Kamerstuk 21501-02-1062

Verslag van een algemeen overleg

Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Gepubliceerd: 24 mei 2011
Indiener(s): Boris van der Ham (D66), Alexander Pechtold (D66)
Onderwerpen: europese zaken internationaal
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-21501-02-1062.html
ID: 21501-02-1062

Nr. 1062 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 24 mei 2011

De vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie1 en de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken2 hebben op 27 april 2011 overleg gevoerd met staatssecretaris Bleker over:

  • de brief van staatssecretaris Bleker van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 21 april 2011 houdende de geannoteerde agenda van de Raad Buitenlandse Zaken over handelsbeleid op 13 mei 2011 (21 501-02, nr. 1056);

  • de brief van minister Verhagen van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en staatssecretaris Bleker van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 21 april 2011 over de stand van zaken rond de Doha-onderhandelingen (25 074, nr. 171);

  • de brief van staatssecretaris Knapen van Buitenlandse Zaken d.d. 11 april 2011 houdende het fiche Maatregelen op het gebied van de gemeenschappelijke handelspolitiek (22 112, nr. 1160);

  • de brief van minister Verhagen van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 2 februari 2011 met de kabinetsreactie op de mededeling van de Europese Commissie over de toekomst van de handelspolitiek (31 985, nr. 3);

  • de brief van staatssecretaris Knapen van Buitenlandse Zaken d.d. 21 december 2010 houdende het fiche Mededeling handelsbeleid (22 112, nr. 1118).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

Van der Ham

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

Pechtold

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

Franke

Voorzitter: Jansen

Griffier: Franke

Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Irrgang, Paulus Jansen, Koppejan, Schaart, Smeets, Verhoeven, Van Vliet

en staatssecretaris Bleker van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

De voorzitter: Hierbij open ik dit algemeen overleg van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie over buitenlandse handel. Ik heet de staatssecretaris en zijn medewerkers welkom, maar natuurlijk ook mijn collega's en de mensen op de publieke tribune.

Ik stel voor dat wij in eerste termijn maximaal vijf minuten spreektijd gebruiken en ons beperken tot twee, korte interrupties per persoon.

Ik geef als eerste het woord aan de heer Van Vliet van de fractie van de PVV.

De heer Van Vliet (PVV): Voorzitter. Naast mij zijn nog twee stoelen leeg. Ik neem aan dat daarvoor geen bijzondere reden is, maar van mij had daar best iemand mogen gaan zitten die de vrijhandel voluit wil verdedigen!

Ik bedank de staatssecretaris van harte voor de stukken. Mijn fractie is – dat is de bottomline – voorstander van vrijhandel, want uiteindelijk profiteert iedereen daarvan. Ik kan het daarbij laten, maar ik heb toch nog een paar vragen voor de staatssecretaris. Die betreffen met name de brief van 21 december 2010 op stuk nr. 1118. In hoofdstuk vier (bladzijde 3) wordt ingegaan op de Nederlandse opstelling tegenover de mededeling van de Commissie. In de tweede alinea van dit hoofdstuk staat: «Nederland steunt het streven van de Europese Commissie om de resterende onderhandelingen binnen afzienbare termijn tot een goed einde te brengen. Deze akkoorden zijn geen alternatief voor multilaterale handelsvrijmaking, maar een aanvulling daarop en mogelijk een stimulans daartoe.» Bijna iedereen vindt echter dat de Doha-ronde op sterven na dood is. Als die mensen gelijk hebben, hoe verhoudt zich dat dan tot de stelling van het kabinet dat het geen alternatief is voor multilaterale handelsvrijmaking? Ik roep de minister op om deze akkoorden wel te zien als een alternatief. Wij moeten namelijk wel ergens beginnen met het uitbreiden van de vrijhandel.

In de derde alinea van hoofdstuk vier staat: «De door de commissie beoogde assertiviteit in het optreden tegen handelsbelemmeringen elders en vermeende oneerlijke handelspraktijken ligt in lijn met het in het regeerakkoord opgenomen streven naar een level playing field voor Nederlandse en Europese bedrijven.» Mijn fractie juicht dat van harte toe. Ik vraag mij echter wel af hoe deze passage zich verhoudt tot het enthousiasme van de regering voor het Algemeen Preferentieel Stelsel. Ik vraag dat vooral, omdat het APS een idee is van de Commissie en dat maakt mijn fractie sceptisch.

De heer Irrgang (SP): Voorzitter. Het is al weer een tijdje geleden dat wij met de regering spraken over handelsbeleid. Het is goed om te horen dat vrijhandel nu ook door de PVV wordt verdedigd. Dat betekent namelijk dat de vrijhandel blijkbaar steeds meer onder druk is komen te staan. De SP juicht dat echter toe, omdat wij niet voor vrijhandel zijn maar voor eerlijke handel. Dat is echt wat anders. Ik zie die passie voor vrijhandel dan ook tot mijn spijt weer terug in de brieven van het kabinet. Die brieven zijn daar zelfs mee doordrenkt.

De geschiedenis laat zien dat de vier grote industriële machten in de wereld allemaal achter hoge tariefmuren zijn opgebouwd. Zij wilden geen vrijhandel om hun opkomende industrie in alle rust op te kunnen bouwen. Landen die nog niet de kans hebben gehad om zich net als deze landen te ontwikkelen, moeten volgens de SP de ruimte krijgen om dat alsnog te doen. Aan het streven naar vrijhandel, zoals de WTO die met zachte en harde hand oplegt, moet dan ook een einde komen.

De brief over de Doha-ronde. Ik ben blij dat deze ronde eigenlijk op zijn gat ligt. Het westen vraagt namelijk vergaande liberalisering van de industriesectoren van de opkomende landen, zonder dat het zelf iets in de aanbieding heeft. Dat laatste is zeker ook een gevolg van de opstelling van de Europese Unie. Zo bestaan de Europese katoensubsidies nog steeds en stelt niemand de landbouwsubsidies fundamenteel ter discussie. Verder is het juist de Europese Unie die vergaande eisen stelt aan landen als Brazilië en India wanneer die toegang proberen te krijgen tot de Europese dienstenmarkt. Het is dan ook niet zo vreemd dat juist die eisen de voortgang bij de Doha-ronde blokkeren. Het is met andere woorden dus niet louter de Verenigde Zaken die zaken blokkeert, ook al staat die beschuldiging met zoveel woorden wel in de brief van de staatssecretaris.

Kan de staatssecretaris mij bevestigen dat de huidige problemen helemaal niet het einde betekenen van het multilaterale handelssysteem? Dat systeem bestaat, inclusief een systeem voor geschillenbeslechting. Er is na de Uruguay-ronde ook gezegd dat die maar de laatste zou moeten zijn. De suggestie in de brief dat het stranden van de Doha-ronde wel eens het einde zou kunnen betekenen van het multilaterale handelssysteem, is dan ook volstrekte apenkool!

Ik complimenteer de staatssecretaris voor zijn inspanningen voor een herziening van het Algemeen Preferentieel Stelsel. Bij de EPA-onderhandelingen – alweer een voorbeeld van het opleggen van liberalisering – is aan het licht gekomen dat de inflexibiliteit van het stelsel belemmerend werkt. Landen die hieraan niet mee wilden doen, konden namelijk niet meer gemakkelijk tot het APS-plus worden toegelaten. Ik vind het daarom een goede zaak dat de regering voor meer flexibiliteit lijkt te pleiten. Kan de staatssecretaris in dit verband iets meer zeggen over de oorsprongsregels? In het verleden heeft Nederland zich hiervoor ingezet, omdat Afrikaanse landen die weliswaar straatarm zijn, maar toch niet tot de allerarmste landen worden gerekend, door die regels in de problemen konden komen.

De onderhandelingen met Colombia. Ik krijg graag een klip en klaar antwoord van de staatssecretaris op de vraag of het nu wel of niet om een gemengd verdrag gaat en of het verdrag te zijner tijd ter ratificatie aan het Nederlandse parlement zal worden voorgelegd. In de brief is de regering daarover niet duidelijk en die duidelijkheid moet er wel komen. Ik ben voornemens om hierover een motie in te dienen als die duidelijkheid er niet komt. Naar mijn mening is het wel degelijk een gemengd verdrag dat ter ratificatie aan de Kamer moet worden voorgelegd.

Ik krijg verder graag opheldering over de redenen waarom Colombia in het APS-plus is opgenomen. Er bereiken ons namelijk voortdurend berichten over mensenrechtenschendingen, zonder dat daaraan gevolgen worden verbonden. Wat stellen die onderhandelingen over een mensenrechtenclausule in het nieuwe verdrag dan eigenlijk nog voor?

Het verdrag met India. Het European Economic and Social Committee, de Europese SER, maakt gehakt van deze onderhandelingen. Het committee vindt zelfs dat ze gestopt moeten worden omdat er geen goede impact assessment is gemaakt van de gevolgen van zo'n verdrag. Er lijken goede redenen zijn om bang te zijn voor ernstige negatieve sociale en economische gevolgen voor de Indiase maatschappij.

Tot slot. Nederland heeft een groot aantal bilaterale investeringsverdragen afgesloten die door het Verdrag van Lissabon komen te vervallen. De Europese Unie zit op de lijn dat deze verdragen geautoriseerd moeten worden, ook al wil de Nederlandse regering dat niet. Ik kan mij echter best wel iets voorstellen bij de opstelling van de Europese Unie, omdat de Unie autorisatie kan weigeren als een verdrag in strijd is met Europees recht of met het beginsel dat een verdrag de belangen van de bevolking moet beschermen. Kan de minister mij nog eens uitleggen wat zijn bezwaren zijn tegen een dergelijke toets, voorafgaand aan een mogelijke verlenging van zo'n investeringsverdrag? Wat vindt hij verder van de uitspraak van het Belgische parlement dat in deze verdragen verplicht een sociale clausule moet worden opgenomen? In Nederland is dat veel vrijblijvender geregeld en ik vraag mij af of het niet beter is om te kiezen voor de Belgische optie.

De heer Van Vliet (PVV): Vrijhandel impliceert vrijheid. Wat kan daar oneerlijk aan zijn?

De heer Irrgang (SP): Vrijhandel suggereert dat er sprake is van twee gelijkwaardige partijen. Daarvan is op dit moment in de wereld geen sprake. Nederland is een hoogproductieve samenleving met een hoogontwikkelde industriële sector en wij moeten andere landen een echte kans geven om ook zo'n industrie op te bouwen. Landen die tot voor kort arm waren, hebben die kans gekregen. En ik vind dat wij andere landen die mogelijkheid niet mogen ontnemen.

