Kamerstuk 19637-2025

Verslag van een algemeen overleg

Vreemdelingenbeleid

Gepubliceerd: 29 juli 2015
Indiener(s): Loes Ypma (PvdA)
Onderwerpen: immigratie migratie en integratie recht staatsrecht
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-19637-2025.html
ID: 19637-2025

Nr. 2025 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 29 juli 2015

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie heeft op 4 juni 2015 overleg gevoerd met Staatssecretaris Dijkhoff van Veiligheid en Justitie over:

  • de brief van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie d.d. 30 januari 2015 over de overdracht van medische informatie in de vreemdelingenketen (19 637, nr. 1947);

  • de brief van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie d.d. 2 februari 2015 over de zelfstandigenregeling (Kamerstuk 30 573, nr. 130);

  • de brief van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie d.d. 6 maart 2015 met informatie over maatregelen om oneigenlijk gebruik van Artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 tegen te gaan (Kamerstuk 19 637, nr. 1954);

  • de brief van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie d.d. 8 april 2015 houdende de aanbieding van een onderzoek naar de reden van afwijzing van naturalisatie van Ranov-vergunninghouders (Kamerstuk 19 637, nr. 1985);

  • de brief van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie d.d. 20 april 2015 over de situatie van het asielbeleid vanuit Irak (Kamerstuk 19 637, nr. 1990);

  • de brief van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie d.d. 20 april 2015 over het landgebonden asielbeleid ten aanzien van Somalië (Kamerstuk 19 637, nr. 1992);

  • de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 6 mei 2015 houdende de kabinetsreactie over de tweede Monitor Vreemdelingenketen (Kamerstuk 19 637, nr. 2007);

  • de brief van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie d.d. 21 mei 2015 over de toezeggingen zoals gedaan tijdens het algemeen overleg over partner- en gezinsmigratie van 14 januari 2015 (Kamerstuk 32 175, nr. 57);

  • de brief van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie d.d. 19 mei 2015 over de aanpak van schijnhuwelijken (Kamerstuk 32 175, nr. 56);

  • de brief van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie d.d. 22 mei 2015 over de aanpassing van de werkinstructie artikel 8 EVRM in verband met de uitspraak in de zaak-Jeunesse (Kamerstuk 32 317, nr. 282);

  • de brief van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie d.d. 28 mei 2015 inzake afschrift van de brief aan de Eerste Kamer der Staten-Generaal inzake de Nederlandse bijdrage aan Frontex operaties;

    Reactie op een klacht van de Stichting Collectieve Belangenbehartiging Omwonenden Groot Bijstervelt Oirschot (CBOGBO) over doelmatigheid aankoop COA

  • de brief van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie d.d. 4 juni 2015 betreffende reactie op een klacht van de Stichting Collectieve Belangenbehartiging Omwonenden Groot Bijstervelt Oirschot (CBOGBO) over doelmatigheid aankoop COA.

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Ypma

De griffier van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Hessing-Puts

Voorzitter: Schouw

Griffier: Tielens-Tripels

Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Azmani, Fritsma, Gesthuizen, Kuiken, Oskam, Schouw en Voordewind,

en Staatsecretaris Dijkhoff van Veiligheid en Justitie.

Aanvang 10.01 uur.

De voorzitter: Goedemorgen. Welkom bij het algemeen overleg over vreemdelingen- en asielbeleid. Ik heet de Staatssecretaris en de leden der Kamer welkom. Ik hanteer een spreektijd van vijf minuten en geef daarnaast de gelegenheid voor twee interrupties, die volgens de traditie altijd kort en bondig zijn. Dat hoef ik tegen deze Kamerleden niet te zeggen. Die zijn daarin zeer geoefend.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Voorzitter. Kort en bondig ben ik nooit, maar ik kan wel heel snel praten. Dat scheelt altijd veel spreektijd. Ik begin met twee actuele zaken, de zaak-Jeunesse en de situatie van homoseksuelen uit Rusland die hier asiel vragen. Mij bereiken zeer verontrustende verhalen over dit laatste thema. Homoseksuele asielzoekers die in Nederland asiel vragen, hebben hun hoop gevestigd op Nederland als land dat een aantal keren met de nodige ophef om aandacht voor dit thema heeft gevraagd in Rusland. Bij monde van de toenmalige Minister Timmermans is aangekondigd dat Russische homoseksuelen in principe op asiel en bescherming in Nederland kunnen rekenen. Uiteraard moet de aanvraag individueel beoordeeld worden. Ze dreigen nu teruggestuurd te worden. De IND geeft daarvoor als reden dat ze hun leven prima in Moskou kunnen voortzetten, ook al komen ze uit een plaatsje dat op een paar uur vliegen van Moskou ligt. Ze moeten gewoon terug naar Rusland. Ik heb het niet over een specifieke zaak. Klopt deze algemene constatering? Is dit een van de manieren waarop de IND het asielverzoek van een Russische homoseksueel kan afwijzen? Hebben Russische homoseksuele asielzoekers sinds het versoepelde beleid in Nederland daadwerkelijk verblijfsrecht gekregen? Als dit het geval is, om hoeveel mensen gaat het dan? Als de Staatssecretaris deze cijfers niet paraat heeft, ben ik uiteraard bereid een brief hierover af te wachten.

Ik kom bij de zaak-Jeunesse. Er is een begin gemaakt met het aanpassen van de werkinstructie, maar het is opvallend dat juist het belangrijkste criterium dat zo nadrukkelijk aan de nationale autoriteit is gericht, hierin niet is opgenomen. Waarom is dit niet gedaan? Nationale autoriteiten moeten in het belang van een kind altijd aandacht besteden aan en bewijs beoordelen over de uitvoerbaarheid, haalbaarheid en proportionaliteit van een uitzetting van een ouder. Dit criterium vind ik niet terug in de aanpassing.

Ik stap over naar de overdracht van medische informatie. Het is opvallend dat de Staatssecretaris aangeeft dat hij de kritiek die de inspectie constateert wel herkent, maar dat hij vervolgens alle verantwoordelijkheid voor het nog niet sluitend zijn van de procedure legt bij de bereidwilligheid van een vreemdeling om mee te werken aan de overdracht van medische informatie. Concludeert de Staatssecretaris naar aanleiding van het inspectierapport, en wellicht ook uit eigen ervaring, dat het altijd ligt aan het niet meewerken aan de overdracht van medische informatie? Of kan het ook liggen aan het feit dat mensen niet op de hoogte zijn van dat wat zij wel mochten weten? En als ze dat niet zijn, weten ze vervolgens wellicht ook niet goed hoe ze met die situatie moeten omgaan? Kan het zijn dat het mensen bij de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) aan handelingsperspectief ontbreekt, of ze nu wel of niet op de hoogte zijn van specifieke informatie, omdat zij daar bijvoorbeeld niet voldoende in getraind zijn, met alle respect voor het moeilijke werk dat de DT&V doet?

Op de agenda staat ook het onderzoek naar de Ranov-groep over de afgewezen naturalisatieverzoeken. De afwijzingen zijn er voor een groot deel op gebaseerd dat mensen niet de juiste papieren hebben voor naturalisatie. De kernvraag is: wat mag je verwachten aan acties om aan papieren te komen? De Staatssecretaris geeft aan dat van de betrokkenen voldoende inspanning mag worden verwacht. Dat is uiteraard zo, maar wat vindt de Staatssecretaris voldoende? Volgens hem blijkt uit het onderzoek dat de onderzochte groep in het algemeen niet actief of doelgericht heeft geprobeerd om aan documenten te komen. Wat wil dat zeggen? Wil de Staatssecretaris zeggen dat van die 140 gevallen niemand daadwerkelijk serieus heeft geprobeerd om aan papieren te komen? In het rapport, op pagina 33, staat dat een deel van de Ranov'ers niet veel actie heeft ondernomen. Dat betekent dat een deel dat wel heeft gedaan. Waarom zijn zij dan toch afgewezen?

Uit het onderzoek lijkt het beeld naar voren te komen dat bewijsnood in principe nooit wordt aangenomen. Het ging in het onderzoek natuurlijk alleen om afwijzingen. Dat zou een vertekend beeld kunnen geven. Kan de Staatssecretaris aangeven in hoeveel gevallen buiten de tijdelijke vrijstellingen wel bewijsnood wordt aangenomen bij Ranov'ers die niet in staat zijn de gevraagde papieren aan te leveren?

Bij het asielbeleid voor Irak, Somalië en Libië ben ik uiteraard blij met de verlenging van het moratorium voor de zeven onveiligste provincies in Irak. Ik ben ook blij dat er voor Somalië een vertrekmoratorium is. Ik wijs erop dat dit voor beide landen geen oplossing is. Hoe kun je tegen mensen zeggen die al jaren in onzekerheid zitten, die al werkten aan vertrek, maar nu weer onder het vertrekmoratorium vallen, dat ze nog maar even langer moeten wachten? Hoe lang laat Nederland deze mensen in onzekerheid? Wanneer zegt Nederland dat het genoeg is geweest, dat ze lang genoeg hebben gewacht en dat ze in Nederland kunnen blijven?

De heer Fritsma (PVV): Voorzitter. Zoals bekend kampen Europa en Nederland momenteel met een enorme instroom van asielzoekers, die ze allang niet meer aankunnen. De gevolgen van deze instroom zijn ingrijpend en overal zichtbaar. Neem het probleem van de sociale huurwoningen die door de hoge asielinstroom nauwelijks meer beschikbaar zijn voor andere woningzoekenden. Neem de absurd hoge kosten: deze week werd bekend dat de belangrijkste onderdelen van het asielproces vorig jaar meer dan 867 miljoen euro kostten. In dit licht is het werkelijk onvoorstelbaar dat het kabinet en de Staatssecretaris het toelatingsbeleid niet aanscherpen, maar domweg verder versoepelen. Dit blijkt het meest uit de maatregel van de Staatssecretaris om het voor meerderjarige kinderen van asielzoekers gemakkelijker te maken om een verblijfsvergunning te krijgen. Het zogenaamde nareisbeleid wordt verruimd, waardoor de rode loper voor asielzoekersgezinnen nog verder wordt uitgerold en waardoor Nederland een nog aantrekkelijker land van bestemming voor asielzoekers wordt. Wat bezielt de Staatssecretaris om dit te doen? Is het lijstje van vervulde PvdA-wensen op het gebied van immigratie en asiel nog niet lang genoeg? Ziet hij zelf niet in dat de Nederlandse burger dit opendeurenbeleid kan missen als kiespijn? Ik krijg hierover graag helderheid en verzoek hem de asielinstroom niet verder aan te zwengelen, maar te laten stoppen.

Terwijl het kabinet de deur aan de voorkant wagenwijd openzet, zitten we ook met het probleem dat het de mensen die hier niet mogen zijn, niet weg krijgt. Zo heeft de Staatssecretaris deze week in een brief gemeld dat van alle mensen die zijn afgewezen bij de laatste pardonregeling, en dat zijn er duizenden, er slechts 30 uit Nederland zijn vertrokken. Dit is zo'n absurd laag aantal dat ik hoop op een typefout. Zijn het er misschien 300? Ook dat zou een vreselijk laag aantal zijn, maar iets minder schandalig dan het summiere aantal van 30 vertrokken mensen die bij de pardonregeling zijn afgewezen.

Hoe dan ook is de vraag gerechtvaardigd wat hier in hemelsnaam aan de hand is. Waarom zijn deze mensen niet vertrokken of uitgezet? Zijn ze verdwenen in de illegaliteit? Zijn ze aan het procedure stapelen geslagen? Wachten ze massaal in gezinslocaties af totdat er weer een nieuwe regeling komt of totdat er weer met de discretionaire bevoegdheid verblijfsvergunningen worden afgegeven? Erkent de Staatssecretaris dat hier iets helemaal mis is? Wat gaat hij doen om orde op zaken te stellen?

Ik vraag ook aandacht voor het bericht van persbureau Reuters eerder deze week, dat er tussen de door de VN gescreende uitgenodigde vluchtelingen IS-terroristen zitten. Dit was het geval in Noorwegen, maar het kan natuurlijk ook elders zo zijn. De UN Refugee Agency (UNHCR) is kennelijk niet in staat om migranten op het allerbelangrijkste criterium «terreurdreiging» voor de hervestigingsprogramma's te selecteren. Wat vindt de Staatssecretaris hiervan? Ziet hij hierin aanleiding om te stoppen met het opnemen van migranten in het kader van die hervestigingsprogramma's? Dit had volgens de PVV allang gebeurd moeten zijn, omdat er al tienduizenden asielzoekers op eigen kracht naar Nederland komen. Daarbovenop moet je niet nog eens mensen ophalen in het buitenland. De veiligheidsproblemen liegen er niet om.

Dit speelt overigens niet alleen op het niveau van terrorisme, maar ook met betrekking tot ander geweld. We herinneren ons allemaal de geweldsexplosies in asielzoekerscentra zoals in Budel. Ik hoor daarover graag een update. Kan de Staatssecretaris ons verzekeren dat geen enkele dader van dat geweld een verblijfsvergunning krijgt of heeft gekregen?

Op de agenda staat ook een brief over de partner- en gezinsmigratie, maar daarin ontbreekt op een belangrijk punt informatie. Het betreft een toezegging van de Staatssecretaris om uit te zoeken of steekproefsgewijs kan worden gecontroleerd of partner- of gezinsmigranten wel echt samenwonen of in Nederland wonen, middels adrescontroles dus. Dit is erg belangrijk om fraude en misbruik te voorkomen. Nu is het helaas nog zo dat alleen gecontroleerd mag worden als er een duidelijke fraude-indicatie is. Hierbij is het van belang om op te merken dat bij bijvoorbeeld AOW'ers wel steekproefsgewijs wordt gecontroleerd, ook zonder fraude-indicatie. Meten met twee maten is onverdedigbaar. Wat doet de Staatssecretaris om ervoor te zorgen dat vreemdelingen niet veel soepeler worden behandeld bij adrescontroles dan AOW'ers?

Mijn laatste vraag betreft de vrijstelling van het verstrekken van paspoortgegevens of een geboorteakte voor Syriërs bij naturalisatieverzoeken. Hoe zorgt de Staatssecretaris ervoor dat er geen criminelen of oorlogsmisdadigers tussen zitten? Je weet op deze manier niet goed wie je binnenhaalt.

De heer Oskam (CDA): Voorzitter. Er zijn de afgelopen maanden veel asieldebatten gehouden over de gevolgen van de asielstroom aan de zuidkant van Europa en er zullen er nog veel volgen. De CDA-fractie wil dit debat benutten om met de Staatssecretaris van gedachten te wisselen over twee specifieke Nederlandse asielonderwerpen, namelijk de handelwijze van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) en de resultaten van de tweede monitor van de vreemdelingenketen.

Over de handelwijze om nieuwe opvangplekken te creëren hebben we al eerder uitvoerig met de vorige Staatssecretaris gediscussieerd. De Staatssecretaris heeft steeds duidelijk gemaakt dat het COA zijn uiterste best doet om het iedereen naar de zin te maken. Het moet balanceren tussen het vinden van genoeg opvangplekken en logistieke uitdagingen, maar ook rekening houden met de wensen van de bevolking. Dit gaat vaak goed, maar soms ook niet. Mogelijk zit een deel van de onvrede in het feit dat het COA soms een nieuw asielzoekerscentrum (AZC) wil openen, terwijl in de desbetreffende gemeente of regio juist een aantal jaren terug een locatie is gesloten of afgebroken.

Ik noem het AZC aan de Horsterweg in Blerick, dat tien jaar terug werd gesloten, en een AZC aan de Weselseweg in Venlo, dat nog dit jaar wordt gesloten. Vooral deze laatste sluiting verbaast me, omdat het COA voornemens is een nieuw AZC te bouwen in de gemeente Venlo en daarover met de gemeente in gesprek is. Dit irriteert de bewoners behoorlijk. Eenzelfde situatie zien we bij het AZC Beatrixoord aan de Oirschotsedijk in Eindhoven. Het AZC werd kort geleden gesloten. Momenteel wordt bezien of in de gemeente Oirschot, in een voormalig klooster, een nieuw AZC kan worden geopend. Over dat klooster bestaat veel onvrede en onrust in de gemeente Oirschot. Evenals in Venlo speelt daarbij het punt van onduidelijkheid mee. Waarom worden dure AZC's afgebroken en moet na enige tijd een nieuw centrum worden ingericht, met alle kosten van dien? Wordt het belastinggeld wel zorgvuldig besteed?

