen. Van Nederlandse kant zijn natuurlijk de prioriteiten ingebracht die u kent uit onze Staat van de Unie, waarin Nederland meer dan een aantal andere landen heel helder heeft aangegeven waar onze prioriteit ligt en hoe wij vinden dat de Unie moet functioneren. De inbreng van premier Rutte was ook heel sterk gericht op dat functioneren van de Unie. Er is natuurlijk de neiging – dat hoor ik ook in de bijdrage van een aantal van u – om heel erg te praten over de mensen, over de poppetjes en over nieuwe ambities, maar zeker zo belangrijk is dat bestaande afspraken gewoon worden uitgevoerd. Op al die belangrijke terreinen waar de Europese Unie al een rol heeft moet er ook geleverd worden. Dat speelt meteen een belangrijke rol in de discussie met de kiezer en de potentiële kiezer over wat Europa voor hem of haar betekent.

Er is een politieke verklaring uitgekomen die een richting aangeeft. Over de terreinen waarop Europa actief moet zijn, bestaat een hoge mate van overeenstemming. De echte politieke discussie gaat altijd over de precieze invulling van geld en over de maatregelen die je uiteindelijk met z'n 28'en en straks met z'n 27'en of met een gekwalificeerde meerderheid gaat nemen. Daar wordt de discussie scherp. U kent van Nederland de inzet per onderwerp heel goed.

Mevrouw Leijten vroeg of de motie over de ever closer union, die een verdragswijziging nodig zou hebben, bij een aanstaande verdragswijziging kan gaan landen. Het eerlijke antwoord is dat er in het huidige Europa van de 28 nou niet bepaald een enorme roep om een verdragswijziging is. Iedereen realiseert zich wat een ongelofelijk ingewikkelde opgave dat wordt, terwijl we al de grote opgave hebben om bestaande afspraken en taken uit te voeren. Daar zijn een aantal uitdagingen met het klimaat, de migratie en het verder verbeteren van de interne markt. Daar kunnen we ons veel beter op richten dan dat we een heel ingewikkelde discussie starten over een nieuw verdrag. Die discussie zou de aandacht weghalen bij de punten waar we concrete voortgang op kunnen boeken. Dat is een reden waarom premier Rutte zei dat de gelegenheid om zo'n zinsnede te verwijderen zich naar alle waarschijnlijkheid voorlopig niet voordoet.

De heer Verhoeven vroeg terecht hoe we dit in de praktijk gaan brengen. Allereerst gebeurt dat bij de top van juni, wat wél een formele top is. Daar moet een strategische agenda worden vastgesteld en dan zijn de verkiezingen ook gehouden. Het is zuiver om het in die volgorde te doen. Zoals gezegd, het is volkomen helder waar de Nederlandse prioriteiten liggen, zowel op de inhoud als op de manier waarop de Europese Unie zelf moet werken.

Die extra top is weer een informele top. De Kamer zal zoals gebruikelijk weer de geannoteerde agenda krijgen zodra wij die hebben ontvangen. Op de agenda staat in ieder geval de uitkomst van de EP-verkiezingen. Over de benoemingen vroegen mevrouw Leijten en mevrouw Maeijer of ik al namen en de Nederlandse inzet daarbij kon noemen. Ik begrijp de vraag, maar bij benoemingen is het nooit goed voor de uitkomst, noch voor de personen die genoemd worden om namen te noemen. Ik vrees dat ik de Kamer op dit punt teleur moet stellen. Nogmaals, ik ben er echt van overtuigd dat het voor Europa en Nederland veel belangrijker is dat we ons concentreren op het leveren op de terreinen waar de Europese Unie actief moet zijn. We moeten niet toegeven aan de verleiding om het vooral over poppetjes te hebben. Ook om die reden kan ik er niet op ingaan.

De voorzitter:

Mevrouw Maeijer heeft een vraag.

Mevrouw Maeijer (PVV):

Nog even over die poppetjes. Gaat die extra informele top alleen over de procedure voor het benoemen van de poppetjes of worden er ook al poppetjes benoemd? Hoe moet ik dat voor me zien?

Minister Blok:

Je hebt een formele top nodig om te benoemen. Dat kan dus niet op een informele top. Natuurlijk wordt er her en der nagedacht en gesproken over personen, maar pas op een formele top komt naar buiten wat de conclusie is. Meestal gebeurt dat onder stoom en kokend water en 's nachts heel laat.

De voorzitter:

Mevrouw Maeijer, is dit voldoende? Ja. Dan mevrouw Leijten.

Mevrouw Leijten (SP):

Mijn vraag was niet wie de poppetjes zijn, want ik begrijp wel welk antwoord daarop komt. Ik vroeg of er volgende week bij de Raad Algemene Zaken al wordt gesproken over de benoemingsprocedure. Of is dat echt iets voor de regeringsleiders zelf? Het kabinet zal hierover nadenken en namen in de achterzak hebben. Het zal misschien bepaalde posities willen en prioriteiten stellen. Ik kan me voorstellen dat dat nu niet in het openbaar aan ons kan worden meegedeeld, maar ik ben benieuwd hoe bijvoorbeeld het Eurocommissarisschap van Timmermans of van anderen in het verleden is geëvalueerd. Daaruit kunnen natuurlijk gedachten voortkomen over hoe je dat in de toekomst wellicht anders wilt doen. Daar ben ik benieuwd naar.

