Vastgesteld 29 september 2017
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft op 13 september 2017 overleg gevoerd met de heer Koenders, Minister van Buitenlandse Zaken, over:
– de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 8 september 2017 inzake de reactie op het verzoek van de commissie inzake actuele situatie met betrekking tot Suriname (Kamerstuk 20 361, nr. 172);
– de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 9 juni 2017 met de reactie op het verzoek van de commissie over de Twinningfaciliteit Suriname-Nederland en een overzicht van instrumenten voor economische samenwerking (Kamerstuk 20 361, nr. 171).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De fungerend voorzitter van de commissie, Omtzigt
De griffier van de commissie, Van Toor
Voorzitter: Ten Broeke
Griffier: Van Toor
Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Ten Broeke, Van Helvert, Van den Hul, Karabulut, Kuzu, Van Ojik, De Roon en Sjoerdsma,
en de heer Koenders, Minister van Buitenlandse Zaken.
Aanvang 16.03 uur.
De voorzitter:
Goedemiddag. Ik open dit algemeen overleg van de vaste Kamercommissie voor Buitenlandse Zaken. Wij gaan het vanmiddag hebben over Suriname. Ik zie dat zich op dit moment zes fracties hebben verzameld en dan rekent de voorzitter zichzelf daarbij. Dat betekent overigens wel dat ik nog een vervangende voorzitter zoek. Rondkijkend denk ik dat of de heer De Roon of mevrouw Karabulut het even van mij over kunnen nemen. Ik zie u kijken, mevrouw Karabulut, maar ik zeg u: er zijn voordelen maar er zijn ook nadelen, bijvoorbeeld bij interrupties. Maar zou u het straks even van mij over willen nemen?
Mevrouw Karabulut (SP):
Tuurlijk.
De voorzitter:
Bent u ermee akkoord, meneer De Roon, dat ik het eerst even aan mevrouw Karabulut vroeg? Volgens mij zitten wij hier met hetzelfde aantal dienstjaren. Ik zie u kijken: is dat niet zo? U ziet, deze technische kwestie hebben wij direct opgelost.
Wij hebben een spreektijd van vijf minuten per fractie afgesproken. Ik zie dat de heer Van Helvert van de CDA-fractie aanschuift: van harte welkom! Ik geef als eerste het woord aan mevrouw Van den Hul voor de fractie van de Partij van de Arbeid.
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Voorzitter. Ik dank iedereen in de zaal voor zijn aanwezigheid en ik dank iedereen die dit AO vandaag op afstand volgt. Nederland en Suriname hebben een bijzondere relatie. Dat bleek maar weer tijdens de bijzondere procedurevergadering onder leiding van collega Karabulut, waarvoor nogmaals veel dank. Die relatie is bijzonder, maar niet altijd gemakkelijk. Misschien komt dat juist wel door ons gedeelde verleden. Ruim 300 jaar maakte Suriname deel uit van het Koninkrijk der Nederlanden. Een koloniaal cultureel archief, zoals Gloria Wekker en Edward Saïd dat noemen. Volgens het CBS telde Nederland vorig jaar 349.022 Surinaamse Nederlanders. Hun kinderen en kleinkinderen zijn in deze cijfers niet eens meegerekend. Het moge duidelijk zijn: Nederland en Suriname hebben nauwe historische, economische, culturele en familiebanden.
Helaas zien we die nauwe banden niet altijd gereflecteerd in onze diplomatieke relatie. Hoe kijkt de Minister naar het intrekken van het agrément? Wat betekent dit voor de functionele contacten met de Surinaamse regering? Er zijn toenemende zorgen over de rechtsstaat en de democratie in Suriname. Graag hoor ik van de Minister of deze zorgen in zijn ogen terecht zijn. Wat is de indruk van de Minister van de algemene mensenrechtensituatie in Suriname? Wat kan Nederland doen of doet Nederland al om die situatie te bevorderen? Hoe is het gesteld met de persvrijheid? Hoe kijkt de Minister in het licht daarvan naar de nieuwe wet inzake elektronisch verkeer? Kan de Minister toelichten wat er in de laatste UPR (Universal Periodic Review) van Suriname is besproken?
Ik vraag ook de aandacht van de Minister voor een aantal concrete zorgen van de Surinaams-Nederlandse gemeenschap. Ons bereiken zorgen over het AOW-gat bij Surinaamse Nederlanders. Kan de Minister een indicatie geven van het aantal mensen voor wie dit speelt? Kan hij iets zeggen over een mogelijke oplossing? Wat kan de Minister doen voor ouderen die in Nederland pensioen ontvangen, maar voor langere tijd naar Suriname willen reizen? Kan de Minister iets zeggen over de stand van zaken met betrekking tot onderhandelingen over het bilaterale socialeverzekeringsverdrag?
Ook over de visumplicht bereiken ons vanuit de gemeenschap vaak zorgen. Uiteraard is de Europese Commissie aan zet als het gaat om voorstellen voor invoer of afschaffing van de visumplicht, maar welke rol ziet de Minister hierbij voor de Nederlandse regering?
Tot slot heb ik nog een vraag die vooral leeft bij Surinaamse studenten in Nederland, namelijk over het aantal te werken uren door buitenlandse studenten. In de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken is eind 2015 overeenstemming bereikt over een Europese richtlijn die het aantal te werken uren door studenten van buiten de EU op vijftien uur per week stelt. In de Nederlandse regeling is nu tien uur per week vastgelegd. Wanneer kunnen buitenlandse studenten de implementatie van de nieuwe richtlijn, en dus de verhoging van het aantal te werken uren, verwachten?
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van den Hul. Dan geef ik het woord aan de heer De Roon voor de fractie van de Partij voor de Vrijheid.
De heer De Roon (PVV):
Voorzitter. Het militaire bewind van Bouterse heeft in de jaren tachtig Suriname niet alleen aan de rand van de afgrond gebracht, maar het ook in die afgrond geduwd. Dat bleek eind jaren tachtig, begin jaren negentig heel duidelijk toen door een enorme geldontwaarding de Surinaamse gulden uiteindelijk bijna niets meer waard was en de handel tot stilstand kwam. De rijke Surinamers hadden hun kapitaal inmiddels al ondergebracht in andere landen, vooral in de Verenigde Staten. De pensioenen van iedereen die zijn pensioen in Surinaamse guldens kreeg, waren niks meer waard geworden. Toen er weer een burgerbewind tot stand kwam, heeft het zo'n vijftien jaar geduurd om Suriname er weer een beetje bovenop te helpen. Er was, als ik het goed schat, nog zo'n half miljard euro over uit de gelden die Nederland had uitgetrokken voor het afscheid van Suriname. Dat halve miljard is ook naar Suriname gegaan en is daar geïnvesteerd. Dat én het vele harde werken van veel mensen in Suriname heeft Suriname er na 1992 weer redelijk bovenop geholpen. Toen ik in 2005 in Suriname was, kon ik dat ook goed zien. Ik zag dat van alles weer tot bloei was gekomen vergeleken met tien tot vijftien jaar eerder.
Maar tot mijn verbazing en teleurstelling heeft de bevolking van Suriname uiteindelijk toch weer het bewind van Bouterse opnieuw aan de macht gebracht. Die persoon en de mensen om hem heen zijn op belangrijke posities terechtgekomen. We zien nu dat eigenlijk weer hetzelfde gebeurt. De Surinaamse gulden is weer in een duikvlucht terechtgekomen. Als we het vanuit rechtsstatelijk oogpunt beschouwen, is het risico voor Suriname heel groot. We constateren bovendien dat de heer Bouterse het goed kan vinden met allerlei kwalijke figuren uit Zuid- en Midden-Amerika. Ik noem de president van Venezuela, die van Cuba en die van Nicaragua. Dat zijn zijn kornuiten, daar hoort hij bij thuis en daar voelt hij zich bij thuis.
Als ik kijk naar de projecten die hier voorliggen, de twinningprojecten maar ook de faciliteiten voor het bedrijfsleven, dan moet ik toch constateren dat ik wat daarin zit net zo goed had kunnen bespreken met de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Het is bijna allemaal ontwikkelingssamenwerking, in ieder geval in mijn ogen. Dan rijst bij mij de vraag of we na de slechte ervaring die we in de jaren tachtig hebben gehad, hier nu opnieuw ontwikkelingssamenwerkingsgeld in moeten steken. Zelfs als je op zich in principe vóór ontwikkelingssamenwerking bent, vind ik dat je nog steeds die vraag zou moeten stellen. De PVV is snel klaar met die vraag, want wij houden niet van ontwikkelingssamenwerking. Ons antwoord daarop is dus nee.
In onze diplomatieke contacten met Suriname wordt de Nederlandse ambassadeur zonder verdere toelichting de toegang geweigerd. Ik zei al dat Bouterse meer past bij de halve boeven – of misschien moet ik zelfs hele boeven zeggen – uit een aantal Zuid-Amerikaanse landen. Moeten wij dan nog wel op hoog diplomatiek niveau contacten willen hebben? Wat de PVV betreft zou het ook heel goed denkbaar zijn dat we het voorlopig allemaal maar eens afbouwen tot het hoogstnoodzakelijke consulaire niveau.
De voorzitter:
Dank u wel, mijnheer De Roon. Dan geef ik het woord aan mevrouw Karabulut voor de fractie van de Socialistische Partij.
Mevrouw Karabulut (SP):
Voorzitter. We spreken vandaag in een algemeen overleg over Suriname, een land waarmee wij warme banden hebben. Dat is ook te zien hier in de zaal. We hebben enige tijd geleden een mooi rondetafelgesprek gehad met heel veel Surinaamse Nederlanders die enorm betrokken zijn. Of we het nou willen of niet, de banden zijn er, ze zijn warm en ze zullen blijven.
Een ander punt zijn de betrekkingen. Die zijn moeizaam. Dat heeft alles te maken met president Bouterse die in Nederland is veroordeeld voor betrokkenheid bij drugshandel en die in eigen land de vervolging voor zijn rol in de Decembermoorden tegenwerkt. Dat kwam onlangs weer aan de oppervlakte toen bekend werd dat de nieuwe Nederlandse ambassadeur niet welkom is in Paramaribo, terwijl eerder in juni daarvoor wel toestemming was verleend. Een reden is kennelijk niet gegeven. De Surinaamse Minister van Buitenlandse Zaken kwam niet verder dan dat het niet opportuun zou zijn. De Minister zou dit besluit analyseren. Ik zie graag een reactie van hem tegemoet. Is er inmiddels meer duidelijkheid? Het was wellicht toeval, maar waarschijnlijk niet, want de draai vond plaats op dezelfde dag dat de openbaar aanklager in Suriname twintig jaar cel eiste tegen president Bouterse vanwege zijn rol bij de Decembermoorden. Kan de Minister daar nog op reageren? Is er wellicht een verband tussen deze zaken?
De eis an sich is natuurlijk historisch te noemen, want geregeld leek het erop dat de Surinaamse president het juridische proces tegen zijn schimmige rol in de moordpartijen in 1982, een paar jaar na de militaire coup onder zijn leiding, effectief gesmoord had. Zo'n eis is nog geen veroordeling, maar er is in jaren niet zo veel hoop geweest dat deze zaak eindelijk tot een goed einde gebracht kan worden. Voor de nabestaanden van de vijftien tegenstanders van het militaire regime die op 8 en 9 december 1982 gemarteld en vermoord werden, maar ook voor veel andere Surinamers, is dit van bijzonder groot belang. Bouterse, zoals wij hem kennen, geeft het verzet tegen het proces niet op. Zo veel is duidelijk uit zijn reactie op de eis. Hij stelde ronduit: als God mij op deze plek heeft neergezet, welke rechter komt mij hier dan weghalen? Partijgenoten van Bouterse openden ondertussen een regelrechte aanval op de rechterlijke macht. Voorgesteld is onder andere dat er een instituut moet komen dat rechters controleert. Kan de Minister hierop reageren?
Ik heb ook nog een vraag over protesten in Suriname, die met name enkele maanden geleden behoorlijk omvangrijk waren en waartegen soms stevig is opgetreden. In antwoord op Kamervragen van collega Van Helvert wordt gesteld dat hardhandig en disproportioneel optreden niet te rechtvaardigen is. Dat is echter geen veroordeling van het optreden van de Surinaamse autoriteiten. Kan de Minister daarop reageren? Is het optreden inderdaad niet veroordeeld? Zitten de demonstranten nog steeds opgesloten of is iedereen inmiddels weer op vrije voeten?
We zeiden het al: we hebben een goed gesprek gehad met heel veel Surinaamse Nederlanders. Daarin komen een aantal zaken naar voren die inmiddels wel bekend zijn bij de Minister, denk ik. Ik noem de gezinshereniging. Tot 1 oktober 2012 konden oudere Surinamers van wie de partner was komen te overlijden, zich in het kader van gezinshereniging bij de kinderen in Nederland voegen. Dat is nu niet meer zo. Die regeling is om mij onbekende redenen verdwenen, terwijl het de Staat niets kost. Kan de Minister daarop reageren? Is dit te herstellen?
Ik heb goede resultaten gezien van de twinningfaciliteiten. Gaan we daar alstublieft mee door? Kan er eventueel ook gekeken worden naar de omvang van het budget?
