Kamerstuk 21501-02-1271

Verslag van een algemeen overleg

Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Gepubliceerd: 1 juli 2013
Indiener(s): Angelien Eijsink (PvdA)
Onderwerpen: europese zaken internationaal
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-21501-02-1271.html
ID: 21501-02-1271

Nr. 1271 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 1 juli 2013

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft op 23 mei 2013 overleg gevoerd met Minister Timmermans van Buitenlandse Zaken over:

  • de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 17 mei 2013 houdende de Agenda Raad Buitenlandse Zaken van 27 mei 2012 – onderdeel Syrië (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1254);

  • de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 26 april 2013 houdende het Verslag van de Raad Buitenlandse Zaken van 22 april 2013 – onderdeel Syrië (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1249);

  • de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 14 mei 2013 houdende het Verslag bijeenkomst NAVO-Ministers van Buitenlandse Zaken 23 april 2013 – alleen het deel over Syrië (Kamerstuk 28 676, nr. 179);

  • de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 22 mei 2013 over de berichtgeving over levering door Nederland van grondstof voor chemische wapens aan Syrië (Kamerstuk 22 054, nr. 222);

  • de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 21 mei 2013 inzake Syrische studenten/studie in Nederland (Kamerstuk 29 388, nr. 21).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Eijsink

De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Van Toor

Voorzitter: Eijsink

Griffier: Van Toor

Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Van Bommel, Bonis, Ten Broeke, Eijsink, Van Ojik, Omtzigt, Sjoerdsma en Van der Staaij,

en Minister Timmermans van Buitenlandse Zaken, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn Ministerie.

Aanvang 8.30 uur

De voorzitter: Van harte welkom allemaal op dit vroege tijdstip. Dit overleg is om 8.30 uur omdat de Minister van Buitenlandse Zaken zo meteen aansluit bij de Duits-Nederlandse Ministerraad, de top. Hij moet daar uiteraard aanwezig zijn. Dat stellen wij ook zeer op prijs. Vandaar dat alle leden er zeer toe bereid waren om het algemeen overleg om 8.30 uur deze ochtend te beginnen. Ik kan u verzekeren: ik heb het de afgelopen jaren nog niet meegemaakt.

Ook op verzoek van deze commissie voegen wij de brief aan de agenda toe die gisteravond is binnengekomen over levering door Nederland van grondstoffen voor chemische wapens aan Syrië. Deze brief zal terugkomen in de procedurevergadering van de Algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Die kan daar uiteraard betrokken worden bij andere zaken, maar dat is te besluiten in die procedurevergadering.

Ik geef u vier minuten spreektijd en geen interrupties.

De heer Ten Broeke (VVD): Voorzitter. Ik had eigenlijk de hoop dat ik de Minister de schuld had kunnen geven voor dit matineuze tijdstip, maar hij heeft mij er al subtiel aan herinnerd dat ik naar mijzelf moet kijken. Dat zal ik dan ook doen.

De burgeroorlog in Syrië duurt ondertussen twee jaar en kostte al meer dan 80.000 mensen het leven. Inmiddels zijn er anderhalf miljoen Syriërs op de vlucht. Wij begrepen gisteren uit een gesprek met plaatsvervangend secretaris-generaal van de Verenigde Naties Jan Eliasson dat maar liefst zesenhalf miljoen mensen op de een of andere manier behoeftig zijn doordat zij een dak boven hun hoofd, voedsel, opvang en veiligheid missen. Het is een ramp van ongekende proporties aan het worden. Zonder nu uit het gesprek dat wij gisteren met de plaatsvervangend secretaris-generaal hadden te willen citeren – wij hebben hem beloofd dat niet te doen – wil ik één observatie die hij gisteren met ons deelde hier noemen. Hij zei dat het opvallend is hoe Syriërs tegenwoordig naar zichzelf verwijzen als alevieten, soennieten en christenen. Dat geeft aan dat in de mindset van Syriërs zelf al een regionale spillover van dit conflict heeft plaatsgevonden. Men beschouwt zichzelf niet langer als onderdeel van een territoriale eenheid – een staat, die overigens al lang geen staat meer is – maar als onderdeel van een groep. Deze burgeroorlog begint ondertussen ook op YouTube verschrikkelijke vormen aan te nemen. Wat een contrast met de Facebookrevoluties van twee jaar geleden. Je kunt niet anders dan het gevoel krijgen dat wij hier te maken hebben met een sektarisch moeras. Voor zover er nog sprake was van een vrijheidsoorlog, lijkt dit conflict nu te ontaarden in niets minder dan een godsdienstoorlog.

Dit zijn allemaal constateringen die bijdragen aan de wanhoop die in deze Kamer wordt gedeeld en die elke keer weer wordt uitgesproken. Ook ik worstel daarmee. Ik denk dat het van belang is dat wij, de Kamer en ook de Minister, ons concentreren op hetgeen Nederland kan doen en kan bereiken. De Minister is de afgelopen dagen met zijn Europese collega's druk in de weer geweest om te bekijken of op een of andere wijze een verstandig vervolg kan worden gegeven aan het wapenembargo dat de Europese Unie heeft ingesteld en dat op 1 juni verloopt, tegen de achtergrond van het initiatief van de Amerikanen en de Russen om een conferentie, Genève II, te organiseren. Ik roep in herinnering dat Genève I precies een jaar geleden werd gehouden. Op 30 juni 2012 werden de conclusies daarvan bekendgemaakt. Toen sprak men nog van een «transition of power». Ondertussen moeten wij constateren dat Assad eerder steviger dan minder stevig in het zadel zit.

Misschien is dit wel een verloren jaar voor de internationale gemeenschap. Tegelijkertijd weten wij ook dat er moeilijk meer te doen was dan wat wij hebben gedaan, namelijk massaal proberen om de humanitaire situatie te verlichten. Er is nu in elk geval één Golfstaat die met enkele honderden miljoenen heeft bijgedragen aan het lenigen van de nood en dat is Koeweit, dat daarvoor een groot compliment verdient. Hoeveel druk valt er nog uit te oefenen op andere Golfstaten en andere landen om aan hun pledges te voldoen? Heeft de Minister in zijn gesprek met de heer Eliasson nog mogelijkheden onderzocht om op een structurelere manier met name de humanitaire opvang in de regio te organiseren, zodat de humanitaire nood wordt gelenigd? Ik wil een compliment maken aan Jordanië en Libanon voor het openhouden van de grenzen. Het telkens pledgen van kleine bijdragen maakt dat bijvoorbeeld de UNHCR buitengewoon moeizaam kan plannen. Dat zou anders moeten. Is het waar dat beide landen die ik zojuist een compliment gaf voor het feit dat zij hun grenzen openhouden, wel Palestijnen terugsturen?

Ik kom nu op de ruimte die ik de Minister zou willen geven. In het vorige overleg over dit onderwerp hebben de coalitiepartijen gezegd dat zij de Minister alle armslag willen bieden, omdat hij zich in een unieke positie bevindt tussen de landen die eigenlijk een stap verder willen zetten, die het wapenembargo willen verlichten of in elk geval willen laten verlopen, en de landen die dat pertinent niet willen. Ik doe vandaag een beroep op de collega's om de Minister die ruimte wederom te bieden, met name om de vredesconferentie die eind deze maand plaatsvindt, Genève II, enige kans van slagen te geven. Ik vraag ze om aan te geven dat alle mogelijkheden wat ons betreft open staan. Als het wapenembargo kan worden verlengd onder bepaalde condities, moeten alle opties denkbaar zijn. Dat is in mijn ogen de enige manier om aan beide partijen een helder signaal te geven. Wellicht denken zij zelf nog dat een militaire oplossing mogelijk is. Laten wij proberen om ze die hoop te ontnemen. Wij moeten ook de mogelijkheid openhouden om, als dat noodzakelijk mocht blijken en het aan alle condities voldoet die in de Kamer al vaak zijn uitgespeld, in een wapenembargo een voorziening te treffen om wel goederen te kunnen leveren die noodzakelijk zijn voor de bescherming van de burgerbevolking.

De heer Van Bommel (SP): Voorzitter. Het Amerikaans-Russische initiatief tot een internationale vredesconferentie wordt door de Nederlandse regering terecht toegejuicht. De vraag is echter of dit een vredesconferentie wordt zonder voorwaarden vooraf. Daarover bestaat nu al onduidelijkheid. De Amerikaanse Minister van Buitenlands Zaken Kerry was nog niet weg uit Moskou of hij schiep daar al onduidelijkheid over. De oppositie zegt: vredesconferentie prima, maar eerst moet Assad verdwijnen. Wat is de positie van de Nederlandse regering en van Europa wat betreft dit vraagstuk? Wat is de opvatting over de eventuele aanwezigheid van probleemlanden, zoals Iran en Saudi-Arabië, bij een dergelijke vredesconferentie? Zij zijn onderdeel van het probleem en zullen ook onderdeel van de oplossing moeten zijn. Vermoedelijk kan dat alleen met hun aanwezigheid daar aan tafel. Ik hoor graag de opvatting van de Minister hierover.

In de brief schrijft de Minister over een interim-regering en een interim-premier, Ghassan Hitto. Hoe representatief is het geheel waar hij interim-premier van wil zijn? Hoe zit het met de terechte vrees van bijvoorbeeld christelijke minderheden, alevieten en Koerden dat wanneer daar een nieuwe regering komt, die nu schijnbaar wordt gevormd, er sprake zal zijn van massale verdrijving van minderheden? Dat is eigenlijk nu al gaande. Minderheden hebben nu al te lijden onder de feitelijke machthebbers in bepaalde delen van Syrië. Ik hoor graag de opvatting van de Minister hierover.

Nederland streeft naar consensus over het wapenembargo. Gezien de uitspraken van Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk kom je dan uit op verlichting van het wapenembargo door ook leveranties van dodelijk materieel toe te staan, terwijl er nu nog wordt gesproken over «non lethal». Dat zou dan straks mogelijk zijn. Voor mijn fractie geldt dat elke wapenleverantie door wie dan ook geldt als een aanmoediging om door te strijden en als olie op het vuur. Bovendien is er een groot risico dat die wapens uiteindelijk in verkeerde handen terechtkomen. Voorwaarden op het gebied van eindbestemming van wapenleveranties zijn papieren voorwaarden. Die hebben misschien in Haagse en Europese burelen betekenis, maar in de praktijk van Syrië helemaal niet. Deelt de Minister die opvatting?

Mijn fractie sluit liever aan bij de positie van Oostenrijk. Dat wil terecht vasthouden aan de Europese criteria voor wapenexport, namelijk dat er niet wordt geleverd aan landen in spanningsgebieden en aan landen waarin mensenrechten worden geschonden. De Europese Unie wordt met betrekking tot het wapenexportbeleid volstrekt ongeloofwaardig wanneer dat nu wel zou gebeuren. Ook alle titel wordt verloren bij het aanspreken van Rusland, Saudi-Arabië en Qatar, die nu nog wapens leveren, grootschalig naar het schijnt. Als je de berichten hoort over wapenleveranties van Qatar, namelijk 70 vliegtuigladingen de afgelopen maanden, moet je je wel zorgen maken.

