Kamerstuk 21501-02-1043

Verslag van een algemeen overleg

Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Gepubliceerd: 18 maart 2011
Indiener(s): Nebahat Albayrak (PvdA), Gerda Verburg (CDA)
Onderwerpen: europese zaken internationaal
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-21501-02-1043.html
ID: 21501-02-1043

Nr. 1043 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 18 maart 2011

De vaste commissie voor Europese Zaken1 en de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken2 hebben op 17 februari 2011 overleg gevoerd met minister Rosenthal van Buitenlandse Zaken en staatssecretaris Knapen van Buitenlandse Zaken over:

  • de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 14 februari 2011 over de geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken van 21 februari 2011 (21 501-02, nr. 1026);

  • de brief van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken d.d. 19 november 2010 over de kabinetsreactie op de Commissiemededeling EU-begrotingsevaluatie (COM(2010)700) (22 112, nr. 1093).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken,

Verburg

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

Albayrak

De griffier van de vaste commissie voor Europese Zaken,

Nijssen

Voorzitter: Van Bommel

Griffier: Nijssen

Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Bontes, Ten Broeke, Albayrak, Schouw, Ferrier, Van Bommel,

en staatssecretaris Knapen van Buitenlandse Zaken, die vergezeld is van enkele ambtenaren van hun ministerie.

De voorzitter: Aan de orde is het algemeen overleg over de Raad Algemene Zaken. Op de agenda staan de geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken van maandag 21 februari en de kabinetsreactie op de Commissiemededeling EU-begrotingsevaluatie. Voor dit overleg hebben wij een uur uitgetrokken. Wij beginnen een kwartier na het oorspronkelijke aanvangstijdstip. Achten de leden het noodzakelijk om dit overleg met een kwartier te verlengen of gaan zij hun best doen om het in drie kwartier af te ronden? Ik constateer dat de leden het kwartier extra toch nodig denken te hebben en dat dit geen belemmering oplevert bij de staatssecretaris. In eerste termijn stel ik een zuinige vier minuten spreektijd per lid voor.

De heer Bontes (PVV): Voorzitter. Laat het duidelijk zijn dat de PVV nog steeds zwaar tegen de structuur- en cohesiefondsen is, omdat het rondpompen van geld is. Je pompt dat geld Europa in en vervolgens moet je je best doen om het terug te halen. Op gemeentelijk en provinciaal niveau moet men alles op alles zetten om in Brussel om geld te bedelen. Het is een volstrekt ongewenste situatie. Hierbij bestaat het risico dat Den Haag wordt overgeslagen, omdat er op regionaal niveau zoveel gelobbyd wordt. Men wil zelfs vastleggen dat het zo verplicht is: een soort subsidiariteit die op microniveau wordt vastgelegd. Den Haag wordt overgeslagen; de provincies en de gemeenten gaan buiten Den Haag om. Wat is de visie van de staatssecretaris daarop? Is dat een gewenste situatie? Stop dus met het rondpompen van geld via die structuur- en cohesiefondsen. We organiseren daarmee ook onze eigen concurrentie. In de bloemensector bijvoorbeeld wordt met behulp van die fondsen de concurrentie in Italië zo sterk gemaakt dat het nadelig is voor onze eigen ondernemers. Dat kan toch niet waar zijn.

Het zal duidelijk zijn dat de PVV tegen verhoging van de begroting is. Wij hebben ook steeds aangegeven dat die absoluut onwenselijk is. Je moet bekijken waar het geld naartoe gaat en waar je op zou kunnen bezuinigen. Daarbij moet je denken aan megaprojecten zoals Galileo, dat ontzettend veel geld kost. Denk ook aan de buitenlandse dienst van mevrouw Ashton. Dan bedoel ik niet alleen de dienstauto's, maar – het gaat steeds verder – ook de gebouwen. Ten aanzien van die uitgaven van de Europese Unie wijs ik op het grote voorbeeld van het Euromed-project, het Euro-Mediterrane project. Dat heb ik gisteren in de videoconferentie met de Europarlementariërs al genoemd. Dat is een soort vervolg op de Barcelonastrategie. Daarin worden miljarden gepompt om Noord-Afrikaanse landen op de been te houden en te integreren met de Europese Unie. Wat is daarvan terechtgekomen? Die landen vallen momenteel stuk voor stuk om. In die landen zijn opstanden, die landen doen het economisch slecht, ze zijn geen democratieën. Daar is jarenlang in geïnvesteerd en daar is jarenlang Nederlands belastinggeld naartoe gegaan. Dat verdient echt een evaluatie. Goed dient onderzocht te worden hoe het mogelijk is dat daar zoveel EU-uitgaven naartoe zijn gegaan, maar dat er zo weinig van terug is gekomen. Sterker nog: landen staan gewoon op het punt van omvallen. Naar de uitgaven moet dus zeer kritisch worden gekeken. Zulke miljardenverslindende megaprojecten worden buiten de media gehouden.

Dan kom ik bij de afdracht van Nederland aan de Europese Unie. Wij willen 1 mld. minder afdragen. Voor de PVV is dat bedrag het absolute minimum; het zou veel meer kunnen zijn. Denk daarbij aan de methodiek van het bruto nationaal inkomen, waardoor er een veel rechtvaardigere verdeelsleutel zou zijn. De bezuinigingen zouden dan zelfs het bedrag van 1 mld. kunnen overstijgen. Een eerlijkere afdrachtsystematiek zou dus wenselijk zijn in de ogen van de PVV. Graag de visie van de staatssecretaris op die bni-richtlijn.

De heer Ten Broeke (VVD): Voorzitter. Ik ga niet proberen met de heer Bontes te concurreren wat betreft zijn afkeer van de wijze waarop de cohesiefondsen worden besteed. Dat is bijna niet te doen; ik onderschrijf het gewoon. Het deed mij een beetje denken aan de uitspraak van Milton Friedman dat niets zo tijdelijk is als een overheidsproject. Dat is wel ironisch in de week dat Nederland wederom – dat is overigens terecht; daar is ook alle reden voor – de uitgavenkant van de begroting afwijst.