We hebben afgelopen dinsdag een petitie ontvangen van heel veel vrijwillige Surinaamse Nederlanders over de visumplicht. Het is natuurlijk een rare figuur dat er voor Mexicanen en Brazilianen geen visumplicht bestaat, maar voor Surinaamse Nederlanders, die hier vaak nauwe banden hebben met familie, wel. Zij moeten € 60 betalen. Als zij het visum niet krijgen, krijgen zij dat geld niet terug. Het is een fors bedrag voor mensen die niet zo'n dikke portemonnee hebben.
Een andere deelnemer vroeg aandacht voor de betrokkenheid van Nederland bij de ontwikkelingen in Suriname in de jaren na de onafhankelijkheid, in het bijzonder tijdens de coup in ’80. Er werd aangedrongen op openbaarmaking van archieven over die periode, die tot 2060 gesloten zijn. Kan de Minister dat overwegen, zodat er eindelijk helderheid kan komen op dat punt?
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Karabulut. Dan gaan we door naar de heer Van Ojik voor de fractie van GroenLinks.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Voorzitter. Bijna alle collega's spraken er al over: wij koesteren in dit parlement de warme band met Suriname. Die band heeft uiteraard te maken met geschiedenis, cultuur en taal, maar ook met de omvangrijke Surinaamse gemeenschap in Nederland. Daarom is de kwestie van de visumplicht van belang. Ik sluit me graag aan bij de vragen die daarover door de collega's zijn gesteld. Natuurlijk neemt uiteindelijk de Europese Commissie een beslissing over de visumplicht, maar het zou goed zijn om van deze Minister te horen of hij wat kan doen en wat hij dan kan doen om tot een betere en goedkopere regeling te komen. Mevrouw Karabulut sprak er ook al over. Misschien kan Nederland zelf iets doen aan de prijs van het visum?
Veel is al gezegd, maar ik wil graag een paar punten maken die misschien kunnen leiden tot een nadere beschouwing van de kant van de Minister. In de eerste plaats over de economische situatie in Suriname. Als je de cijfers uit de brief tot je door laat dringen, dan zie je dat die een gigantische impact moeten hebben in het dagelijks leven van iedereen in Suriname. De inflatie is 60%. De economische krimp in Suriname bedraagt meer dan 10%. En dan heb ik het nog niet eens over zaken als staatsschuld en de meer macro-economische kwesties. Ik heb het puur over de betekenis van de economische achteruitgang voor het dagelijks leven in Suriname. Dan doemt de vraag op wat wij, met alle ingewikkeldheden in de officiële relatie tussen Nederland en Suriname, concreet zouden kunnen doen ter ondersteuning van de normale Surinaamse burger die hiervan de consequenties draagt. Ik begrijp dat er beginnende onderhandelingen zijn geweest met de Wereldbank. Ik begrijp dat er sprake is geweest van een noodkrediet van het IMF, dat later weer door Suriname is stopgezet, omdat de Surinaamse regering kennelijk vond dat er te veel voorwaarden aan dat krediet waren verbonden. Ziet de Minister mogelijkheden om, op wat voor manier dan ook, op enigerlei wijze vanuit Nederland, misschien via multilaterale instellingen, assistentie te bieden? Ik besef overigens dat die vraag makkelijker gesteld dan beantwoord is. Dat wat de economie betreft.
Ik kom op de politieke situatie. Het is heel goed dat het proces tegen Bouterse na de intrekking van de omstreden amnestiewet weer is hervat; anderen spraken er ook al over. Bij het aannemen van die amnestiewet heeft Nederland besloten om de besteding van de resterende verdragsmiddelen op te schorten. Ik realiseer mij dat dat nog maar heel weinig is, maar het is van het heel grote bedrag dat we ooit hadden, een relatief belangwekkend bedrag. Ik vraag de Minister – ik realiseer mij dat ook dat misschien een beetje meer op het terrein ligt van zijn collega van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking – wat er eventueel nog met die nog resterende verdragsmiddelen zou kunnen gebeuren nu de amnestiewet niet meer van toepassing is en het proces zijn loop heeft hernomen. Ik denk dat het van heel groot belang is dat de Surinaamse politiek en de Surinaamse samenleving zich kunnen ontwikkelen in de richting van een pluriforme samenleving waarin sprake is van checks-and-balances en waarin ook de civil society een rol speelt. In die zin zou ik, anders dan bijvoorbeeld de heer De Roon, de Twinningfaciliteit juist als zeer belangrijk willen aanmerken. Ik ben dan ook blij met het voornemen van het kabinet om daarmee door te gaan. Het is goed dat we alles wat er mogelijk is in de relatie tussen Nederland en Suriname maximaal benutten om niet alleen de banden die we hebben te benadrukken, maar ook om te kijken hoe we een bijdrage kunnen leveren aan de oplossing van de acute problemen van de Surinaamse samenleving.
De voorzitter:
Dank u wel. We gaan nu door naar de heer Sjoerdsma die zal spreken namens D66.
De heer Sjoerdsma (D66):
Voorzitter. Inderdaad, het is gezegd: de banden tussen Suriname en Nederland, tussen Surinamers en Nederlanders zijn bijzonder nauw. Dat is niet alleen maar ingegeven vanuit onze gedeelde geschiedenis, vanuit onze gedeelde taal, vanuit onze gedeelde cultuur en in mijn geval ook vanuit een gedeelde voorliefde voor eten. Het gaat niet alleen om de toekomst, maar ook om het heden. Ik hoop ook op een gedeelde toekomst, maar dat betekent wel dat er werk aan de winkel is. Hoe nauw onze banden ook zijn met de Surinamers, onze banden met het Surinaamse bestuur lijken zeer moeizaam te zijn. Dat geldt natuurlijk in het bijzonder voor de banden met de Surinaamse president, de heer Bouterse. Dat betekent wat mij betreft ook – ik sluit mij daarbij aan bij degenen die dat al eerder hebben gezegd – dat we alles wat we kunnen doen om de banden met de Surinamers te versterken, moeten aangrijpen. Het voortzetten van die Twinningfaciliteit vind ik dan ook een uitstekend idee. Het is een uitstekend idee om te proberen de problemen die zijn aangekaart door mevrouw Van den Hul en mevrouw Karabulut op het terrein van gezinshereniging en het aantal uren dat studenten kunnen werken, op te lossen. Daar moeten we volgens mij serieus naar kijken. Maar omgekeerd, betekent het ook dat we heel duidelijk en fair moeten zijn richting deze president. Ik wil op dat punt een aantal dingen vragen aan de Minister.
De eerste vraag gaat over het weigeren van de Nederlandse ambassadeur. Wat is nu precies de stand van zaken? Accepteert Suriname geen enkele ambassadeur van ons of is de weigering enkel verbonden aan deze specifieke persoon? Met andere woorden, is het een persoonsgebonden terugtrekking van het agrément of is het iets algemeners? Ik vraag dit ook omdat de datum waarop Suriname liet weten dat dit agrément er niet ging komen, zo denk ik, niet toevalligerwijs samenviel met het uitspreken van de strafeis door de krijgsraad. Het lijkt gewoon een oppervlakkige, makkelijke manier om de aandacht af te leiden van iets dat veel belangrijker is: waarheidsvinding en gerechtigheid in Suriname.
Wat betreft die gerechtigheid kan ik eigenlijk alleen maar zeggen dat ik het bijzonder moedig vind van die aanklager van de krijgsraad – ik vermoed dat het ook een moeilijk besluit is geweest – om gewoon door te gaan en toch een eis op tafel te leggen tegen Bouterse en er zodoende voor te zorgen dat die broodnodige waarheidsvinding niet plaatsvindt in gesprekken met journalisten, maar in de rechtbank. Ik hoop dat dat proces zal worden doorgezet. We zullen het zien.
Er is ook gesproken over visumvrij reizen. Ik ben er groot voorstander van dat dat makkelijker wordt, maar tegelijkertijd wil ik er ook op wijzen dat we in Europa duidelijke criteria hebben op basis waarvan visumvrij reizen kan worden toegestaan. Ik denk alleen wel dat Nederland hier een wat actievere rol zou kunnen spelen dan het toe nu toe heeft gedaan. Dat proces, dat voor de Europese Commissie heel belangrijk is, hebben we niet van vandaag op morgen op groen staan. Maar we kunnen wel kijken of we met de Europese Commissie dat proces om ervoor te zorgen dat Suriname voldoet aan de criteria voor visumvrij reizen, een slinger kunnen geven en of we daar wat meer energie op in kunnen zetten om ervoor te zorgen dat Suriname gaat voldoen aan die eisen, waardoor dat zo begeerde visumvrij reizen mogelijk wordt.
Daar hangt nog iets anders mee samen en dat zijn de kosten die samenhangen met de visa. Ik begrijp dat visa geld kosten, maar ik begrijp ook dat de uitbesteding van de visa-afgifte tot een toelage leidt van ongeveer € 25. Dat komt dan boven op de oorspronkelijke kosten van € 60 en dat maakt het al gauw een aanzienlijk bedrag boven op de toch al niet zo geringe vliegkosten die mensen vaak moeten betalen. Kan de Minister iets meer toelichten over de noodzaak van die extra € 25 en of daar niet iets aan te doen valt?
Tot slot de drugsproblematiek. Ik heb daar grote zorgen over, want ik zie een serieuze toename in de in- en uitvoer van drugs vanuit Suriname. Ik zie ook iets wat lijkt op een toename in straffeloosheid voor diegenen die achter dat soort georganiseerde misdaad zit. Ik zie dat de inlichtingendiensten op het gebied van drugsbestrijding zijn ontmanteld. Ik zie dat de leden van de drug enforcement agencies zijn vertrokken. Ik zie dat belangrijke controleposten niet worden versterkt. Ik vraag daarom een appreciatie van de Minister van hoe hij inschat dat Suriname op dit moment echt werk maakt van die drugsbestrijding en of we daar niet een keer een serieus gesprek over zouden moeten voeren, want die straffeloosheid en die toename van de drugshandel die daar plaatsvindt, raakt ons uiteindelijk ook.
De voorzitter:
Dank u wel. We gaan nu naar de heer Van Helvert. Hij zal spreken namens het Christen Democratisch Appel.
De heer Van Helvert (CDA):
Voorzitter. Ik zie dat hier twee dingen over tafel gaan. Dat is aan de ene kant de bilaterale relatie die de Nederlandse overheid heeft met Suriname. Daar is natuurlijk heel wat op aan te merken. Daarnaast heb je de contacten die we als Nederlanders hebben met Surinamers als vrienden, familie of op een andere wijze. De aanpak van die twee relaties is heel verschillend en die botst af en toe ook. Dat zie je vandaag ook terugkomen.
Allereerst iets over de relatie tussen de twee landen. Er zijn al vragen gesteld over de ambassadeur. Het is opmerkelijk dat op 20 juli bekend werd dat de nieuwe Nederlandse ambassadeur, mevrouw Van Leeuwen, niet welkom is in Suriname, terwijl een maand eerder werd gemeld dat de accreditatie wel verleend zou zijn. Kan de Minister aangeven wat er in die maand mis is gegaan?
Als het gaat om het proces rond de Decembermoorden zie je dat de Staat Nederland daar logischerwijs heel wat op heeft aan te merken. Je ziet ook dat we behoorlijke zorgen hebben over de mensenrechten. Daar hebben we ook vragen over gesteld. De Minister heeft in de beantwoording daarvan aangegeven dat de mensenrechten over het algemeen best wel worden gehandhaafd. Dat is echter een rekbaar begrip. Wat bedoelen we met «in het algemeen worden ze goed gehandhaafd»? Wat kunnen we zeggen over de stand van zaken, ook als je het hebt over bijvoorbeeld oppositieleider Santokhi, die overigens zijn leerschool ook in Nederland had, om de banden nog maar eens wat hechter te maken? Hoe is het met zijn veiligheid gesteld? Ik heb begrepen dat hij nog steeds met een privébeveiligingsteam over straat moet lopen, omdat het niet veilig zou zijn voor hem. Kan de Minister aangeven hoe de mensenrechten op dit moment worden gehandhaafd?
Terwijl we het op dat niveau als staten met elkaar over dit soort zaken hebben, zie je dat de laag daarnaast, die van vrienden en familie, lijdt door de lege schatkisten, de gedevalueerde munt, de torenhoge inflatie, de gigantische begrotingstekorten en de steeds hoger wordende prijs van voedsel. Daar lijdt die bevolking onder. Heel veel wordt gemaskeerd – dat hoor je in gesprekken met mensen die familie- en vriendenbanden hebben met Suriname – door steun, privésteun uit Nederland. Families geven aan families in Suriname. Daardoor wordt heel veel niet gemeld, terwijl het natuurlijk verschrikkelijk is. Het is dus eigenlijk een soort economische crisis, waarbij de enige inkomstenbron is hetgeen Suriname uit de grond haalt. Dat is eigenlijk het enige dat nog goed draait.
