Vastgesteld 6 juni 2012
De vaste commissie voor Europese Zaken en de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken hebben op 16 mei 2012 overleg gevoerd met minister Rosenthal van Buitenlandse Zaken en staatssecretaris Knapen van Buitenlandse Zaken over:
– de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 1 mei 2012 inzake de aanbieding van het verslag van de Raad Algemene Zaken van 24 april 2012 (21 501-02, nr. 1149);
– de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 11 mei 2012 over de geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken van 29 mei 2012 (21 501-02, nr. 1151);
– de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 7 mei 2012 inzake de kabinetsappreciatie inzake de voortgangsrapportage onder het Monitoringsmechanisme voor Kroatië (23 987, nr. 123);
– het EU-voorstel van de Europese Commissie d.d. 8 mei 2012 inzake het toezichtverslag over de voorbereiding van Kroatië op EU-toetreding COM(2012) 186 (2012Z09518).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Knops
De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Albayrak
De griffier van de vaste commissie voor Europese Zaken, Van Keulen
Voorzitter: Knops
Griffier: Van Keulen
Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Albayrak, Van Bommel, Bontes, Dijkhoff, El Fassed, Hachchi, Knops en Ormel,
en minister Rosenthal van Buitenlandse Zaken en staatssecretaris Knapen van Buitenlandse Zaken, die vergezeld zijn van enkele ambtenaren van hun ministerie.
De voorzitter: Dames en heren, van harte welkom bij dit algemeen overleg van de vaste commissie voor Europese Zaken. Er staat een aantal punten op de agenda, onder andere de agenda van de Raad Algemene Zaken. Ik stel voor om het monitoringsrapport over Kroatië en de kabinetappreciatie daarvan toe te voegen aan de agenda van dit AO, omdat dit punt ook aan de orde komt tijdens de Raad Algemene Zaken. Ik stel vast dat u daarmee kunt instemmen.
Ik heet de minister van Buitenlandse Zaken en de staatssecretaris voor Europese Zaken en hun staf van harte welkom. Dit algemeen overleg duurt anderhalf uur en ik zie zes woordvoerders. Als wij nog een tweede termijn willen houden, zullen we elkaar enigszins moeten beperken in de interrupties. Ik zal de vergaderorde op dat punt bewaken.
De heer Van Bommel (SP): Voorzitter, een punt van orde. Ik stel voor – in mijn directe omgeving heb ik al even nagevraagd hoe men daarover denkt – om ons te concentreren op een ruime eerste termijn. De beantwoording gaat meestal wel goed, dus dan kunnen we eventueel afzien van een tweede termijn.
De voorzitter: Als u daar allemaal mee akkoord gaat, ben ik als was in uw handen. We gaan het zo doen.
De heer Van Bommel (SP): Dank u zeer.
De voorzitter: Ik stel een eerste termijn van vier minuten per fractie voor, te beginnen met de heer Dijkhoff.
De heer Dijkhoff (VVD): Voorzitter. De twee hoofdpunten zijn de begroting en Kroatië. Ik begin met Kroatië.
Het is goed om te zien dat het monitoringsmechanisme werkt. Er is geen terugval en er is veel verdere vooruitgang geconstateerd, wat mooi is. Er is een overzichtelijk rijtje van wat nog beter moet. Dit lijkt ook haalbaar binnen het resterende jaar. Verder las ik vandaag dat dit jaar 40 000 meer Nederlanders dan ooit tevoren naar Kroatië op vakantie gaan. Die kunnen zelf zien en beoordelen hoe het daar loopt. In de rapportage vallen drie dingen op.
Ten eerste blijken ook in Kroatië zaken als mensenrechten, de rechtsstaat en justitie de hardste noten om te kraken. Dat bevestigt de wijsheid om dit in alle komende gevallen naar voren te halen. Wij hopen dat het in dit geval nog binnen een jaar goed komt.
Ten tweede noemt de minister in de appreciatie de zorgen over de rechten van seksuele minderheden. In het monitoringsrapport van de Europese Commissie kom ik dat aspect eigenlijk amper tegen. Baart het gebrek aan aandacht hiervoor de minister zorgen, of zijn er inhoudelijke signalen dat er op dit terrein problemen bestaan die de Europese Commissie zijn ontgaan?
Ten derde wordt de term «voldoet gaandeweg» geïntroduceerd. Die mooie term voegen we toe aan het lijstje Eurospeak, maar wat betekent het eigenlijk? Voldoet men bijna, gaat men voldoen of voldoet men gaandeweg de monitoring nu al? Mij was dat niet helemaal duidelijk.
Zoals zo mooi staat geschreven in de geannoteerde agenda: voor het eerst gaat het bij de begroting om het totaalplaatje. Ik zou zeggen: veel succes. Het zal niet meevallen. De inzet is zoals altijd helder: hooguit inflatiecorrectie, alles minder is beter en een korting van 1 mld. op de Nederlandse rekening.
Inhoudelijke prioriteiten zijn voor de VVD: innovatie, innovatie en innovatie. Wij delen natuurlijk de lijn van de staatssecretaris dat het van de structuurfondsen af moet. Maar goed, wij hebben het niet in ons eentje voor het zeggen in Europa. Er is dus een kans dat het niet genoeg is. In dat licht schrijft de staatssecretaris dat hij in dat geval een korting op het landbouwbudget zal gaan bezien. Voor de VVD is duidelijk dat «bezien» inmiddels een understatement is en dat het neer gaat komen op «gewoon doen».
Innovatie is met de actuele roep in Europa om groei des te belangrijker. Los van het feit dat er, ook economisch gezien, alleen iets kan groeien in een stabiele en vruchtbare ondergrond en dat daarom de overheidsfinanciën op orde moeten worden gebracht, komt groei voort uit de echte economie en niet alleen uit staatsstimulering. Daarom is het investeren in nieuwe economische mogelijkheden cruciaal. Het zou dan ook dom zijn om eerst bij de begrotingsbehandeling veel bij het oude te laten en niet op innovatie in te zetten, om vervolgens bij een informele top aan het diner te roepen om extra geld voor innovatie. Die kans heb je dan laten liggen.
Het gaat voor het eerst over de eigen middelen. Het lijkt de VVD eerlijk gezegd prima om dat ook voor het laatst te doen. Over de financiëletransactietaks zijn we als parlement al heel helder geweest: dat wordt geen eigen middel. Ook de btw-aanpassing is een onzalig plan. De staatssecretaris schrijft er met zijn bekende gevoel voor understatement over dat hij er niet de voordelen van inziet. Dat is op zich positief: die voordelen zie ik zelf namelijk ook niet. Is de staatssecretaris bereid om iets stelliger tegen deze aanpassing te zijn? Al was het maar om te voorkomen dat we eindigen met: ik zie er de voordelen niet van in maar anderen wel, dus laten we het voor de lieve vrede maar doen. «Niet doen» lijkt me een helderder boodschap.
Het is voor de VVD helder: het slimst is een betalingssysteem op basis van het nationaal inkomen. Dat dit systeem er niet is, maakt de korting voor Nederland nodig. Die komt niet voort – zoals anderen soms beweren – uit Nederlandse gierigheid, maar is nodig voor de eerlijkheid. Het is begrijpelijk dat rijke landen meer bijdragen dan arme, maar Nederland moet niet meer bijdragen dan even rijke landen.
De heer Bontes (PVV): Voorzitter. In de eerste plaats de begroting, de onderhandelingen over het meerjarig financieel kader. In het verslag van de Raad Algemene Zaken lees ik dat de staatssecretaris zich niet expliciet heeft uitgelaten over die 100 mld. Ik heb mensen gesproken die erbij zijn geweest. Zij zeggen: Nederland was wat gematigd, Groot-Brittannië en Zweden sloegen veel meer met de vuist op tafel. Heeft dit te maken met de effecten van de Kunduz-coalitie, of misschien kan ik beter «Brusselcoalitie» zeggen? Is het daarom dat het nu een nog slappere hap wordt? Ik krijg hierop graag een reactie van de staatssecretaris, want het is duidelijk dat er niet krachtig is gepleit voor die 100 mld.
Hetzelfde valt te zien bij maatregelen op het gebied van duurzaamheid. Nederland heeft de vergroeningsmaatregelen, het stimuleren van duurzaamheid en biodiversiteit, positief beoordeeld, maar heel veel landen niet. Kan de staatssecretaris uitleggen wat het voordeel hiervan is voor Nederland, of is ook dit een effect van die Kunduz- of Brusselcoalitie? Dat vraag ik me toch af.
De PVV is fel tegenstander van eigen middelen, dus ik sluit aan bij mijn buurman. Ik wil het hierover eigenlijk gewoon nooit meer hebben. Ik wil niet meer horen dat er gesproken wordt over eigen middelen voor de Europese Unie. Alsjeblieft, zorg daarvoor. Sla met de vuist op tafel en zorg ervoor dat die gekke Europese Commissie dat gewoon van tafel haalt.
Ik kom bij het Europees semester. Als wij onze begroting hebben ingediend, komt de Commissie nog met een aantal aanbevelingen. Ik heb een beetje lopen nadenken. De koopkracht is om zeep geholpen. Hardwerkende leaserijders worden keihard aangepakt. De woningmarkt is verder op slot gezet doordat alleen nog maar hypotheken op basis van annuïteiten mogen worden verkocht; dit zijn de duurste hypotheken die er zijn. De Europese Commissie vindt dat allemaal prachtig. Van Juncker en Rehn hebben we er al complimenten voor gekregen. Je moet je echter achter je oren gaan krabben als zij je complimenten geven. Wat is de inschatting van de staatssecretaris van waarmee de Commissie in het kader van het semester nog meer zou kunnen komen? Volgens mij is de burger zover uitgeknepen dat er bijna niks meer valt te bedenken door de Europese Commissie.