De cohesiefondsen waren ooit bedoeld om van tijdelijke aard te zijn. Maar alleen in Europa geldt dat, als het tijdelijke met het eeuwige verwisseld wordt, de handen op elkaar gaan. Wat ons betreft zijn die cohesiefondsen symbolisch voor wat er mis is met Europa als herverdelingsproject. Leg de fundamentele debatten in Europa langs de lijnen van het Europa van de harmonisering van regels, van het gelijkschakelen van voorwaarden, van zo min mogelijk regels, van zo veel mogelijk ondernemers die via de interne markt meer dan 500 mln. consumenten welvaart hebben gebracht, en van een Europese Unie die vrijheid en veiligheid brengt. Dan zijn de cohesiefondsen helaas al heel lang uitgaven van de Europese Unie waarbij je zeer grote vraagtekens moet stellen. En niet alleen omdat het verkeerd, slecht of zelfs helemaal niet besteed wordt, want daar zijn de lidstaten namelijk zelf ook debet aan. Wij geloven niet in het herverdelingsmechanisme van Europa. Wel geloven wij in een vrijheidsbevorderend Europa. Wat zou er moeten veranderen om die cohesiefondsen op een andere manier te structureren, tegen de achtergrond van de discussie over de financiële perspectieven die momenteel al gevoerd wordt?

Voor de VVD is het helder, en dat hebben wij ook vorig jaar in onze tegenbegroting aangegeven: alleen steun aan arme regio's in arme landen. Het aandeel van de EU-begroting kan op dat vlak dus fors omlaag. Wij zijn tegen transitieregio's. Het is terecht dat de regering daar afstand van neemt. De Commissie creëert weer een nieuwe categorie van regio's die niet arm zijn, die niet rijk zijn, maar die op weg zijn om rijk te worden. O wee je gebeente als je dat doet zonder daarbij aan de hand van de Commissie te blijven lopen. Dat is natuurlijk belachelijk en moet absoluut niet gebeuren. Daar moet Nederland fors vóór gaan liggen. Wat ons betreft komt er een maximum van tien jaar voor nieuwe lidstaten. De tijdelijkheid moet dus terugkomen; dan kan het zin hebben.

Nederland heeft zich wat betreft de financiële perspectieven duidelijk opgesteld. Het is helder wat Nederland wil zien. Ten aanzien van de cohesiefondsen wil ik nog een keer wijzen op de 347 mld. die op dit moment in die cohesiefondsen zit en waarvan slechts 10% is besteed. De Eurocommissaris die daarover gaat, de heer Hahn, zegt: we zitten nog aan het begin van een financiële periode. Dat klopt niet, want we zitten al ruim over de helft. Dat kan dus niet de reden zijn dat het niet wordt uitgegeven. In de ogen van de VVD is het feit dat iedereen op dit moment, terecht, bezig is met bezuinigingen de enige reden dat dit geld niet wordt uitgegeven. In tijden van nood blijkt ineens waar de echte prioriteiten moeten worden gelegd. En dat is niet bij de cohesiefondsen. Lidstaten hebben er namelijk geen cent meer voor over en krijgen dan dus ook niet die centen uit het Europese fonds. Dat zegt heel veel over de effectiviteit van deze fondsen.

Tot slot heb ik nog twee korte vragen aan de staatssecretaris ten aanzien van de Duitse paper, waarop niemand zijn vingerafdrukken wil hebben staan. Kan ik het als volgt samenvatten? De regel is en blijft dat wij elkaar in Europa ten aanzien van de financiële architectuur in toenemende mate wel de maat moeten nemen, maar dat wij elkaar niet de wet gaan voorschrijven. Daaraan koppel ik mijn tweede vraag: wat vindt de staatssecretaris van de suggestie van de VVD om het EU 2020-programma – daarin zitten ook doelstellingen over arbeidsmarktflexibiliteit en daarbij leidt de open coördinatiemethode tot relatief succes – nadrukkelijker, in een wat uitgeklede vorm, te koppelen aan de verdere disciplinering van de financiële architectuur rondom de euro?

Mevrouw Albayrak (PvdA): Voorzitter. Ik zal kort zijn over alles ten aanzien van de financiële maatregelen, het financiële pakket, de meerjarenperspectieven enzovoorts, en ten aanzien van de Commissiemededeling over de begrotingsevaluatie, die ook op de agenda staat. De PvdA heeft gevraagd om uitstel van het geagendeerde debat over de staat van de Unie. Niet zozeer om dat debat later alsnog te voeren, als wel om een heel ander type debat te voeren. Daarbij gaat het precies om de keuzes van dit kabinet ten aanzien van het volgende. Welke agenda heeft het kabinet om ervoor te zorgen dat na 2013 zowel de inkomstenkant als de uitgavenkant van de EU er drastisch anders uitziet? De agenda daarover, die het kabinet op vele momenten al met de Kamer heeft gedeeld, wordt op vele punten door de PvdA gesteund. Wat is echter de route daarheen en hoe wordt daar nu echt invulling aan gegeven? Wat ons betreft wordt dat debat over de staat van de Unie dus een fundamenteel debat over de keuzes die Nederland maakt en de manier waarop wij die in Europa voor elkaar denken te krijgen. Daar is inmiddels toe besloten. Dat verzoek is mede namens een aantal collega's van mij gedaan. Wij hopen dat debat eind april of begin mei met het kabinet te kunnen voeren.

Bij twee andere zaken wil ik wat langer stilstaan. Beide zaken baren mij erg grote zorgen en over beide zaken gaat bij uitstek de Raad Algemene Zaken. Ik begin met de recente berichtgeving over het aantal immigranten dat vorig jaar naar Nederland is gekomen. Het CBS-cijfer is 150 000. In de tijd dat ik staatssecretaris was, werd vooral door de PVV en de VVD de suggestie gewekt dat dit 150 000 kansarmen uit moslimlanden waren; het zou om een immigratierecord gaan. Ik heb dat destijds bestreden, maar dat kwam amper door. Wij weten dat zo'n 70 000 daarvan Oost-Europeanen zijn. 15 000 zijn Amerikanen en 30 000 zijn Nederlanders die terugkomen na in het buitenland te hebben gewerkt. Er blijft dus heel weinig niet-westerse migratie over.

