Kamerstuk 21501-02-1405

Verslag van een algemeen overleg

Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Gepubliceerd: 18 augustus 2014
Indiener(s): Angelien Eijsink (PvdA), Raymond Knops (CDA)
Onderwerpen: europese zaken internationaal
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-21501-02-1405.html
ID: 21501-02-1405

Nr. 1405 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 18 augustus 2014

De vaste commissie voor Europese Zaken en de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken hebben op 19 juni 2014 overleg gevoerd met Minister Timmermans van Buitenlandse Zaken over:

  • de brief van Minister Timmermans van Buitenlandse Zaken, d.d. 16 mei 2014, inzake het Verslag van de Raad Algemene Zaken van 13 mei 2014 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1386);

  • de brief van Minister Timmermans van Buitenlandse Zaken, d.d. 28 mei 2014, inzake Beantwoording vragen commissie over de geannoteerde agenda van de informele Raad Algemene Zaken van 30 mei 2014 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1388);

  • de brief van Minister Timmermans van Buitenlandse Zaken, d.d. 6 juni 2014, inzake Aanbieding van het verslag van de informele Raad Algemene Zaken van 30 mei 2014 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1390);

  • de brief van Minister Timmermans van Buitenlandse Zaken, d.d. 13 juni 2014, inzake de Geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken van 24 juni 2014 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1392);

  • de brief van Minister Timmermans van Buitenlandse Zaken, d.d. 24 april 2014, inzake de Reactie op de brief aan Eurocommissaris Hahn m.b.t. Europese steun voor Zeeland vanwege faillissement Thermphos (Kamerstuk 29 826, nr. 59);

  • de brief van Minister Timmermans van Buitenlandse Zaken, d.d. 30 april 2014, inzake Nadere informatie over de EU-ambtenarensalarissen en resterende beïnvloedingsmogelijkheden van Nederland om het arbeidsvoorwaardenpakket voor EU-ambtenaren te wijzigen (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1374);

  • de brief van Minister Timmermans van Buitenlandse Zaken, d.d. 9 mei 2014, inzake Antwoorden op vragen van de commissie over de geannoteerde agenda van de Informele Raad Algemene Zaken d.d. 13 mei 2014 (Kamerstuk 21501–02, nr. 1375 ), het verslag van de Raad Algemene Zaken d.d. 18 maart 2014 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1361) en de kabinetsreactie op het onderzoek van Capital Economics naar de economische gevolgen van het uittreden van Nederland uit de Europese Unie (Kamerstuk 33 877, nr. 2) (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1377);

  • de brief van Minister-President Rutte, d.d. 14 mei 2014, inzake de Reactie op het verzoek van het lid Omtzigt met betrekking tot de eurozone (Kamerstuk 21 501-20, nr. 855);

  • de brief van Minister-President Rutte, d.d. 30 april 2014, inzake de Reactie op het verzoek van de vaste commissie voor Europese Zaken over de ontmoeting met de voorzitter van de Europese Raad, de heer Van Rompuy, op 5 juni 2012 (Kamerstuk 21 501-20, nr. 854);

  • de brief van Minister-President Rutte, d.d. 16 juni 2014, inzake de Lijst van vragen en antwoorden over de reactie op het verzoek van de vaste commissie voor Europese Zaken over de ontmoeting met de voorzitter van de Europese Raad, de heer Van Rompuy, op 5 juni 2012 (Kamerstuk 21 501-20, nr. 854) (Kamerstuk 21 501-20, nr. 83);

  • de brief van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 17 juni 2014 inzake stand van zaken en aanwijzing Stichting voor Evangelische Scholen (Kamerstuk 31 293, nr. 205);

  • de brief van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 26 juni 2014 met aanvulling op het toezichtkader voortgezet onderwijs 2013 (Kamerstuk 31 289, nr. 194);

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Knops

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Eijsink

De griffier van de vaste commissie voor Europese Zaken, Van Keulen

Voorzitter: Knops

Griffier: Van Haaster

Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Beertema, Van Bommel, Klaver, Knops, Maij, Omtzigt, Pechtold en Verheijen,

en Minister Timmermans van Buitenlandse Zaken, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

Aanvang 9:30 uur.

De voorzitter: Ik open dit algemeen overleg over de Raad Algemene Zaken en heet de Minister van Buitenlandse Zaken en zijn staf van harte welkom, evenals de leden van de Kamer en de mensen op de publieke tribune. Ik stel voor om in eerste termijn een spreektijd te hanteren van vijf minuten, met twee interrupties. Het woord is allereerst aan mevrouw Maij van de fractie van de Partij van de Arbeid. Overigens heet ik in het bijzonder de heer Beertema welkom. Dit is zijn eerste algemeen overleg in de vaste commissie voor Europese Zaken. Hij is de vervanger van de heer Madlener namens de fractie van de PVV.

Mevrouw Maij (PvdA): Voorzitter. Ik vraag graag aandacht voor enkele onderwerpen die op de RAZ-agenda staan en voor de situatie in Zeeland, waar het faillissement van het bedrijf Thermphos in november 2012 grote schade aan de lokale economie heeft aangebracht. Maar eerst de RAZ. Om te beginnen verheugt het mijn fractie dat de regering nu ook voor het toekennen van de kandidaat-lidmaatschapstatus aan Albanië is, krap zes maanden na de Raad van december 2013. De PvdA vond het toen ook al tijd om Albanië te laten weten dat het op de goede weg was met de verkiezingen en met de regeringstransitie die soepel verliep, alsmede de plannen die de nieuwe regering had. Dit beeld is versterkt door de actie die Albanië onderneemt tegen corruptie en criminaliteit. Albanië laat zien stappen te willen zetten. Zoals wij ook in december al hebben aangegeven, heeft Albanië echter nog een heel lange weg te gaan. Daarom is het verstandig om druk op de regering te blijven zetten door pas te beginnen met daadwerkelijke onderhandelingen wanneer Albanië verdere stappen heeft gezet op het gebied van corruptie- en misdaadbestrijding, versterking van de democratie en rechtsstaat en het respecteren van mensenrechten en minderheden. Toekenning van de kandidaat-lidmaatschapstatus op dit moment is een goede stap in het erkennen van de stappen vooruit en om druk te houden op de veranderingen die bezig zijn. Uitbreiding met landen op de Balkan is op termijn, mits en juist als aan alle voorwaarden voor toetreding, zoals economic governance, democratisering en erkenning van mensenrechten en vrijheden, is voldaan, goed voor de stabiliteit van Europa. Een stabiel Europa is in een onzekere wereld, zeker voor Nederland als handelsland, goed.

Ik kom te spreken over de taskforce Middellandse Zee. De aanhoudende problemen met migratie en de druk op de Middellandse Zee blijven ons zorgen baren. Ten aanzien van de taskforce Middellandse Zee hoort de PvdA graag wat de stand van zaken is. Wij zouden graag wat sneller acute actie willen zien om een einde te maken, zeker nu de zomer komt, aan die omgeslagen bootjes met vluchtelingen en migranten op de Middellandse Zee. De PvdA heeft er bij de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie op aangedrongen om bij de JBZ-raad hiervan echt een punt te maken: niet meer naar elkaar wijzen, maar aanpakken. Nederland moet daarin het voortouw nemen, zoals mijn fractie al eerder heeft aangegeven in een debat. Toch heb ik het gevoel dat dit onderwerp weliswaar elke maand op de agenda staat, maar de stappen vooruit niet echt zichtbaar zijn. Kan de Minister aangeven hoe en of dit nu op de agenda staat van de RAZ en de komende top? Wordt dit prioriteit voor het komende triovoorzitterschap waarvan Italië, dat over tien dagen het voorzitterschap van de raad overneemt, als eerste aan de beurt is?

Tot slot kom ik te spreken over Thermphos. Dit Zeeuwse bedrijf ging drie jaar geleden failliet omdat de Commissie weigerde om antidumpingmaatregelen af te kondigen en aanbood om alleen middelen vrij te maken voor een groene doorstart wat op het moment van het aanbod gewoon te laat was. Hierdoor gingen 450 arbeidsplaatsen verloren en verloor Zeeland een belangrijke industriële speler. Europa verloor hiermee de enige Europese producent van strategisch belangrijk fosfor. Mijn PvdA-collega's Jan Vos en Albert de Vries hebben hiervoor in het verleden in AO's en schriftelijke vragen diverse malen aandacht gevraagd. De PvdA-fractie heeft de indruk, als ze zo rondkijkt, dat in min of meer vergelijkbare gevallen in andere Europese lidstaten wel Europese bijdragen zijn gedaan, bijvoorbeeld voor de sanering van bedrijfsterreinen uit Europese middelen. Dit is de uitdaging waar Zeeland en Thermphos nu voor staan. Het lijkt er sterk op dat nooit is gekeken naar middelen buiten de reguliere programma's. Het Europese budget kent een aantal instrumenten om juist voor onvoorziene zaken middelen aan te wenden, bijvoorbeeld het flexibiliteitsinstrument. Dit instrument is aangewend in het recente verleden om regionale economieën van Spanje, Italië, Frankrijk en Cyprus te ondersteunen. Daarnaast is in 2009 uit het flexibiliteitsinstrumentarium geld aangewend om het terrein in Bulgarije te ontmantelen dat ook vervuild was met nucleair materiaal. Verder bestaat binnen de Europese Unie een zogenaamde contingency margin. Dat is een budgetlijn voor echt onvoorziene uitgaven. Ik denk dat we op dat punt zo ongeveer zijn aangekomen.

Ik zou de regering drie vragen willen stellen. Ten eerste verzoek ik om een proactieve houding richting de provincie Zeeland om te helpen om tot een oplossing te komen van dit probleem. Ten tweede verzoek ik de regering om in kaart te brengen welke Europese fondsen en instrumenten, zowel binnen als buiten de bekende programma's, in theorie middelen hebben die aangewend kunnen worden voor het saneren van het bedrijfsterrein van Thermphos en op welke wijze deze fondsen voor financiering van sanering van bedrijfsterreinen in andere Europese lidstaten al zijn aangewend. Ten derde verzoek ik de regering om deze zaak, waar mogelijk, in Europees verband onder de aandacht te brengen en te pleiten voor Europese middelen voor de sanering van bedrijfsterreinen en de Kamer hierover als het kan nog voor het einde van het zomerreces te informeren.

De voorzitter: Dank u wel mevrouw Maij. Het woord is dan nu aan de heer Verheijen van de fractie van de VVD.

De heer Verheijen (VVD): Voorzitter. Het zijn spannende tijden voor Europa. De verkiezingen zijn natuurlijk één ding maar de vertaling van die uitslag in daadwerkelijk beleid, in acties en resultaten is iets anders. Volgende week zullen we in aanloop naar de Europese Raad nog uitgebreid spreken over dit thema. Omdat we vaak hebben gezegd dat de Raad Algemene Zaken een voorbereiding moet zijn op de Europese Top, wil ik hier toch even bij stilstaan.

Nederland heeft zijn prioriteiten op orde. We hebben in de Kamer besproken welke dat zijn en dat maakt het in Europa makkelijker om de discussie aan te gaan. Voor ons is ook duidelijk: eerst de inhoud, dan de personen en dan de poppetjes. Helaas verloopt die discussie op dit moment iets anders. Het lijkt mij goed als wij die discipline wel weten op te brengen en gaan voor een inhoudelijke agenda. Is er op dit moment zicht op de prioriteiten in andere landen? Is er daadwerkelijk draagvlak om een kleine, compacte agenda van prioriteiten neer te zetten? Kan onze inzet daarbij rekenen op draagvlak? Is daar zicht op? Hebben landen zich daarover al expliciet uitgesproken?

We lezen zorgelijke berichten, onder andere in dagblad Trouw van vanochtend. Die gaan over een op handen zijnde, grote uitruil; een uitruil tussen christendemocraten en socialisten in Europa, waarbij de eerste Juncker zouden krijgen en de laatsten een versoepeling van de Europese begrotingsregels. Voor ons is dat een waar schrikbeeld en ik denk dat het dat voor Nederland ook is. De christendemocraten zouden daarmee de financieel-economische toekomst van Europa met een grote uitruil in de uitverkoop doen. Dit lijkt ons in elk geval geen goed plan. Kent de Minister deze berichten en kan hij toezeggen dat Nederland zich zal blijven verzetten tegen een dergelijke koppeling?

De heer Pechtold (D66): Ik heb de heer Verheijen in de afgelopen dagen een paar keer die mantra horen zeggen van eerst de inhoud en dan de poppetjes. Nu geeft hij echter zelf aan dat waarschijnlijk een poppetje geruild wordt tegen de inhoud en dat poppetjes er dus alles mee te maken hebben op Europees niveau. Is de heer Verheijen het met mij eens dat de regering vandaag dus wel wat zou kunnen vertellen over enerzijds de inzet op de inhoud en over anderzijds de inzet op de poppetjes? De heer Verheijen is de eerste die zondigt door te zeggen «laten we ons beheersen» en vervolgens de naam van Juncker te noemen.

De heer Verheijen (VVD): Volgens mij zondig ik daarmee niet. Ik zeg slechts wat in de media wordt aangegeven en dat uitruilen op inhoud met Europese begrotingsregels op handen is volgens de pers. Mij lijkt dat geen goed plan. Ik zal de heer Pechtold straks in zijn termijn nog vragen of hij dat wel een goed plan vindt. Mij lijkt het niet zinvol dat het kabinet vandaag in het openbaar over poppetjes, over personen, gaat speculeren.

De heer Pechtold (D66): Of de heer Verheijen is grenzeloos naïef, wat een houding is waarmee je ver komt in het leven omdat je zonder zorgen langs allerlei problemen loopt, of hij vindt het belangrijk dat Nederland zijn positie aanwendt. Als die laatste persoon ken ik hem. Het gaat mij er niet om dat de Minister van Buitenlandse Zaken met het hele kaartspel naar buiten komt, maar ik vind wel – de heer Verheijen heeft net zelf zijn zorgen over samenwerking tussen christendemocraten en sociaaldemocraten geuit – dat wij liberalen samen zouden moeten optrekken om de Minister tot meer te krijgen dan «wij werken hard en dan hoort u het wel».

De heer Verheijen (VVD): Ik ben benieuwd of de heer Pechtold in zijn termijn over poppetjes zal speculeren. Ik zal dat in elk geval niet doen. Mij lijkt dat niet zinvol. Ik maak mij zorgen over Europese begrotingsregels. Als we die gaan versoepelen, dan staan we op hetzelfde punt als we stonden voordat we in de crisis terechtkwamen. Dat lijkt mij niet zinvol. Daarop moet niet worden uitgeruild in Europa. Ik spreek daarover mijn zorgen uit en ik vraag of het kabinet die zorg deelt. Ik hoop dat de heer Pechtold die zorgen ook zal delen.