Tot slot de toetreding van Kroatië. Er komt toch weer een land bij, met een doelredenering voor 2013. Die Commissie blijft er maar voor pleiten. Nederland neemt daar toch niet krachtig afstand van of stelling tegen. Ondanks dat driekwart van de Nederlanders helemaal geen uitbreiding wil, is er toch een soort doelredenering naar 2013. De werkloosheid van Kroatië gaat richting 20%. Kunnen we dat aan? Ik weet niet of de collega's de actualiteit in Griekenland volgen, maar het ziet er allemaal niet best uit. Ik kan nog een aantal probleemlanden noemen, en wij gaan het hebben over de toetreding van Kroatië. Driekwart van de Nederlanders wil het niet. De werkloosheid is bijna 20%. De corruptie is gelijk aan die in Zuid-Afrika. Dan denk ik: hoe kun je het in je hoofd halen om als doel 2013 op de kaart te zetten? Ik krijg daarop graag een toelichting. Hoe kan het dat we meegaan met een Commissie die de loftrompet steekt en dat we daartegen niet krachtig stelling nemen?
De heer El Fassed (GroenLinks): Voorzitter. Over het meerjarig financieel kader hebben we het natuurlijk al vaker gehad. We zullen het er ook nog vaak over hebben. Is de staatssecretaris bereid om voorafgaand aan de komende overleggen over het meerjarig financieel kader de meest recente negotiating-box aan de Kamer te sturen?
Het toetredingsproces van Kroatië verloopt voorspoedig, wat natuurlijk goed nieuws is. Ik kan mij vinden in het verzoek van de regering aan de Commissie om extra informatie over de berechting van oorlogsmisdadigers en de bescherming van minderheden. Dit blijft natuurlijk belangrijk, ook al is het bemoedigend om te zien dat voorheen strijdende partijen zich afwenden van agressief nationalisme en het pad naar Europa kiezen. Het is verontrustend dat er nog geen processen zijn begonnen over de meeste oorlogsmisdaden. Graag zien wij een concreet plan van aanpak van de Kroatische regering. Denkt de minister dat dit er komt?
Morgen is de internationale dag tegen homofobie. Dit is iets waaraan Kroatië nog moet werken, zoals ik al eerder in deze commissie heb bepleit. Het goede nieuws is dat er veel gebeurt. Zo heb ik begrepen dat er een wet in voorbereiding is die het homohuwelijk mogelijk maakt. De Gay Pride in Split komt er ook weer aan. Waar vorig jaar alleen politici uit het buitenland meeliepen, zullen er nu verschillende ministers bij zijn, zoals de minister van politie. Kan de minister een toelichting geven op de Nederlandse betrokkenheid hierbij? Ik heb begrepen dat een afdeling van het ministerie van OCW zich heeft gespecialiseerd in de aanpak van homofobie. Kan die expertise worden gebruikt als bijdrage aan de aanpak in Kroatië? Hoe ziet de minister dit?
Een democratisch Europa betekent ook dat er gewerkt moet worden aan meer transparantie. Dit gevecht vindt echter achter de schermen plaats. Kan de regering de Kamer uitvoerig informeren over de stand van zaken aangaande de Euro-WOB? Wil de regering zich onomwonden uitspreken voor grotere transparantie en vrije toegankelijkheid van informatie als het Brussel aangaat? Wat was of is de Nederlandse positie ten opzichte van de Deense en Finse voorstellen om de transparantie van informatie als het gaat om Europa, slechter in plaats van beter te maken? Welke definitie van «document» staat de Nederlandse regering in dat kader voor? Is de regering het met mijn fractie eens dat de adviezen van juridische organen van de Europese instituties openbaar moeten worden gemaakt? Hoe verhoudt deze ouderwetse gesloten houding ten opzichte van transparantie zich met het beleid rond «open overheid»?
De heer Van Bommel (SP): Voorzitter. Ik begin met Kroatië. Er is afgesproken dat we Kroatië kritisch blijven volgen om te bezien of de hervormingen bij justitie, politie en rechterlijke macht beklijven. De Commissie constateert dat een aantal zaken nog verbetering behoeft: van de onafhankelijkheid van rechters tot de aanpak van mensenhandel. Het kabinet zegt alleen dit rapport kort te willen bespreken, maar wat is daarbij de inzet? Het lijkt erop dat Kroatië nog niet helemaal gereed is voor toetreding. Wordt dat het signaal dat het kabinet gaat afgeven? Dat lijkt het geval, maar ik krijg daarvan graag een expliciete bevestiging.
Er zou voor het eerst worden gesproken over de eigen middelen. Wij zijn er voorstander van om alleen via directe afdrachten van de lidstaten de EU-begroting te bekostigen, dus niet via eigen middelen die de EU zou gaan verwerven. Het kabinet verzet zich terecht tegen het voorstel om een financiëletransactiebelasting te gaan gebruiken om eigen EU-inkomsten te verwerven. Ook is het tegen aanpassing van het btw-middel, maar wij zien nergens een pleidooi om dit ook af te schaffen. Dat hadden wij wel verwacht. Wat is nu de inzet van het kabinet op dit punt?
Ik kom op het meerjarig financieel kader meer in het algemeen. De inzet van de SP-fractie is altijd duidelijk geweest: een flink kleinere EU-begroting en daarmee ook een substantieel lagere Nederlandse bijdrage. De inzet van het kabinet komt een eind in onze richting, maar het kan ambitieuzer. Zo worden de landbouwgelden nog steeds grotendeels ontzien. Het is dan ook teleurstellend om te zien dat het kabinet zich al lijkt neer te leggen bij het falen van zijn inzet door een soort vooraankondiging te doen van mogelijke koerswijzigingen. Volgens ons hadden we afgesproken dat de Kamer daarover dan zou worden ingelicht. Is het kabinet op het punt aanbeland dat het gaat wijzigen, of wordt de knoop na deze Raad Algemene Zaken doorgehakt? Wordt er al zijdelings onderhandeld met het Europees Parlement, afgezien van de waarnemersstatus?
Wij vragen ons ook af of het kabinet wel genoeg doet om bepaalde verschillen te overbruggen. Zo wordt Nederland met medestanders om de cohesiefondsen flink te verlagen tegenover de groep vrienden van de cohesiefondsen gezet, die het Commissievoorstel een absoluut minimum vinden. In de verklaring van die laatste groep staat echter ook dat de cohesiefondsen vooral ten goede moeten komen aan de armste lidstaten en regio's. Wie pleit er dan voor om het geld van de rijkere landen te behouden? Het kabinet schrijft indien de gelden wel beschikbaar blijven voor rijkere landen, vervolgens in te zetten op een fair share, op eerlijk delen. Hoe verhoudt zich dat met de inzet van het kabinet om cohesiegelden voor innovatie en onderzoek op basis van de beste prestaties te verdelen? Organiseren we zo niet een nieuw rondpompcircus van subsidies dat we bij de volgende onderhandelingen weer afschaffen? Graag krijg ik opheldering op dit punt.
Het kabinet schrijft dat indien een forse korting op de cohesiefondsen niet gaat leiden tot een substantieel lagere afdracht voor Nederland, het gaat bezien of een verdere verlaging van de landbouwuitgaven wenselijk is. Is dat de enige optie? Volgens ons kan fors snijden in de landbouwgelden ook leiden tot een lagere afdracht. Zo zei de staatssecretaris zelf vorige keer nog dat we maar 40 cent op elke euro die we inleggen, terugkrijgen. Waarom wordt daar dan geen besparing gerealiseerd?
In het verslag van de Raad Algemene Zaken staat dat er gedeeltelijk overeenstemming is over de verordening voor de cohesiefondsen. Vorige keer sprak mijn fractie de zorgen uit dat er voorwaarden aan bijvoorbeeld onderwijs of zorg zouden worden gesteld om in aanmerking te komen voor die fondsen, waarmee de Europese Unie zou treden in gebieden die behoren tot de nationale competentie. De staatssecretaris deelde toen die zorg. Uit het verslag wordt echter niet duidelijk of deze zorg tijdens de onderhandelingen is weggenomen. Ik hoor graag opheldering op dit punt.
Mijn fractie is er een groot voorstander van dat de verantwoording wordt verbeterd, maar ook dat er meer wordt gekeken naar de effectiviteit. We zijn dan ook geschrokken van het onderzoek van de Europese rekenkamer van 25 april naar infrastructurele projecten in zeehavens. Volgens de Europese Rekenkamer waren slechts elf van de zevenentwintig projecten effectief. Als we dan kijken naar de woorden van de staatssecretaris dat in het huidige voorstel voor allerlei infrastructuurprojecten een budgetstijging van 265% wordt voorgesteld, vragen wij ons af of dit niet grotendeels weggegooid geld is. Hoe wordt toegezien op de effectiviteit?