De tweede crisis – daar moeten we echt zorg voor hebben – betreft de gezondheidszorg. De basis voor de zorg is totaal weg. Salarissen kunnen vaak niet betaald worden. De basale middelen die een ziekenhuis nodig heeft, zijn er vaak niet. Is er al sprake van noodhulp? Wordt de noodhulp, omdat mensen daar lijden, wel geaccepteerd door de regering-Bouterse? Je ziet dat de conflicten op landniveau dan botsen met de noden van de mensen die er wonen. Kunnen we dat niet oplossen door te zeggen dat Nederlandse organisaties iets doen voor organisaties in Suriname? Je kunt natuurlijk steeds de strijd aangaan met de regering daar, maar het volk, waaronder onze vrienden en onze familie, lijdt daaronder.
De twinningprojecten zijn natuurlijk in principe heel goed. Het zijn kleine projecten met een grote impact. Kan de Minister er iets over zeggen of de doelstelling van de projecten ook echt wordt gehaald? Dat zie ik in de evaluatie niet altijd terug. Dit los van het feit dat ze natuurlijk goed zijn. Ik wil niet betogen dat ze meteen moeten stoppen.
Wat betreft het visumvrij reizen sluit ik mij aan bij een aantal vragen dat al is gesteld. Ik heb daarbij nog wel de vraag of er überhaupt landen in Zuid-Amerika zijn waarvan de bewoners ook een visum moeten aanvragen. Het lijkt er nu namelijk op dat ze bijna allemaal visumvrij mogen reizen, op Suriname na. Misschien zijn er nog wel meer voorbeelden te noemen. Wat zouden we als Nederland kunnen doen – de heer Sjoerdsma van D66 zei daar ook al wat over – om dat enigszins te veranderen, juist omdat daar zo veel relaties zitten?
De voorzitter:
Dank u wel. We gaan nu naar de heer Kuzu voor de fractie van DENK.
De heer Kuzu (DENK):
Voorzitter. Binnenkort, om precies te zijn op 25 november 2017, viert de Republiek Suriname haar 42-jarig bestaan. Dat is een woelig bestaan, dat gekenmerkt wordt door de bijzondere band met Nederland. Dat is al te vaak benadrukt door mijn collega's. Wij hebben in die 42 jaar wat ons betreft te weinig oog gehad voor die bijzondere band, bijvoorbeeld als het gaat om die bijna 9.000 ongedocumenteerde Surinamers of als het gaat om de restricties die gelden voor Surinaamse studenten en het maximumaantal uren dat zij in de week mogen werken. Wat wij telkens lijken te vergeten is die bijzondere band. Die bijzondere band begint niet in 1975, die gaat eeuwen terug, omdat – laten we dat ook open en eerlijk zeggen – ons land het gebied heeft gekolonialiseerd en mensen heeft onteerd en tot slaaf heeft gemaakt. Daarom zeggen wij: Suriname is geen kennis, Suriname is als een broer, als een zus en het is nu echt tijd om dit in te gaan zien. Ik zou tegen de mensen willen zeggen: mi na wan Srananman.
Er zijn dringende zaken te bespreken. Ik krijg graag een reactie van de Minister op de volgende vijf punten. Het eerste punt is dat inheemse en Afro-Surinamers worden verdreven van hun land. Het voor de goudwinning gebruikte kwik bevindt zich niet alleen in de omgeving, maar ook in het eten en in het lichaam. De Twinningfaciliteit is een uitgelezen kans om die in te zetten voor projecten die bijdragen aan het beschermen van het ecosysteem en voor projecten ten behoeve van langdurige economische ontwikkeling. Daar zijn de Surinamers bij gebaat. Het bedrag van 6,5 miljoen euro schiet wat ons betreft tekort. Voor de eerste Twinningfaciliteit was 11,7 miljoen euro beschikbaar. Waarom is dat bedrag verlaagd? Kunnen we niet terug naar het voorzieningenniveau dat we hadden voor de eerste Twinningfaciliteit?
Punt 2 betreft de visumplicht. Daar hebben een aantal collega's ook over gesproken. Van de veertien Zuid-Amerikaanse landen, zeg ik ter informatie tegen de heer Van Helvert, is Suriname een van de vier landen waarvan de onderdanen niet vrijgesteld zijn van visumplicht. Vanuit Venezuela mag je wel zonder visum gewoon naar Nederland komen. Dit ondanks de gedeelde geschiedenis, de gedeelde taal, de gedeelde families. Dan vraag je je af of dit is hoe we omgaan met onze ex-Koninkrijksgenoten. DENK ziet daarom ook graag dat de Minister zich ervoor inzet dat ook Surinamers visumvrij naar Nederland kunnen reizen.
Punt 3 is het etnisch profileren op Schiphol. Er werd net al gesproken over drugshandel, maar 25% tot 50% van alle cocaïne die voor Europa bestemd is, komt via de Rotterdamse haven binnen. Van de 200 containers wordt er slechts 1 gecontroleerd. Dit is de zogeheten 0,5%-controle. Ondertussen hebben wij de 100%-controle op vluchten vanuit het Caribisch gebied, Suriname en Venezuela. De smokkel van cocaïne uit Zuid-Amerika loopt vooral via de Dominicaanse Republiek en Jamaica. En dat zijn landen waaruit je visumvrij kunt reizen. Dan vraag je je af of dit een soort van Surinamertje pesten aan de grens is. Ik krijg hierop graag een reactie van de Minister.
Punt 4 betreft het AOW-gat van Nederlanders die zijn geboren in Suriname. Hoe rechtvaardig is het om Nederlanders die altijd op Nederlands grondgebied hebben gewoond en hun steentje hebben bijgedragen aan de samenleving, te korten op hun AOW? Wij hebben hier in het verleden, onder andere samen met de SP en 50PLUS, voorstellen voor ingediend, maar het wordt tijd dat we – ik hoorde de PvdA daar ook positief over spreken – hier echt rechtvaardigheid gaan betrachten voor al die mensen die hebben bijgedragen aan de opbouw van Nederland.
Punt 5. Als het gaat om Suriname, mag het slavernijverleden niet ongenoemd blijven. Het is bekend dat DENK vindt dat Nederland formeel excuses moet aanbieden voor zijn aandeel in de trans-Atlantische slavernij. Die slavernij laat haar sporen achter tot op de dag van vandaag. De wintibelijdenis was bijvoorbeeld tot 1971 strafbaar. Dat resulteert nu in het niet toegewezen krijgen van religieuze zendtijd. Denk ook aan het voortbestaan van de namen van slavenhouders in je familienaam. Onze Staat, Nederland, houdt daar helaas geen enkele rekening mee en brengt een gezin met twee kinderen dat zich wil ontdoen van een generatie-overstijgend brandmerk maar liefst € 2.500 in rekening. Dan vraag je je af: is dit Nederland? Graag vernemen we van de Minister of hij bereid is om met onder anderen de Minister van Binnenlandse Zaken in gesprek te treden om alle wetten en regels met gevolgen voor de nazaten in kaart te brengen en context toe te voegen voor de getroffen groep.
Het kan namelijk ook anders. Wij hebben ook gezien dat het anders kan, namelijk in de Franse wet over slavernij, de «loi Taubira». Deze wet typeert onder andere het Franse aandeel in de trans-Atlantische slavernij als «misdaden tegen de menselijkheid». Dat zijn zware woorden. Graag vernemen wij van de Minister of hij dit ook vindt en zo ja, hoe hij een dergelijke wet in Nederland kan implementeren. Het zijn de nadagen van Minister Koenders als Minister van Buitenlandse Zaken. Ik wil hem er vooral toe oproepen om als Minister een gedenkwaardig besluit achter te laten, vooral met betrekking tot dit onderwerp. Want Suriname is niet zomaar een land. Suriname is niet alleen een kennis, Suriname is als een broer of zus. Mi na wan Srananman.
De voorzitter:
Dank u wel, mijnheer Kuzu. Dan vraag ik aan mevrouw Karabulut of zij even het voorzitterschap van mij wil overnemen.
Voorzitter: Karabulut
De voorzitter:
Het woord is aan de heer Ten Broeke.
De heer Ten Broeke (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Alle collega's zeiden het al, memoreerden het al: als we het over Suriname hebben, is er sprake van verschillende lagen. Aan de ene kant hebben we de vrienden en de familieleden, zoals de heer Van Helvert het zo mooi uitdrukte, aan de andere kant hebben we de betrekkingen tussen de staten. Collega Sjoerdsma had het over de banden, als in de kousenband, maar als het gaat om de banden tussen de staten, is het eerder op kousenvoeten. Dan druk ik me nog zacht uit. De enige persoon die in formele zin de betrekkingen moet onderhouden, de ambassadeur, wordt namelijk nog altijd de deur gewezen. De nieuwe ambassadeur, Anne van Leeuwen, is nog altijd niet welkom in Suriname, net zo min als de heer Bouterse overigens welkom is in dit land. Maar het verschil kon niet groter zijn. Volgens mij hebben we hiermee direct gekenschetst wat er mis is met de formele banden tussen onze landen, terwijl er heel weinig mis is in de warme banden tussen familie en vrienden.
Nederland heeft om opheldering gevraagd. De Surinaamse autoriteiten hebben voor de intrekking geen officiële reden gegeven, maar de maatregel zou iets te maken kunnen hebben met – collega's suggereerden het ook al – wat Suriname ziet als aanhoudende bemoeienis met binnenlandse aangelegenheden. Ik bedacht me deze week wel een paar keer dat je dit nooit hoort als er overstromingen zijn in Suriname. Nu wens ik geen enkel land, zeker niet in deze dagen, toe dat het zwaar lijdt onder natuurrampen en stormen, maar het is wel opvallend dat Nederland dan zijn beste kant laat zien. Dat hebben we bij Suriname in het verleden ook gezien. Ik vind het pijnlijk om die redeneringen nu weer hier te moeten horen, terwijl wij gewoon de banden op formeel niveau willen aangaan.
Het kabinet heeft besloten om het bedrag van twinning, 6,5 miljoen, opnieuw ter beschikking te stellen voor de periode van 2017 tot 2020. Er is een evaluatie geweest. Die heeft positief uitgepakt. Ik heb er wel de nodige vraagtekens bij of de doelstellingen worden gehaald. Ik heb ook weleens vraagtekens bij de methodiek, maar goed. Laten we het er maar even op houden dat een en ander positief is. Mijn fractie erkent het belang van een betrokken en bij voorkeur zakelijke relatie met Suriname en een normalisatie van die relatie. Mijn fractie kan het echter niet rijmen dat enerzijds onze ambassadeur in Paramaribo niet welkom is, zonder opgaaf van reden – ik zeg het nog maar een keer – en dat anderzijds wel is besloten de twinningcapaciteit voort te zetten. Juist bij twinning zou je toch zeggen: it takes two to tango.
De evaluatie was dus positief, maar we willen ook leverage met ons buitenlandbeleid. Kan de Minister mij uitleggen of die Twinning nog voor enige leverage zorgt? Zouden we niet ook een keer de stok moeten hanteren door te zeggen dat het mooi is geweest en dat we gaan snijden in die Twinningfaciliteit, ondanks de positieve evaluatie?
De heer Bouterse probeert al heel lang te ontsnappen aan straf voor zijn rol in de standrechtelijke executie in december 1982 van vijftien tegenstanders van zijn militaire regime. Hij drukte een amnestiewet door het parlement, vaardigde een speciale resolutie uit en probeerde in juli ook nog tevergeefs de procureur-generaal te laten ontslaan. Op 30 oktober aanstaande zal het proces worden hervat, maar zelfs bij een veroordeling kan hij nog om gratie vragen. Vindt de Minister het verwijt van sommige Surinamers terecht dat Nederland zich bemoeit met binnenlandse aangelegenheden? Heeft deze regering zich zodanig bemoeid met het proces dat dit verwijt gegrond kan worden genoemd? Wij hebben niet die indruk.
Ten slotte heeft een groot aantal Surinamers, waaronder een stichting, ons dinsdag een petitie aangeboden. Hiermee wordt visumliberalisatie bepleit, waardoor de visumplicht voor Surinamers voor een kort verblijf komt te vervallen. Een beetje in lijn met hetgeen een aantal collega's naar voren hebben gebracht merk ik daarover het volgende op. Het exclusieve recht op het afschaffen van die visumplicht ligt niet bij ons, maar bij de Europese Commissie. Toegang tot Nederland betekent immers toegang tot het hele Schengengebied. Volgens mij is het dus aan Suriname om een verzoek voor visumvrijdom bij de Europese Commissie neer te leggen. Daarna kan worden bekeken of er risico's zijn op het gebied van migratie, openbare orde en ga zo maar door. Heeft Suriname eigenlijk een dergelijk verzoek ingediend? Dan kan de Commissie daar vervolgens over rapporteren en kan Nederland daarna een standpunt innemen. Anders is deze hele discussie om des keizers baard.
Voorzitter, daar wilde ik het bij laten.
Voorzitter: Ten Broeke
De voorzitter:
Hiermee is een einde gekomen aan de eerste termijn van de zijde van de Kamer. Ik kijk even naar de Minister of hij terstond wil antwoorden. Ik zie dat dit het geval is. Ik geef vanzelfsprekend het woord aan de regering, in de persoon van de Minister van Buitenlandse Zaken.