Ik was gebleven bij de grote koppeling en kom nu op het institutioneel bouwwerk. In de vorige Raad Algemene Zaken is onder meer gesproken over de verhoudingen tussen Europees parlement, Europese Commissie en Raad. De uitslag van deze verkiezingen laat wat ons betreft zien dat de EU schreeuwt om hervormingen, ook op institutioneel gebied dus in de wijze waarop de besluitvorming tussen die drie actoren plaatsvindt. In de afgelopen jaren heeft het EP op verschillende manieren zijn invloed uitgebreid en vergroot. Om geen scheefgroei te krijgen, zullen we naast de nationale parlementen, waar Nederland druk mee bezig is, ook de positie van de Raad stevig moeten neerzetten, te beginnen met het richting geven aan het beleid voor de komende jaren, met het benoemen van de prioriteiten voor de nieuwe Commissie. Ik vraag de Minister op welke manier wordt voorkomen dat het Europees parlement vanaf dag één die nieuwe prioriteiten, dat beeld dat vanuit de Europese Raad wordt neergezet, gaat vertroebelen en uitbreiden. Hoe wordt voorkomen dat het daaraan nieuwe prioriteiten gaat toevoegen, nieuwe toezeggingen gaat losweken in de hearings met de Europese Commissie? Vindt op dit moment ook vanuit de Europese Raad onderhandeling plaats met het Europees parlement op inhoud, los van de personen? Hebben we straks een coherente agenda voor de komende jaren vanuit de verschillende actoren in Europa? Hoe kijkt het kabinet in dat kader naar de organisatie van de nieuwe Commissie? Hoe kan die Commissie meer focus aanbrengen in het werk en herkenbaarder optreden naar buiten toe? Waar denkt het kabinet aan op dit punt? Hoe ligt dit binnen andere lidstaten?

Ik kom te spreken over Albanië. We hebben kennisgenomen van de voortgangsrapportage van de Commissie. Vorig jaar was deze Kamer ondanks de goed verlopen verkiezingen in Albanië en ondanks de uitgesproken intenties nog niet overtuigd. De voortgangsrapportage laat op verschillende terreinen voortgang zien. Voor ons is van belang dat het gaat van voorstellen naar aangenomen wetten, van aangenomen wetten naar implementatie en van implementatie naar het daadwerkelijk opbouwen van een track record. Ik stel de Minister in dit kader drie vragen. Hoe ziet hij op dit moment de voortgang in het land? Deelt hij de opvatting van de Commissie op dit onderdeel? Hoe ziet het krachtenveld in Europa er op dit moment uit voor een kandidaat-lidmaatschap van Albanië? Zoals wij weten betekent het kandidaat-lidmaatschap nog niet dat gestart wordt met de onderhandelingen. Hoe ziet de Minister een eventueel traject richting onderhandelingen? Welke agenda is daarbij leidend en aan wat voor een tijdschema denkt de Minister?

Ik kom ten slotte te spreken over het thema Thermphos. Diverse partijen waaronder de PvdA en recentelijk ook het CDA hebben hieraan ook in schriftelijke vragen aandacht besteed. In deze Kamer is er diverse malen over gesproken, ook in andere Kamercommissies. Het valt uiteen in twee delen: de kansen voor een fosforfabriek in Europa en het onderdeel saneringskosten, dat vandaag ook op de agenda staat. Welke mogelijkheden ziet de Minister nog om uit diverse fondsen daadwerkelijk hulp te krijgen voor de sanering en een doorstart? Zijn er andere, vergelijkbare voorbeelden in de EU waar landen in dit soort gevallen te hulp zijn geschoten door de Europese Commissie? Tot zover, voorzitter. Excuses voor mijn ietwat slechte stem dezer dagen.

De voorzitter: Ik zal niet vragen waar dat door komt.

De heer Verheijen (VVD): Het zou te maken kunnen hebben met het aantal doelpunten.

De voorzitter: Precies. Ik geef graag het woord aan de heer Beertema namens de fractie van de PVV.

De heer Beertema (PVV): Voorzitter. Dank voor uw warme welkomstwoorden aan het begin van dit overleg. Voor de PVV-fractie was er een noodzaak om de portefeuilleverdeling aan te passen aan nieuwe omstandigheden. Zo gaat dat soms in de politiek; dat weet u allemaal. Ik zit hier, in uw midden, als de opvolger van mijn collega Barry Madlener. Hij gaat zich toeleggen op pensioenen en infrastructuur. Sommigen van u zullen mij kennen als de PVV-woordvoerder op de portefeuille Onderwijs. Dat heb ik sinds 2010 gedaan, met heel veel plezier. Ik heb mij heilig voorgenomen om het woordvoerderschap Europese Zaken met minstens zoveel plezier te gaan doen.

Voorzitter. In de geannoteerde agenda van de komende Raad Algemene Zaken staat letterlijk: «Tussen de lidstaten groeit steun voor hervorming van de EU en een prioritering in de taken van de EU, met concrete toegevoegde waarde voor de burgers.» Het gaat mij even om die laatste toevoeging, want daarover gaat mijn eerste vraag aan de Minister. Die formulering van «concrete toegevoegde waarde voor de burgers» vind ik interessant. Moet ik die lezen als dat er sprake is van voortschrijdend inzicht? Mag ik hieruit concluderen dat sinds het Verdrag van Maastricht in 1992 sprake is geweest van een gebrek aan toegevoegde waarde voor de burgers van het Europese project? Als dat het geval is, dan stelt dat inzicht naar onze smaak, en naar de smaak van andere eurosceptische partijen nog niet zo heel veel voor, maar dan kunnen we in ieder geval spreken van een sprankje hoop, van een voorzichtig begin van inzicht. Het zal geen verrassing zijn dat dat inzicht er wat ons betreft toe leidt dat in het traject van hervorming van de EU breed wordt onderkend dat de gezochte concrete toegevoegde waarde voor de burger er niet was, er niet is en er ook niet zal komen. Dat kan het begin zijn van een hervorming die uitmondt in een gecontroleerde afbouw van het Europese project. Dat is onze inzet.

In dit verband wijs ik erop dat de PVV op alle grote thema's haar gelijk heeft gehaald. Ik noem de kosten van de massa-immigratie, de gevaren van de massa-immigratie voor onze verzorgingsstaat en de niet te onderschatten gevaren van de islam. Er is nu breed bekend geworden dat 73% van de moslims, de tweede en derde generatie, de terroristen van ISIS ziet als helden. Ik zie dat mijn buurman al de neiging heeft om te gaan interrumperen nu. Steeds met een vertraging van een jaar of drie worden de thema's die wij agenderen, aanvankelijk als eenzame roependen in een cultuurrelativistische woestijn, schoorvoetend overgenomen door andere partijen. Voorzitter, ik pauzeer even voor de interruptie van mijn buurman.

De voorzitter: Fijn dat u meewerkt aan een goede orde van deze vergadering, dank u wel.

De heer Beertema (PVV): Zo zijn wij.

De heer Pechtold (D66): Voorzitter. We krijgen nu de volgende PVV'er die, zo moet ik zeggen, een stuk prozaïscher is dan zijn Rotterdamse voorganger, die zich wat hoekiger uitliet.

De heer Beertema (PVV): Ik kom ook uit Rotterdam, overigens.

De heer Pechtold (D66): Nou, ik heb daar ook nog zo mijn roots liggen, dus wie weet zijn er nog overeenkomsten.

De heer Beertema (PVV): Een zeer multiculturele stad, zoals u weet.

De heer Pechtold (D66): Ook de heer Beertema weet binnen dat frame van Europa binnen twee komma's alweer bij de islam te komen. In islamitische landen doen zich tal van problemen voor, zeker als een en ander gerelateerd is aan de staatsinrichting. We houden dat vanuit Nederland ook goed in de gaten. De laatste tijd vinden in Egypte verkiezingen plaats en daar zie je vrouwen naar de stembus gaan. Nu werkt de PVV echter samen met partijen in Europa die eigenlijk willen terugdraaien dat vrouwen naar de stembus kunnen gaan. Zojuist is bekend geworden dat de heer Wilders graag samenwerkt met een Poolse partij die vrouwen het kiesrecht ontneemt.

De voorzitter: Wat is uw vraag?

De heer Pechtold (D66): Nou, daar komt de vraag. Je kunt veel kritiek hebben op landen waar de islam langzaam zijn democratie aan het moderniseren is, maar op Europees niveau gaan we terug naar 1919, vanuit Nederlands opzicht, om vrouwen het kiesrecht te ontnemen. Wat vindt de PVV daarvan?

De heer Beertema (PVV): De heer Pechtold noemt heel veel dingen in één vraag. In de eerste plaats de vrouwen die in Egypte naar de stembus gaan: zij doen dat met gevaar voor hun eer, hun leven en hun gezondheid. Diezelfde vrouwen worden in het openbaar, op het Tahrirplein, nog steeds door bendes van in Egyptische ogen redelijk normale mannen aangevallen en verkracht terwijl de omstanders daar niets aan doen. Die gang naar de stembus is dus niet van gevaar ontbloot. Dat wil ik toch even gezegd hebben. Zo veel zegeningen tellen wij niet in relatie tot die Egyptische of Arabische Lente die zich daar heeft afgespeeld en waar de heer Pechtold en D66 heel blij van werden. We hadden het net over naïviteit en dat de naïeven de wereld zullen beërven. Nou, het zal wel.

Op het punt van die samenwerking het volgende. Wij zijn allemaal politici en wij werken dus samen met partijen in coalities, op heel pragmatische wijze. Wij maken daar heel zakelijke afspraken over. De heer Pechtold heeft dat indertijd ook gedaan. Hij doet dat op dit moment zelfs met een kabinet dat geen zegen is voor de economie en voor Nederland. Toch vindt hij mogelijkheden om, naast al die andere punten waarover hij principieel van mening verschilt met de PvdA en de VVD, heel pragmatisch samen te werken op andere punten. Dat is zijn goed recht. Hij krijgt mijn zegen echter niet, want er moet toch een oppositie over blijven. Die rol proberen wij zo goed en zo kwaad als dat gaat te vervullen. Dat is ons goed recht. De heer Pechtold moet ons echter niet het recht willen ontnemen om samen te werken met partijen met wie wij niet in alles overeenstemmen. Dat is namelijk politiek. Het pleit toch wel weer voor de naïviteit van de heer Pechtold als hij andere partijen daarop aanspreekt.

De voorzitter: Ik wil uw prozaïsch onderonsje niet verstoren, maar ik vraag u toch om iets korter en bondiger te vragen en te antwoorden.

De heer Beertema (PVV): Hierover wil ik toch een opmerking maken. In de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is de heer Van Meenen, de collega van de heer Pechtold, het contrapunt van de PVV. In mijn eerste praatje hier wordt D66 dat ook al. We moeten er ook een beetje van genieten, denk ik.

De voorzitter: Zeker, maar ik ben aangesteld voor de orde van deze vergadering. Ik geef nu het woord aan de heer Pechtold. Die mag een tweede vervolgvraag stellen.

De heer Pechtold (D66): Voor mij is het bloedserieus.

De heer Beertema (PVV): Voor mij ook.

De heer Pechtold (D66): Ik werk inderdaad samen met de VVD en de PvdA. De verschillen met die partijen vallen echter natuurlijk in het niet vergeleken met het samenwerken met fascisten, met holocaustontkenners, met homofoben en nu met mensen die zeggen, in een democratie: schaf het vrouwenkiesrecht maar af. De heer Beertema kan daarvan wegdraaien en zeggen dat dat pragmatisch is. Hij sprak zojuist over principes. Nou, die principes zijn dan nul waard. Er kan niet vaak genoeg verteld worden hoe de PVV in elkaar zit: holocaustontkenners, fascisten, homofoben. En dan komt nu in het rijtje – en zelfs dat is nog niet genoeg om aan een fractie van zeven partijen te komen in de Europese Unie – een partij die vrouwen het kiesrecht wil ontnemen. Schaam u ervoor!

De heer Beertema (PVV): Voor zover mijn informatie strekt, wil deze partij vrouwen niet het kiesrecht ontnemen. Er is een opmerking gemaakt waar alle geestverwanten van de heer Pechtold bovenop duiken, met diezelfde hoge toon. Ik vind dit namelijk een ontzettend hoge toon; ik begin bijna last te krijgen van mijn linkeroor. Die morele verontwaardiging van mijn buurman; als dat de toon is van deze commissie, dan zal ik mij daar de volgende keer op voorbereiden. Ik heb nog goede oordopjes liggen thuis want ik ben motorrijder. Dan komen we deze uurtjes wel door. Als ik iedere keer weer dit alles moet gaan nuanceren, dan doe ik dat graag, maar dan verwacht ik van de voorzitter enige coulance. Dan gaan deze vergaderingen namelijk uitlopen.

De voorzitter: Dat gaat zeker niet gebeuren, mijnheer Beertema, dat kan ik u in ieder geval verzekeren. We zitten hier met een aantal mensen en ik probeer deze vergadering binnen twee uur tot een zodanig einde te brengen dat iedereen voldoende spreektijd heeft gehad, dus ook een gelijke hoeveelheid spreektijd. Ik verzoek iedereen om daaraan mee te werken. Mijn welkomstwoord vul ik dus aan met het verzoek om u daarin een beetje te schikken. Er is nog een vraag, van de heer Klaver.

De heer Klaver (GroenLinks): Ik wilde het eigenlijk laten lopen, maar de heer Beertema zegt nu: «Als ik iedere keer weer dit alles moet gaan nuanceren». Als een van de parlementariërs van Front National zegt dat ze de volgende keer wel een oven meebrengen als er een Jood spreekt en als er nu een Poolse partij is – dat is de informatie waarover ik beschik, maar als de heer Beertema zegt dat het niet waar is, dan hoor ik dat graag – die vrouwen het kiesrecht wil ontnemen, wat valt er aan dat soort uitspraken dan te nuanceren? Wat valt daaraan te nuanceren? Wat is de rechtvaardiging om toch met hen samen te werken?

De heer Beertema (PVV): Ik neem aan dat mijn voorganger het hier ook al uitgelegd heeft.

De heer Pechtold (D66): Nee.

De heer Klaver (GroenLinks): Nee.

De heer Pechtold (D66): Daarom is hij weggegaan.

De heer Omtzigt (CDA): Dat heeft hij opengelaten.