Mevrouw Hachchi (D66): Voorzitter. De fractie van D66 is voorstander van hervormingen van de economie in Nederland en in Europa. De focus van de Europese begroting moet liggen op activiteiten die een duidelijke Europese meerwaarde hebben en groei opleveren. Dat is het hele idee achter Europese samenwerking. Daarom moet het meerjarig financieel kader gemoderniseerd worden. Wij willen minder geld naar landbouw en meer geld naar kennis, innovatie en duurzaamheid. In dat kader wil ik de motie-Van Veldhoven onderstrepen, waarin de regering wordt verzocht om zich in Brussel in te zetten voor het meer doelgericht opstellen van vergroeningsmaatregelen. Zo krijgen lidstaten de kans om zelf te bepalen hoe gelden uit het gemeenschappelijk landbouwbeleid effectief kunnen worden ingezet voor vergroening. Het kabinet is helaas nog niet zover om in te zetten op een verlaging van de landbouwuitgaven. De vraag is vaker gesteld, maar ik stel die weer. Wanneer gaat het kabinet eindelijk de onwenselijkheid hiervan inzien? Wanneer stoppen wij met het geven van die miljarden aan landbouw als slechts 1% van de Europese bevolking boer is?
Ten aanzien van de structuur- en cohesiefondsen moet het afgelopen zijn met het rondpompen van geld tussen rijke landen. Iedereen kent natuurlijk de door Europa betaalde fietspaden, die ook in Nederland liggen. D66 zet zich ervoor in om de EU 2020-agenda voor groei, werkgelegenheid en de economie weer concurrerend te maken. Op 23 mei geeft de heer Van Rompuy een diner. Tijdens dat diner zal gesproken worden over de Europese groeiagenda. Mijn fractie kijkt uit naar dat debat van volgende week.
Ook ik wil het hebben over Kroatië. Nederland heeft gevraagd om dat onderwerp te agenderen. Wat gaat het kabinet precies inbrengen? Waarom staat die motivatie niet in de geannoteerde agenda? D66 onderschrijft, net als overigens het kabinet, de hoofdlijnen van het oordeel van de Europese Commissie over Kroatië. De Kroatische regering heeft aangetoond dat noodzakelijke hervormingen worden doorgezet in een periode van de Kroatische parlementsverkiezingen, een kabinetsformatie en een referendum over de EU-toetreding onder de bevolking. Kroatië zal moeten blijven werken om aan alle lidmaatschapsverplichtingen te voldoen. Als dat het geval is, verwelkomt mijn fractie het land bij de Europese Unie.
De heer Ormel (CDA): Voorzitter. Om maar aan te sluiten bij mijn buurvrouw begin ik met Kroatië. We staan op het punt om het toetredingsverdrag met Kroatië te ratificeren. De bedoeling is dat Kroatië op 1 juli 2013 zal toetreden als 28ste land van de Europese Unie. Kan de regering aangeven wat de duiding is van de voortgangsrapportages, waarvan we nu de eerste hebben gezien en waarvan er nog twee volgen? Zijn die van invloed op de toetredingsdatum van Kroatië of zijn die meer bedoeld om als er nog aansporingen nodig zijn, aan te geven dat Kroatië daar vóór 1 juli 2013 nog wat punten op de i moet zetten. Is dat de bedoeling van het Nederlandse verzoek om het te agenderen? Wat de CDA-fractie betreft, zou dat de lijn moeten zijn. De toetredingsdatum is 1 juli 2013. Kroatië moet voldoen aan alle voorwaarden en aan de voortgangsrapportages, maar het vooruitschuiven van de toetredingsdatum lijkt ons niet wenselijk.
We hebben met de regering al diverse debatten gevoerd over het meerjarig financieel kader. Dan kunnen we wel weer allemaal terugvallen op de discussie waarbij de een het landbouwbeleid wil aanpakken en de ander de structuurfondsen, maar het gaat er uiteindelijk om wat er onder aan de streep overblijft. Om het heel simpel te zeggen: als we een euro afdragen aan Europa en we krijgen als Nederland 30 eurocent terug, is dat een gegeven. Maar als we twee euro afdragen en we krijgen anderhalve euro terug, dan is het wellicht zinvoller om daarvoor te gaan. Dan krijgen we immers meer terug. Het gaat niet alleen om wat we afdragen, maar het gaat ook om wat we terugkrijgen. Wat dat betreft, blijven wij benadrukken dat als het cohesiebeleid niet nadrukkelijk verandert, wij de specifieke belangen van de regio's in Nederland in het oog moeten blijven houden. We moeten ervoor zorgen dat we niet uiteindelijk met lege handen staan. Wij pleiten voor een bepaald beleid, maar het kan iets anders worden. Dan mag het niet zo zijn dat we vervolgens van dat andere niets terugkrijgen.
Dat geldt ook voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Het grote voordeel van het gemeenschappelijk landbouwbeleid is een gelijk speelveld voor de boeren in Europa. Als er nu één groep boeren in Europa is die daarvan heeft geprofiteerd, dan zijn dat wel de Nederlandse boeren. Nederland is een agrarische grootmacht. We gaan het kind toch niet met het badwater weggooien! Dat kan, omdat wij in Europa een level playing field hebben. Wat de CDA-fractie betreft, zal dat het uitgangspunt moeten blijven van de Nederlandse overheid. Modernisering is prima, die is ook nodig, maar let erop dat het gelijke speelveld voor de Europese boeren in stand blijft.
Mevrouw Hachchi (D66): Ik heb toch behoefte aan een toelichting van de heer Ormel. Hij houdt een warm pleidooi voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid en het steunen van de Europese boeren, onder wie de Nederlandse boeren. Hij geeft aan het eind van zijn betoog echter ook aan dat zijn fractie voor modernisering is. Kan hij dat toelichten? Hoe ziet het CDA dat?
De heer Ormel (CDA): Wij vinden dat er op diverse punten veel meer moet worden ingezet op innovatie, dat daar gelden naartoe moeten. Maar als er afspraken worden gemaakt over een toeslag, of dat nu per ha is of per dier, dan moeten wij wel letten op de positie van onze boeren. Wij exporteren 70% van onze agrarische omzet. Daar is niets mis mee. Daar verdienen we geld mee. Maar als wij nu als een brave Hendrik zeggen dat het allemaal minder moet en dat het gemeenschappelijk landbouwbeleid moet worden afgeschaft – zoals D66 zegt – dan zullen onze boeren en onze economie daar het meest onder lijden. Daar moeten we voor oppassen.
Mevrouw Hachchi (D66): Ik wijs de heer Ormel erop dat niet alleen D66 die mening is toegedaan, maar dat nota bene minister De Jager, de CDA-minister van Financiën, heeft aangegeven dat het gemeenschappelijk landbouwbeleid wel eens geschrapt zou kunnen worden. Nogmaals, ik ben het eens met de heer Ormel dat een duurzame ontwikkeling van het platteland belangrijk is, maar ik blijf erbij dat het CDA hierin toch wel verschillende lijnen heeft gehanteerd. Aan de ene kant wil het CDA stimuleren dat directe steunmaatregelen meer prioriteit krijgen en aan de andere kant ziet het CDA in dat een modernisering van het landbouwbeleid toch wel wat meer nodig heeft. Ik hoor hierop graag een reactie van de heer Ormel.
De voorzitter: Namens het CDA, de heer Ormel.
De heer Ormel (CDA): En namens het CDA zeg ik dat wij voorstander zijn van modernisering van het landbouwbeleid, mits het gelijke speelveld in stand blijft. Wij zijn een voorstander van vergroening, innovatie en verduurzaming. Maar om nu te zeggen dat wij het Europees landbouwbeleid afschaffen! Besef wel dat we dan het mes in eigen vlees steken.
Mevrouw Albayrak (PvdA): Voorzitter. Ook dit debat is voor de Partij van de Arbeid weer een volgend moment waarop Nederland uitdrukkelijk het verband zou moeten leggen tussen begrotingsdiscipline en alles wat te maken heeft met de financiële gezondheid en de groeiagenda. Die verbinding, die verbreding, hebben wij in het afgelopen jaar zo ongeveer in alle debatten benoemd. Daar zijn ook moties op ingediend en aangenomen. Ik memoreer in dit verband de motie-Plasterk/Sap. De vraag is: wat heeft het kabinet tot nu toe gedaan? Welke concrete voorstellen heeft het gedaan om bijvoorbeeld de hervormingen van de cohesiefondsen en structuurfondsen uitdrukkelijk met die groeiagenda te verbinden? Dat is natuurlijk ook het onderwerp dat volgende week tijdens het diner van Van Rompuy zal worden besproken. Als wij de politieke ontwikkelingen in Europa zien, niet alleen in Frankrijk maar bijvoorbeeld ook in Noordrijn-Westfalen, dan begint er toch een beetje licht te gloren aan de horizon zoals wij die zien. Wij hopen dat er ruimte komt voor een groei- en werkgelegenheidsagenda naast de begrotingsmaatregelen en de begrotingsdiscipline.
Ik heb in dat verband nog een vraag. Heeft het kabinet al informatie over de landenspecifieke aanbeveling richting Nederland? De eerste appreciatie van het Kunduz-akkoord en wat dat heeft gebracht, hebben we natuurlijk al vanuit Brussel mogen vernemen, maar die is toch niet geheel onafhankelijk van de nadere uitwerking en het nieuws dat ons gisteravond en vandaag bereikte? Ik wil dat ook weer gekoppeld hebben aan de groei- en werkgelegenheidsagenda, dus de langetermijnperspectieven. Kan het kabinet daarop vooruitlopen? Het meest voor de hand liggende antwoord is dat het kabinet dat nog niet weet. Ik zie dat er instemmend wordt geknikt aan de overkant, maar misschien kunnen de bewindslieden toch een poging doen. Dit dient volgens mij ook de rode draad te zijn voor de discussies die we in de komende toppen en de Raad Algemene Zaken zullen voeren.