Over die 70 000 wil ik het bij deze gelegenheid hebben. Bij de voorbereiding van de Europese top heb ik met de minister-president gesproken over zijn voornemen om de dienstenrichtlijn, zoals die ooit door Bolkestein is voorgesteld, weer in ere te herstellen, inclusief het verwerpelijke land-van-oorsprongbeginsel. Dit, terwijl Nederland amper het hoofd kan bieden aan de uitdagingen die het gevolg zijn van de komst van Oost-Europeanen op het gebied van de huisvesting, de gelijke beloning en de concurrentie met de kansarmen op de Nederlandse arbeidsmarkt. Terwijl wij dus daarmee aan het worstelen zijn en alle lokale bestuurders met hun handen in het haar zitten en om maatregelen vragen, zien wij dat dit kabinet ten behoeve van de vrijheid van diensten de weg weer ruim openstelt voor die concurrentie. Kortom, ik bedoel dat een thuiszorgdienstverlener tegen de wetten, de kwaliteitseisen, de arbeidstijden enzovoorts van bijvoorbeeld Polen in Nederland mag werken. Die concurrentie zal de nekslag worden voor heel veel Nederlandse dienstverleners. Ik snap werkelijk niet waarom het kabinet voor deze route kiest.

De heer Ten Broeke (VVD): Er wordt een hele hoop gedebiteerd waarvan ik denk dat het niet allemaal tegelijkertijd waar kan zijn. In de eerste plaats heeft dit kabinet onder leiding van ...

De voorzitter: Ik vraag u een interruptie te plaatsen, dus een vraag te stellen aan uw collega. Anders loopt dit volledig uit de klok. Probeert u dus te voorkomen dat dit op een tweede termijn gaat lijken.

De heer Ten Broeke (VVD): Maakt u zich geen zorgen: er komt een vraag. Ik heb de minister-president horen zeggen dat hij de dienstenrichtlijn nadrukkelijk ook in het kader van de 50 aanbevelingen van Monti op het gebied van de interne markt beziet. Ook heb ik geconstateerd dat de PvdA in het verleden ten aanzien van het land-van-oorsprongbeginsel in de dienstenrichtlijn geen overwegende bezwaren had. Uw partijgenoot Kok heeft daarmee indertijd namelijk niet alleen als minister-president ingestemd, maar vervolgens ook nog een keer toen hij halverwege het Lissabonprogramma werd gevraagd om namens de Europese Commissie aanbevelingen te doen. Ontkent mevrouw Albayrak dat nu allemaal? Is er nu een nieuwe houding van de PvdA?

Mevrouw Albayrak (PvdA): Die jij-bak van de VVD heb ik al vele malen gehoord. Hij gaat echter niet op. Juist door de inspanningen van Ieke van den Burg, Europarlementariër voor de PvdA, van de Tweede Kamer en van anderen is dat land-van-oorsprongbeginsel eruit gehaald. Het is dus minder erg geworden door de inbreng van de PvdA. Kijk naar de weerstand van de vakbonden, niet alleen in Nederland, maar in heel Europa. Het wordt echt dramatisch als dit doorgaat, omdat dan tegen de wetten van het land van vestiging, bijvoorbeeld van Polen, van het VK en van Hongarije, diensten mogen worden aangeboden in Nederland. Dat gaat automatisch betekenen dat bedrijven weggaan uit Nederland, zich gaan vestigen in de landen met de minste regels en vervolgens in Nederland hun diensten gaan aanbieden.

De voorzitter: Mevrouw Albayrak, voordat wij er een debat over de dienstenrichtlijn van gaan maken, zeg ik dit: de interruptie is beantwoord. Ik verzoek u door te gaan met uw termijn. U hebt daar nog een halve minuut voor.

Mevrouw Albayrak (PvdA): Het was uitdrukkelijk mijn bedoeling om hier een debat over de dienstenrichtlijn van te maken, en over de keuzes van dit kabinet waardoor er nog meer Oost-Europeanen komen die gaan concurreren met Nederlandse dienstverleners. Dit gebeurt in een tijd waarin het draagvlak voor Europa dramatisch achteruitgaat, juist door dit soort maatregelen.

De heer Bontes (PVV): Ik heb een punt van orde. Dit onderwerp valt totaal buiten deze agenda. Ook de relevantie ervan op dit moment snap ik totaal niet.

Mevrouw Albayrak (PvdA): De Raad Algemene Zaken gaat over alle onderwerpen en wij zijn vrij om alle onderwerpen te noemen waarvan de PvdA het van belang vindt dat het kabinet ze agendeert.

Dat brengt mij bij mijn tweede punt, waarbij mijn even grote, zo niet grotere zorg ligt, namelijk de immigratie vanuit Noord-Afrika naar Nederland op dit moment. Het kabinet heeft de mond vol van immigratiebeperking en, als het even kan, het aanpassen van Europese verdragen en richtlijnen. In eerdere debatten heb ik echter aangegeven dat hetgeen in de Arabische wereld, in het Midden-Oosten gebeurt, immigratie-effecten voor Europa gaat hebben. Ik heb gezegd: ga daar nu proactief op in; bekijk samen met de UNHCR of er politieke vluchtelingen zijn die wij daar al kunnen opvangen, adresseren et cetera. Nu gaat het als volgt. Mensen gaan per boot naar Lampedusa, een piepklein Italiaans eiland. Die mensen worden van daaruit overgebracht naar Italië en reizen vervolgens in één ruk door naar landen als Nederland. Ik zie op geen enkele manier gezamenlijke actie vanuit Europa om ervoor te zorgen dat door middel van Frontex wordt voorkomen dat al die bootjes Europa bereiken. Dat is één. In de tweede plaats moeten de mensen die echt vluchteling zijn, serieuze toegang krijgen tot de asielprocedure in Italië. In de derde plaats moet Italië daadwerkelijk vingerafdrukken afnemen, zodat mensen die naar Nederland komen en daar geen asiel aanvragen, terug naar Italië kunnen worden gestuurd. Dit is waar Europa in mijn ogen dus wel over gaat: praktisch naar oplossingen zoeken voor de problemen die wij levensgroot op ons zien afkomen.

De voorzitter: De vragen zijn aan de staatssecretaris gesteld. Ik wil ze daar ook even laten liggen. Ik stel vast dat de heer Ten Broeke wil reageren.