De heer Beertema (PVV): Voorzitter, wie had het woord? Mag ik? Mevrouw Marine Le Pen heeft het Front National hervormd. Zij heeft ...

De heer Pechtold (D66): Zeker.

De voorzitter: Het woord is aan de heer Beertema.

De heer Beertema (PVV): Ja, voorzitter, ik hoor wat ...

De voorzitter: Mijnheer Beertema, ik verzoek u om uw betoog te vervolgen, want anders gaat dit debat helemaal uitlopen. Het woord is aan u. U vervolgt uw betoog.

De heer Beertema (PVV): Mijn vraag aan u is, is of het gebruikelijk is dat die lachjes vol dedain ...

De heer Pechtold (D66): Dan moet u eens in de plenaire zaal gaan luisteren wanneer uw eigen fractie bezig is. Gewoon doorpraten.

De voorzitter: Mijnheer Beertema, u gaat nu door met uw betoog. Ik verzoek de leden die niet het woord hebben om stilte te betrachten. De heer Beertema is aan het woord en hij antwoordt op de vraag van de heer Klaver.

De heer Beertema (PVV): Voorzitter. Marine Le Pen heeft die partij hervormd. Ik spreek even vanuit het perspectief van de PVV, de Partij voor de Vrijheid. Dat is een partij met een mandaat van de kiezer. Ik begrijp dat vooral mijn buurman, die nu nog steeds door mij heen probeert te praten zonder microfoon ...

De heer Pechtold (D66): Hou toch op man. Kinderachtige vent. Gewoon doorpraten, kom op.

De voorzitter: Mijnheer Beertema, gaat u daarop nu niet reageren. U bent aan het woord. Als u niet de vragen beantwoordt, dan ontneem ik u het woord. U kunt nu de vraag beantwoorden en anders gaan we door met de vergadering.

De heer Beertema (PVV): U gaat míj het woord ontnemen omdat ik verstoord word door deze parlementariër die mij het woord niet gunt door mij alsmaar aan te vallen?

De voorzitter: U bent hier welkom in deze commissie, u bent hier voor de eerste keer, maar wij werken hier op een iets andere manier dan u blijkbaar gewend bent. U kunt nu doorgaan met het beantwoorden van de vragen en anders geef ik het woord aan de heer Pechtold.

De heer Beertema (PVV): Doet u dat maar.

De heer Pechtold (D66): Kijk.

De heer Beertema (PVV): Ik vind het best. Ik ga mij de volgende keer hier wel op voorbereiden. Ik stel wel vast, en dat wil ik voor het verslag vastgelegd hebben, dat het mij niet mogelijk gemaakt wordt om mijn verhaal af te maken door interrupties en een houding van een enorm dedain van al deze zogenaamde volksvertegenwoordigers die het kennelijk niet kunnen verkroppen dat er hier iemand zit die het niet met hen eens is. Dat er hier een oppositiepartij ...

De heer Pechtold (D66): Ga dan weg. Ga dan weg. Ga dan weg.

De heer Beertema (PVV): Wat zijn dit nou voor kreten? Voorzitter. Wat zijn dit nou voor kreten?

De heer Pechtold (D66): Is dit zijn tijd of mijn tijd?

De heer Beertema (PVV): Wat zijn dit nou voor kreten: ga toch weg, ga toch weg?

De heer Pechtold (D66): Ja, ga dan weg als je het er niet mee eens bent. Ga dan weg.

De voorzitter: Even rustig.

De heer Beertema (PVV): Heb ik volgens mijnheer Pechtold niet het recht om hier te zijn of zo, om mijn verhaal te houden?

De heer Pechtold (D66): Zeker, zeker.

De heer Beertema (PVV): Ik heb niet het recht om mijn verhaal te houden?

De heer Pechtold (D66): En stemrecht.

De voorzitter: Mijnheer Pechtold, mijnheer Pechtold, ik ben nu aan het woord. Ik heb u zojuist het woord gegeven. Mijnheer Beertema heeft zijn betoog afgerond.

De heer Beertema (PVV): Voorzitter, ik vind dit een schandalige manier van werken.

De voorzitter: Dat kunt u doen.

De heer Beertema (PVV): «Dat kunt u doen». U bent voorzitter. U hebt de plicht nota bene om een parlementariër, waar u misschien ook niet zo heel blij mee bent, ...

De voorzitter: Daar gaat het helemaal niet om.

De heer Beertema (PVV): ... het woord te gunnen.

De heer Pechtold (D66): Stil nou toch man. Stel je niet aan.

De voorzitter: Mijnheer Pechtold.

De heer Van Bommel (SP): Voorzitter, mag ik een opmerking over de orde maken?

De heer Pechtold (D66): Ja, voorzitter, een punt van de orde. Ik laat me gewoon niet hier ...

De heer Beertema (PVV): Als wat? «Ik laat me gewoon niet hier ...» Maak die zin dan eens af.

De heer Pechtold (D66): U ontregelt, mijnheer Beertema.

De heer Beertema (PVV): Ik ontregel? Ik houd een verhaal. Ik krijg allerlei vragen.

De voorzitter: Ik schors de vergadering.

De heer Beertema (PVV): Hij schorst de vergadering. Gefeliciteerd mijnheer Pechtold. Geweldig gedaan.

De vergadering wordt geschorst van 9:57 uur tot 9:59 uur.

De heer Beertema (PVV): Voorzitter. Ik neem toch de gelegenheid om even mijn verhaal af te maken.

De voorzitter: Ik sta dat toe, onder één voorwaarde. U hebt nog twee minuten spreektijd. U moet zich net als andere leden gedragen. Ik zeg het ook in de openbaarheid. Dat betekent dat u zich houdt aan de orde. Ik verzoek de andere leden om de heer Beertema zijn verhaal te laten doen. Het woord is aan de heer Beertema.

De heer Beertema (PVV): Voorzitter. Ik had het over de concrete toegevoegde waarde voor de burger, nu pas, anno 2014, na een rampzalige EP-verkiezing met een opkomstpercentage van 37% in Nederland en 13% in Slowakije. Die was er kennelijk niet. Dat betekent ook dat het Europees parlement en de Europese Commissie nauwelijks mandaat hebben, vanuit ons perspectief. Wij kunnen dan ook niet anders concluderen dan dat de democratische legitimatie van de EU, waarover we het vanmiddag zullen hebben, er niet is. Ik hoor graag een reactie van de Minister op dat thema: concrete toegevoegde waarde voor de burger.

Ik heb niet zo veel spreektijd meer dus ik ga snel over op Albanië. Albanië zou volgens de Europese Commissie in beeld zijn om kandidaat-lidstaat te worden in juni van dit jaar. Heeft de Minister zich gerealiseerd dat dat land een 3,1 scoort op een schaal van 10 op de lijst van de Transparancy International corruption index? Is dat een punt van overweging geweest? Of maakt het niet uit dat Albanië lager scoort dan landen als Egypte, Colombia, Marokko, Malawi, Roemenië en Bulgarije? De toetreding van die laatste twee landen tot de EU was vrij dramatisch. Zijn er lessen geleerd van de toetreding van die landen? Als dat het geval is, hoe zijn die dan geconcretiseerd bij het voornemen om Albanië tot kandidaat-lidstaat te verheffen?

Mijn laatste vraag is gerelateerd aan die status van kandidaat-lidstaat. Hoeveel geld brengt die met zich mee? Hoeveel geld gaat er in dat kader jaarlijks vanuit Brussel naar Tirana? Dat was mijn laatste vraag. Daarmee sluit ik mijn eerste bijdrage aan deze gezellige commissie af. Dank u wel voorzitter.

De voorzitter: Het woord is aan de heer Pechtold.

De heer Pechtold (D66): Voorzitter. Ik neem het stokje graag over. Een agenda van maar liefst zes pagina's over klimaat en energie, maritieme veiligheid, Albanië en cohesiebeleid. The biggest show in town is natuurlijk de nieuwe Commissie, met een nieuwe voorzitter en nieuwe prioriteiten. Ik snap dat het kabinet wat kaarten tegen de borst wil houden, maar misschien kunnen wij toch iets meer te horen krijgen over het actuele denken. Het kabinet zegt: over de Nederlandse Commissaris zijn geen afspraken gemaakt. Ik hoor PvdA en VVD zeggen: eerst de inhoud, dan de poppetjes. Collega Omtzigt heeft een motie ingediend waarin de regering werd gevraagd om te kijken naar de inhoud en om de politieke kleur niet leidend te laten zijn. Die motie haalde het echter niet omdat de fracties van de VVD en de PvdA tegen stemden. Mijn fractie is benieuwd wat het kabinet gaat doen. De nieuwe Commissievoorzitter splijt op dit moment de Unie. De foto van onze premier in een bootje met Cameron, Merkel en Reinfeldt was mooi, maar de vraag is natuurlijk: waar gaat het bootje heen? Merkel en Cameron vechten elkaar natuurlijk de tent uit over Juncker. Het Europees parlement legt het veto op tafel. We horen geruchten – mijnheer Verheijen, houd even uw oren dicht – over Lagarde, Enda Kenny, Helle Thorning-Schmidt; namen volop. Ik vraag het kabinet wat Nederland in deze hele discussie eigenlijk zegt. Het kabinet wil geen namen noemen maar is dat vol te houden als de Minister zelf zegt: ik was de afgelopen dagen in Engeland en iedereen daar verzet zich tegen Juncker; zijn benoeming zou wel eens een katalysator kunnen zijn voor het proces om uit de Unie te stappen? Kan het kabinet blijven komen met de tekst: de inhoudelijke agenda voor de komende vijf jaar staat voorop? Als dat al zo is, met welke agenda dan? Die van Cameron, die van Merkel of is het de polsstok van Timmermans? Maakt de Raad die agenda gewoon zelf? De Commissie is toch eigenlijk onafhankelijk? Deelt het kabinet de mening dat dit proces dan vooral verliezers oplevert? Moeten we misschien een verdragstekst hierop aanpassen? Ik ben heel benieuwd naar de opstelling van het kabinet op dit punt.

Ik kom te spreken over klimaat en energie. In de brief blijft het kabinet hangen in jargon. De belangrijke vraag is: gaan we naar bindende doelstellingen of niet? Mijn fractie is daar voorstander van, maar het kabinet is dat nog steeds niet. De Commissie zei op 22 januari: laten we het doel voor duurzame energie in 2030 verhogen van 27 naar 35%. Dan halveert de import van fossiele brandstoffen in 2050 en consumeren we in 2030 bijna 30% minder gas dan nu. Ook zei de Commissie: bindende doelen erbovenop leiden tot nog minder afhankelijkheid op middellange termijn. Waarom doet het kabinet hier niets mee? PvdA-leider Samson schreef eind april een mooi opiniestuk in de Volkskrant: één Europees energiebeleid, krachten bundelen, kortom een soort new energy deal. Stevige taal. Het kabinet heeft sindsdien echter niets nieuws gebracht terwijl gisteren zeven landen zeiden: we willen bindende klimaatdoelstellingen. Waarom zat Nederland daar niet bij? Steunen we hen dadelijk wel in Brussel?

Veel collega's hebben inmiddels al het nodige gezegd over Thermphos. Heeft het kabinet alle instrumenten uitgeput of is er toch nog een manier om Thermphos een handje te helpen?

De heer Omtzigt (CDA): Voorzitter. Wederom is er een lange agenda voor de Raad Algemene Zaken. Laat ik beginnen met het hoofdonderwerp. Naast mij wordt doorgepraat; het is alsof ik in een parallelle vergadering beland ben. Ik ga mijn best doen. Het lijkt mij handig om die oordopjes van mijn PVV-collega te lenen; hij schijnt er wat te hebben.

Laat ik beginnen met Albanië omdat daarover een halfjaar geleden een motie van ondergetekende en collega Segers van de ChristenUnie is ingediend. Daarin stond dat dat land in onze ogen niet klaar was voor de kandidaat-lidmaatschapstatus. In artikel 49 van het Verdrag staat dat een land moet voldoen aan de Kopenhagencriteria om toe te treden en dat de absorptiecapaciteit voldoende moet zijn. De absorptiecapaciteit zal voor Albanië geen probleem zijn want het land is relatief klein ten opzichte van de Unie. Ik zal daarom de Kopenhagencriteria langslopen. Een van de Kopenhagencriteria is the existence of a viable market economy. Oftewel: er moet een markteconomie zijn en die moet werken. Al in 2013 schreef de Europese Commissie dat hoewel er vooruitgang geboekt is in het tot stand brengen van een markteconomie, Albanië nog een en ander moest doen. Er werden toen ongeveer zes dingen genoemd: het op orde krijgen van de publieke financiën, het omlaag brengen van de schuld, het verbeteren van de governance, het verbeteren van de arbeidsmarkt, het verbeteren van de bescherming van eigendomsrechten en het bevechten van de corruptie. Nou, dat hebben we gezien in de afgelopen tijd. Op deze punten wordt niet een voor een teruggekomen in de brief. Ik kan dus niet anders concluderen dan dat er nog geen functionele markteconomie is.

Daarbij tel ik op dat andere instanties het evenmin positief inzien. Transparancy International zet Albanië ongeveer op plaats 100 wat betreft de mediavrijheid en de onafhankelijkheid van de rechtspraak. Dat is ver onder enig Europees land. Op het punt van corruptie staat Albanië op plek 116. Het staat dus steeds als allerlaatste, achter alle EU-landen. Uit een recente peiling blijkt overigens dat 40% van de mensen in Albanië denkt dat corruptie in de afgelopen twee jaar sterk is toegenomen. Het is dus niet afgenomen, zoals de EU beschrijft. Minderhedenbescherming blijft een groot probleem. Dat is te zien in zowel de voortgangsrapportage van de Europese Commissie als bij de Raad voor Europa. Ze worden niet eens erkend als minderheid. Dat betekent dat Albanië wat de CDA-fractie betreft niet aan de criteria voldoet. Albanië is in Thessaloníki wel een uitzicht op het kandidaat-lidmaatschap beloofd; daar is de CDA-fractie helder en duidelijk over. Het is dus niet een discussie over de grenzen van Europa want daar valt Albanië volledig binnen. Het land is op dit moment echter niet klaar voor het kandidaat-lidmaatschap op basis van de feiten. Ik vind dat we de criteria strak moeten toepassen. Dat heeft ook het verleden ons geleerd, bijvoorbeeld de casus van Griekenland en de euro. Hadden we toen maar nee gezegd, want dan was ook Griekenland een plezier gedaan, niet alleen de rest van de Unie. De Grieken zijn degenen die het meest eronder lijden. We hebben dat ook gezien bij Roemenië en Bulgarije.