Er is al een aantal opmerkingen gemaakt over het MFK. Mijn opmerkingen daarover zijn niet anders van aard, namelijk dat dit de zoveelste stap is in een proces waarvan de afronding maar moet worden afgewacht. Wat betekent het dat er geen cijfers worden toegevoegd? Worden die echt aan Cyprus overgelaten? Wat is daar de betekenis van voor de discussie tijdens deze RAZ? Is het helemaal uitgesloten?
Zowel de discussie over de voorbereiding van de informele Europese Raad als die over het meerjarig financieel kader is gewoon hier en daar een herhaling van zetten en misschien een stukje nieuwe informatie. Mijn fractie is zeer blij met het feit dat Nederland het initiatief heeft genomen om het onderwerp Kroatië en het monitorrapport op de agenda te zetten. Je kunt toch geen monitor met elkaar afspreken zonder die ook serieus te nemen en de resultaten ervan periodiek te bespreken! Als we dat niet zouden doen, dan is het vooral een kwestie van eisen stellen en wegkijken. Ik mag hopen dat ik de regering goed begrijp dat het de bedoeling is dat we er samen met Kroatië voor zorgen dat het land zo snel mogelijk aan de criteria voldoet. Dit betekent dat het perspectief van toetreding per 1 juli 2013 nog steeds reëel is en dat men al helemaal niet al meteen bij het eerste monitorrapport moet zeggen: en nu gaan we de datum verzetten. Er is vooruitgang, er is een positieve appreciatie die het kabinet ook deelt. Die delen wij ook. Wij zien de tekortkomingen. Als je serieus werk wilt maken van die tekortkomingen, moet je Kroatië blijven aanmoedigen om samen met de Europese Unie te blijven werken aan verbetering. Er zijn immers nog forse tekortkomingen, maar volgens mij is het al loslaten van de datum werkelijk het domste wat je nu kunt doen. Dan beloon je Kroatië niet voor de inzet tot nu toe, maar dan zorg je misschien voor een verslapping. Voor mijn fractie is de toetreding uiteindelijk niet het belangrijkste resultaat, maar de daadwerkelijke verbetering in de praktijk in Kroatië. Iedereen die dat doel nastreeft, zal naast Kroatië gewoon met een strak perspectief moeten blijven vechten voor die verbeteringen.
De voorzitter: De leden zijn over het algemeen heel goed binnen hun spreektijd gebleven. Daardoor is er veel ruimte voor de minister en de staatssecretaris om te antwoorden. Ik wijs ook hen erop dat er een uitdaging ligt om zo kort en bondig mogelijk te antwoorden.
Het woord is allereerst aan de minister van Buitenlandse Zaken.
Minister Rosenthal: Voorzitter. Dank u wel. Ik zal proberen om dat te doen. Het doet mij deugd dat ik mij, anders dan bij de Raad voor de Buitenlandse Zaken waarbij wij vaak de hele wereld aflopen, mag beperken tot Kroatië. Ik zal puur op de vragen die gesteld zijn ingaan. Ik begin in omgekeerde volgorde bij de terechte opmerking van mevrouw Albayrak: Kroatië staat op de agenda. De Nederlandse regering neemt het monitoringsmechanisme zeer serieus, in het bijzonder omdat daarmee een duidelijk beeld wordt gegeven van hoe überhaupt met deze zaken moet worden omgegaan. Gaandeweg is dat ook pandoer in de Raad. Niet alleen Nederland wil deze gang volgen, maar ook andere landen in de Raad. Het koppelt meteen naar de hoofdstukken 23 en 24 die met meer nadruk dan voorheen in die fase van het totale acquis zijn geadopteerd.
Hierbij speelt meteen het volgende. Ik ga dan in op de vraag van de heren Dijkhoff, Bontes en Ormel over 2013. 2013 is op zich een technische datum. Wij hebben steeds gezegd dat wij niet doen aan «technische» fixatie. Tegelijkertijd mag er geen misverstand bestaan over wat dat te betekenen heeft. Ons wachten nog twee rapporten, in oktober 2012 van dit jaar en in maart 2013. Praten over verder doorschuiven na juli 2013 – ik zeg het zo concreet als maar kan – is enkel aan de orde als het de verkeerde kant opgaat. Ik kom nu meteen te spreken over de waardering van het monitoringsrapport. Het gaat om de eerste, echte meting. Dat staat ook in de brief die wij hebben gestuurd. Op dat vlak is dus waarachtig sprake van een aanzienlijke aanpassing aan het acquis. Kroatië voldoet in hoge mate aan de verplichtingen en het is zaak dat Kroatië dat blijft doen en een verder «track record» opbouwt en dat ook behoudt. Op dat vlak moeten wij niet onder stoelen of banken steken dat er op drie punten nog belangrijke uitdagingen zijn: de berechting van de oorlogsmisdaden, de positie van de minderheden en het grensbeheer.
Wat de voortgang van de berechting van oorlogsmisdadigers betreft, het volgende. Een actieplan is zonder meer gewenst. Het heeft volop de Nederlandse aandacht en Kroatië heeft in de afgelopen periode ook voortgang geboekt wat blijkt uit de indicatoren nieuwe arrestaties, nieuwe aanklachten en daadwerkelijke veroordelingen. Een en ander kan natuurlijk sneller en beter, maar Kroatië zit naar het oordeel van de regering op de goede lijn. Ik voeg daaraan toe dat ik dit nadrukkelijk, net als de andere twee punten, aan de orde heb gesteld toen in begin maart zowel de president als mijn collega van Buitenlandse Zaken in Zagreb sprak.
Dit brengt bij mij de rechten van seksuele minderheden. De heer El Fassed heeft dat onderwerp aan de orde gesteld. Ik moet nu even precies zijn: voor zover mij bekend, gaat het bij het in gang zetten van het wetgevingsproces om een wetsvoorstel geregistreerd partnerschap homoseksuelen. Daarin wordt expliciet verwezen naar het Nederlandse voorbeeld. In relatie tot het in het oog springende punt van de Gay Pride in Split heeft de president mij gezegd dat het de afgelopen keer simpelweg een rampzalige gebeurtenis was. Men trekt zich dat ook erg aan. Ik weet dat bij de Gay Pride in juni in Split zowel de Kroatische minister van Binnenlandse Zaken als mijn collega Pusic aanwezig zal zijn. Dat is positief. Ik voeg hieraan verder toe, in reactie op vragen van de heer El Fassed terzake, dat de Nederlandse ambassade zeer actief is tegenover de Kroatische autoriteiten en de ngo's daar op het gebied van LGBT. Er worden projecten gedaan en er wordt steun gegeven, ook aan de LGBT-gemeenschap. Er vindt een dialoog plaats met de overheid. Ook de plaatsvervangende Nederlandse ambassadeur, die de afgelopen keer met veel problemen heeft meegelopen in de Gay Pride, zal daaraan wederom deelnemen. Ik heb dit expliciet aan de orde gesteld bij mijn bezoek op 5 maart jongstleden. Ik heb toen Nederlandse steun aangeboden. Ik zal mij verstaan met mijn collega van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het punt dat de heer El Fassed hier aankaart, namelijk de kennis van zaken op dit terrein bij het aanpalende departement.
Ik maak een opmerking naar aanleiding van de inbreng van de heer Bontes. De Nederlandse regering houdt zich richting Kroatië aan de welbekende mantra «strikt en fair». Wij mogen de problemen op economisch gebied niet verdonkeremanen. Tegelijkertijd geldt dat op het dossier economie een van de springende punten de privatisering van de scheepswerven was. Dat lijkt nu echt in goede banen te worden geleid. Ik mag degenen naspreken die wijzen op het feit dat Kroatië in toenemende mate een heel aantrekkelijke partner lijkt te zijn in de toeristische sfeer. Inderdaad gaan 43 000 Nederlanders die richting op. Het zal de heer Bontes ongetwijfeld deugd doen dat Kroatië in de rij staat van aantrekkelijke landen voor toerisme, evenals Turkije.
De heer Bontes (PVV): Ik vind zo'n koppeling onvoorstelbaar. Ik hoor daarop graag een toelichting van de minister. Hij koppelt het toeristisch aantrekkelijk zijn aan het lidmaatschap van de EU terwijl driekwart van de Nederlanders zegt dat de EU al groot genoeg en zelfs te groot is. Ik kan die koppeling niet begrijpen.
Minister Rosenthal: Het was een heel kleine koppeling. Het centrale punt is natuurlijk dat ook voor Kroatië geldt dat het volledig moet voldoen aan het acquis en daarmee aan een aantal zaken in de financieel-economische sfeer. Een springend punt is daarbij echt de privatisering van de scheepswerven geweest en de staatssubsidies die daaraan werden gegeven. Op dat punt voegt Kroatië zich in de rij van landen die nu al tot de Europese Unie behoren, waarbij mededinging en vrije markt cruciaal zijn naast een goede koers op de interne markt.
Ik heb het ook met zo veel woorden gezegd, maar ik herhaal voor alle duidelijkheid dat in oktober dit jaar en in maart volgend jaar nog twee rapporten verschijnen in het kader van het monitoringsmechanisme. Het track record gaat daarmee onverkort de goede kant op. Wij zitten dan op het spoor naar juli 2013. Dat is een technische datum. Nederland doet niet aan kalenderfixatie.