Minister Koenders:
Voorzitter. Ik dank de Kamerleden graag voor hun vragen en opmerkingen in eerste termijn. Ik geef graag vanuit de regering ook uitdrukking aan het belang van dit overleg. Als ik iets persoonlijks mag zeggen: ik ben ooit als Kamerlid begonnen in een tijd waarin we maandelijks een debat hadden over Suriname. Ik herken gelukkig ook nog heel veel gezichten in de zaal. Dat was in een wat andere periode. Dan heb ik het niet over de jaren tachtig en de moeilijke jaren van het Bouterseregime, maar vooral over de jaren negentig en de eerste tien jaar van dit decennium.
Er is altijd uitgebreid met Suriname, over Suriname en met de Surinamers in Nederland gesproken. Ik heb dat altijd zeer gewaardeerd. Ik vind het ook goed dat we dat nu na zoveel jaar weer eens doen, om naar de stand van zaken te kijken. Ik ben het ook eens met degenen – eigenlijk heeft bijna iedereen dat gezegd – die gezegd hebben dat we een heel speciale relatie met Suriname hebben. Ik geloof dat de heer Kuzu zei dat het een zuster is. Zo zie ik het ook. Er is een lange relatie met dat land. We zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Ik heb nog eens naar de CBS-cijfers gekeken. In 2016 woonden hier bijna 350.000 Surinaamse Nederlanders. In Suriname wonen 585.000 Surinamers. Dan zie je de intense band die er is tussen families, gezinnen, ooms, tantes en kinderen. We hebben dus een heel nauwe band met dat land, los van de enorme complexiteit van een land dat een kolonie is geweest. Het heeft een lange geschiedenis, met de zwarte bladzij van de slavernij. Daar werd terecht naar verwezen. Tegelijkertijd zijn er in de hele geschiedenis, ook in de afgelopen jaren, ongelofelijk diepe banden geweest.
Er is een gedeelde geschiedenis van meer dan 300 jaar. Het gaat over een gemeenschappelijke taal. Dat is niet iets kinderachtigs in deze tijd. We hebben een gemeenschappelijke taal. Natuurlijk zijn er ook verschillen. Je hebt het Surinaams. Je hebt het Nederlands dat in Suriname wordt gesproken. Er zijn allerlei verschillende vormen van, maar we spreken in feite elkaars taal. Er zijn enorme sociale netwerken op het gebied van taal, cultuur, onderwijs en sport. We hebben zeer intensief personenverkeer. Daar is ook een aantal vragen over gesteld en dat is zeer begrijpelijk. Hoe kun je dit vergemakkelijken en redelijker maken? Ik weet niet of ik de vragen allemaal kan beantwoorden, maar je kunt er ook gedeeltelijk met de collega van SZW over spreken.
Een aantal van u heeft terecht grote aandacht gevraagd voor de economische crisis in Suriname. We zien op dit moment echt een negatieve groeivoet in Suriname, dus niet eens een positieve. Dat betekent een enorme toename in de armoedecijfers. Er vindt meer dan 160 miljoen, 165 miljoen, aan overbetalingen plaats van personen in Nederland aan Suriname. Dat zijn de grote bedragen waar het eigenlijk om gaat met betrekking tot de economische verwevenheid.
Ik heb als Minister voor Ontwikkelingssamenwerking zelf de kans gehad om te werken aan de afbouw van de ontwikkelingssamenwerking met Suriname. Die discussie hebben we gevoerd tussen 2007 en 2010. De PVV-fractie refereerde er terecht aan dat de economische situatie in die periode aanmerkelijk beter was. In Suriname vond toen meer innovatie en verandering plaats ten positieve. De discussies daarover zijn destijds heel goed verlopen, met wederzijds goedkeuren. We hadden verdragsmiddelen en er waren verplichtingen. De hele discussie over dekolonisatie was heel specifiek. Die ging niet alleen over ontwikkelingssamenwerking en het bedrag dat we daarvoor jaarlijks beschikbaar stelden, maar ook over de vastgelegde verdragsmiddelen. Die zijn toen afgebouwd.
De Twinningfaciliteit is daaraan verbonden. Ik heb mij daar altijd zeer voor ingezet. Het gaat daarbij niet zozeer om de omvang van de bedragen, want die zijn natuurlijk veel lager dan hetgeen we ooit aan ontwikkelingssamenwerking hebben gedaan. Maar Suriname zit nu, los van de economische crisis, ook in een heel andere fase. Ondanks de negatieve groeivoet ontwikkelt Suriname zich in de richting van een middeninkomensland dat zijn toekomst vindt in CARICOM (Caribbean Community), zoals Nederland die heeft in de Europese Unie. Ik heb het altijd belangrijk gevonden dat we in de regio ambassadeurs blijven van elkaar. Dat is niet altijd makkelijk omdat de politieke en diplomatieke relaties niet altijd opperbest zijn geweest; de eerlijkheid gebiedt mij dat te zeggen. Ik kom zo nog even terug op de specifieke vragen over de Twinningfaciliteit. Het gaat niet zozeer om de omvang van het bedrag. Het is echt iets waarbij je wederzijds op een groot aantal punten ... Misschien kunnen we het nog wat aanscherpen om bepaalde aspecten te intensiveren. Ik heb wat voorstellen gezien op het gebied van milieu en dergelijke. Het aardige is dat het echt van samenleving tot samenleving gebeurt. Dat creëert veel banden met elkaar op terreinen waarop dat essentieel is.
Laat ik twee belangrijke inleidende opmerkingen maken. De relatie is vanwege alle historische banden en ingewikkeldheden niet altijd makkelijk geweest. De jaren tachtig waren het absolute dieptepunt vanwege het regime en de coup. We hebben daarover eindeloos gesproken en dat was natuurlijk terecht. Nu hebben we de mogelijkheid om te bekijken hoe we ervoor staan en om daar wat nader op in te gaan.
De Nederlandse regering vindt het, om de reden die ik net noemde, belangrijk om in Suriname op het hoogste niveau vertegenwoordigd te zijn. Het feit of je ergens een ambassadeur hebt zitten, zegt niet zo heel veel over de vraag of je een land wel of niet leuk vindt of over de vraag of je het wel of niet met alles eens bent. Als je zulke nauwe banden hebt, dan is het belangrijk dat je vertegenwoordigd bent op het hoogste diplomatieke niveau. Dat is de kern, maar dat is nu niet het geval. Ik vind dat onbevredigend. Ik ben ook zeer verbaasd over het besluit van de Surinaamse regering om het agrément zonder opgaaf van reden op 28 juni in te trekken, een aantal dagen nadat het op 22 juni was verleend. Nederland heeft op verschillende niveaus om opheldering gevraagd, zowel in Paramaribo als in Den Haag, maar die heb ik niet gekregen. Ik kan daar dus niets nieuws over melden. We hebben het op allerlei manieren geprobeerd, maar men heeft ons daar niet nader over ingelicht, behoudens het feit dat het een politiek besluit is. Suriname mag dat besluit overigens nemen. Een land kan een agrément zonder opgaaf van reden intrekken, maar ik blijf onderstrepen dat het belangrijk is dat de communicatielijnen open zijn en dat we met elkaar in gesprek blijven. We hebben de heer Van Leeuwen voorgesteld als ambassadeur, een ervaren diplomaat met een vlekkeloze carrière. Ik vind het zeer onbevredigend dat hij daar nu niet is.
Ik zal proberen om hier volgende week in New York met de Surinaamse Minister van Buitenlandse Zaken over te spreken. Ik ga niet bedelen om een ambassadeur, maar ik ga wel zeggen dat ik het van belang vind dat we deze relaties hebben. We zijn daar een paar jaar geleden mee begonnen, dus laten we er in ieder geval over spreken. De Surinaamse Minister van Buitenlandse Zaken heeft in het Surinaamse parlement gesteld dat de regering geen Nederlandse ambassadeur zal toelaten. Nogmaals, vanwege het belang dat wij hechten aan onze ambassade in Suriname, is er een tijdelijk zaakgelastigde ad interim- benoemd, zodat de ambassade wordt bestuurd en geleid en zodat de belangen van Nederland, de Nederlanders en de mensen die tussen Suriname en Nederland contacten willen blijven behouden, goed worden behartigd. Dat is eigenlijk het enige wat ik erover kan zeggen. Ik weet niet waarom het is gebeurd, maar ik ga er ook niet over speculeren. Ik geef toe dat het inderdaad interessant is dat dit gebeurde op de dag waarop er ter plekke ook wat ontwikkelingen waren in het proces, maar ik heb geen zin in speculaties waarvoor ik geen bewijs heb. Het belangrijkste is dat ik dit onbevredigend vind, dat ik geen verdere informatie heb en dat ik zal bekijken of ik hier volgende week meer opheldering over kan krijgen. Nederland heeft de wens om in beide landen op het hoogste niveau vertegenwoordigd te zijn.
Ik wil nog even ingaan op de verdragsmiddelen en de vraag hoe we die afbouwen. We hebben met Suriname niet langer een traditionele relatie op het gebied van ontwikkelingssamenwerking. Dat is destijds met wederzijds goedkeuren gebeurd en daarover zijn heel goede onderhandelingen geweest. Die periode hebben we afgesloten. Wat doe je met de rest van de middelen? Wat kan er nog besteed worden? Onze relatie met Suriname bevindt zich nu in een andere fase. Ondanks de grote armoede en de problemen met betrekking tot de economische ontwikkeling – ik kom daar zo nog op terug – is Suriname geen ontwikkelingsland meer. We hebben afgesproken dat het restant van de verdragsmiddelen in goed overleg zo nuttig en efficiënt mogelijk ingezet kan worden. Ik wijs erop dat het om verdragsmiddelen gaat. Ik kan die niet besteden. Het betreft een verdrag tussen twee staten. Dat is vrij uniek, want dat hebben we met geen enkel ander land. Ik kan niet eenzijdig bepalen wat er met de verdragsmiddelen gedaan moet worden. Dat moet in goed overleg met de Surinaamse regering besloten worden en daarvoor is het belangrijk dat er betrekkingen zijn op het benodigde niveau. Wij zijn er in ieder geval voorstander van om dit te doen.
Er is ook nog sprake van een element dat te maken heeft met de Decembermoorden, maar daar kom ik zo nog even op terug. Het belangrijkste is dat de samenwerking op een aantal punten niet meer alleen hoeft te komen van Nederland. Er is ook een rol weggelegd voor de Europese Unie. Daarin zijn wij een beetje een ambassadeur voor de belangen van de bevolking van Suriname, vooral als het gaat over belangrijke punten, zoals de ontwikkeling van de rechtsstaat.
Voordat ik breder zal spreken over mensenrechten, wil ik eerst nog iets zeggen over de Twinningfaciliteit. De officiële relatie is op basis van wederzijdse wensen afgebouwd; dat was ook echt een Surinaamse wens. De Twinningfaciliteit gaat om de maatschappelijke banden en staat los van de overheid. Ik geloof dat het nu ook het beste is om op die manier te werken, want dan kun je ervoor zorgen dat een en ander niet geproblematiseerd wordt door een gebrek aan vertrouwen om elkaars ambassadeurs aanwezig te laten zijn. We richten ons nu vooral en wederzijds op de sectoren waarin hulp hard nodig is, zoals de gezondheidszorg en het onderwijs. De samenwerking met de overheid is in die zin zeer beperkt.
We kunnen inderdaad langer spreken over de conclusie van de evaluatie. Misschien kunnen we die nog eens bespreken met de Minister voor BHOS. Een groot aantal organisaties is hierbij betrokken: 123 in totaal. Het aardige daarvan is dat er aan beide kanten penvoerders zijn: 60 in de sector onderwijs en opleiding, 46 in de sector zorg en welzijn en 17 in de sector taal en cultuur. Uit de evaluatie komt vooral naar voren dat variatie in de omvang van projecten belangrijk is, want laten we niet vergeten: Suriname is niet een groot land. Je moet er daarom voor zorgen dat je het goed verdeelt. Het grote belang van deze partnerschappen, los van de financiën en het precieze geld, is dat ze een veel bredere uitstraling hebben op de organisaties die er aan beide kanten mee te maken hebben. Ik zie een groot aantal goede voorbeelden.
Ik zeg in de richting van de heer Kuzu dat er op het terrein van mining, en het problematische gevoel daaromtrent, al een aantal projecten zijn. Maar ik wil best bekijken of er nog meer mogelijkheden zijn. Er is sprake van een probleem als gevolg van de richting waarin de Surinaamse economie zich ontwikkelt: de relatie tussen het milieu, de winning van delfstoffen en de inclusiviteit van de opbrengsten daarvan. Daar kleven grote risico's aan. Ik kan mij voorstellen dat we daar nog een keer speciaal naar kijken.
Er gebeurt ook veel op het terrein van seksuele reproductieve rechten, Surinaamse jongeren en palliatieve zorg. Los van deze Twinningfaciliteit zijn er voor ziekenhuizen en andere instellingen in Nederland allerlei manieren die het mogelijk maken om samen te werken met collega's in Suriname; die banden zijn er. Je zou kunnen zeggen dat dit een soort katalysator is. Ik noem als voorbeeld ook de mbo-opleidingen en het gemeenschappelijke taalgebruik.