Ik kom nog kort te spreken over een aantal andere punten. Ook wij vonden het jammer dat de motie waaraan collega Pechtold refereerde niet aangenomen is. We moeten nu iedere keer weer vissen naar de stand van de onderhandelingen. Het is, zoals mijn VVD-collega zegt, een combinatie van poppetjes en inhoud die bediscussieerd wordt. Overigens heb ik daar ook wel enig begrip voor. Op het moment dat Verhofstadt voorzitter van de Commissie wordt, is er een totaal andere agenda dan als Geert Wilders voorzitter van de Commissie wordt, om maar eens een zijstraatje te noemen. Het een is niet helemaal los te zien van het ander. Ik zou in elk geval graag inzicht krijgen in de onderhandelingen die op dit moment plaatsvinden. Ik vond het interessant om te constateren dat toen wij vroegen wat er in het bootje in Zweden besproken was, er van alles aan bod kwam behalve wie de voorzitter van de Europese Commissie zou worden. Wij kunnen ons niet voorstellen dat ze het daarover onder het roeien niet hebben gehad.

Ik heb net de antwoorden gezien op de vragen over Thermphos. Ik dank de Minister voor de snelle beantwoording daarvan. Ik realiseer mij dat de vragen uitgebreid waren. We hebben nog twijfels over de reden dat Nederland op dit punt het braafste jongetje van de klas gespeeld heeft. Klopt die indruk volgens de Minister? Wij hadden te maken met een probleem waarvan de gevolgen groot waren voor de regio en dat relevant was voor de Unie omdat het om de enige producent van witte fosfor ging. Door het faillissement zijn wij daarvoor afhankelijk geworden van Kazachstan en zijn 450 mensen in Zeeland ontslagen. Ik vraag de Minister om te reflecteren op de vraag of, als we eerder hadden ingegrepen zoals Zeeland zegt, dit voorkomen had kunnen worden. Hebben we hier lessen uit geleerd? Kunnen we Zeeland nog tegemoetkomen met Europese fondsen, net als alle zuidelijke lidstaten doen?

De heer Klaver (GroenLinks): Voorzitter. Ik wil vandaag bij twee onderwerpen stilstaan: bij de spitzenkandidaten en bij de Europese energiestrategie.

De kiezer werd voorgehouden dat de verkiezingen voor het Europees parlement niet alleen over de inhoud gingen maar ook over kandidaten. Ik vond dat eigenlijk een goede ontwikkeling. We weten allemaal hoe belangrijk personen zijn in een democratie en dat die kunnen zorgen voor een nog grotere betrokkenheid van burgers en kiezers bij het democratische proces. Ik ben niet de enige die dat vindt. Ook de premier, in zijn hoedanigheid als partijleider, heeft zich hiervoor ingespannen. Hij heeft binnen de liberale fractie in Europa bemiddeld tussen Wolfstadt en Rehn zodat zij een goede spitzenkandidaat naar voren zouden schuiven. Nu zijn de verkiezingen voorbij en is er een heldere uitslag, maar is een en ander toch wat verstomd. Partijleider Rutte spreekt als premier niet duidelijk uit dat de spitzenkandidaat wiens partij de meeste stemmen heeft gekregen ook als eerste de kans moet krijgen om een meerderheid in het Europees parlement te verwerven. Ik vind dat een gemiste kans. Dat is jammer. Dat is een ander argument dan te zeggen dat de inhoud en de persoon niet los van elkaar te zien zijn. Als je vooraf met elkaar afspraken maakt en spitzenkandidaten aanwijst, en de premier daaraan meewerkt, dan is het belangrijk om daaraan een vervolg te geven. Uiteindelijk is het aan het Europees parlement om te kijken of ze hem kunnen steunen en of de kandidaat een meerderheid kan krijgen.

Toch blijft het verzet tegen Juncker hevig, vooral van Cameron. Deze dreigde het referendum over de Britse uittreding te vervroegen als Juncker het wordt. Ik hoor het kabinet graag publiekelijk afstand nemen van dit soort chantagetechnieken. Verwacht de Minister echt dat het referendum vervroegd wordt? De kritiek van Cameron was er mede op gericht dat nog niet iedereen op Juncker en zijn tegenkandidaten kon stemmen. Daarom zou wellicht een volgende stap het invoeren van deels grensoverschrijdende kieslijsten kunnen zijn. Ik stel me zo voor dat kiezers dan twee stemmen mogen uitbrengen; pakweg 50 zetels in het Europees parlement zouden grensoverschrijdend kunnen zijn. Dit heeft als voordeel dat iedereen in Europa op die spitzenkandidaten kan stemmen. Ik ben benieuwd hoe het kabinet kijkt naar de mogelijkheid van een dergelijke ontwikkeling in de toekomst.

Ik kom te spreken over de Europese energiestrategie. De gas-chantage door Rusland is weer volop gaande. Het is goed dat de Europese Commissie aangeeft met een voorzieningszekerheidstrategie te komen. We moeten namelijk energie-onafhankelijk worden. Dit plan gaat wat mijn fractie betreft echter nog lang niet ver genoeg. Gaslevering is een politiek instrument dat wordt gebruikt. Rusland denkt plotseling de prijs voor gas in Oekraïne te kunnen aanpassen omdat de eerdere prijs gebaseerd was op een deal met Janoekovitsj in ruil voor de havenbasis op de Krim. Nu de Krim toch is geannexeerd, zou die prijsafspraak niet meer relevant zijn. De prijs kan dus weer omhoog. Dat is ordinaire machtspolitiek van het laagste niveau. Europa moet hiertegen als één blok opereren. Meer Europa op het gebied van energie is nodig. De Commissie stelt daarom voor dat lidstaten hun energievraag bundelen en de Commissie laat deelnemen aan onderhandelingen over de gascontracten. Dat is een goede ontwikkeling, maar mijn fractie vindt het niet genoeg. Mijn fractie zou nog verder willen gaan en stelt voor dat de Commissie een veto krijgt op het punt van het sluiten van gascontracten door lidstaten. Zo kan worden voorkomen dat Rusland lidstaten tegen elkaar uitspeelt. Ik hoor graag de mening van de Minister hierover.

Ik kom hierop als ik kijk naar een onderwerp als South Stream, ook een onderwerp waarover in de vergadering van de Raad zal worden gesproken. Op dit moment heeft de Europese Commissie juridische bezwaren tegen South Stream. Bulgarije zou het project onderhands hebben aanbesteed aan onder meer Russische geldschieters die op de zwarte lijst van de EU staan. Bovendien zou Gazprom monopolist worden in strijd met de marktregels. Deelt het kabinet deze bezwaren? Wat gaat het kabinet doen om de Commissie in dezen te steunen?

Gisteren kwam een brief binnen van zeven landen die aangeven dat er bindende regels moeten komen voor de klimaat- en energiedoelstellingen. De naam van Nederland ontbrak daarin en dat vond ik opmerkelijk omdat de Minister tijdens het overleg van 5 februari jongstleden nog aangaf dat hij voorstander is van die bindende doelstellingen omdat die belangrijk zijn in Europa. Het kabinet zou daarover spreken. Ik ben benieuwd wat dat gesprek in het kabinet heeft opgeleverd. Aangezien wij niet onder die brief staan, vraag ik de Minister of hij deze landen gaat steunen in de raad.

De heer Van Bommel (SP): Voorzitter. Het belangrijkste onderwerp, naast de vraag wie de voorzitter van de Europese Raad wordt, zal het kandidaat-lidmaatschap van Albanië zijn. Een groot probleem in Albanië is corruptie. De index van Transparancy International is al aangehaald. Ook de drugs- en mensenhandel en het witwassen van geld spelen nog steeds een grote rol in Albanië. Onlangs was premier Rama op bezoek bij de Kamer. Hij heeft zijn goede wil getoond. Dat blijkt ook uit alle maatregelen en programma's die zijn aangekondigd en de programma's die al lopen. De vraag is echter hoe het zit met de hervormingen en de geloofwaardigheid van de uitvoering. Allerlei zaken beloven en op papier zetten, wil niet zeggen dat ze ook worden uitgevoerd. Het voordeel van de twijfel hebben we in het verleden wel gegund aan kandidaat-lidstaten, maar de vraag is of dat hier ook aan de orde moet zijn. Ook verneem ik graag van de Minister hoe het zit met de Nederlandse positie ten opzichte van andere landen. Nederland was een van de weinige landen die een uitgesproken bezwaar maakte. Hoe is de situatie nu? Zouden wij bij een eventueel nee alleen staan?

Ik krijg ook graag duidelijkheid over hoe het zit met de beschikbaarheid en toegang tot de fondsen. Wat betekent de nieuwe vorm waarvoor in recente jaren gekozen is – wel kandidaat maar geen opening van de onderhandeling – voor de toegang tot fondsen? Er wordt vrij algemeen gezegd «geen toegang» maar is dat helemaal zo? Is er echt geen enkele toegang tot fondsen? Ik hoor graag een helder antwoord op die vraag.

Op het punt van klimaat en energie dwingt de actualiteit tot spoed in het zoeken naar meer samenwerking in Europa. Het is natuurlijk van belang om te komen tot meer energiezekerheid, vraagbeperking en diversificatie van leveranciers en bronnen. In de geannoteerde agenda worden daar behartigenswaardige woorden over gesproken. Het kan echter allemaal nog wel een tandje sneller. Ik denk dat Nederland dat ook wel zou willen, maar misschien nog niet de juiste partners heeft gevonden in Europa. Energiebesparing krijgt nog steeds te weinig prioriteit. Er zouden in Europees verband sterkere afspraken gemaakt moeten worden. Dat zal ons onafhankelijker maken. De nadruk ligt nog te veel op diversificatie van fossiele brandstof en te weinig op verschuiving naar duurzaam. Ook op dat punt denk ik dat de Nederlandse regering wel harder wil lopen. Wie zijn onze partners daarin en wie liggen er op dat punt dwars? Ambitieuze doelen voor duurzame energie zijn natuurlijk het enige, echte antwoord op de behoefte aan energieafhankelijkheid. Op dat punt kunnen wij naar mijn mening een tandje bijzetten. Ik verneem graag van de Minister in welke landen hij hierin een partner ziet en of wij duidelijker een gidsland kunnen zijn in Europa op dat gebied.

In relatie tot het Europees semester het volgende. De landenspecifieke aanbeveling en het commentaar daarop van de Nederlandse regering hebben de Kamer bereikt. Hoe zit het met de uitvoering van die aanbevelingen? We zien dat grote landen als Duitsland, Frankrijk en Italië slecht scoren in het realiseren van de aanbevelingen. Nederland scoort zo'n 50% en zit daarmee in de voorhoede. Wat is de appreciatie van het kabinet van het hele proces? Wat zegt dit over het functioneren van het Europees semester? Hoe zijn de beperkte scores van Duitsland, Frankrijk en Italië te verklaren? Heeft men er daar geen belangstelling voor? Ziet men de noodzaak niet? Of probeert men juist op andere fronten doelen te bereiken die dan met betrekking tot de landenspecifieke aanbevelingen een slechte score laten zien?

Alle voorgaande sprekers hebben gesproken over het faillissement van Thermphos in Zeeland. De SP steunt een nadere speurtocht naar mogelijkheden binnen de beschikbare fondsen. Ik heb net kennisgenomen van de antwoorden die de Kamer tijdens deze vergadering hebben bereikt. Die antwoorden leiden tot de conclusie dat er wel gevraagd is om een bijdrage aan de opruimingskosten door de Minister van Economische Zaken. Ik maak uit de antwoorden echter ook op dat het verzoek om een bijdrage gekoppeld was aan het zoeken naar de mogelijkheid van een doorstart van het bedrijf. Die doorstart is niet meer aan de orde. Ik denk dat je kunt stellen dat Thermphos het slachtoffer is van globalisering. Daar is een fonds voor. Er zou toch juist bij dat fonds aangeklopt moeten kunnen worden omdat de doorstart niet meer aan de orde is en hier duidelijk sprake is van een slachtoffer, wat in de Europese context ook nog eens zeer ongelukkig uitkomt. Ik hoor graag een reactie op dit punt.

De voorzitter: Hiermee is een einde gekomen aan de eerste termijn van de Kamer. Ik geef graag het woord aan de Minister van Buitenlandse Zaken.

Minister Timmermans: Voorzitter. Ik dank de leden voor hun boeiende bijdrage in de eerste termijn. Ook in deze commissie is er innovatie; het is interessant om dat te zien vanaf deze kant van de tafel. Sommige dingen blijven echter meer hetzelfde dan je van tevoren misschien gedacht zou hebben, zo is mij gebleken.

Laat ik beginnen met Albanië. Wat is dat nou, die kandidaat-lidstatus? Dat is niet meer en niet minder dan het politiek codificeren van wat eigenlijk al zo is. In de Kamer, een enkele uitzondering daargelaten, is heel brede steun voor de gedachte dat de enige echte oplossing voor Zuidoost-Europa of de Balkan of hoe je het ook wilt noemen, uiteindelijk gelegen is in volledige integratie in Euro-Atlantische structuren. Dat draagt immers bij aan economische vooruitgang, oplossing van onderlinge problemen en versterking van mensenrechten en democratie. Dat is nodig. Een alternatief daarvoor zien wij niet. Dit wordt door heel veel fracties in deze Kamer ook zo gezien. De vraag is wat de betekenis is van een stap die je zet om politiek vast te stellen dat een land kandidaat-lid is. Het is indertijd verzonnen, als iets nieuws, omdat we niet zo goed wisten hoe we met Macedonië om moesten gaan. Dat land had om politieke redenen heel erg de bevestiging nodig dat er uitzicht was op het lidmaatschap, maar kon door andere politieke redenen – met name de naamskwestie – op geen enkele manier uitzicht krijgen op de start van de onderhandelingen. Toen is deze formulering bedacht. Die is nu ook aan de orde voor Albanië. We hebben zes maanden geleden hierover gesproken in de Kamer. Toen was de lijn van de Kamer, die het kabinet deelde: veel goede voornemens maar geen concrete stappen; we moeten zien of Albanië in staat is om die concrete stappen te zetten. Alle opmerkingen die gemaakt zijn, door de heer Omtzigt en anderen, over de enorme achterstand die Albanië heeft, kloppen. Ik vind dat we de verantwoordelijkheid hebben om dat in het perspectief te plaatsen van waar Albanië vandaan komt, namelijk zo'n beetje uit de Middeleeuwen van de twintigste eeuw tijdens het bewind van Hoxha. Met horten en stoten, vallen en opstaan, zijn stappen gezet waarvoor premier Rama echt complimenten verdient. Er zijn concrete, harde en zeer ingrijpende en moeilijke stappen gezet in de afgelopen maanden, zeker op het vlak van de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit, het opschonen van de rechtsstaat en het aanpakken van de corruptie. Het aantal veroordelingen is gestegen, evenals het aantal aanklachten. Op al die indicatoren heeft Rama vooruitgang geboekt. De eerste vraag van de heer Verheijen was of er voortgang is geboekt. Mijn antwoord daarop is dat we gewoon echt empirisch kunnen vaststellen dat er voortgang is geboekt, met cijfers erbij.