Ik krijg net het bericht dat er tijdens dit algemeen overleg een brief van de Staatssecretaris over Oirschot is binnengekomen. Dat had misschien iets eerder gekund. Ik weet niet aan wie het ligt, aan de griffie of aan het ministerie, maar het is wel vervelend werken zo. Ik stel het nu aan de orde, maar we hebben er kennelijk een brief over gekregen. Misschien kan de Staatssecretaris er even op ingaan. Hoe ziet de Staatssecretaris dit sluiten, afbreken en weer opnieuw inrichten? Het kost veel geld. Wat is het beleid van het COA ten aanzien van afbreken, ook gelet op het perspectief van instroom? Komen er in de toekomst meer asielzoekers? Komen er dan gebouwen bij? Of kunnen gebouwen tijdelijk worden opengehouden om in de toekomst weer gebruikt te worden?

Ik kom bij het rapport van de Inspectie Veiligheid en Justitie (IV&J) over de verbetermaatregelen in de vreemdelingenketen. Belangrijk uitgangspunt is om verkeerde beslissingen in de keten te voorkomen en relevantie informatie te delen, door en voor alle partijen. Het gaat niet alleen om medische informatie, maar ook om veiligheidsrisico's. Dat is voor de opvolger in de keten van groot belang. Het Tijdelijk Informatiesysteem Overdracht Vreemdelingen (TISOV) moet verbetering brengen als opmaat naar het definitieve centrale systeem in 2016.

In het rapport van de inspectie valt ons op dat een aantal punten ten aanzien van het TISOV nog niet gerealiseerd zijn. De Staatssecretaris gaat in zijn brief van 6 mei niet specifiek op deze punten in. Wil hij dat vandaag wel doen? Als eerste aandachtspunt noemt de inspectie dat het TISOV niet gebruikt wordt voor vreemdelingen in het strafrecht (VRIS) en de groep vreemdelingen die niet in bewaring verblijven maar gedwongen dienen te vertrekken. Volgens mij was dat wel de bedoeling. Als tweede aandachtspunt wordt genoemd de zorgvuldigheid bij de registratie in het TISOV, wanneer een vreemdeling kort voor vertrek in bewaring wordt gesteld. Als derde zijn diverse partners, het COA en de DT&V, de regievoerders voor het voorbereiden van het vertrek, de Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O) en arrestantencomplexen niet direct gekoppeld aan het TISOV. De koppeling gaat vaak via tussenkomst van andere ketenpartners, waardoor informatie verloren kan gaan of verkeerd kan worden geïnterpreteerd of overgenomen. Dit maakt het lastig voor de keten. Voorts zegt de inspectie dat DJI wel toegang heeft tot het TISOV, maar dubbel moet registreren. Dit brengt ook risico's met zich mee. Als laatste noemt de inspectie het ontbreken van terugkoppeling als bij uitzetting blijkt dat informatie onjuist of onvolledig is geregistreerd en als een uitzetting is afgebroken, inclusief eventuele bijzonderheden daaromtrent. Kan de Staatssecretaris deze punten nog eens nalopen? Deelt hij de kritiek van de inspectie? Is het niet van belang dat deze zaken nu al worden geregeld in het tijdelijke systeem, om te oefenen voor de invoering van het centrale systeem en om fouten te voorkomen? Wordt het TISOV verbeterd naar aanleiding van de aandachtpunten van de inspectie? Worden de punten die uit het TISOV komen ook geïmplementeerd in het centrale systeem in 2016?

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik ben het hier grotendeels mee eens. Op de agenda staat ook het herijken van het nareisbeleid. Ik ben benieuwd wat het CDA vindt van de inzet van de Staatssecretaris voor meerderjarige kinderen, met name van de toevoeging dat er niet alleen wordt gekeken naar de situatie voor het vertrek van de gezinsleden, maar ook naar die daarna. Dit was een aanscherping van de heer Azmani. Vindt het CDA, net als de ChristenUnie, dat die situatie eigenlijk niet bekeken mag worden? Het meerderjarige kind is dan altijd zelfstandig, want het moet alleen verder.

De heer Oskam (CDA): Het is maatwerk. Er mag best gekeken worden naar alle feiten en omstandigheden. Daarom kan ik me vinden in het aangescherpte beleid.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik maak mijn vraag iets specifieker. Er is een versoepeling gekomen. Er wordt nu gekeken naar een normale afhankelijkheidssituatie van meerderjarige kinderen. Er is tegelijkertijd een aanscherping, omdat er ook wordt gekeken naar de positie van het meerderjarige kind dat alleen achterblijft. Denk aan het meisje van 18, dat alleen is achtergelaten in een vluchtelingenkamp. Er is geld van het World Food Program (WFP) om te voorzien in haar onderhoud, maar ze blijft wel alleen achter. Het is een bizarre situatie; er is sprake van een versoepeling die eigenlijk een aanscherping is. Ik kan me niet indenken dat het CDA als gezinspartij hiervoor is.

De heer Oskam (CDA): Ik heb al gezegd dat het maatwerk is. Van geval tot geval moet bekeken worden hoe het zit. Je kunt niet zeggen dat het ene is versoepeld en het andere is verscherpt. Het hangt van de situatie af. Ik kan me voorstellen dat er in het geval dat de heer Voordewind noemt misschien wat soepeler mee wordt omgegaan dan in andere situaties, maar het is wat mij betreft geen harde lijn.

De heer Azmani (VVD): Voorzitter. Er staat vandaag een tiental brieven over vreemdelingen- en asielbeleid op de agenda. Die gaan specifiek over nationaal beleid, terwijl ik het liefst elk debat over dit onderwerp wil aangrijpen voor de grote problemen aan de voorkant, namelijk de ongebreidelde instroom van migranten naar Europa en vooral naar Nederland. De opvatting van de VVD op dit punt is helder en duidelijk. Het huidige migratiesysteem is failliet. We moeten investeren in veilige havens in de regio, waarna we het systeem van asielaanvragen in Europa kunnen beëindigen. Daar zullen we volgende week verder over praten bij de behandeling van de Europese migratieagenda.

Ik begin met de tweede Monitor Vreemdelingenketen en de kabinetsreactie daarop. Het is goed te zien dat de vreemdelingenketen sinds de eerste monitor is doorgegaan met het doorvoeren van verbeteringen. Een zichtbaar resultaat is het TISOV, waardoor de informatieoverdracht sterk is verbeterd. Daarnaast wordt zichtbaar geïnvesteerd in voorbereiden op en evalueren van incidenten, en op delen en afspraken maken om de samenwerking verder te verbeteren. De inspectie geeft aan dat de quick wins inmiddels zijn gerealiseerd en dat we het nu alleen nog hebben over veranderingen die een lange adem vergen.

Volgens de inspectie worden op een aantal gebieden belangrijke stappen gezet, maar op een aantal andere wordt weinig voortgang geboekt. Bij die laatste gaat het om ketenbrede opleidingen en de overdracht van medische informatie. De Staatssecretaris herkent dit niet voor de overdracht van medische informatie, lees ik in de brief van 30 januari die ook op de agenda staat. Ik zie in de informatie ook niet helemaal waarop wordt gedoeld. Heeft de inspectie een nadere reactie gegeven op de beleidsreactie van de Staatssecretaris? Naar aanleiding van de brief van 30 januari over de medische informatieoverdracht constateer ik dat er in het licht van het medisch beroepsgeheim een aantal stappen worden gezet om hierdoor niet belemmerd te worden. Zo wordt er een non-consentverklaring geïntroduceerd, zodat de vreemdeling verantwoordelijk blijft voor de consequenties wanneer hij of zij niet bereid is de medische gegevens over te laten dragen. Is deze maatregel al geïmplementeerd? Zo niet, wanneer is dat het geval?

Ik ga naar de brief van 2 februari over de aanpassing van de zelfstandigenregeling. Het is eigenlijk een reactie op hetgeen ik namens de VVD heb geagendeerd tijdens de begrotingsbehandeling. 80% van de aanvragen voor de zelfstandigenregeling wordt afgewezen. Dit gaat om economische migratie die de koek voor heel Nederland groter maakt. Dit punt heeft in de afgelopen anderhalf jaar te weinig aandacht gekregen, ook in de debatten die wij voeren. Het is niet voor niets dat de VVD het afgelopen jaar de start-upnota heeft gepresenteerd. Dit vergt de nodige aandacht. Omdat de brief van de vorige Staatssecretaris is, wil ik ook deze Staatssecretaris prikkelen en stimuleren. Ik vraag hem de voorstellen die ik tijdens de begrotingsbehandeling heb gedaan om deze regeling te verbeteren, voortvarend op te pakken. Die gaan bijvoorbeeld over het soort investeringen, de termijn voor de verplaatsing van het hoofdverblijf en de rol van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) die ressorteert onder het Ministerie van EZ. Ik hoor geluiden dat de RVO erg behoudend is en de markt erg afschermt. Is de Staatssecretaris bereid zijn ogen daarop te richten? Dit heeft ook te maken met de Regeling voor buitenlandse investeerders, vermogende vreemdelingen, waarvan we weten dat het resultaat op dit moment teleurstellend is. Volgens mij is er nog maar één vergunning afgegeven. Ik denk dat ook daaraan de nodige aandacht moet worden geschonken, om ervoor te zorgen dat de koek voor heel Nederland groter wordt.

Tot slot de brief over de aanpak van schijnhuwelijken. Het Wetenschappelijk Onderzoek- Documentatie Centrum (WODC) is bezig met een onderzoek om de omvang van de problematiek in Nederland in kaart te brengen. Ik ben benieuwd naar de uitkomst hiervan. Het is goed om te zien dat bij de recente actiedagen 48 zaken onder de loep zijn genomen. Ook is positief dat het werken met fraudeprofielen leidt tot een toename in afwijzingen van aanvragen tot verblijf. Bovendien kunnen meer zaken worden aangepakt omdat de definitie van schijnhuwelijk is verruimd. Ik zie ernaar uit om in het najaar de onderzoeksresultaten en de definitieve resultaten van de actiedagen te vernemen.

Ik wil bij de Staatssecretaris alvast in de week leggen dat het een goede zaak is om te kijken naar de voorwaarden voor het aantonen van een duurzame exclusieve relatie. Wellicht kunnen deze aangescherpt worden door meer bewijzen van de relatie te eisen of door een minimale verblijfsduur van de relatie op te nemen. Ik sluit me aan bij hetgeen de heer Fritsma aangeeft over steekproefsgewijze controle, zeker bij relaties met een verhoogd frauderisico. Het lijkt mij erg verstandig om die zo nu en dan te controleren. Is de Staatssecretaris bereid deze suggesties mee te nemen bij de structurele aanpak van schijnhuwelijken?

De heer Fritsma (PVV): Ik heb de heer Azmani niet gehoord over het versoepelde nareisbeleid. Waarom laat de VVD-fractie toe dat zelfs tijdens de huidige enorme asielinstroom het asielbeleid verder wordt versoepeld door het verruimen van die nareisregeling?

De heer Azmani (VVD): In het interruptiedebatje tussen de heer Oskam en de heer Voordewind werd aangegeven dat het beleid juist is aangescherpt. De waarheid zal ergens in het midden liggen. Het is een verruiming ten aanzien van de afhankelijkheidsrelatie en een aanscherping omdat je kijkt naar de situatie na vertrek van de hoofdpersoon. Ik ben het volledig eens met de heer Oskam dat de manier waarop je in het kader van verblijf omgaat met meerderjarige kinderen in een afhankelijkheidssituatie, individueel maatwerk betreft. Dit staat los van de ongebreidelde instroom van migranten naar Europa en de effecten die die instroom voor Nederland heeft.

De heer Fritsma (PVV): Dat laatste is natuurlijk niet waar. De IND-directeur heeft zelf gezegd dat er op grond van het nareisbeleid honderden aanvragen per week binnenkomen. Op dit moment liggen er 12.000 van dit soort aanvragen op de plank. De IND neemt 100 extra personeelsleden aan om die het hoofd te bieden. Het beleid dat zorgt voor het enorme aantal aanvragen, wordt hoe je het ook wendt of keert verder versoepeld. Het onderscheid tussen minderjarige en meerderjarige kinderen is immers vervallen. Het aantal nareisaanvragen is gigantisch. Het beleid wordt nu versoepeld. Waarom laat de VVD-fractie dit toe?

De heer Azmani (VVD): Die versoepeling zie ik niet zo. Er wordt meer gekeken naar de feitelijke situatie ten aanzien van afhankelijkheid van het desbetreffende kind en het gezin. Het is niet meer zo dat na het achttiende jaar de situatie heel anders wordt. Men kijkt naar de situatie zoals die is na het vertrek van de hoofdpersoon. Zoals de heer Fritsma ook weet, worden de aanvragen die nu op de plank liggen, nadien gedaan, wanneer de hoofdpersoon al geruime tijd in Nederland is. Dan lijkt het mij handig om in de afweging te kijken naar de feitelijke situatie. Ik zie echt niet in dat dit nareisbeleid effect heeft op de ongebreidelde instroom die Europa op dit moment kent.

De heer Voordewind (ChristenUnie): De heer Azmani heeft gelijk dat er wat breder gekeken wordt naar de context waarin de kinderen zich bevinden. Het kan natuurlijk nog steeds zo zijn dat een gezin uit het vluchtelingenkamp vertrekt en om nareis van een oudere dochter van 18-plus verzoekt. Die dochter heeft dan weliswaar onderdak, omdat ze in een tent zit en voedsel krijgt, maar mag onder het nieuwe aangescherpte beleid niet nareizen. Hoe ziet de heer Azmani die dubbele situatie?

De heer Azmani (VVD): Dat is lastig te beoordelen. Het is niet aan een Kamerlid om dit te beoordelen. Het is bij uitstek aan de uitvoeringsorganisatie en de desbetreffende IND-ambtenaar om de afweging te maken. Het zal individueel maatwerk zijn. Het is net hoe zo'n persoon zich staande weet te houden. Ik ga ervan uit dat daarin de juiste afweging wordt gemaakt over de afhankelijkheid van het desbetreffende meerderjarige kind van het gezin dat hier zit.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Ik leg mijn vraag bij de Staatssecretaris, want ik kom er in de Kamer niet veel verder mee. Daarin maakt eenieder zijn eigen afweging. We hebben wel een stap voorwaarts gedaan, want er zijn nu in de Kamer partijen die erkennen dat er een heel rare situatie ontstaat als men moet uitleggen dat er sprake is van een extreme afhankelijkheidssituatie als een dochter eerst bij haar familie thuis woonde en vervolgens alleen achterblijft in landen zoals Jordanië. Daar is een alleenstaande dochter echt heel kwetsbaar. Ik ben de Staatssecretaris er dankbaar voor dat dit wordt onderkend. Wil hij de situaties, waarin je eigenlijk niet van een achterblijvend kind van 18 of ouder kunt vragen dat het zelfstandig woont, flexibel bezien? Wat blijft er over op het moment dat je ouders vertrekken? Dan word je gedwongen om zelfstandig te wonen. Het is een heel rare kronkel in de redenering, terwijl het voorgaande, een normale afhankelijkheidssituatie, heel redelijk lijkt.

De Kamer heeft verschillende keren gesproken over de verdwijning van minderjarige kinderen. We hebben gezegd dat we daar veel scherper op moeten zijn. Uit het Jaarbericht Kinderrechten 2015 blijkt dat er 110 kinderen uit de asielopvang zijn verdwenen. Als dit kinderen uit reguliere gezinnen waren, zoals die van ons, hadden we een ander alert gehad. Dan hadden we Opsporing Verzocht-uitzendingen gehad et cetera. Waarom is het zo stil over deze kinderen, die mogelijkerwijs in verdachte omstandigheden zijn verdwenen? Kunnen we voor hen ook een AMBER Alert uitsturen als ze verdwijnen en een actief opsporingsbeleid voeren? Enkele partijen hebben de suggestie gedaan of het niet verstandiger is om deze alleenstaande minderjarige kinderen veel meer en misschien exclusief op kleine schaal in pleeggezinnen op te nemen, zodat we beter zicht op ze houden. Kan de Staatssecretaris hierop ingaan?