Ik vind ook het terrein van recht erg belangrijk. Ik zou willen dat we dat op Europees niveau nog beter zouden kunnen regelen. Dat zou handiger zijn om het goed van de grond te krijgen. Suriname is een land dat nauwe betrekkingen heeft met Nederland en voor een groot gedeelte het Nederlandse rechtssysteem kent. Dat is natuurlijk kennis en kunde die wij vooral in Nederland hebben. Dat zijn dus dingen waar je je specifiek op richt.
De voorzitter:
Voordat u doorgaat, geef ik graag de heer Van Ojik het woord.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Voordat het over de twinning ging, sprak de Minister heel kort over die verdragsmiddelen. Daarover wil ik toch nog iets vragen, om zeker te weten dat ik het goed begrepen heb. Ik begreep wat die middelen betreft dat er nog een restantje is en dat in gemeenschappelijk overleg tussen Nederland en Suriname moet worden bepaald waaraan die middelen worden besteed, maar dat dit overleg op dit moment niet plaatsvindt. Klopt het dat dit de stand van zaken is?
Minister Koenders:
Ja, het gaat om 12 miljoen en daar is onder het beslag van eerdere parlementen steeds de kwestie van de rechtsstaat bij betrokken geweest. Er zit een beslag op en dit moet wederzijds goedgekeurd worden, dus ik zie niet direct dat dit heel snel zal gaan. Het is 12 miljoen euro, wat nu niet een heel groot bedrag is voor Suriname, maar het is toch substantieel genoeg. Er zijn rechten opgebouwd, dus ik hoop dat die middelen zo snel mogelijk besteed kunnen worden, al zal dit gezien de situatie niet eenvoudig zijn.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Ik vroeg daarnaar, omdat ik begrepen had dat het beslag waar de Minister nu op wijst, in wezen gekoppeld was aan het feit dat er een amnestiewet was. Deze is echter inmiddels ingetrokken, dus ik dacht dat dit wellicht een reden was of is geweest om het beslag ongedaan te maken dat op die middelen lag.
Minister Koenders:
Nee, mijn informatie is dat die amnestiewet nog niet van tafel is en dat dit in ieder geval een van de beslagleggingen was van het Nederlandse parlement. Het is overigens wel mogelijk dat die wet van tafel gaat, dus wij houden dat wel goed in de gaten. Ik houd mij dus nog even aan de instructies die ik ook in die zin van de Kamer heb gekregen, maar ik hoop dat we dat wel kunnen gaan doen: die 12 miljoen wordt wat mij betreft zo spoedig mogelijk en op een goede wijze besteed, met wederzijds goedkeuren. Maar op dit moment is dat dus ingewikkeld, om de zojuist door mij genoemde redenen.
De voorzitter:
De heer Kuzu, ook nog op dit punt?
De heer Kuzu (DENK):
Ja, op het punt van de Twinningfaciliteit dank ik de Minister ervoor dat hij ook wil kijken naar de ecologische factoren, dus naar de manier waarop we die middelen ook kunnen inzetten voor onder andere kwik bij goudwinning. Ik heb begrepen dat dit echt een rol speelt. We zijn daar wat dieper in gedoken en kwamen twee dingen tegen, namelijk dat het wordt gedaan door Berenschot en NIKOS. Het laatste staat voor ngo instituut voor kaderontwikkeling in Suriname. Organisaties die op basis van die Twinningfaciliteit aanvragen hebben gedaan, geven aan dat de gunning en het toetsingskader tamelijk onduidelijk zijn. Ik vraag mij af wat de inschatting van de Minister wat dit betreft is. We krijgen daar klachten over die zelfs reiken tot het gebruik van het woord «vriendjespolitiek», voornamelijk aan de kant van NIKOS. Dit zijn signalen die ik doorgeef.
Het tweede is de verhouding tussen het binnenland en de stad. Veel van die middelen zouden worden ingezet in de regio Paramaribo, maar in het binnenland is het voorzieningenniveau slechter. Ik zou willen weten of het mogelijk is om daarover een verdeelsleutel af te spreken.
Minister Koenders:
Het kwikproject is belangrijk, dus ik ben blij dat u daarnaar vraagt. Het gaat inderdaad over de grote risico's met betrekking tot mijnbouw en de gevaren van kwik. Het project heeft ook betrekking op het gebruik van kwik bij goudwinning. We hadden het daar net over: dit moet aan wettelijke regels op het gebied van binnenlandse handel en het houden van toezicht op de import van kwik onderworpen worden. Het heeft dus twee aspecten in zich: hoe ga je te werk bij de goudwinning – de controle daarop – en wat is het risico voor de lokale bevolking? En het punt van de gezondheidsvoorlichting op dat terrein voor de lokale bevolking. Voortbordurend op dit katalyserende project – dat is het, niet meer en niet minder – is Suriname bezig met de voorbereiding om het gebruik van kwik gefaseerd uit te bannen, ook ter voorbereiding van het ratificeren van het Minamataverdrag dat gericht is op het beschermen van de menselijke gezondheid en het milieu tegen de negatieve effecten van kwik.
De Twinningfaciliteit is inmiddels geëvalueerd en daarbij is ook gekeken naar de verdeling stad en binnenland. De selectiecommissie die dat nu doet, organiseert in Suriname en Nederland informatiebijeenkomsten. Ik wil best nog eens kijken naar de verhouding stad-platteland. Het is natuurlijk zo dat een heleboel mensen in Paramaribo wonen, maar over het algemeen geldt dat het risico is dat projecten op het gebied van gezondheidszorg of onderwijs in de hoofdstad plaatsvinden. Ook gezien de ontwikkelingen in Suriname is het belangrijk dat die projecten niet alleen daar zijn – dat is overigens niet het geval – maar ik wil best nog eens nagaan of het in de praktijk daadwerkelijk zo functioneert.
Ik kom op de economische situatie. Daarover zijn behartigenswaardige dingen gezegd, in die zin dat het niet goed gaat. De economische crisis in Suriname baart de Surinaamse bevolking hier en daar en ons allen zorgen. De Surinaamse economie is in 2016 met maar liefst 10,4% gekrompen. Er is dus sprake van een enorme negatieve groei. De directe aanleiding van de crisis zijn de gedaalde olie- en goudprijzen, maar de dieperliggende oorzaak is het structureel hoge en daardoor niet-duurzame uitgavenpatroon van de Surinaamse overheid.
In reactie op de economische crisis is de regering leningen in binnen- en buitenland aangegaan. Dat deed zij in 2016 voor 1,3 miljard. De mensen in de Surinaamse samenleving maakten zich hier wel een beetje zorgen over, wat ik ook wel begrijp: wordt het geleende geld wel goed besteed en kan Suriname al die leningen straks wel terugbetalen? Anders kom je met een enorme schuldenlast te zitten. De samenleving voelt die effecten van de crisis. Die wegen altijd het zwaarst voor de mensen die onder of in de buurt van de armoedegrens zitten. Het leven is duurder geworden en huishoudens hebben meer moeite om de eindjes aan elkaar te knopen. In 2016 en begin 2017 leidde de verslechterde economische situatie ook tot protesten.
De gevolgen van de crisis zijn ook voelbaar in de gezondheidszorg: de kwaliteit en de continuïteit van de zorg staan onder druk. Dat hoor je ook van mensen die werken met de ziekenhuizen in Suriname, in al die banden met Suriname en Nederland.
Dit geldt ook voor het onderwijs. Ik denk dat er, ondanks goede inspanningen van de Surinaamse overheid – die zijn er ook – toch te veel voortijdige schoolverlaters zijn. Dat percentage is al jarenlang te hoog. Hopelijk kan Suriname haar ambities op het gebied van economische diversificatie en het stimuleren van de eigen productiesectoren – er wordt al lange tijd over gediscussieerd om dat breder te laten zijn dan olie en goud – waarmaken. Ik denk dat de inzet is om daaraan prioriteit te geven en dat is nu inderdaad ook een verantwoordelijkheid van de Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank, CARICOM, de Wereldbank en het IMF. Het is hun verantwoordelijkheid om te helpen gezamenlijk die inclusievere groei en die diversificatie in Suriname vorm te geven. Laat er geen misverstand over bestaan dat ik mij daar zorgen over maak. Je ziet ook dat het IMF niet uitgaat van de visie dat men hoe dan ook moet bezuinigen, maar dat het IMF het vanuit het oogpunt van echte zorgen over het economisch beleid en de toenemende schuldenlast moeilijk vindt om tot overeenstemming te komen met Suriname. Daar kan ik eerlijk gezegd niet zo veel aan doen, behalve dat ik probeer om met onze executive directors zeer actief te zijn op dat dossier. Het is natuurlijk aan de Surinaamse regering om dat als autonoom en onafhankelijk land vorm te geven en het is aan de Surinaamse bevolking om daarop vervolgens haar visie te geven.
Ja, ik heb zorgen over de rechtsstaat in Suriname. Ik denk dat vooral de capaciteitsproblemen de rechterlijke macht onder druk zetten. De doorlooptijden zijn lang. Als je heel lang wacht, leidt dat ertoe dat je het gevoel van rechtvaardigheid verliest en dat de toegang tot de rechtspraak niet voldoende is gewaarborgd. Dit is overigens niet een probleem waarmee alleen Suriname te maken heeft. Daarmee hebben alle landen in de regio te maken. Ook andere landen, waaronder Frankrijk, werken met de juridische sector samen – dat geldt ook voor de EU en de Verenigde Staten – om de capaciteit te versterken. Ook Nederland doet dat. Ik weet uit de contacten die ik heb gehad met mensen die belang hechten aan de rechtspraak, dat dit op prijs wordt gesteld. Die samenwerking wordt echt van belang geacht, zeker gezien de historie. Daar is dus steun voor.
Ik noem direct een aantal positieve dingen. Je ziet ook wel de emancipatie van die rechterlijke macht na die jarenlange samenwerking in het Decembermoordenproces. Zoals u weet, is op 28 juni door het Surinaamse Openbaar Ministerie een strafeis uitgesproken tegen een aantal verdachten in die zaak, onder anderen tegen de president. Het proces lag na de aanname van de gewijzigde amnestiewet – daarover hadden we het zojuist al kort – enkele jaren stil, maar dit werd in 2016 door de krijgsraad hervat. Tegen president Bouterse werd een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 20 jaar uitgesproken. Op 30 oktober aanstaande zal het proces hervat worden. Het Openbaar Ministerie moet nog strafeisen uitspreken in dertien zaken. Daarna krijgt de verdediging gelegenheid te reageren. Er wordt rekening mee gehouden dat dit niet eerder dan begin 2018 zal plaatsvinden. Ik denk dat het uitspreken van de strafeis een belangrijke en positieve stap voor de Surinaamse rechtsstaat is en een belangrijke ontwikkeling vormt in het Decembermoordenproces. De Nederlandse regering heeft altijd gezegd dat het Decembermoordenproces essentieel is voor waarheidsvinding. Dat zeg ik hier vanmiddag ook. We wachten dus nu de voortzetting van dat proces af.
Misschien nog een aantal punten die te maken hebben met specifieke vragen die u heeft gesteld over de mensenrechtensituatie. Ik heb net al iets gezegd over de rechtsstaatontwikkelingen en de versterking van de rechterlijke macht et cetera. Er werd mij gevraagd over het UPR-landenexamen, ik dacht door de PvdA-fractie. Dat is inderdaad in 2016 gehouden. Nederland heeft hierbij aandacht gevraagd voor het vervolgen van de daders van de Decembermoorden, het Moiwanabloedbad en discriminatie van mensen op grond van hun seksuele oriëntatie en genderidentiteit. Positief is overigens dat de doodstraf in 2015 formeel is afgeschaft door het Surinaamse parlement.
Wij zijn op diverse wijzen ook betrokken bij programma's in Suriname, zoals we dat in andere landen ook zijn, onder andere uit het Mensenrechtenfonds. Dat heeft te maken met bijvoorbeeld het versterken van vrouwenrechten in een aantal districten in Suriname. Jaarlijks vindt ook tussen de Europese Unie en Suriname een politieke dialoog plaatsvindt waarbij ook dit onderwerp uiteraard aan de orde komt. Dat is belangrijk, want we zijn allebei gekaderd. Het is ook belangrijk vanwege de spanningen in zo'n relatie die al heel lang bestaat.
Dan is er nog een vraag gesteld over een aantal consulaire zaken. Ja, uiteraard van heel erg groot belang. Dat begrijp ik ook. Misschien een aantal opmerkingen daarover. Zoals u weet, is het bij Europese wetgeving zo dat ambassades verplicht zijn om, naast een particulier visumcentrum, de mogelijkheid te bieden om een visum bij de ambassade aan te vragen. In principe kunnen mensen vanaf 14 september 2017 terecht bij, zoals dat zo mooi heeft, VFS Global als zij een Schengenvisum willen aanvragen. Daar is ook voor gekozen omdat het aantal aanvragen voor Schengenvisa de afgelopen jaren flink is toegenomen. Daarnaast blijft het – dat is wel van belang; dat hebben we dus expres ook gedaan – in beperkte zin maar nog steeds mogelijk om een visum bij de ambassade aan te vragen. Dat kost inderdaad € 25 extra. Dat vind ik een redelijke vergoeding voor iets extra's wat we daarvoor opzetten. Er zijn dus mogelijkheden om dat ook in de ambassade in Paramaribo te doen.
