Vastgesteld 10 april 2012
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken1 en de vaste commissie voor Europese Zaken2 hebben op 15 maart 2012 overleg gevoerd met minister Rosenthal van Buitenlandse Zaken over:
– de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 9 maart 2012 met de geannoteerde agenda van de Raad Buitenlandse Zaken van 23 maart 2012 (21 501-02, nr. 1131);
– de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 13 maart 2012 met het verslag van de Informele Raad Buitenlandse Zaken («Gymnich») van 9 en 10 maart 2012 (21 501-02, nr. 1133);
– de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 6 maart 2012 met de reactie op het verzoek van de commissie inzake de actuele situatie in Kamp Ashraf (29 521, nr. 181).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Albayrak
De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Knops
De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Van Toor
Voorzitter: Van Bommel
Griffier: Van Toor
Aanwezig zijn negen leden der Kamer, te weten: Van Bommel, Ten Broeke, Hachchi, Ormel, Peters, De Roon, Van der Staaij, Timmermans en Voordewind,
en minister Rosenthal van Buitenlandse Zaken, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.
De voorzitter: In dit overleg met de minister van Buitenlandse Zaken is de Raad Buitenlandse Zaken aan de orde. Vandaag is nog de reactie op het verzoek van de commissie inzake de actuele situatie in Kamp Ashraf in Irak aan de agenda toegevoegd.
Er zijn veel woordvoerders in dit overleg, waarvoor wij tot 18.00 uur de tijd hebben. Mijn voorstel is om in eerste termijn uit te gaan van vier minuten spreektijd per fractie.
De heer Ormel (CDA): Voorzitter. Natuurlijk staat Syrië op de agenda. Wij hopen dat de bemiddeling door Kofi Annan enig perspectief zal bieden. Tegelijkertijd maken wij ons zeer zorgen over berichten over de oppositie, over een bericht van Reuters dat de heer Haitham al-Maleh heeft aangekondigd zich terug te trekken, evenals de heer Labwani. Graag een reactie van de minister op het opstappen uit de Syrian National Council van deze heren. Wij maken ons ook zorgen over de vluchtelingen. Wij stellen voor dat vanuit de internationale gemeenschap wordt gezorgd voor opvang van vluchtelingen. De EU zou daarin het voortouw kunnen nemen. Humane corridors zijn een stap te ver. Dat is bij oorlog. Het inrichten van kampen net over grens, bijvoorbeeld in Turkije, Jordanië of Irak, beschermd door de VN of de Arabische Liga zou kunnen helpen om de enorme humanitaire nood in Syrië wat te lenigen. Ik hoop dat de minister bereid is om het initiatief tot dit plan in de RBZ te bespreken.
Wij zijn het eens met de scherpe lijn van de Nederlandse regering ten opzichte van Wit-Rusland. Wij vragen ons wel af in hoeverre sancties tegenover Wit-Rusland effectief zijn, als Rusland zich daar totaal niet aan houdt. De Russische invloed in Belarus in de Oekraïne is contrair aan de Europese invloed. Daar moeten wij toch ook belang aan hechten. Hoe gaan wij daarmee om? Naast het mensenrechtenbelang is er in deze regio ook een strategisch belang voor de EU.
Over de Sahel wordt ook gesproken. Dat is belangrijk. Daar is een instabiele situatie. Kan de minister iets vertellen over de ontvoerde Nederlander in Mali, die al een tijd ontvoerd is?
Wordt de situatie in de Westelijke Sahara ook besproken? Dat staat niet in de geannoteerde agenda. Wij denken dat dit van groot belang is, met name vanwege de grondstoffenproblematiek. Daarom zullen wij binnenkort spreken. De fosfaatvoorraden bevinden zich namelijk in deze regio.
Er wordt ook gesproken over energie en buitenlands beleid. Als lidstaten eigenstandig extern energiebeleid blijven voeren, is er geen sprake van een Europees energiebeleid. Wij vragen ons af, gezien de geopolitieke veranderingen, hoe lang de EU dit zich nog kan veroorloven. Hoe kan Ashton het externe beleid coördineren, als achter haar rug allerlei bilaterale deals worden gesloten? Wat betekent de keuze van Duitsland om te stoppen met kernenergie voor het energiebeleid van Duitsland? Wat betekent dat voor het Nederlandse energiebeleid en het EU-beleid?
Ik wil afsluiten met het gesprek met de Turkse minister Davutoğlu. Met hem is genoeg te bespreken, gezien de cruciale rol van Turkije in de Arabische regio. Wordt er ook gesproken over bijvoorbeeld het openstellen van de grens met Armenië? Wordt er aandacht gegeven aan de spanningen met de Koerden en de Turkse rol daarin? Wij vragen met name ook aandacht voor Cyprus. De Turkse minister heeft onlangs in de pers laten weten dat Turkije zelfs denkt aan annexatie van Noord-Cyprus. Dat kan natuurlijk helemaal niet. Wij verwachten dat daarvan scherp afstand wordt genomen.
De heer Timmermans (PvdA): Voorzitter. Op het punt van Syrië is het niet zo dat wij de regering kritisch bevragen. Wij proberen samen met de regering na te denken over de paar dingen die wij vanuit Nederland en de Europese Unie kunnen doen om de vreselijke situatie daar tot een aanvaardbare oplossing te brengen. De houding van Rusland in de Verenigde Naties blijft de bottleneck. Dit is een serieuze bottleneck. De uitlatingen van Lavrov eerder deze week lijken er helaas niet toe te leiden dat Rusland wat coöperatiever wordt. Misschien kan de minister met ons delen welke mogelijkheden er nog zouden zijn om Rusland te bewegen om samen met andere landen naar een oplossing te zoeken. Zijn uithalen naar collega’s en de Veiligheidsraad zullen daarbij niet helpen. Terugslaan op die manier zal de Russen ook niet coöperatiever maken.
In het verlengde daarvan ligt de volgende vraag. Als de VN straks mogelijkheden heeft om meer te doen, zoals het beschermen van kwetsbare bevolkingsgroepen of ervoor zorgen dat er hulp naar binnen kan et cetera, worden dan tegen die tijd door de acties van het regime van Assad die inspanningen, zonder dat er massaal militairen naar binnen gaan, onmogelijk gemaakt? Wat betekent dit dan voor de buurlanden? Kunnen wij de buurlanden assisteren om de mensen die wel de grens weten te bereiken en een goed heenkomen vinden, te ondersteunen? Ik deel ook de benadering van de Nederlandse regering, die ik in de media heb gehoord, om de oppositie met raad en daad bij te staan en hulpmiddelen te geven, ze te trainen en op te leiden om straks een grotere rol op zich te nemen zonder enige naïviteit over de coherentie van diezelfde oppositie en over de samenhang van het geheel. Terecht doet de regering haar best om de mensen van middelen en van kennis te voorzien om die rol wel te vervullen.
Ik steun ook de benadering van de regering dat het bewapenen van de zogenaamde Free Syrian Army een heilloze weg zou zijn. In de eerste plaats worden de losstaande bataljons soms verdacht van zeer ernstige mensenrechtenschendingen. In de tweede plaats kun je vermoeden dat het bewapenen van die kant de Russen stimuleert om nog meer wapens aan Assad te leveren. Dan ontstaat een escalatie van wapenleveranties van twee kanten. Dat zou de internationale spanningen doen toenemen. Die weg is dus ook niet begaanbaar.
Kortom, de opties van de internationale gemeenschap zijn zeer beperkt. Onze primaire taak moet zijn om te proberen de internationale gemeenschap meer op één lijn te krijgen op VN-niveau. Onze secundaire taak is te zorgen voor zo veel mogelijk humanitaire hulp om het lijden van de Syrische bevolking te verlichten. Op beide punten wil ik namens de PvdA-fractie de regering stimuleren om door te gaan met wat zij doet. Ik heb op dat punt geen aarzelingen over de bereidheid en de inzet van de Nederlandse regering.
Ik sluit mij aan bij de vragen en de opmerkingen van collega Ormel over Belarus. Ook wij maken ons daarover buitengewoon grote zorgen. Ik heb ook met Poolse collega’s erover gesproken, die zo langzamerhand ook niet meer weten hoe zij met Loekasjenko moeten omgaan. Als er meer duidelijkheid is over de nieuwe plannen van de nieuwe Russische president voor het nabije buitenland, komt er misschien weer meer beweging in. Intussen zou de Europese Unie een beetje geleid door de Poolse insteek moeten proberen, de grass roots-ontwikkelingen daar zo goed mogelijk tot stand te brengen. Dus doorgaan met de steun voor de Wit-Russische universiteit in Vilnius, waar de nieuwe generatie Wit-Russen op een vrije manier wordt opgeleid om net als de oppositie in Syrië straks op een democratische en rechtsstatelijke manier het land vorm te geven.
Tot slot nog een opmerking over energie. Ik weet dat minister Verhagen, de collega van deze minister, in een vorige hoedanigheid maar ook in zijn huidige hoedanigheid zeer grote belangstelling heeft voor de strategische energieagenda. Ik weet dat deze minister die belangstelling ook heeft. Tot nu toe mis ik de koppeling aan de duurzaamheidsagenda, zowel wat betreft de noodzaak om de energiemix te verduurzamen als wat betreft de noodzaak om qua handel en internationale verhoudingen het duurzaam te doen volgens de Ruggierichtlijnen. Misschien kan die omissie hersteld worden. Mevrouw Peters heeft indertijd een motie ingediend, waarin de regering wordt opgeroepen om op het punt van de VN Ruggie- en OESO-richtlijnen inzake human rights ook voor energie due diligence toe te passen.
Mevrouw Hachchi (D66): Voorzitter. Ik richt mij op drie onderwerpen die op de agenda van de Raad staan, namelijk Syrië, Wit-Rusland en de Sahel.
Ik begin uiteraard met Syrië. Gisteren was het precies een jaar geleden dat het protest in Damascus begonnen is. Het begon met vreedzame demonstraties voor democratie, vrijheid en waardigheid. Daar is het mee begonnen en daar gaat het de Syriërs nog steeds om. Gisteren sprak ik met de collega’s Voordewind en De Lange in De Balie in het kader van de campagne Adopt a Revolution. Deze campagne ondersteunt Syrische burgercomités die vreedzaam strijden voor een vrij Syrië voor alle burgers. De situatie in Syrië wordt ook dramatischer. D66 zag een lichtpuntje in het bezoek van speciaal vertegenwoordiger Kofi Annan, maar Assad ging ook tijdens het gesprek met Annan door met burgers beschieten en bombarderen. Dat hebben wij allemaal kunnen volgen.
Gisteren spraken wij ook met leidende personen van de Syrische oppositie, met wie de minister gisteren natuurlijk ook gesproken heeft. Zij vragen om openlijke steun voor de oppositie, om door te gaan met het opvoeren van de diplomatieke druk en om de toegang tot humanitaire hulpverlening te vergroten en veilig te stellen. Dat is hard nodig in het land. De eerste actie die de minister ondernam, was het sluiten van de ambassade. Dat is niet onbegrijpelijk. Na de missie van Annan, die niet gelukt is, is de diplomatieke weg versmald. Mijn fractie blijft echter pleiten voor internationale diplomatieke inspanningen. Hoe worden die georganiseerd? Hoe worden de contacten met en de steun aan de oppositie door Nederland onderhouden? Hoe moedigt Nederland ambtenaren, militairen en zakenlieden aan om over te lopen? Wat vindt de minister van de suggestie om leden van de Syrian National Council formele posities te geven op Syrische ambassades in de Europese Unie?