Ik sluit me aan bij de vragen van collega Gesthuizen over de zaak-Jeunesse.

Over Ranov hebben we van de vorige Staatssecretaris een onderzoek gekregen. Dat had niet gehoeven, maar de Partij van de Arbeid wilde het graag. Ik hoop dat we nu een stap kunnen zetten. De conclusie van het onderzoek is dat het 61% van de mensen die een aanvraag indient, niet lukt om hun identiteitspapieren in het land van herkomst te achterhalen. Daar zijn soms heel begrijpelijke redenen voor. Eigenlijk wisten we al dat bewijsnood een belangrijke belemmering was voor mensen om zich te laten naturaliseren. Er wachten nog steeds duizenden mensen. Zij hebben een generaal pardon gehad, maar kunnen niet trouwen, niet naar bijvoorbeeld Engeland reizen waarmee geen Schengenverdrag is et cetera. We moeten deze mensen na zo veel jaar toch als volwaardig staatsburger accepteren? Kan de Staatssecretaris eens kijken naar de criteria voor de bewijsnood? Als we die zo strak blijven hanteren, blijven die 10.000 tot 12.000 Ranov-personen waarschijnlijk tweederangsburgers. Dat moeten we niet willen in Nederland.

Tot slot kom ik bij het besluit- en vertrekmoratorium voor Irak. Het is duidelijk dat de situatie in Amber, Bagdad en andere provincies die de Staatssecretaris noemt, al jaren onveilig is. Bagdad is een van de meest gevaarlijke steden ter wereld. Toch laten we daar keer op keer een besluit- en vertrekmoratorium op los. Waarom nemen we deze mensen niet gewoon in procedure en accepteren we dat Bagdad niet morgen en ook niet over zes maanden tot veilig gebied verklaard wordt? Laat deze mensen in procedure komen. Dit geldt ook voor Somalië. We kennen de Al-Shabaabgebieden. We weten dat die niet heel fluïde zijn. Het zijn stabiele gebieden onder bezetting door Al-Shabaab in Zuid- en Centraal-Somalië. Waarom nemen we mensen uit deze gebieden niet in procedure? Voor Libië pleit ik juist wel voor een besluitmoratorium, want daar is de situatie fluïde. Die kan over zes maanden weer anders zijn. Mijn pleidooi is om wel een besluitmoratorium te overwegen, en de situatie met de mensen uit Libië af te wachten. Dat geeft hen in ieder geval de nodige duidelijkheid.

Mevrouw Kuiken (PvdA): Voorzitter. Mijn excuses dat ik te laat was. Ik had de fout gemaakt met de auto te komen. Waarschijnlijk heb ik in mijn inbreng dus een overlap met vorige sprekers.

Allereerst een vraag over de 110 kinderen die zijn verdwenen en waarvan onbekend is waar ze naartoe zijn gegaan. Defence for Children vraagt hier aandacht voor, collega's hebben er vragen over gesteld. Hoe gaan we met deze kinderen om? Wij moeten weten waar ze zijn gebleven, met name gezien de dreiging van mensenhandel en alles wat daarmee samenhangt.

Ik heb ook een vraag over de informatie over maatregelen om oneigenlijk gebruik van artikel 64 in de Vreemdelingenwet tegen te gaan. De Staatssecretaris stelt dat wanneer de DT&V beschikt over concrete aanwijzingen dat een vreemdeling de uitzetting mogelijk zal frustreren, dit gemeld kan worden aan de IND. Die zorgt ervoor dat de vreemdeling de behandeling van een eerste verzoek om een voorlopige voorziening niet in Nederland mag afwachten. Wat zijn die concrete aanwijzingen? Dit is van het grootste belang, omdat de impact voor de vreemdeling om het verzoek voor een voorlopige voorziening niet in Nederland te mogen afwachten enorm is. Dit moet met de grootste zorgvuldigheid gepaard gaan.

Wij hebben inderdaad gevraagd om een onderzoek naar de naturalisatieverzoeken van de Ranov-vergunninghouders. Het is nog niet helemaal afgerond, want in oktober volgt nog een tweede deel. 61% van de gevallen waarin naturalisatie nu niet lukt, wordt afgewezen omdat de documenten ontbreken. Ik begrijp de achterliggende gedachte, de behoefte en noodzaak om die documenten te vinden. Tegelijkertijd vraag ik me af welke rol de DT&V hierbij heeft. We belanden nu vaak in een soort welles-nietesspel, waarin de vreemdeling zegt dat hij er alles aan gedaan heeft en de DT&V zegt dat het zijn verantwoordelijkheid is en dat hij er te weinig aan heeft gedaan. De DT&V moet daarin ook een verantwoordelijkheid hebben, met name omdat zij verantwoordelijk is voor terugkeer. Als er op oneigenlijke gronden door de vreemdeling gebruik wordt gemaakt van het argument dat hij niet aan documenten kan komen, dan zal DT&V zich daarvan in zekere mate op de hoogte moeten stellen. Ik kies de brede insteek voor beide kanten van de weegschaal. Die inzet is nuttig als je opkomt voor het belang van de vreemdeling, maar ook als je wilt dat mensen terugkeren omdat ze niet voor een vergunning in aanmerking kunnen komen. Het buitenschuldcriterium geldt niet alleen voor mensen die voor naturalisatie in aanmerking willen komen, maar ook voor mensen die om andere redenen documenten nodig hebben. Welke verantwoordelijkheid kunnen we breder beleggen bij de DT&V, zodat het een gezamenlijke verantwoordelijkheid is om te beoordelen of documenten wel of niet terecht niet verkregen worden? Ik zie veel gefronste wenkbrauwen, daarom praat ik wat langer door om mijn doel helder te maken. Als het nog niet helder is, merk ik dat straks wel.

Tot slot heb ik een opmerking over de gezinsmigratie. De Partij van de Arbeid is ontzettend blij dat het kabinet heeft besloten om het nareisbeleid voor minderjarige kinderen te versoepelen. De leeftijdsgrens van 18 jaar vervalt, zodat met name kwetsbare meerderjarige kinderen gemakkelijker voor nareisbeleid in aanmerking kunnen komen. Dat is enorme winst. Daar wil ik de Staatssecretaris hartelijk voor danken.

Voorzitter: Gesthuizen

De heer Schouw (D66): Voorzitter. Ik begin met de gezinsmigratie. Collega's hebben daar ook al over gesproken. Ik miste bij de nadere uitwerking een spijkerharde – mijn medewerker zei «een vette» – toezegging van de vorige Staatssecretaris. Er zou een onderzoekje komen over de hinder die expats ondervinden als zij met hun gezin naar Nederland willen terugkeren. Wat doet de Staatssecretaris met die vette toezegging van zijn voorganger?

Op verzoek van de Kamer heeft de Staatssecretaris een uitgebreide werkinstructie gestuurd met betrekking tot de uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) inzake Jeunesse versus Nederland. Zeer veel dank daarvoor. We hebben tegelijkertijd de brief van Defence for Children goed gelezen. Daaruit komen een paar punten naar voren. Het eerste is de vraag waarom in de paragraaf over de belangenafweging het belang van het kind niet expliciet wordt benoemd. We hebben hierover afgelopen maandag nog gesproken in het kader van het kinderpardon. We hebben het ook in eerdere debatten naar voren gebracht. Het is raar dat dit er niet in staat.

Het tweede punt in de Jeunesse-uitspraak is dat nationale autoriteiten aandacht moeten besteden aan en bewijs moeten beoordelen over de uitvoerbaarheid, haalbaarheid en proportionaliteit van een uitzetting van een ouder in het kader van het belang van het kind. Waarom zie ik dit niet expliciet terug in de regelgeving?

Het derde punt dat ik hierbij wil noemen is iets in de brief van Defence for Children waarvan ik schrok. Er wordt een stijging geconstateerd van 22% van het aantal kinderen dat langer dan vijf jaar in de asielopvang zit. Klopt dit? Wat is hiervan de oorzaak en wat gaan we eraan doen? 22% is een forse stijging.

Ik kom bij het asielbeleid voor Irak. Daarover hebben collega's al gesproken. Het moratorium wordt structureler ingezet voor een langduriger situatie, maar daar is dit instrument niet voor bedoeld. De consequentie daarvan is dat mensen in een soort wachtstand worden geplaatst. Het leidt tot nodeloze onzekerheid over hun toekomst. Kan de Staatssecretaris reflecteren op het oorspronkelijke doel van het besluit- en vertrekmoratorium?

Ten aanzien van het asielbeleid voor Somalië heb ik zitten puzzelen over wat de Staatssecretaris precies bedoelt in zijn brief. In de ene zin schrijft hij dat volgens het ambtsbericht mensen die van terugkeer worden beschuldigd, het gevaar lopen te worden geëxecuteerd. Een paar zinnen later staat dat hem op grond van de informatie in het ambtsbericht onvoldoende duidelijk is welke risico's Somalische vreemdelingen lopen bij terugkeer naar gebieden in Somalië. Volgens mij staan die twee zinnen haaks op elkaar. Kan de Staatssecretaris mij uitleggen hoe hij dit rijmt?

Collega's hebben al gesproken over medische zorg voor vreemdelingen. Het is belangrijk dat er een aantal maatregelen worden genomen, bijvoorbeeld naar aanleiding van het debat over Dolmatov. Voor mijn fractie ontbreekt het overzicht welke maatregelen wel of niet geïmplementeerd zijn, heel simpel gezegd het stoplichtenmodel. Welke maatregel staat op groen en is geïmplementeerd? Welke is oranje en welke is rood? Ik kwam bijvoorbeeld in een brief van 6 mei tegen dat de inspectie op een aantal punten echt een onvoldoende geeft. Daar wil ik meer over weten.

Tot slot veel dank voor het naar de opvatting van mijn fractie uitstekende rapport over Ranov en afgewezen naturalisatieverzoeken. Er zijn hier vast mensen aanwezig die eraan hebben gewerkt, dus dank daarvoor. Er valt veel over te zeggen, maar één ding viel mij op: 15% van de 280 oorspronkelijk afgewezen dossiers is toch toegekend. Het loont dus om je recht te halen in hogere procedures. Kunnen we hieruit iets leren? We moeten de tijd nemen voor de eerste procedure. Die moeten we zorgvuldig doen. Daarmee voorkom je dat mensen alsnog hun recht kunnen halen in hogere procedures. Ik gun het natuurlijk iedereen die dat doet, maar er valt veel van te leren. Wil de Staatssecretaris hierop reflecteren?

Voorzitter: Schouw

De vergadering wordt geschorst van 10.45 tot 10.55 uur.

Staatssecretaris Dijkhoff: Voorzitter. Er staan veel uiteenlopende onderwerpen op de agenda. Ik houd niet bij iedere brief een inleidend betoog, maar ga direct over naar de onderwerpen waarvoor de Kamer expliciet aandacht heeft gevraagd.

Ik begin met de uitspraak in de zaak-Jeunesse en de manier waarop wij die verwerkt hebben in de instructies voor de IND. In de brief van 22 mei heb ik de Kamer geïnformeerd over de aangepaste werkinstructie naar aanleiding van de uitspraak in de zaak-Jeunesse op grond van artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). In onze ogen zet het EVRM het beleid voort. De uitspraak is geen grote kentering. Het ERVM-beleid is de basis voor het toelatingsbeleid dat Nederland hanteert. De uitspraak ligt in het verlengde daarvan. We zagen geen noodzaak voor een heel grote beleidswijziging. Wel hebben we de werkinstructie aangepast, om het juiste gewicht toe te kennen aan de elementen die het Hof in de zaak heeft meegewogen. Vandaar dat we de instructie in onze ogen zo hebben aangepast dat de uitspraak van het Hof volledig is verwerkt. Ik heb niet de indruk dat er elementen zijn die wel in de jurisprudentie zitten en niet in de instructie, vooral omdat het niet gaat om het toevoegen van een nieuw criterium, maar om de nadere invulling van de weging of er sprake is van een subjectieve belemmering om het gezinsleven elders uit te voeren. We hebben niet de indruk dat op grond van een werkinstructie iemand zo kan handelen dat het wel conform de werkinstructie maar niet conform de uitspraak van het Hof is.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Met excuus voor het feit dat we in herhaling vervallen, want we hebben hierover al een keer met de Staatssecretaris van gedachten gewisseld. Het is een beetje vreemd om een zaak voorbij te zien komen, waarbij mensen tot het naadje hebben geprocedeerd – men moest naar het Hof stappen om gelijk te krijgen – die een veelzeggende uitspraak oplevert, waarmee Nederland een flinke tik op de vingers krijgt, en dat hier een Staatssecretaris zit die zegt dat het niet zoveel om het lijf heeft. Hoe rijmt hij dit met een uitspraak waarin het hof, het hoogste orgaan in dezen, zegt dat Nederland het al die jaren van procederen bij het verkeerde eind had?

Staatssecretaris Dijkhoff: Dit is het verschil tussen het beleid en de toepassing van het beleid in de individuele casus, waarin je in het ongelijk wordt gesteld. Zo verklaar ik het verschil in beleving.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Dat klopt. Daarom hebben we het over een werkinstructie en niet over een wet. Laten we het niet over garanties hebben, want iedere zaak is anders. Ik kan me voorstellen dat er in een andere zaak toch weer andere afwegingen worden gemaakt. Op welke manier probeert de Staatssecretaris te voorkomen dat er in de toekomst op deze manier met een gezin wordt omgegaan? Het gaat immers over een gezin. Ik heb de kinderen en het gezin weleens ontmoet.

Staatssecretaris Dijkhoff: Het Hof heeft in zijn uitspraak geconcludeerd dat er in dit geval sprake was van een vrij bijzondere combinatie van elementen, die in hun context en ook omdat ze cumuleerden, uitzonderlijk zijn. Daarmee geeft het aan dat dit een zaak is waarin het uitzonderlijk moeilijk is voor mensen die ermee werken, om het beleid hiermee in overeenstemming te brengen en in de praktijk te brengen. In zo'n uitzonderlijk geval heb je een proces als dit. Natuurlijk hebben wij lering getrokken uit de zaak en de werkinstructie nog verder aangescherpt, maar je kunt op twee manieren ongelijk krijgen bij een rechter. Je beleid deugt niet wat betreft de manier waarop het is toegepast, of het beleid deugt en er is conform dat beleid gehandeld, maar in een bijzonder geval zegt het Hof dat de uitkomst, alles overwegende en alles opgeteld in de context, onredelijk is. Naar aanleiding daarvan hebben we de werkinstructie aangescherpt. Dat is de manier om er alles aan te doen om te voorkomen dat er een situatie ontstaat waarin je uiteindelijk de uitvoering van het beleid voor de rechter niet staande houdt. De mensen die dit werk uitvoeren, doen er dagelijks alles aan.

In het verlengde hiervan vroeg de heer Schouw waarom het belang van het kind niet expliciet genoemd wordt in de werkinstructie. Het publiek waarvoor de werkinstructie is, weet al dat dit erin hoort. Ik wil het niet «impliciet» noemen. Het is een zo overduidelijk onderdeel van de weging en van alle belangen die meegewogen moeten worden, dat het een no brainer is om te zeggen dat het belang van het kind daarbij een grote rol speelt. Ik kan het expliciet opnemen als de Kamer daaraan veel waarde hecht, zodat ook iedere buitenstaander, voor wie de instructie eigenlijk niet bedoeld is, het meteen ziet. Het verandert materieel niets aan de praktijk, omdat het belang van het kind daarin voorop staat en wordt meegewogen.

Voorzitter: Gesthuizen

De heer Schouw (D66): Als het de Staatssecretaris niet uitmaakt omdat dit impliciet al zo bedoeld wordt, helpt het mij en iedereen die het belang van het kind belangrijk vindt als hij toezegt dat hij serieus beziet of het belang van het kind expliciet in die tekst kan komen. Dan hebben we een slagje gemaakt en ben ik wat gerustgesteld.