De heer Van Vliet (PVV): Misschien kan ik mijn vraag verduidelijken met een voorbeeld. Aan de bouw van een vrachtwagen in Nederland zijn hoge loonkosten verbonden. Als die wagen in Somalië of Senegal wordt gebouwd, zijn de loonkosten lager en de eindprijs dus ook. Als er sprake zou zijn van echte vrijhandel, dan zou het die Somalische bedrijven vrijstaan om hun vrachtauto's hier te verkopen. Omgekeerd gaat dat niet lukken, want als die wagens van dezelfde kwaliteit zijn, dan zijn onze vrachtwagens veel duurder. Dat is toch zeker heel eerlijk?

De heer Irrgang (SP): Dit klinkt natuurlijk als een logische redenering, maar u gaat er wel aan voorbij dat het niet alleen om loonkosten gaat, maar ook om productiviteit. In dergelijke landen zijn niet alleen de loonkosten veel lager, maar ook de productiviteit! Om die reden hebben heel veel landen zich nog niet zo sterk kunnen ontwikkelen als een aantal Aziatische landen. Bovendien hebben de landen die u noemt, al grotendeels vrije toegang tot de Europese markt. En ondanks die vrij toegang slagen ze er niet in om hun industriële sector te ontwikkelen. Waarom is dat? De oorzaak daarvan is dat het allemaal niet zo simpel ligt en dat vrijhandel niet de oplossing is voor alle kwalen. Wij zullen deze landen echt een eerlijke kans moeten geven om hun eigen economieën te ontwikkelen en daar passen EPA's en liberalisering echt niet bij!

De heer Verhoeven (D66): Als eerlijke handel alleen handel tussen gelijkwaardige partijen is, dan vraag ik mij af of wij überhaupt nog wel handel kunnen drijven. Handelspartners zijn immers maar zelden gelijk of gelijkwaardig. Bovendien gaat de heer Irrgang eraan voorbij dat een verschil in handelskracht kansen biedt, zeker ook voor de zwakkere partij. Dat zou je zelfs een vorm van ontwikkelingshulp kunnen noemen.

De heer Irrgang (SP): De SP is niet tegen handel! Maar wij vinden wel dat als de verhouding niet gelijkwaardig is dat weerspiegelt mag worden in het recht van zwakkere landen om hun eigen sectoren op te bouwen. Dat is nodig om op een meer gelijkwaardige basis handel te kunnen drijven. Op dat punt schieten de EPA's tekort, want die eisen maar liefst 90% liberalisering van de markt van landen die zich nog veel verder moeten ontwikkelen voordat er sprake kan zijn van gelijkwaardige handelsrelaties.

De heer Verhoeven (D66): De heer Irrgang wil met andere woorden dat een land op krachten kan komen voordat het een handelspartner wordt?

De heer Irrgang (SP): Dat is precies wat er in het geval van Japan is gebeurd en nu bij een aantal andere Aziatische landen gebeurt. Deze landen hebben achter hoge tariefmuren en met heel veel overheidsbemoeienis hun markten succesvol kunnen opbouwen en de SP vindt dat wij andere landen die mogelijkheid niet mogen ontzeggen.

Mevrouw Schaart (VVD): Japan wordt nu als voorbeeld opgevoerd en daardoor snap ik het niet meer. De heer Irrgang lijkt namelijk te willen dat sommige sectoren van een land worden bevoordeeld en dat andere sectoren wel onder de vrijhandel vallen. Dat lijkt mij een vorm van protectionisme en daar is geen enkel land bij gebaat.

De heer Irrgang (SP): Ik heb helemaal geen onderscheid gemaakt tussen sectoren in een en hetzelfde land. Ik heb Japan genoemd, maar ik had ook Zuid-Korea kunnen noemen. Het Aziatische model was nu juist níet gebaseerd op vrijhandel. Ik zeg dat zo nadrukkelijk, omdat sommigen nog steeds rondbazuinen dat dit wel het geval zou zijn. Dat zijn natuurlijk de partijen die enthousiast zijn over vrijhandel.

Mevrouw Schaart (VVD): De heer Irrgang ziet het Aziatische model dus als het voorkeursmodel voor ontwikkelingslanden?

De heer Irrgang (SP): Geen enkel land is zonder fouten en tekortkomingen, maar de praktijk laat volgens mij zien dat economische ontwikkeling niet vanzelf tot stand komt. Landen die hun economie succesvol hebben ontwikkeld, hebben dat met heel veel overheidsingrijpen gedaan. Natuurlijk niet zonder enige handel, want dat kan helmaal niet. Ik heb dat dan ook niet gesuggereerd. Niet zonder handel en met veel overheidsingrijpen: op dat punt schiet de Washington Consensus volstrekt tekort.

De heer Verhoeven (D66): Voorzitter. Ik bedank de staatssecretaris voor de stukken.

Wij hechten heel veel belang aan internationale handel en aan open economieën. Die hebben wij hard nodig om uit de crisis te komen, want wij zijn een klein land dat sterk afhankelijk is van de export.

De staatssecretaris schrijft terecht dat de voordelen van internationale handel, export en een globale economie vaak worden overschaduwd door individuele, maar zeker ook schrijnende incidenten. Per saldo heeft Nederland echter veel voordeel bij wereldhandel. Wij zijn niet voor niets de vijfde of de zesde exporterende natie ter wereld. De wereldhandel levert ons honderdduizenden banen en miljarden extra inkomen op. Het zal dan ook niemand verbazen dat D66 tegen protectie is en voor Europa.

D66 steunt de nieuwe mededeling van de Commissie en de kabinetsreactie daarop. Het is goed dat een en ander wordt bezien in het licht van de Europese 2020-strategie: open handel en investeringen, multilaterale en bilaterale marktopeningen. Het bestrijden van handelsbelemmeringen is daarbij een belangrijk punt. Ten slotte is het ook goed dat in de mededeling wordt ingezet op duurzame en groene groei.

Net als het kabinet steunt mijn fractie de inspanningen om de lopende WTO-onderhandelingen over de Doha Development Agenda te intensiveren. Ik vond het dan ook zeker een prikkelende opmerking van mijn collega van de PVV dat Doha dood zou zijn. Graag een reactie van de staatssecretaris op die crue stelling. Als de Doha-onderhandelingen inderdaad op sterven na dood zijn, wat moeten Nederland en Europa dan doen? Als de onderhandelingen nog wel gewoon doorgaan, wat gaat Nederland dan doen om spoedige afronding ervan te bespoedigen?

Afgezien van de vraag of de onderhandelingen nu wel of niet dood zijn: de onderhandelingen verlopen heel traag. Dat roept bij mijn fractie op wat de meerwaarde zou kunnen zijn van bilaterale handelsakkoorden. Hoe ziet de staatssecretaris eigenlijk de verhouding tussen bilaterale en multilaterale akkoorden? Deelt hij de visie van het bedrijfsleven dat wij niet al te lang meer moeten wachten met bilaterale afspraken, nu duidelijk wordt dat de WTO-onderhandelingen tot weinig of niets leiden?

De D66-fractie is blij met de assertieve opstelling van de regering bij het bestrijden van handelsbelemmeringen. Verder denk ik dat iedereen hier aan de tafel een voorstander is van een level playing field. Ik benadruk echter nog wel dat D66 vindt dat daarvan vooral het mkb de vruchten moet plukken. Het mkb moet een eerlijke kans krijgen bij de export, overigens niet alleen binnen Europa, maar wereldwijd.

De toegang tot buitenlandse overheidsopdrachten. Mijn fractie heeft al vaker aangeven hoe belangrijk wij de aanbesteding van binnenlandse overheidsopdrachten vinden. Wij hechten echter evenveel belang aan de toegankelijkheid van buitenlandse overheidsopdrachten. Die moeten zo veel mogelijk en zo snel mogelijk opengesteld worden voor Nederlandse bedrijven. De regering tekent daarbij geheel terecht in zijn brief aan dat wij niet de fout moeten maken om tegelijkertijd de markt van Nederlandse overheidsopdrachten te sluiten voor buitenlandse bedrijven. Dat zou ook volgens ons echt een heel verkeerde keuze zijn, want dan maak je je juist schuldig aan het protectionisme dat je zegt te willen bestrijden. «Oog om oog, tand om tand» werkt niet in Europa. Wij zullen echt het goede voorbeeld moeten geven. Om het beste jongetje van de klas te kunnen zijn is overigens wel lef nodig, want wie op kop loopt, heeft de wind in het gezicht. Dat moet dan maar. Doen wij het niet, dan staat straks iedereen stil.

Duurzaamheid. Mijn fractie zou graag zien dat Nederland in Europa en Europa in de wereld voorop lopen. Het is immers een doelstelling met verschillende snelheden. Hoe gaat de staatssecretaris hieraan concreet gestalte geven? Hoe gaat Nederland de green growth handen en voeten geven?

Niet-tarifaire belemmeringen: standaarden en productspecifieke regels. Het is duidelijk dat het wegnemen van dergelijke belemmeringen prioriteit moet krijgen. In onze handelsrelaties met grote landen als China, de VS en Japan zijn het misschien wel de grootste knelpunten. Kan de staatssecretaris mij zeggen of dergelijke knelpunten zich ook voordoen in Europa zelf? Ik vraag dat, omdat de staatssecretaris schrijft dat wij ons hieraan ook wel eens schuldig maken. Stuurt Nederland overigens aan op een bilateraal akkoord met Japan over het wegnemen van deze belemmeringen? Deelt de staatssecretaris ten slotte de opvatting dat «zeroing» als antidumpingmethode verboden moet worden?

De staatssecretaris schrijft dat Europa een sterkere rol krijgt in de internationale handel. Dat vraagt om een andere rol van Nederland en dus ook van de Tweede Kamer. Wij zijn blij met de oplettendheid op dit punt. Wij zijn overigens klaar voor het nemen van deze verantwoordelijkheid.

De heer Koppejan (CDA): Voorzitter. Ik constateer dat Nederland de komende jaren goed voort kan met de handelsagenda van de Europese Commissie voor de EU. Open internationale handelsverhoudingen zijn van cruciaal belang voor het economisch herstel van Nederland. Terecht kiest de Commissie voor handelsbeleid, waarbij het concurrentievermogen van het bedrijfsleven wordt vergroot en consumenten meer keuze krijgen tegen gunstiger prijzen.

Ook ontwikkelingslanden kunnen profiteren van internationale handel zonder protectionisme. Deze landen moeten dan wel de tijd en de mogelijkheden krijgen om zich aan te passen aan en toe te groeien naar een volwaardige positie op de wereldmarkt. Daarom steunt mijn fractie de herziening van het Algemeen Preferentieel Stelsel en het door de regering bepleite onderzoek naar de bijdrage van een aangepaste graduatie van landen en sectoren aan armoedereductie. Ook meer in het algemeen kan ik namens mijn fractie steun uitspreken voor het «aid for trade»-beleid.