De heer Ten Broeke (VVD): Nu breekt echt mijn klomp. Ik zal proberen er geen jij-bak van te maken, maar het kan niet ontkend worden: ik heb vier jaar lang geprobeerd om bij het vorige kabinet, waar mevrouw Albayrak in zat, meer aandacht te krijgen voor Frontex. Het enige wat het kabinet destijds deed, was twaalf marechaussees, een rubberbootje en tijdelijk een Dornier-kustwachttoestel naar Griekenland sturen. Het huidige kabinet steunt de Griekse regering daarin voluit. Het huidige kabinet heeft Frontex opnieuw volop onder de aandacht gebracht en het huidige kabinet zegt dat juist in deze sfeer moet worden gekeken naar nieuwe bestedingsmogelijkheden voor Europa. Mevrouw Albayrak wordt op haar wenken bediend. Natuurlijk is het weer niet genoeg. Ik ondersteun haar graag als het nog meer moet. Zij moet echter niet doen alsof dit kabinet helemaal niets heeft gedaan, want dat geldt nu juist voor het kabinet waar zij vier jaar lang in heeft gezeten.

Mevrouw Albayrak (PvdA): Dit is echt absolute onzin. Het vorige kabinet heeft ingezet op bilaterale samenwerking met Griekenland door IND'ers en tolken te sturen en door ervoor te zorgen dat de nood daar geledigd wordt in het geval van een massale influx. Ik mis dat op dit moment. Er is niet over nagedacht hoe het voorkomen had kunnen worden en er wordt nu ook niet nagedacht over de vraag hoe je de zichtbare effecten in goede banen kunt leiden. En dit gaat groter worden. Mijn collega Timmermans zei in het debat hiervoor: het is een voorbode. Wat nu namelijk met Tunesië gebeurt, kan morgen met Egypte gebeuren. Kortom: er gebeurt helemaal niets.

De heer Schouw (D66): Voorzitter. Ik hoop dat men het mij niet kwalijk neemt dat ik mij tot de agenda beperk. Andere punten, zoals ingebracht door collega's, heb ik vanochtend geadresseerd in de JBZ-raad; die horen namelijk daar thuis.

Mijn eerste opmerking betreft de begrotingsevaluatie. Mijn fractie maakt zich toch enigszins zorgen over het feit dat het kabinet vooral veel inzet pleegt op het verminderen van de Nederlandse afdracht, het beroemde miljard, en zich toch wat minder lijkt te bekommeren om de uitgaven. Wat de inkomsten betreft, steunt de fractie van D66 natuurlijk de inzet om dat miljard in de pocket te houden, maar mijn fractie ziet toch ook graag dat de regering zich wat meer inspant om samen met de collega's in Europa de mogelijkheden te verkennen om bijvoorbeeld het belastinggebied, het belastingvermogen en de eigen inkomsten van de Europese gemeenschap verder te vergroten. Wij denken dat het ook past in de verdere democratisering. Wij komen daarop uiteraard terug bij het debat – mevrouw Albayrak zei het al – over de staat van de Unie in april.

De heer Bontes (PVV): Het is fantastisch dat ook de heer Schouw het miljard in de Nederlandse pocket wil houden. Gisteren tijdens de conferentie met Europarlementariërs hoorde ik een heel ander geluid van de D66-fractie. Toen kwam dat niet zo sterk naar voren. Ik ben benieuwd hoe de heer Schouw daartegen aankijkt.

De heer Schouw (D66): Het toeval wil dat ik zelf ook bij die conferentie was. Het toeval wil ook dat ik gisteren precies hetzelfde heb gezegd over dat miljard. Dat miljard staat ook in het verkiezingsprogramma. Dat heb ik dus overal geroepen. Daar zit geen woord Spaans bij.

De heer Bontes (PVV): Uw collega in het Europarlement liet een ander geluid horen.

De heer Schouw (D66): Nee, die laat exact hetzelfde geluid horen; het leuke van zo'n videoconferentie is dat het natuurlijk ook vastligt op tape. Ik herhaal: wij komen daar graag op terug bij het debat over de staat van de Unie. Wij zouden het wel verstandig vinden van de regering als zij zich wat meer zou bekommeren om de uitgaven. De uitgaven zijn namelijk veel groter dan dat ene miljard.

Dan kom ik bij het punt van de cohesie- en structuurfondsen. Net werd al gezegd dat het om 347 mld. gaat, in de periode 2007–2013. Dat is ongeveer een derde van de Europese begroting. Wij hebben grote twijfels over de effectiviteit en de besteding van al die middelen. In beginsel – dan vat ik het heel kort samen – gaat het erom geld van rijk naar arm te transporteren. De vraag is of dat nog wel van deze tijd is. Wij plaatsen dus ook grote vraagtekens bij de effectiviteit van het subsidiebeleid, het zogenaamde geldcarrousel. Het zou de regering sieren om daar toch wat sterker en steviger in te zitten. Waarom is de regering zo afhoudend ten aanzien van de eventuele precondities die in de toekomst aan de besteding van die gelden zouden worden gesteld? Het lijkt mij juist zeer verstandig om te zeggen: als wij überhaupt doorgaan met die structuurfondsen, geven wij alleen aan landen en aan regio's die voldoen aan de eisen van good governance. Die preconditionering lijkt mij een heel verstandige zaak.

Ten aanzien van de toekomst van die structuurfondsen stellen wij vier eisen. Ten eerste vinden wij dat die fondsen substantieel moeten bijdragen aan het bereiken van de doelen van de EU 2020-strategie. Wat daaraan niet bijdraagt, hoeft wat ons betreft ook niet gefinancierd te worden. Ten tweede zal een duidelijke focus moeten komen op een veel beperkter aantal prioriteiten. Ik wil graag weten of de regering het met mij eens is. Welke prioriteiten moeten er dan komen? In de derde plaats moeten de administratieve lasten voor het besteden van de middelen flink omlaag. Er zou eigenlijk een totaal ander subsidie- en investeringssysteem onder moeten hangen. Zijn daar ideeën over? In de vierde plaats eisen wij een goede en efficiënte inzet van multilevel governance. Ik vraag aan de regering hoe zij hiertegenover staat. Welke partners zoekt zij binnen Europa om dit ook gerealiseerd te krijgen? Nogmaals: het gaat om gigantische bedragen. Iedereen weet dat het niet goed gaat op deze manier en dat het anders moet.

Mevrouw Ferrier (CDA): Voorzitter. Ook ik beperk mij tot de geannoteerde agenda, hoewel er inderdaad heel veel speelt wat onze acute aandacht behoeft.

In het debat over de EU-top is de motie-Ormel over de bescherming van onder andere de christelijke minderheden aangenomen. Wij zien dat punt nu niet op de agenda staan. Hoe zal dat punt op de agenda worden gebracht?

De heer Ten Broeke (VVD): Niet.