Staatssecretaris Dijkhoff: In de motivering van de besluitvorming wordt het wel expliciet aangestipt, omdat je daarin alle factoren meeneemt die relevant zijn in de casus. Ik zeg toe dat ik me hierop beraad en erop terugkom. Ik wil er een nachtje over slapen, omdat ik vrees dat als in een volgende algemeen overleg één ding expliciet wordt benoemd, alsnog wordt gezegd dat vier andere dingen ook heel belangrijk zijn. Voor je het weet maken we een werkinstructie die voor de dagelijkse praktijk niet meer handzaam is en zich tot een ander publiek richt dan waarvoor de instructie bedoeld is. In de handelingen, in de motiveringen, in alle stukken en ook nu geef ik aan dat het belang van het kind een kernonderdeel van de weging is. Ik kom erop terug of er bezwaren zijn om het expliciet op te nemen. Ik snap de charme van de eenvoud, dat iedereen het meteen ziet als het erin staat. Maar andere dingen die ook een essentieel onderdeel zijn van die weging staan er ook niet in.

De heer Schouw (D66): Het woord «charme» bevalt me wel. Ik begrijp de positieve intentie van de Staatssecretaris. Ik noteer dit en vind dit fijn.

Voorzitter: Schouw

Staatssecretaris Dijkhoff: Ik kom bij de vragen over het TISOV en de uitwisseling van medische informatie. Ik begin met de laatste vraag van de heer Schouw. We hebben ooit een stoplichtenoverzicht gehad. Daarna is er veel gebeurd. De vraag is waar we nu staan. Ik zeg toe dat ik de informatie op deze overzichtelijke manier zal presenteren. Kamerleden kunnen deze halen uit de stand van zaken in bijlagen, maar ik zal het overzicht in stoplichtenvorm in de volgende rapportage opnemen.

De heer Oskam geeft aan dat in de brief over de monitor niet op elk detail wordt ingegaan. In de brief van 6 mei heb ik op hoofdlijnen gereageerd op de bevindingen van de inspectie. Dat neemt niet weg dat we ook werken aan de verbeteropmerkingen en -suggesties die meer op detailniveau zitten. We hebben inmiddels aangepaste procesafspraken gemaakt voor het verbeteren van informatie-uitwisseling over VRIS'en die uitgezet moeten worden en over de terugkoppeling van uitzettingen die helaas niet geslaagd zijn. We moeten even kijken wanneer we wat doen in het aanpassen van het systeem, in verband met de kosten en om te voorkomen dat we zoveel tegelijk willen dat dit het succes van de implementatie van het systeem in de weg staat. Dubbele registratie door DJI is op dit moment niet te vermijden omdat die systemen geen directe koppeling kennen. Ook daar lijkt het ons van belang eerst het TISOV op te zetten zoals het nu is en om daarna te bekijken of we een en ander kunnen stroomlijnen.

De heer Azmani vroeg naar de medische informatie. We hebben regelmatig overleg met de inspectie over de voortgang en uitvoering van de verbetermaatregelen. Dit is altijd de handicap van een overleg naar aanleiding van een reactie op een rapport. Het rapport gaat over de feiten van een tijdje daarvoor. De monitor betreft 2014 en is nog niet opgenomen in de brief van 30 januari. We gaan verder. De hoofdlijnen van de bevindingen van de inspectie zijn dat het steeds beter gaat. Er blijven dingen die beter moeten. Zo bekijken wij het traject ook en zo werken wij daarmee. Het invoeren van de non-consentverklaring koppelen we aan de instemmingsverklaring. Hieraan wordt momenteel gewerkt. Ik verwacht dat we deze in het najaar kunnen implementeren.

Mevrouw Gesthuizen had een vraag over het handelingsperspectief. De medewerkers in de keten moeten weten waarmee ze rekening moeten houden bij begeleiding en bejegening van specifieke vreemdelingen. Daarbij is het niet per se noodzakelijk om op de hoogte te zijn van het medisch dossier. Dan krijgen we andere problemen, bijvoorbeeld met privacy. Het is wel noodzakelijk om te weten met welke gedragskenmerken je rekening moet houden. Ik noem suïcidaal gedrag. Soms is het ook nodig om te weten of er noodzakelijk medicijngebruik is of dat er lichamelijke beperkingen zijn. Dat zijn handige en noodzakelijke zaken om kennis van te hebben om met iemand om te kunnen gaan. De vreemdeling kan dan zo goed mogelijk worden begeleid en de veiligheid van zowel vreemdeling als medewerkers in de keten kan zo veel mogelijk gestimuleerd en gegarandeerd worden. Het gaat om informatie die kan worden verstrekt zonder dat het medisch beroepsgeheim doorbroken hoeft te worden of zonder dat het medisch dossier ter beschikking moet worden gesteld. Om een stap verder te zetten: als het wel gaat om de overdracht van het medisch dossier, hebben we instemming van de betrokken vreemdeling nodig en houden we de inspecties en de IGZ nauw aangesloten bij het bespreken van de verdere voortgang en de voorgenomen maatregelen.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Het is lastig als ik in een debat waarin ik maar twee vragen mag stellen, geen antwoord krijg op mijn vragen. Ik zal de vragen die ik in eerste termijn heb gesteld, in tweede termijn herhalen en bewaar mijn interruptie voor een ander onderwerp.

Staatssecretaris Dijkhoff: De heer Azmani stelde een vraag over kennismigratie. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat innovatieve bedrijven in Nederland kunnen starten? Hij heeft kunnen lezen dat 80% niet betekent dat de regeling niet succesvol is. Het hoge uitvalpercentage heeft een heel specifieke achtergrond. Los daarvan heeft het kabinet de start-upnota die de heer Azmani noemde, omarmd en heeft Economische Zaken het Programma Ambitieus Ondernemerschap om hier stevig aan te werken. Specifiek voor innovatieve startende ondernemers van buiten de EU hebben we de start-upregeling die op 1 januari van start is gegaan. We hebben het idee dat deze regeling in goede aarde valt. De eerste verblijfsvergunning op grond hiervan is inmiddels verleend. We zullen de komende tijd bekijken of de regeling goed aansluit op de praktijk en of er knelpunten zijn die weggenomen kunnen worden.

Ik ben het geheel met de heer Azmani eens dat wij bij alle regelingen steeds moeten bekijken of het doel duidelijk is en of er belemmeringen zijn die terecht of noodzakelijk zijn, of die in de praktijk tot een ander effect leiden dan bij het inregelen ervan voorzien was. Wij zijn constant bezig om te bezien of het redelijk en haalbaar is om aanpassingen te doen om het doel van de regelingen in de praktijk te bereiken.

De heer Azmani (VVD): Bij de zelfstandigenregeling zie ik de uitsplitsing van het deel dat wordt afgewezen. Daarin kun je een rechtvaardiging zien. Een ander deel gaat om derdelanders. Die aanvragen worden heel vaak afgewezen omdat het ondernemersplan niet zou voldoen. Ik wil de Staatssecretaris uitdagen eens nader te bekijken welke eisen worden gesteld aan het ondernemersplan en of die eisen te streng zijn. Als je een innovatief bedrijf start, heb je kansen maar ook bedreigingen, bijvoorbeeld dat zo'n innovatief bedrijf geen kans van slagen heeft. Dat is juist de doelgroep van deze specifieke regeling, die een kort geldende verblijfsvergunning of een start-upvisum behelst. Ik denk dat het verstandig is om dit nog eens goed onder de loep te nemen. De resultaten van de vermogende vreemdelingenregeling zijn heel teleurstellend. Ik roep de Staatssecretaris op om de thermometer daarin te steken en te bekijken wat mogelijk is om de regeling op een andere manier in te richten. Is hij bereid om dat nog dit jaar te doen?

Staatssecretaris Dijkhoff: De start-upregeling is relatief nieuw. Ik zeg toe dat we dergelijke knelpunten meenemen. De regeling is voor een specifiek type nieuwe bedrijven. Je kunt moeilijk van tevoren van een bedrijf eisen dat het succesvol is, als het om een start-up gaat. We houden het in de gaten.

Ik ben bezig met de vermogende vreemdelingenregeling. Ik heb inmiddels gekeken wat andere vergelijkbare regelingen in Europese landen zijn en of we daarin inspiratie kunnen opdoen om de hobbel in Nederland niet hoger te maken dan bij vergelijkbare regelingen. De heer Azmani vroeg me dat dit jaar te doen. Mijn ambitie is om dit sneller dan het einde van dit jaar te doen, maar in ieder geval dit jaar.

Het komt beperkt voor dat minderjarigen verdwijnen uit de beschermde opvang. Het is een lastig beeld. We spreken over verdwenen minderjarigen. Ik wil het zeker niet bagatelliseren, maar de term op zich klinkt heel eng, terwijl het bij een groot deel gaat om de keuze om zich aan het toezicht te onttrekken. Natuurlijk wordt het lastiger voor ons om er zicht op te houden als mensen het gevoel hebben dat ze beter af zijn als ze weggaan. Het wil niet zeggen dat ze nog in Nederland verblijven. Dat is het lastige met mensen die uit het zicht zijn. Verdwijning uit de beschermde opvang is een beperkt fenomeen. Als het gebeurt, wordt direct geschakeld tussen de betrokken partijen om met de beschikbare informatie actie te ondernemen om iemand op te sporen. Vaak is wel bij een mentor of hoofd bekend, of zijn er signalen, dat ze goed zijn terechtgekomen. Het kan een keus zijn met het oog op uitzetting. Men zit dan niet op een verkeerde plek maar heeft liever niet dat wij weten waar. Dat zijn situaties waarin het de vraag is wie er geholpen is met opsporing. Daarnaast is het de vraag of dat aan ons is en of er meteen sprake is van een zorgwekkende situatie.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik begrijp het. Het is een lastig dilemma. Tegelijkertijd weten we dat er kinderen geronseld worden vanuit dit soort situaties, ook minderjarige kinderen. Kan de Staatssecretaris hier scherper op toezien? Kan hij bezien of verscherpt toezicht mogelijk is, of er gesprekken over kunnen worden gevoerd, of het meer gemonitord kan worden en of de oorzaak in de vraagstelling achterhaald kan worden? We mogen niet zomaar accepteren dat er vorig jaar 110 kinderen zijn verdwenen. Het zijn er wel 110. Wat kan de Staatssecretaris concreet doen om hier beter zicht op te houden? Kunnen we niet meer naar kleinschalige, pleeggezinachtige vormen van opvang, zodat mensen niet verdwijnen?

Staatssecretaris Dijkhoff: We hebben de leeftijdsgrens van 15 jaar als belangrijkste grens voor een pleeggezin of een andere vorm van opvang. De Kamer is vorig jaar per brief uitvoerig geïnformeerd over het nieuwe model van opvang. 110 kinderen zijn verdwenen of met onbekende bestemming vertrokken, het is maar hoe je het noemt. Ze zijn in ieder geval niet onder begeleiding teruggekeerd. Mensen van het COA zijn getraind om dit soort signalen op te vangen. Als het gebeurt, wordt er meteen geschakeld met de politie en de Unit Mensensmokkel (UMS). Alle signalen die we krijgen, worden doorgespeeld. Dat het niet altijd om ernstige gevallen gaat, betekent niet dat we het niet serieus oppakken. Ieder geval is er een te veel.

Ik kom bij de schijnhuwelijken. De heer Azmani vroeg om bij de evaluatie in het najaar te komen tot voorwaarden voor het aantonen van een duurzame relatie. Hij doet de suggestie te bezien welke aanscherpingen mogelijk zijn. Ik kan niet vooruitlopen op de uitkomst van het onderzoek, maar als die hiertoe aanleiding geeft, neem ik deze suggestie zeker mee. Hetzelfde geldt voor de vraag naar steekproefsgewijze controles. Ik zal dit bij de reactie op het onderzoek betrekken. Het is wel verstandig om te beginnen vanuit enige inkadering, bijvoorbeeld patronen die we vaak terug zien komen, en daar steviger op in te grijpen. Dan is er een heel sterke fraude-indicatie, niet per se bij die individuen maar omdat de relatie is gebaseerd op een patroon dat we een aantal keren hebben gezien en dat tot een schijnhuwelijk leidde. Zo'n pragmatische aanpak past goed bij de wijze waarop het nu in de praktijk gaat. Ik ben bij de actiedagen aanwezig geweest. Daar zie je dat het samenbrengen van de verschillende partners en partijen in de keten en het sneller uitwisselen van informatie kan leiden tot het herkennen van patronen. Vaak herkennen verschillende partijen vanuit hun professie signalen en denken ze dat er iets mis is. Op grond van zo'n patroon heb je dan reden om aan te bellen, door te pakken, te bekijken hoe het zit en echte liefde van een schijnhuwelijk te onderscheiden.

Mevrouw Gesthuizen had een vraag over het asielbeleid voor homoseksuelen uit Rusland. Ze vraagt of de aanpak categorisch is. Nee, ieder geval wordt individueel beoordeeld. Daarbij zijn ook de algemene toetsstenen relevant die bij ieder asielrelaas worden getoetst. Daaronder valt het criterium of mensen zich aan de problemen kunnen onttrekken door zich elders in eigen land te vestigen. Dit beleid wordt toegepast op elke groep, dus ook op deze categorie mensen. Het is nog eens onderstreept in het ambtsbericht over Rusland van augustus 2014 van Buitenlandse Zaken. Het beleid is overigens versoepeld door niet meer te verlangen dat mensen bij de politie in Rusland bescherming hebben gezocht. Het vestigingscriterium blijft wel een toetssteen en onderdeel van de weging.

Het systeem levert deze kenmerken niet zomaar op. Dat moet met een handmatige selectie. Ik kan niet toezeggen aan mevrouw Gesthuizen dat ik deze aantallen zo kan opleveren.

Mevrouw Gesthuizen (SP): We hebben in de afgelopen paar jaar nogal wat meegemaakt in de diplomatieke betrekkingen tussen Nederland en Rusland. We zitten er zelfs nog middenin. Ik kan me herinneren dat dit een aantal jaar geleden voor Oekraïne een enorm punt was. Het kabinet nam destijds bij monde van de Minister van Buitenlandse Zaken de moeite om de zorgen over de rechten van homoseksuelen, transgenders en lesbiennes in Rusland fors onder de aandacht te brengen. Is nu het antwoord van Nederland als mensen asiel aanvragen, dat Rusland een groot land is, waarin je, waar je ook vandaan komt, in principe altijd wel in Moskou kunt overleven? Is dat de reactie die we geven? Dan is dat helder. Dan weten homo's en lesbiennes uit Rusland dat ze geen asiel moeten aanvragen in Nederland, als ze zich in eigen land bedreigd voelen vanwege hun geaardheid.

Staatssecretaris Dijkhoff: Het is een individuele toets. Het is niet categorisch. Er wordt niet altijd gezegd «u kunt in Moskou terecht». De omstandigheden van de persoon worden getoetst. Er wordt bezien of er alternatieven zijn, zoals wordt gedaan bij elke persoon die van waar dan ook, om welke reden dan ook een aanvraag doet. Op individuele basis zal dit dus de reactie zijn, maar niet categorisch.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Zo kun je voor iedere discussie weglopen. Ik wil weten wat de criteria zijn en in welke gevallen mensen wel of niet worden geacht om te kunnen overleven in Moskou, ook als dat een paar uur vliegen is van de plek waar zij vandaan komen.

Staatssecretaris Dijkhoff: Ik loop nergens voor weg. Ik ga de discussie aan. Ik geef aan hoe het beleid werkt. Dat weet mevrouw Gesthuizen ook. Ze weet ook dat we niet een fictieve casus kunnen pakken van een willekeurige persoon van wie we alleen weten dat het een homoseksueel uit Rusland is. Daarover kan ik niet hier als een pseudo-IND een toets neerleggen. Dat werkt niet. Het blijft een toetssteen in de individuele weging, waarbij alle omstandigheden in de context worden meegenomen. Het kan zijn dat een Russische homoseksueel op grond daarvan en alle andere omstandigheden van zijn of haar geval, een verblijfsvergunning krijgt. Het kan ook zijn dat er wordt gewezen op reële alternatieven in eigen land.