Het tweede punt van de heer Verheijen is het krachtenveld in Europa. Zoals ik het nu kan overzien, komen niet alleen de Commissie maar ook alle lidstaten tot de conclusie dat Albanië voortgang heeft gemaakt. Ik vermoed dat dinsdag de unanieme beslissing wordt genomen dat Albanië de kandidaat-lidmaatschapsstatus kan krijgen. Ik heb daar geen zekerheid over, maar dat is de indicatie die ik vandaag heb. De derde vraag is dan natuurlijk: wat betekent dat concreet voor het traject naar de onderhandelingen? Eigenlijk niets. Dat traject zal nog heel erg lang duren. We moeten ons daar geen illusies over maken. Ik denk dat de Europese Unie op dat punt een lerende organisatie is. Ik zie heel goed de kritiek van de heer Omtzigt op wat indertijd is gebeurd rond Roemenië en Bulgarije. Daarvan plukken we nog steeds de wrange vruchten. Op een essentieel punt hebben we gezegd «dat komt wel na de toetreding» en daarin hebben wij ons gewoon vergist. Maar goed, dat hebben we al vaker tegen elkaar uitgesproken. Financieel betekent het ook helemaal niets. Albanië heeft toegang tot de IBA-fondsen. Die toegang verandert niet. Het krijgt echter geen euro méér door deze politieke verklaring. Het is een puur politiek signaal; het heeft geen materiële consequenties ten aanzien van de start van de onderhandelingen of de begroting van de Europese Unie. Mijn indruk is dat hierover consensus bestaat in de raad. Ik vind dat er ook inhoudelijke redenen zijn om in te stemmen, los van de vraag of Nederland geïsoleerd zou komen te staan. Ik ben niet bang om geïsoleerd te staan als de zaak erom vraagt. Ik vind echter op inhoudelijke merites dat Albanië deze stap op dit moment verdient.

De heer Verheijen (VVD): Dank voor de antwoorden van de Minister. Hij geeft aan dat een kandidaat-lidmaatschap ook in hoge mate symboliek is. Volgens mij hebben we allemaal belang bij stabiliteit en rechtsstatelijkheid aan de grenzen van Europa. Bevordert de symbolische status van het kandidaat-lidmaatschap naar de mening van de Minister de voortgang van de rechtsstatelijke hervorming in de komende jaren? Wordt het land daar meer door geprikkeld? Helpt het in het land zelf? Hoe wordt dat daar ervaren?

Minister Timmermans: Ik kan het niet anders zeggen dan zoals premier Rama het tegen mij heeft gezegd. Hij heeft gezegd: ik heb dit heel erg hard nodig om hard te kunnen blijven optreden tegen de georganiseerde criminaliteit. Die georganiseerde criminaliteit is in bepaalde regio's van Albanië – het is triest om te moeten vaststellen – van groot economisch belang. De transitie naar een economie die niet op criminaliteit is gebaseerd, zal voor de mensen daar pijn gaan doen. Zij zijn bereid om pijn te lijden als het perspectief is dat men uiteindelijk, hoe lang het ook duurt, de kans krijgt om te onderhandelen over toetreding tot de Europese Unie. Ik kan het niet simpeler zeggen dan dit. De goede krachten in Albanië die echt de hervormingen willen doorzetten, tegen ongelooflijke weerstand in, worden enorm gesterkt met een positief signaal vanuit Brussel. Zij moeten niet weer een cold shoulder krijgen. De tegenstanders van Rama, overigens ook van de oppositiepartij die heel lang aan de macht is geweest onder Sali Berisha, laten mij weten dat de verkeerde krachten in de kaart worden gespeeld als nu nog een keer de kandidaat-lidmaatschapsstatus wordt afgewezen. Daarover zijn oppositie en regeringspartijen, die een enorme confrontationele koers tegenover elkaar voeren, het dus wel eens. Overigens, zo zeg ik dan even plagend tegen de heer Omtzigt, voel ik mij hierin ook gesteund door de senaatsfractie van het CDA die deze lijn van het kabinet expliciet steunt. Ook hierover kan binnen een grote traditionele partij verschil van opvatting bestaan.

Ik kom op het volgende onderwerp: quo vadis, Europa? Op korte termijn hangt dit samen met de inhoudelijke keuze die we maken en met de keuze voor persoonlijkheden. Ik geef meteen toe tegenover iedereen die over dit onderwerp begint, dat die twee dingen niet uit elkaar zijn te houden. Die twee dingen hebben met elkaar te maken. Er is een inhoudelijk programma en daar horen personen bij die geloofwaardig zijn en een inhoudelijk programma kunnen uitdragen en vormgeven. De vraag is alleen: welke volgorde hanteer je bij de beslissing hierover? De heer Pechtold was heel sceptisch toen ik kwam met het idee van een paar speerpunten, maar ik geloof dat hij nu ook wel erkent dat dat idee steeds breder gedragen wordt in de Europese Unie. We zijn er nog niet helemaal, maar ik heb wel het idee dat de Europese Raad in staat zal zijn om echt een aantal prioriteiten vast te stellen. Dan hebben we een Commissievoorzitter nodig die bereid is om die prioriteiten tot de hare of de zijne te maken. Vervolgens moet hij of zij bereid zijn om de Commissie daarnaar te structureren. Dat wordt namelijk even belangrijk. Er zal echt aan clustering moeten worden gedaan in de Commissie, er zullen echt prioriteiten vertaald moeten worden naar de organisatie van de Commissie.

Het tweede punt is dat we steedshebben gezegd: maak het niet persoonlijk. Premier Rutte heeft dat ook steeds uitgedragen naar al zijn collega's. Als je het persoonlijk maakt en mensen op de persoon gaat aanvallen, dan maak je het hen onmogelijk om er op een verstandige manier uit te komen. Als je iemand in een hoek zet, dan kan hij daar niet meer uitkomen. Als je echter zegt «met hem onder geen beding» dan maak je het voor jezelf ook moeilijk. Dit is wat we voortdurend tegen onze Britse vrienden en anderen hebben gezegd. Uiteraard heeft de Nederlandse regering niets tegen de persoon van Jean-Claude Juncker. Ik vind wel dat politieke partijen in lidstaten, en in overleg met de koepels in Brussel, best na afloop mogen evalueren of dat idee van die spitzenkandidaten zo verstandig is. Eigenlijk creëer je daarmee een dynamiek van een politieke situatie die op gespannen voet staat met afspraken in het verdrag. Het verdrag is heel duidelijk: de Europese Raad doet een voordracht aan het Europees parlement met medeweging van de resultaten van de Europese verkiezing. Dat laatste is nieuw. Dat betekent echter niet, zoals dat wel eens door het Europees parlement is geïnterpreteerd, dat het Europees parlement bepaalt. Het is jammer dat dit in de spanning tussen Europees parlement en Raad terecht is gekomen. Ik denk dat het parlement en de Raad dat wel overleven, maar de Commissie ertussen vermorzeld dreigt te worden. Zeker een kleinere lidstaat als Nederland heeft altijd behoefte aan een sterke Commissie met een sterk mandaat en sterke persoonlijkheden die zich kunnen handhaven tegenover al dat politieke geweld van het Europees parlement aan de ene kant en de Europese Raad aan de andere kant. Dat is dus eigenlijk de insteek van Nederland. Als ik aan uw kant van de tafel zou zitten, dan zou ik exact dezelfde vragen stellen als ook de heer Pechtold stelt. Vragen als «geef eens een inkijkje» en «vertel eens wat meer». Ik begrijp het volkomen. Ik vraag u echter om begrip voor het feit dat we op dit moment, zeker in deze fase, vlak voor de Europese Raad van volgende week, niet moeten speculeren over het algemene plaatje of over de positie van Nederland daarin. Ik weet heel zeker dat u ons na afloop weet te vinden om ons de maat te nemen over het resultaat.

De heer Pechtold (D66): Zo zijn we nu ook weer niet, hoewel ik mij dat bij een enkel resultaat nog wel kan voorstellen. We gaan er evenwel van uit dat de kopstukken in het kabinet naar hun beste vermogen het Nederlandse belang voorop zullen stellen en uiteindelijk natuurlijk ook het Europese belang. Omdat de Minister niet geheel vrij is van kritiek op het systeem, vraag ik hem of het Nederlandse kabinet bereid is om achteraf wat meer inzicht te bieden in hoe een en ander verlopen is. Ik denk dat we daarvan kunnen leren. In het zoeken naar een oordeel over het fenomeen van de spitzenkandidaat, zou ik het waarderen, zeker als nu de kaarten grotendeels tegen de borst worden gehouden, als deze commissie achteraf openheid krijgt. Dat mag van mij ook in beslotenheid hoor. Dan kunnen we ervan leren en dan lopen we niet elke keer weer tegen hetzelfde gedoe aan, zoals bij de begrotingssystematiek.

Minister Timmermans: Ik heb daar zeker geen bezwaar tegen. Dat kan besloten of niet-besloten; dat moeten we tegen die tijd maar eens bekijken. Ik denk dat er in heel veel lidstaten achteraf bekeken zal worden hoe een en ander gelopen is en hoe de politieke realiteit zich verhoudt tot de institutionele realiteit die in de verdragen is neergelegd. Dat kan ook een rol gaan spelen in toekomstige verdragswijzigingen. Het lijkt mij goed om het in dat kader nog eens tegen het licht te houden. De heer Pechtold weet ook dat dit heel erg te maken heeft met partijpolitieke verhoudingen in Europa. Mij valt op dat meer dan ooit tevoren echt een politieke dimensie is ontstaan die boven de lidstaten uitstijgt. De nationale belangen zijn nog steeds van invloed op het proces, maar in toenemende mate is de politieke context van de leiders van die landen dat ook. Dat is een interessante dynamiek die het er niet gemakkelijker op maakt.

Dit is ook het punt van de heer Verheijen. Hij zegt: de EU schreeuwt om hervorming. Daar heeft hij gelijk in. De EU schreeuwt evenwel vooral om inhoudelijke hervorming, om hervorming op het punt van beleid dat de uitdaging van vandaag en morgen moet vormgeven. Europa is veel te groot geworden in kleine zaken en dat levert ergernis op. Europa is ook veel te klein gebleven in de heel grote vraagstukken. Een aantal leden heeft in dit verband al energie genoemd. Dat geldt overigens ook voor het onderwerp dat mevrouw Maij heeft aangekaart: immigratie, met name asiel. De taskforce Middellandse Zee is op dat punt een begin. Of wij het nu willen of niet: dit wordt een hoofdthema in de nieuwe Commissie. Gelet op de onrust aan de grenzen van de Europese Unie is er een kans dat de druk van immigratie en vluchtelingen daar alleen maar groter wordt. Dat kan ontwrichtend werken op de Europese Unie als geheel. Wij weten zo langzamerhand ook wel dat nog meer patrouilleboten en nog hogere hekken uiteindelijk niet afdoende zijn. Er moet veel meer een geïntegreerd totaalbeleid komen voor het bieden van kansen aan mensen op de plekken waar zij vandaan komen. Ik meen dat dat besef in Europa steeds verder toeneemt. Dit zal ook voor de nieuwe Commissie een grote uitdaging worden. Daarover wordt in de Europese Unie nu veel te weinig geïntegreerd gesproken en gedacht. De Hoge Vertegenwoordiger speelt een rol in het buitenlands beleid. Daarnaast is er nog een Commissaris die verantwoordelijk is voor noodsituaties, een voor ontwikkeling, een voor recht, een voor immigratie. Dat is allemaal veel te versnipperd. Dat moet veel geïntegreerder worden benaderd. Als je dat niet doet, dan is de onzalige discussie over een quotum per lidstaat bijna onvermijdelijk. Vanuit het Nederlandse perspectief is het veel belangrijker om op dat eerste in te zetten dan ons met hand en tand te blijven verzetten tegen iets wat anderszins misschien onvermijdelijk wordt, namelijk dat er een burden sharing in mensen wordt gevraagd. Ik zou dat een gruwelijke ontwikkeling vinden, eerlijk gezegd.

Mevrouw Maij (PvdA): Ik dank de Minister voor dit antwoord. Mag ik hieruit concluderen dat dit een van de prioriteiten is die Nederland zou willen neerleggen bij de nieuwe Commissie en dat Nederland daarvan aanjager zou willen zijn? Wil de Minister dat op de manier waarop hij het beschreef – wat mij heel goed in de oren klinkt – naar voren brengen?

Minister Timmermans: Nee, dit is niet een van de prioriteiten die Nederland inbrengt. Ik schets de realiteit; dit zal door een aantal andere lidstaten per definitie als topprioriteit worden ingebracht. Dit zal de realiteit worden voor de nieuwe Commissie. Zo heeft iedereen zijn eigen invalshoek. Dat is de context waarbinnen ik dit schets. Op het moment dat dit door een reeks van zuidelijke lidstaten als prioriteit wordt ingebracht, wil ik vanuit Nederlands perspectief voor deze aanvliegroute kiezen. Wij gaan dit echter niet toevoegen aan de brief met prioriteiten die we eerder aan de Kamer hebben gestuurd.

Mevrouw Maij (PvdA): Misschien heb ik mij niet helder uitgedrukt. Vooral die geïntegreerde aanpak, die aanvliegroute, is een aanpak waar wij achter kunnen staan. Ik hoop dat de Nederlandse regering die als een van de prioriteiten wil aangeven in de nieuwe Commissieperiode.

Minister Timmermans: Dit is wat ik zelf in de RBZ en collega Teeven in de JBZ naar voren hebben gebracht: een geïntegreerde benadering. Dat is al beleid van de Nederlandse regering.