Mevrouw Ferrier (CDA): Ik hoor graag van de staatssecretaris of er inzet gepleegd wordt om dat punt er wel op te krijgen. Indien dat niet gebeurt, wil ik weten waarom niet.

Uit het verslag van de Europese Raad van 4 februari blijkt dat er minder aandacht is voor innovatie en dat er een enorme inzet is op energie. Naar de mening van de CDA-fractie hangen die twee dingen zeer nauw met elkaar samen. Waarom is er wel die grote inzet op energie, maar blijft innovatie achter?

Mijn fractie heeft zich enigszins verbaasd over de toonzetting van de geannoteerde agenda ten aanzien van de inzet van de regering. Die is vooral erg terughoudend. In de voorstellen lezen wij voortdurend waar de regering tegen is. Misschien kan de staatssecretaris aangeven waar de Nederlandse regering voor is en welk doel men zou willen bereiken?

Ten aanzien van het cohesiebeleid steunt ook de CDA-fractie ten volle de inzet om de fondsen te koppelen aan de doelen van Europa 2020. Die moeten dan echter wel helder en behapbaar zijn. Het gaat ons uiteindelijk om een werkbaar, transparant, controleerbaar en eerlijker Europees betalingssysteem. Ik hoor graag welke weg wij daarheen bewandelen.

Ook vragen wij de regering uit te leggen waarom zij tegen het voorstel is om de implementatie van richtlijnen te koppelen aan het uitkeren van Europese fondsen, in het geval dat de relevante richtlijnen die zorgen voor een gelijk speelveld, samenvallen met het mogelijk verstrekken van die fondsen. Daarin zit een soort van vreemde tegenstrijdigheid. Graag een reactie hierop. Ook vermoeden wij een tegenstrijdigheid tussen het enerzijds inzetten op die doelen van Europa 2020 en het anderzijds alléén – wij lezen dus: exclusief – inzetten van die structuurfondsen voor de minst welvarende regio's in de minst welvarende landen. Is dat nu de meest slimme strategie om uiteindelijk die doelen te bereiken?

De heer Ten Broeke (VVD): Kan mevrouw Ferrier mij uitleggen hoe dat dan, als ze de tegens van de regering onderschrijft, op een positieve manier geduid kan worden? Als zij het op een andere manier had willen zien, waarin zit dan het verschil tussen haar en de regering?

Mevrouw Ferrier (CDA): Ten aanzien van bijvoorbeeld de structuurfondsen of de Commissievoornemens over de partnerschapsovereenkomsten voor ontwikkeling en investering staat er in de agenda: Nederland ziet weinig brood in het voornemen van de Commissie om structuurfondsen afhankelijk te maken van de precondities, zoals het tijdig implementeren van richtlijnen. Waar gaat Nederland dan wel op zitten? Waar willen wij uiteindelijk op uitkomen? Datzelfde geldt voor de Nederlandse twijfels over het Commissievoornemen ten aanzien van die partnerschapsovereenkomsten. Waar zit precies die twijfel en waar wil de staatssecretaris op uitkomen? Dat wil mijn fractie iets scherper hebben.

De heer Ten Broeke (VVD): Hoe luidt dan de opvatting van de CDA-fractie? Dan weten wij tenminste waartegen wij kunnen afwegen.

Mevrouw Ferrier (CDA): Wij vinden het belangrijk dat er in Europa een transparant systeem komt met duidelijke doelen, waarbij wij, juist nu, effectief inzetten op het bereiken van die doelen. Daarbij kan het gaan om een transparant betalingssysteem, om het bereiken van onze innovatiedoelen of onze doelen op het gebied van onderwijs. Ik kan mij voorstellen dat je twijfels hebt, maar dat je in het debat dat je gaat voeren, ook duidelijk neerzet wat je wilt bereiken en hoe je die doelen vervolgens gaat bereiken. Kijk, ik zit daar straks niet; ik weet dus helemaal niet hoe dat debat gaat verlopen. Vandaar dat ik aan de staatssecretaris vraag waar hij precies op wil uitkomen.

Voorzitter: Ferrier

De heer Van Bommel (SP): Voorzitter. Ik ga in op de budget review. In welke mate is de inzet van dit kabinet gelijk aan de inzet van het vorige kabinet? Daarmee doel ik met name op de uitgavenkant. Er lijken terugtrekkende bewegingen te worden gemaakt. Er is steun van onder andere Duitsland en het Verenigd Koninkrijk om de begroting op het huidige niveau te behouden. Betekent dit dat het kabinet niet meer streeft naar verlaging van de begroting? In het verleden zijn daarover grote woorden gesproken. Wat is de inzet?

Geldt het streven om te stoppen met het rondpompen van geld ook voor eventuele nieuwe subsidiestromen die voor nieuwe prioriteiten worden opgezet? Ten aanzien van de structuur- en cohesiefondsen geldt dat daarbij niet alleen geld van rijke landen naar arme landen gaat, maar soms ook geld van arme landen naar rijke landen, in ieder geval naar de armere regio's van die rijke landen. Dat kan toch niet de bedoeling zijn.

Ook vraag ik het kabinet of het nog steeds substantieel wenst te snijden in de nieuwe uitgaven voor het landbouwbeleid. Dat is een fors deel van de begroting. Graag een reactie van de staatssecretaris.

Dan kom ik bij mijn volgende punt. Krijgt de Raad Algemene Zaken een rol te spelen bij het voorbereiden van bijeenkomsten van de Europese Raad als die het predicaat informeel krijgen? Van die informele raden krijgen wij er steeds meer, bijvoorbeeld de informele raad waarin alleen staatshoofden of regeringsleiders van de eurozone bijeenkomen. Deelt de staatssecretaris de opvatting van de SP dat er op dit punt een tweedeling in de Europese Unie dreigt? Vindt hij dat wenselijk?

Verder op dit punt heb ik een vraag met betrekking tot de Duitse agenda die op tafel is gelegd, met daarin zaken als pensioenleeftijd, loonindexatie en andere zaken die formeel buiten de bevoegdheden van de Europese Unie vallen. Kan de staatssecretaris bevestigen dat die onderwerpen ook onderdeel uitmaken van de raadpleging door voorzitter Van Rompuy van de eurolanden? Wat is de opvatting van de staatssecretaris over het ingrijpen in de nationale bevoegdheden, zoals Duitsland dat voorstelt in die agenda? Ik verneem graag de opvatting van de staatssecretaris daarover.