Een ander punt betreft chemische wapens. De levering van glycol is eigenlijk tot op de dag van gisteren mogelijk gebleven. In de brief van gisterenavond wordt aangekondigd dat er nú aanleiding is om glycol op de nationale lijst te zetten en te streven naar opname op de Europese lijst. Is het niet bizar dat Nederland in 2008 andere landen in The Australia Group ervoor heeft gewaarschuwd dat dit spul voor verkeerde doeleinden kan worden gebruikt, maar zelf geen zicht heeft gehouden op de leveranties in de jaren erna en nu, na alle commotie, ineens wel? Hier dringt zich een vergelijking op met de situatie begin jaren tachtig in Irak. Nederland had toen wel kennis van mogelijk dual use, maar ging, hoewel er in die jaren een oorlog was tussen Irak en Iran, pas later over tot het plaatsen van bepaalde zaken op lijsten.

Wat betreft de humanitaire situatie ziet mijn fractie graag naming-and-shaming van landen die wel geld toezeggen om te komen tot grootschalige opvang in de regio, maar dat niet geven. Ook mijn fractie heeft zorgen over het terugsturen van Palestijnen naar Syrië door landen in de regio. Palestijnen zijn de verschoppelingen in de regio, zo blijkt maar weer. Landen die dat doen, moeten daarop worden aangesproken. Doet de Europese Unie dat?

Israël heeft aanvallen uitgevoerd – mevrouw Bonis heeft daar vragen over gesteld – op, naar het schijnt, wapenzendingen aan het regime, aan partijen in Syrië. De Minister van Buitenlandse Zaken heeft daar geen enkele kritiek op. Hij heeft een kritiekloze houding, die hij recentelijk expliciet heeft uitgesproken op een feestelijke bijeenkomst. Ik herken mij meer in de zorgen die zijn uitgesproken door Lady Ashton, de Hoge Vertegenwoordiger van de EU voor het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid. Zij zei dat zo'n aanval het risico met zich meebrengt dat de hele regio bij de oorlog betrokken raakt. Sprak de Hoge Vertegenwoordiger van de Europese Unie op dat moment niet namens de Minister van Buitenlandse Zaken of is hier sprake van een misverstand?

En tot slot, wat is er nu effectief overgebleven van de ruimte die Nederland wilde bieden aan Syrische studenten om naar Nederland te komen?

Mevrouw Bonis (PvdA): Voorzitter. In de NRC van afgelopen week had Juurd Eijsvoogel het over het morele ongemak van niet ingrijpen in Syrië. Dat drukt in mijn beleving heel goed uit wat ieder weldenkend mens denkt bij de situatie in Syrië: hoe kan dit gebeuren en hoe kunnen wij dit laten gebeuren?

Ik wil graag drie aspecten belichten van de oorlog, namelijk het humanitaire, het militaire en het politieke. Als eerste ga ik in op het humanitaire aspect. Zoals door de andere woordvoerders al is gezegd, zijn er inmiddels anderhalf miljoen vluchtelingen in de buurlanden. Deze landen hebben te kampen met economische, sociale en politieke druk als gevolg van het opnemen van vluchtelingen. De regering bepleit opvang in de regio en daar staat mijn fractie achter. De meeste vluchtelingen willen ook het liefst in de buurt van hun vaderland blijven, waar zij hun eigen taal kunnen spreken en familie kunnen zien. Wel moeten die buurlanden dan worden geholpen om de vele problemen het hoofd te bieden, ook om te voorkomen dat zij hun grenzen sluiten of vluchtelingen terugsturen zoals nu dreigt te gebeuren. De Palestijnen zijn al genoemd.

Van de twee VN-noodhulpplannen, een voor Syrië en een voor de buurlanden, die tot eind juni van kracht zijn, is nu grofweg twee derde gefinancierd: 1 miljard van de benodigde 1,5 miljard. De plannen zelf lopen echter al lang weer achter de feiten aan. Alleen al in de eerste drie maanden van dit jaar is het aantal vluchtelingen verdubbeld. Hoe kan de VN hen blijven bijstaan zonder middelen? Maar liefst 500 miljoen van wat is toegezegd tijdens de Koeweitconferentie eerder dit jaar, is nog niet overgemaakt. Kan de Minister navragen bij OCHA (Office for the Coordination of Humanitarian Affairs) welke landen in gebreke zijn gebleven? Zitten daar ook EU-partners bij? Hiernaast zullen nieuwe toezeggingen nodig zijn. Is de regering bereid om naast de ruim 30 miljoen die Nederland dit jaar al heeft bijgedragen, een additionele bijdrage te overwegen, in het licht van de stijgende nood? Wij moeten misschien ook zoeken naar een structurelere manier om het Central Emergency Response Fund (CERF), het VN-bufferfonds op het gebied van noodhulp, te vullen.

Er is niet alleen geld nodig, maar ook aanhoudende druk op het regime van Assad om humanitaire toegang te verschaffen. Plaatsvervangend secretaris-generaal van de VN Eliasson bevestigde dit gisteren ook. Het zou goed zijn als mevrouw Ashton daartoe opnieuw een oproep zou willen doen. Is de Minister bereid om haar daarom te verzoeken?

Ik ben natuurlijk heel blij met de toezegging van de Minister, van de week per brief bevestigd, dat hij 30 studenten uit Syrië die om politieke redenen hun studie hebben moeten afbreken, de kans biedt om hier in Nederland verder te studeren voor maximaal een jaar. Als alle landen dat zouden doen, gaat het om 6.000 studenten wereldwijd. Dat is echt een teken van hoop. Nederland maakt het goede begin.

Ik kom nu op het militaire aspect. Wat twee jaar geleden begon met vreedzame demonstraties is intussen uitgelopen op een orgie van geweld. Het Syrische regime vecht voor zijn leven, gesteund door de oude bondgenoten: Iran, Hezbollah en Rusland. Nog deze week leverde Rusland anti-scheepsrakketten met geavanceerde radarapparatuur, hoogstwaarschijnlijk bedoeld om steun aan de rebellen vanaf zee of een militaire interventie vanuit het luchtruim te ontmoedigen. Hoe duidt de Minister deze leverantie? Beschouwt hij deze als anticipatie op of afschrikking van de vestiging van een humanitaire zone? Dat zou toch betekenen dat Assad de druk daartoe voelt toenemen? Dit maakt in elk geval weer duidelijk hoezeer de oorlog in Syrië tot een proxy-oorlog is verworden: een lokaal strijdtoneel waarbij grotere machten aan de touwtjes trekken, elk met een eigen agenda. Dat geldt ook voor de oppositie. Democratische seculiere krachten worden helaas steeds meer overvleugeld door sektarische bewegingen, gefinancierd vanuit het buitenland. De gewone Syriërs – Ahmed met de pet, zeg maar – de mensen die een beetje meer vrijheid wilden, een beetje meer inkomen en een beetje minder corruptie, hebben het nakijken. Zij zijn de silent majority en delven het onderspit.

De grote vraag is of het helpt om de oppositie te bewapenen. Kan het Westen een democratisch Syrië tot stand helpen brengen door militaire steun? Hoe graag mijn fractie dat democratische Syrië ook geboren wil zien worden, rechtstreekse bewapening is daartoe niet de weg. Er is een risico van proliferatie, van intensivering van geweld en van escalatie in de regio. Er bestaat eveneens een risico dat je er ook na de val van Assad niet meer uitkomt.

En dan heb ik het nog niet eens gehad over het gevaar van chemische wapens. Het gebruik daarvan lijkt al vast te staan. Kleine hoeveelheden sarin lijken te zijn ingezet. Er zijn nog heel veel vragen. Je moet er hoe dan ook niet aan denken dat het regime deze wapens massaal gaat inzetten tegen de eigen bevolking of dat die in handen vallen van extremistische groepen die er eveneens niet mee zitten om over te gaan tot gebruik ervan. Hoe beoordeelt de Minister het risico dat chemische wapens gaan worden ingezet in de burgeroorlog en hoe moet het Westen reageren als dit scenario onverhoopt wordt bewaarheid? Wij zijn nu druk bezig met de glycol-kwestie. Ik vind dat wij die niet nu tot grote proporties moeten opblazen terwijl wij de feiten nog niet kennen. Ik dank de Minister voor de brief van gisteren. Laten wij uitgaan van de feiten, voor de zaak groter en groter wordt op basis van speculaties.

Er lijkt vooralsnog alle reden om het EU-wapenembargo te handhaven, zoals deze week ook de Britse Minister Hague bepleitte. Er moet geen sprake zijn van directe bewapening van de oppositie. Hij pleitte hij echter wel voor enige amenderingen van het embargo. Ik ben benieuwd of de Minister kan aangeven waar zijn Britse collega aan denkt en of hij mee zou willen gaan met diens voorstellen. Als die zouden kunnen helpen om de burgerbevolking te beschermen en als die kunnen helpen om de positie van de silent majority te verbeteren, zien wij dat graag. De Minister wijst in zijn brief terecht op het belang van inzicht in het eindgebruik van de te leveren goederen. De zorgvuldigheidsclausules die daarbij nodig zijn, zijn natuurlijk van groot belang. Ik hoor graag de visie van de Minister op mogelijke versoepeling van het embargo. Ik geef hem graag alle ruimte om dit onderwerp op een verstandige manier te behandelen.

Tot slot kom ik op het politieke aspect. Naar de mening van de PvdA-fractie is er geen militaire oplossing voor het conflict in Syrië mogelijk. Beide kampen denken nog steeds dat zij kunnen winnen. Zolang zij de wapens niet neerleggen, gaat het alleen maar van kwaad tot erger. Verdere militarisering is dus een heilloze weg. Het zal koste wat het kost tot een politiek vergelijk moeten komen. Rusland wil erkend zien dat het een positie heeft in Syrië en daarmee ook een zekere «nuisance value» op het mondiale toneel. Iran wil dat evenzeer. Beide hebben geen belang bij permanente instabiliteit, bij soennitische extremisten aan het bewind en bij chemische wapens in omloop.

De voorzitter: Wilt u afronden, mevrouw Bonis?

Mevrouw Bonis (PvdA): Dit zijn mijn laatste zinnen, voorzitter. Dat is een gedeelde agenda met het Westen. Genève II, het initiatief van Kerry en Lavrov, zal dus een inclusieve conferentie moeten zijn. Wil de Minister er in Brussel op aandringen dat ook Iran kan deelnemen aan deze conferentie? Ook plaatsvervangend secretaris-generaal Eliasson zei gisteren dat alle actoren moeten deelnemen. Naar de mening van mijn fractie hoort Iran daar ook bij. Het is te hopen dat de conferentie doorgaat. Er is geen militaire oplossing, maar slechts een politieke uitweg. Wij hopen dat Genève II zal leiden tot een bestand, tot een overgangsregering met volledige bevoegdheden en met wederzijdse instemmingen. Onderhandelingen kunnen misschien beginnen met Assad, maar zij hoeven niet met hem te eindigen. Hopelijk is er een proces mogelijk waar beide zijden aan verbonden zijn, zodat ook een bijltjesdag in Syrië kan worden voorkomen.