Vrijdag aanstaande brieft Kofi Annan de Veiligheidsraad over zijn gesprekken. Rusland en China weigerden eergisteren nog een conceptresolutie te ondertekenen. Daar komt mogelijk verandering in. Volgens een woordvoerder van het Amerikaanse State Department komen de landen dichter bij elkaar. Wat is de laatste stand van zaken? De vorige week pleitte mijn fractie voor grote nadruk op Rusland in lijn met het rapport van de International Crisis Group. Heeft de minister zich hiervoor inderdaad ingezet?
Wij benadrukken ook de rol van Turkije die geopolitiek en strategisch essentieel is. Hoe is dit meegenomen? Waarom lees ik in de brief onder het kopje «Bijeenkomst met de Turkse minister Davutoğlu» niets over Syrië?
Het volgende punt betreft Wit-Rusland. Na de verscherpte sancties heeft Minsk de Poolse ambassadeur en het hoofd van de EU-delegatie de deur gewezen. De EU heeft uit solidariteit alle EU-ambassadeurs uit Minsk teruggeroepen. Is er sprake van een impasse of zijn gesprekken gaande over de voorwaarden voor terugkeer van de ambassadeurs? Het Europees Parlement stemde gisteren over een Wit-Ruslandresolutie. Het EP is tegen het WK ijshockey in 2014 in Wit-Rusland, zolang daar niet alle politieke gevangenen zijn vrijgelaten. Het Parlement roept de nationale ijshockeybonden op om druk uit te oefenen op de internationale ijshockeybond. Wat vindt de minister van dit initiatief?
De mensenrechtensituatie in Wit-Rusland, de enige dictatuur in Europa, is schrijnend. Wij steunen de sancties en vragen speciale aandacht voor internetvrijheid, want wij kennen deze minister als een groot voorstander daarvan. «Reporters Without Borders» heeft deze week Bahrein en Wit-Rusland toegevoegd aan de lijst van tegenstanders van open en vrij internet. Wat doet de EU concreet om deze situatie te verbeteren? Nederland heeft geen ambassade in Minsk, maar hebben wij concrete projecten om internetvrijheid daar te bevorderen?
Tot slot de Sahel. De voedselschaarste en ondervoeding bedreigen miljoenen mensen. Het Internationale Rode Kruis spreekt al over een humanitaire ramp. De minister heeft aangegeven dat Nederland extra geld beschikbaar heeft gesteld voor noodhulp, namelijk 4 mln., nadat de Europese Commissie 150 mln. heeft toegezegd. Klopt de inschatting van de VN dat 0,5 mld. nodig is? Wat is hiervan toegezegd en wat is er daadwerkelijk terechtgekomen bij de getroffenen?
De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Ik zal veel van mijn tijd besteden aan Syrië, omdat de situatie daar onze aandacht vraagt. Ik ben op dezelfde bijeenkomst geweest als collega Hachchi, gisterenavond in De Balie, en heb ook met de oppositie gesproken. Dan zie je toch wel een lastig dilemma. De oppositie die eigenlijk in het buitenland verkeert, vindt het steeds onvermijdelijker dat er steun komt voor de Free Syrian Army. Ik heb gisterenavond ook begrepen dat zij die steeds meer ziet als een soort van beschermcorridor voor de vreedzame demonstranten op het moment dat daar gevaar dreigt. Van de oppositie in het land zelf hoor ik geluiden als «alsjeblieft, kom niet met wapens, intervenieer niet en wees voorzichtig, want er kunnen alleen maar veel meer slachtoffers vallen». Constateert de minister dezelfde discrepantie tussen de oppositie buiten Syrië en de oppositie binnen Syrië?
Van de lokale coördinatiecomités hebben wij begrepen dat ze zitten te springen om materiaal en ondersteuning. Is de minister bereid om die ondersteuning te geven? IKV Pax Christi heeft dit benoemd als «Adopt a Revolution». De ChristenUnie heeft zich daar gisteren ook achter geschaard.
Erkent de minister dat de banden tussen de National Syrian Council en de Free Syrian Army lijken te worden aangehaald? Ziet de minister dit ook als een bedreiging om steun te geven aan de oppositie, aan de National Syrian Council, omdat hij voorheen altijd scherp afstand nam van steun aan de Free Syrian Army?
Rusland schijnt toch een sleutelpositie te kunnen vervullen, maar wij zien dat het tegenovergestelde gebeurt. Vanuit Rusland worden nog steeds wapens geleverd aan het regime in Damascus. Welke mogelijkheden ziet de minister nog om Rusland meer diplomatiek te betrekken bij de pogingen van Kofi Annan, zodat het toch meer gerustgesteld wordt over de diplomatieke oplossing in plaats van het verder escaleren van het geweld?
De vluchtelingenstromen die op gang komen naar de buurlanden, waaieren uit naar Turkije, Libanon en Jordanië. Ik krijg daarover berichten van Nederlandse ngo’s die ook in Jordanië actief zijn. Is de minister bereid om te kijken of Nederlandse ngo’s die daar al zitten, kunnen worden ingezet en financieel ondersteund kunnen worden om vluchtelingen daar op te vangen?
Is de minister van plan en ook bereid om binnen de EU te bekijken hoe met het oog op de mensenrechtenschendingen het net van sancties rond Assad en de familie Assad, zoals dat ook voor Iran bestaat, verder kan sluiten. Denk aan het bevriezen van tegoeden, uitreisvisa et cetera.
Als laatste punt in verband met Syrië de humanitaire corridor. Wij begrijpen dat dit moeilijk is. Zijn er binnen de EU plannen om dit soort ideeën verder uit te werken en voor te bereiden? Wij kunnen toch niet achterover blijven zitten als het geweld doorgaat en vervolgens geen contingency planning maken? Zijn er ideeën en worden die verder uitgewerkt?
Wij geven steun aan de inzet van de minister voor het aan de kaak stellen van de mensenrechtensituatie in Wit-Rusland.
Nog iets over het verslag van Gymnich. De mensenrechten en het mensenrechtenbeleid zijn daar aan de kaak gesteld. Zegt de minister nu dat ook Lady Ashton van de verschotting heeft gezegd dat wij die te allen tijde moeten voorkomen? Is dat voor de minister voldoende om zich er dan achter te scharen of wil hij nog steeds wachten op de position paper in juni en dan pas een besluit nemen? Ik begrijp dat dan besloten moet worden of die speciale vertegenwoordiger voor de mensenrechten er komt.
Het laatste punt is de ondersteuning van collega Hachchi op het punt van de internetvrijheid. Welke mogelijkheden kent de Europese Unie om software voor politieke censuur op internet te boycotten voor landen als Iran, China, Bahrein en Wit-Rusland?
De heer Ten Broeke (VVD): Voorzitter. Ik begin ook met Syrië. Idlib en Homs zijn beide in handen van de regeringstroepen gevallen. De beelden van martelingen in ziekenhuizen in Homs gaan de wereld over. Vluchtroutes richting Libanon lijken te worden gebombardeerd. Vrouwen en mannen worden van elkaar gescheiden. Er wordt gesproken over 200 000 vluchtelingen. Kan de minister iets zeggen over de aantallen die nu rondwaren? Het Rode Kruis krijgt helaas slechts mondjesmaat toegang tot de belegerde gebieden. Toch waren ook afgelopen vrijdag weer in een aantal steden, zelfs in Aleppo, maar ook in Homs, in Hama, in Dara en in Latakia protesten. Het is buitengewoon moedig. Tegelijkertijd zitten wij allen hier met de handen in het haar. Inderdaad zoekt de Kamer met de minister naar mogelijkheden om op de een of andere manier de nood te lenigen. Ook de VVD-fractie gelooft nog steeds dat ruimte moet worden geboden aan de diplomatie die Kofi Annan probeert te bewerkstelligen. Ik denk dat wij in de wereld geen betere hebben. Als het met deze man niet lukt, dan heeft de internationale gemeenschap in elk geval haar beste kracht ingezet.
Dat betekent niet dat wij eindeloos kunnen blijven toekijken hoe slachtingen plaatsvinden. De VVD heeft indertijd al in het kader van de commissie-Davids gezegd dat wij ons niet ten langen leste afhankelijk willen maken van een veto van China en Rusland. Op dit moment moet echt alles eraan gedaan worden om de Russen onder druk te zetten om iets te bereiken wat lijkt op een staakt-het-vuren en wellicht zelfs een humanitaire corridor, hoe moeilijk dat ook mogelijk zal blijken te zijn.
De heer Ormel (CDA): Ook uw collega in het Europees Parlement de heer Van Baalen pleit voor een humanitaire corridor. Die zal dan verdedigd moeten worden. Dat betekent dat er gebombardeerd moet worden, het betekent vliegtuigen. Daar is heel veel tegen te zeggen. Een andere mogelijkheid is om vluchtelingen net over de grens buiten Syrië een veilige opvang te bieden. Bent u bereid om het idee van het CDA te steunen om vluchtelingenkampen in bijvoorbeeld Jordanië, Irak en Turkije in te richten en onder controle van de internationale gemeenschap te stellen, opdat vluchtelingen in elk geval daar naartoe kunnen?
De heer Ten Broeke (VVD): Als daar behoefte aan is, vanzelfsprekend. Ik had dat in het vervolg van mijn betoog ook wel kunnen zeggen. Ik heb gekeken naar voorbeelden waarin een volkenrechtelijk mandaat langs die lijnen kon worden bereikt. Neem artikel 51 van het handvest. Als buurlanden zich bedreigd voelen door een humanitaire crisis die uiteindelijk ook hun grondgebied raakt, onder andere doordat vluchtelingen zich in groten getale melden, zijn er mogelijkheden om met volkenrechtelijke steun – het liefst wel, maar niet per se – op te treden. Alles wat gedaan kan worden, moet gedaan worden. Ik weet niet of wij daarbij vooral naar Jordanië moeten kijken. Hetzelfde geldt natuurlijk ook voor Turkije. De steun voor het idee is er van ons voluit.
Van belang is ook – dat is een deel van de reden dat dit conflict niet alleen doorgaat en zich verhevigt, maar helaas ook nog heel lang kan duren – dat bij heel veel mensen in Syrië de angst bestaat voor een post-Assad Syrië, wat ironisch genoeg de continuïteit van het regime-Assad bevordert. Veel etnische minderheden zien hem waarschijnlijk nog liever dan de vermoedelijke chaos die na zijn vertrek zal ontstaan. Daarom is niet alleen het faciliteren van de oppositie van belang. De VVD steunt alles wat de regering daaraan voor en achter de schermen doet. Wij hebben de indruk dat dit een hele hoop is. Ook het faciliteren van de eenheid van de oppositie is van groot belang. Ik ben het eens met Kofi Annan die zich teleurgesteld toonde dat hij op zijn plannen geen heldere eenduidige respons kon krijgen van de Syrische Nationale Raad en alle anderen die zich namens de oppositie proberen op te stellen. Ik hoor graag van de Nederlandse regering of het afgelopen weekend iets meer duidelijkheid heeft gebracht welke leverage we daar hebben.