Minister Blok:

De procedure van de benoeming staat niet op de agenda. Dat is ook logisch, want die is in het verdrag geregeld. Overigens hebben we hier nog weleens een stevig debat gevoerd, omdat ik in de Staat van de Unie en later in een opiniestuk heb aangegeven dat ik vind dat het verdrag moet worden toegepast. Dat zegt namelijk dat de Raad de voordracht doet aan het parlement. Het introduceren van Spitzenkandidaten volgt niet uit het verdrag. Op dat punt waren mevrouw Leijten en ik het met elkaar eens. De PvdA was heel boos op mij en andere partijen geloof ik ook. Dat geeft aan dat ik en het Nederlandse kabinet wel gedachten hebben over die benoeming en over hoe dat moet gaan. Wij gaan allereerst voor de beste post voor Nederland en willen daarom een zware kandidaat inzetten, zonder dat ik daar namen bij noem. Ik wil in alle oprechtheid zeggen dat ik vind dat de heer Timmermans veel bereikt heeft. Ik ben het niet tot in detail met alles eens, maar met zijn inzet bij het akkoord met Turkije indertijd, zijn inzet voor minder regelgeving en vooral zijn inzet voor de rechtsstaat, vaak tegen veel verzet in voor een voor Nederland heel belangrijk onderwerp, ben ik het zeer eens. Ik vind het zuiver om dat in het openbaar te zeggen.

De heer Mulder vroeg wat er wordt besproken over de eurozone. Door mij niets volgende week. Er is gewoon een eurogroep/Ecofin en die is volgens mij al met de commissie voor Financiën besproken.

De heer Anne Mulder (VVD):

Ik bedoel wat er op de top van regeringsleiders en staatshoofden wordt besproken over de eurogroep.

Minister Blok:

Dat kan ik nu nog niet zeggen, maar er komt natuurlijk een geannoteerde agenda. Ik begrijp de nieuwsgierigheid, gezien alle discussies over de eurozonemiddelen. Het kabinet komt daar natuurlijk op terug.

Dan ga ik naar de vragen rond het MFK, allereerst over het tijdsverloop. De Kamer kan mij in alle eerlijkheid tot nu toe niet verwijten dat ik onjuiste voorspellingen heb gedaan. Ik heb steeds aangegeven dat je een lange ronde hebt van verkennende besprekingen in dit soort formele raden. Daarnaast is er coalitievorming in allerlei afzonderlijke bijeenkomsten. Nederland speelt op beide plekken een belangrijke rol. Er is ook echt geen misverstand over het Nederlandse standpunt. Wij vormen een actieve coalitie met hervormingsgezinde landen; dat is een wat grotere groep. Daarnaast vormen wij een coalitie met zuinige landen – dat is een wat kleinere groep – maar ook daarin staan we dus echt niet alleen. Wij hebben regelmatig bijeenkomsten op ambtelijk niveau en op mijn niveau. Nederland heeft een heel concreet voorstel ingediend en Denemarken overigens ook. Op welke posten geloven wij nou dat je geld kunt vrijspelen om die door de Commissie voorgestelde verhoging niet te hoeven doorvoeren en tegelijkertijd geld vrij te maken voor de nieuwe prioriteiten? Een heel aantal landen is het daar niet mee eens en daarom schiet het nog niet op. Het is niet mijn behoefte om die beslissing pas in 2020 te nemen, maar de kans dat dit pas onder tijdsdruk gebeurt, is natuurlijk wel groot. De Nederlandse afweging is echt: liever een goede besluitvorming dan een snelle besluitvorming. Dat is op zich al iets waar een aantal landen niet zo gelukkig mee zijn. Maar ik zou niet weten waarom je je zou laten opjagen als dat ten koste zou gaan van de kwaliteit.

De heer Mulder vroeg met betrekking tot de externe fondsen hoe de discussie loopt over het samenvoegen van het partnerschapfonds en het nabuurschapfonds voor Noord-Afrika. Mevrouw Leijten vroeg daar ook naar. Ook op dat punt zie je coalities. Nederland en een aantal andere landen vinden het verstandig om ze samen te voegen, omdat je daarbinnen op grond van prioriteiten kunt toewijzen. De discussie is nog niet afgerond, net zoals de discussie nog niet is afgerond over het koppelen van conditionaliteiten aan het gebruik van die middelen. Daar is Nederland zeer voor, of het nu gaat om medewerking bij terugname van migranten of om rechtsstatelijkheid en mensenrechten. Het is een heel logische inzet. Het staat ook niet voor niets in onze lijst van prioriteiten voor het nieuwe MFK. Nogmaals, ook op dat punt zijn er veel landen die het met ons eens zijn. Maar ik denk dat ook dit in de praktijk weer iets is wat echt uitgehard wordt in de laatste rondes van de onderhandelingen. Maar geen misverstand over de Nederlandse inzet.

Hoeveel gaat er specifiek daarbinnen naar migratie, vroeg mevrouw Maeijer. Het voorstel van de Commissie is 10%. Dat betreft dan het hele spectrum van migratie wat Nederland betreft. Het begint bij het aanpakken van de oorzaken, zowel economische oorzaken als mensenrechtenschendingen en de aanpak van mensenhandel op de route, maar ook een goede grensbewaking en beoordeling van aanvragen tot toelating.