Dan heb ik nog een vraag over Wit-Rusland op basis van het verslag van de vorige keer. De oppositie van Wit-Rusland wordt niet langer effectief door de Europese Unie gesteund. Die oppositie eist nieuwe verkiezingen. Waarom wordt dat pleidooi niet meer gesteund? Waarom wordt er gekozen voor de stabiliteit die Loekasjenko lijkt te bieden boven de wenselijkheid van het democratiseringsproces? Wij zouden wensen dat Wit-Rusland onder druk wordt gehouden, dat nieuwe en eerlijke verkiezingen worden geëist en dat volledige openheid wordt gegeven over de Nederlandse en Europese belangen bij het handhaven van Loekasjenko. Ik denk dan bijvoorbeeld aan grote belangen, bij ABN AMRO en Shell, ten aanzien van de privatiseringsplannen in Wit-Rusland. Ik hoop dat de staatssecretaris op dat punt nadere helderheid kan verschaffen.

Voorzitter: Van Bommel

Staatssecretaris Knapen: Voorzitter. Ik dank de leden voor hun commentaren en kritische vragen. Om alles binnen de gewenste tijd gedaan te krijgen, zal ik proberen om zo gegroepeerd mogelijk in te gaan op de onderwerpen die aan de orde zijn gesteld; vervolgens zal ik de specifieke vragen langslopen.

Op de agenda staan een paar grote onderwerpen, waarover alle leden gesproken hebben. Dat zijn de structuur- en de cohesiefondsen. Verder zijn door een aantal leden vragen gesteld over de begroting en de perspectieven. Ook zijn door sommige leden vragen gesteld over de discussies die kunnen plaatsvinden op het gebied van de Duitse non-paper. Dat zijn de grote brokken. Dan kom ik direct nog nader terug op de individuele vragen.

Alle leden, beginnend met de heer Bontes en eindigend met de heer Van Bommel, hebben vragen gesteld over het rondpompen van geld. Hoe kijken wij naar de toekomst van de structuurfondsen? Alle leden gebruikten daarvoor heel mooie metaforen, die ik zal proberen mee te nemen naar Brussel. De heer Schouw sprak over het geldcarrousel; die uitdrukking had ik nog niet gehoord. Wij zijn het ermee eens dat het onverstandig is om op deze wijze door te gaan. Het is om allerlei redenen niet goed. Het is niet goed omdat die cohesiefondsen heel sterk conserverend zijn ingericht en conservatief van karakter zijn. Wij zouden veel liever in de richting van een meer innovatief karakter van die fondsen gaan.

Het is ook niet goed omdat een behoorlijk aantal middelen uit die cohesiefondsen inderdaad terechtkomt in landen waarvan je dat in eerste instantie niet zou verwachten. Als we dan ook nog bedenken dat – ik maak een klein sprongetje naar de begrotingen die eraan komen, de financiële perspectieven – Nederland als belangrijkste nettobetaler van iedere euro die het inlegt in de cohesiefondsen 13 cent terugkrijgt, is het voor ons in de optelsom niet het meest aantrekkelijke aspect van de begroting. Onze inzet zal zijn dat de bijdragen aan de cohesiefondsen een stuk omlaaggaan en dat ze bestemd worden voor de armste regio's van de armste landen, zodat die fondsen doelgerichter, specifieker en beperkter hun rol kunnen spelen dan nu het geval is. Dat is een deel van de inzet die wij zullen kiezen voor de begrotingsbesprekingen die eraan komen en waarvan de inleidende beschietingen al een beetje aan de gang zijn. In de vroege zomer of het late voorjaar komt er een voorstel van de Commissie op basis van de enquêtes die gehouden zijn over de diverse fondsen. Wij hebben in november gereageerd op het landbouwfonds. Wij hebben nu gereageerd op de cohesiefondsen. Later zal de Commissie dit alles integreren tot een voorstel. Dit zal uiteindelijk, eind volgend jaar leiden tot geïntegreerde financiële perspectieven voor waarschijnlijk de komende zeven jaar. De ervaring leert dat het proces altijd loopt tot de rand van de noodzaak om beslissingen te nemen; het zal dus nog een tijdje duren.

De heer Bontes heeft gezegd dat zijn partij heel kritisch is op de begroting. Hij noemde het bni als een mogelijkheid; ook de heer Ten Broeke heeft daarnaar verwezen. Ten aanzien van de begroting hebben wij een paar uitgangspunten. Een uitgangspunt is inderdaad bescheidenheid. Wij gaan er niet van uit dat begroting voor de komende jaren omlaaggaat. De leden weten dat in de brief die in december onder anderen is ondertekend door onze minister-president, staat dat de begroting niet meer mag stijgen dan de inflatie. Wij pleiten voor bescheidenheid; wij willen ook de uitgaven stabiliseren, simpelweg omdat alle landen dat moeten.

Voorts willen wij – dat is misschien een antwoord aan mevrouw Ferrier – dat de prioriteiten van de begroting verschuiven in de richting van innovatie, concurrentiekracht en ook – dat is indirect misschien een antwoord aan mevrouw Albayrak – veiligheid en justitie. Dit zijn onderwerpen die wij beschouwen als nieuwe prioriteiten, in plaats van de wat conserverende herverdeling waarvan nu sprake is. Het moet dus toekomstgericht en, daarmee kom ik terug op wat de heer Ten Broeke ook aanstipt, eerlijk zijn. Wij begrijpen dat wij een belangrijke nettobijdrage zullen blijven betalen. Wij hebben ook enorm veel voordelen van de Europese Unie. Laatst zijn ze nog berekend per hoofd van de bevolking: 75% van onze inkomsten verdienen wij aan internationale handel, die zich vooral binnen Europa afspeelt. Dat moeten wij nooit vergeten als wij het hierover hebben.

Dat neemt echter niet weg dat er sprake moet zijn van een eerlijker lastenverdeling. Wij zijn – zo zeg ik tegen de heer Schouw – geen voorstander van eigen belastingheffing door de Europese Unie of de Europese Commissie. Dat hebben wij van begin af aan duidelijk gemaakt. Dat vinden wij een prerogatief van de lidstaten. Wij zijn echter wel voorstander van een transparant en eerlijker instrument, namelijk het bruto nationaal inkomen, om vast te stellen wat de bijdrage van elk land is. Wie rijk is betaalt veel, wie arm is betaalt weinig.