Ik ben ook aangenaam getroffen door het idee van de minister om overlopen te bevorderen, zowel van hoge overheidsfunctionarissen en zakenlieden, waar het de economische basis van Assad betreft, als van hoge militairen of van militairen die direct kunnen worden ingezet. Niet allen doen het uit vrije wil. De VVD heeft dit idee ook wel eens naar voren gebracht over Libië, toen het ging over vliegers. Moet ik dit langs dezelfde lijnen zien? Betreft het niet alleen veiligheid maar als het goed wordt onderzocht, uiteindelijk ook amnesty? Wat ons betreft kan dat.
In Egypte beginnen, als wij naar het dashboard kijken, steeds meer lampjes rood te branden. In de aanloop naar de presidentsverkiezingen hebben zich al 450 kandidaten gemeld. Een opvallende kandidaat is een neef van de voormalige president met dezelfde naam, Hosni Mubarak. Die hoeft zich over naamsherkenning in elk geval geen zorgen te maken. Of het hem helpt is echter een tweede. Wij hebben toch wat vragen. Wij maken ons zorgen of de kiescommissie voldoende kan toezien op de campagne die vanaf 30 april gevoerd mag worden. Nog steeds is er geen duidelijkheid over buitenlandse waarnemers bij de verkiezingen. De criminaliteitscijfers stijgen enorm. Het parlement dient als een soort van uitlaatklep voor de bekende frustraties over de relatie met Israël. Denk aan het terugroepen van de ambassadeur, Israël weer als vijand betitelen en het stoppen van de levering van aardgas. Dat is de civiele versie van het bombarderen van de aardgaslijn. Dit alles is slecht. In een land waarin een president en daarmee stabiliteit afwezig zijn en het parlement als uitlaatklep dient, is het op z’n minst van belang dat de politie, die de afgelopen maanden veel gezag heeft verloren, wordt ondersteund. Ik geef de minister de suggestie mee, die wij van de Egyptische ambassadeur kregen, om de paar middelen die Nederland inzet, juist aan te wenden voor scholing van de politie. De suggestie was om het Nederlands Forensisch Instituut in te schakelen om de politie te leren op een behoorlijke manier arrestaties te verrichten en onderzoek te doen dat leidt tot een behoorlijke rechtsgang. Dan weten wij dat het geld dat wij daarvoor hebben gereserveerd, wat niet zo veel is als van de Europese Unie, gunstig, direct en ook goed wordt besteed.
De heer Van der Staaij (SGP): Voorzitter. Ik begin met de zorgwekkende situatie in Syrië, waarover al heel veel is gezegd. Ik beperk me tot twee vragen. Hoe ontwikkelt zich naar de waarneming van de minister de kracht van het verzet in Syrië? De minister spreekt in de geannoteerde agenda de hoop uit dat de oppositie zich verenigt en ook oog heeft voor de positie van minderheden. Wat is daarover te melden? Hoe kansrijk is die wens? Er is al een conferentie geweest over de ontwikkeling van de humanitaire situatie, waaruit de nodige acties zijn voortgekomen. Wat betekent dit concreet voor de opvang van vluchtelingen, voor zover het ze al lukt om het land uit te komen, in de omliggende gebieden? Welke steun wordt daaraan verleend?
Het is goed dat de druk op Wit-Rusland wordt opgevoerd. Het is ook positief dat de EU eensgezind is over een aantal drukmiddelen, zoals het terugroepen van de ambassadeurs, het ontbieden van de Wit-Russische ambassadeurs, visumverboden, bevriezing van financiële tegoeden, et cetera. Wat zijn de resultaten daarvan tot nu toe?
Er zijn ook zorgen over de recente escalatie rond Gaza, met de rakettenregen op Israël na de liquidatie van een terroristenleider. Wat kan de EU doen om het geweld vanuit Gaza meer structureel te stoppen? Hoe komt men in dat gebied aan zoveel raketten? Wat doet de EU thans aan het tegengaan van wapensmokkel naar Gaza vanuit omringende landen? Die onderwerpen zijn in het verleden ook al aan de orde gesteld, maar wij hebben de indruk dat er weinig van terechtgekomen is.
Een onderwerp waarover wij niet vaak spreken, maar waarvoor ik in dit overleg graag de aandacht vraag, is de situatie in Noord-Korea. Dat kan omdat een aantal internationale hulporganisaties de handen ineen hebben geslagen en 15 april hebben uitgeroepen tot speciale actiedag voor Noord-Korea. Daar is een buitengewoon onderdrukkend regime. Honderdduizenden Koreanen kwijnen weg in kampen, waaronder ook tienduizenden christenen. Het land staat nummer 1 op de ranglijst van christenvervolging van Open Doors. Voor veel mensen is het daar een helse situatie. Het is vrijwel onmogelijk om dit land onder druk te zetten, maar het ergste is als wij het land en de inwoners simpelweg zouden opgeven. Welke mogelijkheden ziet de minister om ook in het verband van de EU dit punt op de internationale agenda te krijgen en om wellicht in aansluiting op acties van hulporganisaties speciale aandacht voor dit land te bevorderen en waar mogelijk enige verlichting voor de bevolking te realiseren? Ik weet niet of de minister daarover nu al iets kan zeggen of er misschien in een aparte brief op wil terugkomen.
Het is goed dat de EU geld heeft vrijgemaakt voor de Sahel. Hoge prioriteit voor veiligheid en het bestrijden van radicalisering zijn terechte aandachtspunten.
Ten slotte vraag ik in de gesprekken met de kandidaat-lidstaten waaronder Turkije, ook aandacht voor de breed gewenste verbetering van de relatie met Israël. In een eerder debat in de Kamer hebben wij daarover gesproken. Wat valt daarover te melden? Zijn er ontwikkelingen?
De heer De Roon (PVV): Voorzitter. We hebben in een voorafgaand overleg al over Syrië gesproken. Ik voeg nog een paar punten toe. In de eerste plaats ben ik blij met de opstelling van deze minister dat Nederland geen wapens zal leveren aan opstandelingen in Syrië. Dat land is verwikkeld in een geweldsspiraal. Nog meer wapens daar naartoe brengen maakt de zaak er echt niet beter op. In de tweede plaats steun ik de diplomatieke lijn die de regering nastreeft. In mijn ogen staat Assad er eigenlijk beter voor dan zes maanden geleden. Ik weet niet of de minister dit oordeel deelt, maar ik vind dat geen goede ontwikkeling. Het is een zorgelijke ontwikkeling. Dit betekent wel dat je met Syrië in overleg moet blijven, hoezeer je dat ook tegenstaat. Daarom steun ik graag die lijn via de VN. Bij mij rijst nog wel een vraag. Is het onder deze omstandigheden nog wel de meest wenselijke lijn dat Nederland zijn ambassadeur heeft teruggeroepen? Ik hoor graag de minister zich daarover uitspreken. Hoe gaan wij straks de banden met Syrië weer aanknopen? Waaraan moet zijn voldaan om de ambassadeur weer naar Syrië te sturen?
UNESCO heeft Syrië ondanks alle kritiek niet weggestemd als lid van de commissie die toeziet op de naleving van mensenrechten, ondanks aandringen van allerlei lidstaten. UNESCO heeft weer laten zien dat het in wezen gekaapt is door islamieten die geen kritiek op een moslimland dulden. Is de minister bereid om aan deze falende houding van UNESCO consequenties te verbinden?
In Syrië zijn inmiddels al 8 000 burgers omgekomen en duizenden personen gewond geraakt. 230 000 Syriërs zijn op de vlucht geslagen. Het regime legt mijnen bij de grens om vluchtende burgers te doden. De VN-Mensenrechtenraad heeft zich in het afgelopen jaar desondanks drie keer zo vaak beziggehouden met het zoeken naar Israëlische mensenrechtenschendingen als met de grootschalige massaslachtingen en schendingen door Syrië. Zowel Human Rights Watch als Kofi Annan heeft bij de oprichting van de VN-Mensenrechtenraad al geageerd tegen preoccupatie van dit orgaan met Israël. De PVV-fractie is ervan overtuigd dat de VN-Mensenrechtenraad zijn legitimiteit en geloofwaardigheid heeft verspeeld, tenzij hij heel snel Israël van de vasteonderwerpenlijst schrapt. Het eerste wat zo ongeveer is gebeurd toen de raad werd opgericht, is het plaatsen van Israël bovenaan de vasteonderwerpenlijst. Wij vinden dat dit land daar vanaf moet en dat in plaats daarvan de Arabische landen in transitie, met Syrië bovenaan, op de vasteonderwerpenlijst van de VN-Mensenrechtenraad zouden moeten staan. Is de minister bereid om zich samen met zijn Europese collega’s daarvoor in te zetten?
De heer Ten Broeke (VVD): Kan de heer De Roon toelichten waarom hij nu al wenst te spreken over een eventuele terugkeer van de ambassadeur naar Damascus?
De heer De Roon (PVV): Ik verwacht dat de heer Assad daar nog heel lang zal zitten. Het is wellicht verstandiger op een stevig niveau met hem in gesprek te blijven en dit niet alleen over te laten aan Kofi Annan, hoezeer ik, met u, zijn inzet en gewicht waardeer. Ik zeg niet dat de ambassadeur terug moet, maar ik maak me wel een beetje zorgen over de vraag wanneer de ambassadeur terug zou kunnen volgens de minister.
De heer Ten Broeke (VVD): U zegt niet dat de ambassadeur terug moet, maar u zegt wel met zoveel woorden dat u weinig vertrouwen hebt in de poging die Kofi Annan ... U bent kennelijk van mening dat het terugsturen van de ambassadeur op termijn effectiever zal zijn.
De heer De Roon (PVV): Dat is kijken in een glazen bol. Ik ga me niet uitspreken over kansen. Dat lijkt me niet verstandig. U bent het waarschijnlijk met me eens dat wij ook niet de zekerheid hebben dat de pogingen van Kofi Annan wel slagen. Dan zal er ook weer iets moeten gebeuren op het diplomatieke vlak.
Mevrouw Hachchi (D66): De heer De Roon maakte een opmerking over de agenda van de VN-Mensenrechtenraad en het feit dat Israël op de lijst staat. Erkent de PVV-fractie dat sprake is van mensenrechtenschendingen in Israël en dat daarover gesproken moet worden in die context, of gaat het de PVV-fractie erom dat er ergere landen zijn en dat het meer gaat om de ranglijst dan dat Israël op die lijst überhaupt voorkomt? Dat is mij niet helemaal duidelijk.
De heer De Roon (PVV): Ik heb niet besloten dat op de agenda van de VN-Mensenrechtenraad een vast punt bovenaan moet staan. Dat heeft de raad zelf besloten. Dat agendapunt is wat de raad betreft Israël. Ik zeg dat Israël helemaal geen grote mensenrechtenschender is. Allerlei andere landen in de Arabische regio die in transitie zijn, zijn dat wel. Die hebben veel meer recht op die vaste plek bovenaan de agenda dan Israël.
Voorzitter. Afgelopen maandag heeft het nieuwe Egyptische parlement ingestemd met een motie die Israël tot de grootste vijand van Egypte verklaart. Weet de minister al welk standpunt de Egyptische regering hierover inneemt? Is de minister ook bereid om samen met zijn Europese collega’s Egypte hierop aan te spreken en binnen de Europese Unie, vanuit de Europese Unie en in de VN erop aan te dringen dat die vijandige taal tegenover Israël wordt veroordeeld? Is hij bereid duidelijk te maken dat daaraan een eind moet komen en dat die niet bijdraagt aan een oplossing van moeilijke situaties?