Het CDA is een voorstander van een opener wereldmarkt. Wij begrijpen dat door de impasse binnen de WTO de mogelijkheid van bilaterale vrijhandelsakkoorden aan belang lijkt te winnen. Wij geven echter de voorkeur aan een nieuw WTO-akkoord boven bilaterale akkoorden. Non trade concerns dienen standaard deel uit te maken van bilaterale akkoorden. De effecten voor Europese en Nederlandse sectoren dienen in kaart te worden gebracht. Er mogen zich geen onevenredige effecten voordoen. Zijn in dit kader de effecten van een overeenkomst tussen de EU en Mercosur voor de landbouwsector en de gezinsbedrijven al in kaart gebracht, conform de motie-Koopmans/Snijder-Hazelhoff van maart jongstleden?

Of en hoe worden in bilaterale vrijhandelsakkoorden tussen de EU en andere landen en regio's de belangen op het gebied van milieu en mensenrechten gewaarborgd? Onlangs bracht een delegatie uit Colombia een bezoek aan de Tweede Kamer. Deze delegatie was niet erg positief over het vrijhandelsakkoord tussen de EU, Colombia en Peru. Ook mijn fractie is niet duidelijk op welke wijze het akkoord een concrete bijdrage kan leveren aan het verbeteren van de mensenrechtensituatie aldaar. Wij wensen dan ook dat dit akkoord wordt behandeld als een gemengd akkoord, zodat het ter ratificatie wordt voorgelegd aan de parlementen van de lidstaten.

Ik vind dat de kabinetsreactie op de mededeling van de Europese Commissie over de toekomst van de handelspolitiek doorschiet wanneer het kabinet de loftrompet steekt over de zegeningen van de vrije markt en verdergaande liberalisering. Alsof er onlangs geen wereldwijde krediet- en bankencrisis heeft plaatsgevonden! Dat is toch zeker ook een resultaat van die zo bejubelde vrije markt? Uiteindelijk moesten de particuliere banken worden gered door die zo verfoeide overheid. Als christendemocraat vind ik dat hier enige nuancering wel op zijn plaats is.

De regering schrijft in haar brief over de toekomst van de handelspolitiek dat het verder vrijmaken van de internationale handel op de korte termijn aanpassingskosten met zich meebrengt met grote consequenties voor werknemers en bedrijven. Terecht wordt opgemerkt dat het de taak van de overheid is om met scholing en sociaal en arbeidsmarktbeleid de helpende hand te bieden. Mijn fractie is het verder met de regering eens dat de langetermijndoelstelling gericht moet blijven op het verder openen van de markt. Het is dan ook een goede zaak dat in de mededeling van de Europese Commissie aandacht wordt besteed aan duurzame groei. Daarbij dient het echter niet alleen te gaan om duurzaamheid in enge zin, maar ook om maatschappelijk verantwoord ondernemen in brede zin. Dus naast duurzaamheid, ook doelstellingen gericht op mensenrechten, arbeidsomstandigheden en de bestrijding van kinderarbeid.

Niet-tarifaire belemmeringen dienen zo veel mogelijk weggenomen te worden. Vallen onder deze niet-tarifaire belemmeringen echter ook standaarden en certificaten op het gebied van duurzaamheid? Ik denk dan bijvoorbeeld aan certificaten en keurmerken op het gebied van eerlijke handel. De CDA-fractie vindt dat deze instrumenten in de praktijk zeer nuttig zijn. Voor de wereldgemeenschap is het juist goed om ook op het gebied van handel te streven naar gemeenschappelijk gedeelde waarden en normen voor duurzaamheid, eerlijke handel en mensenrechten.

De Doha-ronde van de WTO verkeert in een impasse, zo schrijven de bewindspersonen. Dat baart mijn fractie zorgen. Op 13 mei zullen de handelsministers moeten inventariseren hoe de EU de Doha-ronde vooruit kan helpen. Mijn fractie steunt de inzet van de Nederlandse regering om een zo actief mogelijke rol te vervullen bij het afronden van de Doha-ronde. Welke ideeën zullen de bewindspersonen op 13 mei inbrengen? Hoe groot is de kans dat er nog voor de zomer een ministeriële bijeenkomst wordt georganiseerd om politieke knopen door te hakken? Waar ligt op dit moment het grootste probleem? De leden van de CDA-fractie vragen speciale aandacht voor de noodzaak om te komen tot speciale antidumpingregelgeving. Zeker calculatiemethodes die bewust tot vertekende resultaten leiden, zouden verboden moeten worden.

De EU-top met Japan. Het lijkt de leden van de CDA-fractie voor de voorbereiding van de EU-Japantop van belang dat er nu eerst duidelijkheid komt over de vraag of Japan überhaupt wel bereid is om non-tarifaire handelsbelemmeringen weg te nemen. Bestaat er overigens al Europese overeenstemming over de inhoud van de free trade agreement met Japan?

De verordening voor overgangsarrangementen voor investeringbeschermingsovereenkomsen van lidstaten. Nederland heeft 98 van dit soort overeenkomsten afgesloten. De CDA-fractie steunt de inzet van de regering om te komen tot een vervangingssysteem in plaats van een autorisatiesysteem. Rechtszekerheid is hierbij van groot belang.

India. Het is belangrijk dat er nu snel een vrijhandelsakkoord met India wordt gesloten, waarin rekening wordt gehouden met duurzaamheids- en ontwikkelingsaspecten. Het is dan ook een goede zaak dat de Nederlandse regering inzet op een goed duurzaamheidshoofdstuk. Waar ligt het grootste probleem voor India bij de duurzaamheid? Hoeveel levert het vrijhandelsakkoord het Nederlandse bedrijfsleven op? Zijn er ook sectoren waar Nederland door dit akkoord met zwaardere concurrentie te maken krijgt?

Canada. Canada wenst zijn dienstenmarkt voor een aantal sectoren niet te openen. Gaat het daarbij om diensten waar juist Nederlandse bedrijven belangen hebben? Hoeveel gaat dit vrijhandelsakkoord het Nederlandse bedrijfsleven opleveren? Zijn er ook hier misschien Nederlandse sectoren die met zwaardere concurrentie te maken krijgen?

Voorzitter. Ik sluit af met het fiche inzake de gemeenschappelijke handelspolitiek. De CDA-fractie kan zich goed vinden in de positieve beoordeling van de regering van dit voorstel. Wij steunen de regering verder bij haar streven om die wijzigingsvoorstellen te schrappen die verder gaan dan strikt genomen noodzakelijk is om te voldoen aan de nieuwe horizontale regels voor gedelegeerde uitvoeringshandelingen.

Mevrouw Smeets (PvdA): Voorzitter. Het is een goede zaak dat wij vandaag in dit huis weer eens spreken over internationale handelspolitiek. Dat is lang geleden en ik hoop dat wij dit in de toekomst vaker zullen doen. Ik zal namens de PvdA-fractie twee grote thema's aan de orde stellen en verder nog wat losse vragen stellen naar aanleiding van de brieven.

De Doha-onderhandelingen. De PvdA-fractie is een voorstander van een ambitieus, gebalanceerd en volledig akkoord, waarin rekening wordt gehouden met de verschillende ontwikkelingsdimensies. De wereldhandel en dus het afbreken van handelsbarrières zijn voor de Nederlandse economie van groot belang. Wij betreuren het dat de onderhandelingen wederom in een impasse verkeren. De onderhandelingen lopen nu immers al tien jaar, zonder dat men veel is opgeschoten. Ik heb zelfs begrepen dat de mate van overeenstemming dezelfde is als in 2008 en dat betekent dat men nog niet eens halverwege is.

De EU speelt, zo schrijft de staatssecretaris, een bemiddelende rol. Haar invloed is echter beperkt. De staatssecretaris schrijft dat hij daarom tijdens de raad wil inventariseren hoe de EU deze WTO-ronde vooruit kan helpen. Hoe denkt de staatssecretaris dat te gaan doen? Heeft Nederland hierop eigenlijk wel substantiële invloed? Gaat het hierbij om zaken die Nederland überhaupt kan beïnvloeden? Moet Nederland niet proberen andere landen te mobiliseren om de impasse bij de Doha-onderhandelingen te helpen doorbreken? De PvdA-fractie wenst de staatssecretaris hierbij veel succes!

De woordvoerders van de fracties van de SP en het CDA hebben terecht iets gezegd over het vrijhandelsakkoord met Colombia. De onderhandelingen over dit akkoord zijn afgerond, maar de internationale vakbeweging en ruim tweehonderd internationale maatschappelijke organisaties hebben ons opgeroepen het verdrag niet te ratificeren. Ik heb zelf gesproken met een delegatie van de Colombiaanse vakbonden en ik kan de staatssecretaris zeggen dat ik daarvan – ik zeg het dan nog heel huiselijk – niet vrolijk ben geworden. Colombia zou bijvoorbeeld in gebreke blijven bij het naleven van de ILO-verdragen, bijvoorbeeld op het punt van vrijheid van vereniging en het recht op collectieve onderhandelingen. Verder is mij in dit gesprek eens te meer gebleken dat vakbondsactivisten worden onderdrukt en dat geweld tegen hen niet wordt bestraft. Er zouden zelfs vakbondsactivisten zijn vermoord!

In het vrijhandelsakkoord met Colombia ontbreekt een duidelijke inroepbare mensenrechtenclausule voor het geval van schendingen. Hieraan zal zeker iets moeten worden gedaan. Verder wil ik van de staatssecretaris klip en klaar horen of er nu wel of niet sprake is van een gemengd akkoord.

De heer Van Vliet (PVV): Ik begrijp waarom u stilstaat bij het vrijhandelsakkoord met Colombia. Maar hoe beoordeelt u de situatie in China? Ik durf wel te stellen dat dit land de grootste dictatuur ter wereld is en ik ben dan ook benieuwd of u parallellen ziet tussen deze twee landen. Geldt met andere woorden wat u over Colombia zegt ook voor een vrijhandelsakkoord met China?

Mevrouw Smeets (PvdA): Ik kan mij voorstellen dat er parallellen zijn. Een aantal zorgen die ik met de Colombiaanse delegatie heb besproken, zouden waarschijnlijk ook in een gesprek met een Chinese delegatie aan de orde kunnen komen. Wij spreken vandaag over Colombia, maar het is natuurlijk heel goed mogelijk om in een ander algemeen overleg over andere landen te spreken. De PvdA-fractie zal in ieder geval altijd proberen om die zaken aan de orde te stellen die naar ons oordeel aandacht behoeven. En daarbij horen zeer zeker de mensenrechten.

Voorzitter. Ik ga ervan uit dat het vrijhandelsakkoord met Colombia een gemengd akkoord is. De PvdA-fractie heeft daar namelijk sterk op aangedrongen. Als dit een juiste inschatting is, is de staatssecretaris dan ook bereid om het akkoord pas ter ratificatie aan de Tweede Kamer voor te leggen wanneer het zeker is dat er een inroepbare mensenrechtenclausule in het akkoord wordt opgenomen?