Eigenlijk iedereen vroeg een eerste reactie op het Clingendaelrapport. Daar komt nog een uitgebreide schriftelijke reactie op, maar de Kamer wil graag een eerste indruk en die wil ik ook geven. Overall denk ik dat het Clingendaelrapport een compliment is aan onze mensen in Brussel, die daar zeer gezien worden en om hun kwaliteit worden gewaardeerd. Zij worden ingeschat als effectief, maar niet altijd even empathisch. Het is de vraag of je empathisch nou belangrijker vindt dan effectief, maar de gemiddelde Nederlandse calvinist heeft daar wel een oordeel over, denk ik.

Op pagina 17 staat inderdaad ook een zinnetje dat Nederland niet altijd met één mond zou spreken. Daar werd ik op gewezen. Wij hebben die discussie vaker gevoerd en ik hoor graag voorbeelden. Die heb ik hier eerlijk gezegd ook niet, maar ik weet wel dat het onderzoek gewoon bestond uit het stellen van de vraag aan Brusselse diplomaten hoe zij naar Nederland kijken. Diplomaten geven diplomatieke antwoorden, die vaak ook een bedoeling hebben. Interpreterenderwijs, wetend hoe belangrijk die budgetonderhandelingen zijn in Europa en hoe vervelend een aantal landen het vinden dat Nederland het standpunt heeft dat het heeft, verbaast het mij niet helemaal dat dit antwoord eruit is gekomen. Daar laat ik het maar bij, maar ik houd mij nog steeds aanbevolen voor concrete voorbeelden van Nederlandse Ministers die verschillende antwoorden hebben gegeven in de praktijk.

De voorzitter:

Mevrouw Ploumen heeft daar toch een vraag over.

Mevrouw Ploumen (PvdA):

Dank voor de reactie. Ik denk dat empathisch wel heel erg belangrijk is als je met anderen moet onderhandelen en je af en toe ook je zin wilt krijgen. Dan is een gestrekt been niet altijd de goede strategie. Maar los daarvan, hoor ik de Minister nu zeggen dat wat er op pagina 17 staat, namelijk dat er bewindslieden zijn die niet het kabinetsstandpunt delen, eigenlijk de spin van de tegenstander is? Laten we het even zo in politieke taal vertalen.

Minister Blok:

U heeft mij horen zeggen: ik houd mij nog steeds aanbevolen voor concrete voorbeelden.

Mevrouw Ploumen (PvdA):

Er is hier een concreet voorbeeld, namelijk rondom het MFK.

Minister Blok:

Ja, maar dat punt was al eerder gemaakt, namelijk dat Nederlandse bewindslieden over dat MFK niet met één mond zouden spreken. Toen heb ik gezegd: op zich zou dat inderdaad zorgelijk zijn, dus graag voorbeelden. Nu zie ik dit punt terug na deze vragenronde onder de Brusselse ingewijden, en mijn vraag is nog steeds: geef mij de voorbeelden.

Mevrouw Ploumen (PvdA):

Die staan er niet in, natuurlijk.

Mevrouw Leijten (SP):

Het kan natuurlijk zijn dat er diplomaten zijn die denken: goh, we willen eigenlijk wel ergens een beetje ruimte creëren, dus we geven zo'n antwoord. Als je kijkt naar de onderzoekers en naar wat zij geselecteerd hebben in de vragen, denk ik dat ze dit hebben opgeschreven als een soort bijvangst, omdat ze het een serieuze bron vonden. Dat is in ieder geval hoe ik het zie. Uit meerdere interviews kwam naar voren dat een aantal bewindspersonen niet de lijn zou uitdragen. Hoe het zij, ik zou deze Minister het verzoek willen doen om er in de ministerraad op te wijzen, in de trant van: jongens, dit is ons standpunt, en als het om landbouwbeleid, buitenlandse handel of onderwijs en innovatie gaat, kunnen wij misschien wel andere prioriteiten hebben, maar niet de indruk wekken dat het wat ons betreft meer mag zijn. Het lijkt mij toch wel heel goed als deze Minister van Buitenlandse Zaken dat op zich neemt. We hoeven het niet te controleren, want ik zit niet bij de ministerraden en noem maar op. Of doe het gewoon in de postvakjes. Maar ik vind het wel een serieus signaal van een serieus onderzoek van mensen die de Brusselse machinekamer vrij goed kennen. Zij zouden dit niet hebben opgeschreven als ze hadden gedacht «wij worden hier gemanipuleerd». Dat is mijn duiding.

Minister Blok:

Ik vind het heel logisch dat u die vraag stelt, want het is een belangrijk onderwerp. Het kabinet heeft met grote regelmaat onderraden over de Europese afstemming. Gisteren hadden we er nog een. Dat heeft maar één doel, namelijk dat alle betrokken bewindspersonen – en dat zijn er veel als het om Europa gaat – met elkaar afstemmen wat ons standpunt wordt. Daarover gaan ook de fiches die u krijgt en waarin staat wat we in de praktijk tegenkomen. Ik hoef er dus niet eens een aparte ronde over te houden in de ministerraad of iets in de postvakjes te doen. We hebben het hier met grote regelmaat over. In alle oprechtheid: ik denk dat een van de redenen waarom het rapport van Clingendael – u moet me maar vergeven dat ik een beetje naar ons toe redeneer – toch overwegend zegt «de Nederlanders zijn wel effectief» wel degelijk het feit is dat wij heel gestructureerd met elkaar overleggen, eerst op ambtelijk niveau en daarna op kabinetsniveau. Overigens is ook het Nederlandse parlement hierin veel actiever dan andere parlementen. Ik kom daar straks op terug. Dat wordt dus ook allemaal gesignaleerd. De reactie op het Clingendaelrapport gaat overigens ook langs dezelfde collega's, dus daar hoef ik geen enkele extra actie voor te ondernemen. Maar in alle oprechtheid: ik heb geen enkele reden om te twijfelen aan de inzet van de collega's in het kabinet. Vandaar dat ik ook geen andere vraag kan stellen dan: noem mij het voorbeeld. Als dit zo is, stel ik het natuurlijk aan de orde. Het kan ook een misverstand zijn.

De voorzitter:

Ik stel voor dat de Minister verdergaat met de beantwoording van de vragen.

Minister Blok:

Die vragen gaan over het MFK. Zowel mevrouw Leijten als de heer Mulder vroegen naar de pretoetredingssteun. Dat is een van de onderwerpen waarvoor de Commissie een hoger budget verlangt. Het is ook een van de onderwerpen waarover onder andere Nederland concrete voorstellen heeft gedaan. Een daarvan gaat over Turkije. Daar gaan we het vanmiddag met een aantal van u en met collega's van u over hebben. Nederland vindt dat de pretoetredingssteun aan Turkije op dit moment beëindigd zou moeten worden, helaas. Daar is nog steeds geen grote steun voor, maar het is een concreet voorbeeld van waar een verlaging plaats moet vinden. We zijn hier ook voor veel scherpere conditionaliteit. We willen echt vooruitgang zien.

We hadden maandag de bijeenkomst met de landen van het Oostelijk Partnerschap. Dan zeg ik ze dat ook in alle vriendelijkheid en empathie, zeg ik maar tegen mevrouw Ploumen. Over die landen van het Oostelijk Partnerschap kan ik zeggen dat ik veel voortgang zie. Het verschilt een beetje per land, maar ik zie voortgang. Dat heb ik in deze Kamer ook gezegd. Met name op het gebied van corruptie zijn er echter veel te veel landen waar veel te weinig gebeurt. Dan zeg ik dat daar ook vriendelijk. ik realiseer me dat het lastig is vanuit hun achtergrond. Vaak is er ook de druk van de grote Russische buurman. Maar dat is geen reden om die voortgang niet te maken. Ik vind dat ook logisch, omdat wij veel geld beschikbaar stellen, uiteindelijk van onze belastingbetalers. Ik vind dat op zich verstandig. Het zijn onze directe buren en wij hebben een groot belang bij stabiliteit en bij handelsrelaties, maar niet zomaar. We willen ook wat terugzien.

Een soortgelijke redenering geldt voor het Europees semester. Daar vroeg de heer Mulder naar. Dat wordt besproken, en bespreken op zich heeft wel waarde. Het maakt wel heel transparant hoe iedereen presteert. In de Nederlandse inzet voor het MFK geven wij aan dat we vinden dat het gebruik van cohesie- en structuurfondsen gekoppeld moet worden aan economische hervormingen, zoals je die kunt terugzien in het Europees semester. U kunt zich voorstellen dat dit een van de onderwerpen is waar een aantal andere landen ook hun gedachten over hebben. We staan daarin niet alleen. Het is echt vol in debat.

Daaraan gerelateerd is de vraag over de mogelijke uitbreiding. De heer Mulder vroeg of ik iets kan zeggen over het tijdschema en over de rapportage over Noord-Macedonië en Albanië. Op dit moment is het tijdschema zo dat er op 29 mei een rapportage komt van de Commissie. Dat betekent dat begin juni een kabinetsappreciatie uw kant op zal komen. Ik heb geruchten gehoord dat er misschien een tijdsschuif in zit, maar dat zijn nu geruchten. Wat het ook is: nadat ik het heb, krijgt u een appreciatie. Dan gaan we kijken wat we vinden van de vooruitgang en of we vooruitgang zien.

Mevrouw Ploumen (PvdA):

Ik denk dat we allemaal zelf onze positie bepalen over de vooruitgang. Ik ben het eens met de Minister dat die op een aantal terreinen in een aantal landen buitengewoon teleurstellend is of ontbreekt. We kijken dus uit naar de appreciatie. De Minister zegt dat er misschien een schuif in de tijd is. Als ik het goed begrepen heb, heeft de Commissie voor de besluitvorming ten aanzien van die twee landen er één pakket van gemaakt, als ik het zo oneerbiedig mag zeggen. Dat vind ik nog extra complicerend, want je kunt over het ene land echt anders denken dan over het andere. Ik denk dat we dat rond de tafel ook wel doen. Zou daar ook nog enige beweging in zitten, dus niet alleen in het moment van besluitvorming maar ook in het onderwerp van besluitvorming?

Minister Blok:

De vorige keer heeft de Commissie er één pakket van gemaakt. Ik heb toen hier, maar ook tegen de Commissie, gezegd dat ik vind dat landen op eigen merites moeten worden beoordeeld. Dat is zuiver. Dan zullen wij streng en rechtvaardig zijn, maar wel per land. Maar het is aan de Commissie om daar wel of niet iets mee te doen. Zij heeft formeel de rol om met een voorstel te komen.