Door het vrijspreken van een legerarts in Egypte die betrokken was bij de maagdelijkheidstesten heeft Egypte opnieuw bewezen, niet tot onafhankelijke onderzoeken bereid of in staat te zijn. Is de minister het met mij eens dat wij daarom zowel het onderzoek naar de maagdelijkheidstesten als het onderzoek naar de Masperoslachting echt moeten doorverwijzen naar de VN?
Nederland heeft 1 mln. ter beschikking gesteld aan het programma om het aantal schouderraketten in Libië te verminderen. Welk resultaat heeft dit opgeleverd? De vorige week zijn er ook berichten geweest dat de criminaliteit in Egypte sinds het uitbreken van de revolutie flink gestegen is door toevoer van wapens uit Libië. Ziet de minister ook mogelijkheden om zich samen met zijn Europese collega’s in te zetten om op welke manier dan ook de wapentsunami vanuit Libië naar Egypte tegen te gaan?
Ik rond af met een opmerking over Tunesië, dat ook vanuit Europa speciale aandacht heeft. In Tunesië hebben de autoriteiten intussen een vergunning verleend aan zedenhoeders. Dat zijn salafistische stadswachters die van plan zijn om niets te accepteren qua kleding en gedrag dat indruist tegen hun visie op de islamitische moraal. Mijns inziens maken liberale Tunesiërs zich daarover terecht zorgen. Deelt de minister deze zorgen? Is hij bereid bij zijn collega’s in de Europese Unie in het beleid ten opzichte van Tunesië als harde voorwaarde te stellen dat deze terreur tegen vrouwen zo snel mogelijk in de kiem moet worden gesmoord?
Mevrouw Peters (GroenLinks): Voorzitter. Dagelijks een nieuwe portie aan verklaringen van vluchtelingen uit Syrië – beelden, rapporten; laatst weer van Amnesty International – verorberend, wordt steeds duidelijker wat wij al maanden vinden, namelijk dat Assad geen onderdeel van de toekomst van Syrië kan zijn. Helaas kunnen wij ook niet om hem heen, noch om degenen die hem steunen: Rusland en een aanzienlijk deel van de bevolking dat vreest voor zijn positie na een, wat ik hoop, regimewissel. Assad moet dus onderdeel van de oplossing worden, hoe groot de afkeer jegens hem ook is onder die grote delen van de bevolking die moedig verzet laten zien. Het ziet er niet naar uit dat zij dat verzet zullen opgeven, ook al zijn er enorme verliezen geleden. Er gaan geruchten dat zij ook wapens geleverd krijgen, dat er nu een patstelling is in de stedelijke guerrillaoorlog en dat de geweldsspiraal zich nu ontvouwt. Ja, maar tegen burgers die zich moeten verdedigen tegen de wreedheden van een regime als dat van Assad zeg je niet: laat die wapens maar zitten. Je zegt ook niet: laat je maar willoos afslachten. Wij zijn toeschouwers van de beruchte vuile handen die ieder conflict met zich brengt.
Het roept voor de internationale gemeenschap de allerpijnlijkste dilemma’s op. Een volkenrechtelijk mandaat voor een eensgezinde afkeuring van het geweld en handelen dat daarbij past, is er niet. Laat staan een mandaat voor verder ingrijpen, los van praktische aarzelingen over de uitvoerbaarheid daarvan. Diplomatie voor een onderhandelde transitie is de enige oplossing maar hangt aan een zijden draadje. Annans oproep tot onderhandelingen wordt door de oppositie niet eensluidend gesteund. Ook Nederland moet nu helaas de ambassade sluiten. Welk handelingsperspectief heb je dan nog?
In algemene zin steunt mijn fractie de lijn die de regering tot nu toe heeft gevolgd, die ook de lijn van de EU lijkt te zijn. Dat wil zeggen blijvende zichtbare steun aan de oppositie in humanitair opzicht, in politieke en technische zin, in capaciteitsopbouw en wat dan ook. Blijvende steun, humanitair en politiek, aan de regionale grootmachten. Ik noem de Arabische Liga en Turkije, die bij gebrek aan een mondiaal VN-mandaat wat ons betreft het primaat van handelen hebben, zoals bij de opvang van vluchtelingen of de inrichting van een humanitaire corridor, mocht het ooit zover komen. Steun aan de vluchtelingen, wat daar ook voor nodig is, financieel maar ook qua infrastructuur. Geef hulp aan onderliggende landen en organisaties in Syrië, ook Nederlandse, om de vluchtroutes open te houden, zodat mensen niet als ratten in de val zitten. Ook doe ik een oproep aan de regering om veiligheidsinformatie die voor steun aan vluchtelingen van belang kan zijn en waar Nederlandse organisaties zich ook mee bezighouden, vooral met deze organisaties te delen zodat zij hun activiteiten naar beste vermogen kunnen uitvoeren. Wij moeten constant zichtbaar steun tonen via de Friends of Syria Group, de EU en bilateraal om de burgers moreel te steunen, ook al kunnen we niet veel meer doen. Wij moeten sancties tegen het regime verscherpen waar het kan en blijvend druk op Rusland uitoefenen om toe te werken naar die enige Koninklijke route: een VN-standpunt en gezamenlijke diplomatieke inspanning.
Welke kansen geeft de regering een nieuwe VN-resolutie? Wat zijn de eisen van Rusland om over de brug te komen? Welk monitorings- en warningsystem is er om te beoordelen dat de wreedheden van het regime zo grootschalig zijn dat je materieel voldoet aan de eisen die R2P stelt voor een verder ingrijpen?
Tot slot nog een vraag over de energiediscussie die zal plaatsvinden. Ook mijn fractie vindt het belangrijk – de moties die hierover zijn aangenomen in gedachten – dat de OESO- en de VN-richtlijnen over duurzaamheid van ondernemen ook op het gebied van energie daarbij niet vergeten worden. Die richtlijnen geven staten specifiek verplichtingen. Dat is niet voor niets. Energie komt typisch uit instabiele landen. Je hebt belang bij stabiliteit in die landen. Dan zijn transparantie en duurzaamheid van het grootste belang. Daarom ben ik hoogst verbaasd dat Nederland op ambtelijk niveau al tegen de transparantierichtlijn, die de Commissie in de maak heeft, gestemd schijnt te hebben. Mag ik van de regering horen dat zij zich vooral voor veel transparantie in de energiesector zal inzetten, juist omdat wij belang hebben bij duurzame energievoorziening?
Voorzitter: Van der Staaij
De heer Van Bommel (SP): Voorzitter. Mijn fractie verafschuwt het geweld in Syrië en steunt de oppositie, zo lang het geen militair ingrijpen betreft. Concreet wil ik van de minister weten wat het sluiten van de ambassade betekent voor de Nederlanders in Syrië. Wat wordt nu hun contactpunt? In welke mate is de Syrische Nationale Raad representatief? Onlangs is een belangrijk lid opgestapt. Ook over de vertegenwoordiging van verschillende groepen en vrouwen in het land zijn zo wat vragen te stellen. Met betrekking tot de humanitaire hulpverlening: het Syrische team van het Rode Kruis, de Rode Halve Maan, is actief. In welke mate kan dit team zijn taak uitoefenen? De poging van Kofi Annan om tot een overeenkomst te komen lijkt mislukt, maar zijn rol is niet uitgespeeld. Wat kan hij op de korte termijn nog betekenen?
Ten aanzien van Rusland wil ik weten of de wapenleveranties waar tot voor kort sprake van was aan Syrië nog doorgaan. Met betrekking tot Wit-Rusland plaatst mijn fractie vraagtekens bij de positie van Slovenië. Het sanctiebeleid van de Europese Unie, gesteund door Nederland, steunt de SP-fractie. Is het juist dat de oligarch Yuri Chizh, de officieuze bankier van president Loekasjenko, door Sloveens toedoen niet op de sanctielijst komt? Slovenië doet goede zaken met deze oligarch. De Hoge Vertegenwoordiger Ashton heeft recent een verklaring uitgegeven over kamp Ashraf in Irak over de transitie naar kamp Hurriya. Die verklaring is lovend, maar de praktijk lijkt dat niet te zijn. Er zijn berichten dat de bewoners in het nieuwe kamp door Irakese autoriteiten worden gehinderd, bijvoorbeeld in de toegang tot water maar ook in de toegang tot medische zorg. In de brief van de minister wordt daar niet over gesproken. Kan de minister daarop ingaan?
De Hoge Vertegenwoordiger heeft ook een verklaring uitgegeven over het recente geweld tussen Israël en de Palestijnen. Daarin wordt terecht en vanzelfsprekend het verlies van mensenlevens betreurd. De raketbeschietingen uit Gaza moeten worden veroordeeld, maar daaraan vooraf ging de buitenrechtelijke executie van Zuhair Al-Qaissi, het hoofd van de Popular Resistance Committees. In het verleden sprak de Nederlandse regering een veroordeling uit van buitenrechtelijke executies, ook wanneer die door Israël werden gepleegd. Zo blijkt nog uit de brief van 24 juni vorig jaar. In dit geval is er naar de opvatting van de SP weer sprake van een buitenrechtelijke executie, maar een veroordeling daarvan is uitgebleven. Betekent dat een wijziging in het standpunt van de Nederlandse regering met betrekking tot buitenrechtelijke executies of wordt deze actie niet als zodanig geduid?
Met betrekking tot het geweld van kolonisten en het vernielen van olijfbomen bereiken ons veel zorgelijke berichten. Wat is de opvatting van de Nederlandse regering? Ik onderschrijf de vragen van mijn collega Ten Broeke op het punt van de olijfbomen.
Met Turkije zal gesproken worden. Er zullen geen opmerkingen worden gemaakt met betrekking tot de dreigende taal die Turkije heeft gesproken over Cyprus. Dat moet wel aan de orde worden gesteld. Het is onaanvaardbaar dat Turkije dreigt om Noord-Cyprus opnieuw verder militair te bezetten dan nu al gebeurt. Ook het binnenlandse conflict met de Koerden zou aan de orde moeten worden gesteld. Geweld kan dat conflict niet oplossen, een vreedzame dialoog met de Koerden wel. Ook daarvoor graag aandacht.
Voorzitter: Van Bommel
Minister Rosenthal: Voorzitter. Mij zijn in eerste termijn uiteraard vragen gesteld over Syrië, over Egypte en over andere landen in het Midden-Oosten. Ook zijn vragen gesteld over Turkije en Wit-Rusland, over een speciale vertegenwoordiger mensenrechten, over Europees beleid voor energie, over Sahel en over Noord-Korea, niet te vergeten.
De situatie in Syrië verslechtert. De veiligheidssituatie van ambassadepersoneel is de laatste tijd verslechterd. Dat is een klein punt vergeleken met de algemene situatie in Syrië.