Visumliberalisatie is een beetje een lastig geval. De heer Ten Broeke zei terecht dat dit echt een zaak is van de Europese Commissie. Dan moet er ook een verzoek liggen van Suriname. We zitten wel in een tijd dat we echt iets anders functioneren dan vroeger. Ik hoop dat iedereen dat ook begrijpt. Daar gaat Nederland niet meer over. Dan gaat het ook over het verzoek van Suriname. Ik wil best nog eens even, gezien ook de wens die ik zelf heb en ook vele Surinamers denk ik, wat proactiever in de richting van de Commissie worden daarover, maar dit is toch echt aan de Surinaamse regering. Daar zitten we echt wel in een andere fase voor. Ik begrijp best de belangen van mensen ook hier. Laat ik maar zo zeggen dat ik opnieuw een keer met de Commissie zal praten over wat nu precies de stand van zaken is en of er inmiddels wel een verzoek is. Ik ben me daar niet van bewust, maar dat kunnen we nog eens actief navragen. Dan moet uiteraard men aan een aantal criteria voldoen. Ik denk dat ik dat wel kan toezeggen. Maar u begrijpt een beetje hoe het in elkaar zit. Het is geen onwil. Dat is een beetje zoals het werkt nu. Het land is uiteraard ook sinds 1975 onafhankelijk.
Dan misschien nog een paar dingen over de specifieke bilaterale relaties. Ik zal op een aantal punten doorverwijzen naar de Minister van SZW. Het zijn niet allemaal zaken die onder mijn verantwoordelijk liggen. Suriname, misschien is dat goed om hier nog even te laten weten, heeft recent laten weten akkoord te kunnen gaan met de wijziging van het bilaterale socialezekerheidsverdrag. Dan over de zaak van de AOW. Het AOW-gat is natuurlijk een heel pijnlijke en vervelende zaak. Dat begrijp ik wel. Ik zal daar ook nog met de collega van SZW over spreken. Daar zit natuurlijk een aantal zaken aan vast. De vaste jurisprudentie van de Centraal Raad van Beroep stelt dat door ingezetenen van Suriname geen recht op verzekering kan worden ontleend. Onder het begrip «Rijk» in de AOW-bepaling wordt uitsluitend verstaan het Rijk binnen Europa. Volgens de Centrale Raad van Beroep is er geen sprake van schending van het Koninkrijksstatuut en internationale verdragen. SZW heeft gekeken en kijkt ook naar de bijzondere positie van voormalige rijksgenoten. We hebben natuurlijk begrip voor de historische achtergronden van die groep. Het is natuurlijk gelopen zoals het gelopen is in 1975 en de jaren daarna, maar een speciale regeling alleen voor die groep is moeilijk. Dat zou leiden tot ongelijke behandeling in vergelijking met groepen van andere herkomst.
Dan zou ik nog iets willen zeggen over een aantal zaken met betrekking tot studenten.
De voorzitter:
Voordat u daar iets over gaat zeggen, gaan we even terug naar de heer Kuzu.
De heer Kuzu (DENK):
Dit is wel een punt. Dit zijn argumenten die al een hele tijd gewisseld worden. Uiteindelijk is het wel zo dat we geen stap verder komen. Ik hoor wel dat er bereidheid is om te praten met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over dit onderwerp. Dat hebben we eigenlijk in de afgelopen periode uitgebreid al gedaan. De schoen wringt «m met name waar het gaat over de vraag of wij ex-Koninkrijksgenoten als Nederlands staatsburger voor 1975 zien. Daarvan zegt de Centrale Raad van Beroep dat dit niet het geval is. Daar zit precies de onrechtvaardigheid. De uitspraak begrijp ik. Begrijpt de Minister dat dit een hele groep mensen hier in Nederland die daarmee te maken hebben, enorm kwetst? Want zij waren onderdeel van ons Koninkrijk.
Minister Koenders:
Natuurlijk begrijp ik dat, maar net als u en uw fractie moeten wij ons houden aan uitspraken van de Centrale Raad van Beroep. Daar verschillen we niet van mening over. Wie voor korte of lange duur naar Suriname gaat, blijft overigens recht op AOW behouden. Er is nu dat verdrag over sociale zekerheid met Suriname. Wie naast de AOW een bijstandsuitkering ontvangt, mag jaarlijks dertien weken naar het buitenland. Bij meer dan dertien weken stopt de bijstand, omdat, zoals u weet, het verblijven in Nederland dan een voorwaarde is. Dat vind ik op zich een redelijk punt. In het belastingverdrag tussen Nederland en Suriname is geregeld dat Suriname belasting mag heffen over de Nederlandse AOW. Dat betekent dat het Surinaamse belastingtarief van toepassing is. De hoogte van die Surinaamse belasting is de verantwoordelijkheid van Suriname zelf. Ik ben met u van mening dat het belangrijk is dat we in ieder geval begrijpen waar deze zorgen vandaan komen en dat we proberen daar binnen de wet wat aan te doen. Ik stel uw steun op dat punt op hoge prijs.
De heer Kuzu (DENK):
Het blijft bij een mening. Ik heb dan toch een verschil in taakopvatting met de Minister zelf. Want de Minister heeft de mogelijkheid om er wat aan te doen. Ik snap dat het vergaande consequenties kan hebben voor overige groepen, waardoor het principe van gelijkwaardigheid met andere mensen die aanspraak kunnen doen op die voorzieningen, ook op het spel komt te staan. Maar het zou toch wel mogelijk moeten zijn om iets te gaan doen om het gevoel van rechtvaardigheid voor deze groep mensen, die een onlosmakelijke ... We hebben het over de onlosmakelijke band tussen Nederland en Suriname. We hebben het over voormalige rijksgenoten. Daar zou toch wel iets voor te bedenken moeten zijn. Ik zou de Minister willen aansporen om het niet alleen bij een mening te laten, maar om het wat verder te brengen dan een mening.
Minister Koenders:
Ik zit even na te denken over wat u nu zegt. Ik denk dat we beiden de zorgen delen die veel mensen daarover hebben. Ik zal met de Minister van SZW opnieuw spreken over het AOW-gat. De DENK-fractie is net zo goed als de regering gehouden aan de wet. De Surinaamse regering heeft bepaalde zaken afgesproken met betrekking tot belastingheffing en andere zaken. Dat is geen mening, dat is een feit. Voor de rest deel ik de opvatting die u zojuist naar voren hebt gebracht.
Dan kom ik op het punt van de Surinaamse studenten. In de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken is eind 2015 overeenstemming bereikt over een Europese richtlijn die ook bepalingen bevat voor het aantal te werken uren door buitenlandse studenten. Op dit moment is de implementatie van de richtlijn voor onderzoekers en studenten aan de gang. De uiterste implementatiedatum is 23 mei 2018. De richtlijn schrijft voor dat het minimaal toegestane aantal uren werk door studenten van buiten de EU vijftien per week moet zijn. In de Nederlandse ministeriële regeling is nu tien uur per week vastgelegd. Het toegestane aantal uren werk door studenten zal dus verhoogd worden. Dat vind ik ook een goede zaak. Surinaamse studenten hebben in Nederland overigens een bijzondere status doordat zij het lagere wettelijke collegegeld mogen betalen. Naast Zwitserland is Suriname het enige niet-EER-lid waarvoor dit geldt. Ik noem dat, omdat wij dus wel degelijk opkomen voor de belangen van de mensen die vanuit Suriname hier wonen. Ik neem dat dus juist zeer serieus. We gaan het verhogen en de status zit hem ook al in het lagere wettelijke collegegeld.
Er is nog een aantal vragen gesteld met betrekking tot het slavernijverleden. Dat hebben we hier eerder besproken. Ook daarvoor is het, denk ik, essentieel om te zeggen dat het hierbij gaat om een gitzwarte bladzijde in de Nederlandse geschiedenis. Dat mogen en willen we ook niet vergeten. Ik heb tijdens mijn bezoeken aan Suriname en ook hier in Nederland herhaaldelijk een niet-politieke, maar een morele inhoudelijke reactie hierop gegeven. Ik denk dat dit ons allemaal aangaat. Het aangedane leed waarin Nederland in het verleden een belangrijke rol heeft gespeeld, wordt door de Nederlandse regering ook erkend. Ik zal de laatste zijn – ik hoop dat dat ook geldt voor alle regeringen na ons – om te zeggen dat dit mag worden weggestopt en vergeten. Dat mag nooit gebeuren. Daarom werken we ook heel nauw samen met de Surinaamse gemeenschap als het gaat om de herdenking van de afschaffing van de slavernij. Ik denk dat het goed is om dat ook nog eens hier te laten weten. Er is inderdaad ooit een verzoek geweest van de CARICOM met betrekking tot de slavernij. Wij hebben daarop gereageerd, maar ik heb van CARICOM-zijde nog geen reactie daarop gekregen.
Dan over de gezinshereniging. De Staatssecretaris van V en J, de heer Dijkhoff, heeft in maart al antwoorden hierover gegeven. Voor achtergebleven alleenstaande ouderen is het nog steeds mogelijk om een verblijfsvergunning in te dienen op grond van artikel 8 van het EVRM. Dat gaat dan vooral om individuele schrijnende situaties. Ook is het mogelijk om verblijfsvergunningen te verwerven als ze op medische indicatie naar Nederland komen of zijn gekomen. Ik denk dat dat belangrijk is.
Ik ga zelf niet direct over de controles op Schiphol, maar dat heeft niets met etnisch profileren te maken. Dat gaat gewoon om het kijken naar vluchten waar een groot drugsrisico op zit. Dat kan Suriname zijn of Colombia of Spanje of Griekenland. Discriminatie is iets verschrikkelijks, dus daar beginnen we helemaal niet aan.
Kan Nederland alle Surinaamse archieven openbaar maken ...
De voorzitter:
Er is een vraag van de heer Kuzu.
De heer Kuzu (DENK):
Ik bijt echt op mijn tong, maar goed. De Minister heeft aangegeven dat hij moreel excuses wil aanbieden. Mijn eerste vraag zou zijn: waarom niet formeel? Wat is het bezwaar om formeel excuses aan te bieden voor het slavernijverleden? Mijn tweede vraag gaat over de grenscontroles en het etnisch profileren. De feiten zeggen dat 25% tot 50% van de drugs binnenkomt via de Rotterdamse haven. Daar controleren we slechts een half procent. Waar het gaat om vluchten uit Suriname controleren we 100%. Als we dan uitgaan van de feiten en de risico's, zou ik graag willen weten waar die 100%-controles op zijn gebaseerd.
Minister Koenders:
Ik heb niet gezegd dat moreel politiek uitsluit. Uiteraard zijn wij hier ook politici; daarom is er ook spijt betuigd door de Nederlandse regering. Dat zeg ik op de eerste vraag van de heer Kuzu. Wat de tweede vraag betreft: juist vanwege de enorme risico's van drugs – we praten eigenlijk over processen en verantwoordelijkheden die te maken hebben met drugs en drugscriminaliteit – ondergraaft dit onze samenleving en de samenleving in Suriname, maar ook die in vele andere landen. Daar moeten we gezamenlijk tegen optreden. Dat betekent dus dat we zowel in de Rotterdamse haven als op Schiphol opereren waar dat nodig is als het gaat om het aanpakken van drugs. Daar zit geen enkele mate van discriminatie of profilering in. Dat weet de heer Kuzu ook heel goed. Ik zou het heel slecht vinden als dat zo was. Ik werp dat ook verre van mij. Dat doet de Nederlandse regering niet; dat weet de heer Kuzu ook. Het is wel van belang om dit adequaat aan te pakken. Dit is echt een groot risico voor corruptie en voor de rechtsstaat in Suriname, in Nederland, in Colombia, in België en in andere landen in de wereld. We hebben overal controles.
De heer Kuzu (DENK):
We praten volgens mij echt langs elkaar heen. Ik geef hier mijn bevindingen ten aanzien van de handel via de Rotterdamse haven weer. Daartegen is het verweer: hé, maar we doen het eigenlijk overal. De cijfers geven echter aan dat in de Rotterdamse havens 1 op de 200 wordt gecontroleerd, een half procent. Waar het gaat om Suriname en het Caribisch gebied doen we 100%. Ik hoor dus nog steeds geen enkel argument dat het verschil verklaart tussen de verschillende aanpakken hiervan. Verder vraag ik de Minister om mij echt eens uit te leggen wat het verschil is tussen formeel spijt betuigen of spijt betuigen namens de regering, en formeel excuses aanbieden. Waarom is het zo moeilijk om formeel excuses aan te bieden?
Minister Koenders:
Ik zou echt in herhaling vervallen. Ik heb op beide vragen echt antwoord gegeven en ik heb daar niets aan toe te voegen.
De heer Kuzu (DENK):
Voorzitter, ik mis het antwoord. Ik mis bijvoorbeeld echt een argument. Ik heb geen enkel argument gehoord dat het verschil verklaart tussen de 100%-controles op Schiphol, waar het gaat om mensen die uit Suriname komen, en de Rotterdamse haven, terwijl de Minister wel aangaf dat dat het geval was.
De voorzitter:
We kijken nog één keer wat de Minister daarop wil zeggen.