Ik hoop van harte dat de staatssecretaris in zijn beantwoording in eerste termijn uitdrukkelijk zal stilstaan bij Colombia. De SP-woordvoerder heeft al aangekondigd dat hij een motie gaat indienen. Ik kan dat begrijpen, want het is inderdaad belangrijk dat wij dit onderwerp vandaag op een goede manier met elkaar bespreken.

Mijn losse vragen. Er zijn al vragen gesteld over het Algemeen Preferentieel Stelsel. In zijn brief spreekt de staatssecretaris over 176 ontwikkelingslanden. Klopt dat aantal wel? Op welke manier probeert de regering het APS effectiever te maken? Aanvullend op de reeds gestelde vragen over de EU-Japantop hoor ik graag meer over het streven van de regering om aan het vrijhandelsakkoord een raamwerkakkoord toe te voegen over bredere politieke samenwerking. Waaraan moet ik dan precies denken?

Heeft de regering medestanders gevonden voor haar opvatting dat bij de investeringbeschermingsovereenkomsten rechtszekerheid voorop moet staan? Geldt dat ook voor de Nederlandse opvatting dat de door Nederland afgesproken investeringbeschermingsovereenkomsten pas buiten werking mogen worden gesteld wanneer de EU een dergelijke overeenkomst met het betreffende land heeft afgesproken?

Tot slot nog iets over het streven van de EU om te komen tot zowel multilaterale als bilaterale WTO-handelsakkoorden en -samenwerkingsverbanden. Staat dat niet haaks op elkaar? Staan afgesloten bilaterale akkoorden een integraal WTO-akkoord niet in de weg? Is een dergelijk tweesporenbeleid op de lange termijn wel houdbaar?

Sinds het Lissabonverdrag is handelsbeleid een communautaire bevoegdheid. De regering stelt in haar brieven dat meer dan vroeger inzicht in de eigen belangen nodig is voor een succesvol proactief beleid. Moet ik daaruit afleiden dat de greep van Nederland op het handelsbeleid kleiner is geworden? Wat is de stand van zaken rond de douaneregelgeving voor de handhaving van intellectuele eigendomsrechten aan de EU-grens? Gaat dit gepaard met inspecties van laptops en dergelijke?

Mevrouw Schaart (VVD): Voorzitter. Ik bedank de staatssecretaris voor alle mooie stukken.

Nederlanders zijn van nature handelaars en wij leven dan ook al eeuwen van de handel. Uit de cijfers van het trade report van de WTO blijkt dan ook weer dat wij het als klein landje hartstikke goed doen. Wij houden ons staande tussen China, de VS en Duitsland! Wij zijn het vijfde exportland ter wereld en het zevende importland! Daar mogen wij echt heel trots op zijn.

Internationale handel is de drijvende kracht achter onze economische groei. Een open economie is voor Nederland dan ook van het allergrootste belang. De VVD-fractie is blij dat de staatssecretaris dit belang onderkent. Een open economie met een vrije markt is in het belang van eenieder. Open economieën zijn namelijk welvarender dan protectionistische: consumenten hebben er meer keuze en de werkgelegenheid is er groter. Helaas leven wij in een tijd waarin het protectionisme zijn kop weer opsteekt, ook binnen de EU. De VVD-fractie is van mening dat er hard moet worden opgetreden tegen iedere vorm van protectionisme. Kan de staatssecretaris aangeven hoe het kabinet protectionisme bestrijdt, zowel binnen de EU als daarbuiten?

Duurzaamheid. Ik vraag aandacht voor de hoge duurzaamheidseisen die wij aan onze industrie stellen. Natuurlijk vindt ook de VVD-fractie duurzaamheid van het allergrootste belang, maar wij moeten niet doorschieten. Wij moeten ervoor waken dat wij onze concurrentiepositie schaden door te hoge duurzaamheidseisen te stellen. Ook voor dit soort regelgeving geldt dat deze op internationaal niveau moet worden vastgelegd.

Mevrouw Smeets (PvdA): De VVD-woordvoerster zegt dat de Nederlandse duurzaamheidseisen voor de industrie doorgeschoten zijn. Kan mevrouw Schaart daarvan een voorbeeld geven? Mijn fractie vindt helemaal niet dat Nederland doorschiet, maar als mevrouw Schaart de vinger echt op de zere plek weet te leggen, dan moeten wij het daar natuurlijk wel over hebben.

Mevrouw Schaart (VVD): Ik denk dan bijvoorbeeld aan de agrofoodsector. Ik heb met mevrouw Dikkers de WTO in Genève bezocht. Toen viel het mij weer eens op dat vaak juist de ontwikkelingslanden niet naar Nederland kunnen exporteren omdat wij van die hoge duurzaamheidseisen stellen. Het is overigens niet zozeer een Nederlands probleem als wel een westers probleem. Ik zou dan ook graag zien dat hieraan in internationaal verband aandacht wordt geschonken.

Mevrouw Smeets (PvdA): De Nederlandse duurzaamheidseisen zijn met andere woorden zo hoog dat ze nadelig uitwerken voor ontwikkelingslanden. Vat ik uw kritiek zo goed samen?

Mevrouw Schaart (VVD): Het is inderdaad lastig voor ontwikkelingslanden om hun producten naar Nederland te exporteren. Verder is het voor onze eigen industrie door deze eisen lastig om producten te exporteren. Mijn fractie is natuurlijk een voorstander van duurzaamheidseisen – het kan een sector ook helpen zich te onderscheiden – maar dan moet het wel worden gedaan in de vorm van zelfregulering. Ik wijs er verder nog maar eens nadrukkelijk op dat export juist voor de economische groei van ontwikkelingslanden essentieel is. Het leidt tot minder corruptie en minder mensenrechtenschendingen.

De heer Koppejan (CDA): Duurzaamheid hangt vaak nauw samen met volksgezondheid. Nederland stelt juist met het oog daarop eisen aan importproducten. Zo willen wij weten hoe de keten eruit ziet en hoe voedsel is geproduceerd. U wilt toch zeker niet de volksgezondheid in gevaar brengen ten bate van de vrijhandel?

Mevrouw Schaart (VVD): Zeker niet. Het gaat mij vooral om de kop op de Europese regelgeving voor duurzaamheid. Uiteraard mogen er nooit eisen worden afgezwakt als daardoor de volksgezondheid in gevaar komt.

De heer Koppejan (CDA): Bent u het dan met mij eens dat duurzaamheid en volksgezondheid samenhangen en dat de regels dus ook vaak bedoeld zijn om de volksgezondheid te beschermen? Deze regels zijn er toch zeker niet voor niets? Die regels zijn volgens mij gewoon nodig, wat natuurlijk niet betekent dat ik het niet betreur dat veel ontwikkelingslanden niet aan deze eisen kunnen voldoen.

Mevrouw Schaart (VVD): Wij moeten niet willen leven in een wereld waar angst en wantrouwen regeren. Natuurlijk moeten er goede internationale regels worden afgesproken, maar het gaat mij erom dat wij niet doorschieten. Producten en diensten die onze volksgezondheid in gevaar kunnen brengen, moeten aan regels worden gebonden, maar wel zonder dat wij daarbij doorschieten.

De heer Verhoeven (D66): D66 zou graag zien dat Nederland voorop loopt bij duurzaamheid. De VVD is blijkbaar bang dat dit leidt tot barrières voor zowel Nederlandse als buitenlandse bedrijven. Is de VVD alleen maar voor het bevorderen van duurzaamheid als volstrekt zeker is dat het tot geen enkele handelsbelemmering leidt?

Mevrouw Schaart (VVD): U kent de VVD toch wel een beetje? Juist bij ons staat duurzaamheid voorop. Het punt dat ik probeer te maken, is dat wij ons bedrijfsleven niet moeten opzadelen met onnodig hoge duurzaamheidseisen. Dat geldt zeker voor het mkb, want wij moeten zeker het mkb helpen hun producten te exporteren. En dat doen wij het beste door te zorgen voor een level playing field.

De heer Verhoeven (D66): Dat ben ik met u eens, maar in uw visie betekent dat dat alle landen op het laagste duurzaamheidsniveau moeten gaan zitten. Dat is immers de beste garantie dat er sprake is van een level playing field. Dat is niet onze visie, want wij zouden graag zien dat er hogere eisen worden gesteld aan bedrijven die daaraan kunnen voldoen, bijvoorbeeld westerse bedrijven.

Mevrouw Schaart (VVD): Als rechtgeaard liberaal zie ik hier geen rol weggelegd voor de overheid. Het bedrijfsleven kan dat onderscheid heel goed zelf maken. Met andere woorden: als een bedrijf zich wil onderscheiden met een hoge duurzaamheids- en aaibaarheidsfactor, dan moet het dat vooral doen. Bedrijven moeten echter zelf uitmaken of ze dat wel of niet willen.

De heer Irrgang (SP): Het zou ons misschien helpen mevrouw Schaart te begrijpen als zij een voorbeeld zou geven. In Nederland mag geen DDT meer worden gebruikt en ik kan mij niet voorstellen dat dit verbod volgens haar moet verdwijnen omdat er landen zijn waar DDT nog wel is toegestaan. Het lijkt mij in ieder geval geen verstandig idee om bedrijven zelf te laten beslissen of ze dit middel wel of niet gebruiken.

Mevrouw Schaart (VVD): Ik ben niet op de hoogte van alle ins and outs van DDT, maar ik heb al gezegd dat ik er absoluut op tegen ben dat er eisen worden versoepeld die de volksgezondheid in gevaar brengen. Wij mogen natuurlijk niet onnodig risico's gaan lopen. Daarom vind ik ook dat er in internationaal verband eisen mogen worden gesteld aan producten en diensten, maar wij moeten er daarbij wel voor waken dat wij doorschieten door in eigen land te zware eisen te stellen. Met andere woorden: duurzaamheidseisen mogen als daardoor het level playing field maar niet in gevaar wordt gebracht. Wij moeten ons eigen bedrijfsleven niet onnodig benadelen omdat wij andere landen zouden moeten helpen omdat die zieliger zijn.

Voorzitter. Handelsakkoorden zijn het middel bij uitstek om markten te openen. De VVD-fractie vindt het dan ook, net als sommige andere fracties, een slechte zaak dat de Doha-onderhandelingen nog steeds niet tot een akkoord hebben geleid. Er lijkt nu zelfs sprake te zijn van een impasse en dat is echt een slechte zaak, want het economische belang van een Doha-akkoord is enorm groot. In de brief van de staatssecretaris staat niet voor niets dat het tot een welvaartswinst kan leiden van 100 mld. per jaar! De VVD-fractie is dan ook blij dat het kabinet zich inzet voor de spoedige afronding van de onderhandelingen. Kan de staatssecretaris aangeven op welke wijze Nederland dat probeert te doen?