Voor de Nederlandse regering, voor de Europese Unie en voor een groot aantal landen in de internationale gemeenschap zijn de ijkpunten voor de Arabische Liga onverminderd dat het geweld moet stoppen, dat humanitaire steun volledig mogelijk moet zijn en dat Assad weg moet. Dat hebben we in augustus vorig jaar vastgezet en dat blijft. Ik heb eerder met de Kamer gedeeld dat wij daarbij niet met name noemen wat er met Assad moet gebeuren als hij weg is, omdat het de hoogste prioriteit heeft dat hij weg moet. Ik wijs erop dat het plan van de Arabische Liga om tot een peace keeping mission te komen nog altijd overeind staat. Maar daar moet eerst het geweld voor stoppen. Ik merk dat alom door de grotere en kleinere lidstaten van de Europese Unie maar ook breder wordt gedeeld, dat militaire interventie uit den boze is om redenen van de interne situatie in Syrië zelf alsook omdat de buurlanden van Syrië stuk voor stuk daar sterk afwijzend tegenover staan.
Een volgend punt van algemene strekking is dat de oppositie in en buiten Syrië steun verdient, maar dat geappelleerd moet worden aan de behoefte dat die eenheid uitstraalt en ook daadwerkelijk eensgezind optreedt. Daarbij is behoedzaamheid nodig. Die toont zich in het feit dat de Friends of Syria Group in Tunis de Syrische Nationale Raad heeft genoemd als een legitieme vertegenwoordiger van het Syrische volk en niet als dé legitieme vertegenwoordiger van het Syrische volk. Die etikettering staat onverminderd, ook na de bespreking die wij afgelopen weekend in Kopenhagen hebben gehad.
De focus ligt op diplomatieke acties van de internationale gemeenschap op allerlei fronten. Daarbij speelt op dit ogenblik dat wij de hoop vestigen op bijkans de hoogst denkbare vredestichter ter wereld, namelijk Kofi Annan. Hij heeft een aantal jaren geleden in Kenia vrijwel wonderen verricht. Daarop is de hoop nog steeds gevestigd. Hij is niet met lege handen uit Damascus teruggekomen, maar je kunt ook niet spreken van gevulde handen. Het wachten is op wat er nu in die mêlee van dingen gaat gebeuren in de komende uren, dagen en weken.
Van groot belang voor de diplomatieke inspanningen is uiteraard het aan boord krijgen van China en Rusland. Hierover zijn in eerste termijn door de woordvoerders behartigenswaardige opmerkingen gemaakt. De uitlatingen van mijn gewaardeerde collega Lavrov en niet in de laatste plaats zijn onderminister zijn niet bemoedigend tot op heden. Tegelijkertijd ligt in die diplomatieke entourage het punt besloten dat wij eerder hebben gedeeld toen het ging over het rapport van de International Crisis Group. Als je Rusland aan boord wilt krijgen, zul je, hoezeer dat sommigen ook tegen de borst zal stuiten vanwege de rol die Rusland in de richting van het Assadregime speelt, Rusland perspectief moeten bieden voor de post-Assadperiode in Syrië. Dat is een cruciaal punt in de poging om Rusland in de goede richting te brengen. Daarbij is de hoop op een resolutie van de VN-Veiligheidsraad nog altijd niet opgegeven. Integendeel, daar wordt keihard aan gewerkt. Dan kun je, zoals ik dat zelf heb gedaan tegen collega Lavrov – en ook de minister-president heeft dat gedaan bij het bezoek van Lavrov – natuurlijk zeggen: één keer een veto, vooruit; de tweede keer wordt het vervelend en bij de derde keer is het toch tijd om naar jezelf te kijken. Dat zijn mooie woorden, maar waar het vooral om gaat is dat we Rusland dat perspectief moeten bieden waarover de internationale crisisgroep heldere opmerkingen heeft gemaakt. Rusland wil wel in de richting van een resolutie van de Veiligheidsraad gaan maar dan moet zonder aanziens des persoons voor alle partijen die in het conflict aan de orde zijn, worden meegedeeld dat het geweld moet stoppen. In zekere zin is de crux dat de internationale gemeenschap vindt dat er een verschil is tussen doelbewust door een staat uitgeoefend, niets ontziend geweld tegen de eigen bevolking en het zich daartegen verzetten met geweldsmiddelen door mensen uit die bevolking. We schieten er niets mee op om te besluiten om de Free Syrian Army ter wille te zijn met militaire steun of met financiële steun waarmee zij de wapens kunnen kopen die zij nu tekortkomen. Een droef feit in dat geheel is – de heer De Roon duidde daarop – dat de krijgsmacht van Syrië met de eigen milities en de veiligheidsdiensten nog altijd behoorlijk stevig in het zadel zitten, niettegenstaande het feit dat er allerlei barsten zijn te vinden in het regime. Wij weten dat een aantal generaals zijn overgelopen of de wijk hebben genomen. Dat speelt natuurlijk wel.
Daarbij geldt ook dat de vluchtelingenstroom die in de richting van de buurlanden gaat in die buurlanden wordt opgevangen. Daar wordt veel multilaterale hulp geboden. Turkije staat op het standpunt dat het verdere hulp vanuit bilaterale hoek op dit ogenblik niet nodig heeft. Ik heb dat ook expliciet aan mijn collega Davutoğlu gevraagd toen hij op bezoek was in Rotterdam. Hij heeft daarop gezegd dat hij daar op dit ogenblik geen behoefte aan heeft.
Mevrouw Hachchi (D66): Ook mijn fractie is er geen voorstander van om wapens te leveren. Gisteren heb ik in gesprek met verschillende Syriërs gehoord dat afwachten en niets doen ook een keuze is. Er blijken landen in de regio te zijn die wel bereid zijn om wapens te leveren. Hoe wordt hier door de EU tegen aangekeken? Wapens leveren lijkt geen oplossing, maar als de strijd via een andere weg gevoerd wordt, zelfs tot op sektarisch niveau, zijn wij natuurlijk nog verder van huis.
Minister Rosenthal: Het is mij de afgelopen weken opgevallen dat er hoegenaamd geen enkele aanwijzing is dat welke lidstaat van de Europese Unie dan ook, enige aanstalten zou maken om financiële middelen ter beschikking te stellen voor het gebruik van geweld door oppositiekrachten in Syrië. Mij is opgevallen in de gesprekken die ik gisteren heb gevoerd – verschillende woordvoerders hebben gesprekken gevoerd met dezelfde mensen uit de oppositie – dat de Syriërs vooral de nadruk leggen op de behoefte aan heel andere middelen dan geweldsmiddelen. Zij hebben behoefte aan middelen waarmee zij effectief kunnen communiceren en zij ervoor kunnen zorgen dat zij overeind blijven in de communicatie naar buiten toe. Dat is voor hen op dit ogenblik van groter gewicht dan dat wij in hun richting middelen ter beschikking stellen om wapens te kopen. Het viel mij juist op hoezeer zij daar met zijn allen van overtuigd waren.
De heer Ormel (CDA): Ik begrijp dat de minister van Buitenlandse Zaken van Turkije niet zit te wachten op grote vluchtelingenstromen naar Turkije. Dat roept weer spanningen op, etnische en religieuze spanningen. Ook in Turkije is de situatie gespannen aan de andere kant van de Syrische grens. Uit humanitaire overwegingen kunnen wij als internationale gemeenschap niet optreden binnen Syrië. Humanitaire corridors zijn geen haalbare kaart. Is de minister bereid om er in Europees verband voor te pleiten om te onderzoeken of we die vluchtelingen onderdak en veiligheid kunnen bieden ergens net buiten Syrië? Opvang van vluchtelingen in de regio is een adagium waar wij het al heel lang over hebben. Nu kunnen wij het in de praktijk brengen. Laten we dat toch doen.
Minister Rosenthal: Het is verleidelijk om niet gevraagde hulp te geven, maar dat doen wij niet. Wat wel speelt is dat er wel degelijk plannen zijn en worden gemaakt voor de internationale inspanning, waar de heer Ormel terecht naar vraagt. Om die beter te kunnen coördineren is er het Syrian Humanitarian Forum. Op 8 maart jongstleden was de kick-off-bijeenkomst. Daar is een 90-dagenplan van OCHA aan de orde gesteld. Dan gaat het vooral om voedselhulp. Dat wordt nu verder uitgewerkt. Nederland doneert datgene wat het World Food Programme heeft gevraagd, namelijk 1 mln. Van belang is ook dat alle spelers erbij betrokken zijn, ook de Arabische Liga. De overall opinie is dat de Verenigde Naties daarbij de leiding moet hebben. Dat gebeurt ook. Dat proces ondersteunt nadrukkelijk zowel Nederland als de EU in breder verband. Voor het overige is het zaak om ervoor te zorgen dat de landen die hier zo hard aan werken, in het bijzonder Turkije en Jordanië, du moment dat er behoeften worden gesignaleerd, daaraan wordt voldaan vanuit de internationale gemeenschap.
De heer Ormel (CDA): Ik moet de minister toch iets meer prikkelen. Hij heeft het over niet gevraagde hulp. Er zijn duizenden vluchtelingen op drift binnen Syrië. Hele woonwijken zijn platgebombardeerd. Die mensen zijn ergens. Ik voorspel u, als wij als internationale gemeenschap een VN-vluchtelingenkamp state of the art inrichten net buiten de Syrische grens, in Turkije, in Jordanië of in Irak, dan zit het zo vol. Of je nu 1 000 of 2000 tenten hebt, dat zit zo vol. Wij geven daarmee een signaal af. Wij geven aan de vluchtelingen het signaal dat wij ze niet helemaal in de kou laten staan en wij geven het regime in Syrië het signaal dat zij niet meer voor hun eigen bevolking kan zorgen. Ook vanwege dat signaal zou ik de minister willen oproepen om in ieder geval dit idee ter sprake te brengen.
Minister Rosenthal: Ik ben zonder enige terughoudendheid bereid om dit ter sprake te brengen. Ik zal het in de richting van het humanitaire forum, dat ongetwijfeld herhaalsessies zal hebben, naar voren brengen. Dan is het in eerste instantie aan de Verenigde Naties, die de lead hebben, om te bekijken of dat kans van slagen heeft.
Dan kom ik bij de lijnen die wij hanteren. Ik zal daar kort over zijn. Het politieke spoor heb ik al genoemd. De Nederlandse regering is met een aantal andere lidstaten in de Europese Unie verklaard voorstander van nieuwe sanctierondes. Wij nemen aan dat wij die in de komende tijd kunnen realiseren. Wij verkennen op dat punt mogelijkheden voor nieuwe sancties, gericht op de economische sector, en de entourage rondom Assad. Ik ga niet in op de precieze ins and outs. Laten we dat nu even voor ons houden.
Verder geldt dat wij in de humanitaire sfeer naast het humanitaire forum voortdurend bezig zijn om in samenwerking met de oppositie en ook – het kan niet anders – met de Syrische autoriteiten in VN-verband de eerste assessment te doen om de belangrijkste noden te inventariseren. Er is steun voor de werkzaamheden van Valerie Amos vanuit de internationale gemeenschap. Zij is wel tegen beletselen opgelopen van het regime in Syrië zelf.