Mevrouw Ploumen (PvdA):

Een korte vervolgvraag. Wij zijn het eens. Ik vind ook dat elk land op zijn merites moet worden beoordeeld. Wat doet Nederland dan specifiek om dat te bevorderen? Wordt er bijvoorbeeld ook steun gezocht voor die positie bij andere lidstaten?

Minister Blok:

Zeker. U weet dat ik een jaar geleden samen met Frankrijk en Denemarken de positie heb ingenomen dat Noord-Macedonië en Albanië nu niet rijp zijn voor toetreding, dus die steun was er. Sindsdien heb ik inmiddels bijna alle landen zelf bezocht, nog even los van het feit dat ik één keer of vaak twee keer per maand naar de Raad Buitenlandse Zaken ga. Het zou mij verrassen als meer landen opeens kritisch zijn over de toetreding. Er is wel kans dat meer landen uiteindelijk zullen zeggen dat landen op hun eigen merites moeten worden beoordeeld. Dat hoor ik ook wel in de kring van landen die de vorige keer een onmiddellijke start van de toetredingsprocedure steunden. Ook hier is het wel fair dat we landen de optie gunnen dat we eerst naar het rapport kijken en dan een standpunt innemen, maar op uw vraag of ik hier contact over heb, is het antwoord «ja». Dit staat echt standaard op de agenda, want het is een belangrijk onderwerp.

Ik ga naar het onderwerp subsidiariteit, dat los van de Raad van volgende week is geagendeerd. Overall is daar de vraag van mevrouw Leijten en anderen: hebben we nou voortgang geboekt? Hoe nu verder? Onder het vorige kabinet, maar met brede steun in de Kamer, heeft Nederland een lijst van zo'n 50 onderwerpen opgesteld waarvan het toenmalige kabinet heeft aangegeven dat er een stapje terug kan worden gezet en bevoegdheden terug naar de lidstaten kunnen. Dat is toen goed ontvangen. Commissaris Timmermans heeft dat ook als bijzonder pakket gekregen. Eigenlijk zie ik sindsdien twee dingen. Het ene is dat je getalsmatig kunt zien dat het aantal nieuwe voorstellen van de Commissie echt veel lager is dan bij de vorige Commissie. De stroom van ideeën, ideetjes en nieuwe regels is dus gewoon enorm afgenomen. Dat is op zich al van enorme waarde. Daarnaast zijn er wel degelijk verlichtingen geweest, met name op het terrein van het mkb, het deel van de samenleving dat het meest geconfronteerd wordt met ingewikkelde regelgeving, zoals bij de verplichtingen inzake financiële rapportage. Dat heeft miljoenen bedrijven, ook kleine bedrijven, verlichting geboden als het gaat om de registratiekosten voor chemische stoffen. De regels voor elektronisch aanbesteden zijn vereenvoudigd. Het btw-systeem voor elektronische handel – een steeds groter deel van onze handel – is vereenvoudigd. Dat is met name belangrijk voor de bedrijven die daar veel mee te maken hebben.

Betekent dit dat het hiermee klaar is? Nee, helemaal niet. Dit is nou typisch iets waar je voortdurend druk op moet houden. Ik denk overigens dat datgene waarvan het publiek het meeste heeft gemerkt, de discussie over de zomertijd is. Daaraan zie je dat het stokje wel is opgepakt. Maar in zijn algemeenheid is het volgens mij bij iedere grote organisatie of regelgever goed om voortdurend de vraag te stellen: moet dit nog? In Nederland doen we dingen nationaal of met lagere overheden. Europa moet dat ook. Ik vind het logisch dat dat bij onze inzet hoort. Het feit dat Nederland de prioriteiten heeft gekozen die we hebben gekozen, betekent ook meteen dat we zeggen dat de dingen die geen prioriteiten zijn, geen prioriteit hebben. Dat betekent dus ook druk op minder regelgeving.

Dan de vragen over artikel 7, specifiek over Roemenië. Mevrouw Leijten en mevrouw Ploumen vroegen daarnaar. Ik denk dat wij het tijdens iedere RAZ wel over de rechtsstatelijkheid hebben. Aan de ene kant is dat helaas, aan de andere kant is dat terecht. Het hoort echt bij de Europese Unie dat we de basisnormen van rechtsstatelijkheid met elkaar respecteren en ervan kunnen uitgaan dat die overal in de Unie gelijk zijn. Waar dat niet het geval is, zal Nederland niet nalaten om dat aan de orde te stellen. Wij steunen dus de Commissie waar zij dat doet. Dus op de vraag wat we vinden van het voorstel van Commissaris Timmermans, zeg ik: dat steunen we. Een zuivere procedure zal nu ook weer mijn inzet zijn, net zoals dat indertijd het geval was met Hongarije en Polen, met hoor en wederhoor. Ik krijg dus graag een reactie van Roemenië. Ik heb de Kamer eerder verteld dat ik dit ook zelf aan de orde heb gesteld bij bezoeken aan Roemenië en in andere contacten. Ik weet dat mijn collega's Rutte en Grapperhaus dat ook hebben gedaan, dus ook bilateraal doen we dit. Er is best kans dat het nu weer wat vertraagt rond de verkiezingen en de benoeming van een nieuwe Commissie, maar dat zal niet zijn omdat wij Commissaris Timmermans hierin niet steunen. Wij blijven ook steun uitspreken voor een procedure waarin Hongarije ook uitgebreid gaat reageren op de bevindingen van het Europees Parlement. Mevrouw Leijten vroeg of er sprake is van een blokkade door regeringsleiders. Om artikel 7 te agenderen is er een gewone meerderheid nodig. We zitten voor Roemenië nog niet in de fase van activeren, maar we zitten dus ook niet in een situatie van blokkeren.