De VVD-fractie vindt het van belang dat Nederland niet stil blijft zitten totdat er een nieuw akkoord is. Dat kan immers nog maanden of jaren duren. Wij moeten op zoek naar andere middelen om de wereldmarkt open te breken. Mijn fractie steunt daarbij het uitgangspunt van het kabinet dat multilaterale overeenkomsten de voorkeur verdienen boven bilaterale overeenkomsten. Wij kunnen er verder mee instemmen dat bij het sluiten van bilaterale overeenkomsten aandacht wordt geschonken aan de mogelijkheid om die in de toekomst op te laten gaan in een multilaterale overeenkomst. Kan de staatssecretaris zegen wat de stand van zaken is bij de onderhandelingen met Mercosur?

Ten slotte vraag ik aandacht voor de grondstoffenschaarste. Het is een goede zaak dat de Commissie het strategische belang van bepaalde grondstoffen erkent. Het lijkt er echter op dat Europa desondanks de boot mist. China gooit namelijk zijn grenzen dicht en koopt ook nog eens grote hoeveelheden grondstoffen op in Afrika. Als wij van Nederland een land willen maken met een technologisch hoogwaardige en innovatieve industrie is het echter van het grootste belang dat wij de toegang tot grondstoffen veiligstellen. Eerder heeft het kabinet aangegeven dat het werkt aan beleid voor het opvangen van de grondstoffenschaarste. Kan de staatssecretaris mij zeggen of wij zijn beleid hiervoor nog voor het zomerreces in de Kamer kunnen behandelen? Kan hij ten slotte een tipje van de sluier oplichten over de inhoud van dat beleid?

De voorzitter: Ik stel voor dat wij ons in de termijn van de staatssecretaris beperken tot twee interrupties. Ik zie dat u daarmee akkoord bent.

Staatssecretaris Bleker: Voorzitter. Meerdere leden van de Kamer hebben opgemerkt dat het laatste algemeen overleg over buitenlandse handel lang geleden heeft plaatsgevonden. Ik ben in de recente parlementaire geschiedenis gedoken en ik kan u melden dat het laatste overleg over dit onderwerp bijna een jaar geleden heeft plaatsgevonden. Toen zat hier Maria Van der Hoeven, minister in een demissionair kabinet. Dat is lang geleden en bovendien is het voor mij de eerste keer dat ik met de Kamer mag spreken als staatssecretaris van buitenlandse handel.

Een geloofsbelijdenis: ik denk dat Nederland en de wereld ontzettend veel baat hebben bij eerlijke vrijhandel. Tegen de heren Irrgang en Koppejan zeg ik nadrukkelijk dat ik de gedachte niet onderschrijf dat alleen ongeclausuleerde vrijhandel ons het heil kan brengen. Dat is ook de reden dat het zo goed is dat wij beschikken over de WTO en dat wij bilaterale handelsverdragen kunnen gebruiken om de vrijhandel te ordenen. Wij kunnen deze verdragen immers voorzien van begeleidende condities op het punt van mensenrechten, kinderarbeid, dwangarbeid, vrijheid van vakvereniging en duurzaamheid. De regering heeft een voorkeur voor afspraken in WTO-verband, omdat aan die onderhandelingen nagenoeg alle landen, 153 landen zijn lid van de WTO, deelnemen. Dus ook de arme en de armste landen. Nederland wil het APS toegankelijker en flexibeler maken, omdat het juist de armste landen mogelijkheden biedt om hun kansen op de wereldmarkt te verzilveren.

Ik ben een voorstander van vrijhandel binnen bovengenoemd raamwerk. Ik ben dus zeker geen aanhanger van de absolute, bikkelharde leer dat vrijhandel, zelfs ongeclausuleerd en ongeordend, de mensheid louter voorspoed brengt. Het zal duidelijk zijn wat het Nederlandse vertrekpunt is en de Kamer zal dan ook begrijpen waarom ik binnen mijn beleid altijd oog zal hebben voor de gevolgen voor de meest kwetsbare landen. Tegelijkertijd is het mijns inziens gerechtvaardigd dat ik ook oog heb voor de sectoren in ons eigen land die onder druk kunnen komen te staan. Ik zal dan ook steeds afwegen of het gerechtvaardigd is om voor defensieve en offensieve belangen van Nederland op te komen. Zoals Italië opkomt voor zijn auto-industrie, is het gerechtvaardigd dat wij opkomen voor ons aangelegen belangen.

De heer Van Vliet vroeg hoe het Algemeen Preferentieel Stelsel zich verhoudt tot het level playing field. Ik denk dat wij daar realistisch mee om moeten gaan. Het draait bij het APS om rechten, voorkeuren en privileges voor landen die op heel grote afstand staan van de moderne westerse economieën en de opkomende Aziatische economieën. Die afstand is zo groot dat, zelfs als wij ze alle mogelijke privileges zouden geven, een verstoring van het level playing field vanuit ons perspectief nauwelijks aan de orde is. Als wij die landen meer toegang geven tot onze economieën, dan mogen wij hopen dat dit die landen helpt om hun economieën op gang te brengen, maar het zal echt geen essentiële aantasting zijn van het level playing field.

Hoe staat het er met de Doha-onderhandelingen voor? Dat weet ik niet precies. Overmorgen ontvangen de WTO-leden een tussenrapportage en dan weten wij meer. Het lijkt er echter op – zie ook de brief van minister Verhagen en mij – dat het zeer onzeker is dat men nog dit jaar een echte stap voorwaarts zet. Wat is daarvan de achtergrond? Iedereen die de publicaties bijhoudt, zal het duidelijk zijn: dat is in zeer belangrijke mate de verhouding tussen de Verenigde Staten en China. Het is dan ook onze taxatie dat als het niet lukt om nog dit jaar een stap voorwaarts te zeggen, dat volgend jaar ook niet zal gebeuren. In 2012 zijn er in de Verenigde Staten immers verkiezingen.

Wat kunnen Nederland en de Europese Unie doen om de impasse in de onderhandelingen te doorbreken? Laat ik beginnen met de Europese Unie. Het is de mening van de regering dat de Europese Unie juist in deze fase van de onderhandelingen een voortrekkersrol moet vervullen. De EU zal de Verenigde Staten en China duidelijk moeten maken dat er nu echt een stap vooruit moet worden gezet. Nederland zal daarom binnen de Europese Unie aandringen op een aanpak die de impasse kan helpen doorbreken. Europa moet daartoe het initiatief nemen. Ik zal daarvoor pleiten binnen de Europese Unie en dat roept onmiddellijk de vraag op hoe groot de invloed van Nederland is. Ik kan het niet mooier maken dan het is en dat is dat Nederland niet meer kan doen dat telkens weer dit pleidooi herhalen. Wij kunnen de premier, de minister van Buitenlandse Zaken of de vicepremier natuurlijk naar de Verenigde Staten of China sturen, maar dat heeft echt alleen effect als dat gebeurt in het kader van de inspanningen van de Europese Unie.

De heer Verhoeven (D66): Hoe eensgezind is Europa?

Staatssecretaris Bleker: Tot nu bestond er binnen Europa consensus over de opvatting dat Europa baat heeft bij een succesvolle afronding van de Doha-ronde.

De heer Verhoeven (D66): Een gesloten vraag, omdat de staatssecretaris die heel kort kan beantwoorden. Is er bij dit onderwerp een tegenstelling tussen landen die zich terughoudend willen opstellen en landen die willen dat Europa zich krachtdadig opstelt? Bij de octrooidiscussie is er sprake van achterblijvers. Dat is hier niet het geval?

Staatssecretaris Bleker: Bij Doha is dat niet het geval. Dat ligt anders bij de discussie over de wenselijkheid van bilaterale handelsakkoorden met Japan. Daarover bestaat namelijk veel minder eensgezindheid, maar dat heeft met specifieke belangen van landen te maken.

Voorzitter. Het heeft dus de nadrukkelijke voorkeur van de regering dat er in de Doha-onderhandelingen een stap voorwaarts wordt gezet. Wij worden daartoe overigens ook aangespoord door grote bedrijven die in Nederland zijn gevestigd. Maar wat kunnen wij doen als het onverhoopt misloopt? In de eerste plaats zullen de hoofdrolspelers – de VS, China, EU, Brazilië en India – een uiterste inspanning moeten leveren. Als dat niet lukt, komen bilaterale handelsverdragen in beeld. Die hebben een groot nadeel en dat is dat het aantal deelnemers veel kleiner is en dat de ontwikkelingslanden daarvan in generieke zin minder kunnen profiteren. Ten slotte is het controle- en sanctiesysteem dan minder geperfectioneerd. Ondanks deze bezwaren zal de EU doorgaan met de voorbereiding van grote bilaterale afspraken met landen als India en Japan. Die akkoorden zullen wat Nederland betreft zo moeten worden ingericht dat ze op enig moment kunnen worden geïntegreerd in een alsnog te bereiken WTO-akkoord.

Komt een mislukking van Doha neer op het einde van het multilaterale systeem? Het is in ieder geval een forse klap voor onze ambities, maar het is niet het einde. Het is een tik, een vervelende tik als het zou mislukken, maar niet het einde.

Mevrouw Smeets vroeg of bilaterale akkoorden multilaterale akkoorden in de weg staan. Daarop ben ik reeds ingegaan. Dat hangt mede af van de inhoud van de akkoorden. Goede bilaterale akkoorden hoeven dat niet te doen.

Voorzitter. Tot zover mijn algemene inleiding en de vragen over Doha. Ik zal hierna ingaan op het Algemeen Preferentieel stelsel, Colombia, India, Canada, de IBO's en Japan. Ik sluit vervolgens af met de beantwoording van een aantal losse vragen.

Het Algemeen Preferentieel Stelsel. De inzet van Nederland is gericht op het vergroten van de effectiviteit en de flexibiliteit van het stelsel door toetreding op meerdere momenten mogelijk te maken. Mevrouw Smeets heeft verder goed gezien dat het aantal van 173 landen dubbeltellingen bevat, doordat sommige landen lid zijn van meerdere componenten.

Op de vraag van de heer Van Vliet over het level playing field ben ik reeds ingegaan.

De heer Van Vliet (PVV): Ik ben net als de staatsecretaris een realist. Ik begrijp dan ook waarom hij zegt dat die landen bij lange na ons niveau niet hebben. Ik vraag mij echter wel af of voorzien is een correctiemechanisme voor het geval dat een land wel opgenomen wordt in de vaart der volkeren.

Staatssecretaris Bleker: Een land zit niet voor eeuwig in het Algemeen Preferentieel Stelsel. Er zijn criteria aan de hand waarvan wordt bepaald of een land tot de categorie «armste landen» behoort. Als een land niet meer aan die criteria voldoet, kan het niet langer deelnemen aan het APS. Onlangs heb ik Vietnam bezocht en dat is een land waar het gemiddelde inkomen per hoofd van de bevolking zich zo sterk heeft ontwikkeld dat het in een andere categorie valt. Dit land kan dus niet meer gebruikmaken van de rechten van het APS.