Staatssecretaris Knapen: Voorzitter. Ik dank de leden voor de vragen en de discussiemogelijkheden in het zetten van een volgende stap naar het in elkaar timmeren van een zevenjarige begroting. Dat is een lang proces dat stap voor stap wordt doorlopen. Het gaat vooralsnog niet om bedragen, maar meer om het definiëren van de terreinen en de onderhandelingsboxen. De getallen komen inderdaad veel later, wellicht onder het Cypriotische voorzitterschap. Niet uitgesloten is dat dat pas begin volgend jaar het geval zal zijn. Wij weten dat niet. Het streven is natuurlijk gericht op «zo snel mogelijk», maar daarover is nog onzekerheid. Er is nooit afgesproken om nu al met getallen te komen. Dat kon ook niet want daarvoor moeten nog veel te veel zaken naast elkaar worden gelegd. Er moet worden bekeken waar onderhandelingen zinvol tot een compromis kunnen leiden. Het is nog te vroeg.
Die onderhandelingsboxen worden overigens vlak voor de bespreking in de Raad van juni openbaar gemaakt. Die zijn nu nog niet openbaar, simpelweg omdat deze deel uitmaken van de onderhandelingen. Wat in de ene box zit, zit niet in de andere. Bij elke bespreking kan er geschoven worden van de ene naar de andere box. Voor de Europese Raad van juni zullen die onderhandelingsboxen bekend zijn en als voorstel op de agenda staan. Dan zullen die uiteraard met de leden van de Kamer worden gedeeld.
Ik haal er drie grote thema's uit die de meeste afgevaardigden naar voren hebben gebracht: innovatie en speerpunten, eigen middelen en landbouw. Vervolgens kom ik op specifiekere deelonderwerpen.
Dit is de eerste keer dat gesproken wordt over eigen middelen. Ik begrijp uit de woorden van de heer Bontes dat dit wat hem betreft ook meteen de laatste keer is, maar goed, wij hebben rekening te houden met het feit dat de Nederlandse belastingbetaler daarvoor middelen moet opbrengen. Wij willen dat dan ook goed in de gaten houden, tot aan het laatste moment toe. Wij zijn het niet eens met de voorstellen van de Commissie op dit punt. Er is vaak gesproken over de Financial Transaction Tax. Uit onafhankelijk onderzoek in Nederland blijkt dat die een serieuze negatieve invloed heeft op het bruto nationaal product. Het is een extra kostenpost voor pensioenfondsen die zal worden neergelegd bij degenen die pensioen ontvangen. Ook daar is het een kostenpost. Wij zijn daarvan dan ook geen voorstander. Wij hebben wel gezegd dat wij willen meedenken over de dingen die beoogd worden, zoals het mogelijk maken van heffingen bij hoge frequentie handel op de geldmarkt. Dat is een ander verhaal. Wij zijn echter geen voorstander van de Financial Transaction Tax zoals die nu voorligt omdat die nogal schadelijk is, ook voor ons land.
Over de btw ben ik iets genuanceerder. Wij zijn geen voorstander van het voorstel van de Commissie omdat het volgens ons de zaken niet echt vooruit helpt. Op dit moment is de btw al een gecompliceerd middel omdat er wordt uitgegaan van een theoretisch geharmoniseerde btw-grondslag. Het hoge en het lage tarief worden vergeleken in de verschillende landen en daaruit wordt een soort gemiddelde gedestilleerd. Dat is niet ideaal. De Commissie stelt voor om te kijken naar het hoge btw-tarief, probeert daarop een percentage los te laten en kijkt daarbij meer naar de ontvangsten dan naar de opbrengsten. Dat zou in theorie eenvoudiger kunnen zijn, maar tot nu toe zijn wij daar bepaald niet van overtuigd. Zo lang wij daarvan niet overtuigd zijn, vinden wij het riskant om hierin verandering aan te brengen. Daarom zijn wij vooralsnog tegenstander, met name vanuit praktische overwegingen, niet vanwege de overtuiging dat het per definitie niet goed kan zijn. Wij zijn daarover zeer aarzelend. Die aarzelingen en die vragen daaromtrent hebben wij naar voren gebracht. Wij zullen horen wat de Commissie hierover te vertellen heeft.
De heer Bontes (PVV): In feite voert de Commissie toch slechts opdrachten uit van de Europese Raad? De Commissie is de dagelijkse leiding van de EU. De staatssecretaris kan volgens mij gewoon tegen de Commissie zeggen: stop met jullie plannen en proefballonnetjes over Europese belastingen; stop ermee! Als er geen lidstaten zijn die dit willen – Nederland is daar een belangrijke trekker in – kun je toch zeggen: tot hier en niet verder met die proefballonnetjes? De Commissie is toch een uitvoerend orgaan? Waarom gaat zij door met het oplaten van dit soort proefballonnetjes? Dat wordt absoluut niet geslikt.
Staatssecretaris Knapen: In het proces wordt de Commissie gevraagd om met voorstellen voor de inkomsten en uitgaven in de komende zeven jaar te komen. Vervolgens is het aan de lidstaten om daarop te reageren en te bekijken wat zij met die voorstellen doen. Wij hebben gezegd dat wij niets in de Financial Transaction Tax zien. Wij hebben gezegd dat wij heel weinig in het btw-middel zien; wij zien niet in welke verbetering het oplevert. Wij vinden de ambitie om het overzichtelijker en inzichtelijker te maken sympathiek, maar wij zien weinig in de vertaling van die ambitie in de praktijk. Als iemand met een plan komt, kun je zeggen: u mag niet met een plan komen. Je kunt ook zeggen: wij gaan bekijken of het een nuttig plan is. In dit geval vonden wij het geen nuttig plan en daarom is het antwoord vooralsnog: als u ons niet ervan kunt overtuigen dat wij hiermee werkelijk sprongen vooruit maken, doen wij het niet. Het is een beetje ingewikkeld om te zeggen «wij zijn tegen omdat het een voorstel van de Commissie is», al was het maar omdat wij hebben afgesproken dat er voorstellen van de Commissie komen.
De heer Bontes (PVV): Er is nu een voorstel over Europese belastingen gekomen dat wij absoluut niet willen. Dan moet er toch worden gezegd: stop daarmee? Dan is het toch de laatste keer geweest dat wij het over dit soort dingen hebben? Dat kan toch niet anders?
Staatssecretaris Knapen: Wellicht praten wij langs elkaar heen, maar het is als volgt. In de afspraken over de verenigingscontributie die wij aan de Europese Unie betalen, is een btw-afdracht opgenomen. Dat is nu al de praktijk. De Commissie zegt: wij willen die btw-heffing op een andere manier inrichten. Wij zeggen: de vorige manier van btw-heffing was bepaald niet ideaal, maar de manier die wordt voorgesteld brengt ons eigenlijk niet veel verder. Vooralsnog voelen wij daar dus niets voor. Dat is de discussie die wij voeren. Als ik de heer Bontes goed begrijp, zegt hij: u moet er gewoon nooit meer over praten. Dat kan, maar dan lopen wij het risico dat er allemaal dingen gebeuren die wij niet willen.
De heer Bontes (PVV): Ik vraag niet of de staatssecretaris tegen de Europese Commissie kan zeggen: wij willen er niet meer over praten. Dit is gewoon geen goed plan, een doodlopende weg; stop ermee! Dat moet je als Europese Raad of Raad van Ministers toch kunnen zeggen? Zo simpel is het!
Staatssecretaris Knapen: Als je constateert dat iets een doodlopende weg is, mag je dat gerust zeggen.
De heer Bontes (PVV): Gaat u dat doen?
Staatssecretaris Knapen: Wij verschillen van mening, want vooralsnog zeggen wij niet dat dit voorstel 100% zeker een doodlopende weg is. De heer Bontes ziet dat in zijn eerste analyse anders dan wij. Dat kan, maar wij willen daarover eerst een discussie voeren met de Commissie en met andere lidstaten om te bekijken of het inderdaad een doodlopende weg is. Dat is de stand der dingen. Als wij de discussie hebben gevoerd, kom ik graag terug met de pro- en contra-argumenten en het voorstel dat wij op grond daarvan hebben. Dat lijkt mij de ordelijke gang van zaken.
De heer Dijkhoff (VVD): De staatssecretaris zei dat hij geen voorstander is van de financiëletransactietaks, maar dat hij meedenkt over alternatieven. Ik neem aan dat hij op meedenken in een breder verband binnen de Europese Unie doelt, maar niet in het kader van de eigenmiddelendiscussie.
Staatssecretaris Knapen: Het antwoord is ja.
De heer Dijkhoff (VVD): Ik merk het volgende op over het veranderde btw-middel. Het is misschien geen doodlopende weg voor andere landen, maar voor ons is het een heilloze weg. Ik snap dat er wordt gezegd dat het huidige middel al niet ideaal is en dat het in elk geval niet nog minder ideaal moet worden gemaakt, maar ik neem aan dat het basisstandpunt blijft dat er een bni-gebaseerde afdracht zou zijn, zonder btw-middelen en andere opsmuk, als wij het voor het zeggen hadden.
Staatssecretaris Knapen: Als wij het voor het zeggen hadden, zag het er anders uit. Wij maken echter onderdeel uit van een vereniging met 27 leden. Wij moet dus met de andere leden over onze inkomsten en uitgaven overleggen. Zeker, wij zouden het zo niet doen, maar wij moeten van het volgende uitgaan, gegeven de discussie die wij de laatste maanden hebben gevoerd. Het simpele maar meest eerlijke voorstel, namelijk het bni-middel, gaat het op deze manier, in Reinkultur, niet halen. Dat houdt simpelweg in dat wij over andere mogelijkheden moeten nadenken en daarover een opvatting moeten hebben. Verder ben ik het met de heer Dijkhoff eens en dat houdt in dat het bni-middel voor ons veruit het beste zou zijn. Naarmate het bni een belangrijkere rol speelt, wordt het ook allemaal simpeler.