De heer Van Ojik (GroenLinks): Voorzitter. Ik ga de verschrikkelijke feiten over de humanitaire situatie die de collega's al hebben genoemd niet herhalen, want die feiten zijn erg genoeg. Ik begrijp uit een brief van Oxfam Novib dat van de toegezegde 1,5 miljard nog maar ongeveer de helft is geëffectueerd. Het is natuurlijk heel goed dat landen als Koeweit nu ruimhartig over de brug komen. De Minister schrijft in zijn verslag van de vorige EU-raad dat hij zijn collega's wil blijven aanspreken op de committeringen die zij hebben gedaan. Ook ik zou graag van hem horen of dat al tot resultaat heeft geleid. Dat is namelijk heel erg hard nodig.

Ik wil ook specifieke aandacht van de Minister vragen voor de positie van vrouwen. Verkrachting en seksueel geweld worden gebruikt als wapen in de oorlog. Dat is ook een oorzaak van het verder op gang komen van vluchtelingenstromen. Ook in de vluchtelingenkampen zijn vrouwen en meisjes niet veilig voor seksueel geweld. Ik vraag de Minister of het mogelijk is om organisaties die zich specifiek inzetten om seksueel geweld tegen en verkrachting van vrouwen in de kampen tegen te gaan, extra te steunen.

De regionale opvang, hoe belangrijk en leidend ook in het beleid, heeft zijn grenzen bereikt. Wij hebben daar in het verleden over gesproken. De Minister heeft altijd gezegd dat hij niet wil tornen aan het uitgangspunt van opvang in de regio en dat hij eigenlijk weinig of niets kan doen aan het niet toelaten van mensen hier. Dat is anders in Duitsland, dat inmiddels 5.000 vluchtelingen heeft toegelaten. Ik vraag de Minister in het licht van zijn eigen analyse dat de situatie per dag verslechtert – die staat ook in de geannoteerde agenda – of er niet een moment komt waarop ook Nederland zijn steentje moet bijdragen met de opvang van vluchtelingen hier.

De heer Van Bommel heeft al gesproken over de chemische wapens en ik ben er vrij zeker van dat de spreker na mij dat ook zal doen. Het is tamelijk bizar. Mevrouw Bonis zegt dat wij de feiten niet kennen, maar er zijn een paar feiten die wij wel kennen. Wij weten dat wij in 2003 al gewaarschuwd zijn en dat de douane is gaan kijken en constateerde dat de spullen al weg waren terwijl dat niet had moeten gebeuren. In 2008, 2009 en 2010 is dat weer gebeurd. Ik zou heel graag, net als de heer Van Bommel, van de Minister horen hoe zoiets mogelijk is. Ik schrok zelf heel erg van hetgeen hierover gisterenavond in NRC Handelsblad stond. Daarin werd voormalig Staatssecretaris Bleker van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie geciteerd, die zei dat het slecht voor onze concurrentiepositie is om dat soort producten eenzijdig vergunningplichtig maken. Ik zie de Minister nu enigszins geïrriteerd zuchten. Ik hoor heel graag van hem of dat indertijd een overweging is geweest, zoals de voormalig Staatssecretaris volgens NRC heeft gezegd. Als hij dat niet heeft gezegd, is dat des te beter. Ik hoor hier graag een verklaring over van de Minister.

Instandhouding van een volledig wapenembargo door alle partijen nageleefd, is wat mijn fractie betreft de ideale optie. Het is natuurlijk altijd goed om te proberen om consensus te bereiken. In de brief staat dat wij terughoudend moeten zijn met het aanpassen van het wapenembargo. Dat stelt mij niet helemaal gerust. Ik begrijp heel goed dat de Minister probeert om alle partijen op één lijn te krijgen. «Terughoudend» is echter toch iets anders dan hetgeen wij tot nu toe van de Minister hebben gehoord, namelijk dat hij tegen het aanpassen van het embargo is of, anders gezegd, dat hij voor het verlengen is van het wapenembargo zoals het er nu ligt. Ik zou daar heel graag opheldering over hebben.

Omwille van de tijd zal ik naar een afsluiting gaan. Het is van groot belang dat er wordt gewerkt aan de totstandkoming van een op burgerrechten gebaseerde Syrische regering. Erkenning van de Syrische oppositiecoalitie is daar in de visie van mijn fractie onderdeel van. De oppositie is absoluut geen ideale partner, maar is beter dan de alternatieven. Wij zijn heel blij met het aangekondigde Russisch-Amerikaanse initiatief om begin juli een conferentie te organiseren. In de tussentijd kunnen wij echter van alles doen. Ik heb daar een paar voorbeelden van gegeven. Wij kunnen kijken naar opvang van Syrische vluchtelingen hier, wij kunnen vrouwenorganisaties steunen die in Syrië en in de vluchtelingenkampen buiten Syrië actief zijn en wij kunnen samenwerken met de Syrische oppositiecoalitie om voor de toekomst een beter Syrië mogelijk te maken.

De heer Sjoerdsma (D66): Voorzitter. Kortheidshalve sluit ik mij wat betreft humanitaire hulp aan bij eerdere sprekers, met name waar het gaat om naming-and-shaming van landen die gulle bijdragen hebben toegezegd en die toezegging niet zijn nagekomen. Ik deel de zorgen die zijn uitgesproken door de heer Van Bommel over de Palestijnse vluchtelingen, die nergens meer een heenkomen lijken te kunnen vinden.

Mijn volgende punt is het wapenembargo. Wij moeten vasthouden aan een politieke oplossing. De conferentie in Genève in juni verdient onze volle steun. Het is cruciaal dat wij de oppositie en Assad daar aan tafel krijgen. Tegelijkertijd kunnen wij niet te veel verwachten van die conferentie. Het diplomatieke spoor met Assad heeft immers al twee jaar lang niets opgeleverd. Daarvoor is hij te calculerend. Zolang de druk niet te groot is en de militaire machtsbalans op de grond niet in zijn nadeel is, hoeft hij niet te bewegen en blijft hij gewoon zitten. Voor mijn fractie is daarom ook het nachtmerriescenario in aanloop naar de conferentie in Genève dat geen enkel besluit wordt genomen over het embargo wegens verdeeldheid. Dat is het slechtst denkbare signaal. Het zou Assad duidelijk maken dat er van echte druk geen sprake kan zijn. Daarom moet er een Europees standpunt komen. Assad moet één lijn zien. Omdat die gezamenlijke Europese lijn zo belangrijk is, wil D66 de Minister wat betreft het wapenembargo absoluut niet op pad sturen met rode lijnen: zonder bewegingsvrijheid geen Europees compromis en zonder Europees compromis geen druk op Assad.

D66 vindt het echter wel belangrijk om van de Minister te vernemen welke scenario's wat hem betreft op tafel liggen. Is verlenging van het bestaande embargo een reële optie? Is het loslaten van het embargo met een aantal uitzonderingen een optie? De Minister stelt terughoudend te staan tegenover volledige opheffing van het embargo, mede vanwege terechte zorgen over proliferatie. Spijkerharde garanties zijn in dit soort situaties echter moeilijk te geven, lijkt mij. Kan er ooit een moment ontstaan waarop wij volgens het kabinet wapens moeten leveren?

Glycol is een grondstof voor chemische wapens. Onderzoek van NRC Handelsblad en RTL Nieuws liet gisteren zien dat Nederland jarenlang glycol naar Syrië exporteerde en dat dit tot de dag van gisteren mogelijk was. Mijn fractie dankt het kabinet voor de snelle brief en voor de duidelijkheid die daarin wordt geschapen. Het kabinet erkent in de brief dat de risico's van de stof bekend waren en schrijft deze nu vergunningplichtig te maken. Toch houdt D66 een aantal vragen, die ik achter elkaar zal noemen. Heeft Nederland tegen de Verenigde Staten gezegd dat als wij op de hoogte waren geweest van de zorgen van de Amerikaanse overheid, wij de levering in 2.003 hadden tegengehouden en, zo ja, waarom heeft men dan toch in 2008, 2009 en 2010 kunnen leveren? Waarom schrijft de Minister in de brief niets over het TNO-onderzoek van 2006? Aan wie is vanuit Nederland geleverd en wanneer zijn de douanegegevens daarover bekend? Waarom heeft het kabinet andere landen aangesproken in The Australia Group, maar heeft het zelf export van deze producten door laten gaan in de daarop volgende jaren? Beoordeelt het kabinet alle Nederlandse leveringen van glycol aan Syrië als verantwoordelijk? Welke nieuwe feiten hebben geleid tot de vergunningplicht zoals die gisteren is genoemd? Zijn er andere stoffen waar de AIVD al jaren voor waarschuwt, maar waarop geen concrete actie is genomen?

De heer Van der Staaij (SGP): Voorzitter. De situatie in Syrië is ronduit dramatisch, gezien het aantal doden, vluchtelingen en mensen daar in schrijnende omstandigheden die hulp nodig hebben. Wij zijn het er allemaal over eens hoe ernstig de situatie is, dus wij hoeven niet naar superlatieven te blijven zoeken. Het is echter geen orkaan die heeft geraasd en die voorbij is. Het dramatische is wat er morgen of overmorgen gaat gebeuren. Het zicht op een oplossing is nog steeds maar heel beperkt. Gezien de recente leveringen van luchtafweerrakketten door Rusland aan het regime van Assad, is de vraag hoe het met zijn positie op dit moment zit. Ik hoor graag van de Minister hoe hij de huidige machtsverhoudingen en ontwikkelingen in Syrië inschat, ook in het licht van wat gisteren in Der Spiegel naar voren kwam. Der Spiegel schreef dat Duitse inlichtingendiensten zeiden dat waar zij eerst dachten dat Assad bijna weg was, zij nu moeten vaststellen dat hij steviger in het zadel lijkt te zitten. Ik hoor graag een heldere inschatting van de machtsverhoudingen binnen Syrië zelf.

Het is natuurlijk een goede zaak dat wordt ingezet op een politieke oplossing en dat op die internationale conferentie de mogelijkheden op dat vlak worden verkend. Ik pleit er uitdrukkelijk voor om op die conferentie en bij het spreken over diplomatieke oplossingen ook steeds de positie van de kwetsbare minderheden in het oog te houden. Er is al gesproken over de alevieten en de christenen. De heer Van Ojik noemde terecht ook de positie van vrouwen in Syrië op dit moment. Die zaken komen heel luguber samen in recente uitlatingen van een soennitische leider die zei dat geweld tegen en verkrachting van niet-soennitische vrouwen is toegestaan. Dat geeft precies aan hoe vrouwen en minderheden het slachtoffer kunnen zijn. Wij hebben in Nederland een discussie over jihadreizigers naar Syrië, maar wij zijn helaas niet het enige land van waaruit mensen naar Syrië gaan. De situatie in het land lijkt jihadstrijders met ervaring in bijvoorbeeld Afghanistan als een magneet aan te trekken. Dat leidt tot een verdere invloed van fundamentalisten in dat gebied. Mogelijk krijgen zij het roer in handen. Dat maakt de situatie zo precair.