Er waren een aantal vragen over de betrokkenheid van parlementen in het algemeen, hoe andere landen hiermee omgaan en of we de groene kaart, dus de proactieve agenda, meer kunnen inzetten. De heer Verhoeven vroeg daarnaar. Het Nederlandse parlement is zeer, zeer betrokken. Dat zien we op thema's als transparantie, dat zien we bij de voorbereidingen van de Raden van mijzelf en de collega's en dat zien we bij het gebruik van de beschikbare instrumenten. Ik denk ook aan het aantal werkbezoeken dat u en de collega-Kamerleden van de vakcommissies afleggen in andere Europese landen. Ik denk dus dat ik u niets nieuws vertel wanneer ik zeg dat het Nederlandse parlement bij de meest actieve parlementen hoort. Denemarken is ook erg actief, maar in een aantal andere landen is er bijvoorbeeld minder aandacht voor transparantie. Daar hebben we het eerder over gehad. Er is wel een COSAC-verklaring, maar die leidt in veel landen echt niet tot druk op de regering. Als ik kijk naar het feitelijke gebruik van de gele- en oranjekaartprocedure, heeft Nederland die twee keer met effect ingezet, maar heb ik niet onmiddellijk voor ogen – ik heb nog even gegraven – of andere landen nou weleens een beroep hebben gedaan op de gelekaartprocedure. Dat illustreert natuurlijk wel dat de betrokkenheid daar toch minder is. Uiteindelijk moet ik dat respecteren, maar als democraat vind ik het jammer dat landen die positie niet gebruiken. Dat is ook de reden waarom ook het kabinet, net zoals de heer Verhoeven nu doet, in zijn voorstellen vraagt of we die groenekaartprocedure een zwengel zullen geven. Want het ontplooien van initiatieven is misschien nog wel mooier dan het tegenhouden van initiatieven. Dat is onze inzet dus ook voor de volgende Commissieperiode. Daar zou je inderdaad ook gelegenheidscoalities bij kunnen vormen. Dat is iets wat Nederland ook doet. Afgezien van de bestaande coalities op het gebied van Schengen en de eurozone is Nederland ook heel actief op klimaatgebied. Collega Hoekstra doet dat op financieel gebied en op MFK-gebied. Op rule-of-lawgebied doe ik dat weer zelf en een groenekaartprocedure is daar alleen maar behulpzaam bij.

Mevrouw Maeijer vroeg – ik denk naar aanleiding van het verslag van vorige keer – wie de discussie is gestart over een positief sentiment rond de Europese verkiezingen. Dat is geagendeerd door de Roemeense voorzitter. Ik heb toen namens Nederland aangegeven dat ik het van belang vind dat de regering de opkomst bevordert – verkiezingen zijn enorm belangrijke momenten in een democratie – maar dat het aan mensen zelf is om te bepalen hoe positief ze zijn over Europese samenwerking op verschillende onderdelen. Daar heb ik zelf een uitgesproken oordeel over als lid van de regering en als lid van een politieke partij, maar wij hebben geen regeringsstandpunt in de trant van: beste kiezer, u moet van de regering positief zijn over de Europese Unie. Dat is de regering overigens wel, maar wij respecteren hier de kiezer, al moedigen wij hem of haar wel aan om, ongeacht het standpunt, te gaan stemmen.

Ik kom op de brexit. Even tijdwinst. De heer Mulder vroeg daarnaar. Vandaag lijkt de Britse positie te zijn dat er de eerste week van juni weer gestemd gaat worden, met als mogelijk effect dat de Europese verkiezingen wel doorgaan, ook in het Verenigd Koninkrijk. Maar als het uittredingsakkoord dan geaccepteerd zou worden, zou er wellicht geen kandidaat naar het Europees Parlement hoeven te gaan, maar dat is allemaal als-dan. Het Europees standpunt is en blijft: het uittredingsakkoord is uitonderhandeld; indien er heldere Britse voorstellen en wensen komen, zijn wij bereid om te kijken of we nieuwe stappen kunnen zetten in de richting van een politiek akkoord, maar we kunnen niet de hele onderhandelingen heropenen, en de klok tikt door naar oktober.

Ten slotte vroeg mevrouw Leijten nog of ik een oordeel heb over de geweldsinstructies van de Franse ordetroepen. De Franse politie heeft geweldsinstructies net zoals de Nederlandse politie geweldsinstructies heeft, en die vallen onder controle van het parlement en van de rechterlijke macht. Frankrijk heeft een goed functionerende democratie en rechterlijke macht, dus dat oordeel wil ik echt daar laten.

Voorzitter. Ik hoop hiermee de vragen in eerste termijn beantwoord te hebben.

De voorzitter:

Ik help het u hopen. We gaan kijken in welke mate de collega-commissieleden nog behoefte hebben aan een tweede termijn. Ik zie dat dat het geval is. Dan geef ik mevrouw Leijten het woord.