De heer Fritsma had vragen over hervestiging. Bij een aantal van die vragen verwijs ik naar een blijvend meningsverschil tussen de opvattingen van de PVV en het kabinet over hervestiging als principe. Meer specifiek: de UNHCR doet een eerste selectie en de voordracht. Vervolgens reist de Nederlandse delegatie af om de personen te interviewen en een nadere check te doen. Het is niet zo dat we alleen van de beoordeling van de UNHCR afhankelijk zijn om te bekijken wat voor personen het zijn en wie het zijn. Er wordt ook gekeken naar de mate waarin de mensen inpasbaar zijn in de samenleving. Het is niet zo dat we het lijstje van de UNHCR ongecontroleerd overnemen. We kijken uiteraard ook naar tegenwerpingen van openbare orde, zoals de 1f-indicaties.

Er zijn verschillende vragen gesteld over het landenbeleid voor Somalië en Irak. Mevrouw Gesthuizen vroeg naar de duur van het huidige vertrekmoratorium en de heer Schouw vroeg of het instrument niet oneigenlijk wordt gebruikt. Het instrument is heel ingekaderd. Het geldt voor zes maanden, met een herhaling van zes maanden, en daarna niet meer. Het is geen permanente stapeling. Het is zeker niet mijn bedoeling om iets wat bedoeld is voor een tijdelijke onzekere situatie tot in het oneindige op te rekken. Het zal eerder het geval zijn dat de situatie nog steeds volatiel en onzeker is, maar omdat we vooraf gekozen hebben voor het niet stapelen van moratoria kunnen we het niet nog een keer opleggen. Ik vrees dat in menig gebied de situatie na zes maanden nog steeds volatiel is, maar ook dat in die zes maanden heen en weer geschoven wordt tussen de verschillende verwachtingen voor de toekomst van zo'n gebied.

Het ambtsbericht over Irak geeft helder aan dat de veiligheidssituatie in delen van Irak onverminderd slecht is. Op wisselende plaatsen zijn hevige gevechten tussen de bondgenoten van de Iraakse regering en het leger en de door de IS geleide soenitische opstandelingen. Het betreft met name de stedelijke gebieden van een aantal provincies. Het ambtsbericht laat daarnaast zien dat delen van Irak erg onoverzichtelijk zijn en een fluïde situatie kennen. Er zijn ook gebieden met een totaal gebrek aan controle door welk van de partijen in het conflict dan ook. Op vrij korte termijn kan de effectieve controle over een gebied heen en weer gaan. In die omstandigheden is het voor de IND niet mogelijk bij individuele gevallen te beoordelen wie risico loopt op vervolging en wie terug kan naar Irak. De snelheid van de wisselingen levert een groot probleem op, vandaar de verlenging van het vertrekmoratorium voor zeven provincies. Dit loopt af op 16 oktober. Dan kan ik het niet nog een keer verlengen, dus dan zullen we in alle zaken beslissingen nemen. Ik zal me eerst uitspreken over de wijze waarop we met aanvragen uit Irak omgaan.

De heer Schouw vroeg naar de vermeende discrepantie tussen verschillende delen van de brief over Somalië. De signalering in het ambtsbericht is dat er een risico bestaat op executie als men weet dat het een terugkeerder betreft. Daarnaast staat mijn oordeel dat het risico moeilijk in te schatten is. Daarom heb ik om een nieuw ambtsbericht gevraagd. Er is wel sprake van een risico, maar voor de inschatting wil je weten of dat risico voor iedereen even groot is, of er omstandigheden zijn die het risico kunnen vergroten en hoe groot het risico is. Het ambtsbericht was daarover tamelijk open, waardoor het lastig was een goede inschatting te maken. Vandaar de formulering en de vraag om een nieuw ambtsbericht.

Er zijn veel vragen gesteld over Ranov. Ik hecht eraan het beeld goed te schetsen. De heer Voordewind sprak over 12.000 tweederangsburgers en zei dat 61% van de verzoeken is afgewezen. Op peildatum 1 mei 2015 hebben we 11.260 verzoeken tot naturalisatie gehad. Er is verschil tussen het totaal aantal mensen in de Ranov-groep en dit aantal van 11.260, omdat die anderen geen verzoek hebben ingediend. Dat is een eerste filter. Van deze ruim 11.000 zijn 9.410 verzoeken ingewilligd. We hebben het dus over een heel hoog percentage mensen dat genaturaliseerd is, het overgrote deel van de groep. Voor hen is er geen probleem. Er zijn 870 afwijzingen. Daarbij gaat het in een bepaald percentage inderdaad om de documenten. Als ik dit naast de cijfers en verhouding van naturalisatieaanvragen van andere verzoekers leg, niet zijnde pardonvergunninghouders, dan is dat eenzelfde patroon. Er zijn in deze categorie niet onevenredig meer afwijzingen dan bij andere categorieën. Het is goed om dit in het achterhoofd te houden.

Hoe vaak is er genaturaliseerd met de vrijstelling van de documenteneis, omdat het handhaven van die documenteneis onredelijk zou zijn? De IND houdt dit sinds september 2012 bij. Sindsdien is er in tien gevallen sprake van het niet handhaven van de documenteneis in geval van bewijsnood, dan wel dat het handhaven van de eis niet redelijk werd geacht. Er zijn daarnaast nog twintig andere, reguliere vreemdelingen, dus niet zijnde Ranov'er, van de documenteneis vrijgesteld en alsnog genaturaliseerd.

De vraag is hoe dit in de praktijk werkt, waarom we toch nog schommelingen zien en waarom het eerst niet lukt en daarna wel. Het lukt bijvoorbeeld niet bij een aanvraag voor verblijfsrecht en vervolgens kunnen bij naturalisatie in veel gevallen wel documenten worden overlegd. De keerzijde is dat we er niet automatisch van uitgaan dat iedereen die het in eerste instantie niet kon overleggen, dat later ook niet kan en dat het dus onmogelijk en onredelijk is om die eis te stellen. Het tijdsverloop en het wijzigen van omstandigheden in het herkomstland zijn daarbij vaak heel cruciale factoren. Praktisch gezegd: bij het aanvragen van verblijfsrecht omdat je uit een land komt waar een burgeroorlog woedt, is het eerst een stuk ingewikkelder om papieren te verkrijgen dan wanneer na verloop van tijd de strijd gestreden is, zoals in voormalig Joegoslavië. Mensen hebben dan verblijfsrecht, en als de oorlog voorbij is en regeringen weer zijn opgebouwd en er soms sprake is van toetreding tot de Europese Unie, dan is het wel mogelijk relevante papieren en documenten te verkrijgen. Het is dus niet onredelijk om dit te verlangen. Wij weten zo precies wie we naturaliseren. Het kost tijd en middelen. Daar lopen wij niet voor weg. Het betekent niet dat het onmogelijk is of onredelijk is om te vragen van die mogelijkheid gebruik te maken om de gegevens te overleggen.

Mevrouw Gesthuizen vroeg wat de woorden «zeer actief en doelgericht» in de brief van 8 april betekenen. Onder «zeer actief» verstaan wij dat in redelijkheid al het mogelijke verwacht kan worden om aan de vereiste documenten te komen. In het concrete geval is «al het mogelijke» afhankelijk van het document dat nodig is, een geboorteakte, registratiebewijs, paspoort, en het land waar het om gaat. Dat is steeds maatwerk en het beoordelen van de individuele situatie. Uit een IND-onderzoek komt het beeld naar voren dat het bij een beperkt deel van het totale aantal mensen met een Ranov-vergunning niet lukt vanwege de documenteneis. Bij een deel gaat het er in onze ogen om dat niet-doeltreffende acties worden ondernomen om de benodigde documenten te verkrijgen. Het is niet vanzelfsprekend dat het onredelijk is. Een deel heeft geen actie ondernomen. Bij 11% is niets verklaard over de reden waarom de documenten ontbreken. Het is lastig om te vragen of het redelijk is de eis te laten vallen, als er niet eens een reden wordt gegeven waarom de documenten niet aangeleverd kunnen worden. Onder «niet doelgericht» verstaan we dat er wel een vraag wordt gesteld, maar niet bij de juiste instantie. De vreemdeling gaat bijvoorbeeld alleen naar de ambassade hier om een geboorteakte aan te vragen. De ambassade heeft niet de taak om aan in het buitenland verblijvende onderdanen een geboorteakte of bewijs van geboorteregistratie te verlenen. Die kan een Nederlander in het buitenland ook niet krijgen bij de ambassade. Dat vinden we een niet-doelgerichte poging, die daarom wordt tegengeworpen. We verzoeken de vreemdeling meer inspanningen te leveren om de vereiste documenten te overleggen.

Mevrouw Gesthuizen vroeg wie wel voldoende inspanningen heeft geleverd. Die mensen zitten natuurlijk niet in de 870 afwijzingen. Dat zijn in ieder geval de 9.410 ingewilligden. Zij hebben voldoende inspanning geleverd om documenten te verkrijgen en die te overleggen.

De heer Fritsma vroeg hoe we bij Syriërs die een naturalisatieverzoek indienen controleren of er criminelen of erger tussen zitten. Sinds enige tijd hoeven Syriërs hun geboorteakte en paspoort niet te overleggen. Die maatregel geldt tot 1 april 2016. Dit geldt voor personen die al langer in Nederland wonen. Conform het openbare-ordebeleid wordt tot vier jaar voorafgaand aan het naturalisatieverzoek gekeken. Criminele feiten die langer geleden in Syrië zijn gepleegd, zijn daarmee niet van belang, ook al zou de IND ze kennen. Dit geldt niet voor de 1f-feiten. Die kunnen blijvend worden tegengeworpen.

De heer Voordewind vroeg of het IND-onderzoek aanleiding is om het beleid aan te passen. Dat is in onze ogen niet het geval, om het gehele pakket van redenen dat ik net heb genoemd en de cijfers en de duiding die ik daarbij heb gegeven. Het overgrote deel kan de buitenlandse identiteitsdocumenten overleggen en heeft een ingewilligd naturalisatieverzoek. Een kleine minderheid heeft die documenten niet en is afgewezen. Het gaat om 61% van de 870 afwijzingen. Van de veel grotere begingroep zijn 9.410 verzoeken ingewilligd. Als we inzoomen op dat deel van het geheel, dat getalsmatig een stuk kleiner is, dan is het vaak zo dat de activiteit die geleverd is te wensen overlaat. Dan vinden wij dat er nog harder gewerkt moet worden, zodat we weten wie het is als we iemand Nederlander maken. We merken dat de documenten na verloop van tijd gewoon aangeleverd worden, ook in een bezwaarprocedure of een tweede naturalisatieverzoek. We zien het aantal naturalisatieverzoeken toenemen. Dit was het meer kwantitatieve onderzoek. In het najaar komt het kwalitatieve onderzoek, over de beweegredenen in deze zaken. Daarover zullen we nader spreken.

Mevrouw Kuiken vroeg naar de ondersteuning, bij Ranov maar ook bij terugkeer. Ik wil het iets breder trekken. De overheid verstrekt de informatie op de website van IND en Buitenlandse Zaken. Er staat bij landen waar een geboorteakte lastig is, zoals Afghanistan, China, Irak, welke documenten ook geaccepteerd worden. We hebben de IND-informatietelefoon waar mensen inlichtingen kunnen verkrijgen. Ook gemeenten die hiermee kampen of meer willen weten, kunnen dit nummer bellen. Dat geldt ook voor VluchtelingenWerk. We hebben de publieksvoorlichting vorig jaar geïntensiveerd. Daarover heb ik de Kamer in juni geïnformeerd. Het blijft in principe de eigen verantwoordelijkheid om de documenten te verkrijgen. Natuurlijk heeft de DT&V bij terugkeer een andere rol. Bij vreemdelingen die verblijfsrecht aanvragen is de samenwerking minder intensief. Daar is die bemoeienis er in principe niet, zeker niet bij naturalisatieverzoeken. Het is «terugkeer en vertrek» en niet «thuis en verblijf». De rol van DT&V daarin is beperkt.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Het gevraagde onderzoek gaat over het grootste gedeelte. De Staatssecretaris heeft het over 11.000 aanvragen. Daar heeft hij gelijk in. We weten dat 27.000 mensen een generaal pardon hebben gekregen. Van een overgroot deel daarvan weten we formeel nog niet hoe het zit, vandaar het onderzoek. Het zijn inschattingen, dus het laat zich raden dat ze inderdaad niet aan hun geboortepapieren of identiteitspapieren kunnen komen, gekoppeld aan het feit dat je er € 900 voor moet betalen. Dit gaat maal vijf voor een gemiddeld gezin; dan reken je wel uit of het de moeite waard is. Het onderzoek krijgen we in oktober. Ik hoop dat er dan meer gegevens over naar boven zijn gekomen. Ik heb begrepen dat, ook al probeert men naar het land van herkomst te reizen, die inspanning niet voldoende is voor de IND om bewijsnood aan te geven. Als er zo weinig mensen in aanmerking komen voor het bewijsnoodargument is dat toch ook een signaal? Dat weten we ook van het buitenschuldcriterium. Daar komt ook maar een handjevol mensen voor in aanmerking. Moeten we niet alsnog kijken naar de criteria van de bewijsnood?

Staatssecretaris Dijkhoff: Ik zie hier op dit moment geen aanleiding toe. Om een percentage te hanteren als bewijs is nogal scorebordkijken. Het feit dat het weinig gebruikt wordt, betekent niet dat het criterium te streng is. Het kan ook zijn dat er weinig mensen zijn die in die situatie zitten. Dan heb je ook een laag percentage.

Er zijn mensen die nog geen verzoek hebben gedaan, maar we zien het aantal mensen dat met een Ranov-vergunning naturalisatie aanvraagt bij de IND wel toenemen. We denken niet dat iedereen die het nog niet heeft aangevraagd, er echt een groot probleem mee heeft. Het is een recht om het verzoek te doen. Het is een keuze. De heer Voordewind gaf één reden die ertoe kan leiden dat mensen een bepaalde keuze maken. Er kunnen ook andere redenen zijn. Ik wil daarover niet speculeren. Daar hebben we het onderzoek voor. Het is een recht en een mogelijkheid en geen wet van Meden en Perzen.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Daarom doen we het onderzoek. We spreken hierover ook al weer jaren, want het generaal pardon is in 2007 toegewezen. De geluiden van de Ranov-mensen die graag willen naturaliseren maar dat niet doen, zijn helder. Ze hebben verschillende keren aangegeven waarom ze die stap nog niet maken, juist omdat de drempel voor de bewijsnood zo hoog is. Het is een cirkelredenering. Omdat de bewijsnoodcriteria zo streng zijn, gaan mensen niet aanvragen. Ze willen geen € 3.000 of € 4.000 kwijt zijn voor niets. Als het wordt afgewezen, ben je het geld immers kwijt. We blijven naar elkaar kijken en die mensen zijn nog steeds tweederangsburger. Het gaat niet over een kleine groep. We hebben het over bijna twee derde van het totale aantal mensen dat een generaal pardon heeft gekregen. Mijn pleidooi blijft om naar de bewijsnood en criteria te kijken. Als het hier niet lukt, moeten we het maar eens via een motie proberen.

Staatssecretaris Dijkhoff: Ik ben ook niet van plan om tot in het oneindige te blijven redeneren. Daarom hebben we het onderzoek ingesteld. Dat is de manier om het cirkeltje te doorbreken. Daarnaast zijn er sinds 2007 vergunningen. Dat betekent dat er sinds 2012 de mogelijkheid tot naturalisatieverzoek is. Je kunt immers niet meteen na de vergunning een naturalisatieverzoek indienen. Als in de periode van 2012 tot mei 2015 al een groot deel van de naturalisatieverzoeken is ingewilligd en nog steeds aan de gang is, kun je niet concluderen dat het onmogelijk is om te naturaliseren en dat het niet loopt. Uit het onderzoek zal blijken om welke redenen mensen geen verzoek indienen. Dan praten we hier ongetwijfeld over door.