Mijn volgende punt is het wapenembargo. Het ingewikkelde aan de huidige situatie is dat Syrië een wespennest is van allerlei partijen. Binnen de oppositie zien wij dat fundamentalistische krachten terrein winnen. Wij vragen ons af of verlichting van een wapenembargo in enigerlei zin een positief effect zou kunnen hebben. Dat vind ik eigenlijk de belangrijkste ethische vraag die hier aan de orde is. De vraag of het kan helpen of niet lijkt pragmatisch. In feite is het echter een heel ethische vraag, namelijk of je het idee hebt dat met verruimde mogelijkheden voor bewapening een vreedzame oplossing van het conflict uiteindelijk gediend zal zijn. Heb je de gegronde verwachting dat dit een goede bijdrage zal leveren? Wij zien dat op dit moment niet. Daarom pleit de SGP ervoor dat de regering inzet op handhaving van het wapenembargo. Proliferatie van wapentuig naar onder meer Hezbollah of Iran blijft een levensgroot risico. Wat voor inzicht is daar op dit moment in? Wil Nederland Duitsland steunen in het zo snel mogelijk op de Europese terreurlijsten plaatsen van Hezbollah?

De heer Omtzigt (CDA): Voorzitter. Ik spreek vandaag zowel namens de CDA-fractie als de ChristenUnie-fractie, die zich verontschuldigt dat zij niet aanwezig kon zijn. De crisis in Syrië is enorm, zoals een aantal collega's al duidelijk onder woorden heeft gebracht. Er zijn vijf of zes miljoen vluchtelingen, zowel binnen Syrië als erbuiten. Anderhalf miljoen mensen zijn gevlucht. Er zijn 80.000 doden gevallen. Het afgelopen jaar lijkt een totaal verloren jaar. Een jaar geleden waren er onderhandelingen in Genève. Als wij terugkijken, is die Genève I-ronde misschien wel een enorm gemiste kans geweest.

Wij zien dat er eigenlijk een proxy-oorlog aan het ontstaan is tussen aan de ene kant Saudi-Arabië en Qatar en aan de kant Iran en Hezbollah. De internationale gemeenschap lijkt in die oorlog getrokken te worden. Gematigde krachten lijken heel sterk terrein te verliezen. Bij de fracties van het CDA en de ChristenUnie leven grote zorgen over de positie van minderheden, ook, en misschien wel vooral, als dit regime zou vallen op de een of andere wijze. Wij denken dat bij een militaire overwinning een slachtpartij zou kunnen plaatsvinden die nog veel groter is dan de slachtpartij die al heeft plaatsgevonden. Deelt de Minister die inschatting en, zo ja, op welke wijze wordt getracht om te voorkomen dat zo'n scenario zich gaat voltrekken?

De vluchtelingen hebben het moeilijk. De andere woordvoerders hebben terecht gesproken over landen die wel en niet hun best doen om ervoor te zorgen dat er enige opvang is. Wij willen speciale aandacht vragen voor de minderheidsgroepen die ook over de grens moeite hebben om opgevangen te worden. Is de regering bereid om te bezien of zij eventueel particulieren kan helpen die daar hun best doen om die mensen op te vangen? Ook daar wordt de nood groot en sektarische lijnen beginnen ook in de vluchtelingenkampen verschrikkelijke vormen aan te nemen.

Wij zijn tegen opheffing of versoepeling van het wapenembargo. Wij denken dat het leveren van wapens aan welke partij dan ook in Syrië op dit moment geen bijdrage levert aan de oplossing van het conflict aldaar. Wij zouden, net als de SGP, graag een evaluatie willen hebben van de situatie op de grond. Ook wij zien dat het regime van Assad een aantal steden herovert. Wij zouden graag die weging willen zien, want die is ook van belang bij de wijze waarop de conferentie wordt vormgegeven en de bereidheid van partijen om eraan deel te nemen.

Wij zien dat een aantal landen bezig is met een eventueel ingrijpen. Israël bombardeert. Rusland staat op het punt om S-300's te leveren, waardoor Israël zich acuut bedreigd voelt. Dat betekent immers feitelijk dat Israël een gedeelte van zijn soevereiniteit over het eigen luchtruim zou kunnen verliezen. Ik zou nu graag een brief ontvangen van de Minister over de internationale volkenrechtelijke aspecten van een eventueel ingrijpen. Kan hij dat aan de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) vragen? Wat is eigenlijk de legaliteit van de wapenleveranties aan de rebellen onder het volkenrecht? Zijn die op zich al niet illegaal?

Ik kom nu op de brieven over de levering van glycol. Ik heb interessante vragen gehoord van de heer Sjoerdsma van D66, waar ik er twee aan wil toevoegen. Er zijn in 2003 waarschuwingen geweest van de VS. Welke natuur hadden die waarschuwingen? Wat zeiden de VS op dat moment? Betrof het een algemene waarschuwing of een zeer specifieke waarschuwing over waar deze zaken voor gebruikt konden worden? Op welke wijze en met welke intensiteit heeft de AIVD een waarschuwing afgegeven voor deze leveringen en wat is daar precies mee gebeurd?

De voorzitter: Hiermee is een einde gekomen aan de inbreng van de Kamer in eerste termijn. Ik geef het woord aan de Minister. Ik sta één interruptie per fractie toe.

Minister Timmermans: Voorzitter. Kijkend naar Syrië is mij opgevallen wat de heer Ten Broeke zei, namelijk dat waar twee jaar geleden in Syrië werd gesproken over Syriërs nu niemand in Syrië nog over Syriërs spreekt, maar over alevieten en andere groeperingen. Het doet mij heel sterk denken aan wat wij midden jaren negentig in Bosnië hebben gezien. Daar zag je het precies hetzelfde fenomeen. Aanvankelijk wist men van de buren vagelijk tot welke groep zij behoorden, soms zelfs niet. Binnen een paar maanden tijd wist men heel precies tot welke groep mensen hoorden, met alle consequenties van dien. Ook daar namen vervolgens de gruwelijkheden op basis van afkomst enorm toe. Aan kinderen werd gevraagd om een kruisteken te slaan. Aan dat kruisteken kon men zien of het een orthodox of een katholiek kind was. Op basis daarvan werd het kind al dan niet vermoord. In een burgeroorlog zijn gruwelijkheden altijd onderdeel van het feit dat mensen op basis van hun afkomst tegen elkaar tekeer gaan. Syrië is een enorm ingewikkelde constructie, met al die verschillende groeperingen. Dat leidt mij tot de conclusie dat als je wat langer doorkijkt, ook voorbij Genève en zo, de internationale gemeenschap rekening moet houden met eenzelfde postconflictsituatie als zich in de Balkan heeft voorgedaan. Dat heeft nogal wat consequenties voor ons. Ik leg het even in het midden. Nu is niet het moment om daar uitvoerig op in te gaan. Dat snap ik wel. Wij hebben nu veel urgentere zaken te doen. Bij het nadenken over de situatie als er eenmaal wordt gesproken, moet rekening worden gehouden met een mogelijke Balkanachtige postconflictsituatie.

De heer Van Bommel vroeg wat ik vind van wat Israël heeft gedaan. Net als mevrouw Ashton vind ik dat je, ook gelet op de complexe omgeving, niets moet doen wat het conflict laat escaleren of over de grenzen heen laat gaan. Dat gezegd zijnde moeten wij overigens niet naïef zijn over welke proxy-elementen er in het optreden van Hezbollah in Syrië zitten, dat zich nadrukkelijk richt op Israël. In die context vind ik dat Israël zich tot nu toe zeer terughoudend heeft opgesteld. Dat hier ook rechtstreeks gevaren voor Israël mee samenhangen en dat Israël zich moet kunnen beschermen, vind ik niet iets waar je makkelijk overheen kan stappen. Het uitgangspunt is inderdaad – dat is ook namens Nederland aan Israël overgebracht – om extreem terughoudend te zijn, vanwege wat je allemaal kunt veroorzaken als je in het conflict wordt meegezogen.

De Kamer vraagt terecht hoe het zit met de pledges van al die landen en waarom bepaalde landen niet over de brug komen. Ik heb het daar voortdurend over. Ik denk dat ze zo langzamerhand gek van mij worden. Je kunt alleen maar leiden door het goede voorbeeld te geven. Nederland heeft echt boven zijn relatieve internationale positie bijgedragen aan de verlichting van de vluchtelingencrisis, inmiddels met 35 miljoen euro. Minister Ploumen en ik gaan door met nadenken over nog meer scenario's. Daar wil ik niet op vooruitlopen. Dat zal voor haar en haar planning belangrijk zijn. Nederland zal dus niet zeggen: dat is het, klaar. Dat doen wij zeker niet. Het is nu echter wel tijd dat anderen ook over de brug komen. Koeweit is een goed voorbeeld, zoals een aantal leden al zei. Er zijn echter landen die ver achterblijven en landen die wel pledgen en vervolgens het geld in wapens stoppen in plaats van in waar zij het voor hadden gepledged. Daar blijf ik ze bilateraal en in internationale conferenties helder op aanspreken.

Een aantal leden heeft gisteren met Jan Eliasson gesproken. De heer Ten Broeke vroeg daarnaar. Wij dragen jaarlijks 40 miljoen bij aan het Central Emergency Response Fund van de VN. Dat is 10% van hun begroting, dus ook daar doet Nederland relatief meer dan andere landen. Dat geeft ons ook het recht om landen op hun donder te geven als zij dat niet doen. Dat zullen wij ook doen. Het CERF kan ieder moment worden ingezet door OCHA, als dat nodig is. Ik hoop dat dit wat meer armslag geeft. Zo hoop ik dat wij, zoals de heer Ten Broeke en mevrouw Bonis wensen, naar een wat structurelere aanpak van de vluchtelingencrisis kunnen gaan.

Ik ben het eens met de leden van de commissie die wijzen op de precaire situatie waarin de Palestijnen verkeren. Het is bekend hoe het zit met Palestijnen in die regio. Naar ons toe en naar buiten toe doen heel veel Arabische landen alsof zij de beste vrienden zijn van de Palestijnen, maar ondertussen vinden zij ze maar knap vervelend in hun land en daaromheen. Dat gezegd zijnde vind ik dat er internationaal weleens wat weinig oog is voor de enorme druk die nu op evenwichtskunstenaars in de regio als Libanon en Jordanië komt te staan door die vluchtelingencrisis. Het is echt bijna onvoorstelbaar dat een land als Libanon in één klap zo'n enorme bevolkingstoename krijgt. Het grootste vluchtelingenkamp is geloof ik inmiddels de derde stad van het land. In Nederland zouden wij dat met onze rijkdom en stabiliteit niet eens aankunnen. Er wordt zo ontzettend veel gevraagd van die landen. Vandaar hun duidelijke noodkreet: laat ons op dit moment niet in de steek met dit probleem.

De heer Van Ojik stelt dat ook moet worden overwegen om vluchtelingen naar Nederland te halen. Zelfs die enorme Duitse inspanning is maar een druppel op de gloeiende plaat. Ik zou het ontzettend jammer vinden als een discussie over vluchtelingen hiernaartoe halen afleidt van de noodzaak om de landen daar te helpen. Maar zo wil ik mij er niet van afmaken, want dat is iets te makkelijk. Als er internationaal een discussie ontstaat – die hoor en zie ik overigens nog niet – over een andere aanpak, zal Nederland die niet uit de weg gaan. Onze inzet blijft echter volledig gericht op laten zien dat wij meer doen dan relatief gesproken de Nederlandse positie zou zijn bij het steunen van internationale instellingen bij het opvangen van vluchtelingen en op basis daarvan spreken wij andere landen veel harder aan om dat ook te doen. Ik zeg in alle directheid dat als de internationale gemeenschap daarin faalt, niet valt uit te sluiten dat Libanon en Jordanië verder in chaos terechtkomen en het conflict in worden gezogen. Dat is niet geheel denkbeeldig, zeg ik maar even voorzichtig. Daar moet de internationale gemeenschap zich zeer van bewust zijn.