Mevrouw Leijten (SP):

Voorzitter. Als we zouden zien dat er in een dictatuur met scherp geschoten wordt op demonstranten, dan zouden we dat veroordelen en wijzen op de mensenrechten. Dus ik vraag de Minister dat hier ook te doen. Een bevriend land... We hebben het eerder aan de hand gehad met Spanje en de inzet bij het Catalaanse referendum. Wat je daar ook van vond: geweld tegen de eigen burgers zouden we niet moeten toestaan op deze manier. Ik zou het toch wel goed vinden als de Minister daar iets meer over wilde zeggen. Met scherp op demonstranten schieten... Kom op, dat hoort niet bij een democratie.

Ik heb een antwoord gemist – en dat vind ik op zich wel jammer – op de vraag hoe we nu verdergaan met die subsidiariteit. We hebben nu immers volop discussie over de volgende termijn, over de strategische agenda. Dus ik zou het eigenlijk wel heel erg prettig vinden als... We zien zo'n liefdesverklaring en ik snap ook dat de poppetjestop er komt, om tegenwicht te bieden tegen wat de Minister een coup noemde van Europarlementsleden die doen alsof zij gaan over de benoeming van de Europese Commissie. Dus ik snap in principe dat het zo gaat, maar we gaan ook een nieuwe termijn in, met een opdracht aan de nieuwe Commissie. Ik weet wat de positie is van Nederland, maar ik zou inzake het subsidiariteitsvraagstuk toch wat meer steun verwachten voor de positie van in ieder geval de Kamer, of wij iets kunnen terugsturen. We hebben een overzicht gekregen van de staf waarin staat hoe landen omgaan met rode kaarten. Pardon, gele kaarten; rode kaarten willen we wel, maar die zijn er nog niet. We hebben eerder ook steun gekregen van de regering, die zei: we willen eigenlijk wel af van die acht tot twaalf weken, maar dat ligt nu stil. Zou het niet hartstikke goed zijn om dan gewoon eens op te brengen: we gaan het nu hebben over de strategische agenda, maar wij vinden het toch ook heel erg goed als onze nationale democratieën, of je nou actief bent of niet actief, in ieder geval een goede gereedschapskist hebben om als het gaat over die Brusselse besluitvorming, een voet tussen de deur te krijgen? Ik zou dat graag willen.

Ik had ook nog een vraag gesteld over de regels die wij vanuit Brussel zien komen. Je hebt directives – dat zijn richtinggevende richtlijnen – die je tot nationale wet moet maken. Dan kun je ook nog kiezen voor je eigen maat. Maar je hebt ook de regulations. Die zijn direct EU-wet, overal hetzelfde. En wat zien we nou? Onder Timmermans gaat het voornamelijk over regulations en in veel mindere mate over directives. Het zijn dan misschien minder regels, al zijn het er nog steeds 5.000 geweest onder Timmermans, maar er kwamen vooral regels die direct EU-wet waren. Dan is de positie van de nationale lidstaten toch eigenlijk slechter geworden. Dat er dan bepaalde regels en registraties verbeterd zijn: hartstikke goed; fijn dat dat ook gebeurt. Maar ik zie dat er een trend is naar zaken direct Europeesrechtelijk opgelegd krijgen, en ik kan me niet voorstellen dat de regering daar blij mee is. Ik zou daar graag nog een reactie op willen.

De voorzitter:

Ik kijk naar mevrouw Maeijer.

Mevrouw Maeijer (PVV):

Dank, voorzitter. Ik heb nog twee vragen, en wel over de meerjarenbegroting, en dan specifiek dat instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking. Ik vroeg de Minister in eerste termijn hoe het zit met het toezicht op de bestedingen van het geld uit dat instrument, want als ik het goed heb begrepen – volgens mij zei ook de Europese Rekenkamer daar iets over – dan is er een bepaalde drempelwaarde en als die drempelwaarde bereikt of overschreden wordt, moet de Europese Commissie de lidstaten en het Europees Parlement betrekken bij het uitgeven van het geld aan bepaalde fondsen. Volgens mij gaat die drempelwaarde omhoog onder dat nieuwe instrument, waardoor dus eigenlijk het toezicht of de controle daarop zou verslechteren. Ik hoor graag dat het niet zo is, maar ook als het wel zo is, hoor ik heel graag van de Minister hoe het kabinet daar tegenaan kijkt.

Tot slot het Europees Ontwikkelingsfonds, dat nu zo'n 30 miljard is. Hoe groot wordt dat fonds nu als het geïntegreerd wordt onder dat hele instrument?

De voorzitter:

Dank mevrouw Maeijer. Ik kijk naar de heer Verhoeven of hij nog behoefte heeft om iets te zeggen.

De heer Verhoeven (D66):

Nou nee, dank voor de beantwoording. De meeste vragen die ik had, zijn beantwoord en de meeste zaken komen ook weer terug, dus ik heb nu niet echt een inhoudelijke tweede termijn, in aanvulling op de beantwoording van mijn eerste termijn.

De voorzitter:

Dat is helder. Dan kijk ik naar de Minister. Wilt u meteen antwoorden?