De heer Irrgang sprak over de oorsprongregels. Die zijn inderdaad van groot belang voor de praktijk van het APS. Recentelijk zijn de EU-oorsprongregels herzien voor de sectoren textiel en visserij, waardoor ze nu flexibeler zijn. Verder zijn de mogelijkheden voor cumulatie verruimd. Al met al hebben wij hier een stap in de goede richting gezet.

Colombia. Het verdrag met dit land is wat de regering betreft een gemengd verdrag dat aan het parlement voorgelegd behoort te worden. Niet alleen Nederland, maar ook andere lidstaten zijn die mening toegedaan. Over het karakter van het verdrag is echter nog geen overeenstemming bereikt. Onze inzet is dus duidelijk, maar of de EU ons gaat volgen, ligt in de schoot der toekomst verborgen.

Mevrouw Smeets (PvdA): Hoe groot is de kans dat hierover overeenstemming wordt bereikt?

Staatssecretaris Bleker: Die kans is behoorlijk groot, maar het is geen zekerheid. Nederland staat niet alleen, want er zijn meerdere belangrijke lidstaten die dezelfde stelling hebben betrokken.

Mevrouw Smeets (PvdA): Een grote kans, maar geen zekerheid. Binnen welk tijdsbestek kunt u hierover uitsluitsel geven?

Staatssecretaris Bleker: Ik verwacht dat hierover in juni of juli meer duidelijkheid is.

Voorzitter. De heer Koppejan, mevrouw Smeets en de heer Irrgang hebben gesproken over het vrijhandelsakkoord met Colombia en Peru. Er dienen goede clausules over mensenrechten, arbeidsrechten en duurzaamheid opgenomen te worden in het akkoord en de daaraan verbonden verklaring. Verder zal de naleving van deze clausules gegarandeerd moeten worden. Het akkoord bevat een duurzaamheidshoofdstuk, waarin expliciet wordt verwezen naar VN-conventies, bijvoorbeeld de essentiële ILO-conventies waarin de fundamentele arbeidsnormen en -rechten zijn vastgelegd. Het akkoord voorziet verder in een comité dat toeziet op de implementatie van deze conventies. Het comité zal hierover jaarlijks een dialoog organiseren met het maatschappelijk middenveld. Ook voorziet het akkoord in een dialoog tussen de verdragspartijen voor het geval het vermoeden rijst dat er sprake is van een probleem op het gebied van een van de conventies. Wanneer de uitkomst van deze dialoog onbevredigend is, kan een panel van onafhankelijke experts bijeen worden geroepen. Het panel rapporteert vervolgens over het probleem, waarna naar aanleiding van dit rapport passende maatregelen worden getroffen. Ten slotte is in het akkoord een verwijzing naar de essentiële clausules over mensenrechten opgenomen.

Mede op aandringen van mijn voorgangers en mij is er voorzien in een harde koppeling tussen de handelsvoordelen van het akkoord en de mensenrechten. Ingeval van ernstige mensenrechtenschendingen kunnen het verdrag en dus ook alle voordelen van het verdrag per direct worden opgeschort. Ik begrijp de zorgen die de vakbondsvertegenwoordigers tegen verschillende Kamerleden hebben geuit, maar voor zover wij het nu kunnen beoordelen zouden die door het akkoord in belangrijke mate weggenomen moeten zijn. Ik voeg daar wel aan toe dat wij niet naïef zijn, want wat op papier goed is geregeld, functioneert in de praktijk niet altijd even goed. Het is daarom van belang dat het comité dat toeziet op de implementatie geen tandeloos «cluppie» wordt.

India. Ik heb het grote genoegen om dit land over enkele weken met een handelsmissie te mogen bezoeken. Ik spreek misschien enigszins onderkoeld over het onderwerp «buitenlandse handel en handelspolitiek», maar dat is schijn. Ik was op 14 oktober enigszins verrast dat ik staatssecretaris mocht worden en dan nog wel de staatssecretaris van buitenlandse handel. Ik ben namelijk helemaal geen reislustig type! Nu ik een aantal keer op pad ben geweest voor Nederland en voor het Nederlandse bedrijfsleven – Turkije, Polen en Vietnam – ben ik echter zo enthousiast geworden over dit soort reizen dat de Kamer het ergste moet vrezen voor mijn reisagenda voor de komende twee jaar.

Ik ben zeker ook zo enthousiast geworden door wat ik van ons bedrijfsleven heb mogen zien. Het is zeer internationaal georiënteerd, ook het midden- en kleinbedrijf. Zo ben ik zeer onder de indruk geraakt van wat het midden- en kleinbedrijf allemaal in Polen doet. Overigens ziet het mkb ook allerlei mogelijkheden voor participaties en investeringen in Vietnam. Verder heb ik met name in Vietnam met eigen ogen kunnen zien wat de aanwezigheid van Nederlandse bedrijven betekent voor de arbeidsomstandigheden en dus voor de mensen in Vietnam zelf. Daar gaat echt een heel goede impuls van uit.

Ik dacht vroeger al snel: bedrijven redden zich in het buitenland zelf wel. Dat is ook wel zo, maar in sommige landen is de overheid zo belangrijk dat het zeer nuttig is dat wij samen met het bedrijfsleven op pad gaan. En inderdaad: je voelt je dan ook een beetje handelsreiziger voor het Nederlandse bedrijfsleven, maar dan wel een handelsreiziger met idealen!

Tot zover de persoonlijke ontboezemingen, nu iets over India. Ik bezoek dit land binnenkort, een belangrijke groeimarkt voor ons bedrijfsleven. India is essentieel voor de concurrentiepositie van de Europese Unie en dus ook voor Nederland. En dat maakt het heel belangrijk dat wij een handelsakkoord met India sluiten.

Nederlandse bedrijven die grote belangen hebben in India, moeten gezocht worden in de logistiek en het transport, bijvoorbeeld TNT. Dat de Indiase postmarkt wordt geopend, is dan ook belangrijk voor Nederland. Andersom geldt dat het voor India belangrijk is dat de Europese textiel- en kledingmarkt voor zijn producten wordt geopend. Als die markt wordt geopend, moet het zelfs mogelijk zijn dat India voor ongeveer 3,5 mld. extra naar de Europese Unie gaat exporteren.

De heer Voordewind heeft een motie ingediend en aangenomen gekregen, waarin wordt aangedrongen op goede duurzaamheidsafspraken met India. Daarop zit het op dit moment vast. Het zit niet vast op een specifiek punt als kinderarbeid of meer in het algemeen de mensenrechten, maar op de bereidheid van India om überhaupt in een vrijhandelsakkoord afspraken te maken over andere zaken dan handel. Voor India is het echt een heel grote stap om een akkoord te ondertekenen met niet alleen afspraken over vrijhandel, maar ook met essentiële politieke clausules. Tot nu toe weigert India dan ook om te onderhandelen over een politiek akkoord.

Voor India heeft de term «politieke clausule» een sterk negatieve connotatie. Onze verschillen van inzicht hierover zullen wij op de een of andere manier moeten overbruggen. Dat vergt maatwerk en diplomatie. Het heeft in ieder geval geen zin om hoog van de toren te blazen wanneer je met India rond de tafel zit. Overigens laat dat onverlet dat wij ernaar streven dat het doel van de politieke clausules wordt verankerd. Daarvoor zijn de mensenrechten en een aantal andere politieke punten ons te belangrijk. De eerlijkheid gebiedt mij echter te zeggen dat het voor India een heel grote stap is om dat principe überhaupt te accepteren.

Voor zowel India als de EU heeft een akkoord grote economische voordelen. Wat ons betreft kan er echter niet worden volstaan met een puur zakelijk akkoord en daarop zitten de onderhandelingen op dit moment vast. Ik geloof dat ik hiermee heb aangegeven wat de kern van de problematiek met India is.

De heer Irrgang (SP): Het is een misschien een overbodige vraag omdat de onderhandelingen kennelijk vastzitten, maar kan de staatssecretaris ingaan op de snoeiharde kritiek van de European Economic and Social Committee? Die kritiek komt erop neer dat er helemaal geen impact assessement is opgesteld van de gevolgen voor de informele sector. Maar die sector beslaat wel 90% van de Indiase economie!

Staatssecretaris Bleker: Het lijkt mij een begrijpelijke wens dat in beeld wordt gebracht wat het akkoord betekent voor de reële economie, dus zowel voor de formele als de informele economie. De duurzaamheidseffectanalyse van de Europese Unie dient dan ook de gevolgen voor de lokale sectoren in India in beeld te brengen. Het kan namelijk niet zo zijn dat er een akkoord tot stand komt dat een stap voorwaarts is voor de grote formele economische sectoren in Europa en India, maar de kleine boeren en ondernemers, de informele economie, terugwerpt. Nederland zal daar in de verdere onderhandelingen goed op letten.

De heer Irrgang (SP): Wat de staatssecretaris zegt, spreekt mij aan, maar die Europese SER zegt volgens mij met zoveel woorden dat de onderhandelingen opgeschort moeten worden, totdat de impact assessment gereed is. Het is niet mals wat men zegt: er zouden als gevolg van dit akkoord zelfs mensenrechtenschendingen worden gepleegd. Deelt de staatssecretaris deze kritiek en is hij met mij van mening dat de onderhandelingen pas mogen worden voortgezet als de assessment er ligt?

Staatssecretaris Bleker: Ik vind het te vroeg om te zeggen dat de regering de kritiek en de onderliggende analyse deelt. Daarvoor heb ik hierop nog niet voldoende zicht. Dat laat onverlet dat ik dit soort aspecten zeer serieus neem. Al met al vind ik het echter nog te vroeg om de besprekingen op te schorten, want wij kunnen aan die besprekingen ook onderwerpen toevoegen die voortvloeien uit de kritiek in het rapport waarnaar de heer Irrgang verwijst.

Voorzitter. Canada. De heer Koppejan vroeg of wij baat hebben bij een akkoord met Canada. Dat hebben wij absoluut! Het Nederlandse bedrijfsleven krijgt dan namelijk dezelfde positie op de Canadese markt als het Amerikaanse bedrijfsleven. Wij kunnen heel veel op het gebied van ICT, diensten en transport wat de Amerikanen nu al doen. Wij kunnen het soms zelfs beter! Als wij toegang zouden krijgen tot de Canadese markt, zou dat een stevige plus zijn voor onze dienstenhandel en onze export. Ik heb de cijfers voor mij, cijfers die ik gisteren in het vooroverleg heb besproken. Men zei mij toen namelijk: het heil komt uiteindelijk van vrijhandel; kijk maar naar de getallen. Mijn reactie daarop was: dat soort exacte cijfers zegt niet alles, want er is meer in de wereld dan dat. Ik zal die getallen dus niet noemen, maar ik kan de leden wel zeggen: het zijn mooie bedragen.