De heer Dijkhoff (VVD): Dan neem ik aan dat wij niet alleen het pragmatisch-realistische verhaal houden, maar dat er op die boodschap gehamerd blijft worden.
Staatssecretaris Knapen: Natuurlijk; dit is de eerste keer dat wij het ex cathedra over eigen middelen hebben. Van tevoren zijn er al een paar keer verkenningen uitgevoerd, maar dit is de eerste keer dat het specifiek over eigen middelen gaat. Vanaf dag één is ons voorstel: laten wij ons deze complexiteit besparen en bekijken of wij met het bni als eigen middel tot een faire verdeling van lusten en lasten kunnen komen. Dat is evident, maar de agenda die ons is toegestuurd omvat meer dan het voorstel «bent u voor of tegen het bni-middel?». Er staan nog een aantal andere punten op de agenda waarover een opvatting dient te worden gegeven. Eén daarvan is het btw-middel, vandaar dat wij daarover een opvatting moeten hebben. Die wil ik graag van tevoren met de Kamer delen.
Ik kom op het complex van innovatie en groei. Het is zaak om te vermijden dat wij langs elkaar heen praten. Wij hebben drie routes gevolgd. Allereerst hebben wij de enorme groei aan middelen voor de Europese Unie ten behoeve van innovatie, onderwijsgerelateerde innovatie, toegepaste research en de Connecting Europe Facility, met name het innovatieve element daarvan, steeds ondersteund. Hetzelfde hebben wij voor de landbouwuitgaven gedaan. Ik voeg eraan toe dat wij met like-minded landen naar vermogen ervoor willen zorgen dat het geld dat aan cohesiefondsen wordt uitgegeven, zo veel mogelijk wordt gericht op het Horizon 2020-programma. Dat heeft te maken met inclusieve, duurzame en innovatieve groei; dat zijn de pijlers. Daar proberen wij zo veel mogelijk druk op uit te oefenen.
Die cohesiefondsen hebben echter tot op de dag van vandaag een hybride karakter. Voor een deel betreft het allocatie, een herverdeling van middelen van rijke naar arme landen ten behoeve van aanpassing aan het welvaartsniveau van rijkere landen. Voor een ander deel is het de bedoeling om specifieke sectoren een steun in de rug in de richting van innovatie te geven. De cohesiefondsen dienen dus twee doelen. Logischerwijs zet een aantal landen die grote netto-ontvangers van cohesiefondsen zijn, heel sterk in op het deel dat voor herverdeling van rijkdom van rijkere naar arme landen gaat om hen op een hoger niveau te brengen. Wij leggen zo veel mogelijk de nadruk op het excellentiecriterium. Wat ons betreft, wordt maximaal ingezet op innovatie, ook voor de klassieke fondsen: landbouw en cohesie. De discussie daarover is uiteraard nog niet afgerond.
Ik merk het volgende op over groei in relatie tot de actuele discussie over groei versus bezuinigingen op overheidsbegrotingen. Mevrouw Albayrak sprak daarover. In dat kader lopen op dit moment andere projecten. Wij hebben eerder al met de Kamer van gedachten gewisseld over voorstellen waar wij voorstander van zijn, namelijk om de beschikbare structuurfondsen versneld in te zetten voor projecten in acht landen waar het nuttig is om iets aan bijvoorbeeld de jeugdwerkloosheid te doen. De Commissie treft voorbereidingen om te bekijken of er vanuit de structuurfondsen programma's kunnen worden gemaakt om schoolverlaters aan stageplaatsen te helpen. In landen met werkloosheidscijfers van 20% tot 30% en jeugdwerkloosheidscijfers tot 50% is dat natuurlijk urgent.
Er vindt ook een discussie plaats over de vraag of het nodig is om de Europese Investeringsbank daarbij eventueel meer activiteit te laten ontplooien. Wij verwachten daar echter niet al te veel van, omdat het om zeer beperkte middelen gaat. De Europese Investeringsbank moet ook naar z'n leverage kijken; die heeft z'n triple-A-status te bewaren. De mogelijkheden zijn dus beperkt, al kan de Europese Investeringsbank bij bepaalde niches wel een rol spelen. Wij moeten er echter niet te veel van verwachten.
De Europese begroting moet met name worden gekanteld in de richting van innovatie en versterking van het concurrentievermogen van de Europese Unie. Daar zetten wij in de aanstaande Raad Algemene Zaken op in.
De heer Ormel (CDA): De staatssecretaris zegt dat wij niet te veel van de Europese Investeringsbank moeten verwachten, maar de Tweede Maasvlakte bij Rotterdam wordt toch aangelegd met hulp van de Europese Investeringsbank? Dat is toch een duidelijk innovatief project waarbij wij positieve kanten van Europa zien; er wordt namelijk in Nederland geïnvesteerd. Als je dat afzet tegen sommige andere projecten zoals infrastructurele werken in Spanje, een spoorlijn van niks naar nergens – dat is minder positief – dan kun je dus zeggen dat juist projecten van de Europese Investeringsbank kansen bieden voor Nederlandse innovatieve regio's.
Staatssecretaris Knapen: Zeker, en wat de investeringen van de EIB betreft letten wij heel goed op een «fair share»-verdeling. Ik bedoelde het volgende te zeggen over het extra stimuleren van de economie op dit moment. Er vinden discussies plaats over de vraag of de EIB daarbij een grotere rol zou moeten spelen. Dat is een van de onderwerpen die op de agenda staan voor komende ontmoetingen tussen de nieuwe Franse president en andere regeringsleiders in Europa. Ik zeg dat wij niet te veel moeten verwachten van dit extraatje voor het stimuleren van de economie. De EIB heeft op dit moment een leverage van tien. Dat is eigenlijk nogal veel; die zou terug moeten naar zeven. Als je de middelen van de Europese Investeringsbank met 10 mld. zou verhogen, geeft je dat in totaal voor zo'n 60 mld. ruimte. De ervaring leert dat je dan over een jaar of vier op zo'n 150 mld. uitkomt als je er private investeringen in cofinanciering bijlegt. Over het geheel gezien brengt ons dat niet in het paradijs, in vergelijking met waar wij nu staan. Daarom zeg ik dat ik de verwachtingen wil temperen, maar dat doet niets af aan de betekenis en het belang van de Europese Investeringsbank in het algemeen en de betekenis die de EIB ook voor investeringen in Nederland heeft. Laat daarover geen misverstand bestaan. EIB-voorzitter Werner Hoyer is deze week nog met een bootje naar de Tweede Maasvlakte geweest.
De heer Ormel (CDA): Ter specificatie merk ik het volgende op, want dat is van belang nu er in sommige lidstaten, waaronder Frankrijk, een andere wind gaat waaien. Als wij willen investeren in groei, is de kern dan niet dat wij dit juist via de Europese Investeringsbank moeten doen? Wij moeten niet alleen maar interen op de toekomst door te zeggen: wij verhogen de lonen. Dat is namelijk de verkeerde groei, het moet juist gebeuren in de vorm van concrete projecten die bijdragen aan innovatie.
Staatssecretaris Knapen: Dat beeld is aanzienlijk genuanceerder. Groei door middel van het verhogen van schuld is niet alleen een doodlopende weg, maar wordt ook binnen een minuut afgestraft; dat kan niet. Men kan de begroting op orde brengen omdat het vertrouwen schept, waardoor mensen in plaats van alleen te sparen ook wat meer durven te doen op het gebied van investeren en ondernemen. Dat is een voorwaarde.
Wat daarnaast een rol speelt, is een stuk genuanceerder. In een land met een behoorlijke economische groei zoals Duitsland, worden in loononderhandelingen looneisen gesteld die in relatie staan tot die groei. Dat betekent dat daar een ander soort activiteit op gang komt. In landen waar men zich die luxe niet kan veroorloven, loopt dat anders.
Wij kunnen op het gebied van groei in grote lijnen twee dingen doen. Ten eerste kunnen wij ervoor zorgen dat hervormingen plaatsvinden waar ze nodig zijn om competitiever te worden. Ten tweede kunnen wij proberen om de interne markt op het hele terrein van de dienstverlening dynamischer te maken, omdat wij daar veel laten liggen wat tot nu toe niet benut is. De huidige Italiaanse premier, Monti, deed indertijd 50 of 60 voorstellen. Hij zei dat je een economische groei in de Europese Unie van 2%, 3%, sommigen zeggen zelfs 4%, kunt realiseren als je de interne markt voor diensten openstelt. Dat kan alleen niet van de ene op de andere dag; dat realiseer ik me wel. Ik was echter vorige week bij een aantal jonge internetondernemers. Je wilt niet weten wat voor problemen zij allemaal hebben omdat we op het gebied van auteursrechten, copyrights, simpelweg nog geen Europese markt hebben, waardoor ze die markt van 500 mln. die ze willen bedienen, niet kunnen bedienen. Daar is naar mijn stellige overtuiging een wereld te winnen op het gebied van het benutten van het potentieel van de Europese Unie.