De heer Beertema vroeg of de Europese Unie eigenlijk wel toegevoegde waarde heeft gehad. Voor mij is het antwoord daarop, zonder enige reserve: ja, en fors ook. Ik krijg net, om maar een voorbeeldje te noemen, een ANP'tje binnen waarin staat dat de handel tussen Nederland en Polen inmiddels gegroeid is tot bijna 10 miljard export naar Polen en 5,5 miljard import vanuit Polen. Dat is een gewoon heel simpel uit te rekenen groot voordeel voor de Nederlandse economie. Ik kan nog talloze andere voorbeelden noemen. Ik kan alleen niet volgen waarom iemand die zo graag af wil van de Europese Unie tot het uiterste gaat om in weerwil van verdragen een dubbelmandaat te vervullen. Ik begrijp niet dat iemand die zo'n ontzettende hekel heeft aan de Europese Unie bereid is om die hekel zo groot te laten zijn dat hij zijn eigen morele principes ten aanzien van antisemitisme even opzij zet. Dat zijn dingen die ik niet kan volgen. De verklaring van de reden dat de PVV-leden in het Europees parlement in het rijtje gaan zitten naast iemand die al herhaaldelijk is veroordeeld voor antisemitisme en echt niet stopt met dat gedrag maar er gewoon mee doorgaat, zal ik nooit begrijpen. Ik zeg dat niet om te plagen. Ik zeg dat ook omdat ik de heer Wilders en zijn strijd tegen antisemitisme al heel lang ken. Er zijn niet veel dingen waar ik waardering voor kan opbrengen, maar daar heb ik altijd waardering voor opgebracht. Dat gooit hij nu wel heel erg overboord, en waarvoor eigenlijk? Maar goed, dit is een cri du coeur.

De heer Beertema (PVV): In deze commissie vallen nogal wat cris du coeur, begrijp ik. Ik beperk me even tot de vraag die ik stelde. Ik vroeg of sprake is van een inzicht, of nu pas de noodzaak wordt gevoeld om meer aandacht te besteden aan de toegevoegde waarde van de burger. Is dat er in al die jaren niet geweest? Voelt men nu de noodzaak om de burger, om wie het wat ons betreft gaat, eindelijk eens te bedienen? Of heeft de toegevoegde waarde voor de burger nooit zo in de belangstelling gedaan? Heeft die nooit zo centraal gestaan? Ik vraag mij bovendien af of de resultaten die de Minister noemde in relatie tot Polen ook niet behaald hadden kunnen worden op een andere manier, via bilaterale handelscontracten. De EU is daar misschien niet helemaal voor nodig geweest.

Minister Timmermans: Ik begrijp heel goed dat de heer Beertema niet op mijn kritiek ingaat. Het is een onmogelijke positie; dat snap ik heel goed. Ik wil zijn vraag echter graag beantwoorden. Op het laatste punt heeft hij gelijk. Er is door de Europese Unie gewoon nooit de noodzaak gevoeld, en dat is een tragische vergissing, om duidelijk te maken aan de bevolking wat het belang is van die Europese samenwerking voor de bevolking. Men heeft altijd verondersteld dat dat evident is. Decennialang was dat eigenlijk ook wel evident. Er kwam ook eigenlijk helemaal geen vraag vanuit de bevolking. Het werd gezien als positief: we weten het niet precies, maar we voelen het als positief. Nu zitten we precies in de omgekeerde situatie waarin mensen zeggen «het is negatief», hoeveel feiten ook worden aangedragen: we weten het niet precies, maar we zien het als negatief. Dat heeft enorm het draagvlak voor de Europese samenwerking ondermijnd. Daarom moet de EU zich nu echt gaan concentreren op het inzichtelijk maken voor de burger dat wat de EU doet voor de burger van belang is. Het enige recept dat men heeft toegepast, behalve impliciet aannemen dat mensen het wel zullen geloven, is voortdurend mensen bombarderen met de uitspraak: mensen, Europa is goed voor jullie, Europa is goed voor jullie. Dat is gedaan zoals Cornelis Berkhouwer, vicevoorzitter van het Europees parlement, deed: ik drink melk, u ook? Dat was een beetje de aard van de Europapromotie. Het is compleet ongeloofwaardig om dat alleen op die manier te doen. Daar hebben wij ons en daar heeft Europa zich heel lang in vergist. Op dat punt heeft de heer Beertema gewoon gelijk. De Commissie moet ook ophouden met Unfug, want dat leidt nergens toe. Europa moet in een crisis als die met Rusland kunnen zeggen: door onze actie bent u niet kwetsbaar voor chantage vanuit Rusland. De informatie daarover moet geloofwaardig zijn. In een bankencrisis moet de Europese Unie kunnen zeggen: door onze actie gaan nu de banken betalen als zij zich misdragen hebben, niet meer de belastingbetaler, want dat hebben wij op Europees niveau geregeld. Dat kan niet, zo zeg ik tegen de heer Beertema, in losse afspraken tussen banken worden geregeld. Dat lukt niet meer. Daarvoor is de economie veel te veel geglobaliseerd. Alleen Europa zal in staat zijn om de banken onder controle te krijgen. We kunnen dat niet meer als individuele lidstaten.

De heer Beertema (PVV): Ik dank de Minister hartelijk voor dit uitgebreide antwoord. Overigens moest hij in een tussenzin toch nog even ingaan op onze positie in de onderhandelingen met Front National. Ik kom daar wel uit als ik dat moet uitleggen. Ik heb daar wat tijd voor nodig, maar de voorzitter heeft haast om deze vergadering te sluiten. Die heeft daar dus problemen mee, zo heb ik net begrepen. Ik doe het ook niet omdat ik niet wil vervallen in weer een kwartier jij-bakken, met het antisemitisme aan die kant terwijl we hier toch ook heel veel vrienden van ISIS en Hamas zien in deze commissie. Dan krijg je van dat heen-en-weer geprik. We hebben te maken met een SGP die ook een wat ander standpunt heeft over vrouwen dan ons lief is. Ik ga het debat graag aan, maar ik kijk eerst naar de voorzitter. Ik houd me graag aan zijn orde en daarom laat ik dat even varen. Misschien kan de Minister dan in het vervolg ...

De heer Pechtold (D66): Voorzitter, een punt van orde.

De heer Beertema (PVV): Ik was nog niet uitgesproken, voorzitter. Ik roep de Minister dus op om zich enigszins te beperken in dat soort kleine speldenprikken. Ik vind het leuk hoor, ik geniet ervan.

Minister Timmermans: Ik wil best weer de moker op tafel leggen. Dat ben ik gewend en dat doe ik graag. Ik heb namelijk echt heel grote problemen met de alliantie die u met de antisemieten aangaat.

De heer Beertema (PVV): Oké, maar dan ga ik het doen. Als u antisemitisme in één adem noemt met islamofobie, dan wil ik ook de gelegenheid hebben om te zeggen dat islamofobie geen pathologie is of zo. Mensenrechten zijn islamofobisch, in ons perspectief. Daar kunnen we dan ook eens goed over doorpraten, als daar gelegenheid voor is.

De voorzitter: De heer Pechtold wil een punt van orde maken.

De heer Pechtold (D66): Ja, voorzitter. De heer Beertema heeft het in zalvende tussenzinnen over vrienden van ISIS. Hij verwijst naar de SGP, maar die is hier niet aanwezig en die moet zichzelf dus maar een andere keer verdedigen. Ik zou graag man en paard willen noemen. Ik noem man en paard. Ik zeg dat de PVV samenwerkt met Franse en Poolse antisemieten. Hitler zou niet weten van de Holocaust volgens de vent waarmee de PVV straks gaat samenwerken. Dan hebben we het niet alleen over een hoogbejaarde Fransman die kierewiet is, maar ook gewoon over de Poolse collega die nu in het kamp van de PVV komt. Ik noem man en paard. Als er hier vrienden van ISIS zitten, dan wil ik dat ook horen: man en paard.

De heer Omtzigt (CDA): Ja.

De heer Beertema (PVV): Die vrienden van ISIS, we zullen in de toekomst zien of dat zo is. Vrienden van Hamas zitten hier wel aan tafel.

De heer Omtzigt (CDA): Nee, nee, nee, nee. Voorzitter.

De heer Pechtold (D66): Collega Beertema neemt dus de directe beschuldiging dat hier aan tafel vrienden van ISIS zitten terug. Dat siert hem.

De heer Beertema (PVV): Dat neem ik terug.

De heer Pechtold (D66): Dan kunnen wij met moker of veertjes hier gewoon het debat voeren.

De heer Beertema (PVV): Ik neem dat terug. Ik stel echter wel vast dat er heel selectief beschuldigd wordt. Vanuit ons perspectief is collega Pechtold de man die Nederland uitverkoopt, de Nederlandse soevereiniteit uitverkoopt, de Nederlandse natiestaat wil opheffen. In vroegere tijden hadden wij daar andere aanduidingen voor. Ik ga daar nu niet op in, maar ik vind dat verwerpelijk. Ik wil best de discussie aangaan met deze mensen die ons land willen opheffen. Ik vraag mij echter af of dit de juiste gelegenheid daarvoor is. Dat komt ongetwijfeld nog wel.

De voorzitter: Dat zou best eens kunnen, maar inderdaad, het lijkt mij goed dat wij ons aan de agenda van deze bijeenkomst houden. Dat betekent dat de Minister doorgaat met zijn beantwoording. De heer Beertema heeft herhaald dat hij zijn eerdere opmerking heeft ingetrokken, waarvan akte. Het woord is aan de Minister van Buitenlandse Zaken.

Minister Timmermans: Ter afsluiting van dit onderwerp, en ik weet zeker dat ik daar met vertegenwoordigers van de PVV-beweging nog vaak op zal terugkomen, stel ik de volgende vraag. De heer Beertema vraagt wat de Europese Unie eigenlijk de Europeanen heeft gebracht. Misschien is het ook eens goed om van PVV-kant te reflecteren op wat de PVV Nederland eigenlijk gebracht heeft aan goeds behalve confrontatie, haat en nijd, mensen op hun ziel trappen? Wat levert dat voor de Nederlandse samenleving op? Ik zie het niet. Maar dat is aan de PVV en haar kiezers.

De voorzitter: Ik verzoek de Minister om de vragen die gesteld zijn te beantwoorden en niet tot uitlokking over te gaan. Zijn laatste uitspraak zal ongetwijfeld de reden zijn dat de heer Beertema nu graag het woord wil.

De heer Beertema (PVV): Dat klopt. De PVV heeft Nederland heel veel gebracht. De PVV heeft zo goed en zo kwaad als het ging de erfenis van Pim Fortuyn overgenomen.

De heer Pechtold (D66): Oh jee.

De heer Beertema (PVV): Wij geven een stem, een politieke stem aan heel veel mensen in dit land die door de elite die hier aan tafel zit tientallen jaren lang zijn gemarginaliseerd. Zij zijn weggezet als xenofoben, als tokkies. Zij mochten niet meedoen. Wij geven die mensen een stem. Ik begrijp dat dat niet op prijs wordt gesteld want de zelfbenoemde democraten hier aan tafel hebben daar grote moeite mee, maar ze moeten er maar mee leren leven. Ook deze Minister moet ermee leren leven. Wij zijn er en we zijn er om te blijven.

De heer Pechtold (D66): Nou. Derde verlies op rij.

De heer Beertema (PVV): Voorzitter, mag ik even mijn zin afmaken?

De voorzitter: Ja. Wilt u afronden.

De heer Beertema (PVV): Grijpt u ook in bij de heer Pechtold als die wat zegt of is hij de top dog van dit overleg en mag hij roepen wat hij wil? De jongen met de grote bek van het schoolplein.

De voorzitter: Mijnheer Beertema, wilt u nu afronden?

De heer Beertema (PVV): Voorzitter, ik spreek u even aan op de orde.

De voorzitter: Ik grijp ook in als de heer Pechtold dat doet, ja.

De heer Beertema (PVV): Ik kijk daar verwachtingsvol naar uit.

De voorzitter: U mag van mij aannemen dat ik een volstrekt neutrale voorzitter ben. Ik probeer de orde van deze vergadering te leiden. Ik zou het fijn vinden als u daar ook aan bijdraagt.

De heer Beertema (PVV): Over die onafhankelijkheid komen we nog te spreken, voorzitter.

De voorzitter: Ongetwijfeld.

De heer Pechtold (D66): Voorzitter.

De heer Beertema (PVV): Ik ga daar bilateraal met de voorzitter over spreken.

De heer Pechtold (D66): Niks bilateraal. De heer Beertema trekt in een overleg de onafhankelijkheid van de voorzitter in twijfel. Voorzitter, laat ik het maar eens zeggen: ik ben onvermoeibaar in de strijd tegen figuren als de heer Beertema. Ik heet hem van harte welkom.

De heer Beertema (PVV): Dank u.

De heer Pechtold (D66): Maar ik zal nooit murw worden als hier gediscrimineerd wordt en gebagatelliseerd wordt. Als de heer Beertema de onafhankelijkheid van de voorzitter in twijfel trekt, dan moet hij dat nu doen of zijn opmerking terugnemen.

De heer Beertema (PVV): Goed voorzitter, daar gaan we. Drie zinnen in mijn eerste bijdrage in deze commissie word ik voortdurend in de rede gevallen, buiten de microfoon, door enkele collega's naast mij. Ik stel vast dat de voorzitter daarop niet ingrijpt. Er wordt een poging gedaan om mij te ontregelen. Ik kan daar wel mee omgaan, maar het gebeurt wel. Ik zie evenwel dat de voorzitter niet ingrijpt. Ik word ter verantwoording geroepen op basis van beschuldigingen die niet direct met mijn betoog te maken hebben, over van alles en nog wat. Ik ga daar graag op in. Op het moment dat ik daarop inga en weer onderbroken wordt door lachjes, afleidingen en vooral het wat impulsieve, hysterische geschreeuw van de collega naast mij, op die heel morele, hoge toon, reageer ik daarop. Deze voorzitter schorst de vergadering en vindt het in zijn wijsheid van voorzitten nodig om mij even apart te nemen en mij daarop aan te spreken. Ik kan niet anders dan concluderen dat deze voorzitter kennelijk aan de leiband loopt of meegaat in de mores die hier heersen, vooral bepaald door deze mijnheer van D66 die meent zich buiten de microfoon om van alles te kunnen permitteren. Nogmaals, ik lig er niet wakker van, maar ik stel het wel vast. Ik stel bovendien vast dat de voorzitter niet ingrijpt en mij een schrobbering meent te moeten geven. Daarmee trek ik inderdaad, op dit specifieke punt, zijn onafhankelijkheid in twijfel.