De heer Irrgang (SP): Wat bedoelt de staatssecretaris toch met «vooroverleg»?

Staatssecretaris Bleker: U zoekt daar ten onrechte iets achter, want het gaat om overleg met mijn ambtenaren.

De heer Irrgang (SP): Oh, ik dacht even dat u met de heer Koppejan had overlegd!

De heer Koppejan (CDA): Hij krijgt inderdaad wel eens een boodschappenlijstje van mij mee!

Staatssecretaris Bleker: Nee, nee, zo gaat dat niet. Ik probeer in dat vooroverleg na te gaan wat in een algemeen overleg gezegd zou kunnen worden. Ik probeer mij dan met andere woorden te verplaatsen in de leden. Niets geheimzinnigs dus!

De heer Koppejan (CDA): Ik heb gehoord dat Canada bepaalde sectoren van zijn dienstenmarkt niet zou willen openen. Gaat het daarbij om sectoren die kansrijk zijn voor Nederlandse bedrijven?

Staatssecretaris Bleker: Ja, financiële diensten en post- en koeriersdiensten.

De heer Verhoeven (D66): Wat doet Nederland om Canada te bewegen zijn financiële markten en zijn postmarkt toch te openen?

Staatssecretaris Bleker: Een goede vraag. Wij benadrukken bij de Unie dat een goed akkoord met Canada op dit punt veel verder moet gaan dan waartoe Canada op dit moment bereid is.

De heer Verhoeven (D66): Het is mogelijk dat Canada zegt: een vrijhandelsakkoord kunnen jullie krijgen, maar dan wel zonder deze markten. Wat doen wij dan? Sluiten wij op onze beurt dan voor Canadese bedrijven belangrijke markten?

Staatssecretaris Bleker: Volgens mij behoort dat niet tot de mogelijkheden. Ik ga er voorlopig van uit dat het Nederland samen met andere Europese landen gaat lukken om Canada meer ruimte te laten bieden. Voor alle duidelijkheid: ik ben niet bereid om vooruit te lopen op de situatie dat dit niet lukt.

Voorzitter. Investeringbeschermingsovereenkomsten zijn voor Nederland heel belangrijk. Toekomstige Europese IBO's moeten wat ons betreft dan ook ambitieus zijn. De door Nederland afgesloten IBO's zijn dat zeker. Wij hebben er overigens 98 afgesloten. Op zichzelf is er brede steun voor onze voorkeur om te komen tot een vervangingssysteem. Dat biedt rechtszekerheid, iets wat voor bedrijven onnoemelijk belangrijk is. Men meldt mij dat op elke handelsmissie die ik tot nu toe heb mogen leiden. Niets is beroerder voor een bedrijf dan onzekerheid en onduidelijkheid. Men heeft nog liever «negatieve duidelijkheid», dan voortdurende onduidelijkheid. Met een vervangingssysteem kunnen wij die duidelijkheid waarborgen en daarom heeft een dergelijk systeem onze voorkeur. Ook in de toekomstige IBO's zullen de rechten en plichten van investeerders een goede plek moeten krijgen.

Voorzitter. Japan. Japan moet natuurlijk wel laten zien dat het met ons zaken wil doen bij het slechten van de non-trade barriers. Daar zit het op vast. Zonder die bereidheid van Japan is echte vooruitgang niet mogelijk. Overigens gaat het soms om heel knullige dingen, bijvoorbeeld de eis dat men medische apparatuur op een specifieke manier verpakt. Het gaat dan echt niet meer om het product zelf; het zijn oneigenlijke eisen. Ik moet daar voor de eerlijkheid wel aan toevoegen dat Europa er ook wat van kan. Zo heeft Europa 17 jaar nodig gehad om de eisen voor het maximumlawaai van grasmaaiers te harmoniseren! Ook een mooie staaltje van een non-tarifaire barrière.

De voorzitter: Dat dit lawaai is gemaximeerd, heb ik het afgelopen weekend niet kunnen merken.

Staatssecretaris Bleker: Ze maakten weer eens veel lawaai? Het was zeker de buurman? Ik hoor zelf de grasmaaier van mijn buurman ook veel beter dan mijn eigen grasmaaier.

Voorzitter. Dan nu de losse vragen. Ik begin met de vraag van mevrouw Schaart over de toegang tot grondstoffen. Wat gaat Nederland doen aan de Chinese exportbescherming van zeldzame materialen? Wij houden de situatie nauwlettend in de gaten. Wij spreken er China ook op aan. Dit punt zal de heer Verhagen zeker aan de orde stellen tijdens zijn bezoek aan China, een bezoek dat binnenkort zal plaatsvinden.

De WTO staat exportbeperkingen toe als een land die instelt om zijn natuurlijke hulpbronnen te conserveren. Dit argument mag echter niet worden gebruikt om de eigen binnenlandse industrie te beschermen. Daartussen zal een balans moeten worden gevonden. Onrechtmatige exportbeperkingen kunnen bij de WTO worden aangekaart. De Europese Commissie verzamelt op dit moment informatie voor haar onderzoek naar de mogelijkheden om een zaak aanhangig te maken bij de WTO.

Mevrouw Schaart (VVD): Minister Rosenthal heeft in een ander debat aangegeven dat de regering werkt aan beleid. Wanneer komt een brief daarover naar de Kamer?

Staatssecretaris Bleker: Die brief komt nog voor de zomer naar de Kamer.

Voorzitter. Hoe staat het met de uitvoering van de motie-Nicolaï /Ormel over de grondstoffenstrategie? Die vraag heb ik inmiddels beantwoord.

Wat is de stand van zaken rond Mercosur. De vijfde onderhandelingsronde zal van 2 tot 6 mei plaatsvinden. Er ligt geen concreet tariefaanbod voor. De regering verwacht positieve effecten van dit akkoord voor de Nederlandse economie. In een brief aan de Landbouwraad hebben wij overigens aangeven dat men in het eindakkoord oog dient te hebben voor de defensieve en offensieve belangen van de Nederlandse landbouwsector.

Wat doet Nederland om protectionisme tegen te gaan? Concrete problemen worden door Nederland zowel bilateraal als via de markttoegangsstrategie van de EU en via onze economische diplomatie aangepakt. Voorheen werkten wij hierbij overigens ook samen in het kader van de G20. In dit verband zijn er vragen gesteld over het midden- en kleinbedrijf en dan in het bijzonder over binnen-Europese belemmeringen. Die zijn er inderdaad ook! Het gaat daarbij vaak om kleine belemmeringen, maar wel om belemmeringen die heel vervelend uitpakken voor bedrijven. Ik heb daar recentelijk nog voorbeelden van gezien in Polen, waar er onder meer problemen waren met de aanbestedingsmethodiek. Die problemen worden door de ambassade en soms op ministerieel niveau aangekaart.

Wat levert een hoofdstuk over duurzame onderhandeling in een vrijhandelsakkoord in de praktijk op? Het levert wel degelijk wat op, want de koppeling tussen duurzaamheid en handel is van groot belang. De heer Verhoeven maakte hier terecht een opmerking over. Wij beschrijven in dergelijke hoofdstukken overigens niet alleen onze wensen, maar ook de manier waarop wij de gemaakte afspraken controleren. Die hoofdstukken zijn dus wel degelijk belangrijk.

Het antidumpingsverbod en zeroing? Ja.

De heer Verhoeven vroeg of het mkb een eerlijke kans krijgt bij de export naar Europa en de rest van de wereld. Op die vraag ben ik ingegaan. Ik kan daar nog aan toevoegen dat wij proberen om het mkb te activeren en met ons op te laten trekken bij handelsmissies. Soms leidt dat tot heel interessante successen in verre landen.

De toegang van het buitenland tot overheidsaanbestedingen. Wat is de Nederlandse inzet daarbij? Die aanbestedingsmarkten zijn echt van erg groot belang, want in heel veel landen zijn de overheidsaanbestedingsmarkten heel groot. Het is dan ook essentieel dat het in de akkoorden goed wordt geregeld, niet alleen formeel, maar ook in de praktijk. Die markten moeten met andere woorden echt transparant worden voor bedrijven, uit welk land die bedrijven ook afkomstig zijn.

Het level playing field voor het mkb. Ik heb al aangegeven dat ik het belang daarvan onderschrijf. De economische diplomatie van onze ambassades is daarvoor van groot belang. Ik ken veel praktijkvoorbeelden van mkb-bedrijven die heel positief zijn over de ondersteuning die zij ter plekken van de economische functionarissen van de ambassades krijgen.

Mevrouw Smeets vroeg of de greep van Nederland op het internationale handelsbeleid is afgenomen door de Europese bevoegdheden. Het is waar dat de bevoegdheden in de loop der jaren over meer organen verdeeld zijn, bijvoorbeeld het Europees Parlement. Verder zijn er inmiddels 27 lidstaten en zijn de tegenspelers van Europa veel krachtiger geworden. Wij hebben grote belangen, maar desondanks moet wij nuchter durven onderkennen dat wij inmiddels een andere machtspositie hebben.

De handhaving van intellectueel eigendom aan de Europese grens. Dat is inderdaad een lastig punt. Wij hebben het ACTA-verdrag, maar dat verdrag bepaalt zeker niet dat de inhoud van laptops, iPads en iFones aan de grens mogen worden gecontroleerd. Het is wel een punt van aanhoudende zorg.

De heer Irrgang (SP): Voorzitter. Ik heb met belangstelling kennis genomen van de geloofsbelijdenis van de staatssecretaris: eerlijke vrijhandel en niet de absolute, bikkelharde leer van de vrijhandel. Het geeft mij toch de indruk dat dit kabinet hierover op een iets andere toon spreekt en dat waardeer ik, ook al zal de praktijk moeten laten zien wat het waard is.

Colombia. Het is goed om te horen dat de staatssecretaris inzet op een gemengd verdrag. Ik heb nog wel een vraag: het is toch zeker niet de bedoeling dat het deel van het verdrag dat betrekking heeft op handel in werking voordat het hele verdrag is geratificeerd? Als dat wel zo is, dan zou dat slecht aansluiten bij wat er is gezegd over mensenrechtenschendingen en het systeem dat dit moet voorkomen.

India. De minister reageert wat voorzichtig op de vragen. Ik zou daarom graag zien dat hij in de brief die voor de zomer naar de Kamer komt, nader ingaat op de kritiek van die Europese SER.

Tot slot de investeringbeschermingsverdragen. Het Europees Parlement wil een meer toegespitste definitie om te voorkomen dat ook brievenbusmaatschappijen gebruik kunnen maken van deze verdragen. Hiervoor bestaat een OESO-benchmark. Deelt de staatssecretaris deze wens van het Europees Parlement?

De heer Verhoeven (D66): Voorzitter. Ik bedank de staatssecretaris voor zijn beantwoording.