Minister Koenders:
Ik wil nog wel langer met de heer Kuzu ingaan op de wijze waarop hij appels en peren weet te vergelijken. Dat heeft echt niets met elkaar te maken. De douanedienst en de mensen die controleren in Rotterdam, doen dat op de meest effectieve manier mogelijk. De heer Kuzu mag best nog eens met mijn collega praten over de vraag of hij dat voldoende vindt of niet. Precies hetzelfde wordt gedaan op Schiphol. Er is geen enkele redengeving om te impliceren dat er een discriminatie zou zijn van Suriname. Ik vind dat een heel makkelijke redenering, waarmee de heer Kuzu misschien veel sier maakt. Ik werp dat verre van mij. Wij controleren in het belang van Suriname, van Nederland en van de mensen in dit land, zo effectief mogelijk op drugs. Dat is mijn antwoord.
De voorzitter:
Goed. Dan gaat de Minister voort met zijn beantwoording.
Minister Koenders:
Voorzitter. Ik dacht eerlijk gezegd dat ik hiermee gekomen was aan het einde van de beantwoording van de vragen die door de leden zijn gesteld.
De voorzitter:
Er ligt in ieder geval nog één vraag.
Minister Koenders:
O ja, de archieven.
De voorzitter:
Dat is het punt dat mevrouw Karabulut wilde opwerpen.
Minister Koenders:
Mijn excuses. De archiefzaak is een belangrijke zaak. Het is goed dat u mij daar nog even aan herinnert, voorzitter. Buitenlandse Zaken werkt aan de overdracht van de Surinaamse archieven van Buitenlandse Zaken over de periode 1975–1984 naar het Nationaal Archief. De overdracht was voorzien voor 2016. Dat heeft vertraging opgelopen. In mijn informatie zie ik nu niet precies waarom, maar de overdracht is nu voorzien voor de komende maanden. BZ gaat daar dus mee door. Dat is overigens een vrij secuur proces, omdat je moet kijken naar de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, het belang van de Staat en zijn bondgenoten en belangen van derden. De Tweede Kamer heeft in 2011 bepaalde stukken over de militaire missie aan het Nationaal Archief overgedragen, waarbij door de Kamer een geheimhoudingstermijn van 75 jaar is vastgesteld. Voor mij is het belangrijk – deze hele zaak is belangrijk; er zit natuurlijk een heleboel achter – dat de Nederlandse regering maximale openheid nastreeft binnen de grenzen van de wet. Ik zal de Kamer op de hoogte houden van de verdere overdracht aan het archief in Suriname.
De voorzitter:
Mevrouw Karabulut heeft nog een vraag.
Mevrouw Karabulut (SP):
Kan de Minister dit nog iets concreter maken? Het is voor mij een klein beetje cryptisch, want de archieven zijn gesloten tot 2060. Is dat vanwege het staatsbelang? Moet ik uit het antwoord van de Minister opmaken dat hij werkt aan openbaarmaking?
Minister Koenders:
Die beperking is opgelegd door de Tweede Kamer. Alleen de Tweede Kamer kan haar er dus van afhalen. Ik kan dat niet. Het is een door de Tweede Kamer opgelegde en gekozen beperking. Over de reden daarvan kan ik alleen speculeren, maar dat is de motivering die destijds gegeven is. Onder die restricties moet ik werken.
Mevrouw Karabulut (SP):
Ja, dat snap ik. Dat is een wet. Die wet geldt en wij moeten ons aan de wet houden. Tegelijkertijd is er een brede wens om de archieven te openbaren voor waarheidsvinding. Ik probeer dus samen met de Minister en de Kamer – ik hoop en denk daarvoor steun te krijgen van de meeste collega's – een oplossing te zoeken.
Minister Koenders:
Wat mij betreft is er geen probleem. Ik zorg voor de archieven van de Staat. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken draagt die over aan het Nationaal Archief. Zoals ik zei, zal dat waarschijnlijk eind 2017 gebeurd zijn. Daar zetten we in ieder geval op in. Als het later is, zal ik dat de Kamer laten weten. Dat is een secuur proces. Wij hebben niet gezegd dat het gesloten moet blijven tot 2060. Wij hoeven alleen rekening te houden – dat doen wij natuurlijk precies – met wat in de Archiefwet staat over de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en belangen van derden. Je moet dus niet iets overdragen waarin de persoonlijke levenssfeer in het geding is. Dat is eigenlijk de situatie. Die is vrij overzichtelijk, lijkt mij. Wij gaan het dus overdragen binnen de wet. Met betrekking tot de specifieke archieven die te maken hebben met een aantal militaire zaken kan ik alleen werken op basis van datgene wat de Tweede Kamer heeft besloten. Als zij dat anders wil doen, dan moet zij dat doen, maar daar kan ik helaas niets aan veranderen.
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Ik heb geen vraag over de archieven maar wel een aanvullende vraag over die uren. Ik ben blij te horen dat die regeling wordt bijgesteld naar een hoger aantal toegestane uren per week. Zou de Minister kunnen zeggen wanneer studenten deze implementatie om en nabij kunnen verwachten?
Minister Koenders:
Dat is per 1 januari 2018.
De voorzitter:
Akkoord.
Daarmee zijn we gekomen aan het einde van de eerste termijn van de zijde van de regering.
Ik heb een kleine inventarisatie gedaan onder de leden en die heeft mij geleerd dat er in ieder geval bij twee leden behoefte is aan een korte tweede termijn. Ik zou zeggen: maak er iets van wat het midden houdt tussen een tweede termijn en wat wij hier oneerbiedig – u moet zich daar verder niks van aantrekken – een «veegrondje» noemen. Ik zeg dat, omdat ik heel veel ruimte heb gegeven om interrupties te plaatsen.
Ik begin met mevrouw Van den Hul, maar ik zie dat zij daaraan geen behoefte heeft. Dan de heer De Roon.
De heer De Roon (PVV):
Voorzitter. Dank aan de Minister voor zijn beantwoording.
Ik wil er nog even op wijzen dat in 2015 de partij van Bouterse weer de grootste werd bij de verkiezingen en Bouterse dus zelf ook weer herkozen werd als president voor een termijn van vijf jaar. Dat gebeurde allemaal terwijl hij en met hem zijn regering onder vuur lagen omdat men veel meer geld uitgaf dan men had. De kiezer had er helemaal geen zin in dat er bezuinigd zou gaan worden en die bracht Bouterse en zijn partij daarom opnieuw aan de macht. Maar ja, de gevolgen daarvan – ik trek toch maar weer de parallel met de jaren tachtig-- zie je nu. De Minister kan nu wel zeggen dat Suriname een middeninkomensland is, maar als in een jaar tijd je nominale salaris in Surinaamse dollars in koopkracht is gehalveerd, dan is dat voor de gewone burger wel een grote ramp. Die ramp hebben de Surinamers welbewust en ondanks alle bezwaren die er waren, over zichzelf afgeroepen door voor dit bewind te kiezen. De Surinaamse economie verkeert nu in een duikvlucht en ik zie nog helemaal niet hoe die daar weer uit kan worden opgetrokken.
Hoewel het niet om heel veel geld gaat, zijn al die projecten eigenlijk zaadjes die in dorre aarde vallen. Projectje A, B of C gaat misschien nog wel lukken, maar hoe staat het met de follow-up? Ik kom daarmee op een zwak punt dat ik altijd in de Surinaamse samenleving heb gezien: men is vaak nog wel in staat om iets te realiseren, bijvoorbeeld een mooi ding als de brug over de Surinamerivier, maar hoe staat het met het onderhoud en de instandhouding van dit alles? Dat zie ik straks ook weer gebeuren met die projectjes. Projecten als het Sportmuseum Suriname of een onderzoek naar alcoholgebruik, angst en depressieve klachten in Suriname zullen op zich goedbedoeld zijn, maar als de Surinaamse overheid dadelijk het geld niet heeft om er een follow-up aan te geven, dan heeft het eigenlijk geen zin om dit allemaal te doen. En dat is wel wat ik voorzie. Ik wilde dat toch nog wel opgemerkt hebben.
De diplomatieke contacten. Ik constateer eigenlijk dat Suriname zelf, als ik het goed heb begrepen, sinds 2010 geen ambassadeur in Nederland meer heeft. Eigenlijk is er sinds Bouterse aan het bewind is geen Surinaamse ambassadeur meer in Nederland. Hij had er dus zelf duidelijk ook geen zin in om een ambassadeur naar ons uit te zenden. Er was ook heel lang geen Nederlandse ambassadeur in Suriname. U dacht even dat u het voor elkaar had, zo zeg ik via de voorzitter tegen de Minister, maar er werd toch weer een spaak in het wiel gestoken. Nou zei de Minister gelukkig zelf al dat hij volgende week niet gaat bedelen om een ambassadeur te mogen uitzenden, maar ik begrijp eigenlijk ook niet waarom we dat überhaupt nog willen, want het is heel duidelijk dat de wederpartij er geen zin in heeft. U kunt volgende week nog een keer gaan zeggen dat het volgens ons wel een goed idee is, maar ik denk niet dat u daarmee succes zult hebben. Wat de PVV betreft is het in ieder geval geen goed idee. Ik denk dat er niet veel anders op zit dan te wachten tot de nieuwe verkiezingen in Suriname in 2020. Ik hoop echt dat de burgers dan door schade en schande wijs geworden misschien toch een betere keuze maken dan ze in 2015 hebben gemaakt.
Mevrouw Karabulut (SP):
Voorzitter. Als je de redenering van de heer De Roon zou volgen, dan zou de PVV gewoon met vakantie kunnen, want de VVD heeft de macht en de kiezers hebben gesproken. Ik ben het overigens wel met hem eens dat belastinggeld en investeringen goed besteed moeten worden en dat je moet inzetten op duurzame projecten die ten goede komen aan de bevolking. Het is volgens hem een brok ellende waar we niks meer aan kunnen doen en dat is natuurlijk een hele sombere en deprimerende kijk op de wereld. Hoewel ik de problemen zie, hoewel we grote problemen hebben met Bouterse, de president, en hoewel we zeker niet over ons heen moeten laten lopen, denk ik dat we aan de Surinaamse Nederlanders, maar zeker ook aan de mensen die daar hun stinkende best doen om hun land wel op orde te krijgen, verplicht zijn om elkaar waar we kunnen te helpen. En dat dat iets wederkerigs is, ben ik dan wel weer met de heer De Roon eens.
De archieven en de openbaarmaking daarvan. Ik vermoed dat ik wat zaken over het hoofd zie, maar zoals de Minister het nu schetst, zou het dus een uitspraak van de Kamer behoeven om die archieven over de betrokkenheid van Nederland bij de ontwikkelingen in Suriname in de jaren van de onafhankelijkheid, de coup en de jaren tachtig, openbaar te maken. Ik ga er even op studeren of we dat inderdaad via een Kameruitspraak kunnen regelen. Dit wordt zeker vervolgd; ik kijk daarvoor ook even naar de collega's.
Ik heb één vraag gesteld die onbeantwoord is gebleven, en wel mijn vraag over de reactie van de Minister op de protesten en de mensen die gearresteerd zijn. Is dat disproportioneel harde optreden van de regering een veroordeling waard, ja of nee?
Tot slot de gezinshereniging. Betekent het dat Surinaamse ouderen waarvan de partner is overleden en waarvan alle kinderen in Nederland wonen, zich middels een visumaanvraag of middels een andere aanvraag die daarop van toepassing is, kunnen herenigen met hun kinderen hier als alle kinderen in Nederland wonen? De Minister heeft het EVRM genoemd, maar ik vermoed zomaar dat dit een heel ingewikkelde procedure is waar niet iedereen recht op heeft.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Voorzitter. Wat mij betreft hebben de eerste termijn en de gedachtewisseling het grote dilemma duidelijk gemaakt waar we in de relatie met Suriname voor staan. Aan de ene kant willen we heel graag betrokken zijn bij, iets doen aan en ondersteunen waar dat kan, nu de economie, de gezondheidszorg en het onderwijs in Suriname bij wijze van spreken dagelijks verslechteren. Aan de andere kant hebben we te maken met een regering waarvan we zeggen: daar hebben we eigenlijk geen vertrouwen in en daar willen we eigenlijk niet mee samenwerken. Het is razend ingewikkeld om in die situatie beleid uit te zetten. De Minister heeft er al iets over gezegd, maar dat is toch de reden waarom ik hem zou willen vragen om nog eens goed te kijken naar datgene wat we in multilateraal verband kunnen doen.
Er is kennelijk sprake geweest van onderhandelingen tussen Suriname en de Wereldbank. Er is sprake geweest van een noodkrediet van het IMF, maar dat is later door Suriname zelf opgezegd omdat de voorwaarden Suriname niet bevielen. De Minister heeft gezegd dat we daar onze mensen hebben, dat we onze vertegenwoordigers hebben in de directies van die instellingen en dat we er van alles aan doen. Omdat we het de hele tijd hebben over de warme band en de verwantschap met Suriname, denk ik dat het typisch een Nederlandse rol zou kunnen zijn om, juist in die multilaterale instellingen en misschien ook bij de Europese Commissie in Brussel, toch nog eens goed te kijken of er instrumenten van bijstand te bedenken zijn die de komende tijd iets kunnen doen aan die steeds verder verslechterende situatie van de Surinaamse bevolking. Ik ben niet helemaal zeker over de Europese Commissie, maar dat we wat moeten doen voor de Surinaamse bevolking is duidelijk, want die is uiteindelijk de dupe.