Wat de oppositie in Syrië aangaat het volgende. Een verenigd front is noodzakelijk. Zoals door de heer Ormel en mevrouw Hachchi is opgemerkt, hebben twee vooraanstaande leden de nationale raad verlaten. Vooral waar het betreft de hoogbejaarde dissident al-Maleh, die ik ook heb gesproken, is dat zeer te betreuren. Tegelijkertijd is het weer bemoedigend dat bijvoorbeeld die fantastische dissident-opponent mevrouw Atassi, die ik gisteren heb gesproken en van wie ik zeer onder de indruk ben, die verbinding met de Syrische nationale raad wil vasthouden. Ik denk dat dit een krachtbron is die wij niet moeten laten lopen. Tegelijkertijd wijs ik ook op de diplomatieke pressie naar aanleiding van een vraag van mevrouw Hachchi. Die gaat langs alle kanten. Ook wanneer het om humanitaire zaken gaat, gaat het langs alle kanten, ook naar de lokale coördinatiecomités. We hebben te maken met andere landen waarmee we samenwerken op dit vlak, met de ngo’s en met rechtstreekse steun aan de oppositie in en buiten Syrië. De stap om de status van de Syrische nationale raad te verhogen, zie ik op dit ogenblik nog niet zitten.
Een belangrijk punt rond de acties die de Nederlandse regering voor heeft, is inderdaad het aanmoedigen van overlopers. Daar is met name door de heer Ten Broeke naar gevraagd. Daarbij gaat het om overlopers vanuit het leger, de overheid en veiligheidsdiensten, maar ook uit het zakenleven en, niet te vergeten, de diplomatie. Tegen de heer Ten Broeke zeg ik dat wij alles zullen moeten doen om overlopers aan te moedigen, maar daarvoor is nodig dat Nederland de steun van andere landen mobiliseert. Ik heb inmiddels begrepen dat er wat dat betreft een heel reële kans van slagen is.
Mevrouw Hachchi (D66): Ik heb goed geluisterd naar de minister. Hij ging in op mijn suggestie om leden van de Syrian National Council formele posities te geven bij Syrische ambassades in de Europese Unie. Ik hoorde de minister zeggen: daar zie ik niets in. Ik hoor graag van de minister waarom hij daar niets in ziet, want hij gaf zelf aan dat het een vertegenwoordiging is van de Syrische bevolking. Het kan een belangrijk signaal zijn om deze mensen op de ambassades hun stem te doen laten gelden.
Minister Rosenthal: Ik moet daar terughoudend in zijn. De Syrische nationale raad is een belangrijke gesprekspartner, een legitieme vertegenwoordiger van de Syrische bevolking. Ik heb van de kant van de nationale raad geen verzoek op dit punt gehad. Misschien komt dat nog. Wij doen echt alles om de nationale raad te steunen. Er zitten ook een aantal formele kanten aan. Als er voldoende diplomaten overlopen van het Assadregime, ontstaat vanzelf een eigen puur diplomatiek front. Ik zeg tegen de commissie dat zij ervan verzekerd kan zijn dat wij er echt alles aan doen om overlopen aan te moedigen en ook om de oppositie in Syrië met alle mogelijke middelen te steunen.
De heer Voordewind heeft een vraag gesteld over de corridors. Het Rode Kruis houdt mogelijkheden daartoe heel scherp in de gaten. Maar de onmogelijkheden zijn op dit ogenblik veel groter dan de mogelijkheden die worden gezien.
Mevrouw Peters vroeg naar documentatie van de misdrijven die in Syrië worden begaan.
Mevrouw Peters (GroenLinks): Monitoring.
Minister Rosenthal: Monitoring. Zonder in details te kunnen treden, het is een van de punten waar ook de Nederlandse regering mensen in en buiten Syrië bij behulpzaam is. Ik ga daar verder niet op in.
De heer Voordewind (ChristenUnie): Nog even over het punt van de militaire corridors. Een tijd geleden was het een serieuze optie, met name door Frankrijk gelanceerd. Is dat onderwerp nu helemaal weg binnen de Europese Unie of wordt daar nog wel op doorgedacht in geval dat diplomatiek overleg tot niets leidt? Is er een plan B?
Minister Rosenthal: Natuurlijk wordt er over dit punt verder gedacht. Ik kan natuurlijk niet zeggen per land wat men ervan vindt, want dan schend ik de vertrouwelijkheid, maar ik bespeur EU-breed weinig animo om hier zwaar op in te zetten. Dat komt vooral vanwege de grote obstakels die er zijn. Dat heeft ook alles te maken met het feit dat het totaal anders ligt dan in andere gebieden waar het tot gewelddadige confrontaties is gekomen in de loop van de jaren. Het is veel te simpel om te zeggen: we maken een corridor de securité vanuit Homs naar de grens. Veel te simpel. Op dat punt speelt dat de kracht van de Syrische veiligheidstroepen nog altijd te groot is om dat veilig te kunnen aanpakken. Dan val je eigenlijk terug op het plan van de Arabische Liga voor een peace keeping mission. Maar dat kun je pas doen als het geweld echt gestopt is. Dus daar moeten alle kaarten op gezet worden op dit ogenblik.
Mevrouw Peters (GroenLinks): Mijn vraag over monitoring en documentatie van de wreedheden en gewelddadigheden was erop gericht om van de regering te horen of wij op een bepaald moment komen op het punt dat materieel is voldaan aan de voorwaarden die de responsibility-to-protectdoctrine stelt aan verder ingrijpen. Dan is het dilemma namelijk compleet. De minister heeft gezegd dat ingrijpen, bijvoorbeeld in de vorm van een corridor, bijna onmogelijk is. Anderzijds wil ik wel weten waar wij het over hebben. Is er sprake van zo’n grootschaligheid dat je in volkenrechtelijke termen moet spreken van R2P waarbij ingrijpen wel de aangewezen weg is volgens de laatste leer van de Verenigde Naties?
Minister Rosenthal: Ik zal mevrouw Peters de tekst toesturen van de redevoering die ik vanmiddag om twee uur heb gehouden bij een sessie over responsibility to protect, waarbij ik kort ben ingegaan op de situatie in Syrië. Wij hebben daarbij niet de degens maar gedachten gekruist, om het vreedzaam te zeggen. Responsibility to protect houdt niet in dat het een kwestie is van niets doen of militaire interventie. Er liggen zaken tussen. Wij hebben het er nu voortdurend over om de druk op het regime dusdanig op te voeren dat het geforceerd wordt om het geweld te stoppen. Dat doen wij nu met diplomatieke middelen. Binnen de responsibility to protect wordt ook vooruitgelopen op wat er kan komen, namelijk via monitoring vastleggen van wat er gebeurt. Het gaat natuurlijk ook in hoge mate om het voortdurend gemobiliseerd houden van de internationale gemeenschap. Dat is ook de reden waarom Nederland, ook binnen de responsibility to protect, zo ver gaat met het ondersteunen van de oppositie, ook met allerlei middelen waarmee in elk geval de communicatie vanuit dat land overeind kan blijven. Over dat soort zaken hebben wij het nu. Aan die laatste stap waar mevrouw Peters het over heeft, zijn wij op dit ogenblik nog niet toe. Dat willen wij ook niet. Het lijkt ook de weg naar een diplomatieke oplossing eerder te belemmeren dan te bevorderen.
De voorzitter: Mij is gebleken dat de belangstelling voor uw toespraak breder is dan alleen bij mevrouw Peters. Mag ik u verzoeken, de toespraak aan de griffier te zenden, zodat deze gestuurd kan worden aan alle leden van de commissie?
Minister Rosenthal: Het stemt mij zeer tevreden dat er Kamerbreed belangstelling voor die toespraak is. Ik zal ervoor zorgen dat de griffier de tekst krijgt.
Mevrouw Peters (GroenLinks): Ik dank de minister voor zijn antwoord. Ik ben blij met deze inzet op en invulling van responsibility to protect, maar voordat er een misverstand ontstaat, merk ik op dat mijn fractie er niet aan toe is om al over de laatste stap na te denken. Ik loop er echter ook niet voor weg. Wij moeten dit vreselijk dilemma onder ogen zien en vervolgens wil ik ook niet weglopen voor de vraag wat wij dan met het volkenrecht moeten als wij zo weinig kunnen.
Minister Rosenthal: Ik ben het eens met de optiek die mevrouw Peters schetst. De heer Ten Broeke maakte een opmerking over artikel 51 van het Charter van de VN. Dat is ook een boeiende benadering. Het valt mij op dat de buurlanden niets willen weten van welke militaire handeling dan ook. Soms vraag je je wel eens af waarom zij dat zeggen, maar zij zeggen het wel. Dat heeft alles te maken met de interne situatie in Syrië en met de angst dat voor je het weet de lont in het regionale kruitvat wordt gestoken.
De heer Ten Broeke (VVD): Ik heb artikel 51 genoemd omdat er historische parallellen te trekken zijn, ook in negatieve zin. Ik heb het dan over het perspectief van de landen die zelf grote concentraties vluchtelingen aan hun grenzen hebben die het gevolg zijn van grensdisputen of interne repressie. Om die reden is artikel 51 in dit geval ook geen golden bullit-oplossing. Ik bedoelde te zeggen dat dit artikel in beeld kan komen aan het eind van een afweging die toch een keer gemaakt moet worden. Voor de VVD-fractie geldt dat wij ons niet ten langen leste afhankelijk moeten maken van een Chinees of van een Russisch veto.
Minister Rosenthal: Dat onderken ik, maar op dit ogenblik gaat het er nog altijd om, Rusland en China aan boord te krijgen.
De heer Van der Staaij sprak zijn zorgen uit over de minderheden in Syrië. Uit contacten met mensen van de oppositie wordt mij steeds duidelijker dat zij zich zeer bewust zijn van de punten die door de heer Van der Staaij en ook door vele anderen voortdurend op tafel worden gelegd. Deze zorg wordt gedeeld en men houdt dit ook volop in de gaten.
De heer De Roon vroeg of dit wel het goede moment is om de ambassade te sluiten for the time being. Het antwoord van de regering op die vraag is: ja. Niet alleen is de veiligheid in het geding – daar ga ik verder niet op in en ik hoop dat de Kamer dat wil accepteren – maar ook wordt daarmee een politiek signaal gegeven. Wij staan op dit punt voortdurend in nauw contact met andere landen. Het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Frankrijk, België, Spanje en laatstelijk ook Italië, waar wij veel contact mee hebben, hebben die stap ook gezet. Italië heeft dit met nadruk om dezelfde redenen gedaan als Nederland.
De volgende vraag is dan hoe het zit met de om en nabij 190 Nederlanders die nog in Syrië zijn. Zij ontvangen vandaag een brief met informatie. Zij kunnen een beroep doen op de ambassades van andere EU-landen. Vanwege de gevoeligheid ga ik niet in op de directe contacten die er op dat vlak ook zijn. Ik wijs er wel op dat Nederlanders in Syrië al maanden geleden zijn aangespoord om het land te verlaten als het enigszins kan. Ik moet zeggen: zonder de clausule «als het enigszins kan». In dit soort situaties hebben wij vaak te maken met Nederlanders die volledig in het land getogen zijn en daar een zo sterke band mee hebben dat Nederland voor hen verder weg is dan Syrië. Ik moet mijn woorden van zojuist even corrigeren. België treft voorbereidingen tot sluiting van de ambassade, maar die is nog wel open.
De heer Ten Broeke vroeg naar eventuele ondersteuning van de Egyptische politie via het Forensisch Instituut. Dat is een zeer interessante suggestie. Ik zal kijken of dat een mogelijkheid is. Ik heb de waarnemers bij de komende Egyptische presidentsverkiezingen aan de orde gesteld in de vorige Raad van Ministers van Buitenlandse Zaken. Ik zal dat opnieuw doen. Dit is een kwestie die vooral op het bordje van de Hoge Vertegenwoordiger mevrouw Ashton ligt. Het gaat natuurlijk niet alleen om EU-waarnemers, maar ook om VN-waarnemers. Wij moeten daar hard aan werken.