Ik heb een aantekening gemaakt over zijn geloof in en zijn passie voor eerlijke vrijhandel. Het doet mij goed hoe hij dit onderwerp benadert. Ik ben verder blij met zijn inzet voor het midden- en kleinbedrijf. In vrijwel elk regeerakkoord en handelsakkoord staat iets over het mkb, maar ik heb nu toch echt de indruk dat deze staatssecretaris die woorden in daden probeert om te zetten en het mkb optimaal probeert te faciliteren. Ik ben daar blij mee.

Dringen Europa en Nederland aan op een bilateraal handelsakkoord met Japan om de problemen rond de tarieven op te lossen? Ik vraag dat, maar misschien heeft de staatssecretaris deze vraag al tussen neus en lippen door beantwoord.

De heer Koppejan (CDA): Voorzitter. Ik bedank de staatssecretaris voor zijn uitgebreide beantwoording.

Ik heb gesproken over het streven om de non-tarifaire belemmeringen af te breken. Meer in het bijzonder heb ik gewezen op de spanning die er is tussen dit streven en het streven te komen tot standaarden voor duurzaamheid en eerlijke handel. Die twee kunnen elkaar bijten en daarom hoor ik graag de visie van de staatssecretaris. Verder ben ik natuurlijk ook heel blij met de christendemocratische geloofsbelijdenis van de staatssecretaris over eerlijke handel en mensenrechten.

Mevrouw Smeets (PvdA): Voorzitter. Ik ben aangenaam verrast door de inzet van de staatssecretaris en door zijn woorden over vrijhandel met idealen. Dat is inderdaad de juiste combinatie. Verder is het goed om te horen dat hij een zo geestdriftig reiziger is geworden. Ik heb als Kamerlid niet zo heel veel reizen gemaakt, maar tijdens de reizen waarop ik het Nederlandse bedrijfsleven heb ontmoet, viel het mij elke keer weer op hoezeer men prijs stelt op de aanwezigheid van een minister voor buitenlandse handel. Afgelopen week heb ik Panama bezocht met een Kamerdelegatie en ook toen werd er constant gesproken over een van de voorgangers van de staatssecretaris, een minister voor buitenlandse handel. Daaruit blijkt wel dat een staatssecretaris of een minister voor handel deuren kan openen. Ik hoop, zeker voor het mkb, dat de staatssecretaris zich zo blijf inspannen.

Ik ben blij met de inzet van de staatssecretaris voor Colombia. Het komt er natuurlijk wel op aan dat er een 100% slagingspercentage wordt gehaald. Ik wens hem daar veel succes bij.

Mevrouw Schaart (VVD): Voorzitter. Als liberaal uit de Bible Belt ben ik natuurlijk helemaal niet tegen geloofsbelijdenissen. Vrijhandel met idealen spreekt bovendien ook mij bijzonder aan, want als wij geen idealen hadden, zaten wij hier geen van allen aan tafel.

Ik ben heel blij met de toezeggingen van de staatssecretaris en in het bijzonder met zijn toezegging dat hij de Kamer voor de zomer een brief zal sturen over de grondstoffenschaarste. Ten slotte is het goed om te horen dat de staatssecretaris bereid is om veel te gaan reizen en om onze bedrijven op die buitenlandse reizen nog beter te vertegenwoordigen dan al gebeurde.

Staatssecretaris Bleker: Voorzitter. Ik begin met Colombia. Het gehele akkoord zal voorlopig in werking treden. Daarna volgt ratificatie. Maar nogmaals: het is de inzet van het kabinet dat het akkoord als een gemengd akkoord wordt behandeld.

De heer Irrgang (SP): Dat is toch wel merkwaardig. Wij hebben gesproken over de slechte mensenrechtensituatie in Colombia en de manier waarop daarin met een goed systeem verandering kan worden gebracht. En dan gaan wij dus al de handelsvoorwaarden geven voordat ...

Staatssecretaris Bleker: Ho, ho, ho. Ik heb gezegd dat het gehele akkoord voorlopig in werking zal treden, dus inclusief de bepalingen die geen betrekking hebben op handel. Later volgt ratificatie op de wijze die wij voorstellen.

De heer Irrgang (SP): Het is toch zeker merkwaardig dat er al handelsvoordelen worden gegeven, voordat ... Er zijn toch zeker problemen met de mensenrechtensituatie? Ik vraag het maar, want de delegatie uit Colombia heeft ons juist daarom gevraagd om vooralsnog niet in te stemmen met dit akkoord. Dan is het toch zeker raar dat die handelsvoorwaarden worden gegeven, voordat het Nederlandse parlement en het Europese Parlement akkoord zijn gegaan? Dat kan toch zeker niet?

Staatssecretaris Bleker: Nogmaals: in dat akkoord zitten handelsvoordelen én bepalingen en afspraken over mensenrechten. Het gaat om het hele akkoord, dus inclusief het comité. Dat akkoord zal in zijn geheel in werking treden in afwachting van de verdere procedure bij het Europees Parlement en de nationale parlementen. Komt het niet tot ratificatie dan blijft het bij dit tijdelijk in werking getreden akkoord.

De heer Irrgang (SP): Kan dit zomaar? Wij autoriseren toch zeker geen wetten die al in werking treden voordat ze überhaupt door de Kamer zijn goedgekeurd? Dat is toch een merkwaardige situatie?

Staatssecretaris Bleker: Het gaat om de delen die volgens de Europese Commissie tot de Europese competentie behoren. Vervolgens zal de procedure plaatsvinden die ik de commissie zojuist heb geschetst. Ik kan de Kamer in een aparte brief heel precies aangeven welke procedure de Europese Commissie in gedachten heeft, wat er voorlopig wel en wat er voorlopig niet in werking treedt en wat er gebeurt als een van de lidstaten niet tot ratificatie overgaat.

Colombia is een serieuze zaak. Ik heb de commissie de informatie over de procedure gegeven die de Commissie ons op haar beurt heeft gegeven. Het lijkt mij goed om de Kamer daarover snel op de punt en de komma nauwkeurig in een brief te informeren.

De voorzitter: En wat is «snel»? Is dat nog voor het einde van het meireces?

Staatssecretaris Bleker: In de eerste twee weken na het meireces.

De voorzitter: Kan de commissie daarmee akkoord gaan?

Mevrouw Smeets (PvdA): Ik heb liever een goede brief, dan een brief die alleen maar meer vragen oproept.

De voorzitter: Precies! Wij krijgen voor het einde van het meireces een goede brief.

Staatssecretaris Bleker: Dat zei ik niet. Ik zei: binnen twee weken na het einde van het meireces krijgt u een goede brief. Er is een jaar verlopen sinds het laatste algemeen overleg over dit onderwerp en dan wilt u nu opeens binnen een week een belangrijke brief! Ik begrijp uw passie, maar ...

De voorzitter: Voor eind mei. Er bestaat geen misverstand over de datum.

De heer Verhoeven (D66): Als de brieven goed zijn, hoeven wij minder vaak te vergaderen.

Mevrouw Smeets (PvdA): De staatssecretaris zei in eerste termijn over het comité van toezicht dat het geen tandeloze club mag worden. Is het mogelijk om dat toe te lichten in de brief?

Staatssecretaris Bleker: De Kamer krijgt van mij een uitgebreide brief over de hoofdlijnen van het akkoord en over de procedurele gang van zaken. Die brief ontvangt de Kamer dus voor eind mei.

Voorzitter. De postbusmaatschappijen. De IBO's gelden voor alle in Nederland geregistreerde investeerders, dus ook voor investeerders die niet in Nederland operationeel zijn, maar hier wel een postbus hebben. Juist met het oog op dergelijke bedrijven is het beleid gericht op rechten én plichten. De Europese Unie kan en zal hiervoor een goed kader scheppen. Het kan dus ook een voordeel zijn dat wij deze bedrijven op een specifieke manier binden aan afspraken waarop Nederland stevige invloed heeft.

India. De Kamer krijgt voor de zomer een brief. Daarin zal ik ook ingaan op het rapport dat de heer Irrgang noemde.

Ik ben nog niet ingegaan op de opmerking van de heer Koppejan over de Europese standaarden en de keurmerken voor duurzaamheid. Dat doe ik graag alsnog, want ik vind dat mijn ambtenaren daarvoor een goed en overtuigend antwoord hebben aangeleverd. De regering hecht veel waarde aan duurzaamheid. Ik deel dan ook de mening van de CDA-fractie dat certificaten daarbij behulpzaam kunnen zijn. Er wordt echter terecht gewezen op mogelijk handelsbelemmerende effecten. In een oerwoud aan standaarden, certificaten en keurmerken is het soms moeilijk «handelen». Dat geldt in het bijzonder voor exporterende ontwikkelingslanden. Mevrouw Smeets en enkele andere woordvoerders wezen daar terecht op.

Wat doet de regering? Wij ondersteunen exporteurs uit ontwikkelingslanden bij het voldoen aan die standaarden. Het mes snijdt daardoor aan twee kanten. Ten eerste wordt aan de standaarden voldaan en ten tweede zorgen wij voor upgrading van de bedrijvigheid en de handel in die landen. Wij doen dat via het Centrum tot Bevordering van de Import uit ontwikkelingslanden, het CBI. Het is verder cruciaal dat wij ons bij het ontwerpen van die standaarden bewust zijn van de effecten op de handel. Zo kan de keuze voor vrijwillige standaarden in plaats van verplichte standaarden ervoor zorgen dat wij de ontwikkelingslanden niet schaden en tegelijkertijd bedrijven en consumenten de mogelijkheid bieden om bewust te kiezen voor duurzaamheid. Wij moeten ons dus voortduren afvragen of wij zaken dwingend of vrijwillig willen regelen. Het gaat er immers om een goede balans te vinden.

De voorzitter: Rest mij de toezeggingen samen te vatten:

  • de Kamer wordt uiterlijk eind mei 2011 geïnformeerd over de procedure inzake de inwerkingtreding en de ratificatie van het vrijhandelsakkoord met Colombia, inclusief het functioneren van het comité van toezicht.

De staatssecretaris heeft eerder gezegd dat hij in juni/juli de Kamer een brief zal doen toekomen over de ratificatie door het parlement. Die brief komt ook nog steeds naar de Kamer of wordt dat meegenomen in die eerdere brief?

Staatssecretaris Bleker: Ik probeer het mee te nemen in die eerdere brief.

De voorzitter: Oké. Ik stel voor dat wij die brief afwachten en dan bezien of er nog behoefte is aan een aanvullende brief.

Ik ga verder met de toezeggingen:

  • Voor de zomer zal de Kamer worden geïnformeerd over de grondstoffenschaarste.

  • Voor de zomer zal de Kamer worden geïnformeerd over de voortgang inzake het vrijhandelsakkoord met India, inclusief het rapport van de «Europese SER».