De heer Omtzigt (CDA): Voorzitter. Ik schaam mij een beetje voor deze commissie. Wij zijn bezig om te kijken welk standpunt de Nederlandse regering inneemt, of de juiste voorzitter van de Commissie gekozen wordt en wat er gebeurt met Albanië. Het wel of niet krijgen van het kandidaat-lidmaatschap is een ontzettend belangrijk onderwerp in dat land. Dat is nog belangrijker dan wat net aangekondigd werd, of we een energiepolitiek hebben of niet. Iedereen heeft zijn eigen ding. Mag ik procedureel voorstellen dat we deze discussie nu gewoon afsluiten en tijdens de volgende procedurevergadering een besloten sessie hebben met een aantal mensen hier zodat we kunnen bepalen wat we met zijn allen willen doen en hoe wij de regering gaan controleren? Dat schiet er namelijk op deze manier volstrekt bij in, terwijl dat wel onze hoofdtaak is hier. Elkaar vliegen afvangen, doen we wel lekker in verkiezingsdebatten.

De heer Beertema (PVV): Ik sluit mij daar graag bij aan, voorzitter.

De voorzitter: U had niet het woord. Het werkt twee kanten op. We zitten hier in alle openbaarheid. Ik wil u verzoeken om te stoppen met de verongelijktheid die u hier tentoonspreidt en met het vertellen van feiten die niet kloppen. Ik verzoek u om u te gedragen. De heer Klaver had zich netjes gemeld dus die geef ik nu het woord.

De heer Klaver (GroenLinks): Bij die verongelijktheid wil ik mij aansluiten. Het is namelijk heel normaal dat als we hier spreken, de collega's lachen om iets wat je zegt. Dat gebeurt ook in de betogen van andere collega's. Het enige verschil is dat zij er niet op ingaan. Ik verwacht niet van een voorzitter dat hij er elke keer op ingaat als anderen moeten lachen omdat er iets wordt gezegd of omdat er misschien een plaagstootje wordt uitgedeeld. Dat is collegialiteit, mijnheer Beertema. Het is zelfs een teken dat mensen serieus worden genomen. Ik vind het een groot probleem als u hier stelt dat daarmee de onafhankelijkheid van onze voorzitter in het geding is. Ik vind dat u die woorden moet terugnemen. De onafhankelijkheid van de voorzitter is hiermee niet in het geding, wat mij betreft. U spreekt heel grote woorden en dat is uw probleem. Iedere keer roept u iets maar vervolgens neemt u het weer terug. Ik vind dat u op dit punt uw woorden terug moet nemen.

De heer Pechtold (D66): Voorzitter. Ik snap de opstelling van de heer Omtzigt, maar omdat u nu zelf partij bent gemaakt, vind ik niet dat wij moeten wachten tot een procedurevergadering.

De heer Beertema (PVV): «Partij gemaakt», hallo. Het ging over dit specifieke puntje.

De heer Pechtold (D66): Voorzitter, volgens mij ging het probleem over doorpraten wanneer een ander het woord had gekregen.

De heer Beertema (PVV): Dat is gebruikelijk in deze commissie. Dat is «collegiaal».

De heer Pechtold (D66): Quod erat demonstrandum.

De voorzitter: Het woord is aan de heer Pechtold.

De heer Pechtold (D66): Voorzitter. Omdat de Minister onze gast is en er toehoorders zijn, stel ik voor dat we deze commissievergadering afmaken. Ik vraag u om op de kortst mogelijke termijn een procedurevergadering uit te schrijven. Ik hoor graag van de griffier een antwoord op de volgende vraag: als een van de leden op een zeker moment de onafhankelijkheid van de voorzitter boven de markt laat hangen, wat is dan de procedure richting het presidium? Wat mij betreft, lopen we die helemaal af. Of Beertema pakt nu, net als zojuist, de kans om te zeggen dat hij even gedoe had met de voorzitter maar dat diens onafhankelijkheid niet in het geding is. Ik wil het anders niet laten hangen.

De heer Beertema (PVV): Voorzitter. Dat doe ik zeker niet. Ik heb er heel nadrukkelijk bij gezegd dat in dit specifieke geval ik een probleem heb met de onafhankelijkheid van de voorzitter. Ik vind die niet onafhankelijk genoeg. Ik voel mij geschoffeerd daardoor. Wat mij betreft, is daar helemaal geen procedurevergadering voor nodig. Dat is het eigenlijk. Ik vind dat u, voorzitter, niet objectief hebt gehandeld, zeker niet omdat ik hier voor de eerste keer in deze commissie optreed. De bejegening die mij ten deel is gevallen, vind ik niet prettig. U hebt geen enkele poging gedaan om dat in goede banen te leiden.

De voorzitter: Ik heb u allen gehoord. Ik ben ook verantwoordelijk voor de orde van deze vergadering. Ik geef dus graag de Minister van Buitenlandse Zaken het woord om zijn betoog te vervolgen en de vragen die u gesteld heeft – daar ging dit debat per slot van rekening over, dat zou ik bijna vergeten – te beantwoorden.

Minister Timmermans: Dank u voorzitter. Ik ben iemand die houdt van uitdelen, maar ook kan incasseren. Ik vind dat dat erbij hoort. Ik hoor dat de heer Beertema het daarmee eens is en daar ben ik blij om.

De voorzitter: Mijnheer Beertema, u nam het woord. U reageerde op de Minister. Ik heb er op zichzelf in deze commissie niet zoveel moeite mee als er af en toe wat gezegd wordt, maar dan moet u ook niet verongelijkt doen als u daarop vervolgens wordt aangesproken.

De heer Beertema (PVV): Voorzitter, u gebruikt woorden ... Dit is niet «verongelijkt». Ik zeg gewoon «zo is dat» tegen de Minister. Wat is daar «verongelijkt» aan? U gebruikt ook woorden als «prozaïsch» in relatie tot mijn bijdrage. Wat is daar prozaïsch aan? Wat zijn dat voor waardeoordelen? Dat is niet verongelijkt. Ik stel gewoon objectief vast, omdat ik het eens ben met de Minister: zo is dat.

De voorzitter: Voor deze commissie gelden gelijke procedures voor iedereen. Zo probeer ik iedereen ook te behandelen. Ik verzoek u nogmaals, voor de derde keer, om u in navolging van de andere leden ook aan die afspraken te houden en dus niet te spreken als de Minister aan het woord is. Het woord is aan de Minister.

Minister Timmermans: Voorzitter. De heer Verheijen vroeg zeer terecht om waakzaamheid van het kabinet tegen de mogelijkheid van verwatering van het Stabiliteits- en Groeipact. Ik begrijp heel goed dat in landen als Italië wordt gezegd: wij zijn bereid om heel grote structurele hervormingen voor de kiezen te nemen, maar dat gaat ons wel veel moeite kosten en dat zou ons in aanvaring kunnen brengen met de regels van het Stabiliteits- en Groeipact. Ik begrijp die redenering van premier Renzi heel goed. Tegelijkertijd vind ik dat handhaving van de spelregels van het Groei- en Stabiliteitspact in deze fase van de crisis waarin Europa zit, van essentieel belang is voor het voortvarend voortzetten van het wegkomen uit die crisis. Ik heb nog een andere reden. Het opzijzetten door Frankrijk en Duitsland, indertijd van de regels van het Groei- en Stabiliteitspact, heeft in politieke zin een enorm negatieve impact gehad op de geloofwaardigheid van de Europese Unie en op de stevigheid van het Groei- en Stabiliteitspact. Dat moet nooit op die manier worden gedaan. Tegelijkertijd moet mij van het hart dat ik de wijze waarop premier Renzi de hervormingen in Italië inzet buitengewoon moedig vind. Dat kost hem heel veel inzet en dat zal ook heel pijnlijk worden voor Italië. Hij verdient daar ook credits voor. Overigens is het probleem in Italië helemaal niet het tekort. Italië is altijd onder de 3% gebleven. In Italië is de staatsschuld het probleem. In de benadering van Italië door de Commissie kan daarmee rekening worden gehouden. De Commissie is natuurlijk al veel flexibeler over de relatie tussen het staatsschuldcriterium en het tekortcriterium. Dat is economisch ook verstandig. Ik heb nog geen econoom gehoord die dat niet zou ondersteunen. Ik ben geen econoom maar ik zeg dat op het gezag van economen.

Op het punt van Thermphos heb ik de zorgen van de Kamer gehoord en de passie die door Kamerleden aan de dag wordt gelegd om dit voor Zeeland heel grote probleem aan te pakken. U hebt de antwoorden gezien op de vragen die zijn gesteld. Als u van het kabinet een proactieve houding vraagt, dan kunt u daarop rekenen. Collega Kamp is daarmee bezig. Als hij zijn tanden ergens in zet, dan bijt hij door. Dat heeft hij ook in deze kwestie gedaan. Als u mij vraagt om daaraan als Minister van Buitenlandse Zaken ook aandacht te besteden, niet parallel aan wat de heer Kamp doet maar ter ondersteuning, dan doe ik dat graag. Ik boor graag mijn contacten in Brussel aan om te bezien wat misschien nog mogelijk is. Het probleem is dat de Commissie alleen maar mogelijkheden ziet om steun te verlenen op het moment dat er een doorstart is naar de reductie van groene fosfor. Dat is geprobeerd maar dat is mislukt, zoals u allemaal weet. De Commissie zegt daarom dat ze geen mogelijkheden meer heeft.

In relatie tot de sanering van het terrein is gevraagd waarom een en ander wel kan in Zuid-Europa. Het kan daar wel omdat het daar uit de structuurfondsmiddelen betaald kan worden. Die structuurfondsmiddelen hebben wij niet. Het zal heel lastig zijn om iets te bereiken. Als u mij vraagt of ik inzet op kijken wat nog mogelijk is, dan zal ik dat zowel persoonlijk doen als collega Kamp vragen om daarmee door te gaan. Hij zal weinig aansporing nodig hebben. We moeten echter wel realistisch zijn over de mogelijkheden. De heer Van Bommel verwees naar het globaliseringsfonds. Het probleem is dat Thermphos gewoon niet voldoet aan de criteria omdat er te weinig werknemers waren om onder de criteria van het globaliseringsfonds te vallen. Ook op dat punt wil ik echter weleens navragen bij de Commissie hoe strikt die criteria eigenlijk zijn. Ik geef geen hoop, maar u vraagt om mijn inzet en gelet op de brede steun daarvoor in de Kamer wil ik mij daar best voor inspannen.

Mevrouw Maij (PvdA): Ik dank de Minister voor de beantwoording van de vragen die ikzelf en die collega's hebben gesteld. Ik heb de Minister gevraagd of hij ons over zijn inspanningen en die van zijn collega, de heer Kamp, voor het einde van het zomerreces wil informeren. Mag ik die vraag nogmaals stellen aan de Minister? Zou hij dat willen doen?

Minister Timmermans: Dat ligt echt op het bordje van collega Kamp. Ik zal het verzoek aan hem doorgeven. Ik zie niet direct een probleem op dit punt, maar ik moet het verzoek echt bij hem neerleggen. Het is zijn verantwoordelijkheid. Ik geef hem het verzoek graag door.

De heer Omtzigt (CDA): Ik ben blij dat de Minister bereid is om dat te doen. Ik hoop dat de Minister ook wil kijken of het flexibiliteitsinstrument daarop van toepassing kan zijn. Ik denk dat dat beter bij de criteria hoort dan dat globaliseringsfonds.

Minister Timmermans: Ik zal het meenemen en dan zullen we het eens bekijken. Het is immers wel een klap voor Zeeland.

Ik kom te spreken over klimaatenergie. De heer Klaver heeft gevraagd waarom Nederland de brief van de zeven lidstaten niet heeft meeondertekend. Die brief ging alleen over bindende afspraken over energie-efficiëntie. We hebben altijd gezegd dat we eerst een evaluatie willen van de energie-efficiëntierichtlijn. Wij willen die afwachten. Die komt volgende maand. Op basis van die evaluatie zullen we de Kamer informeren over het standpunt dat we gaan innemen. We willen echt eerst even die evaluatie afwachten en ik heb nog geen inzicht in wat die evaluatie brengt.

De heer Van Bommel heeft gevraagd welke partners we hebben op het gebied van duurzaamheid. We zijn lid van de Green Growth Group met het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Duitsland, Zweden, Denemarken, Ierland en de Commissie. Daarmee is niet gezegd dat alle leden dezelfde ambitie hebben of allemaal precies op één lijn zitten. Dit zijn echter wel partners – ook gelet op hun omvang – die voor de duurzaamheid en de ontwikkeling van de duurzaamheid in Europa van het grootste belang zijn. We proberen om binnen die groep met peer pressure de zaak de goede kant op te krijgen.

Energie wordt linksom of rechtsom een hoofdpunt van het beleid van de nieuwe Commissie. Daar is ook eigenlijk geen enkele discussie meer over. Dat heeft de Oekraïnecrisis in ieder geval bereikt. Er zijn wel minstens twee scholen op dat vlak. Ik geloof niet in de Poolse benadering van gemeenschappelijke inkoop. Ik geloof juist dat op het punt van Rusland en de Europese Unie, het energievlak zich heeft ontwikkeld als gevolg van het derde energiepakket en meer marktconform opereren. Nederland ziet daarin meer kansen om de krachten ten opzichte van Rusland te mobiliseren. Dat lukt echter alleen maar op het moment dat individuele lidstaten niet meer gechanteerd kunnen worden door Rusland. Om die chantage te voorkomen, mag de Commissie geen vetorecht krijgen bij contracten. Dat zou naar mijn mening veel te ver gaan. Om chantage te voorkomen, moet een veel betere infrastructuur van energiedistributie in Europa georganiseerd worden. Als een land gechanteerd dreigt te worden, moet het gas kunnen gaan afnemen van een andere lidstaat of elders, zonder dat daaruit leveringsproblemen voortvloeien. Daarvoor is een fysieke infrastructuur nodig, technische middelen. Dat is een veel verstandigere benadering om chantage te voorkomen dan gezamenlijke inkoop en een vetorecht van de Commissie bij gascontracten.

De heer Klaver (GroenLinks): De Minister geeft op twee vragen antwoord en ik ga graag in op die twee punten. Ik begin met de brief die ondertekend is door de zeven landen. De Minister zegt: volgende maand komt een evaluatie van de richtlijn uit. Het interessante van de brief van de zeven landen was dat zij de Commissie eigenlijk vroegen om zelf met voorstellen te komen. Als de evaluatie volgende maand komt, is dat dan nog vroeg genoeg voor Nederland om de Commissie te beïnvloeden op het punt van de maatregelen die moeten worden genomen op de weg naar de nieuwe energie-unie?

Minister Timmermans: Het antwoord daarop is ja.