Mevrouw Kuiken (PvdA): Laat ik het van de andere kant benaderen. Een onderwerp waar de Staatssecretaris misschien wat enthousiaster over is, is het verhogen van de terugkeermogelijkheden. Mensen kunnen niet gedwongen worden uitgezet. Dat kan alleen op basis van vrijwilligheid dan wel als men documenten heeft en men terug wil. Uitgaande van de laatste situatie, dat men terug wil maar zegt dat dit niet kan omdat er geen documenten zijn, is men in grote mate verplicht om het zelf te regelen, in plaats van dat deze mensen en DT&V een gezamenlijke verantwoordelijkheid nemen. Niet voor niets is er in de bad-bad-brooddiscussie gesproken over afspraken met ambassades om dit te versoepelen. Is de Staatssecretaris het, gelet op dit alles, met mij eens dat het de moeite waard is om te bekijken hoe je de inspanningskant van de DT&V kunt verstevigen, zodat je in samenwerking met de vreemdeling kunt bekijken hoe je voorbij dat welles-nietespunt komt van wel of niet documenten kunnen verkrijgen?

Staatssecretaris Dijkhoff: Zeker. Ik neem dit ter harte, niet alleen voor de DT&V. De enige reden waarom ik het niet geheel omarm, is dat ik dan de indruk wek dat er niet al ontzettend hard aan wordt gewerkt. Niet alleen de DT&V, maar ook ikzelf heb daarin een rol als ik spreek met de ambassadeurs en andere landen. Toevallig is vanmiddag de ambassadeursconferentie waar ik dit onderwerp onder de aandacht zal brengen. Het belang is er. Het is een gezamenlijke inspanning die tot aan de deur van de ambassade en soms nog verder wordt geleverd om de documenten te verkrijgen en terugkeer mogelijk te maken.

Mevrouw Kuiken (PvdA): Dit concluderende is het de moeite om die verantwoordelijkheid meer bij DT&V te leggen en dieper te onderzoeken waar de belemmeringen zitten. De lessen die je leert rond terugkeer kun je ook gebruiken bij belemmeringen die mensen zeggen te ervaren bij naturalisatie. Wat kunnen we, lopende de onderzoeken, concreet verwachten van de Staatssecretaris qua inspanningen, om ervoor te zorgen dat we de terugkeerkant kunnen versoepelen, met als bonus dat we de naturalisatiekant ook kunnen verbeteren?

Staatssecretaris Dijkhoff: Het kan te maken hebben met mijn verkoudheid, dat mijn brein vandaag minder snel werkt dan ik gewend ben, maar ik zie niet meteen dat het één inspanning is waarvan je twee vruchten plukt. De gesprekken, ook met ambassades, over het verkrijgen van informatie en documenten voor terugkeer zijn andere dan die om informatie te verkrijgen voor naturalisatie. Die kruisbestuiving zie ik niet. Ik vind het moeilijk om daar iets op toe te zeggen. Misschien kan mevrouw Kuiken mij hier in tweede termijn mee helpen.

Ik kom bij de vragen over nareis. Het was even onduidelijk of het beleid versoepeld of verzwaard is. We willen voorkomen dat jongvolwassenen, in de praktijk met name vrouwen van 18, 19 jaar, die eigenlijk nog onderdeel uitmaakten van een gezin, puur vanwege de leeftijdsgrens moeten achterblijven in landen als Syrië en Irak, met alle risico's van dien. Het is niet automatisch zo dat iemand in een vluchtelingenkamp een zelfstandig verblijf heeft als ze eerst onderdeel was van het gezin. Zo simpel is de redenering niet. Het is een individuele toets. Het kan wel zijn dat de situatie wat meer ambigu was. De praktijk is helaas nooit zo zwart-wit als onze beleidsregels. Dat zou het gemakkelijk maken. Het kan zijn dat er een ontwikkeling heeft plaatsgevonden waarbij je kunt constateren dat iemand zelfstandig is of zich in een ander verband staande houdt. Dan is er geen reden de mogelijkheid van de verlengde gezinshereniging in te roepen en te honoreren.

De heer Fritsma (PVV): Meerderjarige kinderen worden gelijkgesteld met minderjarige kinderen. De PvdA dankte de Staatssecretaris in eerste termijn voor deze versoepeling. Dat is het ook. De PVV is hier minder blij mee. Kan de Staatssecretaris nog eens goed uitleggen waarom hij het logisch vindt om volwassen mensen die zelf geen vluchteling zijn, want dat is geen criterium, die in hun eigen land prima op eigen benen kunnen staan en geen bijzondere afhankelijkheidsrelatie hebben met hun ouders, te trakteren op een verblijfsvergunning?

Staatssecretaris Dijkhoff: We hadden het over mensen in een vluchtelingenkamp. Dan zijn het vluchtelingen. De heer Fritsma geeft een opsomming van vereisten, die niet samengaan met dit beleid. Ik kan zijn opsomming van vereisten niet uitleggen, omdat die opsomming niet klopt.

De heer Fritsma (PVV): Ik kan dat wel. Ik heb hier de betreffende passage uit de Vreemdelingenwet en de Vreemdelingencirculaire. De Staatssecretaris snapt, met alle respect, kennelijk zelf niet waar het om gaat. Deze nareizigers hoeven zelf helemaal geen vluchteling te zijn. Dat is geen criterium. Daar begon ik mijn interruptie mee. Het gaat om volwassen mensen, die zelf geen vluchteling hoeven te zijn, die prima op eigen benen kunnen staan in het land van herkomst en die geen bijzondere afhankelijkheidsrelatie hebben met hun ouders. Dat is juist de wijziging die de Staatssecretaris aanbrengt. Deze mensen krijgen een verblijfsvergunning. Dit is een vergaande versoepeling van het asielbeleid en een duidelijke trendbreuk met de afgelopen jaren. Waarom kiest de Staatssecretaris hiervoor? Het is niet niks.

Staatssecretaris Dijkhoff: De crux zit hem erin dat je de situatie erna meeweegt, het op eigen benen staan. Dit is al eerder door de Kamerleden onderling besproken. Daar sloeg ik op aan. Het is een grote oprekking en inkleuring, die niet klopt. Ik hoef dus ook niet uit te leggen dat het zo is. Het gaat wel om het aantonen van de feitelijke gezinsband. Contra-indicaties voor de afhankelijkheidsrelatie kunnen leiden tot een afwijzing van het verzoek tot nareis. We bekijken de situatie voor en na het vertrek van de hoofdpersoon. Volgens mij doet het recht aan de precaire situatie en biedt het een oplossing voor die gevallen van achterblijvende afhankelijke meerderjarige kinderen die in het land van herkomst in een benarde positie zitten. Daarom doen we het. De heer Fritsma had in eerste termijn ook nog allerlei argumenten die niet verder kwamen dan de Haagse vierkante kilometer. Het gaat hier om het probleem van nareis van mensen in een precaire situatie.

Ik kom bij de vragen over het COA. Het uitgangspunt is het draagvlak bij het lokaal bestuur. Dat hangt sterk samen met het draagvlak in de lokale gemeenschap. Er worden geen locaties geopend zonder instemming van het gemeentebestuur. Daarom zijn het trajecten waarin zorgvuldig wordt gewerkt. Primaire verantwoordelijkheid voor het informeren en betrekken van inwoners ligt bij het gemeentebestuur. Dat is niet om het weg te schuiven, maar om duidelijk te hebben wie er communiceert. De lokale politiek en het lokale bestuur moeten het voortouw nemen in het proces, zodat dit niet over of langs hen heen wordt afgedaan. Het COA bouwt aan draagvlak bij omwonenden door het informeren en betrekken van bewoners en duidelijk te zijn over wat er staat te gebeuren. Daar zijn communicatieplannen voor, met informatiemarkten en -bijeenkomsten en omwonendenoverleggen. Het COA faciliteert deze en werkt eraan mee.

De heer Oskam vroeg naar het jojo-effect. Er was een centrum dat een paar jaar geleden gesloten is, terwijl de discussie over heropening nu weer wordt gestart. Hij noemde specifiek Oirschot en een locatie niet ver van Oirschot aan de Oirschotsedijk in Eindhoven, Beatrixoord. Dat laatste centrum ken ik omdat ik in het AZC een project heb gedaan toen ik op de middelbare school zat. Zo lang zat het er al. Het is in 2011 gesloten. Dat had te maken met veranderde aanvliegroutes van het vliegveld, waardoor je op die plek geen AZC meer kon hebben. Dit was specifiek voor die locatie. In meer brede zin zie je terugloop van de instroom, waardoor je te maken krijgt met locaties die over zijn. Die worden afgestoten of gesloten. Nu is er een toename van de instroom. De fluctuatie heeft dit soort effecten. Je wilt geen zaken open houden en betalen als je ze niet nodig hebt. De combinatie van de specifieke lokale situatie met de algemene fluctuatie leidt tot de beeldvorming dat er een paar jaar geleden in de buurt iets dicht ging, terwijl er nu weer iets open moet. Het COA is in gesprek met het bestuur van Oirschot. Het genoemde klooster is een van de mogelijkheden die het bestuur overweegt in gesprekken met de burgers. Men heeft ook andere initiatiefnemers gevraagd plannen in te dienen voor deze locatie. Het COA is dus een van de spelers, een van de gesprekspartners voor een nieuwe invulling van die locatie. De gemeente Oirschot moet nog beslissen over het verkooptraject, of over wat ze er dan ook mee willen doen.

De heer Oskam (CDA): Ik snap dat die partijen samen aan de slag gaan en dat het COA daarin een belangrijke speler is. De Staatssecretaris spreekt over het voorbeeld Oirschot. Ik wil het liever hebben over Venlo. In Venlo wordt nu iets gesloten, terwijl er nieuw gebouwd wordt. Ik kan me de ergernis bij de burgers wel voorstellen. Het kost klauwen met geld, terwijl je er op basis van een duidelijke visie op asielbeleid, die laat zien dat de instroom weer aantrekt, misschien anders mee zou omgaan.

Staatssecretaris Dijkhoff: Het is niet toevallig dat ik het over die andere casus had, want daar weet ik meer van. Het is niet raar dat de heer Oskam dan vraagt naar die ene waar ik niet over begon. Je kunt dit per casus bekijken, maar voor het COA zijn er tal van redenen om een pand af te stoten. Het kan een incourant pand zijn of er kan een afspraak met de eigenaar zijn. Vaak is een private partner betrokken. Ik kan kijken of we de casus Venlo voor de tweede termijn kunnen uitpluizen, maar er zijn duizend-en-een redenen waarom deze fluctuaties er zijn zoals panden die niet meer geschikt zijn of de kans een pand te verwerven waar je op langere termijn financieel voordeliger uit bent. De mensen van het COA kennende is verspilling nooit een argument. De zoektocht naar buffercapaciteit, om hier in de toekomst structureel beter mee om te gaan, is een van de grote taken waarin het COA zich heeft vastgebeten.

De voorzitter: Ik stel voor dat de adviseurs van de Staatssecretaris bekijken of ze iets over Venlo kunnen opdiepen voor de tweede termijn. Anders vertrekt de heer Oskam met een onbevredigd gevoel.

Staatssecretaris Dijkhoff: Ik kom bij het mapje Varia. Het is een dun, overzichtelijk mapje.

De heer Schouw vroeg waarom kinderen zo lang in de opvang blijven dat er een stijging is van 22%. Een deel van de kinderen blijft langer in de opvang. Dit heeft meestal te maken met de procedures die worden gevoerd door de ouders. Het gaat vaak om ouders en kinderen in een gezinslocatie. Het verblijf kan langer duren als een poging wordt gewaagd in een andere procedure of als men medewerking aan terugkeer weigert. We hebben de laatste jaren regelingen voor minderjarigen die tot een langer verblijf hebben geleid, omdat mensen daarvoor in aanmerking kwamen of dachten te komen.

De heer Fritsma vroeg een update over de daders van geweldsdelicten in AZC's en de consequenties voor hun verblijfsvergunning. Het COA hanteert huisregels en kan bij overtredingen maatregelen treffen. Dat gebeurt ook. Als het een wettelijke overtreding is, wordt de politie ingeschakeld en aangifte gedaan. Dit is in de casus Budel ook gedaan. Het OM beslist over vervolging en de rechtbank velt een vonnis. Dat kan gevolgen hebben voor de verblijfsvergunning. De IND moet dit meewegen bij de vergunningsaanvraag.

De heer Fritsma vroeg naar 30 terugkeerders van afvallers van de Regeling langdurig verblijvende kinderen. Hij vroeg of dit een typefout was. Het is geen typefout. Het cijfer klopt. De gezinnen die geen vergunning hebben gekregen op grond van de tijdelijke regeling vormen een moeilijke groep, die zich voor sommige elementen in de afronding bevindt. Ze hadden hun hoop gevestigd op verblijf. Soms duurt die hoop voort. Dan worden nieuwe procedures gestart, ook voor het aanvragen van een definitieve regeling. We bieden maatwerk en proberen met gesprekken de focus op zelfstandige terugkeer te krijgen, met alle ondersteuningsmogelijkheden die we daarbij hebben. Er kan ook worden ingezet op gedwongen vertrek als hiervan geen gebruik wordt gemaakt. We weten allemaal dat dit een complexe situatie is.

De heer Fritsma (PVV): Er is een groot probleem als van duizenden afgewezen mensen die een beroep deden op de pardonregeling er slechts 30 zijn vertrokken. Daar kan de Staatssecretaris niet omheen. Dit is een heel groot probleem. Er zijn maar een paar gezinnen vertrokken. Erkent de Staatssecretaris dat dit bewijst hoe ongelooflijk verkeerd de pardonregeling uitpakt, omdat bewezen is dat bijna geen enkel asielzoekersgezin Nederland verlaat? Ziet de Staatssecretaris hierin geen reden om de structurele variant van het kinderpardon van tafel te halen? Hij zegt zelf dat deze asielzoekersgezinnen hun hoop vestigen op de structurele variant van het kinderpardon. Is het niet onverantwoord, gelet op de dramatisch lage vertrekcijfers, om de structurele variant van het kinderpardon intact te laten?

Staatssecretaris Dijkhoff: In dit geval is er deels dit effect. Mensen denken dat er nog een kans is, proberen het nog een keer en gaan niet weg. Het is wel een oploop. Er zijn er op dit moment 30 vertrokken. Dat betekent niet dat het daarbij blijft. De populatie voor deze regeling bestaat uit groepen die daarvoor ook al hadden besloten niet terug te keren. Het is geen willekeurige selectie uit de mensen die een aanvraag hebben gedaan. De regeling bestond juist voor dit probleem. Bovendien is terugkeer niet het meest gemakkelijke onderdeel van de keten. Dit alles moet dus niet de reden zijn om de regeling van tafel te halen. Het is een effect van een nieuwe regeling of een aanpassing van beleid. Dat zie je in beginsel altijd. Op een gegeven moment is duidelijk dat het geen soelaas biedt en zal het aantal uitzettingen en terugkeer weer moeten oplopen. Het is geen gemakkelijk onderwerp, maar het zal wel moeten.

De heer Fritsma (PVV): Het is duidelijk dat deze gezinnen hebben besloten om niet terug te keren. Wanneer besluit de Staatssecretaris om werk te maken van het laten vertrekken van uitgeprocedeerde asielzoekers? Ik verwacht echt iets meer ambitie van een Staatssecretaris. Als je in het kader van een pardonregeling duizenden mensen hebt afgewezen en er vetrekken er enkele tientallen, dan is er een groot probleem. Dat moet de Staatssecretaris herkennen en hij moet meer ambitie tonen om dit grote probleem op te lossen. Nogmaals, er gaat gewoon niemand weg. Het pardon heeft verschrikkelijke gevolgen gehad.