Een aantal leden heeft gevraagd naar de situatie op de grond. Er zijn inderdaad indicaties dat het regime een aantal militaire successen heeft geboekt en zich op dit moment veel zelfverzekerder voelt dan een tijd geleden. Tegelijkertijd maakt, spiegelbeeldig, de coalitie, die dacht dat het misschien even kon duren, maar dat zij de overhand zou krijgen, zich veel zorgen over de verhoudingen. De bottomline is echter heel simpel: een militaire overwinning zit er voor beide niet in. Als het er voor iemand in zit, dan is het voor Assad. Dat is uiteindelijk de meest gruwelijke uitkomst. Het is echter ook zo – daarom is Genève zo belangrijk – dat iedere eenzijdige militaire overwinning, zo zeg ik ook tegen de heer Omtzigt, in dat land met die ingewikkelde compositie kan leiden tot gruwelijkheden tegenover de verliezende partij. Dat geldt voor iedere militaire overwinning, dus van beide kanten. Daarom moeten wij ten aanzien van Genève over onze schaduw heen durven stappen.

De heer Van Bommel vroeg hoe het zit met de aanwezigen in Genève. Ik heb werkelijk geen goed woord over voor Iran op dit punt, voor zijn gedrag, voor zijn opstelling en voor het gebrek aan maar de geringste bereidheid om ergens over te praten. Iran wil wel overal aan tafel zitten en overal over praten maar doet zelf nooit iets. Echt nooit. Als het aan mij lag, hoefden ze er niet bij te zijn. Laat ik het maar zeggen zoals het is. Als het nodig is om die conferentie tot stand te brengen en het gesprek op gang te brengen, hoop ik dat ook de landen die er het meeste moeite mee hebben – dat zijn het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en de Verenigde Staten – zich daaroverheen kunnen zetten. In die dubbele omstandigheid verkeren wij. Ik verwacht geen enkele positieve bijdrage van Iran. Dat blijkt wel uit zijn daden in de regio op dit moment. Tegelijkertijd zou ik het enorm betreuren als een discussie over de vraag of Iran wel of niet aanwezig mag zijn, ertoe leidt dat er geen Genèveconferentie zou plaatsvinden, als de leden mijn afweging begrijpen. Dan is ook de vraag: met of zonder Assad? Dat wordt een heel grote, ingewikkelde puzzel, die met de diplomatieke vaardigheden van zowel de Amerikanen als de Russen het best opgelost zal worden met een grote mate van constructieve ambiguïteit, zoals dat heet. Alle partijen zullen op een of andere manier aan tafel moeten zitten, wil je hier een succes van maken.

De brede internationale consensus, hetzij omdat die wordt uitgesproken, hetzij omdat er niets over gezegd wordt, is dat een oplossing met Assad niet denkbaar is. De Russen zullen het niet uitspreken, maar ze spreken het ook niet verschrikkelijk tegen. Ze gaan ook niet enorm op de barricade voor deze figuur. Daarin zal dus ook weer naar een modus gezocht worden. Maar er komt natuurlijk helemaal geen oplossing als de alevieten niet aan tafel zitten. Laten wij daar helder over zijn. Daarvoor zal ook een formule gezocht moeten worden.

Maak ik mij zorgen over de positie van minderheden en vrouwen? Ja, ik maak mij zorgen over minderheden en vrouwen. Ik heb gisteren Mouaz Al-Khatib gebeld. Daar heb ik in het gesprek met hem een groot punt van gemaakt, ook omdat hij persoonlijk in dat land, zelfs bij de alevieten, voldoende morele autoriteit heeft om met hen het gesprek te kunnen voeren. Ook dat is weer een wat schimmige situatie. Hij is afgetreden, maar hij is toch nog betrokken. Ik heb de indruk dat hij niet wil terugkomen op zijn besluit af te treden maar dat hij tegelijkertijd ook betrokken wil blijven. Hoe dat de komende tijd gaat uitkristalliseren, weet ik niet, maar wij hebben in de regio wel vaker van dit soort situaties bij de hand, zelfs nu met de Palestijnen om maar eens iets te noemen. Ik heb het over wel of niet aftreden, wel of niet aanwezig zijn. Ik hoop toch dat hij die rol wil blijven vervullen met name vanwege zijn morele autoriteit. Hij is de enige die in staat is om die enorme lappendeken van de – ik zou bijna zeggen «zogenaamde» – coalitie bij elkaar te houden. Naarmate het conflict zich verbreedt en verdiept, krijgen de meer radicale elementen een sterkere positie. Dat is logisch. Dat is zo in iedere burgeroorlog. Dat is een van de grote zorgen aan beide kanten van de lijn. Aandacht voor de vertegenwoordiging van minderheden en de aanwezigheid van vrouwen in de coalitie en de positie die zij daarin hebben, is dus zeer noodzakelijk. Ik wil daar maandag in Brussel bij de Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) zeer grote aandacht voor vragen en erop insisteren dat wij met z'n allen op die lijn gaan zitten.

Er zijn terechte vragen te stellen over hoe representatief en stabiel het allemaal is. Dit land, dat toch geen ontwikkelingsland was en een redelijk stevige sociale, economische en maatschappelijke structuur had waarin de meeste mensen behoorden tot de middenklasse en een baan, een huis, een auto en een gewoon leven hadden, is echter compleet aan gort geschoten. Het is compleet aan gort geschoten! Moeten wij dan gaan speculeren over de stabiliteit van coalities en de representativiteit van regeringen? Het is allemaal relatief natuurlijk. De enige hoop die wij hebben, is dat wij iedereen die misschien voldoende autoriteit heeft om namens de groeperingen te spreken, aan tafel krijgen om te praten over een staakt-het-vuren en een oplossing.

De chemische wapens. Er zijn heel veel feitelijke en precieze vragen gesteld over glycol, ook naar aanleiding van de brief van gisteren. Ik hoop dat de Kamer begrip heeft voor het feit dat ik niet nu hier ter plekke, terwijl ik ook niet in de dossiers heb kunnen duiken en het niet eens mijn verantwoordelijkheid is, direct op alle vragen kan antwoorden. Ik hoop dat de Kamer het goed vindt dat wij ze goed noteren en dat ik ze aan mijn collega Ploumen meegeef, want ik neem aan dat de woordvoerders op basis van deze brief meer vragen hebben waarover zij het misschien eerst schriftelijk en daarna in een overleg met haar over zouden willen hebben. In algemene zin wil ik heel nadrukkelijk gezegd hebben dat economische argumenten over concurrentiepositie et cetera nooit een rol kunnen spelen in de discussie over dual-usegoederen of andere goederen die kunnen bijdragen aan het maken van massavernietigingswapens. Tegelijkertijd zullen andere landen geen enkele rem voelen om zulke goederen te exporteren als je het niet internationaal eens bent over wat dual use is. Dat is de realistische kant van de zaak. Dat zeg ik in zeer algemene zin, niet toegespitst op deze zaak, omdat de heer Sjoerdsma mij die algemene vraag stelde. Maar de specifieke vragen over deze casus zou ik aan mijn collega Ploumen willen laten, ook omdat er misschien allerlei juridische haken en ogen aan zitten en wij niet in een situatie terecht willen komen dat wij hapsnap op vrij precieze vragen gaan antwoorden.

De heer Van Bommel (SP): De Minister formuleert het in algemene termen. Ik snap dat. De details rond deze casus zullen wij later vernemen. Hij zegt dat concurrentieoverwegingen nooit kúnnen prevaleren in dit soort kwesties. Dat lijkt mij niet correct. Die kunnen wel prevaleren. De Minister bedoelt misschien dat ze nooit mógen prevaleren. Als dat de opvatting is in deze kwestie in algemene termen dan is daarmee ook een oordeel uitgesproken over een eventuele overweging in het recente verleden van een toenmalig bewindspersoon, die aangaf dat het voor hem wel een overweging was, althans volgens een recent bericht in de media. Deelt de Minister die constatering van mijn kant?

Minister Timmermans: In de eerste plaats dank ik de heer Van Bommel voor de taalkundige correctie, waarin hij gelijk heeft. In de tweede plaats – ik ken de heer Van Bommel al een tijdje – laat ik mij nu niet zuigen in een discussie over deze concrete casus. Ik begrijp zijn vraag. Als ik in zijn positie was, zou ik hem ook stellen, maar ik wil graag dat mijn collega Ploumen de kans krijgt om met de Kamer heel precies op deze casus in te gaan, waarbij zij kan vertellen wat de motiveringen zijn geweest om zo te handelen in het verleden. Het onderzoek zal dat laten zien.

De heer Sjoerdsma (D66): Ik begrijp de houding van de Minister. Het is belangrijk dat wij in deze zaak de zorgvuldigheid vooropstellen. Laat ons dus dat debat met Minister Ploumen voeren naar aanleiding van deze brief en ook naar aanleiding van de douanegegevens die, zo begreep ik uit de brief van gisteren, nog komen. Dan hebben wij alle feiten op tafel en kunnen wij op basis van die feiten en de vandaag reeds gestelde vragen, het debat voeren. Ik zou het wel waarderen als Minister Ploumen de vandaag gestelde vragen al schriftelijk van tevoren zou kunnen beantwoorden. Dat maakt het makkelijker.

De voorzitter: Mag ik ervan uitgaan dat u er hetzelfde over denkt, mijnheer Omtzigt? Dat wil zeggen dat wij aan Minister Ploumen vragen om deze feitelijke vragen per brief te beantwoorden. Dit is al toegezegd uiteraard maar u hebt niet gereageerd.

De heer Omtzigt (CDA): Daar stem ik zeker mee in, het liefst op zo kort mogelijke termijn. Het hoeft geen nachtwerk te worden, maar het zou fijn zijn als wij begin volgende week die antwoorden hebben.

De voorzitter: Wij zullen de vragen doorgeleiden naar de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking met het verzoek om deze feitelijke vragen van u beiden en mogelijke andere vragen die nog komen, mee te nemen. Bij de procedurevergadering komen die ook aan de orde. Wellicht zijn er aanvullende vragen. Dan kan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking alles in één keer beantwoorden. Ik constateer dat de commissie dit voorstel aanneemt.

Ik verzoek de Minister verder te gaan met zijn beantwoording.