Mevrouw Peters (GroenLinks): Ook ik vind de suggestie van de heer Ten Broeke om forensische expertise naar Egypte te sturen interessant. Hoe verhoudt zich dat tot het standpunt van de regering dat wij voor steun aan de Egyptische autoriteiten de voorwaarden stellen dat zij bepaalde dingen doen op het gebied van mensenrechten, democratisering en transitie?
Minister Rosenthal: Dat is inderdaad iets wat wij moeten afwegen. Als wij vinden dat wij hier heel precies in moeten zijn, dan moeten wij hier logischer wijze nee verkopen. Wij kunnen het op dit punt ook enigszins rekkelijk aanpakken. Ik begrijp de suggestie van de heer Ten Broeke zo dat het erom gaat, de politie van Egypte op het goede spoor te helpen. Ik kan mij voorstellen dat dit onder strikte voorwaarden moet kunnen. Ik zeg niet dat dit bij dezen is geregeld.
Mevrouw Peters (GroenLinks): Mocht het zo ver komen, dan ben ik op dat moment natuurlijk zeer geïnteresseerd in die strikte voorwaarden.
De heer Ten Broeke (VVD): Volgens mij is het heel eenvoudig. Alleen al het aannemen van een dergelijk aanbod is in zichzelf al een bewijs dat men iets wil doen aan de mensenrechten. Ik ga er dan van uit dat de Egyptische autoriteiten dit ook substantieel vorm willen geven. Uit alle rapporten die Amnesty erover geschreven heeft, blijkt dat de politie bij het aanhouden van verdachten, het verkrijgen van bekentenissen en bij het forensisch onderzoek rondom een aanklacht niet altijd even zorgvuldig de mensenrechten in acht neemt.
Minister Rosenthal: Ik heb beide woordvoerders goed gehoord en ik zoek een weg die bij beide kanten tot tevredenheid leidt. Dit is overigens geen onderdeel van mijn lezing over responsibility to protect.
De heer De Roon sprak over het standpunt van het Egyptische parlement dat Israël de grootste vijand van dat land is. Dat is zorgelijk. De EU-ambassadeurs hebben gisteren een ontmoeting gehad met de voorzitter van het Egyptische parlement. Daarbij is de relatie tussen Egypte en Israël op Nederlands initiatief aan de orde gesteld. Er is zorg uitgesproken over de op 12 maart jongstleden aangenomen tekst. Het is duidelijk dat wij onderscheid moeten maken tussen het standpunt van het Egyptische parlement en dat van de Egyptische regering. De Egyptische regering blijft gecommitteerd aan het vredesakkoord met Israël. Ik voeg er terzijde aan toe dat de Egyptische regering succesvol de nodige inspanningen heeft verricht om een bestand tussen Israël en nota bene Hamas tot stand te brengen ter zake van de raketbeschietingen vanuit Gaza en de Israëlische acties richting Gaza.
De heer De Roon (PVV): De Egyptische regering blijft gecommitteerd aan het vredesverdrag met Israël, maar is dat standpunt herhaald nadat het parlement al die kwalijke teksten heeft vastgesteld?
Minister Rosenthal: Ik heb geen contra-indicaties op dat vlak.
Tegen de heer Van Bommel zeg ik dat ik het accent wil leggen op het compromis over de wapenstilstand die tot stand is gebracht dankzij de Egyptische bemoeienis. In reactie op zijn vraag of het ging om een wederrechtelijke executie kan ik zeggen dat het standpunt van de Nederlandse regering ter zake onveranderd is. Wij hebben hier eerder over gesproken.
Voorzitter: Van der Staaij
De heer Van Bommel (SP): Moet dit handelen worden opgevat als een buitengerechtelijke executie?
Minister Rosenthal: Ik wil op dit ogenblik niet op de precieze casuïstiek van deze situatie ingaan. Daarvoor zou ik de precieze ins en outs moeten weten. Ik volsta met de mededeling dat de Nederlandse regering haar standpunt over buitenrechtelijke executies onverminderd handhaaft.
De heer Van Bommel (SP): Dat vind ik een onbevredigend antwoord. Voor mij gaat het om hetzelfde als enkele jaren geleden met sjeik Yassin gebeurde. Toen werd dat ondubbelzinnig veroordeeld door Europa en door Nederland. Als nu hetzelfde gebeurt, terwijl dit niet als zodanig wordt gekwalificeerd, dan is er sprake van een verschuiving in het beleid. Er gebeurt hetzelfde, maar wij noemen het anders en daarmee wordt het niet meer veroordeeld. Als de minister hier nu niet op in kan gaan omdat het hem aan informatie ontbreekt, dan wil ik daar graag op een later tijdstip schriftelijk over geïnformeerd worden.
Minister Rosenthal: Ik wil de feiten op tafel hebben en dan kan ik een oordeel vellen.
Voorzitter: Van Bommel
Minister Rosenthal: Hetzelfde geldt voor de olijfboomgaarden, maar dat is een punt van totaal andere orde.
De heer De Roon heeft naar de agenda van de Mensenrechtenraad gevraagd. Ik ben het met hem eens dat de aandacht voor mensenrechten niet moet verworden tot selectieve verontwaardiging in elk opzicht. Syrië is geen lid van de Mensenrechtenraad en is daar zwaar gekapitteld. Een klein lichtpuntje in deze droeve situatie was dat de Syrische delegatie wegliep uit Genève mede naar aanleiding van krachtige taal van nota bene Rusland in de Mensenrechtenraad. Verder ben ik het met de heer De Roon eens dat er ten aanzien van de Mensenrechtenraad nog het nodige te wensen valt. Ik ben in Genève geweest en het verbaasde mij niet, maar het was toch opmerkelijk dat tijdens die zitting Cuba het hoogste woord had. Cuba kwam voortdurend met een kaart met voorstellen van orde tot ellende van bijna alle andere aanwezigen.
Ik deel de zorgen van de heer De Roon over Tunesië. Dit is een punt dat nadrukkelijk aandacht krijgt in de Raad van Ministers van Buitenlandse Zaken. Wij hopen dat het in Tunesië de goede kant opgaat. Daar zijn ook redenen voor, maar wij houden zeker de vinger aan de pols.
Ik deel de opvatting van de commissie over de verhouding Turkije-Cyprus. Deze kwestie is eigenlijk ook aan de orde in het bredere verband van frozen conflicts, want daar lijkt het op. Dit punt kan niet onbesproken blijven tijdens de besprekingen met Turkije. Als ik het niet aan de orde stel, dan zal Cyprus dit ongetwijfeld tijdens de informele sessie met de heer Davutoğlu doen. Wij hebben de oorlogszuchtige taal die wel eens uit Turkije komt, besproken in een eerder algemeen overleg. Daarin kwam ook de harde taal in de richting van Cyprus aan de orde. Annexatie van delen van Cyprus is natuurlijk volstrekt buiten de orde.
Dan de relatie tussen Turkije en Israël. Elke keer als ik mijn Turkse of Israëlische collega tegenkom, kaart ik dit punt aan. Zij zeggen dan dat daar wat moet gebeuren. Op dit ogenblik zijn wij nog niet verder dan een jaar geleden. Dit houdt continu mijn aandacht. Ik kan er wel bij zeggen dat beide partijen weten dat Nederland daar heel erg bovenop zit. Als er maar een kans is om iets te doen, dan zullen wij dat niet laten.
Ik zeg tegen de heer Van Bommel dat de PKK een verboden organisatie is, maar daarbuiten is er nog heel veel wat met de positie van de Koerden in Turkije van doen heeft. Ik houd dat scherp uit elkaar. Dat doen wij ook in de richting van Turkije.
De heer Ormel (CDA): Dank dat de minister aandacht besteedt aan mijn vraag over de opmerkingen van Turkije over de annexatie van Turks Cyprus. Het aankaarten van het probleem vind ik een wat te zwakke insteek. Ik vraag de minister om dit soort opmerkingen sterk te veroordelen. Bovendien is Cyprus het komende halfjaar voorzitter van de Europese Unie en kan van Turkije als kandidaat-lid van de EU verwacht worden dat het zich volledig met Cyprus verstaat. Wordt dit ook tegen minister Davutoğlu gezegd?
Minister Rosenthal: Als ik iets aankaart, dan doe ik dat op mijn manier. Ik ben daar altijd strak in. Ik heb de heer Davutoğlu ermee geconfronteerd. Hij heeft mij meegedeeld dat de uitspraak van de heer Bagis is ingetrokken. Laat dat duidelijk genoeg zijn. De Nederlandse positie is duidelijk. De Griekse en Turkse Cyprioten moeten in het kader van de VN, zo mogelijk via Alexander Downer, tot een akkoord komen. Dat zeggen wij ook voortdurend. Dit is langzamerhand een van de grootste obstakels in de hele entourage van de EU, het voorzitterschap, NAVO en wat dies meer zij.
In Wit-Rusland zit de enige dictator op Europees grondgebied. De Nederlandse regering steunt dissidenten in en buiten Wit-Rusland als dit maar enigszins mogelijk is. Dit gebeurt ook in Vilnius waar veel dissidenten zich bevinden en via de ambassade in Litouwen. Het is niet gemakkelijk om binnen de EU op een lijn te komen. Een aantal weken gelden hebben wij er in de besluitvorming in Brussel veel te lang over gedaan. Wij hebben ook bepaalde zaken moeten uitstellen. Wij hebben wel een behoorlijk aantal rechters op de zwarte lijst gezet. Op moment zijn wij bezig, precies in kaart te brengen wie in Wit-Rusland aan de economische touwtjes trekken. De heer Van Bommel sprak over de oligarch en de tegenwerking van Slovenië. Wij proberen om een van de volgende keren in de Raad van Ministers van Buitenlandse Zaken op dit punt echt verder te komen. Het bredere verhaal is dat de economische belangen van een aantal landen die tegen Wit-Rusland aanliggen bijzonder groot zijn. Dit zijn vaak landen met een zwakke economische positie die sterk afhankelijk zijn van hun economische transacties met Wit-Rusland. Daar moeten wij doorheen zien te breken.
Het wereldkampioenschap ijshockey werd vooral aan de orde gesteld door landen waar ijshockey volkssport nr. 1 is. In de afgelopen maanden is dit ook in Nederland meermalen als idee geopperd. Volgens mij speelt Nederland bij dat kampioenschap in groep C. Ik vrees dat ik hier iets verschrikkelijks mee zeg, maar dat terzijde. Inmiddels is door de Raad van Ministers van Buitenlandse Zaken een brief geschreven aan de wereldijshockeybond waarin wordt gewezen op de slechte mensenrechtensituatie in Wit-Rusland. Wij kunnen de ijshockeybond niet dwingen om het kampioenschap af te gelasten, maar wij zitten er wel bovenop.
Ik zeg tegen mevrouw Hachchi dat dissidenten ook via internet worden ondersteund waar dat nuttig is. De heer Van der Staaij vroeg of de sancties effectief zijn. Het ware te wensen dat zij echt effectief zijn en dat wij eindelijk barsten in het keiharde regime van Loekasjenko tot stand weten te brengen. Op alle fronten werken wij hieraan, maar het is een bikkelhard regime.