Staatssecretaris Dijkhoff: Bij een aantal van 30 hang ook ik de slingers niet op. Het zijn er echter wel 30 en niet 0. Het is werk in uitvoering. De ambitie is onverminderd groot. Er wordt iedere dag hard gewerkt aan het vormgeven van terugkeer, het liefste door mensen ervan te overtuigen dat vrijwillige terugkeer de beste weg is. Anders gaan we over tot gedwongen terugkeer. Het is helaas niet zo dat er morgen mensen teruggekeerd zijn als wij bij de DT&V vandaag besluiten dat dit moet. Het is een gecompliceerd proces. Daar loop ik niet voor weg. De ambitie is groot. Ik hoorde al iets over mijn enthousiasme. Zowel het enthousiasme als de ambitie zullen er door mijn verkoudheid minder vanaf stralen dan normaal. Ik word er ook niet blij van als mensen een vertrekplicht hebben en het voor iedereen, ook henzelf, beter is als ze hun toekomst vormgeven in het land van herkomst, maar zij er toch voor blijven kiezen om hun vertrek te frustreren. Wij, ook de DT&V, doen er daarom alles aan om vertrek te bewerkstelligen, desnoods gedwongen. «Desnoods» vat ik niet op als «niet zo'n nette manier». Er is niets mis met die manier. Het is alleen een lastig proces met veel complicaties en hobbels voor dat het alsnog lukt. Daarom is de ambitie onverminderd groot om de terugkeer te effectueren.

Ik ga verder met het mapje Varia. Mevrouw Kuiken vroeg hoe de DT&V kan concluderen dat er concrete aanwijzingen zijn dat de vreemdeling uitzetting mogelijk zal frustreren bij het niet afwachten van een verzoek om voorlopige voorziening. Bij de beoordeling hiervan worden alle individuele relevante omstandigheden van de vreemdeling betrokken. Het kan zijn dat echt tot het allerlaatste moment is gewacht met het indienen van de aanvraag om uitstel van vertrek. Dat is geen bemoedigend signaal, als betrokkene of gemachtigde al eerder meermalen is gewezen op de eigen verantwoordelijkheid tijdig eventuele belemmeringen voor het vertrek weg te nemen of naar voren te brengen. Ook is het een indicatie als iemand al meermalen artikel 64-procedures heeft doorlopen, die steeds zijn afgewezen. Ook een indicatie is dat de vreemdeling tijdens de vertrekgesprekken met de DT&V steeds aangeeft niet actief mee te werken aan vertrek. Als er dan nog zo'n verzoek komt, is dat ook een signaal waardoor wij graag snel bij dat beroep de beslissing uitreiken en snel tot uitzetting overgaan.

Mevrouw Kuiken (PvdA): Ik dank de Staatssecretaris voor zijn antwoord. Dat staat echter nog niet in verhouding tot het feit dat de rechter met name in de zaken van kinderen een aantal keer tot het oordeel is gekomen dat de belangenafweging onvoldoende zorgvuldig was en dat de criteria onvoldoende zorgvuldig in acht zijn genomen. Wat leren we hieruit?

Staatssecretaris Dijkhoff: Elke rechterlijke uitspraak wordt uiteraard meegenomen in het vervolgbeleid. We leren op allerlei fronten. Ik wil die twee niet tegenstrijdig verklaren. We leren voor het beleid op basis van de uitspraken zowel dat de belangenafweging steviger moet, als dat een patroon van verzoeken en herhaalde verzoeken soms geen enkel ander doel dient en geen enkel ander effect heeft, dan het uitzetten en vertrek te frustreren. De rechter constateerde uiteindelijk dat als wij de uitzetting zo vaak schorsten, er geen grond was voor het beroep. Toen zijn wij overgegaan tot versnelling. Het zijn geen zaken die elkaar bijten. Het zijn twee effecten van de rechtspraak die wij omzetten in beleid. We willen zowel de zorgvuldigheid verstevigen bij de mensen bij wie dat van belang is, als de effectiviteit van het uitzet- en terugkeerbeleid versterken bij mensen bij wie geen sprake meer is van perspectief op verblijfsrecht.

De heer Schouw vroeg naar de stand van zaken van de toezegging om in gesprek te gaan met de expatcentra vanwege de inkomenseis. Over het verloop van deze toezegging en de ontwikkelingen op dit terrein zal ik de Kamer kort na de zomer informeren.

De voorzitter: Ik dank de Staatssecretaris voor zijn antwoorden. Daarmee zijn we aan het einde van de eerste termijn. Voor de tweede termijn hanteer ik een spreektijd van maximaal twee minuten. Zelfs mevrouw Gesthuizen is tevreden. Dan gaan we snel van start.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Voorzitter. Dat heb ik niet gezegd. Ik wil nog drie punten aan de orde te stellen. Ik dank de Staatssecretaris hartelijk voor zijn beantwoording, ondanks zijn verkoudheid.

Ik begin met de homoseksuelen uit Rusland. De Staatssecretaris geeft aan dat het inderdaad voorkomt dat aan mensen wordt gevraagd ergens anders hun verblijf in het land van herkomst voort te zetten, bijvoorbeeld in Moskou. Ook Moskou verbood echter de Gay Pride een aantal jaren op rij en arresteerde betogers die voor homorechten demonstreerden. Er wordt erkend dat burgers zeker niet altijd kunnen aankloppen bij instanties die hen eigenlijk zouden moeten beschermen. Sterker nog, er zijn signalen dat de politie zeer actief meedoet aan discriminatie en geweldpleging tegen homo's of diegenen die zich uitspreken voor de rechten van homo's. Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat het kabinet naar buiten toe en ook wel op internationaal vlak graag mooie sier maakt met een progressief pro-homoverhaal. Wij spreken andere landen aan op hun verantwoordelijkheid, maar op het moment dat mensen hier komen houden we de deur dicht. Ik meende dat de heer Voordewind al zinspeelde op een eventueel VAO. Mocht hij dit aanvragen, dan zal ik me daar zeker bij voegen om op dit vlak een motie in te dienen.

Mijn vragen over de overdracht van medische dossiers hadden meer betrekking op de reactie van de Staatssecretaris dan op het bericht van de inspectie. De inspectie schrijft namelijk: «In een aantal gevallen is de onderlinge informatie-uitwisseling suboptimaal verlopen.» Informatie-uitwisseling is dus mogelijk en is geoorloofd, maar is gewoon niet goed verlopen. Die voorbeelden hebben we eerder voorbij zien komen. In een aantal andere gevallen was de betreffende informatie niet bekend bij ketenpartners. En dan: «Dergelijke gevallen kunnen ontstaan door uitwisseling van medische gerelateerde informatie. Het uitblijven van deze informatie-uitwisseling kan plaatsvinden door de bescherming van en zelfbeschikkingsrecht met betrekking tot het medisch beroepsgeheim.» Er kunnen dus ook andere oorzaken zijn. Het is zo jammer dat de Staatssecretaris in zijn brief erg inzoomt op het feit dat het aan de vreemdeling ligt die geen toestemming geeft. Ik ben met hem eens dat dit een groot probleem is en dat dit misschien de grootste bottleneck is. Tegelijkertijd moet er natuurlijk ook sprake zijn van het aangrijpen van de verbeterpunten die de inspectie aangeeft, om ervoor te zorgen dat het handelingsperspectief er wel is bij het personeel dat verantwoordelijk is voor een goed verloop van de uitzetting.

De heer Fritsma (PVV): Voorzitter. Voor de PVV-fractie zijn er twee grote pijnpunten te destilleren uit dit overleg. Het eerste is het versoepelde nareisbeleid. Feit blijft dat meerderjarige kinderen gelijk worden gesteld aan minderjarige kinderen. In tegenstelling tot voorheen hoeft er geen bijzondere afhankelijkheidsrelatie tussen deze volwassenen en hun ouders te zijn. Ik snap dat echt niet. De IND heeft afgelopen week een persbericht uitgebracht met de boodschap dat er 100 extra medewerkers worden aangenomen om alle nareisaanvragen te behandelen. De directeur van de IND had het over honderden nareisaanvragen per week. Er liggen 12.000 van deze zaken op de plank. De Staatssecretaris gaat dit beleid versoepelen. Dat is een onvoorstelbaar slecht signaal, gegeven de huidige problemen met de asielinstroom. Laat dit alsjeblieft achterwege.

Het tweede pijnpunt betreft het kinderpardon. Van alle aanvragers zijn er slechts 30 vertrokken. Ik zei in eerste termijn al dat ik hoopte dat het een typefout was. Helaas is het dat niet, het is echt een heel beroerd vertrekresultaat. De Staatssecretaris moet daaruit conclusies trekken en bijvoorbeeld de structurele variant van het kinderpardon van tafel halen. De Staatssecretaris geeft zelf toe dat veel asielzoekerskinderen hierop hun hoop vestigen. Op dit punt is echt actie vereist. Ook ik sluit me aan bij degenen die behoefte hebben aan een VAO, want deze twee pijnpunten zijn voor de PVV groot genoeg om in moties om te zetten.

De heer Oskam (CDA): Voorzitter. Ik dank de staatsecretaris voor de beantwoording in eerste termijn. De antwoorden op mijn vragen over het inspectierapport vind ik nog steeds wat vaag. Ik hoop dat de Staatssecretaris goed kijkt naar de aandachtspunten en dat deze worden meegenomen in het systeem. Ik hoop dat de keten perfect loopt als het centrale systeem in 2016 gaat draaien.

Ik dank de voorzitter dat hij de kwestie Venlo nog even onder de aandacht bracht. Ik kijk uit naar de duiding van de wijze waarop het in Venlo is gelopen.

In maart hebben wij gesproken over de toetsing van geloofszaken. Er zijn twee deskundigengroepen die de bekeringszaken bekijken. Die voelen zich niet altijd even serieus genomen door de IND. De Staatssecretaris heeft de toezegging gedaan dit punt met de IND te bespreken. Is dat gebeurd en wat was het resultaat?

De heer Azmani (VVD): Voorzitter. Ik heb in mijn eerste termijn twee informatieve vragen gesteld en twee verzoeken gedaan. Op mijn vragen heb ik naar tevredenheid antwoord gekregen, op de verzoeken ook. Ik ben blij met de toezegging van de Staatssecretaris dat hij in de loop van dit jaar de thermometer steekt in de economisch kansrijke regelingen en de obstakels daarvoor, en beziet welke obstakels we eruit kunnen halen om de koek voor iedereen in Nederland te vergroten. Zijn ambitie is dit sneller te doen dan voor het einde van het jaar. Ik ben ook blij met de toezegging naar aanleiding van de onderzoeken naar schijnhuwelijken. De Staatssecretaris bekijkt in het najaar een eventuele aanscherping van de voorwaarden voor de duurzame exclusieve relatie. Wellicht kijkt hij naar de suggestie die ik deed voor een minimale termijn van de relatie. Ik ben blij dat hij ook de meer thematische frauderisicoprofielen en steekproefsgewijze controle daarop beziet.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Ik dank de Staatssecretaris voor de beantwoording van mijn vragen. Ik heb een aantal aanvullende vragen. Ik begin met de alleenstaande minderjarige kinderen. Het klopt dat we het beleid hebben gewijzigd. Vanaf 15 jaar bieden we kleinschalige opvang. We mogen niet berusten in het getal van 110 verdwenen minderjarige kinderen. We mogen niet zeggen dat sommigen nu eenmaal verdwijnen en dat we het ook niet precies weten. Misschien kan Nidos iets met de suggestie om kinderen tot 18 jaar in pleeggezinnen te houden, zodat het toezicht wel degelijk versterkt wordt en we voorkomen dat deze kinderen geronseld worden door loverboys. Dit is gebeurd met tien kinderen die in beschermde opvang zaten. Daarin moeten we extra onze verantwoordelijkheid nemen. Wat gaat de Staatssecretaris doen om deze kinderen op te sporen?

Volgens de Staatssecretaris is de situatie in Irak fluïde. Ik weet niet of hij wel eens in Bagdad is geweest. Die situatie is niet zo fluïde, die is al jaren echt onveilig. Sterker nog, wij mogen er als Kamerleden al tien jaar niet naartoe reizen omdat het te gevaarlijk is. Dat geldt trouwens ook voor de Nineve-vlakte. Daar ben ik eerder geweest. Levensgevaarlijk, kidnappingsgevaar et cetera. Sommige gebieden in die zeven provincies zijn al jaren niet meer fluïde maar echt onveilig. Ik pleit ervoor om de beslissing daarover niet uit te stellen en tot een moratorium te komen, maar om deze mensen duidelijkheid te geven.

Ik heb een vraag gesteld over Libië. Daar heeft de Staatssecretaris nog niets over gezegd. Moet voor dit land geen moratorium gelden?

Ik kom bij de bewijsnood. Ik sluit aan bij collega Kuiken. Zij zegt dat we hier nog eens specifieker naar moeten kijken. Het gaat ook om uitzetting en of de IND en de DT&V bereid zijn geweest om een extra stap te zetten. Ik overweeg op dit punt een motie. Hierbij kondig ik ook een VAO aan.

Met betrekking tot het nareisbeleid moeten we afwachten hoeveel zaken er uiteindelijk worden toegewezen. De heer Fritsma kan wel zeggen dat er veel op de plank liggen, maar de vraag is of het een versoepeling of een aanscherping is als ook de positie na het vertrek van het gezin in ogenschouw wordt genomen. Ik houd de monitor goed in de gaten en kom hierop mogelijk terug als er meerderjarige kinderen in het land van herkomst moeten blijven.

Mevrouw Kuiken (PvdA): Voorzitter. Ik dank de Staatssecretaris ondanks zijn verkoudheid en enigszins bleke uiterlijk voor zijn antwoorden. Ik wil hem nogmaals mijn complimenten geven voor de versoepeling van het nareisbeleid. Die heeft hij niet echt in ontvangst genomen.

Ik focus op het buitenschuldcriterium. Ik laat de naturalisatie los. We hebben een gezamenlijk belang. De Staatssecretaris wil graag dat de terugkeer effectiever wordt. Ik sta daar op zich voor open, maar ik wil ook dat mensen een goede behandeling krijgen als ze wel willen terugkeren maar het niet lukt. Welke inspanningen kunnen wij, de Staatssecretaris en de DT&V doen, concreet en meer dan nu doen om ervoor te zorgen dat het verkrijgen van documenten soepeler gaat lopen? Ik kan me voorstellen dat de Staatssecretaris dit niet nu uit de doeken kan doen, maar hij kan aangeven dat hij het belang ziet en de Kamer daarover nader gaat informeren. Ik zoek een manier om uit de impasse te komen waarin de vreemdeling zegt dat het niet kan en de DT&V zegt dat het zijn eigen verantwoordelijkheid is en dat het echt wel lukt. Volgens mij kan er meer dan er nu wordt gedaan.

Voorzitter: Gesthuizen

De heer Schouw (D66): Voorzitter. Ik sluit me aan bij de complimenten van mevrouw Kuiken over de verbetering van het nareisbeleid. Ik probeer er een beetje tussenin te zitten qua formulering. Het is goed dat de Staatssecretaris heeft toegezegd om nog eens te kijken naar de tekst om daarin het belang van het kind op te nemen. Dank daarvoor. Ik hoop dat hij voor het zomerreces kan laten weten wat de vrucht is van zijn denkwijze.

Ik dank hem ook voor de toezegging om heel overzichtelijk met het stoplichtmodel te kijken naar de wijze waarop het gaat met alle aspecten in de vreemdelingenketen.

Ik sluit me aan bij de opmerkingen en het pleidooi van mevrouw Gesthuizen over homo's in Rusland.

De Staatssecretaris heeft de 22% toename genoemd van kinderen die langer dan vijf jaar in de opvang zitten. Dit moeten we niet accepteren als een soort gegeven. Die 22% is een alarmbel. Gaat de Staatssecretaris zich inspannen om dit percentage te verlagen?

De Staatssecretaris komt met een nieuw ambtsbericht over het asielbeleid voor Somalië. Wanneer komt dit? Wordt dit ook een ambtsbericht dat afgestemd wordt met een aantal andere Europese landen? Het is een punt waarover we hier vaker hebben gesproken.

Tot slot heb ik in eerste termijn iets gevraagd over de last-minuteaanvragen en het fit to fly-punt. Ik ben benieuwd welke effecten het nieuwe beleid heeft opgeleverd en of daarover al iets te zeggen is.