Minister Timmermans: Dan kom ik op het onderwerp dat maandag een belangrijke rol zal spelen bij de RBZ: het wapenembargo. Laat ik heel erg duidelijk zijn: ik wil geen versoepeling van het wapenembargo. Onder andere omstandigheden, als wij niks zouden doen en het wapenembargo zou doorlopen, zou ik niks doen. Maar zoals een aantal leden terecht opmerkte: als wij niks doen, vervalt het wapenembargo en hebben wij geen regels meer. Ik heb dus de afgelopen weken geprobeerd heel voorzichtig te onderzoeken of wij mevrouw Ashton in een positie kunnen brengen waarin zij iets kan formuleren dat voor alle partijen aanvaardbaar is. Wij zitten nog midden in dat proces. Ik weet oprecht niet of er een kans van slagen is, want aan de ene kant zijn er landen die beargumenteren dat er een enorme opening gemaakt moet worden om wapenleveranties mogelijk te maken, maar aan de andere kant zijn er landen die onder geen beding een aanpassing van het wapenembargo willen. Maar het doodsimpele feit is wel dat, als wij niks doen, er geen embargo meer is. Dan is het free for all op dit punt. Ik acht dat nog meer wapens naar de regio brengen geen bijdrage levert aan de oplossing van het conflict. Ik zie wel het punt van de Britten en de Fransen dat Assad een signaal moet krijgen dat het niet zo kan zijn dat hij zich wel eindeloos kan bewapenen en de gematigde krachten aan de andere kant geen enkele kans hebben om zich te bewapenen. Dus in politieke zin begrijp ik dat goed, maar materieel zie ik niet dat met meer wapens aan de regio leveren een oplossing naderbij wordt gebracht. Ik heb ook de indruk – zeg ik voorzichtig – dat er bij een aantal mensen die hierover nadenken in Londen en Parijs, de hoop is dat het perspectief van het kunnen leveren van wapens aan de andere partijen Assad dichter bij de onderhandelingstafel in Genève zou kunnen brengen. In die zin zoek ik naar een manier waarop wij deze discussie in kunnen zetten om dat proces te stimuleren, maar ook dat is allemaal heel erg complex. Het is bovendien de vraag in welke zin dat echt gaat helpen, maar voor mij is de bottom line dat een verdeeld Europa op dit punt een negatief signaal afgeeft over zijn bijdrage aan de pogingen om de landen in Genève aan tafel te krijgen. Ik weet niet of wij er maandag in slagen om daarin tot een compromis te komen. Als er een compromis komt, zal dat uiteraard niet luiden: wij handhaven het huidige wapenembargo. Het compromis zal ook niet luiden: alle wapens mogen aan iedereen geleverd worden. Het compromis zal wat mij betreft ergens liggen in een minieme verruiming van de mogelijkheid om de zeer precies omschreven gematigde partijen de mogelijkheid te geven de bevolking te beschermen tegen aanvallen van Assad, bijvoorbeeld uit de lucht. Daar zijn wij dus heel voorzichtig naar aan het zoeken. Of wij daarin gaan slagen, weet ik oprecht niet. Het is immers niet alleen praktisch maar ook moreel een ingewikkeld vraagstuk. De heer Van der Staaij zei dat geloof ik. Ik merk dat de morele invalshoek in sommige landen heel erg domineert en dat die zowel de ene kant als de andere kant op de posities heel stevig maakt, maar de bottom line moet zijn: wat hebben de mensen in Syrië aan de opstelling die wij kiezen? De mensen in Syrië hebben alleen maar iets aan een Europese Unie die eraan bijdraagt dat men eerder aan de onderhandelingstafel verschijnt en niet later. Dat is de kern van wat wij de komende dagen proberen te doen.

De heer Van der Staaij zei terecht dat er moreel ongemak is bij de discussie over het wapenembargo, maar mevrouw Bonis heeft ook gelijk als zij zegt dat er moreel ongemak is bij het niks doen. Je moet ook niet het verkeerde doen. Daar zijn wij aan beide kanten van de tafel naar op zoek, maar het beeld dat steeds bij mij blijft hangen is: iedere dag dat de internationale gemeenschap machteloos is om een stap naar voren te zetten, komen er weer minstens 150 tot 200 mensen bij die het niet na kunnen vertellen. Iedere dag. Je kunt er bijna een teller op zetten: ieder dag dat wij niks doen, zijn er weer zoveel duizenden mensen het land uit en zijn weer zoveel honderd mensen dood. Ik zeg echter niet dat je uit dat morele ongemak onbezonnen, domme dingen moet doen die het alleen maar erger maken, zoals overwegen om te interveniëren. Gelet op de proxy-warelementen en de compositie van het land zou je het op dit moment alleen maar erger maken. Dus nogmaals, de enige conclusie die ik trek, is dat wij alles uit de kast moeten halen om de partijen zo snel mogelijk aan tafel te krijgen in Genève om te praten en het bloedvergieten te laten stoppen.

De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik heb een vraag over het wapenembargo. Het was mij opgevallen dat in de brief staat dat wij terughoudend moeten zijn met het aanpassen van het wapenembargo. Als ik de Minister nu heel goed beluister, zou ik willen concluderen – misschien kan hij dat bevestigen – dat de positie die Nederland en een aantal andere landen tot nu toe gelukkig steeds hebben ingenomen, namelijk het wapenembargo zoals wij het nu kennen na 1 juni verlengen, onhoudbaar is geworden. Daar lijkt het op. De Minister zegt daarover: als het dan moet, kan Nederland leven met minieme aanpassingen – dat zijn de woorden die hij heeft gebruikt – om het wagenwijd openzetten van de deur te voorkomen. Is dat nu ongeveer de positie van Nederland en verklaart dat ook het woord «terughoudend» of is de positie van Nederland: nee, wij gaan het overleg in met onze oorspronkelijke positie, namelijk het wapenembargo niet aanpassen of verlengen zoals het nu is?

Minister Timmermans: Wij kunnen het overleg wel zo ingaan, maar het is nu al duidelijk dat een aantal landen die uitkomst niet zal accepteren. Dan kan ik wel voor mijn morele gelijk dat overleg zo ingaan, volhouden en zeggen: het wapenembargo is per 1 juni in elkaar geklapt, maar ik heb wel het morele gelijk, want ik heb vastgehouden aan «onder geen beding». Wat heb ik daaraan? Wat hebben de mensen in Syrië daaraan? Daarom ben ik aan het zoeken naar een manier waarop wij er misschien met z'n allen nog uit kunnen komen. Zonder dat ik de Kamer nu kan zeggen wat daar precies de parameters van zijn, kan dat niet anders zijn dan dat er meer ruimte, zo miniem mogelijk, wordt geboden. Ik kan er niks anders van maken. Ik zou net als misschien sommige andere collega's in andere landen ook comfort kunnen zoeken door thuis te kunnen zeggen: het is mislukt, maar wij hebben onze poot stijf gehouden en blijven op de positie staan «onder geen beding een versoepeling van het embargo». Op welke manier help je de situatie op de grond daarmee? Ik vrees op geen enkele manier. Daarmee wordt wel het beeld geschetst van hopeloze verdeeldheid en alle ruimte gegeven om te doen wat iedereen zelf wil. Dan heb je daar op geen enkele manier meer een discussie over of controle over in de Europese Unie. Dat scenario zou ik zeer betreuren. Bovendien betekent het einde van het sanctieregime en het embargo ook het einde van het sanctieregime tegen Assad. Ik weet niet of mensen daar gebruik van zullen maken, maar het kan wel.

Ik was nog een vraag van de heer Omtzigt vergeten te beantwoorden. Excuus daarvoor. Hij vroeg wat nou de legaliteit is van eventuele wapenleveranties. Die zijn internationaalrechtelijk ingebed uiteraard. Dat heeft te maken met het feit dat ongelooflijk veel landen indertijd in Marrakesh de coalitie erkend hebben als legitieme vertegenwoordiging van Syrië. Degenen die alleen maar Assad als regime erkennen, zoals de Russen, zullen zeggen dat er geen legitimiteit is om aan anderen te leveren maar wel aan Assad, omdat hij het land vertegenwoordigt. Als men heel breed in de internationale gemeenschap vindt dat de coalitie de legitieme vertegenwoordiging van Syrië is, dan is er ook legaliteit bij het leveren van wapens aan de coalitie. Het is dus helaas geen zwart-witverhaal. Het EU-recht wordt vormgegeven binnen dit internationale kader en niet daarbuiten.

De heer Omtzigt (CDA): Dank voor het laatste antwoord. Dat lijkt mij een interessante internationaal-volkenrechtelijke uitleg. Het is dus niet de VN die erkent maar een grote groep landen die erkent. Als dat nieuw volkenrecht zou zijn, dan zou dat betekenen dat elke keer als een land of een grote groep landen zegt een oppositie in een bepaald land te erkennen, zij gerechtigd zouden zijn om legitiem wapens te leveren. Brengt de regering hierbij dus de legitimiteit van de volkenrechtelijke erkenning onder bij een niet nader gedefinieerde grote groep landen? Er zijn internationaal-volkenrechtelijke aspecten aan zowel wapenleveranties als aan eventueel ingrijpen, wat een aantal landen steeds nadrukkelijker overweegt. Daarom vraag ik de Minister om die aspecten in een brief uiteen te zetten en daar eventueel advies over te vragen aan de AIV voordat deze scenario's zich voordoen.

Minister Timmermans: Ik ken de enorme liefde van de heer Omtzigt voor eindeloze hoeveelheden brieven, maar ik ben niet van plan om dit te doen.

De heer Ten Broeke (VVD): Goed zo!

Minister Timmermans: Voor mij is de situatie helder. Ik heb niet gezegd dat de internationaalrechtelijke positie bepaald wordt door een groep landen. Ik heb alleen uitdrukking gegeven aan het feit dat de discussie over al dan niet legaliteit in internationale context mede vormgegeven wordt door de vraag of landen bepaalde coalities of regimes erkennen of niet. De VN erkent geen landen. Dat doet de VN helemaal niet. Dat is een zaak in het volkenrecht tussen soevereine staten. In die zin wordt de hele discussie of iets al dan niet legaal is, gemitigeerd door de context waarin die plaatsvindt, te weten de relatie tussen soevereine landen ten aanzien van de erkenning van coalities, regimes et cetera et cetera. In die zin is het leveren van wapens aan de coalitie vanuit Russisch perspectief per definitie illegaal, omdat de Russen alleen het regime van Assad erkennen als legitieme vertegenwoordiger van Syrië. Voor andere landen ligt dat anders, omdat zij – het waren er meer dan 100 – in Marrakesh hebben gezegd: wij erkennen de coalitie als legitieme vertegenwoordiger van Syrië. De VN heeft geen rol in de erkenning, want dat doet de VN niet.

De voorzitter: Er is nog een vraag van de heer Sjoerdsma, maar ik wilde eigenlijk overgaan naar de tweede termijn. Wij hebben daar nog tijd voor. Misschien lopen wij iets uit de tijd. Mocht dat zo zijn, dan ga ik ervan uit dat de leden ermee akkoord gaan dat wij dat van het aansluitende algemeen overleg afhalen, want de Minister moet om 11.30 uur naar een ander overleg. De spreektijd in tweede termijn is twee minuten.

De heer Ten Broeke (VVD): Voorzitter. De kern van de zaak is op dit moment het einde van het wapenembargo. De VVD-fractie had liever gezien dat de Minister het zo had geformuleerd dat hij in ieder geval geen einde van het wapenembargo wenst. Dat wensen wij ook niet. Daarvoor is nodig dat wij de Minister de ruimte bieden om daarin een constructieve rol te spelen, zoals wij enkele weken geleden ook hebben gedaan. Destijds is hem dat gelukt, samen met Duitsland geloof ik. Ik weet niet of Duitsland nog steeds in die groep zit, maar ik denk dat dat wederom nodig is. Mijn fractie heeft geen behoefte aan morele grandstanding van deze Minister. Daar heeft hij zelf ook geen behoefte aan. Ik denk dat er belangrijker zaken zijn.