De heer Klaver (GroenLinks): Mijn andere vraag betreft de gezamenlijke inkoop. Ik sprak in mijn bijdrage al over South Stream. De Commissie was daar niet heel erg blij mee omdat dat een concurrent was van de Nabuccoleiding. Met South Stream hebben we gezien dat daar een monopolie ligt van Gazprom. Ondanks het feit dat Europa daarmee weinig betrokkenheid heeft gehad – het is alleen van Bulgarije en Italië geweest – heeft het een enorme impact op de energiemarkt. Dat gaat niet alleen over de gascontracten, maar ook over de infrastructuur. Zou de Commissie niet veel meer betrokken moeten zijn bij de infrastructuur zodat het niet meer kan voorkomen dat landen aan de grenzen van Europa hierop zelfstandig stappen zetten? Dat zou immers een grote impact hebben op ons allemaal.

Minister Timmermans: Dat was precies mijn punt: niet via marktcontrole, veto's op gascontracten of gezamenlijk inkopen, maar via het organiseren van een binnen de EU nog niet bestaande infrastructuur, maar ook een internationale infrastructuur, die het onmogelijk maakt voor één partij «to corner the market», ten aanzien van individuele lidstaten. Daar gaat het eigenlijk om. Rusland kan dat al niet doen ten opzichte van de Unie als geheel, maar dat zou ook niet moeten kunnen ten opzichte van individuele lidstaten. Het grote probleem hier is dat in sommige lidstaten de gasafhankelijkheid van Rusland de nul nadert maar in andere lidstaten de gasafhankelijkheid van Rusland de 100% nadert. Daar zit de spanning. Die zit niet in de wijze waarop we onderhandelen over gascontracten.

De heer Klaver (GroenLinks): De Europese Commissie probeert in relatie tot South Stream via een omweg alsnog de macht van de Russen te breken door te zeggen: de levering van gas en het bezit van de leiding moeten we splitsen. Wat is de positie van Nederland in dat dossier? Welke kansen ziet de Minister nog om ervoor te zorgen dat die splitsing nog echt tot stand komt en we de macht van Gazprom kunnen breken?

Minister Timmermans: Ik moet naar waarheid antwoorden dat de heer Klaver mij op dit punt overvraagt. Als hij daarop een antwoord wil, dan moet ik daarop schriftelijk terugkomen.

De heer Verheijen (VVD): Er is een vraag blijven liggen over de organisatie van de Commissie, over het meer resultaatgericht werken. Is daar draagvlak voor bij andere lidstaten? Zit er beweging in het anders en meer herkenbaar organiseren daarvan?

Minister Timmermans: Daarvoor is draagvlak in de lidstaten. Ik maak mij er zorgen over – ik zeg dat in alle openheid – of daarvoor draagvlak is in het Europees parlement. Binnen onze politieke families, met onze contacten, is het noodzakelijk om ook het Europees parlement ervan te overtuigen dat prioriteiten stellen en clusteren heel belangrijk zijn. Het Europees parlement zal de neiging hebben om met zoveel mogelijk commissarissen over zoveel mogelijk voorstellen te praten. Dat is inherent aan hoe het parlement werkt. Ik zie de zwakte in het systeem dus veel meer liggen bij de vraag of het Europees parlement ook bereid is om prioriteiten te accepteren. Onder de lidstaten bestaat groeiend draagvlak voor clustering in de Commissie, hoewel bij een aantal lidstaten natuurlijk de angst bestaat in de positie te komen met de «nationale commissaris» die dan ondergeschikt zou zijn. De voorzitter van de Commissie zal daarin de nodige flexibiliteit moeten betrachten. De voorzitter van de Commissie moet krachtens het verdrag de mogelijkheid hebben om tussentijds reshuffles te doen van portefeuilles. Commissarissen die goed functioneren maar onderbedeeld zijn, kunnen dan worden gepromoveerd. Anderen die niet waarmaken wat we gehoopt hadden, kunnen dan op een andere portefeuille worden gezet. Die positie moet de voorzitter van de Commissie krijgen. Ik denk dat het probleem vooral in de relatie met het parlement zal liggen.

De heer Verheijen (VVD): Is het dan niet zinvol om daarover in deze fase al met het Europees parlement afspraken te maken? Het schrikbeeld is dat we straks met de Europese Raad heel goede afspraken maken met de nieuwe Commissie maar die afspraken in het parlement vervolgens voortdurend worden opgerekt. Is het niet zinvoller om in deze fase met het Europees parlement daarover overeenstemming proberen te krijgen?

Minister Timmermans: De heer Verheijen zegt «deze fase» maar ik denk dat we eerst moeten wachten tot het nieuwe Europees parlement geïnstalleerd is. Dat is over een aantal weken. De nieuwe voorzitter van de Commissie zal een meerderheid in het Europees parlement moeten zien te vergaren. Hij zal met dit programma ook het Europees parlement moeten overtuigen. Ik denk dat het van belang is dat vanuit de lidstaten met de Europarlementariërs gesproken wordt om te zeggen: denk erom, geef de voorzitter van de Commissie een kans om te clusteren en te prioriteren want daar zitten jullie kiezers op te wachten. Die zitten niet te wachten op een mer à boire van voorstellen die weliswaar tot interessante werkzaamheden in het Europees parlement leiden maar waarvan de burger zegt: waar hebben we het allemaal voor nodig?

De voorzitter: Dank u wel. Hiermee komt een einde aan de eerste termijn van de zijde van de regering. Is er behoefte aan een tweede termijn? Dat is het geval. Het woord is aan mevrouw Maij van de PvdA.

Mevrouw Maij (PvdA): Voorzitter. Ik dank de Minister voor zijn toezegging dat de regering een proactieve houding zal aannemen richting Zeeland om een oplossing te vinden voor de problematiek rond Thermphos. Ik denk dat dat ontzettend belangrijk is voor de regio daar. Verder dank ik de Minister voor de uitleg van de positie van de regering ten aanzien van de kandidaat-lidmaatschapstatus van Albanië en zijn inzet voor een bredere aanpak op het migrantenvraagstuk dan een «taskforce mediterrannee» die alleen de bootjes tegenhoudt.

De heer Verheijen (VVD): Voorzitter. Dit is een bijzonder algemeen overleg geweest. Het is goed om daar later eens op terug te kijken. Ik dank de Minister voor zijn antwoorden over de algemene institutionele zaken in de komende tijd en het thema Thermphos. Alles afwegende steunt mijn fractie de positie van de regering ten aanzien van Albanië op dit moment. Veel succes in de Raad.

De heer Beertema (PVV): Voorzitter. Ook voor mij een heel interessant eerste algemeen overleg in deze commissie. Ik dank de Minister hartelijk voor zijn uitgebreide beantwoording. Ik heb geen tweede termijn.

De heer Pechtold (D66): Voorzitter. Ik zal ook staccato mijn tweede termijn doen. Ik dank de Minister voor zijn antwoorden op het punt van Thermphos. Ik dank hem ook voor de evaluatie die hij in het vooruitzicht stelt van de poppetjes en de inhoud en wat we daarvan kunnen leren. Ik ben blij dat de coalitie zich sluit rond het standpunt over Albanië. Ik hoor straks graag bij de afspraken meer over het moment waarop we als commissie voorbereid terugkijken op de orde van dit overleg.

De heer Omtzigt (CDA): Voorzitter. Ik dank de Minister voor zijn heldere antwoorden. Ik kijk uit naar de evaluatie van het «spel» – een serieus spel – dat gaat over de toekomst van Europa en dat van groot belang is, misschien nog wel groter dan in de afgelopen tien tot vijftien jaar het geval is geweest met de vraagstukken die op tafel liggen. Dank dat we dat gaan evalueren zodat we dat achteraf kunnen zien. We zien met belangstelling het voorstel van de Minister tegemoet, openbaar of gesloten; daarover zijn allerlei afwegingen te maken.

In relatie tot Thermphos is het goed dat de Minister het nog een keer gaat navragen, ook wat betreft het flexibiliteitsinstrument. Andere landen doen dat ook. Ik snap dat het soms niet precies erbinnen valt en het soms best moeilijk is, maar dit is wel zo'n beetje de grootste klap die een regionale economie in Nederland gekregen heeft, in een gebied waar gewoon weinig alternatieve werkgelegenheid is.

Over Albanië zijn we het niet eens. De Minister zegt zelf dat de georganiseerde criminaliteit van groot economisch belang is in bepaalde regio's in Albanië. Dan kunnen we het toch niet hebben over een land dat op dit moment voldoet aan de Kopenhagencriteria of dat in enige mate in de buurt daarvan aan het komen is? Mijn fractie vindt dan ook dat de onderhandelingen niet geopend zouden moeten worden. Ik dank mijn collega van de VVD wel over de helderheid die hij in dezen verschaft. Het toekennen van de kandidaat-lidmaatschapstatus is een formele stap die unaniem moet worden gezet. Wij vinden dat als je onderhandelingen over de kandidaat-lidmaatschapstatus voert, je ook uitzicht moet hebben op toetreding en lidmaatschap binnen een redelijke termijn, hoewel dat langer zal duren dan een paar jaar. Dat uitzicht is er gewoon niet. Ik vind dat we op deze manier fouten uit het verleden herhalen.

De heer Klaver (GroenLinks): Voorzitter. Ook ik dank de Minister voor de beantwoording van de vragen en voor het geduld dat hij getoond heeft. Ik vind dat Nederland op het punt van de energie-onafhankelijkheid in Europa echt meerdere stappen moet zetten. Ik vind het ook jammer dat we de brief van de zeven andere lidstaten niet hebben ondertekend. Maar goed, de Minister is helder geweest. Over ongeveer een maand – ik hoop dat dat nog voor het zomerreces gebeurt – komt de evaluatie.

Minister Timmermans: Ik denk dat dat medio juli gebeurt, dus dan is de Kamer al met reces.

De heer Klaver (GroenLinks): Dat hoop ik wel, want anders heb ik thuis wat uit te leggen. In elk geval blijkt hieruit dat ik graag wil dat Nederland snel wat pro-actievere stappen zet op dit dossier en tot de voorhoede van Europa gaat behoren, ook in het pleiten voor bindende doelstellingen. Ik kijk er erg naar uit om op zeer korte termijn, als commissie, een besloten procedurevergadering te hebben om terug te kijken op dit debat.

De heer Van Bommel (SP): Voorzitter. In relatie tot Thermphos pleit ik ervoor dat nog eens heel kritisch gekeken wordt naar het Globaliseringsfonds. Ik bedoel hiermee dat evident sprake is van een slachtoffer van de globalisering. Dat is voor de regio en voor Europa heel slecht, gelet op de positie die het bedrijf had. Het is te makkelijk om te zeggen dat het niet past in het hokje van het Globaliseringsfonds, gelet op het aantal werknemers en andere criteria. We moeten maar eens kijken naar de mogelijkheid van het inbrengen van flexibiliteit in de spelregels. Deze moeten eventueel worden opgerekt. Als we denken in termen van definitie, dan is Thermphos echt slachtoffer van de globalisering. Daar is het fonds voor bedoeld. Ik roep de Minister dus op om echt in te zetten op het zoeken naar ruimte binnen die mogelijkheid.

Minister Timmermans: Voorzitter. Ik ga eerst in op Thermphos. Ik wil heel duidelijk zeggen dat ik met de Kamer een inspanningsverplichting aanga, geen resultaatsverplichting. Dat kan ik gewoon niet doen. Verder zeg ik in reactie op de vraag van de heer Van Bommel: op allerlei andere onderwerpen zegt Nederland voortdurend dat we ons aan de regels moeten houden, de regels niet mogen oprekken en de spelregels niet mogen veranderen. Nu moeten we echter gebruikmaken van het Globaliseringsfonds, met oprekking van de regels, omdat dat ons uitkomt. Dat wordt niet echt als geloofwaardig gezien in Brussel. Dat gezegd hebbende, zonder dat ik ga pleiten voor verandering van de regels, wil ik nog wel eens kijken naar wat mogelijk is, al dan niet met het Globaliseringsfonds. De Nederlandse geloofwaardigheid is evenwel erg gebaat bij het volgen van de regels. Dan kunnen namelijk ook andere worden gehouden aan de regels.

De heer Van Bommel (SP): Voorzitter. Mijn fractie is hierin altijd consequent geweest. We hebben wel vaker gezegd dat sommige regels in Europa niet heilig zouden moeten zijn en dat soms bepleit moet worden – dat zou de geloofwaardigheid van Nederland ook versterken – dat het niet in het belang van Europa is om strikt vast te houden aan de regels. Daar heb ik geen dead bodies voor nodig; het Europees en Nederlands belang kan daarin samenvallen.

Minister Timmermans: De heer Van Bommel is inderdaad heel consistent in dat standpunt. De SP heeft dat ook altijd over het Groei- en Stabiliteitspact naar voren gebracht. Ik kan me dat zelfs nog goed herinneren van de verkiezingscampagne. Dat is echter niet het standpunt van het kabinet. Diplomatie is ook: je houden aan de regels en toch zoeken naar een uitweg voor een probleem. Daar wil ik mij voor inspannen in de komende tijd.

Tot slot nog een korte opmerking. Ik respecteer uiteraard ieders positie ten aanzien van het verlenen van de kandidaat-lidmaatschapstatus aan Albanië. Voor de goede orde geef ik wel aan dat dit niets zegt over de wijze en de termijn waarop en waarbinnen de onderhandelingen worden gestart. Dat heeft er niets mee te maken. Op geen enkele manier wordt hiermee vooruitgelopen op dat punt. Bovendien is het niet nodig om volledig te voldoen aan de Kopenhagencriteria voor de kandidaat-lidmaatschapstatus. Nogmaals, iedereen maakt zijn eigen afweging, maar deze feiten wilde ik u toch even voorhouden. Dank u, voorzitter.

De voorzitter: Hiermee komen wij aan het einde van dit overleg. Ik neem de toezeggingen door die gedaan zijn door de Minister. De Minister zegt toe de Europese formatie, de Europese agenda en de benoemingen, achteraf met de Kamer te evalueren, al dan niet in beslotenheid. De Minister zegt toe het verzoek aan de Minister van Economische Zaken door te geleiden om de Kamer voor het zomerreces te informeren over de inspanningen van het kabinet om steun te vinden voor Thermphos uit het Globaliseringsfonds, via het flexibiliteitsinstrument of anderszins. Ten slotte zegt de Minister toe om de vraag van de heer Klaver over de gasleveringsinfrastructuur schriftelijk te beantwoorden.

Een aantal leden heeft het verzoek gedaan om als commissie bij elkaar te komen. U allen wordt daarover bericht na deze vergadering. Ik sluit hiermee de bijeenkomst onder dankzegging van de aanwezigheid van de Minister en zijn staf, de mensen op de publieke tribune en de leden.

Sluiting: 11:30 uur.