De voorzitter:
Dank u wel, mijnheer Van Oijik. Ik ga door naar de heer Sjoerdsma, maar ik zie dat hij geen behoefte heeft aan een tweede termijn. Mijnheer Van Helvert?
De heer Van Helvert (CDA):
Voorzitter. Omdat er toch ook andere geluiden komen uit de Kamer, zou ik de Minister in tweede termijn willen oproepen om, hoe moeilijk het ook is, toch te blijven zoeken naar openingen om dingen voor de mensen in Suriname te blijven doen. Ik begrijp voor een deel wat de heer De Roon zegt, want de mensen hebben er inderdaad zelf voor gekozen. Je moet dan ook op de blaren zitten, maar het komt natuurlijk ook weleens voor dat mensen die bezorgd of angstig zijn op iemand stemmen die hele stoere taal gebruikt, ook al weten ze eigenlijk best wel dat die de problemen niet gaat oplossen. Dat komt weleens voor! En moet je er dan vervolgens voor kiezen om dat hele land in de steek te laten, terwijl er wel familieleden van ons zitten en terwijl er wel vrienden van ons zitten? Ik vind van niet. Het betekent wat mij betreft ook dat wij als Kamer moeten blijven zoeken naar mogelijkheden. Wij hebben bijvoorbeeld informeel met mensen gesproken nadat mevrouw Karabulut de rondetafel had georganiseerd. Moeten wij verder, ondanks onze meningsverschillen, toch niet een bezoek brengen aan Suriname? We willen dat heel graag, maar dat moet wel op uitnodiging van de Assemblée en dat ligt natuurlijk ook weer moeilijk. Voorzitter, u ziet dat wij het ook lastig vinden om het op die manier te doen, maar wij blijven wel zoeken naar mogelijkheden.
Ik zou de Minister zeker willen oproepen om te blijven kijken naar wat we kunnen doen voor de gezondheidszorg, zowel via de formele weg van staat naar staat als via de informele weg van organisatie naar organisatie. Want daar waar premier Bouterse voor zijn medische behandelingen fijn naar Cuba gaat, lijdt de gewone bevolking onder het gebrek aan medische middelen. En voor hen moeten we ons blijven inzetten.
De heer Kuzu (DENK):
Voorzitter. Ik wil de Minister in de eerste plaats bedanken dat hij een aantal opmerkingen van ons over de Twinningfaciliteit heeft meegenomen.
Het stak me wel dat de Minister ons betichtte van goede sier maken. Ik zal uitleggen wat goede sier maken is. Goede sier maken is moreel spijt betuigen, maar geen formele excuses aanbieden. Dat is goede sier. Goede sier is de zorgen delen over het AOW-gat van mensen en er vervolgens niks aan doen. Dat is goede sier. Goede sier is het slavernijverleden betitelen als verschrikkelijk en vervolgens in zijn beantwoording niet eens ingaan op mijn voorstel. Dat is bijvoorbeeld in Frankrijk wel gedaan. Ik gaf al het voorbeeld van de loi Taubira. Ik zou de Minister willen vragen of hij er ook naar gaat handelen als hij echt die mening is toegedaan en hij er echt iets aan wil doen. Anders is het niets anders dan goede sier.
De voorzitter:
Dank u wel, mijnheer Kuzu.
De fractie van de VVD heeft mij gemeld af te willen zien van een tweede termijn. Dat betekent dat wij terstond kunnen doorgaan naar de beantwoording van de Minister van Buitenlandse Zaken, mits hij daar zelf ook voor voelt. En dat is het geval.
Minister Koenders:
Voorzitter. Ik zou willen beginnen met de laatste opmerking. Het laatste wat ik wil, is goede sier maken met zaken. Ik heb een hele lange relatie en heel veel ervaring met Suriname en de Surinaamse bevolking. Ik ben bijzonder gehecht aan dit land en ik ben er diep van overtuigd dat het werk dat we hebben gedaan met Suriname en de Surinamers hier, geen kwestie is geweest van goede sier maken. We hebben heel diepgaande debatten gehad over alle onderwerpen die u, mijnheer Kuzu, noemde. Ik wijs ook op het grote aantal dingen die vooruit zijn gegaan, niet alleen op het terrein van de Toescheidingsovereenkomst maar zelfs op het terrein van het AOW-gat. Ik wijs verder op het onderwijs voor studenten, maar er zijn nog veel meer dingen te noemen. Daarom pleit ik er ook zo voor dat we in deze relatie blijven investeren. Daar hebben we soms ook de Surinaamse kant en de Surinaamse overheid voor nodig. Ik kan niet alles alleen, sommige dingen wel maar andere niet. Dat betekent dus ook dat ik me ervoor zal blijven inzetten om die diplomatieke betrekkingen op het hoogste niveau te hebben.
De heer De Roon heeft overigens gelijk: ik weet ook niet of dat succesvol zal zijn. We gaan er ook niet om bedelen. We zijn volwassen landen die volwassen met elkaar om horen te gaan, ondanks eventuele verschillen van mening. Vanwege de grote belangen die iedereen hier aan de orde heeft gesteld, zie ik de noodzaak om dat te doen en we zullen dat de komende weken, in ieder geval zolang ik hier nog zit, blijven doen.
Met alle respect, maar ik ga toch maar niet in op de vraag of kiezers bepaalde regeringen moeten kiezen of niet. Ik begrijp overigens wel wat de heer Van Helvert daarover zei.
De vragen over het punt van de gezinshereniging zou ik graag schriftelijk beantwoorden, omdat ik in dit hele specifieke geval heel precies moet zijn over de mensen waarover het gaat. Die moeten dat gewoon precies weten. Ik denk echt dat er mogelijkheden gecreëerd zijn, maar omdat het om mensen gaat, moet ik heel precies zijn. Vandaar dat ik u daarover later zal inlichten. Dat lijkt mij de juiste manier om het te doen.
De protesten. Iedereen ziet de verarming van de Surinaamse bevolking en men heeft natuurlijk het recht om daartegen te protesteren. Laat daar geen misverstand over bestaan. Voor deze demonstratie was overigens geen vergunning aangevraagd. Ik betreur dus ook dat er geweld is gebruikt, maar ik zeg er wel bij dat de demonstranten na een dag zijn vrijgelaten. De mogelijkheden om te protesteren bestaan in Suriname en zullen ook blijven bestaan, iets wat door ons gekoesterd wordt.
Ik denk dat er een aantal belangrijke opmerkingen zijn gemaakt over de multilaterale verbanden door de GroenLinksfractie. Ik zal u daar ook schriftelijk over inlichten, want dan kunt u zien wat we in de EU, de Wereldbank en het IMF doen, en beslissen of u dat wel of niet goed vindt. Daar zitten natuurlijk wel de grote elementen om te komen tot financiering. Bilaterale ontwikkelingssamenwerking is er niet meer. Ik ben het met de heer De Roon eens dat het prachtig is om een middeninkomensland te zijn, maar dat het voor heel veel mensen een heel slechte zaak is als een land door de bodem zakt. De vraag is dan wat we kunnen doen aan sociale bescherming en protectie. Daar is actief beleid voor nodig.
Ik ben het overigens ook met hem eens – laat daar geen misverstand over bestaan – dat die Twinningfaciliteit geen structurele ontwikkelingssamenwerking is. Je kunt dit soort programma's alleen verderzetten als ze katalyserend werken en opgepakt worden. Ze hebben dus ook een veel beperktere doelstelling, maar dat neemt niet weg dat het mensen in een noodsituatie helpt als we al die punten kunnen katalyseren die te maken hebben met gezondheidszorg. Het gaat overigens niet alleen om traditionele ontwikkelingssamenwerking maar ook om de banden die er tussen Nederlandse en Surinaamse ziekenhuizen zijn. Het heeft dan een enorme spin-off en dat geld wordt, zo zou je kunnen zeggen, vermeerderd door het type van twinningprojecten dat er nu is. We zullen kijken naar de programma's die de DENK-fractie heeft voorgesteld en naar die balans. Maar ik zie die projecten inderdaad niet als een manier om de economie of de structuur van de samenleving in Suriname te veranderen, want daar zijn ze gewoon te klein voor.
Voorzitter, ik geloof dat ik daarmee gekomen ben aan het einde van de beantwoording.
De voorzitter:
Een laatste vraag van de heer Kuzu.
De heer Kuzu (DENK):
Volgens mij moet ik formeel een VAO aanvragen?
De voorzitter:
Dat hoeft niet, maar ...
De heer Kuzu (DENK):
Dan hierbij.
De voorzitter:
Het hoeft niet, maar het is wel vriendelijk dat u dat doet. Mevrouw Karabulut overwoog dat ook. Zij suggereerde althans zoiets. Het hoeft dus niet, maar het is wel keurig dat u dat doet. Wij zullen het aanmelden.
Daarmee zijn we gekomen aan het einde van de beantwoording door de regering in tweede termijn. Dat betekent dat mij de nobele taak rest om de toezeggingen die de regering heeft gedaan, te herhalen. Ik zal dat althans proberen te doen met de hulp van de alwijze griffier aan mijn zijde.
De eerste toezegging die wij hebben genoteerd, is dat de Kamer wordt geïnformeerd als de Minister informatie heeft over de afwijzing van de Nederlandse ambassadeur. Zodra die er is, zal die aan de Kamer worden toegezonden.
De tweede toezegging: de Minister zal de twinningprojecten bezien op de verdeling tussen stad en platteland.
De Minister zal de visumplicht van Suriname bespreken met de Europese Commissie. Ik zie dat de Minister daarover nog iets wil zeggen.
Minister Koenders:
Ik zal dat bespreken. Ik ga er niet over, maar ik vind het wel belangrijk dat we ons daar proactief in opstellen. Dat is eigenlijk hoe de relatie ligt, want ik kan dat verzoek niet voor de Surinaamse regering doen. Dat begrijpt iedereen. Uiteraard moet elk land dan vervolgens aan de criteria voldoen. Maar ik begrijp de zorgen die er op dit punt leven en daarom gaan we er met hen over spreken.
De voorzitter:
De Minister zal dus proactief de visumplicht voor Suriname met de Commissie bespreken, behoudens de eigen verantwoordelijkheid van de Surinaamse regering ter zake.
De vierde toezegging is dat een aantal vragen zal worden doorgeleid aan de Minister van SZW, onder andere de vragen over de AOW-kwestie. Ik neem aan dat daar dan ook een antwoord op komt dat in ieder geval in afschrift aan deze commissie zal worden verzonden. Is er iets te zeggen over de termijn waarbinnen dat zal gebeuren? Ik vraag dat, ook al bent u, Minister, niet de eerste ondertekenaar. U kent hem goed, die Minister.
Minister Koenders:
Het is altijd makkelijk als het een andere Minister betreft. Zullen we de vicepremier vragen om dat binnen drie weken te doen?
De voorzitter:
In dit geval denk ik dat de vicepremier en de parlementariër Asscher het met elkaar eens zullen zijn. Het is dezer dagen opmerkelijk om dat te mogen constateren, niet? Namens de Kamer dank voor deze toezegging.
De Kamer zal ook op de hoogte worden gesteld van de overdracht van de archieven van Buitenlandse Zaken.
Mevrouw Karabulut (SP):
Als dat snel kan.
De voorzitter:
En als dat snel kan.
Minister Koenders:
Dat kan niet zo snel. Ik heb net gezegd dat we die aan het overbrengen zijn, maar dat zal dus pas aan het einde van dit jaar zijn.
De voorzitter:
Volgens mij zei u: als het niet snel kan, zal ik de Kamer dat laten weten.
Minister Koenders:
Dat zullen we doen.
De voorzitter:
Dan zullen wij zelf wel zien wanneer dat is.
De vragen over gezinshereniging worden schriftelijk beantwoord. Is daar een termijn voor te geven? Twee weken?
Minister Koenders:
Dat kan vrij snel. Zullen we gewoon dezelfde termijn aanhouden? We moeten het even goed uitzoeken, zodat we daarover iedereen helderheid kunnen verschaffen.
De voorzitter:
Oké.
Dan de laatste toezegging die ik samen met de griffier heb genoteerd: schriftelijke informatie over mogelijke multilaterale steun zal ons worden toegezonden.
Heb ik daarmee recht gedaan aan de vragen van de Kamer en de toezeggingen van de Minister? Dat schijnt het geval te zijn. Ik bedank de Minister en zijn ambtenaren voor hun aanwezigheid, maar zeker ook de mensen die vandaag de moeite hebben genomen om hier aanwezig te zijn. Zij hebben overigens eerder ook al de moeite genomen om met ons het gesprek aan te gaan. Ik herinner daaraan, onder dankzegging aan collega Karabulut die dat mogelijk heeft gemaakt. Wellicht zullen we dat in de toekomst vaker doen; zo zeg ik maar even op eigen rekening.
Dank u voor uw aanwezigheid. Ik sluit dit AO.
Sluiting 17.45 uur.