Wie een verlenging van het wapenembargo wil, moet de Minister juist om die reden ruimte geven om andere teksten mogelijk te maken. Dat is een meerderheid van de Kamer met hem eens. Het Assad-regime moet aan tafel. Er moet een delegatie komen voor Genève II. En ik zeg het met pijn in het hart, maar daar horen ook andere spelers bij, zoals Saoedi-Arabië en Iran. Delegaties mogen niet geblokkeerd worden. Wat Al-Khatib heeft gezegd, geldt nog steeds, namelijk dat de oppositie zonder voorwaarden vooraf wenst te onderhandelen. Ik ontvang daar graag een bevestiging van. Maar wie het wapenembargo wil handhaven, zou juist een minieme verruiming mogelijk moeten maken. Die kan erin besloten liggen dat mogelijk goederen kunnen worden geleverd die voor de bescherming van de burgerbevolking noodzakelijk zijn. Dat is juist noodzakelijk omdat die partijen anders geen incentive meer voelen om aan tafel te gaan zitten.

Acht ik daarmee Genève II kansrijk? Nee, ik acht dat niet bijzonder kansrijk omdat beide partijen wel nog steeds geloven in een militaire overwinning. Dat zijn de slechtste voorwaarden voor een overleg. Dit wordt nog geen Dayton, vrees ik. Maar wat wel kan en wel een gevolg zou kunnen zijn van een overleg is dat het geweld vermindert of dat er wellicht een lokaal staakt-het-vuren wordt bereikt. Elke optie die wij hebben om dat mogelijk te maken, moet worden beproefd. Daarom heeft de Minister ruimte nodig. Laten wij namelijk niet vergeten dat op Genève I vorig jaar ook de Russen en Chinezen akkoord zijn gegaan met de woorden «transition of power», wat dat ook moge betekenen. In die zin is er dus inderdaad een jaar verloren.

Wij hebben even gesproken over het CERF. Een van de redenen dat wij begin dit jaar die pledges hebben gezien van een X aantal landen, met name Arabische landen maar ook andere landen, is dat zij hun eigen kaart proberen te spelen in de regio, ook met betrekking tot humanitaire gelden, in tegenstelling tot de Verenigde Staten en Europa, die wel weer hun verantwoordelijkheden nemen. Dat maakt dat mijn fractie het interessant zou vinden om deze crisis ook te gebruiken om een meer structurele oplossing te bewerkstelligen. Ik geloof dat mevrouw Bonis daar net ook op preludeerde. Ook al is Nederland al een grote bijdrager aan het bufferfonds, het bufferfonds is als zodanig minder politiek.

Ik zie u gebaren, voorzitter, maar ik heb geen interruptie gebruikt, daarom hoop ik dat u mij toestaat in ieder geval dit punt nog even te maken.

Wij moeten dit bufferfonds dus verder vergroten, want ik denk niet dat het groot genoeg is om deze enorme crisis aan te kunnen. Wellicht kan de Minister deze inzet nog als een ander traject meenemen.

De voorzitter: Het feit dat u geen interruptie hebt gepleegd, wil niet zeggen dat u een eigen systeem kunt creëren. Dat is niet de bedoeling. Dat is ook niet goed voor de andere inbrengen.

De heer Ten Broeke (VVD): Ik kan het altijd proberen.

De voorzitter: Dat klopt.

De heer Van Bommel (SP): Voorzitter. Ik constateer dat Europa afstevent op het organiseren van zijn eigen mislukte conferentie, want als het Europees wapenembargo verlicht wordt, dan geef je daarmee aan de (verondersteld) gematigde oppositie het signaal af dat zij de wapens zal moeten blijven oppakken. Dat zal zij ook doen. Zij zal ook vasthouden aan de eis dat het regime niet aan tafel mag zitten, vrees ik. Assad mag dan niet aan tafel zitten ondanks dat Rusland, Amerika en kennelijk ook Europa dat wensen. Ik vrees dat dat dubbele signaal de conferentie zal doen mislukken. Nu is Europa en zeker Nederland maar een heel kleine speler in dit geheel, dus wij moeten de mogelijke inzet ook niet overdrijven. Ik heb wel twee concrete vragen.

Ten eerste is er een Europese set criteria voor wapenexport. Of de coalitie de legitieme vertegenwoordiging van Syrië is of niet, doet binnen die context niet ter zake. Ter zake doet dat er volgens die criteria niet geleverd wordt aan landen in een spanningsgebied en daar is hier sprake van. Dus hoe verhoudt dat mogelijke verlichten zich tot dat criterium?

Ten tweede spreekt de Minister over leveranties ter bescherming tegen luchtaanvallen van het regime. Waar gaat het dan concreet om? Om wat voor wapentuig gaat het concreet?

Mevrouw Bonis (PvdA): Voorzitter. Ik heb drie korte punten.

Ten eerste is mijn fractie het eens met de redenering van de Minister waarom hij zoekt naar consensus over het embargo. Opheffen zou inderdaad het slechtst van al zijn in de zin van: free for all. Daar zit niemand op te wachten. Dan is de EU weer eens uit elkaar gespeeld en hebben wij geen beleid. Dat speelt Assad rechtstreeks in de kaart. Als hij het met collega's ertoe kan geleiden dat er minieme aanpassingen komen – de Minister zei daarbij dat het ging om een minieme verruiming van hulp aan zeer precies gedefinieerde groepen – dan hebben wij op dat moment het best bereikbare compromis. Ik hoop dat het daar volgende week maandag op uit zal draaien.

Hij zei ook dat de inzet van de verruiming van het embargo zou dienen voor een vergroting van de politieke druk op Assad met het oog op de conferentie die wij hopelijk in juni gaan meemaken, en dat het in eerste instantie niemand te doen is om een echt materiële inzet. Dus ik geloof dat de Minister oprecht bezig is met alle waarborgen van zorgvuldigheid die wij van hem mogen verwachten op dit punt.

Ten tweede, heeft de Minister gezegd dat hij inziet en onderschrijft dat Iraanse aanwezigheid op de conferentie nodig is. Daar ben ik blij om. Hij zei: hopelijk kunnen VS, VK en Frankrijk daarvan overtuigd worden en kunnen zij over hun eigen schaduw heen springen. Maar ik wil het net iets actiever van hem horen. Is hij bereid om aanstaande maandag in de raad bij de Franse en Britse collega te bepleiten dat zij Iraanse aanwezigheid bij de conferentie zullen gedogen?

Ten derde ben ik het eens met collega Ten Broeke dat het zou helpen om het CERF in New York uit te breiden. Nederland geeft op dit moment al 10%, zei de Minister, maar wij zouden misschien een pitch kunnen maken om andere landen ervan te overtuigen om meer in dit bufferfonds te stoppen, zodat de internationale gemeenschap minder gepolitiseerd aan noodhulp kan doen.

De heer Van Ojik (GroenLinks): Voorzitter. Ik ben het eens met de Minister dat een afgezwakt wapenembargo op een gegeven moment beter kan zijn dan geen. Als hij vraagt hem ruimte te geven om daarover te onderhandelen, dan kan ik mij dat heel goed voorstellen. Er blijven echter heel goede redenen anders dan de morele high ground voor het continueren van het huidige embargo. Ik heb er namelijk een beetje bezwaar tegen om het in die zin te definiëren. Dat dat wellicht niet haalbaar is, betekent nog niet dat mensen, partijen of landen die daarvoor zijn, gemakzuchtig kiezen voor de moral high ground. Van die redenering wil ik op alle mogelijke manieren afstand nemen.

Ik heb heel goed geluisterd naar wat de Minister zei over opvang van vluchtelingen. Hij blijft bij zijn standpunt dat die in de regio moet gebeuren. Ik ben het daar overigens altijd mee eens geweest. Hij heeft wel gezegd: als daar een internationale conferentie over komt of als daar internationaal een discussie over ontstaat, dan gaat Nederland zich daar niet aan onttrekken. Voor zover ik weet, is die discussie er al internationaal. Als daar aanleiding toe is, zal ik de Minister dus uitdagen om zijn positie te kiezen als het gaat om het eventuele aandeel dat Nederland daarin zal hebben.

De Minister heeft wel iets gezegd over de positie van vrouwen en minderheden in het hele conflict en in de vluchtelingenkampen. Ik heb hem één specifieke vraag daarover gesteld, namelijk of hij mogelijkheden ziet om ngo's die zich specifiek bezighouden met de positie van vrouwen in de vluchtelingenkampen, extra financieel te steunen.

De heer Sjoerdsma (D66): Voorzitter. De Minister stelt één Europese lijn met betrekking tot het wapenembargo terecht boven een eventueel eigen ongemak. Mijn complimenten daarvoor, ook voor de zorgvuldigheid die hij betracht bij het zoeken naar waarborgen bij zijn pogingen om tot één lijn te komen in dat heel complexe Europese krachtenveld met Engeland aan de ene kant en het Oostenrijk van de heer Van Bommel aan de andere kant. Alleen met één Europese lijn houden wij namelijk druk op Assad. Mijn fractie ziet ook in dat de Minister daarom bewegingsvrijheid nodig heeft. Dat kan gewoon niet anders.

De Minister schetste de dynamiek van het drukke Europees overleg dat deze dagen gaande is, maar is er ook overleg daarbuiten? Ik kan mij namelijk zomaar voorstellen dat, als er Europese consensus is over een eventuele verlichting of beperkte opheffing van het wapenembargo, andere landen – ik noem Rusland – daar een bepaalde mening over hebben. In hoeverre wordt er vanuit de EU of Nederland aan outreach gedaan in de richting van Rusland om dat land voor te bereiden op wat komen gaat, zodat wij niet een verraste en overtrokken reactie krijgen vanuit het oosten?

Ik wil het nog even kort hebben over de humanitaire omstandigheden. De Minister zegt dat sommige landen gek van hem worden omdat hij ze zo vaak eraan herinnert dat ze nog betalingen hebben uitstaan. Dat lijkt mij goed. Kan Hoge Vertegenwoordiger Ashton niet diezelfde houding aannemen? Ik twijfel niet aan het gewicht van deze Minister, maar ik zou graag zien dat die landen ook gek worden van Ashton en dat het volledige Europese gewicht in de schaal wordt gelegd. Wellicht kan de Minister dat aan mevrouw Ashton vragen tijdens de aankomende raad.

Wij zijn het er allemaal over eens dat opvang in de regio de te prefereren optie is. Tegelijkertijd zien wij ook dat die opvang in Libanon en Jordanië tot enorme spanningen leidt en dat het de vraag is of die nog steeds daar kan plaatsvinden, zelfs als de landen die dat hebben beloofd zouden leveren. Ik wil de Minister vragen daar zeer scherp naar te kijken, want als wij niet tijdig reageren, zou het zomaar eens kunnen dat wij ongewild vluchtelingen uit die regio zullen moeten opvangen.

De heer Van der Staaij (SGP): Voorzitter. Ik dank de Minister voor zijn beantwoording. Het is goed dat hij heeft aangegeven ook uitdrukkelijk oog te hebben voor de positie van minderheden zoals alevieten, christenen en anderen, ook in het licht van de magnetische aantrekkingskracht die het conflict heeft op jihadstrijders uit allerlei andere landen.