Voorzitter: Schouw

Staatssecretaris Dijkhoff: Voorzitter. Mevrouw Gesthuizen had een vraag over het beleid ten aanzien van homoseksuelen in Rusland. Precies om de reden die zij aangaf, hebben we de eis laten vallen dat mensen bescherming moeten hebben gezocht bij de politie. Dit is een concreet voorbeeld waarbij we kijken hoe we het beleid op zo'n land moeten aanpassen. Het moet nog wel een maatstaf overschrijden. Het feit dat Nederland in diplomatiek verkeer op mensenrechten wijst en dat daarin verbetering mogelijk is in een land, moeten we niet koppelen aan de toezegging dat als de situatie niet optimaal is dit tot verblijfsrecht leidt. Andersom is ook niet het geval. Als we vinden dat iets niet tot verblijfsrecht leidt, moeten we niet stoppen met het wijzen op het feit dat mensenrechten echt beter moeten. De beste situatie is uiteindelijk dat de acceptatie verbetert en dat de onveiligheid weg is.

Mevrouw Gesthuizen heeft gelijk dat er in het medische dossier ook andere punten zijn waarbij de informatie-uitwisseling beter kan dan bij het niet geven van toestemming. Ik had deze vraag in eerste termijn niet goed begrepen. Het geldt voor medische informatie, maar ook voor niet-medische informatie die wel nodig is voor gedragshandelingen. Ook die verbeterpunten grijpen wij aan en nemen we op. Zo werken we op allerlei manieren aan een zo goed en zo veilig mogelijke situatie en wederzijds begrip tussen vreemdeling en de medewerkers, zodat het contact goed loopt en de medewerker weet waarmee hij in de omgang rekening moet houden.

De heer Fritsma sprak over het persbericht van deze week waarin de IND aankondigde nog eens 100 extra personeelsleden in te zetten. Om misverstanden te voorkomen: dat zijn dezelfde 100 als die bij de presentatie van het jaarverslag twee maanden geleden al zijn aangekondigd. Het is een interne verschuiving van personeel, omdat we zien dat er nu meer werk op nareis zit. De aantallen van nareis zijn inderdaad hoog. Voor de duidelijkheid zeg ik dat dit in zeer beperkte mate te maken heeft met de beleidswijziging uit de brief en alles met het feit dat als er in een jaar een hogere instroom is, er vanzelf het jaar daarna nareisverzoeken komen.

Ik loop niet weg voor het feit dat het getal van 30 uitzettingen bij die specifieke groep niet indrukwekkend is. Ik heb eerder aangegeven dat de ambitie is dit te laten stijgen. We willen de vertrekplicht van mensen echt effectueren. Het totaal aantal vertrekken ligt wel hoger. In het afgelopen jaar zijn ongeveer 8.500 mensen vertrokken omdat ze geen verblijfsrecht hadden. Het aantal van 30 moet geen eigen leven gaan leiden, alsof dat het totaal is.

De heer Oskam vroeg naar de sluiting in Venlo. Die heeft een heel praktische reden. In 2000 is het AZC opengegaan. De gemeente heeft met de omwonenden afgesproken dat het niet langer zou blijven dan vijftien jaar. Toen de instroom steeg, is verkend of er draagvlak was voor een ander besluit. Dat was er bij de omwonenden niet. Het gemeentebestuur van Venlo heeft herbevestigd dat die specifieke locatie echt in 2015 dichtging en een andere invulling kreeg. Ik geloof dat het een natuurinbedding wordt. Het COA heeft dit te respecteren en accepteren en doet met het gemeentebestuur de eerdere afspraak gestand als bij omwonenden geen draagvlak is voor een herziening daarvan. De consequentie is wel dat je in gesprek gaat over andere mogelijkheden. Juist vanwege het draagvlak bij de omwonenden heb je dit soort effecten. Als je vanaf grotere afstand vanuit je bestuursproces of praktische proces kijkt, vraag je je af waarom het centrum niet wat langer open blijft.

De heer Oskam vroeg naar bekeerlingen. Tijdens het vorige algemeen overleg hebben we hierover uitgebreid van gedachten gewisseld. Het signaal is neergelegd bij de IND. Er is extra aandacht voor gevraagd. De IND betrekt bij de beoordeling van een bekering alles wat de vreemdeling zelf aandraagt ter onderbouwing van die bekering. In heel veel zaken worden verklaringen meegenomen en meegewogen van kerken, voorgangers of kerkelijke instanties en, vaak christelijke, belangenorganisaties. Die mondelinge of schriftelijke verklaringen worden betrokken bij de beoordeling. Dit geeft geen garantie op de uitkomst van de beoordeling, maar ze worden serieus meegewogen. De verklaring van een kerk of een andere instantie kan een ondersteunende rol spelen bij het betoog van de vreemdeling dat er sprake is van een oprechte en daadwerkelijke bekering. Als er twijfel is over de motivering en het oordeel van de IND, doet de rechter daarover na toetsing van het proces uitspraak. Hij toetst ook de mate waarin waarde is gehecht aan de verklaringen in combinatie met de verklaring van de betrokkene zelf.

Daarnaast is het signaal door de IND ook betrokken bij de masterclass over bekering als asielmotief, die op 21 mei heeft plaatsgevonden. Daarbij zijn conform de wens van de Kamer externe betrokkenen uit het veld aanwezig geweest, zoals professor Joke van Saane van de Vrije Universiteit. Op 11 mei is er een gesprek geweest tussen de IND en de heer Plaisier van de Protestantse Kerk Nederland, waarin dit signaal ook aan de orde is geweest. Dit zijn praktische uitwerkingen van de serieuze wijze waarop wij omgaan met het verzoek.

De heer Voordewind vroeg naar het asielbeleid voor Libië. Het staat niet op de agenda, omdat dit beleid eerder is besproken in een algemeen overleg en omdat er geen nieuw ambtsbericht of landenbrief is. We houden de ontwikkelingen goed in de gaten. We verwachten later in 2015 een actueel ambtsbericht. Ik heb het verzoek daartoe mede in dit kader gedaan aan mijn collega van Buitenlandse Zaken. Zo kunnen we zorgen dat ons beleid zo goed mogelijk aansluit bij de van dag tot dag wisselende situatie in Libië.

De heer Voordewind en ik blijven van mening verschillen of we standaard kinderen tot de leeftijd van 18 jaar in pleeggezinnen moeten plaatsen. Het nieuwe opvangmodel voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv's) is gepresenteerd en wordt nu geïmplementeerd. Ik zie geen aanleiding om hierin nu al aanpassingen te doen. Ik wil het COA en Nidos de ruimte geven het vastgestelde model te implementeren. We bekijken hoe de nieuwe praktijk werkt, voordat we een aanpassing doen. Het is wel mogelijk beschermde opvang tot 18 jaar te doen, als dat noodzakelijk is.

Mevrouw Kuiken vroeg wat de DT&V al doet en maakte een koppeling met naturalisatie. Ze maakte me ook complimenten. Dank daarvoor. Ik ben blij dat de Kamer waardering heeft voor het feit dat we het nareisbeleid zo hebben ingericht dat ook iemand die toevallig geen 18 meer is maar in een benarde positie zit, gebruik kan maken van de gezinshereniging en hier een veilig heenkomen kan vinden. Het leidt niet direct tot een opklaring van mijn gezondheidssituatie. Ik denk echter ook niet dat ik er nog bleker van ben geworden. Het is er zeker niet de oorzaak van.

Mevrouw Kuiken vroeg naar de DT&V. Ik zou bijna willen uitschreeuwen dat we nog meer gaan doen, maar als ik zie wat we al doen, is het moeilijk om praktisch nog iets te verzinnen behalve nog meer druk zetten en nog meer werken aan wat er al gebeurt. Ik kijk niet alleen naar de DT&V, maar ook naar de inspanningen die ik daartoe verricht. Er gaat geen week voorbij, er blijft geen gelegenheid onbenut, in bijvoorbeeld gesprekken met ambassadeurs of als we in een relevant land zijn, waarin of waarbij we dit niet onder de aandacht brengen. We hameren niet alleen in bilaterale samenwerking op wat we willen. We bekijken pragmatisch de stand van zaken van het land en bezien welke stap we als eerste kunnen zetten om het proces verder te helpen. We ondersteunen bij de invulling van een aanvraag voor vervangende reisdocumenten, we gaan mee naar een presentatie op een diplomatieke vertegenwoordiging, we rappelleren bij de vertegenwoordiging. Dit zijn geen zaken die alleen aan de verantwoordelijkheid van de betrokkene worden overgelaten. Daarbij is de DT&V ook zeer actief. Als er andere ondersteuningsmogelijkheden zijn, verwijzen we daarnaar. Als zich een nieuwe mogelijkheid aandient, hoor ik die graag. Dan nemen we die mee. Dit is echt iets waarbij we alle registers opentrekken.

Mevrouw Kuiken (PvdA): Excuus, ook aan de ambtenaren. Dit is een omissie in onze kennis over dit onderwerp. Misschien helpt het als we een overzicht krijgen van hetgeen de DT&V en anderen in relatie tot de vreemdeling doen bij het verkrijgen van de benodigde documenten. Dan hebben we beter zicht op de mogelijkheden. Ik geloof dat de heer Voordewind dit nader wil amenderen. Zo'n overzicht helpt ook in de discussie om uit het welles-nietespad te komen. Kan deze toezegging worden gedaan?

Staatssecretaris Dijkhoff: Ja, dat kan en ik doe hem ook.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik heb een aanvullende vraag. We kennen de stand van zaken en we weten hoeveel mensen niet in aanmerking komen voor het buitenschuldprincipe. Het gaat erom of we deze mensen een extra inzet en ondersteuning van de DT&V kunnen geven, om alsnog hun papieren te krijgen, of een laissez-passer als het met de papieren niet lukt. Een inventarisatie is prima, maar het gaat mij om een aanscherping. Is de Staatssecretaris bereid om op dit punt tot een aanscherping van de inzet van DT&V te komen?

Staatssecretaris Dijkhoff: Gevoelsmatig ben ik daar zeker toe bereid. Misschien levert de brief met de opsomming allerlei creativiteit op om nog meer te doen. Als ik echter zie wat we allemaal doen en hoe hard eraan wordt gewerkt, zie ik niet zo snel hoe ik die bereidheid moet omzetten in nieuw beleid. Het wordt een beetje gratuit als ik zeg dat ik het altijd bekijk, als er theoretisch nog iets is wat we kunnen doen. Dat doe ik wel, maar ik heb niet het gevoel dat er een waslijst van mogelijkheden onbenut wordt gelaten, of ook maar een klein lijstje. We sturen de brief en als de Kamer een idee heeft waarvan wij denken dat het nog beter zou helpen, dan bespreken we dat.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Om een motie te voorkomen vraag ik of de Staatssecretaris bij het schrijven van de brief bereid is met zijn ambtenaren te bekijken waar eventueel tot extra inspanningen gekomen kan worden. Ik kan me voorstellen dat hij dit nu meteen kan bedenken. Dan hoef ik mijn motie niet in te dienen.

Staatssecretaris Dijkhoff: We zullen hier nogmaals naar kijken, met name of zich op de werkvloer in de afgelopen tijd dingen hebben voorgedaan waarin misschien nog iets zit. Het is natuurlijk een continu proces. We zullen dit meenemen in de brief. We geven een opsomming van de maatregelen die er zijn en van mogelijkheden die zich hebben voorgedaan en effectief zullen kunnen zijn, die we nog niet doen. Als we van beide kanten actief nadenken over nog betere oplossingen, helpen we elkaar verder.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Op welke termijn kunnen we deze brief verwachten?

Staatssecretaris Dijkhoff: Omdat er iedere dag al zo hard aan gewerkt wordt, zeg ik na de zomer.

Mevrouw Kuiken (PvdA): Mijn interruptie was een beetje apart, omdat de heer Voordewind mij aanvulde. Het was wel wat ik impliciet bedoelde. De Staatssecretaris suggereerde ook dat er extra dingen worden verkend qua mogelijkheden voor versterking. Ik ben blij met deze toezegging. Uiteraard nemen we de handschoen op om te bekijken waar we het zelf kunnen versterken.

Staatssecretaris Dijkhoff: De heer Schouw vroeg of er een zichtbaar effect is in de annuleringen van vluchten als gevolg van de inzet van het last-minuteaanvragenteam en de fit to fly-keuring vlak voor vertrek. Het systeem bevat wel informatie over vertrekprocedures, maar niet over op het allerlaatste moment ingediende toelatingsprocedures of kenbaar gemaakte medische problematiek. In het algemeen worden de redenen voor het annuleren van een vlucht geregistreerd, zoals wettelijke procedures, toegewezen voorlopige voorzieningen of toelatingsprocedures medische redenen.

We kunnen dit echter niet een-op-een koppelen aan de inzet van het team. We zien wel een daling van het aantal annuleringen van vluchten als gevolg van wettelijke procedures. Ik heb geen bewijs van een causaal verband, maar er is op zijn minst een correlatie.

De voorzitter: Ik dank de Staatssecretaris voor zijn beantwoording in tweede termijn. Ik vraag de leden op te letten, want ik ga de toezeggingen formuleren. Daarna bekijken we hoe het zit met het VAO.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik heb een punt van orde. Ik heb geen vraag meer voor het VAO. Misschien hebben andere collega's daar nog wel behoefte aan. Ik ben tevreden met de brief. Ik heb nog een vraag liggen uit tweede termijn, die nog niet is beantwoord.

De voorzitter: Dat is buitengewoon uitzonderlijk. Als het een heel belangrijke vraag is, mag het. We letten dan wel op of het echt een heel belangrijke vraag is.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Dan moet ik hem even goed formuleren. De vraag betreft een heel belangrijke zaak, namelijk de kinderen die verdwijnen. In hoeverre heeft de IND daadwerkelijk opsporingsinspanningen verricht om te kijken waar deze kinderen zijn gebleven? Het gaat met name om kinderen die in beschermde opvang zaten, dus waar wij meer dan gewoonlijk een verantwoordelijkheid voor hebben.

Staatssecretaris Dijkhoff: Er is geen eigenstandige opsporingsbevoegdheid of -capaciteit bij de IND. Alle zaken worden gemeld bij de politie en de UMS. Die pakken de melding op. Het COA-personeel is getraind om signalen van mensensmokkel te herkennen. Loverboys werden genoemd, maar er zijn ook andere ronselmotieven. Daar is blijvende aandacht voor bij het COA-personeel. Die kennis blijven wij verversen als dat nodig is, om de signalen te herkennen en te ondervangen, om verdwijning te voorkomen. Als er daadwerkelijk iemand is vertrokken, wordt dit gemeld bij de politie en het team van experts bij de politie.

De voorzitter: Ik heb de volgende toezeggingen genoteerd:

  • De Staatssecretaris beraadt zich op het expliciet opnemen van het belang van het kind in de werkinstructie.

  • De Staatssecretaris neemt het stoplichtenmodel ten aanzien van de medische zorg op een overzichtelijke manier op in de volgende monitorrapportage.

  • De Staatssecretaris neemt de knelpunten in de start-upregelingen mee en beziet de Europese regelingen op dit punt. De Kamer wordt hierover nog dit jaar geïnformeerd.

De heer Azmani (VVD): Deze toezegging is iets breder. Het zit niet alleen op de start-upregeling, maar ook op de zelfstandigenregeling en de vermogensregeling.

De voorzitter: De Staatssecretaris knikt. We noteren dit. Dank voor de aanvulling.

De andere toezeggingen zijn:

  • De Staatssecretaris komt met een nadere uitwerking rondom de expats die hinder ondervinden bij de terugkeer met hun gezin. Deze uitwerking komt na de zomer.

  • De Staatssecretaris geeft een overzicht van hetgeen de DT&V doet tot het verkrijgen van de documenten in geval van terugkeer. Hij rapporteert hierover na de zomer aan de Kamer, waarna we erover kunnen discussiëren.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik heb een vraag naar aanleiding van het eerste punt dat de voorzitter heeft binnengesleept. Wanneer kan de Kamer de nadere gedachtegang van de Staatssecretaris over de zaak-Jeunesse ontvangen?

Staatssecretaris Dijkhoff: De heer Schouw heeft hoge verwachtingen om dit voor de zomer te ontvangen. Ervan uitgaand dat dit het zomerreces betekent en niet de meteorologische zomer, gaat dat lukken.

De voorzitter: Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit algemeen overleg. Er is een VAO aangevraagd. Wij hebben dit genoteerd met als eerste spreker mevrouw Gesthuizen.

Ik dank de leden, de Staatssecretaris en zijn medewerkers voor hun inbreng.

Sluiting 12.36 uur.