Ik kom nog even kort op de landbouw, omdat diverse afgevaardigden daarover hebben gesproken. Mevrouw Hachchi zei dat 1% van de Europese bevolking boer is. Je kunt er echter ook anders naar kijken, zoals Europarlementariër Bas Eickhout mij gisteren nog eens onder de neus wreef tijdens een seminar in Londen: twee derde van de Europese Unie is platteland. Dat is ook een manier om te kijken naar waar wij hier over spreken. Wij willen af van de directe inkomenssteun aan boeren. Wij willen veel meer naar doelsteun. Doelsteun heeft te maken met innovatie, duurzaamheid en zorg voor het milieu en voor het platteland. Het gaat daarbij niet om doelsubsidies aan grote, abstracte instituties. Doelsteun kan echter ook worden gegeven aan ondernemers die daarvoor zorgen. Ook die landbouwfondsen willen wij dus een draai geven waarmee ze toekomstgericht zijn en niet bedoeld zijn om een beperkte beroepsgroep op een beperkte manier uit de wind van de internationale concurrentie te houden; daar gaat het niet om. Wij hebben echter rekening te houden met het feit dat we ook hier te maken hebben met een groot aantal lidstaten met tegenstrijdige belangen. Wij zullen dus moeten zoeken naar een compromis waarbij rekening wordt gehouden met die tegenstrijdige belangen. Wij hebben steeds gezegd dat er wat ons betreft sprake is van een nominale bevriezing van de landbouwuitgaven. Met dat uitgangspunt wordt rekening gehouden met ons belang maar ook met een zekere mate van inschatting van de realiteiten in Europa. Dat betekent de facto een verlaging van de landbouwfondsen van 8% à 9%. Wij hebben in de discussie over innovatie hier gedeeld dat wij ook zullen moeten kijken naar de landbouwfondsen als mocht blijken dat het verlagen van de cohesiefondsen uiteindelijk voor ons niet brengt wat het moet brengen, ook in termen van onze nettopositie. Dan is echter aan het eind van de rit nog steeds onze inzet: wat wij voor landbouw doen, moet vooral toekomstgericht, innovatief en duurzaam zijn. Het moet niet gericht zijn op het simpelweg uitsmeren van hectaresteun van Nederland naar Litouwen.
De heer Ormel (CDA): De staatssecretaris zegt dat 1% boer is, maar dat twee derde platteland is.
Staatssecretaris Knapen: Ik citeerde mevrouw Hachchi.
De heer Ormel (CDA): Nee, u zei dat u de heer Eickhout citeerde, die u in Londen gesproken had. Maar goed, dat doet er niet toe. Twee derde van de Europese Unie is platteland. 1% is boer. Maar wie verzorgt die twee derde van de Europese Unie? Wie zorgt ervoor dat die er een beetje netjes uitziet? Dat wordt gedaan door die 1% boer. Voor de diversiteit van het Europese landschap is het wel van belang dat er boeren blijven bestaan. Als boeren hun inkomen niet louter uit product kunnen krijgen, kunnen wij wel zeggen dat ze dan maar weg moeten gaan, maar dan krijg je een ontvolking van het platteland. Dat is niet wenselijk, ook niet voor de stedelijke bevolking. Ik ben dus ook een voorstander van modernisering van het landbouwbeleid, maar wij zullen een weg moeten zien te vinden waarin wij de boerenstand, die 1%, wel in leven houden. Er zijn akkerranden, er groeien wilgen en die moeten verzorgd worden. Dat moet wel betaald worden, linksom of rechtsom.
Staatssecretaris Knapen: Het gaat natuurlijk om de diverse functies. Onze inzet bij landbouw heeft te maken met duurzaamheid. Ik beschouw het plattelandsbeleid als een onderdeel van duurzaamheid. Het is evident dat de rol van de boer voor een deel onder de definitie van landschapsbeheer kan vallen, maar voor een belangrijk deel valt die ook onder de definitie van ondernemen. In die zin is voor ons de innovatieve kant van de landbouw van essentieel belang. Vandaar dat wij het hebben over de tweeslag: duurzaamheid en innovatie. Op die twee dingen zetten wij in.
Ik kom op de fair share van landbouw. De Commissie heeft een voorstel gedaan tot het compenseren van boeren in landen waar de hectaresteun heel laag is in vergelijking met Nederland. Daarmee wordt ervan uitgegaan dat de drie of vier landen die de hoogste hectaresteun hadden en hebben, helemaal opdraaien voor de hectaresteun van de landen die onderin zitten. Daar verzetten wij ons tegen, omdat landen als Duitsland en Frankrijk weliswaar net niet in de hoogste categorie van hectaresubsidie vallen maar net daaronder. Wat ons betreft zouden deze landen ook een aandeel moeten leveren in de fair share als het gaat om het verdelen van het subsidiedeel van de landbouwbegroting. Daar maken wij ons dus ook sterk voor.
Mevrouw Hachchi (D66): Ik heb niet voor niets verwezen naar de motie van D66 waarin de regering wordt verzocht om zich in Brussel in te zetten voor meer doelgerichte vergroeningsmaatregelen, zodat lidstaten de kans krijgen om zelf te bepalen hoe gelden uit het gemeenschappelijk landbouwbeleid effectief ingezet kunnen worden voor vergroening. Dat is helemaal in lijn met wat de staatssecretaris zegt. De staatssecretaris heeft daar ook bij gezegd: dat willen wij, maar wij moeten compromissen sluiten. Is de inzet van het kabinet gelijk aan wat in de motie is verwoord? Wat is de stand van zaken? Nederland zet zich ervoor in. Kan de staatssecretaris een inschatting geven van in hoeverre hij meerdere landen op zijn lijn kan vinden om dit te realiseren?
Staatssecretaris Knapen: Er is een aantal landen dat dit steunt, maar diverse onderdelen in dit stuk van de onderhandelingsbox staan nog tussen haakjes omdat er nog tussen geschoven zal worden. Wat ook een rol speelt, is dat een paar posten op het gebied van de landbouwvoorstellen van de Commissie buiten de categorie van landbouw vallen. Ook daar is nog een discussie over: kunnen die teruggebracht worden naar landbouw of niet? Ten slotte blijft voor ons ook de boer in beeld bij doelsubsidies, want hij kan een belangrijke bijdrage leveren om met die doelsubsidies datgene te doen wat wij met zijn allen beogen. Dat is echter nog steeds onderdeel van de onderhandelingen in die box. Er zijn enkele Centraal-Europese landen die geen behoefte hebben aan deze nadere specificatie omdat zij vooral zoeken naar inkomenssteun, simpelweg inkomenssteun. Wij proberen dat zo veel mogelijk te vermijden, maar zien natuurlijk ook dat er enorme inkomensverschillen zijn, die voor het level playing field uiteindelijk ook een rol spelen.
Voorzitter. Ik loop even enkele specifieke vragen langs. De heer Bontes zei dat wij ons voor die 100 mld. niet hard zouden hebben ingezet. Dat bestrijd ik. Wij proberen samen met de like-minded-groep op te trekken. Dat betekent dat we aan taakverdeling doen. Ook de heer Bontes zal het met mij eens zijn dat de uitdrukking «samen sta je sterk» een betekenis heeft. Bij de ene vergadering spreken we namelijk af dat de ene lidstaat dit punt aan de orde stelt namens alle en de andere lidstaat een ander punt namens alle. Wij hebben samen met de Duitsers voor het eerst dit bedrag genoemd. Dat hebben wij enkele maanden geleden afgesproken. Ik meen – ik doe het even uit mijn hoofd – dat Zweden de laatste keer op dit punt heeft ingezet en dat wij namens deze groep hebben ingezet op de cohesiefondsen en de noodzaak om die niet te gebruiken voor simpelweg herverdelen maar voor innovatie. We proberen dus altijd via een rolverdeling te komen tot een «samen sta je sterk»-benadering. Dat heeft niets te maken met het feit dat de een harder is op het ene vlak en de ander minder hard op het andere.
De heer Bontes vroeg ook wat het voordeel is van duurzaamheid. Die vraag betreft misschien een wat breder onderwerp dan dit AO. Maar in zijn algemeenheid gaat iets wat duurzaam is langer mee. Iets wat langer meegaat, is prettiger dat iets wat snel versleten is. Verder is er nog heel veel over te zeggen, maar het heeft ook een grote economische waarde.
De heer Bontes (PVV): Het ging over biodiversiteit en duurzaamheid. Waarom heeft Nederland daarvoor gepleit? Waarom hadden andere lidstaten daar reserves tegen? Zijn zij wat dat betreft dom of zijn ze niet bij de tijd? Wat is daar het verschil in?
Staatssecretaris Knapen: Voor een deel zijn investeringen in duurzaamheid innovatie-investeringen. Als je daar sterk op hamert, zijn sommige landen waar het innovatieniveau nog niet zo hoog is, bang dat ze minder uit die fondsen krijgen. Vandaar dat er meningsverschillen kunnen zijn over duurzaamheid, niet omdat die landen willen dat het huisvuil op de straat opstapelt, maar omdat zij bang zijn dat zij minder middelen krijgen als er te hoge eisen aan gesteld worden. Vandaar dat zij daar wat minder op inzetten. Voor ons is het om twee redenen aantrekkelijk. Ten eerste hebben we op dat terrein economisch wat te bieden. Als we op dat soort projecten inschrijven, hebben we dus een serieuze kans. Ten tweede zijn duurzaamheidsmiddelen voor ons een serieus exportproduct. Ten derde is het op zichzelf goed om aan duurzaamheid te werken, omdat je dan werkt aan het minder snel verslonzen en vervuilen van je omgeving en – laten we het heel abstract zeggen – van de planeet.