De heer Voordewind vroeg naar de speciale vertegenwoordiger mensenrechten. Er is een aantal bezwaren aan de orde gesteld die overigens bij de commissie bekend zijn. Ik noem de alibifunctie, de verschotting, de bureaucratie en eventuele dubbeling met mensenrechtenvertegenwoordigers bij andere multilaterale organisaties. Die bezwaren zijn in ontvangst genomen en daar zal op worden gereageerd. Er is een sterke neiging om met die speciale vertegenwoordiger aan de gang te gaan wanneer de mensenrechtenstrategie van Lady Ashton, vastgelegd in haar strategienota, in juni op tafel ligt. Ik heb er goede hoop op – zo ken ik mevrouw Ashton ook – dat zij in staat is om de vraagpunten van onder andere de Nederlandse regering op een goede manier te tackelen.
Ik ben het volledig met de heer Ormel eens dat de positionering op Europees niveau bij het energiebeleid zeer lastig is. Het gaat alle kanten op. Duitsland neemt een bekende positie in ten aanzien van kernenergie. Frankrijk heeft een bekende positie en Nederland ook. Dat de bilaterale belangen en de brede Europese belangen nog wel eens kunnen botsen, is een eufemisme. Daar zullen wij toch het nodige aan moeten doen.
De heer Timmermans vroeg naar de strategische energieagenda. Voor Nederland staat duurzaamheid hoog op de agenda, mede in licht van de koppeling van het energiebeleid aan het grondstoffenbeleid en alles wat daaraan vastzit. Dan kom je ook bij de Ruggie- en bij de OESO-richtlijnen. Die richtlijnen neemt de regering serieus.
De heer Ormel (CDA): Wij komen ongetwijfeld nog te spreken over het energiebeleid. U omschrijft wat er in Europa gebeurt. In de geannoteerde agenda staat hoe Nederland zich opstelt. Nederland wil een eigenstandig energiebeleid voeren en daarnaast is het geïnteresseerd in een Europees energiebeleid. Als iedere lidstaat op deze wijze doorgaat, dan blijft deze situatie bestaan. Vindt Nederland dat wij naar een gezamenlijk energiebeleid toe moeten of moeten wij op deze manier doormodderen?
Minister Rosenthal: Energiebeleid is geen exclusieve EU-competentie. Nederland wil ook niet dat het een exclusieve EU-competentie wordt. Nationaal beleid op het punt van energie vinden wij van groot belang. Het is wel zaak om elkaar beter te informeren en ook te zoeken naar een Europees level playing field. Dat speelt natuurlijk al bij de verhouding tussen distributie-, consumptie- en infrastructuurnetwerken. De Energiewende in Duitsland is op 24 november 2011 uitgebreid besproken in de Energieraad. Er is afgesproken om de externe dimensie van het energiebeleid te versterken. Ik leg nogmaals een koppeling met het grondstoffenbeleid want dat is van hetzelfde laken een pak. Daarover zullen wij binnenkort in een algemeen overleg van gedachten wisselen. Dat is wat ik er op dit moment over kan zeggen.
De heer Ormel (CDA): Dan vraag ik mij af of het überhaupt zinvol is om de Hoge Vertegenwoordiger namens Europa deel te laten nemen aan een gestructureerde dialoog over energie. Als Nederland, evenals andere lidstaten, vindt dat energiebeleid een kwestie van nationaal beleid is, waarom sturen wij dan Ashton naar Poetin?
Minister Rosenthal: Dat doen wij omdat er een externe dimensie zit aan hetgeen er in Europa op dit gebied aan de orde is. Wij moeten het niet mooier maken dan het is. Ik wil hier ook zeggen dat mij – ik zeg het maar zoals het is – meer gelegen is aan goede bilaterale betrekkingen van Nederland met de Russische Federatie dan aan het intermediaire spoor via Brussel. Ik kan het niet mooier maken.
Mevrouw Peters vroeg naar de transparantierichtlijn van de Commissie. De collega’s Verhagen en Opstelten zijn kritisch over een deelaspect dat moeilijk uitvoerbaar is. Dat deel van de richtlijn is moeilijk uitvoerbaar en leidt tot torenhoge administratieve lasten en regeldruk voor individuele bedrijven. Er is nog geen definitief besluit, want de zaak speelt nu op technisch niveau. Ik hoop dat dit mevrouw Peters enigszins geruststelt. Ik voeg eraan toe dat er betere methodes zijn dan nu in de transparantierichtlijn staat, zoals een generieke transparantierapportage volgens een wereldwijd systeem. Dat is ook beter voor het level playing field.
Mevrouw Peters (GroenLinks): Mag ik de inzet van de regering in de komende discussie over energie in de komende Raad zo begrijpen dat het duurzaamheidsaspect en de VN- en OESO-richtlijnen daar met nadruk onderdeel van zijn? Handhaaft de regering haar «open houding» ten aanzien van de transparantierichtlijn, die nu op ambtelijk niveau wordt behandeld totdat zij daar met de Kamer verder over van gedachten heeft gewisseld tijdens het debat over de grondstoffen?
Minister Rosenthal: Mag ik tegen mevrouw Peters zeggen dat ik mij op dit punt even rustig wil verstaan met de collega’s Verhagen en Opstelten? Ik wil geen dingen zeggen die een beetje buiten mijn spoor vallen. Ik ben ervan overtuigd dat mevrouw Peters dit tijdens het algemeen overleg over grondstoffen weer zal aankaarten. Ik ga er in elk geval mee aan de slag.
Ten aanzien van Noord-Korea speelt er een punt van diplomatiek-procedurele aard. Eind deze maand vindt de Nuclear Security Summit in Seoel plaats. Dan zit de Nederlandse vertegenwoordiging midden in dat gebied. Deze problematiek zal daarbij ongetwijfeld stevig, op z’n minst in de wandelgangen, aan de orde zijn. Noord-Korea is een buitengewoon somber verhaal. Het is goed dat de heer Van der Staaij dit heeft opgebracht. De mensenrechtensituatie in Noord-Korea is buitengemeen zorgelijk, niet in de laatste plaats wat de positie van christenen betreft. In het publieke beeld blijft dit vaak ver weg, maar het is een buitengewoon zorgelijke situatie. Nederland en de Europese Unie stellen dit consequent aan de orde wanneer er gesprekken zijn met de Noord-Koreaanse autoriteiten. Tegen alles in zijn die er toch. Eén van de instrumenten die worden ingezet, is het consequent steun geven aan de resolutie over Noord-Korea in de Mensenrechtenraad. De steun voor deze resolutie groeit in de raad. Verder wijs ik erop dat het World Food Programme en ook UNICEF programma’s in Noord-Korea hebben. Ik heb echter van allerlei kanten begrepen dat dit voor je het weet beletselen kan opleveren omdat de hulp niet altijd op de juiste plekken komt. Vaak komen de goederen in verkeerde handen terecht. De laatste tijd is de samenwerking tussen Noord-Korea en de organisaties van de VN wel verbeterd. Is er nu voldoende toegang tot de bevolking om het verschil te kunnen maken? In dit verband verwijs ik naar de licht bemoedigende resultaten van het overleg tussen de Verenigde Staten en de andere partijen met Noord-Korea. Noord-Korea lijkt even een stap terug te doen in ruil voor voldoende voedsel en andere hulp aan de bevolking.
Ik ben het geheel eens met de woordvoerders die hebben gezegd dat de Sahel een probleem is, maar dat West-Afrika niet veronachtzaamd moet worden. Ik heb het dan ook over een land zoals Ivoorkust waar de heer Koenders nu zijn goede werk doet. Daar speelt nog van alles. Dit geldt ook voor Guinee-Bissau, Senegal en andere landen.
De veiligheidssituatie in de Sahel is verslechterd. Ik doe geen enkele mededeling over een ontvoerde Nederlander in Mali. De VN-noodhulporganisatie OCHA en andere partijen overwegen om een hulpoproep van ruim 500 mln. te doen. Wij bezien welke donoren kunnen bijdragen. De EU en Nederland zijn op dat punt wel degelijk zeer actief. In het programma voor 2012–2015 zit nog 170 mln. De bijdrage aan de capaciteitsopbouw in de veiligheidshoek is bijzonder nuttig. Ik doel dan vooral op de opbouw van de rechtsstaat.
Wij steunen de inspanningen van de UNHCR ten aanzien van Kamp Ashraf. Het doel is een vreedzame oplossing tussen de Iraakse regering en de moedjahedien Khalq. Wij blijven met het probleem zitten dat die laatste organisatie in veel landen verboden is. De bewoners van Ashraf hebben recht op een humanitaire behandeling en waarborg van de mensenrechten. Daar horen uiteraard ook de voorzieningen in het kader van de medische zorg en natuurlijk water bij. Er is een kliniek op Camp Liberty en er is de mogelijkheid van transport naar een ziekenhuis in Bagdad. Er rijden dagelijks watertrucks op en neer. De Iraakse regering is bereid, de waterleiding aan te sluiten. Het blijft een uitermate ingewikkeld probleem. Ik weet dat de heer Van Bommel daar bovenop zit.
Ik meen hiermee de vragen te hebben beantwoord.
De heer De Roon (PVV): Ik heb nog geen antwoord gehad op mijn vraag over de Mensenrechtenraad. De minister heeft wel gezegd dat er nog veel te verbeteren valt, maar mijn vraag was of hij zich met zijn Europese collega’s ervoor wil inzetten dat Israël van de vaste plek op de agenda van de Mensenrechtenraad wordt afgevoerd.
De minister is helemaal niet ingegaan op mijn opmerking dat UNESCO Syrië niet heeft weggestemd als lid van de commissie die toezicht op de naleving van mensenrechten moet houden. Daar hebben wij het overigens al eerder over gehad. Toen vond de minister ook dat dit een onwenselijk perspectief was, maar het is nu toch gebeurd. Gaat de minister daar nog iets mee doen?
Minister Rosenthal: Israël heeft een voorkeurspositie – ik zeg het een beetje cynisch en dat uit mijn mond – in de Mensenrechtenraad. Ik ben daar al twee jaar over bezig. Dat blijft doorgaan totdat Israël zijn voorkeurspositie verloren heeft.
Ik zeg tegen de heer De Roon dat ik met grote aandacht zal kijken naar Syrië en de UNESCO. Ook op dit punt kan ik het niet mooier maken dan het is.
De voorzitter: Ik roep de toezeggingen op de punten waarover de Kamer nog nader schriftelijk wordt geïnformeerd in herinnering.
– De minister zal de Kamer zijn toespraak over responsibility to protect sturen.
– De minister zal de feiten nagaan rondom de dood van de Palestijn Al-Qaissi en de Kamer informeren over zijn conclusie of dit al dan niet een buitenrechtelijke executie betrof.
– De minister zal de Kamer informatie sturen met een oordeel over het vernietigen van olijfbomen in Palestijnse gebieden.
– Daarbij geldt het verzoek om, zeker op de laatste twee punten, de Kamer te informeren voor het algemeen overleg over de mensenrechten dat op 11 april is gepland.
Minister Rosenthal: Over een van deze twee onderwerpen zijn ook Kamervragen gesteld.
De voorzitter: De heer Ten Broeke heeft Kamervragen gesteld over het vernietigen van olijfbomen. Als die voor 11 april beantwoord zijn, kunnen wij de informatie betrekken bij het algemeen overleg over de mensenrechten.