De heer Bontes (PVV): Ik heb een punt ten aanzien van de inkomsten van de EU. De staatssecretaris geeft aan dat hij tegen Europese belastingen is; gelukkig geeft hij dat aan. Ziet de staatssecretaris een eventuele verhoging van de btw ook als Europese belasting? Is hij daar ook faliekant tegen?

Staatssecretaris Knapen: Btw-heffingen zijn weliswaar een geïntegreerd onderdeel van de afspraken over de afdrachten – het betreft overigens een bescheiden deel van de Europese inkomsten – maar het gaat om nationale afdrachten. Wij hechten eraan dat dit zo blijft. Mochten die verhoogd worden – daar wil ik nu niet op vooruitlopen – dan gaat het theoretisch wederom om nationale afdrachten. Onze voorkeur en onze inzet zijn echter noch op btw-heffingen noch op douaneheffingen gericht. Onze voorkeur gaat uit naar een transparant systeem op basis van het bruto nationaal inkomen. De discussie over reparatie achteraf die in het verleden nogal eens is voorgekomen, kan achterwege blijven als wij een systeem op basis van het bni zouden hebben. Daarmee voorkom je dat je aan het eind bij het optellen en aftrekken op een zo onevenwichtige verdeling uitkomt dat discussie nodig is over rebates, kortingen, zoals de 1 mld., waarover wij nu spreken en waarvan in het regeerakkoord sprake is. Volgens de bni-methode kom je namelijk de facto al op zo'n korting uit. Als wij het ook voor elkaar zouden krijgen om grote bescheidenheid aan de uitgavenkant te realiseren, dan zou dat voor onze nettopositie nog gunstiger zijn. Maar goed, dat is het andere deel van het verhaal.

De voorzitter: Omwille van de tijd verzoek ik de staatssecretaris om het betoog te vervolgen, want wij zitten al in de tijd van de volgende procedurevergadering van de commissie voor Buitenlandse Zaken.

Staatssecretaris Knapen: Ik heb zo-even gesproken over structuurfondsen, over de begroting en over het bni. Ik zal proberen snel de vragen af te lopen die daarnaast nog zijn gesteld.

De heer Bontes was, volkomen terecht, kritisch over Euromed. Door de Commissie en door mevrouw Ashton is daarnaar een onderzoek toegezegd. Dat onderzoek gaat er komen. Ik kan bevestigen dat de heer Bontes wat dat betreft op dezelfde lijn als de Europese Commissie zit.

De heer Van Bommel en de heer Ten Broeke hebben vragen gesteld over de Duitse non-paper. De heer Ten Broeke heeft mij gevraagd te bevestigen dat het hierbij gaat om «de maat nemen en niet om de wet voorschrijven». Dat is een heldere oneliner die ik graag meeneem, want dat is ook onze insteek. Eerlijkheidshalve moet ik er wel bij zeggen dat het ten aanzien van discussies over macro-economische indicatoren die gerelateerd zijn aan het versterken van het Groei- en Stabiliteitspact, wel wat verder kan gaan. Daar staat tenslotte ook iets tegenover. De koppeling aan EU 2020, evenals aan de budget review en aan het Europese semester, hoort daarbij.

De vragen van mevrouw Albayrak hebben betrekking op onderwerpen die niet op de agenda van de RAZ staan. Ik verwijs dan ook naar hetgeen in de discussie met de Kamer op 15 februari is aangegeven: de ministers Kamp, Donner en Leers komen met een samenhangend pakket van maatregelen om de toestroom uit Midden- en Oost-Europese landen in goede banen te leiden en minister Kamp heeft een beleidsbrief vóór 1 april toegezegd.

Ten aanzien van het belangrijke onderwerp over vluchtelingen, waarover mevrouw Albayrak sprak, is het goed om een paar dingen te markeren. Op dit moment heeft Frontex aangekondigd te bezien wat het kan doen in het licht van de aanvraag die Italië heeft gedaan om bijstand. Deze aanvraag is zowel gericht aan de Commissie als aan Frontex. Italië is nu verzocht om heel specifiek aan te geven wat het nodig heeft. Afhankelijk van het antwoord daarop kan Nederland bezien wat het kan bieden. Door mevrouw Ferrier is gevraagd naar de bemoeienis van ontwikkelingssamenwerking vis-à-vis Noord-Afrika. Wij hebben dat verzoek meegenomen naar een aantal gelijkgezinde collega's binnen de Europese Unie, namelijk het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Zweden en Denemarken. Derhalve is dat onderwerp aan de agenda van de OS-Raad toegevoegd, die volgende week op de dag na de Raad Algemene Zaken plaatsvindt.

Dan kom ik bij de vraag van de heer Schouw over de precondities en onze genuanceerde reactie op de partnershipovereenkomsten. Wij zijn er een voorstander van om die in het geheel van de cohesiefondsen te betrekken, voor zover er een koppeling is met het versterkte Groei- en Stabiliteitspact. Het niet-uitkeren van bedragen kan simpelweg een sanctie zijn die hangt aan de verscherping van het Groei- en Stabiliteitspact. Voor zover het gaat om het institutionele deel, waarover de Commissie spreekt, hebben wij een open mind, maar zijn wij vooralsnog aarzelend. Het risico is namelijk aanzienlijk groter dat het veel meer administratieve lasten met zich brengt dan dat het voordelen met zich brengt in termen van transparantie en slagvaardigheid. Onze houding daarin is een betrekkelijk pragmatische en geen principiële.

Mevrouw Ferrier heeft ten aanzien van de bescherming van christelijke minderheden gevraagd hoe dat op de agenda komt. Wij hebben dat onderwerp ook besproken met mevrouw Ashton, toen zij in Den Haag was. Zij heeft toegezegd dat zij dit uitwerkt en vervolgens op de agenda zal zetten. Dat gesprek vond ongeveer drie à vier weken geleden plaats. Het staat nu dus nog niet op de agenda, maar mocht het voortdurend gaan opvallen door afwezigheid, dan zullen wij aan de bel trekken.

De heer Van Bommel heeft een vraag gesteld over het risico van een tweedeling door het houden van informele bijeenkomsten van eurolanden. Wij zien dat. Enerzijds denken wij mee over de mogelijkheden om die economische samenwerking nader vorm te geven; dat kan van belang zijn voor de stabiliteit van de eurozone. Anderzijds hebben wij gewezen op het risico dat hierbij sprake is van een tweedeling. Wij willen dus voorkomen dat dit geïnstitutionaliseerd wordt, dat het bijvoorbeeld een eigen secretariaat gaat krijgen en dat het zeer frequent in deze vorm een leven gaat leiden. Wij willen het zo inrichten dat voor landen die aan deze samenwerking mee willen doen, de deur openstaat. Wij zijn ons dus bewust van deze tweedeling. Uit de toonzetting van de vraag van de heer Van Bommel blijkt dat hij dat niet wenselijk vindt. Ook wij vinden het niet wenselijk.