Ik wil nog een punt verhelderen betreffende het wapenembargo. Ik zie sommigen al bedenkelijk kijken als je het woord «moreel» in de mond neemt. In eerste termijn heb ik het woord «moreel» genoemd om aan te geven dat in al die kwesties van wapenleveranties en dergelijke voor mij een belangrijk moreel principe altijd de praktische vraag is of het uiteindelijk bijdraagt aan inperking van geweld of dat er juist een groot risico is dat het bijdraagt aan escalatie en proliferatie. Die praktische inschatting is heel belangrijk voor de keuze binnen je verantwoordelijkheid om dingen te doen of na te laten. Als de SGP-fractie dat op deze situatie toepast, heeft zij in ieder geval niet de vrijmoedigheid om te zeggen: wij denken dat verruiming van het wapenembargo bijdraagt aan een indamming van het geweld. Daarom zeggen wij: laat Nederland inzetten op de handhaving of voortzetting van het wapenembargo. Ik heb nooit de neiging om bij welk debat dan ook heel precies te zeggen: denk erom, Minister, daar mag u nooit een millimeter vandaan gaan. Hij kan altijd terugkomen met de boodschap dat hij zo dicht mogelijk bij die inzet is gebleven. Maar wij moeten ook niet onze eigen inzet ondermijnen door alleen maar een debat over bewegingsvrijheid te voeren. Daarom is mijn inzet uiteindelijk de handhaving of voortzetting van dat wapenembargo.

De heer Omtzigt (CDA): Voorzitter. Dank aan de Minister voor zijn inzet en betrokkenheid om dit conflict tot een oplossing te brengen. Voor de CDA-fractie blijven een paar punten openstaan.

Wij sluiten ons aan bij de woorden van collega Van der Staaij dat het in stand houden van het huidige wapenembargo de volledige inzet dient te zijn en blijven van de regering. Ik sluit mij aan bij de vraag van de heer Van Ojik, namelijk hoe er speciaal goed op gelet kan worden dat vrouwen en minderheden goed opgevangen worden zowel binnen als buiten Syrië. Wij praten nu immers alleen nog over opvang buiten Syrië, maar ook bij de opvang binnen Syrië, zowel in gebieden die door de regering als in gebieden die door de rebellen beheerst worden, zijn er grote noden.

Wij wachten met interesse af wat de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking zal schrijven over glycol.

Ook zouden wij de regering willen vragen wat de internationaal-volkenrechtelijke aspecten zijn van een eventueel ingrijpen. Wij hebben toch uit het verleden geleerd dat wij beter van tevoren kunnen nadenken over zo'n vraag dan achteraf? Dat zeg ik ook maar heel eerlijk vanuit mijn eigen partij. Daarom lag deze vraag op tafel. Ik vond het antwoord niet bevredigend, ook niet de wijze waarop dat werd gegeven.

Minister Timmermans: Voorzitter. Ik kom weer even terug op het wapenembargo. Dat is het belangrijkste punt, omdat het maandag zo nadrukkelijk aan de orde is. Nogmaals, als het aan mij ligt, handhaven wij het wapenembargo zoals het is. Dat is mijn uitgangspunt. Dat is ook mijn inzet, maar ik weet ook dat een aantal landen dat nooit zal accepteren. Dan hebben wij op 1 juni niks meer. Dus probeer ik, in de wetenschap dat ze het niet zullen accepteren, uitgaande van de wens van de Nederlandse regering om het wapenembargo zoals het nu is liefst te handhaven, een compromis te vinden waarmee wij er misschien toch met z'n achtentwintigen uit kunnen komen en waar ten opzichte van het huidige embargo zo klein mogelijke aanpassingen in zitten die ruimte bieden om onder bepaalde, zeer strikte omstandigheden wapenleveranties mogelijk te maken. Hoe dat er precies uit gaat zien en over welke wapensystemen en welke groepen het zal gaan, zal uit de onderhandelingen moeten blijken. Wat ons betreft wordt het heel strikt, maar dat is een kwestie van onderhandelen. Daar kan ik nu niet op vooruitlopen.

De heer Van Bommel vroeg hoe het dan zit met die acht criteria van het wapenexportbeleid. Als er een embargo is, betekent dat dat je geen wapens mag leveren. Dat is een van de criteria. Dat is duidelijk. Als er geen embargo meer is, ga je naar andere dingen kijken waaronder mensenrechten, de interne situatie en regionale spanningen. Dat zijn allemaal argumenten op basis waarvan je geen wapens zou kunnen leveren, maar de toepassing van die criteria is een nationale verantwoordelijkheid. Er zijn natuurlijk landen die kunnen zeggen: gelet op de omstandigheden en de positie die andere partijen nu innemen en gelet op de leveranties aan een andere partij in het conflict, zien wij toch een mogelijkheid om die wapens te leveren. Aanpassing van het wapenembargo betekent niet dat landen ook wapens gaan leveren. Dat misverstand wil ik wegnemen. Zelfs de Britten en Fransen zeggen: ho ho, wij zeggen niet dat wij wapens gaan leveren; wij zeggen alleen dat wij ruimte willen creëren om de politieke druk op Assad te verhogen. Ik kan andere landen dus wel aanspreken op ons EU-wapenexportbeleid en de daarbij behorende criteria, die ze langs zullen moeten lopen. Dat wil ik ook uitdrukkelijk doen, maar ik kan niet afdwingen dat ze dat ook doen in voorkomend geval. Nogmaals, als het wapenembargo door zou lopen als wij niks doen, zou ik niks doen en gewoon hier afspreken: dat is het beste om het wapenembargo te handhaven. Maar als wij niks doen, vervalt het. Dus probeer ik iets te doen om de Europese Unie niet een hopeloos verdeelde indruk te laten geven en om ook dit te laten bijdragen aan de poging om partijen in Genève aan tafel te krijgen.

De heer Ten Broeke vroeg terecht: het klopt toch dat Mouaz Al-Khatib heeft gezegd dat hij zonder voorwaarden vooraf wil onderhandelen? Dat klopt. Hij heeft morgen een algemene vergadering van de coalitie. Daarin komt dat aan de orde. Hij heeft wel gisteren tegen mij aan de telefoon gezegd niet te weten of hij het redt, omdat hij een paar heel harde noten moet kraken met onderdelen van de coalitie, aangezien er ook onderdelen in de coalitie zijn die aardig wat voorwaarden vooraf willen stellen. Maar nu is de situatie aangebroken dat wij met name van de Amerikanen mogen vragen dat zij samen met andere partijen druk uitoefenen op de coalitie en zeggen: denk erom, kom aan tafel zonder voorwaarden vooraf. Van de Russen mag gevraagd worden dat ze op Assad grotere druk uitoefenen en zeggen: denk erom, je moet komen praten zonder voorwaarden vooraf. Dus de onus om de partijen zover te krijgen ligt nadrukkelijk bij de Amerikanen en de Russen, die zelf samen dit initiatief hebben genomen. Waar wij daaraan kunnen bijdragen – ik deed dat onder andere door mijn telefoontje gisteren met Mouaz Al-Khatib – zullen wij dat blijven doen. Zijn inzet is positief. Dat kan misschien helpen, zonder dat ik daar garanties voor kan geven. Ik heb ook goed genoteerd dat de heer Ten Broeke Genève II niet kansrijk acht. Ik hoop het tegendeel. Hope springs eternal.

De heer Van Ojik heeft nog gevraagd naar steun aan ngo's die opkomen voor vrouwen. Ik wil dat graag onderzoeken. De positie van vrouwen is cruciaal, ook voor een toekomstige vredesregeling. En wij hebben in de wijdere regio gezien dat vrouwen, als je niet oppast, wel bijdragen aan het ontketenen maar zelf weer als eerste de ketenen aangelegd krijgen door de nieuwe machthebbers op het moment dat het gelukt is. Dit is een belangrijk punt, zeker in een samenleving als de Syrische, waarin de positie van vrouwen relatief gesproken altijd heel sterk is geweest, ongeacht de religieuze of culturele achtergrond. Ik neem dat graag aan boord. Ik zal ook met Minister Ploumen bespreken wat wij concreet kunnen doen. Wij overwegen ook om op de AVVN (Algemene Vergadering der Verenigde Naties) in New York een speciaal side event te organiseren over deze problematiek. Dat is cruciaal.

Ik had één ding laten liggen in mijn eerste termijn, dat de heer Van der Staaij terecht aankaartte, namelijk de positie van Hezbollah. Nederland is er al heel lang voorstander van om Hezbollah op de lijst van terroristische organisaties te zetten. Tot mijn tevredenheid zie ik nu dat meer landen die lijn gaan volgen. Soms gaat dat alleen om de militaire tak, soms ook in meer algemene zin. Dat is meer dan terecht gelet op de zeer kwalijke rol die Hezbollah nu in Syrië speelt. In mijn ogen wordt zij daartoe zeer gestimuleerd door broodheer Iran.

De voorzitter: Sorry dat ik u eraan herinner, maar antwoordt u ook nog op de vraag over Rusland?

Minister Timmermans: U bedoelt op de vraag over de reactie van Rusland op het wapenembargo? Ja.

Even terugkomend op Hezbollah, die listing is noodzakelijk en de Nederlandse regering zal zich daarvoor blijven inzetten. Een aantal landen heeft zich daar nu publiekelijk over uitgelaten. Er zijn ook andere landen in de Europese Unie die daar hetzelfde over denken maar zich daar nog niet publiekelijk over hebben uitgelaten. Dus er is wel momentum op dat punt.

Als er een aanpassing komt van het wapenembargo, dan zal die altijd tot getoeter uit Moskou leiden. Maar als er iemand een paar ton boter op zijn hoofd heeft op dit punt, dan is het Rusland wel. Ik ben daar dan ook niet van onder de indruk. Dus laat ze maar toeteren; wij zullen proberen een constructieve rol te spelen om ervoor te zorgen dat iedereen aan tafel verschijnt in Genève. Wij moeten realistische verwachtingen hebben. Dat ben ik zeer met de heer Ten Broeke eens, maar toch moeten wij iedere kans benutten die wij hebben om te voorkomen dat het maar doorgaat dat iedere dag 150 tot 200 mensen het leven laten in dat land.

Tot slot, ik denk dat er sprake is van een misverstand. Ik hoor de heer Omtzigt nu ineens spreken over ingrijpen, maar ingrijpen is helemaal niet aan de orde geweest. De Nederlandse positie, die uitvoerig met de Kamer is gewisseld, is heel uitdrukkelijk dat er een volkenrechtelijk mandaat moet zijn voor een internationale positie. Daar heb ik geen brief of advies voor nodig. Een volkenrechtelijk mandaat betekent een uitspraak van de VN-Veiligheidsraad. Andere omstandigheden zijn uitvoerig met de Kamer besproken, ook in reactie op het rapport van de commissie-Davids. Daar is niets in veranderd. Daar heb ik ook niets extra's aan toe te voegen. Ik heb dan ook niet de behoefte om daar een extra brief over te schrijven.

De voorzitter: Ik dank de Minister voor de beantwoording in tweede termijn en ik dank eenieder die dit vroege algemeen overleg heeft mogelijk gemaakt.

Sluiting 10.10 uur.