Minister Blok:

Mevrouw Leijten vroeg hoe het verder moet met de subsidiariteit. In de Staat van de Unie van het kabinet staat de nadruk die wij nog steeds hechten aan die subsidiariteit. Vind ik dat het af is? Nee, je moet in iedere organisatie blijven kijken of je een bepaalde taak nog wel echt moet doen. Zo heb ik dat niet alleen hier gezegd, zo hebben we het ook aan de Europese Commissie laten weten en zo blijft dat ook onze inzet. Mevrouw Leijten vraagt steun voor de positie van de Kamer. Op het gebied van bijvoorbeeld de groene kaart treft u dat voorstel ook aan in onze Staat van de Unie en op het gebied van transparantie weet u dat we aan dezelfde kant van het touw trekken. Ik geloof niet dat hier een verschil van mening tussen ons is. Ik constateer wel – daar ben ik op ingegaan toen ik schetste hoe ik de inzet van verschillende parlementen ervaar en overigens ook van verschillende regeringen – dat het ook wel helpt als we beiden blijven trekken, ik in de Europese Raden en bilateraal, en de Kamer in de contacten met andere parlementen. Maar ik vind ook dat de afgelopen Commissieperiode leert dat je dan wel stappen vooruit kunt zetten.

Ik ben het overigens ook eens, maar dat is ook niet nieuw, met het punt van mevrouw Leijten dat er te veel verordeningen zijn die geen ruimte laten voor de lidstaat en te weinig richtlijnen. Wij zien over het algemeen ook liever richtlijnen, omdat je dan ook veel beter aansluiting kunt zoeken bij bestaande regelgeving, die er vaak al is in een land, en bij de bestaande manier waarop er gecontroleerd wordt. Dus ook dat punt zullen we blijven uitdragen.

De voorzitter:

Mevrouw Leijten heeft nog een vraag.

Mevrouw Leijten (SP):

Volgens mij heb ik ook wel gezegd in mijn inbreng dat wij hierin elkaar tegenkomen, dus dat we het met elkaar eens zijn. Alleen lag mijn nadruk op de strategische agenda. De inzet van de Nederlandse regering hebben we gekregen, met al die mooi opgemaakte papers. Dat wordt allemaal uitgedragen, maar daar zit geen paper bij op dit vlak. Dan hebben we wel gelijke standpunten, maar ik vroeg eigenlijk aan de Minister om te kijken of hij dit in de discussie over de strategische agenda zou kunnen benadrukken. Met transparantie doet hij dat zeker wel, maar kan het ook met de subsidiariteit, de verlenging daarvan: geef nou meer ruimte? De parlementen hebben het al geprobeerd met die werkgroep, maar daar komt ook niet echt een reactie op. Maar ja, er komt een nieuwe Commissie, dus dat zou een mooi moment kunnen zijn.

Minister Blok:

In ieder geval de toezegging, omdat ik dat ook echt zo vind... Overigens heeft premier Rutte, zoals ik ook heb aangegeven, in Sibiu met name ook de werkwijze van de Europese Commissie en het Europese apparaat aan de orde gesteld. Dus dat doen we niet passief, dat doen we actief en dat zullen we blijven doen.

Het antwoord op de vraag van mevrouw Maeijer over de drempelwaarde heb ik niet paraat, maar dat is ondertussen opgezocht. Gaat die wel of niet omhoog, vraag ik even aan mijn ondersteuning. Ik zie het gewoon niet. Het valt onder het toezicht van de Rekenkamer. We weten niet of die drempel omhooggaat. Anders komen we daar schriftelijk even op terug. Dat heb ik gewoon niet paraat. Dat doen we bij het verslag van de komende RAZ.

Hoe groot het nieuwe EOF wordt, weten we aan het eind van de onderhandelingen over het MFK. U kent onze inzet, maar ik kan daar nog niet op ingaan. Hiermee hoop ik de aanvullende vragen beantwoord te hebben.

Mevrouw Maeijer (PVV):

Heel kort. Dat laatste snap ik natuurlijk ook wel, alleen wat stelt de Commissie nu precies voor? Ik kon niet zo direct uit de stukken halen wat ze nu voorstellen onder dat instrument.

Minister Blok:

De Commissie wil naar een totaalbedrag van 89,2 miljard. Dat is een verhoging, in totaal. Ik heb u aangegeven dat wij heel concreet besparingen zien met betrekking tot Turkije en dat wij de overallafweging maken in het kader van het totale MFK.

Mevrouw Maeijer (PVV):

Maar dat is dan volgens mij het gehele instrument. Daar gaat dan het EOF onderdeel van uitmaken. En ik vroeg me juist af hoe groot dat onderdeel van het EOF dan is.

Minister Blok:

Die bedragen hebben we nog niet. Nogmaals, we zitten... Ik begrijp dat de onderhandelingen onoverzichtelijk zijn. Aan het eind gaan een heleboel puzzelstukjes in elkaar vallen, omdat het totaalbedrag natuurlijk heel bepalend is voor al deze vragen.

De voorzitter:

Goed. Ik dank de Minister en zijn ambtelijke ondersteuning, de aanwezige Kamerleden, de ondersteuning van de Kamerleden natuurlijk, de mensen die hier aanwezig zijn, de mensen die thuis hebben gekeken en de mensen die professioneel gezien vanuit Brussel hebben meegekeken voor hun betrokkenheid bij dit onderwerp.

Sluiting 14.56 uur.