Ten slotte heeft de heer Van Bommel nog een vraag gesteld over Wit-Rusland. Wij zijn het erover eens dat de situatie nog steeds zorgwekkend is. Recentelijk was er nog sprake van een nieuw huisarrest van enkele medewerkers van ngo's. Zulke intimidatie achten wij onaanvaardbaar. Sancties hebben tot nu toe niet het gewenste effect gehad. Wat het kabinet betreft, en dat zal ook onze inzet zijn, blijven deze sancties onderdeel uitmaken van de druk die wij als Europese Unie willen blijven uitoefenen. Wij willen ook zo lang mogelijk vasthouden aan die sancties, om ervoor te zorgen dat de situatie ten goede keert.

Daarmee heb ik de vragen beantwoord. Met het oog op de tijd heb ik zaken gebundeld, maar ik hoop ze toch in de geest van de vragenstellers te hebben behandeld.

Mevrouw Albayrak (PvdA): Gezien de acute situatie aan de zuidgrenzen van Europa als gevolg van de ontwikkelingen in Noord-Afrika en het Midden-Oosten vind ik het antwoord verre van toereikend. Wij kunnen niet afwachten en zeggen: we gaan eens inventariseren wat Italië nodig heeft. Er zijn infrastructuren, er zijn afspraken en er is materieel bij Frontex.

De voorzitter: U wilt op dit punt meer actie van de kant van de regering?

Mevrouw Albayrak (PvdA): Ik betwijfel of de staatssecretaris die actie gaat toezeggen. Natuurlijk ligt het bij de vakministers, maar het is de Raad Algemene Zaken die nu bijvoorbeeld Italië moet oproepen om daar vingerafdrukken af te nemen en om ervoor te zorgen dat het reeds aanwezige Frontex-materiaal daar nu met prioriteit wordt ingezet. Als Italië dit gaat afremmen, gaat men naar Malta. Als Malta het afremt, gaat men naar Griekenland. Het gebeurt terwijl wij hier bij elkaar zitten. Ik overweeg op dit punt een motie in te dienen. Ik zie het niet gebeuren dat deze concrete acties hier en nu door de staatssecretaris worden toegezegd.

Staatssecretaris Knapen: Ik deel de zorgen van mevrouw Albayrak en het gevoel van urgentie dat daaruit spreekt. Het punt staat op de agenda van de RBZ van aanstaande maandag. Met Italië is afgesproken dat het op de JBZ-raad van 24 en 25 februari opnieuw op de agenda staat. Wij willen als reactie op het algemeen gestelde verzoek van Italië om bijstand te verlenen, zo snel mogelijk van Italië weten – de Commissie heeft daarover ook al deze week in het Europees Parlement gesproken – of anders met behulp van Frontex vaststellen wat Italië precies nodig heeft om te kunnen doen waarvan wij allemaal vinden dat Italië het moet doen. Wij komen daar dus uiterlijk de dag na 25 februari op terug. Dan heeft de JBZ-raad hierover namelijk plaatsgevonden.

De voorzitter: Mevrouw Albayrak, u liet doorschemeren dat u op dit punt iets overwoog.

Mevrouw Albayrak (PvdA): Voor mij hoeft er echt geen inventarisatie te komen. Ik kan zo tien dingen noemen die vandaag moeten gebeuren en kunnen gebeuren. De Raad Algemene Zaken zou die opdracht ook aan de vakministers kunnen meegeven. Ik handhaaf mijn verzoek om ...

De voorzitter: De staatssecretaris wil hier toch nog even op reageren.

Staatssecretaris Knapen: Ik neem graag de suggestie mee dat onze raad dit als urgente opdracht meegeeft aan de vakministers op 24 en 25 februari. Het gevoel van urgentie dat hier leeft, wil ik aanstaande maandag in Brussel graag op die manier zichtbaar maken en onderstrepen.

Mevrouw Albayrak (PvdA): Dan ga ik u daarbij helpen door in een motie de dingen aan te geven die vandaag al zouden kunnen plaatsvinden. Er zijn infrastructuren. Er zijn zaken die vandaag in gang gezet kunnen worden als daartoe wordt besloten.

Staatssecretaris Knapen: Alle hulp is welkom. Ik wijs mevrouw Albayrak er echter op dat op dit moment, vandaag, op dit uur, Italië aan zet is om te handelen en om ons, voor zover men dat níet kan, precies aan te geven wat wij moeten doen om ervoor te zorgen dat men wél kan handelen.

De voorzitter: Mijnheer Ten Broeke, korte vraag graag.

De heer Ten Broeke (VVD): De staatssecretaris heeft terecht aangegeven dat Italië aan zet is en mevrouw Albayrak vraagt ongetwijfeld terecht om meer actie. Dat laatste is al jaren noodzakelijk; niet alleen naar Italië, maar ook naar andere landen. Nu daag ik de staatssecretaris uit om, als hij straks met een actualisering komt van de noodzaak tot prioritering van andere uitgaven van de Europese Unie, met een gloedvol betoog te komen over de manier waarop Nederland Frontex eens echt op poten wil zetten. Dat is de afgelopen jaren namelijk niet gebeurd. Misschien kan de staatssecretaris daarover een toezegging doen.

Staatssecretaris Knapen: Ik geef onmiddellijk toe dat de woorden wat bureaucratisch zijn en dus niet erg gloedvol klinken, maar wat de financiële perspectieven betreft zetten wij in op innovatie, concurrentiekracht en veiligheid. «Veiligheid» is een containerbegrip waarbij alle dingen waar wij zojuist over hebben gesproken, prioritair een rol spelen.

De voorzitter: Wij zijn aan het eind gekomen van dit algemeen overleg. Ik stel vast dat van de kant van de PvdA gevraagd is om het verslag van dit algemeen overleg op de plenaire agenda te zetten. Verder stel ik vast dat er geen enkele toezegging is gedaan van de kant van de regering die apart moet worden vermeld. Ik dank de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken en zijn staf voor hun aanwezigheid.