De heer Bontes (PVV): Zijn die andere landen niet veel slimmer geweest door te handelen in het belang van hun economie en hun bedrijfsleven en dit niet over te nemen?
Staatssecretaris Knapen: Dat zou kunnen, maar gezien het aantal landen dat het met ons eens was en de score van die landen op de economische prestatieladder in de wereld vermoed ik dat we in goed gezelschap waren.
De heer Bontes heeft gevraagd waar de Europese Commissie nog meer mee zal komen. Volgens mij bedoelde de heer Bontes dat in relatie tot het semester. De procedure gaat als volgt. Alle landen sturen hun begroting naar de Europese Commissie. Deze bekijkt of de begrotingen zo zijn opgesteld dat ze elkaar niet beschadigen. Dat is tenslotte toch het uitgangspunt van begrotingen in de Europese Unie en vooral in de eurozone. Je moet niet iets doen waar een ander een hoop last van heeft. Op 31 mei komt de Commissie met een aanbeveling. Zoals minister De Jager al eerder heeft gezegd, heeft hij op grond van de signalen alle vertrouwen dat de Europese Commissie met nuttige, positieve en stimulerende suggesties zal komen.
Vervolgens zijn er twee raden waarin gesproken wordt over de landenspecifieke aanbeveling. In de Raad Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken gaat het over het nationale hervormingsprogramma. In de Ecofin-Raad gaat het over het stabiliteitsdeel. Op 28 en 29 juni is de Europese Raad. Deze vat de landenspecifieke aanbevelingen van al die landen samen en stelt in de conclusies vast wat goed is, wat minder goed is en wat er nog te gebeuren staat. Daarmee is die cyclus afgehandeld. Zo loopt de procedure.
De heer Bontes (PVV): De Kunduz-coalitie, Europacoalitie of Brusselcoalitie heeft al veel maatregelen genomen. Welke maatregelen kan de Commissie nu nog nemen? Kan de staatssecretaris een tipje van de sluier oplichten? Vorige keer zat er bijvoorbeeld rekeningrijden bij. Ik moet er niet aan denken dat we er ook nog rekeningrijden bij krijgen, nu de leaserijders en het reiskostenforfait keihard worden aangepakt. Daarom wil ik een tipje van de sluier van de geweldige adviezen van de Europese Commissie.
Staatssecretaris Knapen: Of ze allemaal zo geweldig zijn, weet ik niet. De Europese Commissie bemoeit zich met het grote kader. Zij bemoeit zich niet met allerlei specifieke maatregelen die een land neemt om te zorgen dat zijn huishouding op orde komt. Verder kan ik uiteraard niet ingaan op hetgeen de Commissie zal doen. Er moet eerst een begroting naar Brussel. Vervolgens moet de Commissie die bekijken en komt er een reactie. Zo hebben we de spelregels met elkaar afgesproken. Als de rapportage er is, zullen we er hier weer over spreken.
De heer Bontes (PVV): De staatssecretaris zegt zelf dat minister De Jager positief is over de ontwikkelingen, omdat deze de economie zullen stimuleren. Waarom is minister De Jager positief? Ik ben namelijk erg voorzichtig met de adviezen van de Europese Commissie. Vorige keer was rekeningrijden er een onderdeel van. Dat hebben we met kracht van de agenda weten te krijgen. Volgens de staatssecretaris zegt minister De Jager dat het er positief uitziet. Wat is dat positieve dan?
Staatssecretaris Knapen: Bij de criteria die de Commissie aanhoudt voor het beoordelen van begrotingen, gaat het vooral om het kader. Het kader wordt gevormd door de eis van 3% en de structurele maatregelen die zullen leiden tot een begrotingsevenwicht. We willen allemaal uiteindelijk niet meer uitgeven dan we binnenkrijgen. Er is reden om aan te nemen dat de Commissie positief zal kijken naar de begrotingsvoorstellen die er liggen. Daar hebben we het over. We hebben het niet over een analyse van allerlei specifieke maatregelen, maar over de grote kaders waar de Commissie op ons verzoek naar kijkt. We willen namelijk vermijden dat het ene land dingen doet die in het andere land grote schade veroorzaken.
De heer El Fassed heeft een vraag gesteld over datgene wat wij gemakshalve weleens de «Euro-WOB» noemen, hoewel dat erg Haags jargon is. Als je de landsgrenzen overgaat, weet men namelijk niet wat «WOB» betekent. Wij hebben er, evenals de heer El Fassed, moeite mee als juridische adviezen niet openbaar zijn. Wij vinden dat deze in principe openbaar moeten zijn. Wij zien echter ook wel dat er gevallen zijn waarin de omstandigheden ertoe nopen om de adviezen niet openbaar te maken. Je moet dat van geval tot geval beoordelen en aangeven op grond waarvan je een besluit neemt. Wij willen zo dicht mogelijk blijven bij datgene wat we in Nederland hebben afgesproken. Daarom hebben wij in de werkgroep gepleit voor het behoud van hetgeen is afgesproken in 2001 en voor de codificatie van de uitspraken van het Hof van Justitie over transparantie. Kort samengevat betekent dit een openbaarheidsniveau dat vergelijkbaar is met hetgeen we in Nederland hebben met de WOB.
De heer El Fassed (GroenLinks): Zeker in de afgelopen maanden gebeurt heel veel niet in de openbaarheid. Ik denk daarbij aan de onderhandelingen en de posities van de verschillende landen. Kan de regering in een brief schrijven welke posities wij innemen? Het gaat niet alleen om juridische adviezen, maar ook om de definitie van het document. Schaarde Nederland zich in dit geval aan de zijde van Engeland of aan de zijde van landen die veel minder transparantie willen?
Staatssecretaris Knapen: Eerlijk gezegd hadden wij moeite met het compromisvoorstel van de Raad. Wij hebben er ook tegen gestemd. Dat voorstel had echter wel de steun van een meerderheid van de lidstaten. In het voorstel wordt de transparantie verlaagd. Onlangs is een begin gemaakt met het overleg tussen het Europees Parlement, de Commissie en de Raad. Wij vinden het Raadsvoorstel eigenlijk niet ver genoeg gaan en hebben daarom onze hoop gevestigd op het Europees Parlement. Dat is de stand van zaken. Een en ander is net begonnen en er is dus nog weinig over de uitkomst ervan te zeggen. Voor het realiseren van onze inzet moeten we het in deze fase in ieder geval meer hebben van het Europees Parlement dan van de Raad.
De heer El Fassed (GroenLinks): Waarom vindt dit niet in de openbaarheid plaats? Waarom kunnen voorstellen als die van de Denen en de Finnen niet in alle openbaarheid worden besproken?
Staatssecretaris Knapen: Dit onderdeel van de procedure van de Raad maakt in het Verdrag geen onderdeel uit van de openbare beraadslagingen. Om dat te veranderen moeten we weer een heel andere route bewandelen. Op zichzelf is er niets geheimzinnigs aan ons standpunt. In een eerdere fase is dat volgens mij ook via een collega van mij met de Kamer gedeeld. Onze inzet nu is ook niet geheim. Het Europees Parlement zal volgens mij voor de zomer de stand van zaken nog bespreken. In die zin is er niet veel geheimzinnigs aan. Als de Raad erover spreekt, is dat volgens de procedure echter geen openbare vergadering.
Voorzitter, ik denk dat ik hiermee alle vragen heb behandeld. Zo niet, dan hoor ik dat graag.
De voorzitter: Zijn er nog vragen die niet zijn beantwoord?
Mevrouw Hachchi (D66): Er moet me nog wat van het hart over het landbouwbeleid. Ik heb niet voor niets gezegd dat er in Europa een verschuiving van geld moet komen van landbouw naar kennis, innovatie en duurzaamheid. Minister Rosenthal zei dat hij zich vandaag moest beperken tot Kroatië, terwijl hij normaal gesproken de hele wereld bespreekt. Ook in dit geval zul je echter de relatie moeten zien tussen Europa en de rest van de wereld. We hebben vaak genoeg gesproken over de MENA-regio. Ook daarin zie je de link met het landbouwbeleid. Als wij, Nederland voorop en Europa in zijn geheel, ons landbouwbeleid niet verbeteren, houden wij het probleem. Wij roepen hard dat economische ontwikkeling in die regio de sleutel tot succes is. Tegelijkertijd maken wij geen koppeling met het landbouwbeleid. Daar moeten wij ons hard voor maken.
Staatssecretaris Knapen: Het zijn verschillende dingen. Bij de reductie van importheffingen op landbouwproducten is er sprake van een fictie en een werkelijkheid. De fictie is dat er allerlei heffingen zijn. De werkelijkheid is dat deze praktisch tot nul zijn gereduceerd, voor de «Everything but arms»-landen zelfs tot nul. Voor specifieke regio's heeft mevrouw Hachchi een punt. Ik heb onlangs in Madrid nog bepleit om iets te doen aan de importmogelijkheden voor tomaten. Dat klinkt triviaal, maar het is niet onbelangrijk voor Marokko en Tunesië. Dit staat echter weer los van onze inzet voor de landbouw in de meerjarige begroting voor de komende zeven jaar. Het heeft veel meer te maken met de inzet van de Europese Unie in de Wereldhandelsorganisatie. Het gaat om coherentie, coherentie en coherentie. Over dat onderwerp hebben we het uiteindelijk.
De voorzitter: Ik dank u allen, de bewindslieden, de Kamerleden en het publiek op de tribune, voor uw komst.